Bijzondere cultuur in Noord-Brabant
Nr 3
Oktober 2013 € 7,95
Dutch Design Week 6 KENNERS OVER HUN FAVORIETE JONGE DESIGNER
Dansprijs voor Drosha “DANSEN IS VERTROUWEN OP JE INSTINCT”
Paul van Loon “WEERWOLVEN ZIJN ZO NEDERLANDS ALS WAT”
[Advertentie]
NU DEEL 4 VAN DE SUCCESVOLLE MIJN STRIJD-SERIE
DE MAN DIE JE MOET BLIJVEN LEZEN 'Op verpletterende wijze fascinerend.' NRC HANDELSBLAD 'Nietsontziend, rauw, met gevoel voor humor of juist uiterst sensibel zoekt de auteur de schaamte op.' DE VOLKSKRANT
RUIM 65.000 VERKOCHT
BOEK V AN DE MAA ND
DWDD
INHOUD Nr 3
7
JOSINE VAN DALSUM SPEELDE AANRAAKBAARHEID
9 16
DAKLOZE SCHRIJVER HOSPITEERT CULTUUR ALS MEDICIJN TEGEN BEHOUDZUCHT IN CRISISTIJD
20
“NIET ELKE VADER WIL EEN RUIGE JOEKEL ALS ZOON”
37
TRUMPSTEIN & DE LEIJER VREZEN HET GALERIEWEZEN
48
WIE IS HIER NOU GEK?
62
RONDJE KUNST: DE VOETBALLENDE FRATERS VAN OSS
64
DE DOOD OF DE DAHLIA'S
DANCE CAPITAL BREDA
Hoe kan een middelgroot stadje zoveel succes-dj’s voortbrengen?
Bloemencorso Zundert
SCHULDIGE PLEKKEN: DE SPIRIT VAN STRIJP-S
MEST nr 3
3
[Advertentie]
Eindhoven|Brabant feliciteert Leeuwarden met de titel Europese Culturele Hoofdstad. In Brabant werken we door aan een prachtig cultureel aanbod en een innovatieve regio. Wij bedanken alle partners en vrienden van 2018Eindhoven|Brabant voor de uitstekende samenwerking!
4
MEST nr 3
BRAM EN JASPER STADHOUDERS
DOET NIET NORMAAL
Twee broers van faam.
E
ven na die vermaledijde uitslag op de vrijdag-vande-Fries verzuchtte één van de aanwezige cultuurchefjes verrukt dat we nu eindelijk weer normaal konden gaan doen. Normaal doen, daar zijn we goed in hier in het land van de maaivelden. Het andere mes in de rug kwam van het volk. EenVandaag maakte die vrijdag ook de uitslag van een poll bekend. Waaruit bleek dat slechts 37 procent van de Brabanders positief stond tegenover de kandidatuur van Eindhoven en Brabant. Tegen 59 procent in Friesland en 67 procent in Limburg. Misschien is die 37 procent een commentaar op de plannen van 2018Eindhoven. En misschien is de Brabander wat minder chauvinistisch dan de Fries en Limburger. Maar ik zie die 37 procent toch vooral als een diepgeworteld, actueel wantrouwen tegen alles met het predicaat cultuur.
VINEXVAMPIEREN
Achter de rolluiken van nachtschrijver Paul van Loon.
DUTCH DESIGN WEEK Zes jonge designers om in de gaten te houden.
RAUWE ROTTIGHEID De dames van Afslag Eindhoven: “Teveel egotripperij in het theater.”
HOE REDDEN WE DE MUZIEKSCHOOL? Niet. We gaan gewoon allemaal in Vlaanderen op balletles.
MEST nr 3
Nu we gaan discussiëren over de mogelijke besteding van de honderd miljoen aan publieke gelden die voor 2018 was gereserveerd, moeten we vooral nadenken over de vraag hoe we met cultuur specifiek de Brabantse samenleving verder kunnen helpen en cultuur relevant kunnen maken in de ogen van het ‘grote publiek’. Zonder de ballast van jury-criteria. Op die gedachtenexercitie nemen we in MEST alvast een voorschot, met het essay van cultuurjournalist Annette Embrechts, die op zoek gaat naar een nieuwe eigenwaarde voor cultuur. Cultuur moet veel – jeuken, graven, verbazen, bevestigen, inspireren, amuseren, verwonderen – dat maakt het ook kwets- en ongrijpbaar. Maar laten we toch eerst en vooral niet normaal gaan doen.
Stan van Herpen Hoofdredacteur
5
[Advertentie]
GA JE MEE UIT?
Do wn
loa d
altijd verrassend dichtbij nu de app ! Download nu de InBrabant app
6
In de app vind je alle uitjes van UitinBrabant.nl en de Uitpunten, aangevuld met toeristische informatie van de VVV’s over locaties en bezienswaardigheden in Noord-Brabant. Meer weten? InBrabant.nu
MEST nr 3
ER LOOPT WEER EEN HOND OVER MIJN GRAF Schrijver/journalist Eric Alink bezoekt graven van illustere Brabanders. Dit keer: actrice Josine van Dalsum (1948-2009)
Schmink nze vergankelijkheid staat niet stil. Zij heeft toekomst: wij O worden geweest. Op de Amsterdamse be-
graafplaats De Nieuwe Ooster liggen nog duizenden andere voltooide deelwoorden. In urnen. Onder zerken. Ik slenter langs gewerkt, bemind en gereisd. Op veldje 8 zijn verbonden en gemist elkaars buren.
