In dit nummer ook: ABDELKADER BENALI over Helmond, de SPANNENDSTE SCHOENEN TER WERELD komen uit Waalwijk, Jeroen de Leijer praat met Paul Bogaers over TILBURGSE VOODOO, de GEHOORNDE BABYVUISTJES van metaltrots TEXTURES en eindelijk antwoord op dé vraag: WAAROM KOMEN DE BESTE CABARETIERS UIT NOORD-BRABANT?
nr 12
december 2015 € 7,95 bijzondere cultuur in Noord-Brabant
INCLUSIEF INKLAPBARE HOOIWAGEN VAN BOSCH!
Ontwerp: Beelenkamp Ontwerpers, fotografie: Jostijn Ligtvoet
Samen werken aan kunstzinnige ontplooiing van alle Brabanders
INHOUD Nr 12
7
18 SCHRIJVER
ABDELKADER BENALI NA 1 JAAR HELMOND:
“Het woord is voor de Helmonder letterlijk een weerwoord. De taal is hier gecultiveerd als een middel om de eigen identiteit veilig te stellen.”
MEST nr 12
RUBRIEK ER LOOPT WEER EEN HOND OVER MIJN GRAF: MATTHIJS RÜMKE
28
ARNO FOOY: FOTOGRAAF, VOORMALIG BANKIER EN VRIJWILLIGER BIJ HET LEGER DES HEILS.
46
JEROEN DE LEIJER EN KUNSTENAAR/ FOTOGRAAF/SCHRIJVER PAUL BOGAERS
58
VERGETEN HELDEN: JACQUES LE FILATHÉLISTE ET LES GOMMÉES
68
DE ZONE: PINOKKIO IN DE EFTELING
38
DE HOOIWAGEN ONTRAFELD
Prelude op het aankomende Bosch-jaar: de kinderen, de filosoof, de professor en de student over De Hooiwagen. “Voor sommigen – de mensen bovenop het hooi – lijkt er toch nog hoop. Als ze zich richten op de kunsten, de ware liefde of het geloof.”
3
BEGIN 2016 GOED EN NEEM EEN ABONNEMENT OP MEST.
DOE GRATIS EEN TWEEDE JAARABONNEMENT CADEAU ÉN KIES EEN WELKOMSCADEAU!
BOEK
CD
De kamers van Lucas de Waard of Tonic van Ralf Mohren
Caballero zonder filter Björn van der Doelen & Allez Soldaat
Voor €30 per jaar.
Ga voor het afsluiten van een abonnement (4 nummers per jaar) naar: www.mestmag.nl/abonnement
LINOSNEDE + ABONNEMENT Koop een gesigneerd linoportret van kunstenaar Ivo van Leeuwen (A3) van Theo Maassen, Guido Weijers of Hans Teeuwen à €125 en je krijgt er een jaarabonnement MEST bij.
facebook.com/MestMag
@mestmagazine
mestmagazine
linkedin.com/company/ mest-magazine
10
SPANNENDE SCHOENEN
Verbeelding is de enige vluchtroute
UIT WAALWIJK
Studenten uit de hele wereld ontwerpen in Waalwijk waanzinnig spannende schoenen. SLEM gaat voor een revolutie: onze schoenen komen straks uit een 3D-bioprinter.
22
WAAROM ZIJN
Natuurlijk, het geweld in Parijs was vreselijk. Maar je kunt niet alle vrijheid opgeven voor veiligheid. De staat heeft een geweldsmonopolie, maar als je dat te veel toepast, is het een dictatuur. Het enige land dat totaal veilig is, is Noord-Korea. Een land waar geen verbeelding mogelijk is.
BRABANTSE CABARETIERS HET GRAPPIGST?
Gevaarlijke vooronderstelling: de beste cabaretiers komen al jaren uit Noord-Brabant (Teeuwen, Maassen, Weijers etc.). Maar hoe kan dat?
Het is nu tijd voor geloof, vertrouwen en verbeelding, tegenhangers van de lamme angst en machteloze hoop
52
Bij angst wordt de hoop geplaatst, als oplossing. Misschien zou de politiek nog richting kunnen geven, maar daar kunnen we op dit moment weinig van verwachten. Simpelweg omdat angst verkoopt.
BIJ TEXTURES THUIS
De zwaarste en misschien wel meest succesvolle Nederlandse metalband van dit moment. MEST-redacteur Thomas Snoeijs telde het aantal zuigflessen bij de bandleden thuis.
60 HET BOEK
MOED
Kamp Vught is 25 jaar een nationaal monument. En brengt om die reden het boek Moed uit. Met verschillende bijdragen van verschillende schrijvers. In deze MEST als voorpublicatie het essay van Alexander Rinnooy Kan. MEST nr 12
D
eze zomer waren het nog drank en drugs, maar nu zijn angst en hoop de grootste mediaclichĂŠs. Ze lijken bij elkaar te horen als Geer en Goor, Bassie en Adriaan, Victor en Rolf. En er is geen ontkomen aan. De enige remedie? Meer politie op straat, meer beveiligers bij podia en media die in de angst-mantra blijven vastzitten.
Toch lijkt er een uitweg. Angst en hoop laten je vaak in een toestand hangen, zonder dat er iets gebeurt. Daarom is het nu tijd voor geloof, vertrouwen en verbeelding, de actieve tegenhangers van de lamme angst en machteloze hoop. Juist dat kan kunst geven. Als grote katalysator. In tijden van grote shocks ontstonden de Guernica van Picasso, over het gruwelijke bombardement van de Baskische stad Guernica in 1937, of Extreem luid & ongelooflijk dichtbij van Jonathan Safran Foer, over 9-11. Niet extra beveiliging, maar meer verbeelding is de enige vluchtroute. Het is een van de grootste clichĂŠs, omdat het waar is.
Joost Heijthuijsen
5
[advertentie]
Samen werken aan een slimmer Brabant Ontwikkelingen in onze maatschappij, zoals de in hoog tempo voortschrijdende medialisering en digitalisering, bieden organisaties als bibliotheken en het onderwijs nieuwe uitdagingen en kansen. In 2016 start Cubiss met een aantal projecten die sterk gericht zijn op vernieuwing. Cubiss ondersteunt bibliotheken in de innovatie van hun educatieve functie en andere functies. Daarnaast zetten we onze activiteiten rond taalvaardigheid en mediawijsheid voort, gericht op het onderwijs en het sociale domein. Noord-Brabant is een ambitieuze provincie die het belang van lezen en leren onderkent. Cubiss draagt met haar projecten bij aan de ontwikkeling van de kennis in Brabant en levert daarmee een wezenlijke bijdrage aan de realisatie van de ambities van de provincie. Dat doen we met een scherp oog voor de ontwikkelingen in de maatschappij en met de inzet van gekwalificeerde medewerkers. Zo maken we, samen met de provincie en lokale, regionale en landelijke partners, Brabant steeds slimmer! Meer informatie? Wil je informatie over onze activiteiten en programma’s? Laat het ons weten! Boudewijn van der Lecq 06 20 85 15 61 | b.vanderlecq@cubiss.nl Postbus 90114 | 5000 LA Tilburg | 013 46 56 700 Statenlaan 4 | 5042 RX Tilburg • Mercator 1 | 6135 KW Sittard
Cubiss is onderdeel van
www.cubiss.nl
ER LOOPT WEER EEN HOND OVER MIJN GRAF Schrijver / journalist Eric Alink bezoekt graven van illustere Brabanders. Dit keer: Matthijs Rümke (1954-2015)
FC Blad
J
ohan is bladblazer. Uit Amsterdam. Hij draagt geen rugnummer 14. Toch is hij vlug. Soepel manoeuvreert Johan tussen de zerken op begraafplaats Zorgvlied aan de Amstel. Met twee collega’s opent hij de aanval op FC Blad. Johan wijkt uit naar links, maakt een knappe schijnbeweging. De verdediging, in roodgeel, blaast hij omver. Oude bomen kijken bedrukt toe. Takkenherrie, mompelt een steeneik. Her en der ritselt een graf. De doden morren, want er was hun rust toegezegd. Zachte rust, zelfs. Die belofte staat in steen gebeiteld. Maar het mos in de letters verontschuldigt zich. Tegen bladblazers is kruid noch sporenplant gewassen. Ik klamp Johan aan op het grindpad. Verwonderd zet hij zijn oorbeschermers af. Ik vraag hem waarom hij de rust verstoort. Vanwege het zuur in de herfstbladeren, zegt Johan. Dat tast de zerken aan. Hij loenst naar mijn schrijfblok met aantekeningen. Steno, vermoedt Johan hardop. Nee, zeg ik. Eigen schrift, ontstaan uit een liefdesnacht van Sanskriet en Cyrillisch. Trots vertelt Johan dat de ontwerper van het steno vlakbij ligt. Hij stapt in zijn hovenierskarretje en tuft het pad af. Ik hobbel nieuwsgierig mee. Daar links: A.W. Groote (18591944), met een pontificale steen. Maar nu moet Johan verder. Over kortschrift praat je snel te lang. Ik kantel het plattegrondje van Zorgvlied. Terug moet ik. Dan scherp naar links. Paadje op, derde van rechts. Daar ligt-ie, in z’n jonge graf. Hoe schrijf je theatermaker in steno? En hoe noteer je zestig jaar? Haperende steno op het kerkhof van het tekortschrift. Een rand van zwart marmer. Dat is het graf van Matthijs Rümke, artistiek directeur van Het ZuideMEST nr 12
lijk Toneel en oud-roerganger van Theater Artemis. Binnen dat lijsttoneel ligt aarde. Er staan vier soorten plantjes in: guzmania, lavendel, pachysandra en gaultheria. Amper zichtbaar, want overal liggen beukenblaadjes. Johan zit vast in de kleedkamer. Rust. Hij denkt na over tweede helft tegen FC Blad. Aan het hoofdeinde van het graf liggen zeven kastanjes en een ijskleurig steentje. Aan het voeteinde rusten rozen. Ze zijn wit en sterk aan het verwelken, wat recht doet aan een oude afspraak tussen schrijvers en rozen. Matthijs heeft ook buren. Dat is fijn; hij was een pater familias. Links van hem bivakkeert het echtpaar Parser. Rechts van zijn graf wacht de doodgeboren Daantje Collot d’Escury op herneming van de levendige voorstelling Het laatste kind. Tien meter van Matthijs vandaan hangen klapstoeltjes aan een ketting. Als je een muntstuk van twee euro in een gleuf duwt, kun je er eentje lenen. Daar zit ik, eerste rij. Bij het graf van Matthijs, een geniaal kind dat nooit ophield met spelen. “Matthijs, ben je er?”, vraag ik hardop. Stilte. Hij is vast nog onderweg. Op zijn begrafenis vertrokken, op 5 december weer terug. Dan zit zijn Reis om de wereld in 80 dagen erop. Die dag zal Johan zijn bladblazer begraven. Op zijn verlanglijstje voor Sinterklaas staat geen nieuwe. Tekst Eric Alink Beeld Anouk Essers 7
MOOI-LEKKER-HANDIG-
BOEIEND-PIJNLIJK-GRAPPIG
IEDEREEN IS
te koop
NS
T
UR
KU
AT U
DE
EÉN VAN DE GROOTSTE SCHRIJVERS TER WERELD
SINISTERE GLIMMERS
N.O.T.K.
arolein Smit (oud-studente van St. Joost) brak de afgelopen jaren internationaal flink door met haar bijzondere keramiek. Figuratieve beelden, van beesten, vervormde mensen, skeletten, baby’s; ze zijn geraffineerd, ambachtelijk, gothic, ze glimmen, maar hebben ook iets sinisters. Het werk van Smit is door musea over de hele wereld aangekocht. Ergens in 2017 of 2018 volgt de (voorlopige) kroon op de wereldwijde erkenning: een solo in het befaamde Victoria and Albert Museum in Londen. Nu is er al werk van haar te zien als onderdeel van de prestigieuze reizende tentoonstelling CERAMIX. Die is nog t/m eind januari te zien in het Bonnefantenmuseum, en daarna in La Maison Rouge (Parijs) en Cité de la Céramique (Sèvres). www.caroleinsmit.com
C
SUCCES IN HONG KONG?
€19,95
idden en vallen is de nieuwe roman van de Eindhovense schrijver en journalist Henk van Straten. Tom is accountmanager van een luxe horlogemerk en moet een succes zien te maken van zijn zakenreis naar Hongkong. Dan komt alles goed. Dan kan hij zich herpakken en eindelijk weer liefde tonen voor zijn gezin. Maar vlak voor zijn vertrek stapt hij met een Marokkaanse jongen de struiken in. Tom zoekt in Hongkong wanhopig naar zichzelf, en ook thuis verliezen de mensen de grip op hun leven.
B
8
ER
EN
€8,95
LIT
B
D EEL
ké, we zijn goudeerlijk. We hebben het boek nog niet gelezen. Maar varen blind op de pitch en de schrijver. De schrijver? Luckie Samson Delacroix (1981), geboren in het Franse Velleron, groeide op in een dorpje onder de rook van Eindhoven. Hij studeerde journalistiek in Tilburg en filosofie in Antwerpen en Aix-en-Provence. Hij noemt zichzelf ‘een toevallige passant van tijd en ruimte, pornotekstschrijver voor tekenfilms en dronken oerfilosoof’. Bijna twee meter en bijna honderdtwintig kilo; Luckie is met dit debuut gelijk één van de grootste schrijvers ter wereld. Het boek? Dat gaat over de charismatische en psychotische rockzanger Eli Marckx. Zijn band Aurora moet ’m niet meer, zijn vriendin Bella ook niet. De eenzaamheid knaagt en artistieke onzekerheden worden uitvergroot door een drugsdieet waar Jim Morrison jaloers op zou zijn. Tot hij een vrouw vindt die… Juist ja.
O
Johnny Cash danst nooit is als e-boek te koop in alle digitale boekhandels. MEST nr 12
LIT
ER
AT
R UU
N IG ES D
COL
SWATCH VAN SIGRID CALON
UMN
Gratis kunst
€65
"J
e Nederlandse kunstenares Sigrid Calon ontwierp twee horloges voor Swatch: Duet in blue and red en Duet in green and pink. De laatste Nederlander die dat mocht doen was Corneille, in 1995. Beide modellen werden tijdens de Dutch Design Week gelanceerd. Je kunt Calon – uit Tilburg, studeerde ook aan de kunstacademie daar – kennen van haar grafische werk, dat vooral wordt gekenmerkt door veelal felle, geometrische patronen.
e moet echt eens mee naar dat theaterfestival in Frankrijk, Lucas, alles daar is gratis!” Iemand probeerde me laatst over te halen volgende zomer de Boulevard en Parade links te laten liggen. Ik wierp tegen dat ik het geen probleem vind om voor kunst te betalen. Dat begreep hij niet zo. Als het gratis kan zijn, waarom zou je dan je zuurverdiende pegels een beetje stuk gaan lopen slaan op theaterkaartjes? Kun je allerlei andere leuke dingen van doen. Zoals de benzine betalen om naar Frankrijk te rijden.
www.sigridcalon.nl
De discussie die volgde zal ik u besparen, want er was bier in het spel. Maar het deed me andermaal beseffen dat het probleem waar de kunstsector mee worstelt veel verder gaat dan de vraag welke politieke partij er aan de macht is. Er is een idee in de mensen gevaren – of misschien heeft het er stiekem altijd gezeten – dat kunst niet per se iets is waar je geld voor betaalt. Of het nu resulteert in illegaal downloaden, in de afschaffing van subsidies, of de weigering kaartjes te kopen; een enorm deel van ons ‘publiek’ verdomt het als het effe kan de portemonnee te trekken, ook al ziet het zichzelf als kunstliefhebber. Wat kunnen we nog, als zelfs die mensen liefst ergens in een Franse uithoek naar een gratis pierrot gaan zitten kijken met een pak supermarktwijn op schoot?
D
STRIJDBARE FREULES
€29,95
ER
ijzonder boek van Elisabeth Leijnse, Cécile en Elsa – strijdbare freules, over twee zussen, dochters van het progressieve aristocratengezin De Jong van Beek en Donk, die opgroeien als freules én als strijdbare vrouwen. Een belangrijk deel van hun jeugd wonen ze in Vught en Hintham (bij Rosmalen). Cécile (1866-1944) wordt de schrijfster van de immens succesvolle feministische roman Hilda van Suylenburg (1897) en presidente van de Nationale Tentoonstelling van Vrouwenarbeid (1898). Elsa (1868-1939) huwt geen geld maar genialiteit: de componist Alphons Diepenbrock, een tijd lang docent aan het Stedelijk Gymnasium in Den Bosch.
B
MEST nr 12
FG
OE
D
Of nu de VVD aan de macht is, de PvdA of D66; per saldo maakt het geen donder uit. Mensen willen gratis kunst. Een goedbedoelende vriend van me zei ooit: “Maar je mag toch al blij zijn dat je doet wat je leuk vindt?” Wederom was er bier in het spel. Maar het tekent de wijdverbreide mentaliteit: kunst is voor de leuk, ben blij dat je ons mag vermaken. Van je publiek moet je het hebben.
Lucas de Waard
9
S C H O E N E N R E V O L U T I E I N WA A LW I J K
SLEM
Studenten uit China, India en Amerika komen naar SLEM in Waalwijk, misschien wel de enige plek ter wereld waar je leert hoe je waanzinnig spannende schoenen ontwerpt ĂŠn in de markt zet. Met een sterke focus op duurzaamheid en nieuwe technieken. SLEM wil voor een revolutie in de schoenenbranche zorgen. Volgens directeur Nicoline van Enter dragen we straks schoenen uit een 3D-bioprinter.
10
MEST nr 12
ie door de glazen poort het gebouw van SLEM binnengaat, betreedt een lichtblauwe wereld. De vloeren, muren en plafonds van het voormalig stadhuis van Waalwijk, en zelfs de fietsen die de medewerkers en studenten gebruiken; alles is gedrenkt in die vreemde, futuristische kleur. “Dit is de kleur die bij het leerlooien ontstaat door het gebruik van chroomzout”, legt directeur Nicoline van Enter uit. “Een controversiële kleur, want chroomzout is giftig. Het is in Europa allang verboden, maar het wordt in Azië nog gewoon gebruikt. Het is ook mooi, natuurlijk, maar ik heb het pand vooral zo laten schilderen om ons er voortdurend aan te herinneren dat het roer om moet.”
Ook op deze doordeweekse herfstdag staat bij SLEM in een hoekje een 3D-printer, op een vintage houten tafeltje, zacht zoemend een dikke zwarte schoenzool te printen. Voor SLEM is de gehypte techniek veel meer dan een geinig nieuw speeltje. Het is een stap op weg naar een totaal nieuwe manier van schoenen maken.