Ligt hier ook gevonden? Misschien. Eerst zoeken, naar de rustplaats van Josine van Dalsum. Ooit was ze actrice-uit-Brabant, nu een paarse stip. Ze staat op een plattegrondje, waarvan Caran d’Ache de sponsor lijkt. Majoor Bosshardt is rood, Jos Brink blauw, Wally Tax wietgroen. Nieuwkomer is Bobby Haarms. Met stip. Logisch, voetbalcoach. Bij veldje 71 staan betonnen zuilen met urnen. Links rust Josine van Dalsum (1948 –2009). Bij haar urn waakt een masker, met het silhouet van haar verfijnde gezicht. Het regent hard in AmsterdamWatergraafsmeer. Laag voor laag wast het water de schmink van het masker. Ik zie Vrouwke uit de 26-delige Omroep Brabant-serie Wolfseinde; de moeder van Bo in de film Zus & Zo; het cryptogram Mata Hari; het zwakbegaafde boerenmeisje Let. Zij speelde aanraakbaarheid. Begin deze eeuw hield de dood auditie. Gezocht: actrice voor eindspel. “Jij hebt aanleg”, had de dood tegen Josine gegrijnsd. Dat klopt. In 2003 krijgt ze longkanker. Twee hersentumoren volgen. Maar Van Dalsum MEST nr 3
vecht terug. In 2005 wekt ze kippenvel met het autobiografische toneelstuk Leef-tijd. Haar rol: een terminale vrouw. Tegenspeler is haar zoon Aram. Josine leeft op. Maar drie jaar later krijgt de kanker heimwee. Hij keert terug. Prognose: close the curtains. Op 28 december 2008 staat Van Dalsum voor het laatst op de planken in Vleugellam. Vlakbij de urn van Josine hangen vier gieters. Aan een ketting met muntgleuf. Inworp: een euro. De Nieuwe Ooster biedt ook huurbankjes. Wat ontbreekt, zijn een zakdoekautomaat en een loket om de ziel te verpanden in ruil voor troost. Rechtsaf bij de haagbeuk. Hoekje om, langs Jan Wolkers, Willem Breuker en Wally Tax. Zes lege flessen Veuve Amiot Brut omkransen graf E244. De aanblik looit de tong. Gelukkig ligt café Roosenburgh in de oksel van veldje 15. De menukaart vermeldt espresso, maar niemand heeft haast. Op de boekenplank wachten Steen van verdriet en Mijn seizoen in de hel. Aan de muur afficheert het nabestaandencafé de thema-avond ‘Wat geeft je houvast?’ De punaise rechtsonder zit los. Een half uur later, in de trein. Tussen Amstel en Breukelen hoor ik Josine op YouTube het liedje Nooit meer zingen. “Laat me maar gaan”, klinkt het op de video die 178 keer is bekeken. Dat is gebeurd. Op 17 november 2009 waren er bloemen en applaus voor Josine. Bij de première van haar voltooid deelwoord. Gegaan. Tekst Eric Alink Beeld Anouk Essers 7
MOOI-LEKKER-HANDIG
-BOEIEND-PIJNLIJK-GRAPPIG
iedereen is te koop DESIGN
MUZIEK
HAREN STIJF NAAR ACHTEREN €18,95
Deze zomer verscheen de nieuwste cd van Bram Stadhouders, Henosis. "Vergeet je kapsel maar, want je haren staan stijf naar achteren, als de symbiosekrachten die vanaf het podium waaien de toegestane limiet ver overschrijden", schreef de Volkskrant in een 4-sterren recensie na de première van Henosis. Wij snappen ook niet helemaal wat ze bedoelen, maar mooi is• het. Stadhouders schreef de compositie Henosis op uitnodiging van het North Sea Jazz Festival. Voor acht zangers van het hoog gewaardeerde Nederlands Kamerkoor en zijn eigen trio van gitaar, drums en elektronica. Cd is goede voorbereiding op de live-uitvoering op het festival November Music (zie ook pagina 12-16). www.bramstadhouders.nl
VAN DE STRAAT
n.o.t.k.
Sander en Marijke Lucas – ja, ze zijn getrouwd – startten dit jaar hun eigen studio, Lucas en Lucas. Sander is de productdesigner (ook docent op de Design Academy), Marijke (werkte voorheen o.a. voor ELLE Decoration) de grafisch ontwerper. Laten zich inspireren door voorwerpen uit het dagelijks leven, doen daar aanpassingen aan en creëren ongewone combinaties. Ontwierpen o.a. een bijzondere klok van keramische tegels, een kroonluchter van koffiekopjes voor De Kleine Komedie en dus deze kast, de Trash Closet. Een grote kast, gemaakt van meubels die ze vonden op straat in Amsterdam. www.lucasenlucas.com
DESIGN
TAS
€299 Kazoe van den Dobbelsteen studeerde aan de Design Academy en woont/werkt nog steeds in Eindhoven. Is vooral bezig met interieur, mode en textiel. Met grote liefde voor kleur, materiaal en ambacht. Dit is de handgemaakte avondtas Volume, een ingenieuze constructie van ‘opengewerkt leer’ met een zijden voering. www.kazoe.nl Live te zien in de Jannissima Concept Store in Eindhoven. www.jannissima.com 8
MEST nr 3
COL
UMN
EEN SCHRIJVER IS NERGENS THUIS
MUZIEK
HEES RANDJE N.O.T.K.
Lekker hoeft niet al te ingewikkeld te zijn. De drie dames en de ene heer van The Jacks uit Tilburg maken niet al te gecompliceerde rock met een knipoog naar de jaren zeventig. Matthijs van Nieuwkerk en Giel Beelen vielen al eerder voor het hese randje aan de stembanden van Marcia Savelkoul, net als veel festivals afgelopen zomer. Ook voor jouw huiskamer te boeken dus. Meer info bij Erna van Bommel van Rock-in-Stock. info@rock-in-stock.nl www.thejacks.nl
UITVINDER VAN HET EERSTE PLASTIC
€22,50
In Nederland kennen we hem nauwelijks, in Vlaanderen behoort-ie tot de grootsten der Vlamingen. Leo Baekeland, de uitvinder van het bakeliet, zeg maar het eerste kunststof. Hilda Schalck schreef een fascinerende autobiografische roman over de chemicus en ondernemer, die tegenslag na tegenslag overleefde. De grote droom van Leo Baekeland, 352 blz., verschenen op 30 augustus bij uitgeverij De Geus. LITERATUUR
MEST nr 3
MEST geeft tien exemplaren weg aan de lezers die het eerst een mailtje sturen naar redactie@mestmag.nl, o.v.v. “bakeliet”.
I
k zoek een werkplek. Mijn huis voldoet niet langer, er is teveel sprake van omgeving. Er staat een koelkast, een Playstation, er zijn ongelezen boeken die, nu er een deadline nadert, ineens allejezus intrigeren, er is een vriendin waaraan gefrunnikt kan worden en er zijn kilometers internet. En dus, omdat er nu eenmaal letters op papier moeten, zoek ik een werkplek. De bibliotheek in Den Bosch lijkt een prima locatie. Er is koffie en je kunt er onmogelijk naar porno gaan zitten koekeloeren. Ook hangt er kunst, best aardige, en dat wil nog wel eens inspireren. Maar er zijn ook kinderen. En kinderen huilen. Hard en veel. Ze steken potloden in hun ogen, struikelen over hun eigen lichtgevende veters, trekken boeken uit elkaars hebberige handjes en zetten het daarna op een hysterisch loeien. Dat schrijft niet lekker. Maar waar dan heen te gaan? Brabantse gemoedelijkheid is de moord voor een productieve houding, zoveel is zeker, dus de tuin van het Noord-Brabants Museum, cultureel centrum de Verkadefabriek of eender welke kroeg hoef ik niet te proberen. Voor je het weet heb je bier en bitterballen in plaats van plot en personages. Het is niet eerlijk, een schrijver is eigenlijk nergens thuis. Want thuis is hij zichzelf, en als hij zichzelf is, is hij niet alleen maar schrijver. Hij is mens, met alle randvoorwaarden van dien. Waren er voor de schrijver maar fabriekshallen, vol bureautjes, waar louter het geratel van ijverig aangeslagen toetsenborden klinkt. Plekken waar alleen het verhaal mag bestaan, grote ruimtes met een verbod op internet, op vriendinnen, op comfort-food, en op plaatjes van naakte wijven. Is er in de Brabanthallen geen aula of stal over? Ik wil best de eerste schrijver op locatie zijn. Ik zal de boel vast wat aanvegen. Misschien een schilderijtje ophangen of een bordje met een leuke spreuk. Her en der een plantje neerzetten. En dan, terwijl de koffie verwachtingsvol pruttelt, wachten op de anderen. Ze kunnen er elk moment zijn. Tekst Lucas de Waard 9
DE RAUW
De Stadhouders:
TWEE BROERS, TWEE GITARISTEN VAN FAAM 10
Jasper
EN DE MEST nr 3
DOUWER
Bram
DROMER MEST nr 3
11
‘Hemels’ klinken de serene soundscapes van Bram (26), ‘hemeltergend’ is het anarchistisch gitaargeweld van Jasper (24). Het enige wat ze met elkaar gemeen hebben, zijn zes snaren en een passie voor improvisatie. Bram en Jasper Stadhouders braken de afgelopen jaren door in de internationale impro-scene. Dubbelgesprek met de Tilburgse broers, allebei te zien op festival November Music. “Een breinaald door een gitaar is net zo muzikaal als een C-akkoord.”
A
fspraak in het ouderlijk huis te Tilburg. Overal gitaren en muziek. Achter in de riante tuin, met uitzicht op de sprookjesachtige Süleymaniye-moskee, ligt de gitaarstudio van pa Walter, die met ma Mieke (pianolerares) op vakantie is. Een paar straten verder, in wijk de Hasselt, liggen de wortels van Bram (1987) en Jasper Stadhouders (1989). Vanaf hun zesde kregen ze gitaarles van hun vader. Die drong aan op experimenteren en nam zijn zonen al vroeg mee naar jazzconcerten. Zoals op dinsdag en vrijdag in jazzpodium Paradox, waar ze tijdens jamsessies soms mee mochten doen met toppianist Harmen Fraanje. Negen en elf jaar oud speelden ze ook een keer met Noel Redding – bassist van Jimi Hendrix; zie de twee clips op YouTube, gepost door een trotse vader.
Nerd
De Stadhouders braken de afgelopen jaren definitief door in het internationale jazz- en improvisatiecircuit. Bram en zijn trio met serene soundscapes, Jasper met de hysterische, punky freejazz van zijn trio Cactus Truck. Bram voelt zich verwant met ambient-artiesten als Brian Eno en Tim Hecker en de Scandinavische avantgarde op het Noorse label Rune Grammofon. Met gitaar en laptop verkent hij de grenzen tussen geïmproviseerde jazz en elektronische muziek. Zoals met het huidige project Henosis, met acht zangers van het Nederlands Kamerkoor - net op cd verschenen. “Ik was altijd al een nerd met computers.”