SOCIALE MISSTANDEN
Alles draait om vernieuwing bij SLEM, dat sinds 2013 studenten van over de hele wereld opleidt in footwear design. Tijdens de laatste Dutch Design Week in Eindhoven presenteerde SLEM een serie spectaculaire schoenen uit de 3D-printer. Ontwerpers als Charles Bergmans (zie ook pag. 14), Chris van den Elzen en Pauline van Dongen ontwierpen, op uitnodiging van SLEM, geprinte schoenen van zacht plastic, die ook echt draagbaar zijn. Minister Jet Bussemaker droeg de creatie van Pauline van Dongen op Prinsjesdag, als onderdeel van haar volledig 3D-geprinte outfit.
MEST nr 12
“De milieuschade én de sociale misstanden bij het maken van schoenen zijn groot”, legt Van Enter uit. “De verhalen die we kennen van gammele, overvolle kledingfabrieken in Azië gaan ook op voor schoenfabrieken. Leerlooien is een proces dat het milieu zwaar belast, schoenen zijn niet of nauwelijks duurzaam of recyclebaar, en de mensen in die fabrieken werken onder miserabele omstandigheden. Robotisering en automatisering zouden die problemen voor een deel kunnen oplossen, maar er zijn veel ingrijpender veranderingen nodig.”
KLEINSCHALIGE PRODUCTIE
Nicoline van Enter, een internationaal vermaarde autoriteit op het gebied van schoeninnovatie, richt haar blik op de toekomst, maar put daarbij nadrukkelijk uit het verleden. SLEM – een afkorting van Shoe, Leather, Education en Museum – is pas compleet als ook die M erbij getrokken is. In de loop van 2016 verhuist het Nederlands Leder en Schoenen Museum, dat nu nog op een industrieterrein staat, ook naar het voormalig stadhuis in het Waalwijkse centrum. Volgens Van Enter schuilt in de museumcollectie een schat aan kennis over de rijke geschiedenis van de schoenenindustrie in deze regio. Die kennis wil ze opnieuw gaan toepassen. “Schoenen van vóór de industriële revolutie hebben vaak een betere en vooral milieuvriendelijkere constructie dan nu. Er werd bijvoorbeeld geen lijm gebruikt, alles werd gestikt. Het was kleinschalige productie, met grondstoffen uit de directe omgeving. Precies waar we weer naar toe moeten – maar dan op een manier die bij deze tijd past.”
11
“In de ochtend laat je je voet scannen en aan het eind van de dag haal je een paar customized schoenen op” En daar komen de nieuwe technologieën om de hoek kijken. Met slimme software, robots en 3D-printers kunnen technieken die met de hand of met de huidige machines nauwelijks meer uitvoerbaar zijn, toch weer worden toegepast. Als het aan Nicoline van Enter ligt, wordt Waalwijk weer hét schoen- en leercentrum van Nederland. Waar ontwerpers live schoenen maken. Maatwerk, geproduceerd met regionale grondstoffen en cutting edge technologie. “Stel je voor: ’s ochtends loop je de werkplaats binnen en laat je je voet scannen. En aan het eind van de dag kun je een customized paar schoenen komen ophalen. Dat is toch fantastisch?”
12
INTERNATIONAAL EEN BEGRIP
SLEM verwelkomt dit jaar tien nieuwe masterstudenten. Ze komen van over de hele wereld naar Waalwijk: Chinezen, Australiërs, Amerikanen, Italianen. Negen maanden lang werken ze aan een intensief, op de persoon toegesneden traject, met als uiteindelijk doel een eigen onderneming. Het zijn lang niet allemaal schoenontwerpers, en piepjonge studenten zijn het ook niet, iedereen heeft al ruime ervaring in zijn eigen vakgebied. Je kunt het zo gek niet bedenken of SLEM-studenten maken het: schoenen met lichtjes erin die je stemming weergeven, bergwandelschoenen met ingebouwde gps die de hulpdien-
sten waarschuwen als je verdacht lang niet beweegt. Een schoen die je zelf af moet maken met een lap leer of stof, én die je zelf kunt herstellen als dat nodig is. Een sneaker waarvan je de zool kunt stapelen: overdag heb je bescheiden schoenen aan op je werk, ’s avonds klik je er een paar knalgele zolen onder en ga je lekker fashionable naar de club. Of schoenen speciaal gemaakt voor demonstranten – met afneembaar traangasmasker en een versterkte wreef. ‘Waalwijk’ is in een paar jaar tijd internationaal een begrip geworden, waar mensen die iets baanbrekends in de schoenenwereld willen doen, graag een paar oceanen voor oversteken. Van Enter: “Als je iets doet dat niemand anders in de wereld doet, komen de mensen vanzelf naar je toe. Ook al ben je maar een klein plaatsje.” Ze noemt als voorbeeld hét wereldwijde innovatiecentrum voor 3D-printen. Dat zit niet in Silicon Valley, Tokio of
MEST nr 12
Helsinki, maar in Chattanooga, een kleine stad in de Amerikaanse staat Tennessee. “Misschien kun je stellen dat juist in de periferie vaak de meest interessante innovaties plaatsvinden.”
“Misschien dat juist in de periferie vaak de meest interessante innovaties plaatsvinden”
NADRUK OP DUURZAAMHEID
Liza Snook, schoenenkenner en -verzamelaar en oprichter van het Virtual Shoe Museum, volgt SLEM met belangstelling. “Nederlandse schoenontwerpers staan al jaren wereldwijd bekend om hun innovatieve instelling”, zegt ze. “SLEM overbrugt de kloof tussen designopleidingen en de schoenenbranche. Ik zie genoeg mensen die met waanzinnig mooie ontwerpen afstuderen, maar die daarna zoeken hoe ze dit moeten vertalen naar de praktijk.” Bij SLEM gaat het niet alleen om het ontwerp, maar ook om trendwatching en een goed businessplan, geeft Snook aan. SLEM onderscheidt zich volgens haar ook door de nadruk op duurzaamheid. “Daar is Van Enter
MEST nr 12
echt een voorloper in. Ik denk zeker dat studenten van SLEM die manier van denken meenemen. Of het nou in hun eigen bedrijf is of bij de grotere schoenmerken waar ze na hun opleiding gaan werken.” Een plastic schoen uit de 3D-printer oogt al behoorlijk futuristisch, maar er is nog een ontwikkeling die Van Enter op de voet volgt: bioprinting. “Er komt een totaal nieuwe manier van maken aan, en dus een nieuwe manier van ontwerpen. Bioprinting wordt nu al ontwikkeld voor toepassingen op medisch gebied, voor het kweken van organen en huid. Dáár gaan we naartoe, ook in de architec-
tuur, ook in de schoenenproductie. From building to growing, daar ben ik honderd procent van overtuigd. Er komen totaal nieuwe materialen aan, die zichzelf in elkaar kunnen zetten, en die ook weer afsterven als ze niet meer nodig zijn. Dat proces van groei en verval, dat zo dicht bij de natuur staat, is eigenlijk het meest primitieve maakproces dat er is. Het was er al vóór het ambacht, en zelfs vóór de mens. We staan aan de vooravond van een revolutie.” A Tekst Anneke van Wolfswinkel Illustraties Marjolein Schalk Fotografie Teo Krijgsman
13
N MA
S
N E R E A I P N A O P I P ET M DE
14
H SC
O
E EN
N
VA
N
ON
T
WE
F RP
A
LI I M
E
R BE
G
MEST nr 12
De eerste draagbare 3D-geprinte schoen ter wereld staat op naam van Sjors Bergmans (1976). Sjors is de zoon van schoenontwerper Charles Bergmans (1950). Dochter Pieke Bergmans (1978) maakt internationaal furore met haar designobjecten. Op uitnodiging van SLEM ontwierpen ze alle drie een schoen van zacht plastic voor de 3D-printer.
EST: Hoe was het om een schoen te ontwerpen voor de 3D-printer? Charles: “Ik vind het altijd geweldig om met nieuwe technologieën te werken. Mijn ontwerp bestaat uit drie delen, die perfect in elkaar passen. De 3D-printer die we gebruikten, is niet groot genoeg om een hele schoen te printen. Het is echt een slim ding geworden. En als iets goed functioneert, is het bijna per definitie mooi. Ik heb eerst een leest gemaakt op basis van mijn eigen voet. Vervolgens heb ik met de hand een model gemaakt. Dit model werd ingescand, op de computer verder verfijnd, en vervolgens uitgeprint.” Sjors: “Doordat Charles dat handwerk zo goed beheerst, kan hij zich ook echt onderscheiden met ontwerpen voor de 3D-printer. De meeste designs voor de 3D-printer worden met de computer gemaakt, en zien er daardoor gek genoeg vaak heel ‘plat’ uit.” Charles: “Bij mij in de studio is het maken, met de hand, echt een wezenlijk onderdeel van het ontwerpproces. Mensen denken soms dat ambachtelijk werken ouwe koek is, maar wij dagen de techniek nog steeds uit.” Sjors: “Toen ik tien jaar geleden een 3D-geprinte schoen maakte, gebruikten we daarvoor de meest geavanceerde technologie: peperdure laserprinters die extreem precies werk afleverden. Nu werkten we juist met hele
MEST nr 12
goedkope doe-het-zelf-printertjes. Iets maken met zulke machientjes betekent vooral slim omgaan met de beperkingen. We hebben allemaal het visioen van 3D-geprinte schoenen waarbij alle onderdelen in één vorm geïntegreerd zijn. Maar die belofte is voorlopig nog niet ingelost.” PAPA NADOEN
MEST: Hielpen jullie als kind weleens mee in de studio van je vader? Pieke: “We mochten af en toe mee naar een schoenfabriek. Dan stond ik ’s ochtends vroeg op het punt om naar school te gaan en dan vroeg Charles: ‘Ga jij niet mee naar Italië dan?’ En hop, daar zat ik alweer in de auto. Geweldig vond ik dat.” Sjors: “Pieke en ik hebben allebei voor de grap weleens een tekening tussen de stapel ontwerpen van Charles gestopt, en dan bekeek zo'n fabrikant dat goedkeurend. Dat was leuk, papa nadoen.” Pieke: “Ik vond het fantastisch om onderdeel te zijn van het proces. Ik zoek in mijn werk ook altijd de samenwerking met fabrieken, om de mensen die er werken en de energie die daar is. De liefde voor die wereld, en voor het vele reizen, dat heb ik echt van mijn vader meegekregen. Charles maakt ontwerpen die perfect moeten passen bij zoveel mogelijk mensen, ik doe eigenlijk het tegenovergestelde. Ik maak beelden, geen producten. Ik onderzoek hoe iets gemaakt wordt en stel de vraag of dat ook anders kan. Eigenlijk als tegen-
beweging in een tijd waarin alles onpersoonlijk, massaal en tegen zo laag mogelijke kosten wordt geproduceerd.” WAARACHTIGE BRON
Charles: “Ik ben Piekes grootste fan. Neem nou die stoel van was, die ze in een oven zet, waardoor het begint in te zakken. Vlak voordat het in elkaar dondert, haalt ze het ding uit de oven en giet ze de stoel af in brons. Ik vind dat zó’n mooi uitgangspunt om tot een andere vorm te komen.” Sjors: “Charles en Pieke werken op totaal verschillende manieren, maar hun werk is heel krachtig. Het komt uit een waarachtige, creatieve bron die heel diep zit. Ik wil dat ontrafelen, ik wil boven tafel krijgen waaróm ze iets maken zoals ze het maken.” Charles: “Ik werk heel intuïtief, ik herken die vrije geest van Pieke wel. Sjors kan heel goed analyseren en doorvragen, soms tot vervelens toe. Maar ik ga daardoor wel scherper naar mijn eigen ontwerpen kijken. Voor mijn werk is hij heel belangrijk.” “Mijn ontwerpstudio zal niet door mijn kinderen worden overgenomen, en dat is verdomd jammer. Maar belangrijker vind ik dat de creativiteit wél doorstroomt. Ik kan net zo opgewonden raken van een goed schoenontwerp als van een mooie Pieke.” A Tekst Anneke van Wolfswinkel Foto Linelle Deunk
Pieke Bergmans Pieke Bergmans maakt faam met neonbuizen in grillige vormen, lampen en stoelen die lijken te smelten, glazen flessen die om een houten krukje heen stulpen. Waar haar vader ontwerpen maakt die uiteindelijk draagbaar en nuttig moeten zijn, maakt Pieke unieke objecten, met geen andere functie dan hun verbazingwekkende schoonheid.
Charles Bergmans Charles Bergmans ontwerpt vanuit zijn studio in Sprang-Capelle al decennialang schoenen voor grote merken over de hele wereld. Het vak leerde hij van zijn vader, schoenontwerper en -fabrikant te Waalwijk. Charles is de bedenker van de Woody, de klomp die in de jaren zeventig razend populair was. Hij ontwerpt alles voor Wolky, en ook een aantal iconen van Clarks staan op zijn naam.
Sjors Bergmans Ontwerper Sjors Bergmans maakte in 2005 in opdracht van TNO Eindhoven de eerste draagbare schoenen uit de 3D-printer. De damesschoen Head over Heels en de herenschoen Snaker. Ze zijn opgenomen in de vaste collectie van het Design Museum in Barcelona. De schoenen markeren de omslag van rapid prototyping naar de productie van een eindproduct met de 3D- printer.
15
KRONIEK DER
MINIMUSEA
MUSEUM ’T OUDE AMBACHT
“Die zagen van tegenwoordig? Geen ruk aan”
"K
om maar mee”, zegt Jo Jacobs, “dan zet ik de feestverlichting aan.” De deur zwaait open, een schakelaar klikt. Tl-licht valt als een koude douche op ons neer. Kasten en vitrines vol gereedschap strekken zich voor ons uit. Op het gezicht van Jacobs verschijnt een brede lach. Ik ben in museum ’t Oude Ambacht in Den Bosch, in een straatje schuin tegenover de Verkadefabriek. Een uitgebouwde garage tjokvol historisch gereedschap, bij elkaar gescharreld door de 77-jarige Jacobs. Spierwit is zijn haar, maar zijn ledematen zijn nog soepel, want hij speelt geregeld een potje golf. Jacobs woont al zijn hele leven in Den Bosch. “Ik kan me nog herinneren dat de Binnendieze een stinksloot was waar niemand iets om gaf”, vertelt hij. “Nu betalen de mensen om er met een bootje op te mogen varen.” Het museum bestaat acht jaar, maar Jacobs is al vijfentwintig jaar aan het verzamelen. Het begon allemaal door zijn vrouw. Die gaf hem op een dag een oude moersleutel die ze vond in een rommelwinkel. Wat moet ik hiermee, dacht Jacobs. Hij had zelf een gereedschapswinkel vol nieuwe spullen, die ouwe troep was toch nergens goed voor? Zijn vrouw zei dat het een mooi ding was, zo’n oude moersleutel, veel mooier dan de moderne versies. Jacbos keek er eens aandachtig naar. Ja, daar had zijn vrouw een punt. Toen begon hij maar met verzamelen. Moersleutels zijn prima, maar oude schaven, daar gaat Jacobs pas echt hard op. De oudste in zijn collectie dateert uit 1837. Jacobs pakt de schaaf, wijst op het versierde houtwerk. Zo worden ze tegenwoordig niet meer gemaakt. Mensen nemen vaak schaven
16
voor hem mee. Aardig bedoeld, maar meestal kan hij er niets mee. “Alleen echt oude schaven komen er bij mij in.” Zagen, daar heeft Jacobs er ook behoorlijk wat van. De mooiste komen uit Engeland. Je herkent ze aan de strip van messing bovenop, in plaats van zo’n lelijk ijzeren ding. Een strip van messing, dat is liefde. “Die zagen van tegenwoordig vind ik geen ruk aan”, zegt Jacobs. Wat hij mooi vindt aan de oude zagen, is dat ze nog een heel mensenleven meegingen. Daarom stonden er vroeger vaak initialen in oud gereedschap. Hij heeft ook nog een paar Japanse zagen. De kartels wijzen een andere kant op. “Japanners maken trekbewegingen tijdens het zagen, geen duwbewegingen.” Behalve zagen en schaven heeft Jacobs nog veel meer gereedschap. Tangen bijvoorbeeld, maar ook allerlei soorten boren, schroevendraaiers en duimstokken. Er staat zelfs een houtdraaibank. “Als je het niet bewaart, verdwijnt het. Dat zou eeuwig zonde zijn. Dit is historisch erfgoed.” Maar dan wel historisch erfgoed dat is gemaakt voor de eeuwigheid. Om dat te bewijzen gaat Jacobs achter de houtdraaibank zitten. Onder het felle tl-licht drijft hij met zijn voet het oude stuk gereedschap aan. Tachtig jaar oud. Het kraakt een beetje. Jo Jacobs kraakt niet. Kwestie van blijven golfen. Morgen gaat hij weer. Daarna wipt hij misschien nog even langs bij een bevriende verzamelaar. “Wie weet heeft hij nog wat interessants.” Tekst Bart Smout Fotografie Erik van der Burgt
MEST nr 12
Museum ’t Oude Ambacht
Sint-Eloijstraat 1, Den Bosch (straatje schuin tegenover de Verkadefabriek) Iedere eerste zaterdag van de maand geopend van 11.00 tot 16.00 uur Of op afspraak: 06 - 54711272
MEST nr 12
17
18
MEST nr 12
EEN SCHRIJVER IN HELMOND
‘Ik val voor het rauwe randje, de onwil om populair te worden’ MEST nr 12
19
Een jaar lang was Abdelkader Benali stadsschrijver van Helmond. Hij werd niet met open armen ontvangen. Wat had die Amsterdammer nou te zoeken in de stad van de kattenmeppers? MEST-redacteur en schrijver Bart Smout kijkt met Benali terug op een bewogen jaar.
“W
at doe jij in Helmond?” Die vraag kreeg Abdelkader Benali aan het begin van zijn stadsschrijverschap geregeld te horen. Vreemd, vindt hij. “Fotografen krijgen nooit de vraag waarom ze naar deze of gene plek afreizen. Maar als schrijver moet je je blijkbaar verantwoorden als je neerstrijkt in een stad als Helmond.” En dat terwijl schrijvers en fotografen vaak hetzelfde doen, meent Benali: afreizen naar het onbekende en daar verslag van uitbrengen. Benali en ik ontmoeten elkaar in De Cacaofabriek, sinds de opening in 2014 hét culturele hart van Helmond, vlakbij het station. Hier kwam de schrijver het afgelopen jaar vaak. Voor hem symboliseert De Cacaofabriek het nieuwe Helmond, de weg naar de toekomst die de stad insloeg na jaren van post-industriële leegte. “De grote steden raken vol, het vliegwiel van de verandering verplaatst zich naar buiten”, zegt Benali. “Dat zie je duidelijk op dit soort plekken.”
Niet alleen Helmond, ook hij is druk bezig zichzelf opnieuw uit te vinden. Tijdens zijn jaar als stadsschrijver is Benali vader geworden van een dochtertje. Zijn eerste kind. “Wat mensen je ook vertellen, het is onmogelijk je op zoiets voor te bereiden. Alles is nieuw en intens.” VEEL KRITIEK Regelmatig moet Benali zijn betoog onderbreken om te zwaaien en hallo te zeggen. ‘Hoi Abdelkader!’ klinkt het om de paar minuten. De stadsschrijver is geliefd, maar dat was niet altijd zo. Toen zijn termijn in januari dit jaar inging, was er veel kritiek. Waarom werd een Amsterdammer, die slechts één keer eerder in zijn leven Helmond had bezocht, tot opvolger van de razend populaire (Brabander) Wim Daniëls benoemd? Waarom niet een culturele Helmonder, zoals Joop Vos of Jacques Vriens?
En dan was er nog de geldkwestie. Voor een jaar stadsschrijverschap streek Benali achtduizend euro op. Dat vond de lokale partij Helmond 20
ABDELKADER BENALI
Abdelkader Benali (Marokko, 1975) is een Nederlandse schrijver. Zijn romandebuut Bruiloft aan zee werd genomineerd voor de Libris Literatuur Prijs. In 2003 won hij de prijs voor zijn roman De langverwachte. Naast romans schreef Benali ook toneel, artikelen en recensies voor onder andere De Volkskrant en De Groene Amsterdammer. Benali werd geboren in Ighazzazen maar verhuisde op vierjarige leeftijd naar Rotterdam, waar hij een groot deel van zijn jeugd doorbracht. Inmiddels woont hij in Amsterdam met zijn vrouw en kind.
Aktief aan de gortige kant. Er werden vragen gesteld aan het college van B en W. Je werd nou niet bepaald met open armen ontvangen. “Ik was de buitenstaander. De arrogante Amsterdammer die even kwam cashen. Ik werd gewantrouwd. Het was alleen erger geweest als ik een Eindhovenaar was. Want aan Eindhoven hebben Helmonders pas echt een hekel. Maar het scheelde niet veel.” Hoe ben je daarmee omgegaan? “Door de luis in de pels te worden. Ik heb me via de moeilijke weg naar binnen geknokt. Ik dacht: wat ik niet moet doen is een veredelde lofzanger worden en iedereen naar de mond praten. Dan wordt het huisvlijt. Dan word je ook ongeloofwaardig. Ik ben met een open blik naar Helmond gekomen en heb gezegd wat in me opkwam.” Is dat wel de bedoeling? Krijg je die achtduizend euro niet gewoon om een beetje propaganda te maken? “Een stadsschrijver is geen reclamebureau. Het geld wordt juist gegeven om mijn onafhankelijkheid te waarborgen. Je huurt mij in vanwege mijn eigenzinnigheid en nieuwsgierigheid, niet omdat ik zo goed advertentieteksten kan schrijven.” Wat wist jij van tevoren over Helmond? “Zo goed als niks. Mijn eerste ontmoeting met Helmond vond plaats in Ivoorkust. Ik was daar in 2009 om een documentaire over voetbal te maken met Jan Mulder. Onderweg naar een restaurant zagen we daar van die gigantische paalposters van Vlisco. Toen werd mij verteld dat Vlisco een Helmonds bedrijf is dat imitatie-batik maakt, die daar immens populair is.” “Daarna ben ik één keer in Helmond geweest. Dat was voor een optreden in het Literair Café. Het voorprogramma werd verzorgd door Wim Daniëls. Die was toen zo ongelooflijk goed dat ik met knikkende knieën het podium opkwam. In mijn herinnering was het een verschrikkelijke avond, maar het publiek vond het blijkbaar bijzonder. Op basis van die avond hebben ze mij gevraagd.” MEST nr 12
dan moet je meteen allerlei vergunningen aanvragen en contracten tekenen. Hier kon ik gewoon het tehuis binnenlopen en de verzorgers volgen. Ik kwam opeens een kamer binnen waar een honderdjarige mevrouw een Bouquet Reeksromannetje aan het lezen was. Dat vind ik mooi, de realiteit ongescript en onvoorbereid aantreffen.” Hoe ziet het ware leven in Helmond er uit? “Taal heeft er een belangrijke plek. Niet alleen heeft de stad de grootste literaire kring van Nederland, het heeft ook een rijke tonpraterstraditie rondom carnaval. En als je met de inwoners praat, valt het op dat ze geboren vertellers zijn. Die liefde voor taal zit in de haarvaten van de stad.” Hoe komt dat? “Literatuur is het verhaal van de mensen zelf, een reactie op propaganda, macht en buitenlandse overheersing. Het is een tegenkracht. Zeker voor arme mensen is het woord vaak het enige verzet dat ze hebben. Helmond had vanaf zijn stichting te maken met overheersers. Of het nou de hertogen waren en later de regenten, de katholieke kerk of de industriëlen: Helmonders hebben zich altijd miskend en onderdrukt gevoeld. Het woord is voor de Helmonder letterlijk een weerwoord. De taal is hier gecultiveerd als een middel om de eigen identiteit veilig te stellen.” Voel jij je thuis hier? “Ik voel me hier thuis als verhalenverteller, maar ook als jongen die opgroeide in Rotterdam en hier iets terugvindt van de nuchtere arbeidersmentaliteit. Ik hou van vergane glorie en contrasten, van steden met littekens. Die heb je in Helmond in overvloed. Wat het precies is weet ik niet, maar de charme van oude industriesteden kan heel betoverend zijn. Misschien is het dat rauwe randje, de onwil om populair te worden bij het grote publiek.”
Waarom heb je toegezegd? “Ik volg altijd mijn instinct. En dat zei tegen me: doen. Maar er is nog iets anders. Ik ben nu in een fase van mijn schrijverschap waarin ik uit de verbeelding wil stappen en verhalen wil maken over de mensen om mij heen. Ik wil weg uit mijn schrijfkamer, weg uit Amsterdam, de wereld in. De fantasie is voor mij een gevangenis geworden. Ik wil daar uitbreken.” Je bent op de vlucht voor je eigen fantasie? “Dat nou ook weer niet. De fantasie helpt mij nog altijd als ik verhalen schrijf. Ik ben er alleen moe van om altijd maar achter het bureau te zitten. Het kan heel benauwend zijn, altijd dat gewroet in de eigen ziel.” Vind je de werkelijkheid makkelijker in Helmond dan in Amsterdam? “Ik bezocht een keer verzorgingstehuis De Ameide. Wil je zoiets als schrijver in Amsterdam doen, MEST nr 12
DOOR DE OGEN VAN ABDELKADER
Abdelkader Benali schrijft niet alleen in en over Helmond, hij fotografeerde er het afgelopen jaar ook veel. De foto’s zijn te zien op de Facebookpagina Benali in Helmond.
Wanneer voelde je dat de stad jou accepteerde? “Na mijn eerste stadswandeling. Ik nam Helmonders mee door hun eigen stad en liet die door mijn ogen zien. Het voelde als een test. Na de wandeling was de sfeer positief en ontspannen. Ik voelde dat de mensen waardeerden waar ik mee bezig was. Toen dacht ik: het komt wel goed tussen mij en Helmond.” Wat heeft de Helmonder aan jou als stadsschrijver gehad? “Ik heb het hele jaar door over Helmond gepost op Facebook en er zal een boek verschijnen over mijn ervaringen hier. Soms heb je de ogen van een buitenstaander nodig om weer te zien wat er bijzonder is aan de plek waar je woont. Een stadsschrijver zorgt voor zelfvertrouwen.” A
Tekst Bart Smout Fotografie Frank Ruiter 21
U I T B R A B A N T KO M E N DE BESTE CABARETIERS. TO C H ?
De zachte G-spot in het cabaret Er komen uit Brabant opvallend veel (goede) cabaretiers: Theo Maassen, Hans Teeuwen, Marc-Marie Huijbregts, Ronald Goedemondt, om er maar een paar te noemen. Als ze in Noord-Brabant echt vaak zoveel grappiger zijn (op het podium tenminste) dan elders, hoe komt dat? Die vraag wordt cabarethistoricus Frank Verhallen – zelf uit Brabant – vaak gesteld. In dit artikel geeft hij antwoord.
22
MEST nr 12
Tijdens het schrijven van dit artikel bezocht Frank Verhallen de allereerste inspeelvoorstellingen van Overwegend droog, de zesde theatersolo van cabaretier Jochen Otten. Inmiddels ook bekend van de tv-sketchserie Sluipschutters. In Overwegend droog heeft Otten het uitvoerig over de vooroordelen van Amsterdammers (zoals zijn vrouw) tegen Brabanders (zoals hij). En over zijn besluit om, ondanks haar bezwaren, met zijn gezin te verhuizen van Amsterdam naar Tilburg, zijn geboorteplaats. Verhallen vroeg Otten of hij dit stuk met enkele citaten uit dit inspirerende programma-in-wording mag illustreren. Dat mocht. Ze staan afgedrukt in deze kleur. Speellijst: www.jochenotten.nl
i
k wil weer in Brabant wonen. Mijn vriendin niet. Ik zeg: “Waar ben je bang voor? Dat je fiets er nog staat als je buiten komt? Dat je naar buiten kunt lopen zonder dat mensen je voor je flikker rijden? Dat je niet elke dag getuige bent van een vechtpartij, maar dat mensen op straat vragen hoe het met je is? Of is het omdat het jammer is dat je niet meer woont op het meest vervuilde plekje van Nederland, maar in een bosrijke omgeving met frisse lucht? Wat is er mis met Brabant?” Zij antwoordt: “Ik wil niet dat ons kind opgroeit met een zachte G. Want als ze dan bijvoorbeeld gaat solliciteren, maakt ze minder kans. Met een zachte G kom je wel dommer over.” Ik zeg: “Schatje, is het jou wel eens opgevallen dat ik ook een zachte G heb? Wat wil je dat ik doe? Wil je dat ik mijn mond houd tot zij achttien is? Of dat ik alle woorden met een G erin vermijd? Dan kan ik nooit meer zeggen: ‘Hé schat.’ Of: ‘Hoe was je dag?’ Of: ‘Alles goed?’ Of: ‘Gezellig’… Wat moet ik dan zeggen? ‘Hé lieverd, hoe was je etmaal? Alles in orde? Wat een knus samenzijn’…” “Nou”, zegt ze, “dat klinkt al een stuk beter.” Den Bosch presenteert zich al jaren als cabaretstad. De stad heeft een groot cabaretaanbod, een stadsprogrammeur cabaret en de enige Academie voor Cabaret (de Koningstheateracademie) in huis. Toch brachten Den Bosch en omgeving zelf niet één cabaretier voort. Zelfs Boxmeer (Guido Weijers), Helmond (Leon van der Zanden) en Slabroek (Mark van de Veerdonk) doen het beter dan de provinciehoofdstad. De echte Brabantse cabaretstreken zijn natuurlijk Tilburg en Eindhoven. Tilburg met Marc-Marie Huijbregts, Jochen
MEST nr 12
Otten en halve cabaretier Marcel Musters. De wiegjes van Leo Alkemade en Karin Bruers stonden in omliggende gemeenten. Ook de regio Eindhoven kent een gezonde geboorte- en groeigrond voor cabaretiers: Rutger de Bekker (Veldhoven), Pieter Bouwman, Steef Cuijpers, Ronald Goedemondt (Tegelen), Henry van Loon (Oirschot), Hans Teeuwen (Budel) en Remko Vrijdag (Waalre). En Theo Maassen natuurlijk: weliswaar geboren in Oegstgeest, maar in Eindhoven getogen en niet van plan er ooit nog weg te gaan. Als we Marcel Musters een halve cabaretier noemen, heeft de regio Eindhoven er natuurlijk ook zo een: Frank Lammers, geboren in Mierlo.
Ik trok het niet meer. Aangevallen worden op een klank die je produceert! Ik zeg: “Jij plaatst jezelf boven mij omdat jij een harde G hebt? En jij vindt mij dom? Zo gek vind ik dat. Ik heb ondanks mijn zachte G twee studies cum laude afgerond, waaronder Nederlands! Hoe dat kan? Het is een klank, hè, geen grammaticale fout! Er is geen enkele auteur geweest die klaagde omdat ik zijn boek met een zachte G las!” “Ik heb een carrière als cabaretier opgezet. Wat denk je dat er voor nodig om dit vak te doen? Om de durf te ontwikkelen? Om het te laten slagen, zodat ik dit huis, je auto, je kleding, onze vakanties… Zodat ik álles kan betalen! Jij hebt met je harde G nog geen flikker bereikt in je leven. Jij staat nog steeds in dezelfde kroeg als twintig jaar geleden. Ik wil graag dat je iets anders doet met je harde G. Maar dat kun je niet, want je kunt niks. En jij beoordeelt mensen op uiterlijke kenmerken, op hun accent? Dat is discriminerend en heel erg dom. Ja, jij bent een dom wijf.” Zegt zij: “Je kunt schelden wat je wilt, maar zolang je het met een zachte G doet, ga ik je echt niet serieus nemen.”
BREDA EN DEN BOSCH: BURGERLIJK Deze, niet eens volledige, opsomming van cabaretnamen bewijst dat Brabant zich met recht een cabaretprovincie mag noemen. Maar hoe is dat te verklaren? En waar blijft Breda in het rijtje?
Breda en Den Bosch zijn, in tegenstelling tot Eindhoven en Tilburg, geen universiteitssteden, waar de import van ambitieuze jongeren een gunstige invloed heeft op het kunstenaarsklimaat. Breda en Den Bosch zijn van oorsprong garnizoenssteden; betrekkelijk hoogburgerlijk, waarbij het leven zich in en rondom het stadscentrum concentreerde. Oftewel: meer naar binnen gekeerd, goed voor zichzelf zorgend. Dat is een andere leefwijze dan die in fabriekssteden als Eindhoven en Tilburg, waar de mensen al blij waren als ze een cent te makken hadden. Handen uit de mouwen in plaats van nadenken over de vraag in welke kledingwinkel je dat ene overhemd koopt. In dat feit schuilt mijn belangrijkste antwoord op de vraag waarom Eindhoven en Tilburg zoveel meer goede kunstenaars voortbrengen dan Breda en Den Bosch. Eindhoven en Tilburg lijken het meest op Liverpool en andere steden met een underground. Vanuit idealisme en eigenheid beginnen kunstenaars gewoon te scheppen, zonder zich eerst te bekommeren om een inkomen en een goede werkplek. The Beatles hadden nooit uit Londen kunnen komen. Breda en Den Bosch lijken op Londen. Zwart-wit gezegd: daar gaat een aankomend kunstenaar eerst naar de gemeente voor atelierruimte. En als hij een atelier heeft, gaat hij nadenken over de vraag wat hij daar dan gaat doen. Met die mentaliteit word je geen kunstenaarsstad vol designers, zoals Eindhoven, of vol theatermakers, zoals Tilburg.
23
Toen ze zwanger was, zei mijn vrouw: “Ik wil geen combinatietest laten doen.” Dat vond ik heel mooi. Ze zei: “Ik wil het niet weten, want ook een kind met het Syndroom van Down is welkom in ons gezin.” En nu is de zachte G ineens een probleem! Hoe kan ik dat uitleggen over twintig jaar? “Nou, als mama had geweten dat jij een zachte G zou krijgen, hadden we jou laten weghalen!” ZELFBEWUSTZIJN Maar waarom zijn Brabantse cabaretiers zo succesvol? Zegt de populariteit, sinds eind jaren tachtig, van Hans Teeuwen, Theo Maassen, De Vliegende Panters, Marc-Marie Huijbregts en al die anderen iets over de Brabantse cultuur? Of is het louter toeval?
Theo Maassen en Hans Teeuwen waren studiegenoten op de theateropleiding van Hogeschool Eindhoven en inspireerden elkaar daar als vrienden. Ronald Goedemondt en Henry van Loon zagen hun oudere streekgenoten als grote voorbeelden en gingen ook spelen bij Comedytrain. Het was niet anders in Tilburg, waar Marc-Marie Huijbregts en zijn vrouwelijke evenknie, Karin Bruers, elkaars talent stimuleerden. Maar bestaan er tussen al die namen nou overeenkomstige typische Brabantse kenmerken waar men buiten Noord-Brabant zo dol op is? Duidelijk is dat Noord-Brabant de laatste 25 jaar op alle fronten een inhaalslag heeft gemaakt. De provincie heeft sterk aan zelfbewustzijn en maatschappelijke betekenis gewonnen en wordt niet langer gezien als achtergesteld gebied. Het succesvolle VPRO-radioprogramma Radio Bergeijk (2001-2012) was een persiflage op een lokaal radiostation en dat stond niet voor niets in Brabant. Ook de voorloper ervan, Mannen van de radio (Pieter Bouwman en Hans Teeuwen, 1995-2004) was een radiohit. Heel Nederland kon
24
hard lachen om die Brabantse domheid. Maar die werd dan wel bedacht door Brabanders die geraffineerd inspeelden op de vooroordelen waarvan de niet-Brabanders inmiddels wel wisten dat ze achterhaald waren. Zelfs randstedelijke cabaretiers kiezen inmiddels eerder voor een Limburgs dan een Brabants accent als ze een dom iemand willen neerzetten. Het is allang geen schande meer om als niet-Brabander supporter van PSV te zijn.
Toen zijn we gaan praten over Brabant. Ook met vrienden, hier in Amsterdam. Hoe mensen reageren als ze horen dat we naar Brabant willen! “Naar Brabant? Serieus? Helemaal naar Brabant?” Ik: “Hoezo helemaal? Ik ga niet te voet, hoor. Ben je er wel eens geweest? Nee? Nou, het is een uurtje in de auto zitten. Je gaat de brug over en dan ben je er.” Zij: “Ja, maar dan ben je dáár…” Ik snap dat mensen bang zijn. Je komt toch in een ander gebied. Met een andere cultuur. Je spreekt de taal niet. De wegen zijn onbegaanbaar. En je kunt er nergens terecht met je traveler's cheques. Natuurlijk zullen mensen bang zijn. Maar als je je goed voorbereidt… Je leest je goed in. Je reist met een georganiseerd reisgezelschap. Je laat je tijdig inenten. Dan kan er niks gebeuren. Echt niet! Natuurlijk, ik ken de verhalen ook dat ze op de terugweg drugs in je koffer stoppen. Niemand wil terechtkomen in de gevangenissen van Brabant. De Brabantse gevangenissen zijn de ergste die er zijn. En je advocaat kan helemaal vanuit Noord-Holland niks doen. Hij moet opboksen tegen een muur van meineed en corruptie. Nou, ik kan je geruststellen. Ik ken iemand die werkt bij de Nederlandse ambassade in Brabant. Het is momenteel rustig en het negatief reisadvies is ingetrokken!” Het succes van Brabantse cabaretiers valt niet te verklaren met lachen om Brabantse domheid. Maar wat is het
dan? Dat het Brabants accent ‘zacht’ is, is zeker. Allerminst hautain of zichzelf overschreeuwend, en gelukkig niet langer onverstaanbaar ingehouden. Dat de Brabander de randstedelijke arrogantie ontbeert, klopt ook. Hij is zich bewust van de Brabantse traditie van ‘doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg’, maar is die inmiddels ook ontstegen. Ontmoet hij een schreeuwer, dan kruipt hij niet meer weg achter een minderwaardigheidscomplex, maar bedenkt hoe hij die persoon met slimheid een lesje leert. De vooroordelen over onze Brabantse wortels hebben ons competitief gemaakt. Brabantse cabaretiers weten hun provinciale gemoedelijkheid inmiddels effectief te combineren met internationale moderniteit. Zij hebben van hun natuurlijke zwakte – accent, zelfonderschatting, gebrek aan geldingsdrang – hun kracht gemaakt. Het accent staat ons niet langer in de weg, maar levert juist meerwaarde op, zoals een betrouwbare indruk. En de zelfonderschatting is overwonnen: niet doorgeslagen in zelfgenoegzame overschatting, maar verankerd in ingetogen zelfverzekerdheid. En in geldingsdrang. Laat de Amsterdamse hardloper maar roepen dat hij gaat winnen als hij de komende weken zo goed blijft trainen; zijn Brabantse concurrent zwijgt, maar traint zo hard dat hij er zich nu al op verheugt hoe hij hem verslaat.