12
Gitarist en bassist Jasper is de rauwe, compromisloze gitaarman. “Ik ben benieuwd of een dubbelgesprek gaat werken”, twijfelt hij aanvankelijk. “Ik heb de neiging héél veel te praten en Bram héél weinig. Ik ben bang dat ik ‘m overrompel.” Jasper is ‘nogal druk’, erkent de dromerige Bram. Tenminste, vergeleken met hem. “Dat hoor je terug in zijn muziek.” Jasper is van de fysieke aanpak. Van zijn Amerikaanse bandgenoot, saxofonist John Dikeman, leerde hij de freejazz kennen van saxofonisten als John Coltrane en Charles Gayle. “Het kwartje viel. Maar ik was zó jaloers op hun instrument. Wat je daar allemaal mee kunt, die lichamelijkheid... Ik baalde dat ik een gitarist was.” Hij sloeg aan het experimenteren. Probeerde een munt uit in plaats van een plectrum, zette belachelijk dikke snaren op zijn gitaar, trok de spanning enorm aan. Die experimenteerdrift is nooit meer verdwenen. Het resultaat hoeft niet per se keihard te zijn, zegt hij, maar is dat meestal wel. “Ik wil de hele ruimte vullen.” Dat doet Bram ook, maar dan met galm, elektronisch aangedikt. “Het zit bij mij niet in de hardheid, eerder in de ingetogen wijsheid.” Jaspers lichamelijkheid, die heeft hij niet. “Haha, nee, ik sta doodstil op het podium. Ik zou wel wat meer kunnen bewegen, loslaten, maar dat past niet bij mij. Ik speel puur op instinct, ben totaal afgezonderd tijdens het spelen, weet niet waar ik ben, een tijdloze staat. ”
Jasper Stadhouders (Tilburg, 1989). Gitarist/bassist. Initiator van trio Cactus Truck, met John Dikeman (sax) en Onno Govaert (drums). Speelt ook met world/ jazz-gezelschap Spinifex Quintet. Een van de drie deelnemers aan toptalentenproject New Arrivals van Muzieklab Brabant i.s.m. Muziekgebouw Eindhoven en het bkkc. De cd Cactus Truck, live in USA kwam eerder dit jaar uit. www.jasperstadhouders.com www.cactustruck.com. Bram Stadhouders (Tilburg, 1987). Gitarist en algemeen gezien als een van de interessantste improviserende musici van Europa van dit moment. Maakte vijf cd’s op het eigen label, toerde door Europa en Amerika. In 2008 verkozen tot Young Vip door Muziekcentrum Nederland. Speelde in 2011 op een gitaar van ijs op het North Sea Jazz Festival. Kreeg van datzelfde festival in 2012 - als jongste componist ooit - de prestigieuze compositieopdracht. Hieruit vloeide Henosis voort, dat hij schreef voor zijn trio (met drummer Onno Govaert en toetsenist/ laptopper David Hoogerheide) en voor acht zangers van het Nederlands Kamerkoor. Met Henosis staat hij op November Music. www.bramstadhouders.nl
Jasper: “Jouw klankbeeld zit in je hoofd. Ik ben egoïstischer. Ik wil de lichamelijke sensatie voelen.”
Muziek is vrijheid
Zo zien ze elkaar nog eens - behalve tijdens familieaangelegenheden komt er weinig van. Bram woont met vriendin
MEST nr 3
“Soms gaan er driehonderd man uit hun dak, maar dat is zeldzaam. Het komt vaker voor dat we de halve zaal leeg spelen” in de Tilburgse volkswijk Broekhoven, Jasper vertrok op zijn zeventiende voor een conservatoriumstudie naar Amsterdam, en bleef daar. “De impro-scene is groot, er is altijd wat te doen.” Bram woonde ook vier jaar in Amsterdam, terwijl hij in Hilversum muziektechnologie studeerde. Met hangende pootjes kwam hij terug. Te hectisch. “Ik verlangde naar de rust van Tilburg.” Muziek is vrijheid, zegt Jasper. “Een breinaald door een gitaar steken is net zo muzikaal als een C-akkoord
MEST nr 3
aanslaan.” De anarchistisch punk en freejazz van The Ex is een belangrijke inspiratiebron. “Alles kan en mag, of het nou punk, blaasmuziek, jazz of Afrikaans is.” Als ze hem vragen welke muziek hij speelt, antwoordt hij soms: “Verschrikkelijke muziek die niemand wil horen.” Want ‘geïmproviseerde muziek’ valt nauwelijks uit te leggen. “Het is de macht om de klank te maken, puur in het moment. Je hebt geen enkel houvast, behalve je gevoel en je instrument.” Het opnemen van geïmproviseerde
muziek heeft iets ‘moois tegenstrijdigs’, vindt Jasper. “Je kunt dat ene moment nooit meer reproduceren.” Dus als iemand uit het publiek vraagt om dat ‘liedje’ van die cd… “Onmogelijk! Het is een momentopname. Impro wordt nooit een feest van herkenning.” Bram knikt. “Ik vind het sowieso apart dat je tien keer dezelfde emotie na kunt doen. Dat vind ik nep, acteren.” Maar door Henosis, waarbij wel veel ‘dichtgetimmerd’ is, werd de improvisatiemuzikant in hem toch uitgedaagd om meer te gaan componeren. “Je kunt langer nadenken, boetseren met klanken.”
13
NOVEMBER MUSIC Kantoorbaan
Het is bikkelen geblazen voor de fulltime impro-muzikant. De Stadhouders houden noodgedwongen alles zelf in de hand. Het is soms net een kantoorbaan: optredens regelen, reizen boeken, cd’s rondsturen naar recensenten. Hoe lang kan hij nog van de muziek leven vraagt Jasper zich steeds vaker af. “Voor buitenlandse tournees krijgen we vaak subsidie, maar die potjes raken leeg.” Als hij een paar dagen per week in de fabriek moet gaan werken, is dat ook oké. Zelfs de grootste Amerikaanse freejazz-muzikanten moeten dat. “Ze treden hier één keer per jaar op in grote zalen, maar thuis werken ze van negen tot vijf in een fabriek.” Bijbeunen in een bruiloftsbandje wellicht? De Stadhouders doen niet aan concessies. Zouden ze het wel kunnen spelen, bijvoorbeeld Whole Lotta Love van Led Zeppelin? Jasper: “Ja natuurlijk, maar ik heb niet de behoefte om op die manier mijn eigen muziek te rechtvaardigen.” Bram: “Welk lied? Ken ik niet, maar als ik het opzoek, kan ik het vast ook. Is dat met rockgitaren? Mmm, hou ik niet zo van.”