Ik had gisteren een haartje in mijn keel. Gruh gruh… Zegt mijn vrouw: “Zie je, je kunt het wel.”A
Tekst Frank Verhallen Linosnedes Ivo van Leeuwen
MEST nr 12
— MARC-MARIE —
MEST nr 12
25
DE STAD IN EEN LETTER
TilburgsAns TilburgsAns is een lettertype, gemaakt door (typo)grafisch vormgever Sander Neijnens en illustrator Ivo van Leeuwen. Het lettertype refereert aan het karakter van de stad Tilburg: no-nonsense, met humor, experimenteel, persoonlijk en praktisch. Ivo van Leeuwen maakte pictogrammen van karakteristieke plekken, personen, woorden en gebeurtenissen uit Tilburg. Die pictogrammen worden in het lettertype verwerkt, zodat ze kunnen worden ‘getypt’. TilburgsAns was één van de drie genomineerden voor de Brabantse Erfgoedprijs 2015. De letter wordt in het voorjaar van 2016 gratis beschikbaar gesteld voor het grote publiek.
Light • Regular • Bold • Black VRIENDEN VAN ANS
Sander Neijnens ving het karakter van de stad Tilburg in een paar kernwoorden en gebruikte die als uitgangspunt voor een schreefloos lettertype dat ietwat danst, eigenzinnige vormen heeft en toch goed leesbaar is. De TilburgsAns is nog in ontwikkeling. Wie wil weten wanneer het lettertype klaar is en gedownload kan worden, kan zich aanmelden als vriend(in) van Ans via de website. www.tilburgsans.nl
26
ERFGOEDPRIJS
TilburgsAns haalde met nog twee andere genomineerden de finale van de Brabantse Erfgoedprijs, die op 24 oktober werd uitgereikt. Ans moest het uiteindelijk afleggen tegen PopMonument uit Bergen op Zoom. Het Mariapaviljoen in Den Bosch was de derde genomineerde. Het juryrapport over TilburgsAns: ‘De lokale identiteit wordt hiermee op originele wijze vertaald in taal en beeldtaal. Deze benadering bevat een potentie die verder reikt dan Tilburg.’
MEST nr 12
kroepoekdak
den ophef
witpen
ABCDEFGHIJ KLMNOPQRS TilburgsAns UVWXYZ, abc defghijklmno pqrstuvwxyz 1234567890* «€&©@!?»
draaiend huis
kruikenzeiker
lindeboom
schouwburg
TOVEREN
Met het lettertype TilburgsAns kun je een beetje toveren. Sommige woorden, die verwijzen naar typisch Tilburgse zaken, veranderen vanzelf in een pictogram. Zoiets: Ans mist de lindeboom op de Heuvel nog steeds, maar gelukkig heeft Tilburg nieuwe aanwinsten zoals het draaiend huis en den ophef van John Körmeling. Ook staat Ans graag onder het kroepoekdak. Daar kan geen witpen op heur haar schijten. MEST nr 12
27
Hilbert
Lenie
Abdirisaaq
Alinda
Shahaira
Chris
Betty
Chai
Balou
Moen
Dees
Jacob
Joke
Joey
Richard
Nico 28
MEST nr 12
DE PORTRETTEN VAN FOTOGRAAF ARNO FOOY
“Het lijntje tussen top en goot is flinterdun” Hij werkte een groot deel van zijn carrière bij de Rabobank, de laatste jaren als private banker. Vier jaar geleden gooide Arno Fooy (51) uit Eindhoven het roer om. Hij nam ontslag, startte een opleiding aan de Fotoacademie en ging een dag in de week aan de slag als vrijwilliger bij het Leger des Heils. Fotograaf en vrijwilliger vinden elkaar in zijn portrettenserie Another brick in the wall. “Het werk heeft mij laten zien wat het doet met mensen als ze als een paria worden behandeld.”
Niets is wat het lijkt Arno Fooy maakte de afgelopen jaren met een analoge grootbeeldcamera 95 portretten van cliënten, medewerkers en vrijwilligers van het Leger des Heils in Eindhoven. Op de expositie Another brick in the wall zijn die te zien, zo gepresenteerd dat niet duidelijk is wie thuisloos, medewerker of vrijwilliger is. De expositie wordt voortdurend uitgebreid en is voor onbepaalde tijd te zien in het Dienstencentrum Leger des Heils, elke woensdag van 15.00 – 19.00 uur. Adres: Visserstraat 11 in Eindhoven. Groepen kunnen met Fooy (06 – 243 804 14) een afspraak maken voor een bezoek op een ander moment (www. genius-loci.org). “Het werk bij het Leger des Heils heeft mij laten zien wat het met mensen doet als ze als een paria worden behandeld. Het gebrek aan respect van anderen breekt je eigenwaarde af. Je gaat er zelf ook in geloven dat je niets waard bent. Daarom heb ik samen met het Leger des Heils een project opgezet om onze cliënten te laten zien en voelen dat ze het waard zijn om gezien te worden. Ieder mens is dat waard, ongeacht zijn maatschappelijke positie. Als het respect niet van een ander komt, laat het dan uit onszelf komen.”
MEST nr 12
O
oit was hij trots op zijn werk als bankier. Dat kan niemand zich tegenwoordig nog voorstellen, dat er ooit bankiers waren die trots waren op hun baan. Hij werkte als private banker bij de Rabobank, dan werk je voor klanten met minimaal een ton op de rekening. De Rabobank, een coöperatie met idealen, zo leek het. Naïef misschien, bedenkt hij nu. De kredietcrisis bereikte zijn dieptepunt, evenals zijn geloof in het kapitalistisch systeem. “Mijn persoonlijke kijk op de wereld en die van de bank conflicteerden, op z’n zachtst gezegd.” Toen kwam alles samen. In 2010 overleed zijn moeder aan kanker, zijn vader was hij al in 2006 verloren aan dezelfde ziekte. Hij dacht: de kans is groot dat ik er over dertig jaar ook zo bij lig. “Dat is op zich geen probleem. Maar bij zulke grote gebeurtenissen in je leven word je teruggeworpen op jezelf. En dan komen er van die vervelende
29
vragen boven. Is dit wat ik wil? Vind ik hierin voldoening?” Het lichaam gaf antwoord. Met een burn-out in 2011. Aan het eind van dat jaar startte hij met de hbo-opleiding aan de Fotoacademie in Amsterdam. EIGEN STIJL
Arno Fooy
“Mijn foto’s zijn geen aanklacht, ze moeten openheid bieden”
Arno Fooy praat bedachtzaam. Zonder stemverheffing, steeds de nuance zoekend. Zijn foto’s kennen ook die bedachtzaamheid. Na twee jaar op de academie waren zijn docenten niet tevreden. Er zat te weinig Fooy in de foto’s, vonden ze. Hij besloot zich een half jaar helemaal vrij te maken, op zoek naar een persoonlijke stijl. In die periode liep hij in zijn woonplaats Eindhoven dakloze Hansje tegen het lijf. Hij volgde Hansje een tijd met zijn camera, zwervend in de omgeving van het Philips-stadion, slapend met lotgenoten achter de Media Markt. Die tocht legde de basis voor een eigen stijl. Of misschien beter gezegd: hij werd er zich bewust van. Pas toen hij al zijn foto’s op een dag bij elkaar legde, zag hij de overeenkomst: de onderwerpkeuze verried een diepgeworteld engagement. Dat engagement komt niet één-op-één terug in zijn foto’s. “Zowel mijn landschappen als portretten hebben een zekere beschouwende distantie. Mijn foto’s zijn geen aanklacht, ze moeten openheid bieden.” Bij zijn afstuderen aan de Fotoacademie gaf een docent hem een compliment: “Je kunt zien dat de landschappen en de portretten door dezelfde hand zijn gemaakt.” TOP EN GOOT
Op een dinsdagochtend, in de herfst van 2012, loopt hij een opvanglocatie van het Leger des Heils in Eindhoven binnen. “Ik had nog wat tijd over.” Hij biedt zich aan als vrijwilliger. Een dag later staat hij koffie te schenken. Eerst bediende hij de rijken, nu de armen. Het verschil is niet zo groot, ziet hij. “Je hebt mensen die bewust in het leven staan en mensen die dat niks interesseert. Allebei de soorten vind je zowel hier als in de top van het bedrijfsleven.” “Het lijntje tussen de top en de goot is flinterdun. Mensen denken vaak: ik heb het gemaakt, ik heb een goede functie. Ik. Mensen vergeten dat het vooral mazzel is. Ik zou de invloed van die ‘ik’ van je vooral nuanceren.” Hij ziet zichzelf nu met het ene been in de materiële werkelijkheid staan, en met het andere in de bewuste wereld, zoals hij het noemt. Eerst ervaarde hij dat als een probleem, en dacht: ik moet kiezen. “Nu besef ik dat we geen van beide werelden moeten afwijzen, en probeer ik ze met elkaar te verbinden. Dat is mijn rol.” A
Tekst Stan van Herpen Fotografie Arno Fooy
30
MEST nr 12
Kim
MEST nr 12
31
Eddy
32
MEST nr 12
Hussein
MEST nr 12
33
Arie
34
MEST nr 12
Agnes
MEST nr 12
35
[advertentie]
Adverteren in MEST Adverteren in MEST kan zowel in MEST magazine als op Mestmag.nl Interessant voor: • Culturele instellingen zoals musea, bibliotheken en poppodia die de Brabantse cultuurliefhebber willen bereiken. • Bedrijven die hun product willen aanbieden aan cultuurliefhebbers en de culturele en creatieve sector in Noord-Brabant. • Overheden en fondsen met belangrijke informatie voor de cultuursector.
Met de site en het tijdschrift tonen we de waarde van cultuur in Noord-Brabant. MEST magazine heeft een oplage van 4500 exemplaren. MEST wordt in controlled circulation verspreid onder ongeveer drieduizend personen, binnen en buiten Noord-Brabant, die belangrijk zijn, kunnen zijn of moeten zijn voor kunst & cultuur in Brabant. Daarnaast is MEST magazine een publiekstijdschrift: het wordt verspreid via de boekhandel, het ligt op diverse leestafels en belangstellenden kunnen zich abonneren (zie pagina 4). De website heeft gemiddeld 10.000 unieke bezoekers per maand en de nieuwsbrief wordt wekelijks aan 2.000 geïnteresseerden verzonden.
Kijk op de site voor meer informatie. Of neem contact op met Iris van den Boezem: iris@mestmag.nl / 06 – 3379 4123
mestmagazine
@mestmagazine
facebook.com/MestMag
linkedin.com/company/ mest-magazine
MEST bedankt... MEST wordt gemaakt door veel enthousiaste en betrokken mensen. Voor weer een mooi jaar MEST bedanken redactie en partners van MEST alle schrijvers, fotografen, medewerkers en meedenkers van MEST magazine, Mestmag.nl, de nieuwsbrief trends & ontwikkelingen en de social media! Eric Alink, Jenna Arts, Dieter van den Bergh, Nikki de Blouwe, Erik van der Burgt, Evelyne Coussens, Miranda den Dekker, Linelle Deunk, Naan Elderling, Anouk Essers, Vicky Francken, Wouter Gresnigt, Joost Heijthuijsen, Janine Hendriks (Kaftwerk), Suzanne Hertogs (Ontwerphaven), Maria van der Heyden, Rene van der Hulst, An-Sofie Kesteleyn, Nine Klijn, Nadzja van der Knaap, Jordy Koevoets, Pepijn Koolen, Doeko L., Jeroen de Leijer, Anouk van Leeuwen, Pjotr van Lenteren, Tamara Nelemans, Romy van den Nieuwenhof, Martyn F. Overweel, Mijke Pol, Frank Ruiter, Lisa Ruskus, Marjolein Schalk, Bart Smout, Thomas Snoeijs, David Stevens, Marieke van Stigt, Nick J. Swarth, Masaya Takeda, Sabine Ticheloven, Kevin Toma, S. Lloyd Trumpstein, Inge Verdonschot, Frank Verhallen, Karien Verhappen, Milan Vermeulen, Angelique Viester, Mark van der Voort, William van der Voort, Simone Vos, Maartje Vos-Swinkels, Lucas de Waard, Simon de Wijs, Esther Wittenberg, Anneke van Wolfswinkel.
jeroenboschhuis.nl
MEST wenst daarnaast alle lezers een gelukkig, creatief en cultureel 2016!
Johan
DE HOOIWAGEN VAN BOSCH: DE TWIJFEL VERBEELD
“De mens is zijn kompas kwijt, waar moeten we heen?” Nog nooit kwamen er zoveel werken van Jheronimus Bosch bij elkaar: naar verwachting twintig schilderijen en negentien tekeningen. Eén van de belangrijkste blikvangers zal De Hooiwagen zijn. De expert, de cultuurfilosoof, de student en de kinderen delen hun kijk op het schilderij. Als prelude op wat de grootste Bosch-tentoonstelling ooit moet worden.
De tentoonstelling Jheronimus Bosch - Visioenen van een genie vormt hét hoogtepunt van het Jeroen Bosch-jaar 2016, waarin de dood van Bosch, vijfhonderd jaar geleden, wordt herdacht. In het Noordbrabants Museum, van 13 februari tot en met 8 mei 2016.
itaat uit de tentoonstellingscatalogus: ‘Achter de hooiwagen aan rijdt en loopt een stoet mensen, waarin letterlijk alle rangen en standen zijn vertegenwoordigd, van keizer, paus, koning en hertog tot het allereenvoudigste volk. Om de hooiwagen heen verdringen de mensen zich om wat hooi te pakken te krijgen, wat zelfs tot moord en doodslag leidt. Ook al is hooi weinig of niets waard, iedereen jaagt het na alsof het goud is. Tegelijk staat het hooi voor de vergankelijkheid: het gras verdroogt en verdort tot niets. De boodschap is dat de op aards bezit azende mensheid regelrecht op de hel afstevent.’
Een jaar lang Bosch De agenda voor het aankomende Bosch-jaar is vol, kiezen een hachelijke onderneming. Toch lichten we er enkele hoogtepunten uit. Het volledige overzicht is te zien op www.bosch500.nl. 1. B osch Grand Tour. Zeven vooraanstaande Brabantse musea presenteren in 2016 een hedendaags tentoonstellingsprogramma. Met onder andere nieuw werk van Jeroen Kooijmans, Atelier Van Lieshout (zie verderop) en Jan Fabre. 38
Bosch werkte in de periode rond 1500, De Hooiwagen is waarschijnlijk geschilderd rond 1512. Dat waren de jaren die volgens de geschiedenisboekjes de overgang vormen tussen de oude en de nieuwe tijd, de tijd dat Gods woord werd ingeruild voor het individuele oordeel. In de catalogus: ‘Het is in die jaren dat Bosch een aantal uiterst curieuze en voor die tijd bijzondere schilderijen maakte. Zowel De Hooiwagen als de Landlopertriptiek houden de kijker een spiegel voor zodat hij zichzelf leert zien. Bij Bosch gaat het erom dat de kijker zich bewust wordt van zijn eigen gebeuzel in het leven, van zijn zucht naar het aardse. Het is een persoonlijke, zoekende manier om tot het besef te komen dat men zich beter tot het goede kan wenden teneinde hel en verdoemenis te vermijden.’
2. Missa Unitatis, compositie geïnspireerd door muziek uit de tijd van Bosch. Vocaal ensemble Cappella Pratensis zingt veel werken van componisten uit de periode 1450-1600. Het meest bekend zijn Josquin Desprez en Pierre de la Rue. De laatste kende Bosch persoonlijk, want beiden waren verbonden aan het Illustre Lieve Vrouwe Broederschap uit Den Bosch. Cappella Pratensis en het Nederlands Kamerkoor voeren de Missa Unitatis in een serie van acht concerten uit, in samenwerking met zeven gerenommeerde amateurkoren.
3. Slave City van Joep van Lieshout. De Pont in Tilburg toont deze zomer Joep van Lieshouts Slave City (11 juni – 16 oktober), een model voor een utopische samenleving met nogal sinistere trekken. Voor het eerst compleet te zien. 4. Bosch Beest. Stalen kunstwerk, een soort gigantische uil, van Marianne van Heeswijk, dat door de inwoners van Den Bosch gezamenlijk wordt gesmeed. Wordt zo’n negen meter hoog, en in december 2016 als afsluiting van het Bosch-jaar onthuld op het Willemsplein. MEST nr 12
filosoof, schrijver, journalist
Christus, de doorweekte vluchteling
Vouw hierlangs!
Ralf Bodelier (54) Ω
“I
s het mogelijk om het niet eens te zijn met een schilderij uit 1512? Om het te bewonderen om zijn vorm en af te wijzen om zijn boodschap?” “Bovenin De Hooiwagen zweeft Christus. In een kerkelijke afbeelding zou Christus in al zijn grootsheid centraal staan. Nu staat hij er maar klein en machteloos bij. Christus lijkt te preken, maar er is niemand die hem hoort. Laat staan dat iemand zich iets van hem aantrekt. Ook de paus op zijn paard en de vette pater onderin keuren Christus geen blik waardig.” “Onder hem rijdt de hooiwagen, symbool van overvloed, en geplunderd door een rauwe menigte. Niets en niemand wordt ontzien. De wagen trekt van links naar rechts. In de christelijke schilderkunst is dit opmerkelijk. Want rechts is doorgaans het domein van het Oude Testament, het verval en de dood. Links gloort het Nieuwe Testament, het nieuwe Jeruzalem en de toekomst. Rechts van Christus hangt doorgaans de slechte moordenaar, links de goede. Had de hooiwagen zich, conform zijn tijd, van rechts naar links bewogen, dan had Bosch ons de hoop verschaft dat het uiteindelijk toch nog goed zal komen.” “Nu trekken we met de hooiwagen richting afgrond, terug de geschiedenis in. En we zijn te verblind om het zelfs maar te zien. Jezus Christus, ooit baken van troost en verlossing, staat er machteloos bij en kijkt er naar. Daarmee is De Hooiwagen een prelude op het deftige cultuurpessimisme van onze tijd. Van Oswald Spenglers Der Untergang des Abendlandes tot Theodore Dalrymple’s Our Culture, What's Left of It.” “Maar ik ben geen cultuurpessimist. Ik denk dat de kleine, machteloze Christusfiguur ons gaat redden. Hij is de doorweekte vluchteling, rammelend aan de poorten van Europa. Hij is het kleine dode jongetje op het Turkse strand. Ze roepen ons ter verantwoording. Ze nemen ons weer mee de beschaving in.” MEST nr 12
39
40
MEST nr 12
MEST nr 12
41
Thomas (12), Britt (12) en Milla (13) Ω Leerlingen uit vmbo-klas 1D van het Helicon in Den Bosch kijken samen met hun klasgenoten naar De Hooiwagen. Met een projectie van het schilderij op een groot scherm, vooraan in de klas.
Niet geloven in de hel
T
homas van Gaal: “Ik ben al een paar keer in het Jheronimus Bosch Art Center geweest. Nee, dat is helemaal niet saai. Ik zie elke keer weer wat nieuws, dat vind ik inspirerend. Ik vind Jeroen Bosch zo interessant omdat zijn schilderijen echt anders zijn. Rembrandt schilderde in opdracht, Bosch schilderde de wereld zoals hij dacht dat-ie was.” Britt Rombout: “Wat mij meteen opvalt, is het verschil in licht en donker. Daar waar God is, is het licht. Het lijkt ook wel alsof iedereen op de hooiberg wil klimmen, om zo dicht mogelijk bij Jezus te zijn. Ik denk dat Jeroen Bosch tegen de oorlog was en voor de vrede.”
Thomas: “De schilderijen zijn een beetje vreemd. Met veel fantasie bedacht, maar wel netjes geschilderd. Ze zeggen dat dit een van zijn laatste schilderijen was. Het is heel gedetailleerd geschilderd, misschien heeft dat er iets mee te maken. Ik denk dat dit schilderij laat zien dat er veel hebzucht is en dat veel mensen alleen maar aan zichzelf denken. En dat daar oorlog van komt.” Milla Alvares: “Ze zeggen dat je naar de hel gaat als je slecht bent. Dat zie je op dit schilderij ook. Maar dat geloof ik niet.” Britt: “Gaat iedereen op dit schilderij naar de hel? Nou, ik denk dat iedereen een goed leven krijgt na de dood. ”
Vouw hierlangs! MEST nr 12
Jos Koldeweij (63) Ω
Hoogleraar Kunstgeschiedenis van de Middeleeuwen, Radboud Universiteit Nijmegen, leidt het internationale Bosch Research and Conservation Project
De mens zonder kompas
“V
oor een goed begrip van de triptiek moet je ook naar de afbeelding van de landloper op de buitenkant kijken. De landloper is iemand waar wij ons als kijker in moeten herkennen. Hij moet over een gammel bruggetje, wordt aangevallen door een hond, vlakbij liggen onheilspellende botten. Hij kijkt half om, straalt vertwijfeling uit.” “Uit onze analyse van het schilderij is gebleken dat onder de afbeelding een witte verflaag zit met daarop een schets. Dat zie je vaak bij Bosch, dat hij al schetsend naar een compositie zocht. Aan de schetsen zie je dat hij eerst achter het bruggetje een kruis wilde schilderen. Maar dat heeft hij uiteindelijk weggelaten. De mens is zijn kompas kwijt, waar moeten we heen in het leven?” “Bosch leefde in een belangrijke overgangsperiode, waarin de middeleeuwse denkbeelden van predestinatie en noodlot langzamerhand plaatsmaakten voor de moderne tijd waarin de mens zich steeds meer zelf verantwoordelijk ging voelen voor zijn lot. Er was in die tijd geen andere schilder die dat zo dominant, zo trefzeker, in beeld bracht als Bosch.” “Je opent het drieluik en het eerste wat je ziet is die hooiwagen in het midden. Bosch heeft in zijn schilderijen veel visuele metaforen gecreëerd, iconen, die volstrekt nieuw waren in die tijd. Zoals de hooiwagen. Daarvoor had nog nooit iemand dat als symbool gebruikt. Veel van die iconen zie je later terugkomen in het werk van anderen.” “Hooi was in die tijd een symbool van hebzucht, ledigheid, de tijdelijkheid. Rondom de wagen zie je het gepeupel, de ellende, maar ook machthebbers als keizer, koning en paus. Aardse hebzucht. Alleen de engel kijkt nog naar boven. We zien het paneel rechts vaak als een verbeelding van de hel. Maar als je goed kijkt, zie je dat het een hel in constructie is. En de mensheid zelf zorgt ervoor dat die hel wordt opgebouwd. De kijkrichting is van links naar rechts. En de boodschap is duidelijk: ze gaan allemaal naar de hel.” MEST nr 12
Karlijn Sies (23) Ω
Student master Middeleeuwse Geschiedenis aan de Katholieke Universiteit Leuven
Het schilderij als spiegel
“I
k vind Bosch interessant omdat hij echt een afwijkende insteek heeft vergeleken met andere middeleeuwse schilders. Zijn schilderijen zijn fantasieën die tegelijkertijd een goed beeld geven van de tijdgeest. En in tegenstelling tot de meeste andere schilders uit die tijd, beeldt hij de gedachten en gedragingen van het gewone volk af. Je ziet volgens mij de gedachte verbeeld dat de mens niet meer primair op God is gericht. Maar tegelijkertijd hebben zijn schilderijen nog wel een morele boodschap.” “Het schilderij is voor mij als historicus niet alleen interessant als kunstwerk, maar ook als bron. Bosch toont veel details van het dagelijks leven in die tijd. Met behulp van het schilderij kun je erachter komen welke gebruiksvoorwerpen, kleding, hoofddeksels en andere dagelijkse voorwerpen in de tijd van Bosch gebruikt werden. Zoals het kippetje of het varkentje aan het spit, onderin de afbeelding. En daarnaast die tandarts of chirurgijn die bezig is met een patiënt. Die uil op die tak, achter die berg hooi, die is ook fascinerend. De uil als het beschouwende personage in het schilderij.” “Ik denk dat het onmogelijk is om als historicus de intentie van de kunstenaar te vatten, omdat wij altijd met een eigentijdse bril naar het kunstwerk kijken. Onze interpretatie is beperkt tot onze eigen leefwereld en vergaarde kennis. Wanneer we De Hooiwagen zien als een spiegel, functioneert die vijfhonderd jaar later nog hetzelfde. De beschouwer ziet en interpreteert zichzelf en zijn eigen gedachtegoed.” “In die tijd geloofde je in predestinatie of in het idee dat de mens zelf zijn lot in handen had. Het lijkt er toch op dat Bosch tot die eerste groep behoorde. Ik zie tenminste weinig optimisme. Ik heb het idee dat Bosch vooral de onmacht van de mens en de massa wil weergeven. De willoosheid van de meeste mensen. Maar voor sommigen – de mensen bovenop het hooi – lijkt er toch nog hoop. Als ze zich richten op de kunsten, de ware liefde of het geloof. ” A
Tekst Stan van Herpen Beeld Museum Boijmans Van Beuningen 43
HET
LICHT
In deze rubriek herenigen we een docent met een oud-leerling. Als eerbetoon aan de docent(e) die met zijn/haar passie voor cultuur het leven van tenminste één voormalig leerling voor altijd veranderde.
“Weet u nog dat ik u altijd pioenrozen gaf ?” Ger Jacobs (72) en Anke van Vijfeijken (28) ontmoeten elkaar weer na elf jaar bij het Theater aan de Parade in Den Bosch waar Anke inmiddels programmeur is. Ger gaf Anke in haar vwo-eindexamenjaar Culturele Kunstzinnige Vorming op het Jan van Brabant College in Helmond.
A
44
nke staat door de glazen deuren van het Theater aan de Parade naar buiten te turen tot een plotselinge opwinding zich van haar meester maakt. “Dat is hem”, roept ze uit. Ger stapt binnen, spreidt zijn armen en kijkt Anke met glimmende ogen aan. “Daar ben je dan.” Ze lopen op elkaar toe en geven elkaar drie zoenen.
Anke: “Ja! Ik heb een droombaan. Ik mag bekijken wat dit theater de stad gaat bieden.” Ger glimlacht tevreden. “Misschien heb ik wel net zo van de lessen genoten als jullie. Als ik leerlingen voor mijn neus had gehad die er duidelijk alleen maar zaten omdat het moest, had ik het nooit 43 jaar volgehouden.”
Anke gaat voor naar een tafeltje, haalt koffie en begint te vertellen. “Thuis werd mijn interesse in kunst niet bijzonder gestimuleerd. Door uw lessen kwam kunst voor mij tot leven. Het uitje naar Parijs, Versaille; ik kan me de grot daar nog goed herinneren.” Ger doet precies waar Anke op hoopt. Hij begint te vertellen: “Marie-Antoinette speelde graag boerinnetje. Ze had in de tuin een heel boerengehucht laten nabouwen. Maar ze hield niet alleen van de groenten die daar verbouwd werden, maar ook van mannen. Die ontving ze in die prachtige grot met waterval.” Anke knikt enthousiast. “Ik had op mijn zeventiende geen idee wat ik moest studeren. Ik sprak er met u over. U wees me op de studie International Media and Entertainment in Breda.” Ger: “Achteraf gezien zijn vooral de leerlingen die van mijn lessen genoten de kunstkant opgegaan. Alsof genieten belangrijker blijkt dan leren, bedenk ik nu. Ik gaf ook eigenlijk geen les. Ik begon gewoon te vertellen.” Anke: “Ik denk echt dat ik zonder uw lessen een commerciëlere studiekeuze had gemaakt. Maar nu heb ik later zelfs nog Theaterwetenschappen in Amsterdam gestudeerd.” Ger: “En ben je gelukkig? Dat is wel een belangrijke vraag.”
Anke: “Weet u nog dat ik u altijd pioenrozen gaf als u bloemen haalde bij de winkel waar ik een bijbaantje had?” Ger: “Nu je het zegt, herinner ik het me weer.” Anke: “En dat we bij een kunstenaar waren om een beeld uit te zoeken?” Ger: “Ja, jullie hadden geld over van jullie eindexamenfeest. Toen ben ik met de eindexamencommissie naar Joep Coppens gereden. Die had vijf beelden neergezet en jullie mochten er één uitkiezen. Dat duurde eindeloos, maar ik heb me er niet mee bemoeid. Uiteindelijk kozen jullie het beeld dat ik het mooiste vond. Het heette Harmonie en het staat nog altijd in de school.” Ger vertelt dat hij onlangs promoveerde in de cultuurwetenschappen met een studie naar de invloed van de Franse kunstenaar Maillol op de fascistische beeldhouwkunst in nazi-Duitsland. Anke overhandigt Ger een programmaboekje van het theater. “Ik zou het heel leuk vinden om u en uw vrouw eens mee te nemen naar een voorstelling van jullie keuze.” Ger pakt het boekje stevig vast. “Dat is geweldig.” Tekst Esther Wittenberg Fotografie Anke van Iersel
MEST nr 12
Op onze oproep reageerden twee oud-leerlingen van Ger Jacobs. De versie inclusief het interview met oud-leerlinge Simone Meijerink, vind je online, www.mestmag.nl MEST nr 12
45
KENJEZELF KIT-SESSIE 7
MET JEROEN DE LEIJER EN KUNSTENAAR PA U L B O G A E R S
“C
IK HEB
H A O S
NODIG
”
Jeroen de Leijer, naast briljant tekenaar ook sjamaan, spiritueel gids en bedenker van de Kenjezelf Kit, ontvangt een bekende culturele Brabander op zijn sofa. Aan de hand van de Kenjezelf Kit biedt hij haar of hem de unieke mogelijkheid om middels de spirituele kaarten te komen tot een bijzondere mate van zelfreflectie. In deze aflevering: kunstenaar, fotograaf en schrijver Paul Bogaers, die momenteel een solo-expositie heeft in fotografiemuseum FOAM. 46
MEST nr 12
MEST nr 12
47
Langzaam brak de lente aan. Het eerste wat me interesseerde, was Afrikaanse kunst. Toen begon ik maskers en koppen te maken. Ik wist totaal niet waar het naartoe zou gaan, maar ik had wel snel het idee dat dit iets zou zijn.” J: “Hoe weet je of het de moeite waard gaat zijn als je nog zoekende bent?” P: “Daar kom je vanzelf achter. Het is een gradueel proces, maar ik had al snel het vertrouwen dat het goed zou komen.”
n FOAM, het hoofdstedelijke fotografiemuseum, is een plek waar de drie Chinese gast-curatoren die vandaag op bezoek zijn niet graag komen. Het is de ruimte waar de expositie van kunstenaar Paul Bogaers is ingericht. Het is er ‘spooky’. Van boven tot onder hangt het er vol Tilburgse voodoo. Maskers, beelden, geanimeerde objecten van papier-maché, waarin fotografie is verwerkt of uit zijn voegen is gegroeid tot extended photography. Eerder die week zocht ik de kunstenaar op in zijn atelier toen hij zich voorbereidde op de expositie. Als spirituele gids heb ik hem bijgestaan tijdens het laatste onderdeel van deze stap. CHAOS Paul knikt heftig bij het zien van deze kaart. “Vijf jaar geleden had ik een grote expositie in De Pont. Hoewel de reacties op het werk best goed waren, gebeurde er hoegenaamd niets. De volgende stap bleef uit en ik had sterk het gevoel dat er nog een essentiële stap gezet moest worden. Dat mijn werk anderen nog niet genoeg overtuigde. Toen ik na afloop weer op mijn atelier zat, merkte ik dat het een soort eindpunt was. Ik had het gevoel dat ik mijn werk uit en te na kende, maar blijkbaar moest ik het anders aanpakken. Ik wist niet meer hoe het verder moest.” J: “Een crisis.” P: “Ja, maar het vreemde was, ik schrok er helemaal niet van. Dat komt ook wel omdat je ouder bent misschien. Het komt wel goed, dacht ik, of niet. Want dat kan ook. Dan zou dit het einde zijn van mijn kunstenaarschap en zou ik iets anders moeten bedenken. Toen heb ik een tijdje niks gedaan. Ik vond ook niets interessant. Er was twijfel. Wat is de stap die gezet moet worden? En wat is dat dan? Je kunt wel het gevoel hebben dat er iets moet gebeuren, maar gebeurt het ook? Het was een soort incubatietijd waarin ik maar wat rondhing. Blijkbaar heeft het tijd nodig dacht ik, die neem ik dan ook gewoon. Laat het maar gebeuren. 48
CHAOS
J: “Typisch dat de expositie te zien is in een fotografiemuseum. Er zitten foto’s in het werk, maar je moet er bijna naar zoeken.” P: “Veel fotografen zien fotografie puur als een middel om de zichtbare wereld weer te geven, maar dat is voor mij nooit bevredigend geweest. Het is juist de innerlijke wereld die ik probeer te vangen en fotografie is slechts een van de media die ik daarvoor kan gebruiken. Ik vind het grappig dat FOAM de link naar mijn associatieve manier van werken wel wil leggen. Tot mijn verbazing waren ze daar heel enthousiast. Ook over de werken waar helemaal geen fotografie in voorkomt.” J: “Ben je de chaos nu voorbij?” P: “Ik zie chaos niet als iets verontrustends in mijn werk. Ik ben geneigd om de chaos telkens weer op te zoeken. Ik ben vaker met projecten bezig geweest waarbij ik in het diepe sprong. Dus blijkbaar heb ik de chaos nodig.” SPRUITJES Ik stel voor om nog een kaart te trekken. “Eén beeld is niks”, zegt Paul. “Als er een ander beeld naast staat gaan er verbanden spelen en... Zo... dat zijn... spruitjes. Kleine spruitkooltjes. Dit is wel echt een contrast. Een hoopvol beeld. Kleine spruitjes die ontspruiten aan de stam.”
SPRUITJES
J: “Gaat deze kaart over het creatieve proces? Hoe beelden ontstaan? Hoe werkt dat eigenlijk? Haal je alles door een badje van papier-maché?” P: “Nee, zo vat ik deze kaart niet op. Voor mij gaat dit beeld niet zozeer over het werk hier op het atelier, maar wat er daarna met het werk zélf gebeurt, of het vruchten afwerpt. Je moet het geluk hebben dat het op het juiste moment onder ogen komt van de juiste persoon. Het enige wat je kunt doen is doorgaan. Als je stopt zul je het nooit weten.” J: “Hoe ga je dan door?” P: “Een combinatie van koppige eigenwijsheid en een gevoeligheid voor MEST nr 12
de buitenwereld. Als ik het zo goed of interessant vind wat ik maak, wat is dan de reden dat het niet aanslaat? Wat kan ik daar zelf aan veranderen? Ik zie veel kunstenaars die dat laatste niet doen en zichzelf zien als een miskend genie. Zelf denken dat je iets belangrijks maakt terwijl de omgeving er zijn schouders over ophaalt, dat heb ik nooit gewild. Dan moet ik tot de conclusie komen dat ik dacht dat het iets was, maar dat ik er blijkbaar naast zat.” J: “Een conclusie die ik zelf best vaak heb getrokken over mijn eigen werk.” P: “Dat is best moeilijk.” J: “Op naar het volgende debacle!” P: “Het is wel zo dat je steeds serieuzer genomen wordt naarmate je langer volhoudt. Blijkbaar dwingt het feit dat je voet bij stuk houdt respect af. Niet door steeds hetzelfde te doen, maar doordat je hetzelfde op een andere manier probeert te zeggen.” J: “Dat is rationaliseren achteraf. Je kunt er ook voor kiezen om niets naar buiten te brengen.” P: “Ik zou dat niet kunnen. Iets stelt pas écht iets voor als je er verantwoordelijkheid voor draagt. Als je er een offer voor hebt moeten brengen. Als iemand genoeg geld heeft om zomaar iets te doen, een galerie te beginnen of kunst te maken, dan stelt dat niks voor omdat er niks vanaf hangt. Er is dan geen criterium. Kwaliteit heeft toch altijd een criterium nodig. Geld is in onze maatschappij een uitdrukking van de waarde die een ander hecht aan iets.”