Buitenbeentjes
Voor Bram ligt het sowieso een beetje anders. Zijn muziek is toegankelijker, en nu met het Kamerkoor speelt hij voor grotere zalen en dus hogere gages. Maar het blijft zwaar om jezelf te verkopen vindt hij; je moet constant gedisciplineerd zijn. Ze zijn vanwege hun leeftijd nog steeds buitenbeentjes in de improvisatie-scene. Maar dat is voor hen geen issue. “Klank kent geen leeftijd”, zegt Jasper. Zo speelt hij tijdens November Music met Nederlands belangrijkste jazzdrummer en impro-legende Han Bennink (1942), voor wie hij ‘een immens respect’ heeft. Repeteren doen ze niet. Bennink doet toch precies wat hij wil. Hem op de bühne ‘nalopen’ is ook taboe. “Je doet je eigen ding, dát is improvisatie.” Kan enorm mislukken,
14
6 t/m 10 november, diverse locaties Den Bosch. Toonaangevend festival voor nieuwe en geïmproviseerde muziek. www.novembermusic.net Het Bram Stadhouders Trio brengt met Het Nederlands Kamerkoor Henosis, zaterdag 9 november om 19 en 22u in de Verkadefabriek. Jasper Stadhouders & Han Bennink spelen zondag 10 november vanaf 14u in Artemis. Andere tips van de redactie: DE PHILHARMONIE ZUIDNEDERLAND Philharmonie zuidnederland is het nieuwe orkest van het Zuiden, ontstaan uit de fusie van het Limburgs Symfonie Orkest en Het Brabants Orkest. Hun leidraad voor November Music: minimal meets klassiek. Met een deel van de succesopera Rage d’amours van festivalcomponist Robert Zuidam, Down the rabbit-hole van de Tilburgse Mayke Nas en Tabula Rasa van De Estse minimal-componist Arvo Pärt . Donderdag 7 november, Hervormde Kerk, 19u.
ROBERT ZUIDAM – BOSCH REQUIEM Diverse werken tijdens het festival van gastcomponist Robert Zuidam. Met als hoogtepunt de première van zijn Bosch Requiem door ensemble Asko|Schönberg, het Nederlands Kamerkoor en vier solisten onder leiding van Reinbert de Leeuw. In de Sint-Janskathedraal in Den Bosch. Vrijdag 8 november, 19.30u. NORWEGIAN MOODS Noorse avond met trio Splashgirl, ofwel impressionistische klankschilderingen vol dreigende elektronica, onheilspellende postrock en oosterse sferen. Afgesloten door trompettist Nils Petter Molvaer, die o.a. samenwerkte met David Sylvian en Herbie Hancock, en die niet vaak solo optreedt. Van ambient tot jazz, elektronisch, rock en pop. Donderdag 7 november 20.30u, Verkadefabriek. NIK BÄRTSCH’ RONIN Het Zwitserse Ronin speelt rituele groove-muziek, of - zoals bandleider Nik Bärtsch het noemt: ‘zenfunk’. En dit met Zwitserse precisie. Denk de pulserende ritmes en repetitieve
maar als alles klopt, word je beloond met een enorme adrenalinekick. “De rush van het moment, daar gaat het om.”
Lyrisch
Tussen de nummers door zoekt Jasper vaak contact met het publiek, tijdens het spelen heeft hij zijn ogen vrijwel constant dicht. “En als je ze weer open doet”, grinnikt Bram, “is de hele zaal leeg, haha.” Jasper: “Dat komt zeker voor. Soms gaan er driehonderd man uit hun dak, maar dat is zeldzaam. Het komt vaker voor dat we de halve zaal leeg spelen. We stonden een keer in Spijkenisse, gratis optreden, voor
melodieën van Steve Reich, de radicale patronen van Stravinsky en de zweterige, eigenzinnige funk van James Brown, Prince en The Neville Brothers. Vrijdag 8 november vanaf 19.30u, Verkadefabriek. JAMESZOO FT. GIDEON VAN GELDER & RAPHAEL VANOLI Internationaal succesvolle Bossche producer, dj en beattovenaar Jameszoo (Mitchel van Dinther) sluit clubavond af met mix van tropicalia, hiphop, elektronica en nu-jazz. Neemt speciaal voor de gelegenheid toetsenist Gideon van Gelder en gitarist Raphael Vanoli mee. Zaterdag 9 november, 23u, Verkadefabriek. NIEUW AMSTERDAMS PEIL FT. ANDRÉ MANUEL De rauwe liedjes van muzikant en cabaretier André Manuel (ex-Fratsen/Krang) gaan een verbond aan met kamermuziekensemble Nieuw Amsterdams Peil (NAP), het ensemble-in-residence tijdens November Music. Zondag 10 november 13, 15 en 17u, Azijnfabriek. Voor alle info: www.novembermusic.net
een tent vol 65-plussers. Het eerste nummer duurde tien minuten, toen ik mijn ogen open deed, was de zaal leeg. Maar voor het podium stonden nog drie mensen, die waren lyrisch. Voor hen hebben we nog toegiften gedaan.” Hoeveel publiek er ook staat, Jasper geeft alles, altijd. “Voor mij is dit instinctieve muziek, ik móet dit doen.” Voor Bram geldt hetzelfde. “Ik doe niets liever dan dit. Ik zou mijn vakantie opgeven voor een langere speellijst.”
Tekst Dieter van den Bergh Fotografie Arold van der Aa
MEST nr 3
Benieuwd welke Benieuwd welke smaak uw inwoners smaak uw inwoners of bezoekershebben? hebben? of bezoekers [Advertentie]
Een culturele voorstelling of activiteit staat Het PON kan ook voor uw gemeente of Een culturele voorstelling of activiteit staat Het PON kan ook uw gemeente ofuitvoeren. of valt met het hebben van voldoende instelling eenvoor doelgroepanalyse of valt met het hebben van voldoende instelling een doelgroepanalyse bezoekers. Om publiek te bereiken is het U ontvangt een overzicht uitvoeren. van de cultuurtypen bezoekers. Om publiek te bereiken is het U ontvangt een overzicht van de cultuurtypen belangrijk om te weten wat hun wensen die u met uw instelling bereikt en welke belangrijk om te weten wat hun wensen die u met uw instelling bereikt en welke en behoeften zijn. In de publicatie cultuurtypen er in uw gemeente wonen. en behoeften zijn. In de publicatie cultuurtypen er in uw gemeente wonen. ‘Culturele smaak van Brabanders’ heeft ‘Culturele smaak van Brabanders’ heeft het PONacht achtcultuurtypen cultuurtypen onderscheiden. Wilt Wilt u meer informatie? het PON onderscheiden. u meer informatie? We biedeninzicht inzichtinindede culturele voorkeuren, We bieden culturele voorkeuren, het bezoekgedrag en geven aan hoe Ga naar www.hetpon.nl ofcontact neem contact op het bezoekgedrag en geven aan hoe de de Ga naar www.hetpon.nl of neem op typen bereiktkunnen kunnen worden. via info@hetpon.nl of535 (013) typen bereikt worden. via info@hetpon.nl of (013) 15535 35. 15 35.