DANSENDE SNIJBLOEM J: “Zullen we er nog een kaart bijleggen? Een kaart voor de toekomst?” P: “Nou... Dat is mooi... Als dit de toekomst is...” Paul zwijgt bedenkelijk. “Het masker van de dood is dit. Dat is wat ons uiteindelijk allemaal te wachten staat: de dood. Maar ik schrik hier niet van. Uiteindelijk maakt het bijzonder weinig uit.” J: “Kosmisch gezien bedoel je?” P: “Al ons streven is uiteindelijk zinloos. Falen doen we immers allemaal. In dat licht bezien maakt het niet uit of iets wel of geen succes wordt.” J: “Nee, maar kunst kan wel een manier zijn om de dood te overstijgen.” P: “In geen enkel ander medium is het mogelijk om de persoon van de maker tegen te komen, een lange tijd na zijn dood. Je hebt echt contact met de persoon die hij is geweest. Dat vind ik heel bijzonder.” J: “Hoe belangrijk is het falen in je werk?” P: “Als een werk mislukt, biedt dat je ook de mogelijkheid om all the way te gaan. Je hebt niks meer te verliezen. Zaag er een stuk vanaf of geef het een kleur en het zou alsnog kunnen slagen. Misschien verras je jezelf met een werk waarvan je nooit gedacht had dat je dat zou maken.”
P: “Ik had vroeger last van reisangst. Totdat ik me realiseerde dat die reisangst dezelfde spanning is die iemand ervaart die graag reist. Je kunt het onbekende als eng ervaren, maar ook als spannend. Dan zet je de blokkade naar je eigen hand.” Zo bezien komen de werken op de tentoonstelling me voor als souvenirs uit een ver land, meegebracht door een ontdekkingsreiziger die de witte vlekken in kaart heeft gebracht.
MY LIFE IN THE BUSH OF GHOSTS
Met de tentoonstelling My Life in the Bush of Ghosts toont FOAM het werk van Paul Bogaers (Tilburg, 1961) van de afgelopen vijf jaar. In deze periode maakte Bogaers’ werk een ontwikkeling door van tweedimensionaal naar het driedimensionale domein van assemblages, sculptuur en installatie. Fotografie speelt daarbij een essentiële rol. Bogaers gebruikt daarbij papier-maché, een materiaal dat je nauwelijks ziet in de beeldende kunst. Associatie en suggesties spelen een belangrijke rol in zijn beeldtaal. Met zijn combinaties van foto’s, waarbij hij vaak gebruikmaakt van fotografische ‘objets trouvés’ (amateurkiekjes, plaatjes uit boeken en andere bestaande beelden), nodigt hij de kijker uit om onverwachte verbanden te ontdekken. De titel van de tentoonstelling My Life in the Bush of Ghosts (naar het fameuze album van Brian Eno en David Byrne, die op hun beurt weer verwezen naar een roman van de Nigeriaanse schrijver Amos Tutuola uit 1954) refereert aan het ‘Geestenbos’ dat Bogaers naar eigen zeggen zelf dagelijks bezoekt in zijn atelier. In zijn meest recente werk komt de fascinatie van Bogaers voor het onzichtbare, het bovennatuurlijke en Afrikaanse voodooculturen naar voren.
Een bange Chinees houdt schichtig de camera tussen hemzelf en het werk. Als bezweringsritueel. A
Tekst en illustraties Jeroen de Leijer
DANSENDE SNIJBLOEM MEST nr 12
Een fragment van het interview is te horen op onze website, www.mestmag.nl
JEROEN DE LEIJER (Hilvarenbeek, 1969) “De Kenjezelf Kit is een methode die ik heb ontwikkeld om met 48, intuïtief getekende kaarten, onbestemde momenten te duiden en te laten voor wat ze zijn. Tijdens momenten die geen bestemming hebben, is er ruimte voor rust en contemplatie.” 49
[advertentie]
bkkc feliciteert Atelier NL! Atelier NL haalde maar liefst €60.000 op met crowdfunding en is daarmee het 100e geslaagde en door bkkc ondersteunde crowdfundingproject. www.ateliernl.com
De 100 gerealiseerde projecten haalden een totaalbedrag op van maar liefst €912.273! Crowdfunden via bkkc betekent ook dat projecten mogelijk in aanmerking komen voor een impulsbijdrage van 30% van het doelbedrag (met een maximum van €25.000).
Fotografi e: Mike Roelofs
Ook crowdfunden? Kijk op www.bkkc.nl/impulsgelden/crowdfunding of neem contact op met Luc Begas (l.begas@bkkc.nl / 013 7508433)
Uw aandacht is goud waard! [advertentie]
TENTOONSTELLING IN BREDA TE ZIEN T/M 13 MAART 2016
Stef Broks (1981) drummer Onlangs zette Stef Broks zijn 2-jarige zoontje Sjoerd voor het eerst achter een drumstel. Wat bleek: het jongetje kon drummen, of in ieder geval, hij ramde enthousiast op het instrument. Dat heeft-ie van zijn vader, denken wij dan. De Etten-Leurenaar werd niet voor niets vier (!) keer uitgeroepen tot beste drummer van Nederland. Maar nee, zo blijkt het niet te zitten. “Ik was vroeger echt een non-talent; mijn drumleraar raadde me zelfs aan om te stoppen. Om het te leren heb ik me de tering moeten oefenen. Ik had al wel vroeg een volwassen
52
MEST nr 12
TEXTURES
Gitaargeweld uit de Grauwe Polder Babyboom bij de metaltrots van Nederland! Liefst vier baby’s kwamen recent ter wereld – met gehoornde vuistjes, uiteraard. Ook schonken de metalheads het leven aan een nieuw album: Phenotype. De band – de zwaarste metaltrots van Nederland, bekend tot in India – schroefde het aantal decibels nog wat verder op. Nog steeds zware jongens dus. Al blijken ze thuis aan de keukentafel lieve papa’s die zichzelf prima kunnen relativeren.
muziekbeleving. De OOR Popencyclopedie lag bij ons thuis standaard op tafel en ik heb me suf gebladerd in dat ding. Dan begon ik bij Please please me en zo ging ik alle Beatles-albums luisteren. Alle muziek die ik leerde kennen, probeerde ik na te spelen. Op mijn tiende zat ik al op kartonnen dozen Sunday Bloody Sunday van U2 mee te rammen.” Broks woont nu in De Bilt met zijn vriendin, haar twee dochters en zoon Sjoerd. Hij heeft een eigen drumschooltje in Utrecht, werkt bij Metal Factory Eindhoven en doceert op zijn oude school: Codarts Rotterdam. “Zelfs zonder de band erbij rij ik nog 50.000
MEST nr 12
kilometer per jaar. Dat is gek genoeg allemaal prima te doen. Textures is een aantal bandleden kwijtgeraakt omdat zij het bandleven zat waren. Dat begrijp ik wel, maar ik zou zelf niet zonder willen, het is echt een voorrecht om met muziek de wereld over te mogen. Van Los Angeles tot Delhi zie ik mensen mee airdrummen in het publiek, prachtig. Ik vind het zo gaaf om onderdeel te zijn van de muziekhistorie, van die lange ketting. Wat ooit begon bij Black Sabbath is steeds overgedragen en brengen wij nu weer verder. Dat deel van het muzikantenbestaan beleef ik echt heel intens: ik ben onderdeel van de historie, ik geef cultuur door. Dat blijft mijn drijfveer.”
extures werd ooit opgericht in de EttenLeurse woonwijk Grauwe Polder. Uitstekende plek om een metalband te beginnen. De straten heten er Paukeslag, Bazuinlaan of Gitaarhof. De buurtkinderen zitten op basisschool De Bombardon, de wijkbewoners komen samen in buurthuis De Gong en net als je denkt dat álles hier onverwoestbaar en ‘metal’ klinkt, sta je tegenover ouderensociëteit De Panfluit. De oerbezetting van Textures komt uit deze buurt, dus ook drummer Stef Broks en gitarist Bart Hennephof, de enige originele leden in de huidige opstelling.
53
In 1996 kregen de vrienden een cd’tje van een buurjongen: ‘Hier, een schijf vol klereherrie, vast iets voor jullie’. Bleek een promo van ’s wereld grootste metallabel Nuclear Blast, en dat ging er inderdaad in als koek. Honderd luisterbeurten en evenveel eurekamomenten verder maakten de vrienden een afspraak: ooit staat onze naam op zo’n schijfje. Er moest alleen nog een band komen. De eerste poging, Lost Sacrament (Bart verontschuldigt zich nog steeds voor de naam), liep uit op niets. Maar toen leerden ze Jochem Jacobs kennen: de beste gitarist uit de regio, een begenadigd producer én een visionair. Stef Broks: “Jochem trok het plan van Textures naar boven. Hij zei: we bouwen een studio, daar nemen we een plaat op
die we zelf produceren, vervolgens gaan we die promoten en dan bam!” En zo ging het ook. De zes bandleden sloegen voedsel en bier in, bouwden hun repetitieruimte bij de Grauwe Polder om tot studio, verwaarloosden alle familiebanden en lieten zich pas weer zien toen het debuut klaar was. Toen de pers er lucht van kreeg, kwam de ‘bam’ die Jochem voor ogen had. Lyrische reacties uit metal- én pophoek. Polars uit 2004 is het meest gehypte Nederlandse metal-album ooit.
Nuclear Blast-cd’tje van Stef en Bart had het genre al talloze zijwegen, afritten en vluchtstroken gekregen. De metal werd steeds meer een niche voor morbide lui die graag pentagrammen verbranden in Noorse kerken. Zeker in de jaren negentig werd alles extremer. Telkens als het niet harder leek te kunnen, vond iemand nog een extra kistje decibels. Het Zweedse Meshuggah voegde zelfs polyritmiek toe, ritmes die je op meerdere manieren kunt horen. Mindblowing stuff.
EXTRA KISTJE DECIBELS Het genre waarin Textures opereert behoeft misschien wat uitleg. Black Sabbath legde in 1969 de eerste steen in de metalhistorie, dat weten we. Manowar en Iron Maiden maakten er een kilometerslange weg van, ook bekend. Maar op het
Enfin, de Grauwe Polder. Terwijl de steeds hardere trend alle lucht uit de metal drukte, liet Textures zijn songs ademen. Uiteraard behoorde het brullen, gieren en tieren tot het standaardpakket en sloeg die drummer van ze – Stef Broks – op het eerste gehoor zes maatsoorten
“Polars is het meest gehypte Nederlandse metal-album ooit”
Bart Hennephof (1980) gitarist Bart Hennephof wóónt in muziek. Wie zijn hoekhuis in de Tilburgse Reeshof betreedt, stuit gelijk op een paar gitaarkoffers, een Hugh and Kettner-versterker (‘een echte scheurbak’) en een drumkit van huisgenoot Yuma. In dit huis is geen baby te vinden. Bart pakte op zijn dertiende een gitaar op en heeft sindsdien amper meer op of om gekeken. “Eerst leerde ik van mijn moeder wat akkoorden op haar akoestische gitaar. Ze kende wat oude volksliedjes die we samen zongen: ‘Hang down your head, Tom Dooley/Hang down your head and
54
cry’. Maar toen ik Metallica op tv zag dacht ik: damn, zo wil ik ook rocken. Vanaf mijn zestiende zat ik elke avond partijen van progressieve deathmetalbands uit te zoeken. Als Stef dan op bezoek kwam, moest hij weer aan de bak om bij te blijven op drums. M'n ouders hebben het met tevredenheid aangezien. Al kunnen ze een Textures-album niet uitzitten, dat is ze te extreem.” Voor €25 krijg je 45 minuten les van Bart, zo verdient hij wat extra centen. Daarnaast wordt zijn rol in Textures steeds groter; het laatste album Phenotype is grotendeels van zijn hand. Hij is de vrije vogel binnen de band, dat scheelt. “Ik heb veel bandleden
MEST nr 12
zien vertrekken omdat ze meer tijd in hun gezin of werk wilden steken. Voor mij ligt dat anders, maar ik begrijp het wel. Zo’n professionele band vreet tijd, maar omdat onze muziek te extreem is voor het grote publiek, kunnen we er geen van allen van rondkomen. Misschien wel als we elk concertverzoek aannemen en driehonderd shows per jaar spelen, maar dat willen we gewoon niet. Voor je het weet zit je als een stel zombies in een tourbusje. Er is ook nog zoiets als het échte leven hè. Ik zie Textures als een groot kunstproject waar we allemaal aan meewerken. Dankzij die inzet zingen mensen onze songs tot in India mee. Dát zijn onze inkomsten.”
MEST nr 12
55
Remko Tielemans (1980) bassist Gezien in het Amsterdamse appartement van Remko: een houten schommeldier, dozen vol speelgoed, een muur vol vrolijke familiefoto’s. Zo ziet het huis van een metalbassist er dus uit. Of eigenlijk het huis van een grafisch vormgever, want daar verdient hij de kost mee. Remko woont samen met Danielle en hun dochtertje Livvy. Als hij thuis een cd van Textures opzet, doet Livvy haar handen over de oren of gaat ze wild dansen, afhankelijk van de benutte nachtrust. “Sinds de geboorte zijn mijn prioriteiten wat verschoven, want ook voor een metalhead komt het gezin op de eerste plaats. Best grappig: mensen
56
MEST nr 12
tegelijk. Maar Textures had ook een vriendelijke kant. Eentje die heel melodieus kon zijn; er was ruimte voor ruststukken met lange ambientpassages. Zelfs het grunten (de brulzang) bleef regelmatig achterwege. “Textures sluit niemand uit”, zegt Bart Hennephof nu. “Ook veel muziekliefhebbers die metal doorgaans pokkeherrie vinden, kunnen met onze stijl overweg. We hebben altijd een redelijk breed en uniek publiek bereikt.” NUCLEAR BLAST-STICKER Die frisse wind uit de Grauwe Polder waait nu zo’n twaalf jaar door metalland. Op alle albums – vooral Silhouettes (2008) is belachelijk goed – houdt Textures stevig vast aan zijn oorspron-
kelijke visie. Het Textures-DNA staat nog steeds; dat kon zelfs het vertrek van zanger Erik Kalsbeek en oerlid Jochem Jacobs (nog wel betrokken als producer) er niet uitslaan. De inmiddels niet-meer-zo-Etten-Leurenaren spelen in de VS, in India, op Europese metalfestivals, maar ook gewoon op popfestival Lowlands. En in 2011 mochten ze een minuut bij DWDD vullen, als eerste heavy metalband ooit op primetime. Studiogast Sinterklaas applaudisseerde het hardst. Nu de eerste babyboom achter de rug is, verschijnt op 5 februari 2016 Phenotype. Daar mag Textures dan een dikke vette Nuclear Blast-sticker op plakken, want ja, die gedroomde platendeal is binnen. Bart
en Stef zijn hiermee op papier directe collega’s van Dimmu Borgir, Meshuggah en Slayer – de metalreuzen van de wereld. Noem Textures dus gerust de zwaarste metaltrots van Nederland – zo’n statement kun je best maken zonder de symfonische collega’s van Epica of Within Temptation tegen de gelaarsde schenen te trappen. Het gitaargeweld uit de Grauwe Polder dwingt respect af bij iedereen. Wist u trouwens dat in de Etten-Leurse straat De Graspieper ook een metalband repeteert? Hoor je nooit iets van. Typisch. A
Tekst Thomas Snoeijs Fotografie Judith Dekker
“‘Je bent zo’n rustige jongen’, zeggen ze dan, ‘waar komt die agressiviteit vandaan?’”
schrikken zich weleens rot als ik muziek van Textures laat horen. ‘Je bent zo’n rustige jongen’, zeggen ze dan, ‘waar komt die agressiviteit vandaan?’ Zo beleef ik dat dus helemaal niet hè. Het is weleens moeilijk over te brengen op mensen die het niet helemaal begrijpen, maar onze muziek zit vol positieve energie. Gelukkig wel. Ik zou niet in een band willen spelen die alleen over rottende lijken zingt.” Ook in het appartement: een klassieke Spaanse gitaar. Dat ding heeft Remko vroeger verdomd vaak in zijn handen gehad. Oefenen, oefenen, oefenen. Hij speelde keurig de klassieke partijen die ze hem voorschotelden, hoewel hij in zijn vrije tijd gewoon Guns ’n Roses luister-
MEST nr 12
de. Toen het toevallig zo uitkwam in een bandje, ging de geboren Eindhovenaar over op bas, wat hem uiteindelijk bij Textures zou brengen. Nét voor het laatste optreden van zijn band 37 Stabwoundz belde Stef Broks met een verzoekje. “Of ik bij Textures wilde bassen. Ja, natuurlijk! Textures had in 2007 al een flinke naam en zocht een nieuwe bassist. Sindsdien doe ik ook het artwork voor de band. Bij ons heeft iedereen creatieve beroepen. Stef en Joe (Joe Tal, de gitarist - red) geven les. Bart en Uri (Uri Dijk, de toetsenist red) kunnen ook produceren. Alleen onze zanger Daniël de Jongh werkt niet in een creatief veld. Hij werkt met kinderen met een beperking. Die brulaap is stiekem een lieve, zorgzame gozer.”
57
VERGETEN
HELDEN
Vergeten grootheden van Brabantse grond, die meer verdienen dan een voetnoot bij de cultuurgeschiedenis. Deze keer een stukje onvervalst nepotisme. Want daar zijn we bij MEST, als rechtgeaard Brabants medium, ook niet vies van natuurlijk.