MEST nr 3
15
CULTUUR ALS NOODZAKELIJK MEDICIJN TEGEN BEHOUDZUCHT IN CRISISTIJD
DENKEN MET EEN De titel Europese Culturele Hoofdstad 2018 ging aan Brabant voorbij, maar de vragen die ermee zijn gemoeid blijven urgent. Hoe kunnen kunst en cultuur bijdragen aan het zelfbewustzijn, de creativiteit en het oplossend vermogen van individu en regio? Volgens cultuurjournalist Annette Embrechts moeten we hard op zoek naar een nieuwe eigenwaarde van cultuur. Juist nu, want in crisistijd delven de broodnodige creativiteit en verbeelding vaak het onderspit.
H
et is inmiddels uit en te na besproken: het werd het Noorden, niet het Zuiden; het werd een stad, geen regio; het werd de under- niet de overdog. De dertienkoppige, internationale commissie verkoos de thema’s ‘verbinding tussen stad en land’ en ‘mienskip’ (Fries voor gemeenschapszin) van Leeuwarden boven de grensoverschrijdende samenwerking van Maastricht en het thema ‘met verbeelding ontwerpen we een nieuw Europa’ van Eindhoven/Brabantstad. Nu is ‘niet winnen’ iets anders dan verliezen. Een aantal steden dat eerder ook de slag verloor, trachtte vervolgens alsnog een deel van het programma uit te voeren. Met name in Groot-Brittannië voerden minstens zes van de veertien meedingende steden uiteindelijk toch een grootschalig programma uit. Ook al won Liverpool in 2008 de titel,
16
het gezamenlijke bid van Newcastle en Gateshead leidde bijvoorbeeld tot een alternatief programma, mede omdat het bedrijfsleven aan boord bleef. Ook in Brabant en Limburg moeten regionale en lokale overheden nu met het culturele veld en het bedrijfsleven waarmaken wat ze met hun kandidatuur beloofden: gezamenlijk in kunst en cultuur investeren en zo bijdragen aan het zelfbewustzijn en de innovatieve kracht van stad en regio.
Geen draagvlak is nog geen onverschilligheid
Om niet in ‘roeptoeterij’ te vervallen, vereist dit wat denkwerk. Op welke manier dragen kunst & cultuur bij aan trots en zelfbewustzijn? Hoe komt het dat de waardering voor kunst & cultuur de laatste jaren zo sterk is veranderd? En hoe kunnen we dit proces beïnvloeden? Een onderzoek van het televisiepro-
gramma EénVandaag op de dag van de bekendmaking wees uit dat slechts 37 procent van de Brabanders achter de kandidatuur van hun provincie zou staan. Natuurlijk kan die uitslag grotendeels worden herleid tot onvrede in crisistijd over de forse financiële injecties die met de nominatie waren gemoeid. Dit in weerwil van alle rapporten en quickscans die een stevig economisch rendement beloofden. Toch zegt de Eén Vandaag-enquête iets over het draagvlak voor de kandidatuur in de regio. Voor veel Brabanders is het blijkbaar niet evident dat kunst en cultuur, en een flinke injectie daarvan via de titel van culturele hoofdstad, bijdragen aan welzijn, welvaart en zelfbewustzijn van stad en regio.
Kunst & cultuur als gemeenschapsband Dit gebrek aan draagvlak past bij het sentiment van de laatste jaren dat ‘de gewone Nederlander’ - voor zover die bestaat - steeds minder op de bres
MEST nr 3
17
Een vitale culturele sector creëert ruimte: wat gebeurt er in de wereld en hoe kan ik dat gebruiken om anderen en onszelf te inspireren? springt voor kunst en cultuur. Mensen zouden zich minder betrokken voelen bij het onvoorspelbare avontuur van kunst en cultuur. De intrinsieke waarde van kunst en cultuur wordt minder breed gevoeld en gedeeld, zie de gelaten reactie op de forse cultuurbezuinigingen. Dit gebrek aan draagvlak moet overigens niet worden verward met onverschilligheid. Zeker niet in Brabant. Er is in het zuiden traditiegetrouw een sterk gevoel van onderlinge betrokkenheid. Alleen moet die gelinkt worden aan een grotere openheid vóór en nieuwsgierigheid naar onbekende, creatieve werelden; ook als die zich in een ander deel van de regio afspelen.
Sleutel tot een nieuwe renaissance
De bekende, laat-middeleeuwse denker Ibn Khaldun (wiens naam recentelijk jammer genoeg besmet is geraakt door de naar hem vernoemde, falende scholengemeenschap) was scherp in zijn oordeel over de opkomst en het verval van beschavingen. Als solidariteit en gemeenschapszin, gebaseerd op bloeden stamverwantschap, samen gaan met een andere sterke gemeenschapsband, zoals religie, dan is een gemeenschap volgens Khaldun bijna onoverwinnelijk. Nu religie steeds vaker heeft afgedaan als sterke gemeenschapsband, is het zaak kunst & cultuur die rol te laten vertolken. Juist nu liggen in het verbinden en het verenigen en in het collectief delen en beleven van creatieve, innovatieve en avontuurlijke zoektochten, sleutels tot een nieuwe renaissance. In de woorden van theatermaker Lucas De Man (Staat van het theater 2012): ‘We hebben, nu er geen Kerk, geen Wetenschap, geen Waarheid meer is om ons een kader aan te bieden en zeker nu de hegemonie van het SUCCESVOL ZIJN dreigender is dan ooit, nood aan ont-moetingen met ons zelf, de ander, de wereld. Wij, kunstenaars, kunsthuisleiders en kunstkaderaars, houden ons professioneel bezig met het
18
creëren en vertellen van verhalen die mensen die ont-moeting bieden.’
We zien niet meer wat de eigenwaarde van cultuur is
Interessant is de paradox die cultuurprofessor Hans Mommaas constateert in zijn onderzoek (‘De waarde van cultuur; naar een nieuw cultureel zelfbewustzijn in Brabant’ - 2012) tussen een toenemende 'verculturalisering' van de samenleving en tegelijkertijd een ‘ontculturalisering’. Enerzijds spat de creativiteit je overal tegemoet via entertainment en nieuwe media en voel je een honger naar (ver)beelden en (bewerkte) waarnemingen. Anderzijds zien we als cultuurconsument vaak niet meer welke eigenwaarde een culturele uiting heeft. Mommaas maakt een vergelijking met ons voedsel: ‘Terwijl we worden overgoten met een overdaad aan voedingsmiddelen, in een welhaast absurde veelheid van vormen en gedaanten op een welhaast absurde veelheid van plekken, waardoor ons lichaam al dat voer niet meer aankan, zijn we het contact kwijtgeraakt met de kernwaarden van ons voedsel.’ Maar zoals je nu ook een hang ziet naar ambachtelijk gemaakt voedsel, naar de romantiek van het verbouwen en slow food, klinkt er ook een roep om opnieuw te benoemen om welke waarden het bij cultuur gaat. Te lang, merkt Mommaas op, zijn kunst & cultuur gelegitimeerd met sociaal-maatschappelijke bedoelingen als verheffing, emancipatie, diversiteit en participatie. In een tegenreactie is daarna het accent te sterk verschoven naar de artistieke en autonome kwaliteit van kunst & cultuur, beoordeeld door een zichzelf organiserend veld van professionals, via een woud aan subsidieregelingen. Het debat over de inhoudelijke waardering van kunst & cultuur werd daardoor gedelegeerd aan en versmald tot een circuit van deskundigen. Maar
mede door de democratisering en de digitalisering van kennis-, informatieen communicatiekanalen vervaagt het onderscheid tussen leken en experts. Iedereen acht zich tegenwoordig deskundig. De nieuwe media-economie heeft aan de vanzelfsprekende autoriteit van ‘de deskundigenmacht’ een einde gemaakt, niet alleen in de kunsten, maar ook in de politiek, de kerk, de overheid, de rechtelijke macht, de zorg enzovoort. Juist omdat de verdeling van middelen voor kunst & cultuur te lang door ‘deskundigen’ is geregeld, verliest cultuur nu aan vanzelfsprekende legitimiteit.
Kunst en cultuur geven onze identiteit reliëf en kleur
Mede door de huidige financiële crisis wordt het soortelijk gewicht van bijna alles op economisch gewin (of verlies) gewogen; ook de waardering voor kunst & cultuur wordt steeds meer versmald tot een bron van economische ontwikkeling. Waar het eerst om sociaal-maatschappelijke doelstellingen ging, daarna om artistiek-autonome, ligt de nadruk nu bijna altijd op het economisch belang. De economische impact van culturele initiatieven is eenvoudiger te meten dan bijvoorbeeld zoiets ongrijpbaars als zelfbewustzijn; vliegtuigpassagiers kun je tellen, net als hotelovernachtingen en de keren dat een artiest of festival media-aandacht krijgt. Ook imagoverbetering kun je met statistieken onderbouwen, bijvoorbeeld na de uitverkiezing van een stad tot culturele hoofdstad. De invloed van kunst & cultuur op de trots en het zelfbewustzijn van een stad of regio is moelijker te meten. Trots is een ingewikkeld te definiëren emotie. Trots kent volgens cultuurcriticus Arnold Isenberg drie aspecten: (1) een kwaliteit die (2) op goedkeuring kan
MEST nr 3
rekenen (of begerenswaard wordt geacht) en die (3) behoort tot jezelf. Maar dit is nog niet voldoende want, merkt Isenberg op: ‘Van filosoof David Hume leren we: “Iets begerenswaardigs bezitten of verkrijgen wekt vreugde op. Maar in trots is meer aan de hand: je realiseert je expliciet: ik heb dit ding.” Het is een verwijzing naar jezelf en je eigen verwezenlijkingen.’ Naar je identiteit dus. Trots - wel te onderscheiden van zelfingenomenheid! - als een positieve evaluatie van eigen prestaties en eigenschappen. Of die van anderen waarmee je je verbonden voelt. Want je kunt ook trots op prestaties van anderen zijn, mits er sprake is van een sterk gevoel van onderlinge betrokkenheid. Op zo’n moment levert trots een bijdrage aan het antwoord op de vraag ‘wie zijn we?’ Muziekpedagoog Sem Dresden stelt: ‘Het is de diepe wens van iedereen en elk volk: zij zouden definitief willen weten wie en wat zij zijn. Maar dat is onmogelijk: er is geen volk en geen individu dat zijn identiteit eens en voor altijd bezit als een door de natuur gegeven, vaststaand feit; alleen God kan zeggen: “Ik ben, die ik ben.”’ Kunst en cultuur zijn als geen andere domeinen in staat om voortdurend onze identiteit te bevragen en reliëf en kleur te geven. Neem het fenomeen van de traditionele musical van groep 8 op een basisschool aan het einde van het schooljaar. De gezamenlijke prestatie op het podium, waaraan iedere schoolverlater deelneemt, versterkt het afscheidsgevoel en het zelfbewustzijn en helpt om de sprong voorwaarts te wagen naar de brugklas. De nadruk bij een musical verschuift van kennis en intelligentie naar bredere eigenschappen: kinderen kunnen laten zien dat ze de wereld kunnen toespreken, via dans, zang, tekst, muziek, kostuums en decors. Ouders en leerkrachten zijn trots dat hun kinderen en leerlingen gezamenlijk tot
MEST nr 3
zo’n prestatie in staat zijn. Zo breiden trots en zelfbewustzijn zich uit tot een groep. Het sterke gevoel van onderlinge betrokkenheid, vaak geroemd als eigenschap van de Brabantse identiteit, zou in combinatie met cultuur een sterke basis zijn voor een groeiend zelfbewustzijn van de regio.