Aflevering 4:
Jacques le Filatelist
“I
k ben zo blij da’k in Oss gebore zij. Ook al is het cultureel wa primitief.’ Dat zong Jacques le Filatelist in 1988 in hun carnavalskraker Blijen Ossenaar, op een plaat die Kei Kunst heette. Stiekem werden er best wat culturele prominenten geboren in Oss, de magere rookworst onder de steden. Acteur Gerard Thoolen, componist Michel van der Aa, programmamaker Harry de Winter, schrijver Serge van Duijnhoven, kunstenaar Chris Berens, filmer/muzikant Luuk Bouwman, toneelschrijfster Lot Vekemans. Naast hun Osse wieg hebben ze nog iets gemeen: ze bleven er nooit lang. Geen carnavalsvierders waarschijnlijk, want dat kunnen ze in Oss – naast worsten en pillen draaien – als geen ander. In Oss was de cultband Jacques le Filatelist (ook wel geschreven als ‘Jacques le Filathéliste et les Gommées’) met haar alternatieve blik op de vleesstad (‘Ik naai oe an minne mes!’) eind jaren tachtig een gangmaker tijdens het carnaval. Maar de groep – opgericht door een stel creatievelingen op het Titus Brandsma Lyceum en vernoemd naar het boek Jacques le fataliste et son maître van filosoof Diderot – werd in meer puristische carnavalskringen ook gevreesd door haar bizarre optredens, waarin naast dronken hoempa ook uitgebreid plaats was voor hermetische free jazz-uitspattingen in de sfeer van John Zorn en Ornette Coleman. HEROÏEK VAN DE GEWONE WERKMENS
Behalve met Kei Kunst scoorde de band een jaar eerder met de langspeelplaat Kei Gezellig, met veel drank opgenomen in een koeienschuur in Schaijk, met kneiters als Spakebek, Betjekkekmaai en dé classic De Bouw, over de heroïek van de gewone werkmens. De plaat met een oplage van vijfhonderd (met zelf gezeefdrukte hoezen op behangpapier), was binnen een week uitverkocht en werd een culthit tijdens het Osse carnaval. Waar carnaval het doorgaans niet moet hebben van de ijzersterke muziek – je kunt immers niet constant Shane MacGowans Battle of Brisbane draaien – kom je met Jacques de carnaval wél door. Met haar cabareteske mix van country (Ted Hohkins), metal (Karneval in de hardrockkroeg), elektronica (we, Oh_Osszuur), piepknor (Free hoempen), exotica 58
(Sekel in de donkel) en veel klassieke carnavalshoempa, zoals Varkensmesterij, was Jacques een avantgardistisch pionier in de dialectmuziek en voorloper van Brabantstalige pretbands als Bertus Staigerpaip (Geertruidenberg), WC Experience (Raamsdonksveer) en de Volkelse Band Zonder Banaan (BZB). Die laatste gaven ruiterlijk toe zonder Jacques (en z’n verkleedpartijen op het podium) nooit bestaan te hebben. Al had de onderbroekenlol van Jacques meer niveau. DIKKE RIA
Verschillende nummers werden gecoverd. Zo deed WC Experience, wereldberoemd in West-Brabant, Karneval in de hardrockkroeg, en Pap & Pudding uit Herpen nam in 2004 een aantal Jacques-nummers op en brak hierna onmiddellijk door als feestduo, met de kraker Dikke Ria als voorlopig hoogtepunt. Jacques stond in de finale van De Kleine Prijs van Utrecht, toerde twee keer door Frankrijk en stond begin jaren negentig nog op enkele lokale festivals, zoals PopOss, maar bezweek daarna aan…, ja, aan wat eigenlijk? Niet aan haar eigen (underground)succes in elk geval. MEER VLEES-MP3-MARINADE
De leden kwamen goed terecht: eentje werd bijvoorbeeld campagneleider bij D66 en erfgoedadviseur, twee werden professioneel kunstenaar, de drummer een gerespecteerd producer en een van de gitaristen (onnavolgbaar in De Pastoor Bloemstraat Blues, verder terecht nauwelijks hoorbaar op genoemde platen) werd hoofdredacteur van onderhavig blaadje, waarin het cultureel nog steeds wat primitieve Oss doorgaans schittert door afwezigheid. Voor de fijnproevers: in 2012 verschenen Kei Gezellig (1987) en Kei Kunst (1988) op bootleg-cd, digitaal gemasterd in een ‘meer vlees-mp3-marinade’. Dit even schôn als lomp stukske ‘Ossisch’ erfgoed is integraal alleen terug te vinden in de krochten van het internet: archive.org/details/JacquesLeFilathliste-KeiGezellig.
Tekst Dieter van den Bergh Illustratie Trumpstein & De Leijer MEST nr 12
MEST nr 12
59
D E TA NKMAN OP HE T TIANANME NPLE IN 1989
Wat kenmerkt moedige mensen? Kamp Vught werd 25 jaar geleden een nationaal monument. Om die reden verschijnt begin 2016 bij Uitgeverij Balans een boek met als thema ‘moed’. Verschillende schrijvers geven hun visie op het thema aan de hand van verhalen van moedige mensen. Zoals Alexander Rinnooy Kan, hoogleraar economie en bedrijfskunde, voormalig voorzitter van de SociaalEconomische Raad en werkgeversorganisatie vno-ncw. Hij nam de moed van de Chinese ‘Tankman’ als uitgangspunt. Een voorpublicatie.
'M
oed,’ zo valt in de inleiding van dit boek te lezen, ‘is daadkracht op het juiste moment.’ Dat is waar, en mooi gezegd. Maar het is wel iets meer dan dat. Het moment is om te beginnen vooral een moment dat vraagt om een keuze. Moedige mensen kiezen voor de daad. Ze kiezen voor een actie die voor henzelf in hoge mate risicodragend is, en tegelijkertijd – dat is het tweede kenmerk – maken zij daarmee hun eigen directe kortetermijnbelang ondergeschikt aan een hoger doel. Moed begint dan ook met de onderkenning dat die hogere doelen er zijn, doelen waarvan het belang de eigen veiligheid overstijgt. Moedige mensen hebben durf, ze schuwen de strijd niet, maar kiezen er weloverwogen voor, in dienst van dat hogere ideaal en niet uit blind enthousiasme voor een flinke kloppartij. Huursoldaten zijn niet moedig, behalve op momenten dat zij hun eigen veiligheid ondergeschikt maken aan die van hun kameraden; dan is dat hun hogere doel. Ons morele oordeel over moedig gedrag ligt in het verlengde van ons morele oordeel over het hogere doel zelf: terroristische zelfmoordenaars
worden in hun eigen cultuur ongetwijfeld bijzonder moedig geacht. Die twee kenmerken, de materiële acceptatie van het risico aan de ene kant en de morele acceptatie van het hogere doel aan de andere kant, gaan vooraf aan het moment van moedige daadkracht. Soms is er ruim de tijd om de knoop door te hakken, soms ook helemaal niet. Moedige mensen hebben vaak een sterke morele intuïtie. Zij weten instinctief wat deugt en wat niet. Als het nodig is, dan volgen zij die intuïtie, de stem van hun geweten, en beslissen onmiddellijk. Maar zonder die morele dimensie kan van echt moedig gedrag geen sprake zijn. Mensen die op een koord over de Niagara waterval lopen, accepteren krankzinnige risico’s en zijn zonder enige twijfel daadkrachtig, maar als moedig is hun gedrag niet te kwalificeren. Mijn oudste broer – niet het enige hier te noemen voorbeeld uit familiekring, maar ja, wie ken je beter – fietste naar zijn werk in Amsterdam toen hij zag dat een man door het ijs was gezakt en de strijd leek op te gaan geven. Een groepje mensen stond aan de kant toe te kijken en deed helemaal niks. Mijn broer
60
MEST nr 12
aarzelde niet: hij kroop met een autosleepkabel over het krakende ijs naar de man toe en reikte hem de hand. Hij merkte dat het ijs steeds harder kraakte en al begon te golven. Maar hij liet niet los en werd, met hulp van twee godzijdank juist toen passerende jonge schaatsertjes, samen met de drenkeling naar de kant getrokken. Het was, naar elke norm, een buitengewoon moedige daad. Moed is niet alleen waarneembaar op historische momenten. Hij kan zich heel goed manifesteren in alledaagse omstandigheden. Er gebeurt iets in de tram: iemand wordt lastig gevallen en kan zich niet verdedigen. Alle passagiers kijken de andere kant uit, de trambestuurder heeft het nog niet door. Maar die ene oude mevrouw loopt ernaar toe en zegt er iets van op een zodanige toon dat het incident eindigt in een bedremmeld uit elkaar gaan. Dat is moed: er is een (al dan niet bewuste) morele afweging, er is risicoacceptatie en er is daadkracht. Moedige mensen dragen bij aan een betere samenleving: door wat ze met hun daadkracht bereiken, en zelfs al door hun bereidheid het risico van die daadkracht te dragen. Hun moed wordt in zekere zin des te bewonderenswaardiger naarmate dat risico hoger is en de effectiviteit van hun bijdrage aan het hogere ideaal onzekerder. Van roekeloosheid wordt uiteindelijk niemand beter, maar moed tegen beter weten in haalt vaak terecht de geschiedenisboekjes: de kansloze onverschrokkenheid van moedige strijders tegen overweldigend onrecht heeft een betekenis die hun ineffectieve gevecht ver overstijgt. Hun moed biedt een moreel kompas aan allen die hun eigen veiligheid niet op het spel willen zetten; het is een voorbeeld voor de aarzelaars, een rolmodel voor de verwarden. Als uiteindelijk jaren later na een lange strijd de deugd toch zegeviert, dan incasseren de moedigen, al dan niet postuum, hun echte beloning: het morele voortrekkerschap. Zo kan een grote groep kracht en zelfverzekerdheid ontlenen aan de moed van een paar van haar leden en en passant de schande verwerken van de lafheid van vele anderen; zie de rol van Charles de Gaulle in het naoorlogse Frankrijk. MORELE KOPPIGHEID Deze bundel gaat over moedige mensen, als bronnen van inspiratie. Wat maakt hen tot wat zij zijn, wat onderscheidt hen van anderen? De meesten van ons zijn helemaal niet zo moedig, en zijn dankbaar dat hun vermogen tot moedig gedrag alleen maar getoetst wordt in de tram en niet op een groot historisch moment, bijvoorbeeld tussen 1940 en 1945. Een thema bij uitstek bij eigentijdse herdenkingen van de Tweede Wereldoorlog is dan ook hoe wij het er zelf vanaf gebracht zouden hebben als bewoners van een land dat is onderworpen aan een wreed en onmenselijk regime. De geschiedenis suggereert dat
het overgrote deel van de bevolking dan het liefste kiest voor kleine daden van rebellie die feitelijk risicoloos zijn. Er is dan misschien een morele afweging, maar er is geen risicoacceptatie en geen daadkracht. De hilarische sketch van Kees van Kooten en Wim de Bie als de gebroeders Gé en Arie Temmes die als hoogste verzetsdaad de Duitsers de verkeerde kant uit sturen (‘Do ist der Bahnhof!’), is een metafoor voor het gedrag van heel veel Nederlanders in oorlogstijd. Niets wijst erop dat de huidige generatie zich anders zou opstellen. En wegduiken is natuurlijk een rationeel uitstekend verdedigbare keus. Een vorm van onbezonnenheid, anders gezegd, is onderdeel van moedig gedrag: wie optelt en aftrekt, becijfert en begroot, komt niet gauw uit op het moedige gebaar als de verstandigste beslissing. Wie alleen zijn hoofd gebruikt, mist het vleugje koppigheid dat aan moedig gedrag vooraf gaat. Moedige mensen zijn niet per se gemakkelijke mensen.
‘De moedigen zijn een moreel kompas voor allen die hun eigen veiligheid niet op het spel willen zetten; een voorbeeld voor de aarzelaars’ Mijn vader was ambtenaar op het ministerie van Financiën toen de oorlog uitbrak. Al vrij spoedig werd door de Duitsers aan alle Nederlandse ambtenaren een ariërverklaring voorgelegd die zij geacht werden te ondertekenen, wilden zij in dienst blijven. De overgrote meerderheid deed dat, inclusief de voltallige ambtelijke top. Maar mijn vader weigerde. Hij wilde geen enkel gebaar maken naar de bezetter dat hem later verweten zou kunnen worden, vanuit zijn rotsvaste vertrouwen in de onvermijdelijkheid van de Duitse nederlaag. Er werd behoorlijk druk op hem uitgeoefend, maar hij gaf niet toe en moest uiteindelijk ontslag nemen, daarmee kiezend voor een onderduikperiode die meer dan vier jaar zou duren. Dat was een moedige beslissing, misschien wel zijn finest hour, en na de oorlog werd hij er in zijn carrièrekansen rijkelijk voor beloond. Een gemakkelijke man was hij niet, veeleisend en eigenwijs in de omgang met zijn ondergeschikten. Maar dat was precies de keerzijde van de vastbesloten koppigheid die hem tot zo’n onberispelijk moreel standpunt had 61
MEST nr 12
‘De eenzame ‘Tankman’ die een colonne tanks wist tegen te houden als gevolg van zijn bereidheid zich door hen te laten verpletteren, illustreert de kans en de kracht van de geweldloze moed op fenomenale wijze’
62
MEST nr 12
63
MEST nr 12
gebracht op een moment dat het er echt toe deed en een verschil maakte. Zo ook andere moedigen van het eerste uur: de legendarische verzetsheld Pim Boellaard bijvoorbeeld, voor wie zelfs de Duitsers niet anders dan respect konden hebben, was naar verluidt ook niet altijd even gemakkelijk in de omgang. Moed vaart wel bij morele koppigheid. Maar moedige mensen hebben niet per se stalen zenuwen: angst en vrees zijn hun niet vreemd, en dat maakt hun bereidheid het risico van hun daadkracht te dragen alleen maar nog bewonderenswaardiger. Mijn tante – het laatste voorbeeld uit familiekring – verrichtte koeriersdiensten voor het verzet, en vertelde zonder enige schroom over de duizenden angsten die zij moest doorstaan, en die haar tot ver na de oorlog bleven achtervolgen. Maar zij vond dat zij geen keus had. Moreel gedreven, daadkrachtige risico-acceptatie: moed. DE TANKMAN ALS ICOON Dit is een bundel over moedige mensen, met liefst niet al te obligate voorbeelden, voorbeelden die moed niet verheerlijken, maar de betekenis ervan onderstrepen. Wie die voorbeelden in eigen familiekring tegenkomt, mag zich gelukkig prijzen, zonder ook maar iets af te willen doen aan de iconische voorbeelden voor velen. Een daarvan is de ‘Tankman’, de wereldberoemde hoofdpersoon van een foto genomen op 5 juni 1989 op het Tiananmenplein in Beijing. Wie de Tankman was, weten wij nog steeds niet – dat maakt hem tot een uitzonderlijk voorbeeld van moedig gedrag – maar wat hij deed, werd legendarisch en maakte hem volgens Time Magazine in alle anonimiteit tot een van de 100 belangrijkste mensen van de twintigste eeuw. Het speelde zich af op dat gigantische Plein van de Hemelse Vrede, bijna 900 meter lang en 500 meter breed, dat ruimte biedt aan meer dan een miljoen mensen en op vele momenten de plaats is geweest waar de geschiedenis van China werd geschreven. Hier riep Mao Zedong op 1 oktober 1949 de Volksrepubliek China uit; hier werd op 5 april het overlijden van Zhou Enlai herdacht met een grote demonstratie tegen diezelfde Mao, als gevolg waarvan de gedoodverfde opvolger Deng Xiaoping door zijn weduwe onder huisarrest kon worden geplaatst. En hier ook werd de inmiddels gerehabiliteerde Deng in mei 1989 geconfronteerd met een hongerstaking door 300.000 tegen corruptie protesterende studenten, die de feestelijke ontvangst van Michail Gorbatsjov pijnlijk verstoorden. Het succes van die staking veroorzaakte een nationale vloedgolf van steun voor de studenten, ook onder de leden van de Communistische Partij – en die vloedgolf ontsnapte niet aan de aandacht van de vele journalisten die na het bezoek van Gorbatsjov in
Beijing waren blijven hangen. Wat er toen gebeurde, is welbekend. Deng Xiaoping greep hard in. Hij onthief de in zijn ogen veel te begripsvolle Zhao Ziyang, die de studenten had opgeroepen geduld te hebben en zich niet in een hongerstaking op te offeren, van zijn functie als secretaris-generaal van de partij. Daarnaast plaatste hij Beijing onder militair gezag en gaf 250.000 soldaten uit de wijde omgeving opdracht zich te bewegen in de richting van het plein. Li Peng, de toenmalige premier, verspreidde een document waarin de studenten werden aangeduid als contrarevolutionaire terroristen. Op 2 juni namen hij en Deng het besluit dat het plein door militairen ontruimd moest worden, desnoods met geweld.
‘Moedige mensen geven hoop, versterken ons geloof in de kracht van het morele gelijk en markeren de beperktheden van het recht van de sterkste’ Op 3 juni rukte het leger van alle kanten op naar het plein, ernstig gehinderd door protesterende inwoners van Beijing die zich niets aantrokken van de oproep van de staatstelevisie om binnen te blijven. Er vielen honderden burgerslachtoffers; er waren ook soldaten die weigerden op burgers te schieten. Pas na middernacht bereikten de eerste legereenheden het plein, waar zich toen nog enige duizenden studenten bevonden. Ze hadden toen niet veel keus meer. Rond 5 uur in de ochtend begonnen zij het plein te verlaten, achtervolgd, belaagd en beschoten door het leger. In de loop van de ochtend van 4 juni kon het leger herhaaldelijk de terugkeer van demonstranten op het plein alleen verhinderen door het vuur op hen te openen en tientallen slachtoffers te maken. Uiteindelijk vielen er tussen de 500 (het regime) en 2500 (het Chinese Rode Kruis) doden. Het werd 5 juni. De bloedige onderdrukking van de Tiananmenprotesten was wereldwijd voorpaginanieuws, toen de Chinese tankeenheden zich begonnen terug te trekken. Op dat moment gebeurde het. Een colonne van Type 59 tanks verliet het plein in oostelijke richting langs de Chang’an Avenue, toen de eerste tank plotseling stopte en de hele colonne tot stilstand kwam. Een enkele man had doodstil midden op de weg staande de eerste tank afgewacht
64
MEST nr 12
en verhinderde nu de doorgang. Hij had een wit overhemd aan en een zwarte broek, en droeg een boodschappentas: de Tankman. Westerse journalisten en fotografen konden hun ogen niet geloven toen zij zagen dat de eerste tank tevergeefs om de man heen probeerde te manoeuvreren; hij bewoog in kleine danspasjes met de tank mee, een niet te negeren geweldloze demonstrant, en bleef hem met succes blokkeren. De tanks gaven het op en zetten hun motoren af. Gedurende een paar minuten heerste de stilte van een bizar machtsevenwicht. Foto- en filmcamera’s deden vanaf allerlei locaties hun werk. Het was een onvergetelijk moment en het duurde maar kort. De Tankman was de eerste die de betovering verbrak en weer bewoog. Hij beklom de eerste tank en sprak door het open luik kort met de inzittenden. Hij sprong er weer af, de tankcommandant kwam even poolshoogte nemen en de tanks waagden een tweede poging om door te rijden – maar opnieuw werden ze door de Tankman geblokkeerd. Toen, uit het niets, verschenen ineens twee in het blauw geklede figuren, die hem meetroonden en spoorloos met hem in de menigte verdwenen. De tanks reden haastig door. Het plein leegde zich. Het magische moment was definitief voorbij. Het bleef niet onopgemerkt. Foto’s en films werden uit China gesmokkeld, door een Franse toerist in een busje Chinese thee en langs andere ingewikkelde routes. Ze veroorzaakten wereldwijd een sensatie en wonnen vele prijzen, waaronder de World Press Award voor dat jaar. De Tankman werd en bleef het icoon van het geweldloze Chinese studentenverzet, het symbool van het individu dat niet wijkt voor geweld, veel besproken en veel bewonderd. DE MOED VAN ‘DE ONBEKENDE BURGER’ Maar wie hij was? Of de Tankman nog leefde, was en bleef de vraag, en het is altijd onduidelijk gebleven wat er met hem gebeurd is. In de Engelse pers circuleerde de naam van Wang Weilin, een 19-jarige student, maar bevestigd werd die nooit. Zeker twintig Chinese studenten eisten de identiteit voor zich op als onderdeel van hun aanvraag voor politiek asiel in de Verenigde Staten, maar konden geen overtuigend bewijsmateriaal leveren. In 1990 ontkende Jiang Zemin, toen de secretaris-generaal van de partij, in een interview met Barbara Walters dat de Tankman om het leven was gebracht. Wie hij precies was, en wie de twee waren die hem afvoerden, zou heel goed een onopgelost mysterie kunnen blijven. Past hij, anoniem als hij is, in de rij van moedige mensen? Wij kennen strikt gesproken zijn motief niet. Maar er is alle reden te veronderstellen dat hij een daad van moreel protest heeft willen stellen die precies past binnen de hierboven getrokken grenzen.
Elke vreedzame, geweldloze demonstratie staat uiteindelijk machteloos tegenover het geweld van de staat, en vreedzaam was het Chinese studentenprotest in hoge mate: vele tijdelijk geïsoleerde soldaten werden door de studenten afgeschermd en in veiligheid gebracht. Maar de eenzame Tankman die een colonne tanks wist tegen te houden als gevolg van zijn bereidheid zich door hen te laten verpletteren, illustreert de kans en de kracht van de geweldloze moed op fenomenale wijze. Hij houdt de hele colonne een paar minuten tegen, in zijn eentje. De morele overwinning is aan hem, hoe vruchteloos zijn gebaar ook was. En mocht hij zich ooit, in een politiek vernieuwd China, bekendmaken, dan kan hij rekenen op het eerbetoon dat morele voortrekkers toekomt. Zijn boodschap is meer dan welkom; onze bewondering is navenant hoog. Moedige mensen geven hoop, versterken ons geloof in de kracht van het morele gelijk en markeren de beperktheden van het recht van de sterkste. De reuzenkrachten van de dictatuur lijken vaak net zo onweerstaanbaar als de oerkrachten van de natuur: de aardbeving, de vuurstorm, de tsunami. Maar moedige mensen leggen zich daar niet bij neer en dagen hun grote tegenstanders uit, met angst in hun hart en met de zekerheid van het morele gelijk in hun hoofd. Soms op historische schaal, in daden van triomfantelijk verzet tegen de grote bedreigingen van deze en alle tijden. Soms op bescheiden schaal, in de tram of op het ijs. Maar altijd zijn het mensen om te koesteren, mensen die inspireren tot blijvend vertrouwen in de kans op een betere wereld. Tekst Alexander Rinnooy Kan
Het boek Moed, verhalen van gewone mensen in ongewone omstandigheden, verschijnt op 21 januari. Redactie: Jeroen van den Eijnde, Clemens Graafsma en Kees Schuyt. Uitgeverij Balans, 256 pagina’s, €18,95. 65
MEST nr 12
GOED
GRUT
STENEN PRINTEN
D
e Tilburgse ontwerper Michiel van der Kley maakt de laatste jaren faam met 3D-geprint beton. Zijn Project Egg trok internationaal de belangstelling. Een metershoog ei, bestaande uit 4367 unieke stenen, geprint door honderden co-creatoren van over de hele wereld. Opvolger is Project NEXT, waarmee hij gaat experimenteren met verschillende soorten bio based beton. Van der Kley is op zoek naar een nieuwe manier van materiaalgebruik, naar een nieuwe manier van bouwen. Het onderzoek moet uiteindelijk leiden tot zes gebouwen op verschillende locaties in Gelderland. Beetje vaag nog allemaal? Meer informatie op www.michielvanderkley.nl.
VUUR!
A
nton Dautzenberg in de inleiding van zijn nieuwe boek Vuur! (eind november gepresenteerd tijdens het Nijmeegse literatuurfestival Wintertuin): “Ik begin te denken dat de meeste schrijvers en recensenten niet opgewassen zijn tegen de boze buitenwereld.” Engagement is de laatste decennia niet bijster populair in de Nederlandstalige literatuur, concludeert Dautzenberg. In zijn nieuwste boek Vuur! een bloemlezing van Nederlandse en Vlaamse schrijvers die níet bang waren zich in het maatschappelijk debat te mengen. Met natuurlijk Multatuli, maar ook Dimitri Verhulst, Kristien Hemmerechts en Carry Verbruggen. Dautzenberg: “Met terugwerkende kracht worden activistische schrijvers soms bewonderd, meestal pas jaren na hun dood. Papier is geduldig en het verleden een veilige bron voor inspiratie. Een zware storm is achteraf gezien altijd een romantische belevenis, maar op het moment zelf een groot gevaar.” Vuur! Bezieling en betrokkenheid in de Nederlandse en Vlaamse letteren, Anton Dautzenberg, uitgeverij Atlas Contact.
Michiel van der Kley – Project Egg
KUNSTZINNIGE PLATENHOEZEN
Hoesontwerp Basquiat voor hiphop-artiest Rammellzee (1983).
K
ruip in je platenkast en ga op zoek: misschien heb je per ongeluk nog een kunstwerk staan. De Bossche vinylverzamelaar Jan van Toorn heeft er oog voor. De tentoonstelling Visual Vinyl laat platenhoezen van kunstenaars zien uit de nooit eerder publiekelijk getoonde collectie van Van Toorn. Van Warhol (de beroemde banaan natuurlijk) tot Hirst en van Beuys tot Basquiat: Visual Vinyl toont meer dan vierhonderd (vaak zeldzame) lp’s, singles, platenhoezen en andere vinylobjecten; de lp als kunstwerk. Nog te zien tot en met 6 maart in SCHUNCK* Glaspaleis in Heerlen.
66
MEST nr 12
BOSCH OPEN EXPO
I
n de slagschaduw van de grote Jeroen Bosch-tentoonstelling in 2016 (zie ook pagina 38-43) is ook de Bosch Open Expo te zien. Een tentoonstelling op basis van open inschrijving: iedereen ouder dan zestien kon een werk insturen. Op 21 november maakte de jury een selectie. Een van de gelukkigen is Sacha Goossens met een serie van zes fotoportretten van kinderen, geïnspireerd op het werk van Bosch. De expo gaat open op 16 maart en de geselecteerde werken zijn verspreid over de stad te zien, onder andere in Museum Slager, het Jeroen Bosch Ziekenhuis, het Kruithuis en het Stadskantoor.
Sacha Goossens
SPIRITUELE KUNST KAN OOK MOOI ZIJN
G
een idee of het zo is, maar het wordt vaak gezegd: dat we met z’n allen steeds meer op zoek zijn naar bezinning en spiritualiteit. We kopen boeddha-beelden bij de Intratuin, we mediteren, we bladeren door de Happinez, we duiken een paar dagen het klooster in of doen via het bedrijf een cursus mindfulness. Het Museum voor Religieuze Kunst in Uden wijdt een expositie aan, eeeh, dit fenomeen. Een expositie die in ieder geval laat zien dat de door moderne spiritualiteit geïnspireerde kunst niet altijd foeilelijk hoeft te zijn. Met onder andere het Lotusmodel van Daan Roosegaarde; de mechanische bloem opent zich als de toeschouwer ‘zich opent’. En
MEST nr 12
ook: het op het gelaat van Christus geïnspireerde kunstwerk Meditation van Alexej von Jawlensky en de video-installatie met 108 mediterende monniken van Marina Abramović. Nog tot en met 7 februari, Museum voor Religieuze Kunst Uden.
Kunst kan een medium zijn voor hedendaagse spriritualiteit. Bkkc toont werk van vijf kunstenaars waarin spiritualiteit een belangrijke rol speelt. Nog te zien t/m 17 januari.
67
DE ZONE
Locaties met een nabije toekomst. Dichter en fotograaf adopteren alvast een locatie waar de komende tijd wat gebouwd of anderszins gecreëerd wordt.
Ook de dansschoentjes waren weg laten we er vooral geen bouwlampen op schijnen op dat kleine beetje actie op een afstandje dat objecten elkaar bewegen manipuleren en veranderen duizenden kilometers van elkaar vandaan dat er geen stof geen zwaartekracht geen huid of haar is die ze met elkaar verbindt soms zijn de dingen gewoon zoals ze zijn sputteren cementmolens in het mulle zand en duw ik het meisje met wie ik ben naar het hekwerk van schouderjasstof naar polsjasstof naar iele vingers en wat nagel laten we hier geen bouwlampen op schijnen of het liefde noemen de python is ook niet meer wat het is geweest maar dat blijft
Pinokkio in De Efteling Het Sprookjesbos in De Efteling krijgt in het voorjaar van 2016 een nieuw sprookje: Pinokkio. In oktober zijn ze gestart met de bouw. Het wordt het 29e sprookje in het Sprookjesbos. Bezoekers starten bij het huisje van Geppetto en lopen vervolgens als het ware door het sprookje heen. Het sprookje van Pinokkio zal straks te vinden zijn tussen Roodkapje en De Rode Schoentjes.
Koen Frijns Koen Frijns (21), Eindhovens ‘rockdichter’, volgt opleiding creative writing (ArtEZ), won het Brabant Gedicht 2013. Speelt ook bas in de band Grim Tim. Gedicht Koen Frijns Fotografie David Stevens
68
MEST nr 12
FIJNE TIPS VAN DE
MENSEN
SUZANNE HERTOGS grafisch ontwerper TIPT Deus, the Kooks, Monomyth, Rival Sons en meer op Paaspop. 25-27 maart.
MARIA VAN DER HEYDEN fotograaf, beeldredacteur TIPT De Nieuwe Vincent: 34 kinderen exposeren werk dat ze maakten tijdens project van Kunstpodium T en Vincents Tekenlokaal. Zitten juweeltjes tussen. Nog t/m 3 jan in het Noordbrabants Museum.
JEROEN DE LEIJER tekenaar TIPT Pam Emmerik heb ik nooit in den vleze ontmoet, we liketen elkaar op Facebook. Pam is niet meer. Ontmoet Pam in Boijmans t/m 28 februari.
FRANK VERHALLEN cabaret-kenner TIPT Mathilde Santing in De Toonzaal Den Bosch. Geen zangeres in Nederland die andermans repertoire zo naar haar hand weet te zetten. Deze keer met het werk van Joni Mitchell. 7 maart 2016.
JANINE HENDRIKS grafisch ontwerper TIPT Middelheimmuseum Antwerpen. Prachtig museumpark met grote collectie beelden, ook hedendaags. Alleen al de bomen zijn de moeite waard. Gratis toegang.
ESTHER WITTENBERG journalist TIPT FoodLabPeel, kunstproject over voedsel, voedselproductie en invloed van voedsel op cultuur. Doel: boeren uit de Peel en ontwerpers creëren samen iets. Volg het project: agrimeetsdesign.com/ food-lab-peel/.
ANNEKE VAN WOLFWINKEL journalist en schrijver TIPT Thomas Raat doet visueel onderzoek naar het kantelpunt tussen toegepaste en autonome kunst. Dat is spannender dan het klinkt en levert mooie beelden op. Schunck* Heerlen, t/m 6 maart 2016.
THOMAS SNOEIJS journalist TIPT Een laatste tournee zit er niet meer in, dus dan maar naar het museum voor een 'zinnenprikkelende multimediale ervaring'. David Bowie is... Groninger Museum t/m 13 maart.
DIETER VAN DEN BERGH journalist en eindredacteur TIPT Vlaamstalige electropioniers Arbeid Adelt (1981-1992) zijn terug. En hoe! Luister het album Slik. Marcel Vanthilt, Luc Van Acker & Jan Van Roelen staan ook weer op de planken. Keinijg!
STAN VAN HERPEN hoofdredacteur MEST TIPT Voor wie nog niet is geweest: retrospectief van Antonio, de onnavolgbare Italiaan die mij ooit op het pad van de experimentele film bracht. En omdat je zijn films op 35mm móet zien. Nog t/m 17 jan in Eye Amsterdam.
IS EEN UITGAVE VAN bkkc, Cubiss, Erfgoed Brabant, Kunstbalie, het PON, VisitBrabant, met medewerking van het Prins Bernhard Cultuurfonds en de Provincie Noord-Brabant. Oplage: 4500 MEST verschijnt eind maart, eind juni, eind september en eind december.
HOOFDREDACTIE Stan van Herpen, redactie@mestmag.nl VORMGEVING Janine Hendriks en Suzanne Hertogs
ISSN 2214-451X
BASISONTWERP GOOD Inc. www.goodinc.nl Luis Mendo + Masaya Takeda
CONTACT Redactie magazine en website: redactie@mestmag.nl Abonnementen, adreswijzigingen of nazendingen: www.mestmag.nl of info@mestmag.nl Advertenties: www.mestmag.nl/adverteren
REDACTIEADRES MEST, Postbus 72, 5000 AB Tilburg www.mestmag.nl
EINDREDACTIE Dieter van den Bergh en Stan van Herpen GIER-TEAM VAN #12 Maria van der Heyden (beeldredactie), Thomas Snoeijs, Anneke van Wolfswinkel.
Aan dit nummer werkten verder mee: Eric Alink, Erik van der Burgt, Judith Dekker, Linelle Deunk, Anke van Iersel, Anouk Essers, Koen Frijns, Frank Ruiter, Joost Heijthuijsen, Ivo van Leeuwen, Marjolein Schalk, Frank Verhallen, S. Lloyd Trumpstein, Bart Smout, Lucas de Waard, David Stevens, Esther Wittenberg, Milan Vermeulen, Jeroen de Leijer. LITHOGRAFIE Plusworks Amsterdam DRUKWERK PreVision Eindhoven PAPIER Reviva Offset. FONTS
Macula, Brandon Text, Miller Text en Miller Display.
ABONNEMENTEN Een abonnement kost € 30,- voor vier nummers per jaar. Zie ook pag 4. Aanmelden kan via www.mestmag.nl. Voor vragen, adreswijzigingen of nazending van een editie: info@ mestmag.nl. Abonnementen worden aangegaan tot wederopzegging. Opzegging kan per mail (info@ mestmag.nl) en per post tot uiterlijk één maand voor het einde van de lopende abonnementsperiode. COPYRIGHT Alle zorg is besteed aan het achterhalen van de rechthebbenden. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen contact opnemen met de redactie. © Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder nadrukkelijke toestemming van de uitgevers.
MEST #13 VERSCHIJNT EIND MAART 2016 www.mestmag.nl
70
MEST nr 12
JONG OP
DE COVER
‘Het duurt soms dagen voor ik de juiste tik of boink heb gevonden’ Online had muziekproducer ZES al duizenden volgers en een YouTube-hit met ruim twee miljoen views. Nu wordt hij – Joep Le Blanc (1992) uit Eindhoven – ook gehoord in de echte wereld. Hij speelde al op Pitch, Incubate en Amsterdam Dance Event.
J
oep Le Blanc musiceert in eenzaamheid. En dat is maar goed ook. Hij is zo’n type dat anderhalf uur boven zijn effectenbak hangt voor hij een akkoord aanslaat; dat soort jongens wil je niet in je band. Daarom verkiest hij zijn studentenkamerstudio boven het repetitiehok. Onder de naam ZES produceert de Eindhovenaar elektronische popliedjes. Of eigenlijk zijn het sonische excursies; in zijn muziek gebeurt in ieder geval meer dan in een eenvoudig Ob-la-di, ob-la-da. De producties van Le Blanc leveren online een aantal fraaie bevindingen op. ‘This music makes me feel like traveling in a far place’, schrijft iemand op YouTube. En een ander: ‘I’m in outer space, thank you for taking me here ZES’. Het is futuristische muziek, met een onderkoelde melancholie die veel mensen aanspreekt. Dat blijkt ook wel uit het succes van internethit Do it again: in korte tijd vloog het aantal luisteraars van honderd, naar duizend, naar inmiddels ruim tweeënhalf miljoen. SURREALISTISCH SUCCES
Natuurlijk is zo’n YouTube-hit maar relatief. “Internet is surrealistisch”, zegt de producer. “Het is niet zo dat ik nu hele stadions volspeel.” Maar het succes bleef niet onopgemerkt in de echte wereld. In 2015 stond Le Blanc op alle belangrijke Nederlandse festivals voor elektronische muziek. En online vragen fans hem naar Mexico, Polen of god-weet-waar te komen. Hij stapt ook op het juiste moment in de ring: live-elektronica is in opkomst, er is behoefte aan producers die meer bieden dan platvloerse housebeats. “Als ik optreed, ben ik de hele tijd bezig met stukken muziek inspelen en klaarzetten. Ik heb een synthesizer, een gitaar, een laptop en twee launchpads voor effecten en drums. Deze werkwijze verschilt nogal van een traditionele dj en trekt ook een ander publiek aan. Als dubstep-dj draaide ik eerder voor clubgangers. Die mensen hebben vaak geen idee wat er gebeurt vanwege alle zooi die ze slikken. Nu speel ik voor een poppubliek. Die mensen beleven muziek op een
MEST nr 12
heel andere manier. En dat publiek is groeiende. Mensen luisteren weer echt naar elektronische muziek.” MAFFE EXPERIMENTEN
ZES (JOEP LE BLANC)
B Geboren: 1992 in Tilburg B 2012 Debuteert met Outcry
B 2013 Brengt Love will take uit op Fog Mountain Records B 2014 Bachelor Industrial Design aan de TU/e. Doet nu de masteropleiding B 2015 Hindsight (met successingle Do it again) komt uit en ZES speelt op Pitch, Incubate en Amsterdam Dance Event.
Le Blanc studeert Industrial Design aan de Technische Universiteit Eindhoven. Die aandacht voor vormgeving komt terug in zijn werk als muzikant. “Het duurt soms dagen voor ik de juiste tik, klap of boink heb gevonden. Dat gaat veel verder dan draaien aan synthesizerknoppen. Soms loop ik ergens en hoor ik ineens een briljant geluid. Op het station bijvoorbeeld, het geluid van een trein die zo’n galmende stationsruimte binnenrijdt, dát is gaaf.” Die obsessie vertaalt zich regelmatig in maffe experimenten voor zijn studie. Zo koppelde Le Blanc ooit een plant aan een synthesizer; naarmate de plant groeide, werd ook het sonisch palet groter. Dat soort ideeën vindt hij dus prachtig. “Wat ik doe is niet altijd praktisch toepasbaar, misschien is het zelfs wel te vaag, maar goed, die plant leverde me wel een bachelordiploma op.” ZUCHT NAAR ANONIMITEIT
Kleine kans trouwens dat ZES door zijn volgers wordt herkend op de cover van een tijdschrift. Sinds zijn debuut in 2012 houdt Le Blanc zijn identiteit verborgen. Eerst achter een masker dat hij zelf maakte met een 3D-printer. Tegenwoordig verstopt hij zich in duisternis en podiumrook. Die zucht naar anonimiteit is een bekend verschijnsel in de elektronica. De helm (Daft Punk), de capuchon (Burial), het masker (SBTRKT) – alles om ongezien te blijven. “Muziek moet voor zichzelf spreken”, zegt Le Blanc, “en heeft geen visuele referentie nodig. Op het podium mijd ik de spotlights. De muziek is al persoonlijk genoeg. Die vertelt je meer dan een paar spiervertrekkingen in mijn gezicht.” Tekst Thomas Snoeijs Fotografie Milan Vermeulen (cover en achterpagina)
72
Joep le Blanc (ZES). { zie ook pagina 71 }
Joep le Blanc (ZES). { zie ook pagina 71 }