Cultuur als een krachtig medicijn in crisistijd
Door de associatie met conservatieve zelfingenomenheid en narcistische zelfbevestiging heeft trots helaas ook een negatieve connotatie. Terwijl de emotie juist samenhangt met ‘veerkracht’ en ‘vertrouwen’, een paar van de essentiële deugden voor het moderne leven, aldus levensfilosoof Alain de Botton. Zonder vertrouwen en veerkracht wagen we niets in ons korte leven. Wie trots is dat er veel interessants gebeurt in de regio, is niet bang nieuwe invloeden toe te laten. Of zoals oud-staatssecretaris Aad Nuis het zei: ‘Cultuur biedt geen pantser, maar een ruggengraat.’ ‘Ligt de eigenwaarde van kunst & cultuur’, zo vraagt Mommaas zich af, ‘niet veel meer in de bevordering van zoiets als culturele veerkracht vanwege het toenemende belang van (en het plezier in) andere, nieuwe, tegendraadse, 'zachte' ervaringen, gezichtspunten, werkelijkheden?’ Juist in crisistijden lijken herkenning, behoud en bevestiging belangrijker dan bevreemding, avontuur en nieuwe zienswijzen. Daarom vormt een vitale cultuursector een krachtig medicijn in crisistijd: die bezit creativiteit en creëert ruimte voor verbeelding. Creativiteit is volgens Sem Dresden ‘het loslaten van geijkte denkpatronen’. Denken met een bochtje. Een vitale culturele sector creëert ruimte: wat gebeurt er in de wereld en hoe kan ik dat gebruiken om anderen en onszelf te in-
spireren? Let wel: ruimte is iets anders dan leegte. Ruimte is begrensd, leegte niet; dus geen oneindige mogelijkheden, maar vrijheid door begrenzing. Ruimte is een prettige speelplaats voor open gedachten. Die zijn bevorderend voor het functioneren van het brein en dragen bij aan de ervaring van genot, blijdschap en welzijn. En blijdschap, genot en welzijn verlagen op hun beurt voor de hersenen de drempel om minder voor de hand liggende verbanden toe te laten. De klassieker van Einstein: ‘Als je altijd blijft doen wat je altijd al deed, zul je alleen dat krijgen wat je altijd al had.’ Een trotste, zelfbewuste en creatieve regio is een zichzelf (her-) scheppende regio met een sterk oplossend vermogen.
Tekst Annette Embrechts Illustratie S. Lloyd Trumpstein
BRONNEN • Thije Adams: ‘Kunst moet, ook in tijden van cholera’ (2012), Uitgeverij Van Gennep, Amsterdam • Prof. Dr. Ir. Hans Mommaas: ‘De waarde van cultuur; naar een nieuw cultureel zelfbewustzijn in Brabant’ (2012), Telos, Universiteit van Tilburg • Sem Dresden: ‘Wat is creativiteit?’ (1987) • David Hume: ‘Het menselijk inzicht’ (1739) • Hans Maes: ‘De emotie trots in de hedendaagse analytische filosofie’ • Greg Richards en Vincent Pandolfi: ‘Quickscan van de kansen en impact van Brabant Culturele Hoofdstad 2018’ (2010)
19
HET Oftewel: hoe een boek, lied, kunstwerk
H
uib de Vaan (51) opent de deur van het woonhuis bij zijn fietsenmakerij Elvano in Tilburg. Hij draagt een zwart t-shirt, zwarte kistjes en een korte legerbroek met daaraan een ketting met zijn portemonnee. Het bruine, lange haar valt over zijn schouders, zijn bakkebaarden en hangsnor zijn grijs. “Ik moet alles binnenkort weer eens bijverven.” Hij gaat voor langs zijn zitkamer – met ingelijste lp’s van Iron Maiden, Saxon, Judas Priest en Motörhead – langs de achterplaats vol fietsen, naar de bar annex balie in zijn fietswerkplaats. Hardrockmuziek klinkt zachtjes. De ijskast zit al vol bier, vanavond repeteert hij als elke donderdag met zijn hardrockband Tributör. Hij wijst. Drumstel, boxen en instrumentenkoffers staan onder doeken tussen de fietsen verstopt. “Makkelijk, toch?” Hijzelf is zanger. Het liefst zingt hij Battle Hymn van Manowar. “The time to strike is now. Kill! Kill!” Welke band heeft je het meest beïnvloed? “Judas Priest. Ik heb ze sinds mijn negentiende minimaal één keer per jaar live gezien. De afgelopen anderhalf jaar ben ik vier keer bij een concert geweest. Het verveelt nooit. Als ik Judas Priest hoor, voel ik een kick, adrenaline. Dan brul ik mee, met een biertje erbij.” “Ik ontdekte hardrock op mijn negentiende toen een hardrockband me vroeg als zanger. Vanaf dat moment ging ik leven voor de muziek. Daardoor verschoof alles.” Leg uit. “Daarvoor was ik een rustig mannetje dat aan brommers pielde. Ik ging netjes naar school en werkte bij mijn vader in zijn groothandel voor fietsonderdelen. Als ik aan de toekomst dacht, zag ik mezelf met een koffertje naar het werk gaan en een gezinnetje stichten. Maar toen ik de hardrock ontdekte, kwam ik los. Mijn levensdoel veranderde.” Liep je leven toen ook echt anders? “Ja. Op een gegeven moment kon ik pa’s zaak overnemen. Dat wilde ik niet. Dan zou hij zich te veel met mijn leven gaan bemoeien. Dan zou hij zeggen dat ik uit de 20
LICHT of voorstelling iemands leven heeft veranderd.
band moest. En ik liet me mijn muziek niet afpakken. Ik bleef in loondienst en iemand anders nam de zaak over. Dat heeft mijn vader nooit begrepen. Hij vond het ook moeilijk dat ik daarna mijn haren liet groeien en obscure kleren ging dragen. Niet elke vader wil een ruige joekel als zoon.” Maar nu heb je toch een eigen fietsenzaak… “Pa’s zaak ging failliet. Toen ben ik Elvano begonnen. Maar dit is natuurlijk echt míjn zaak. Als ik naar een festival wil, plak ik een plaat op het raam en is de tent gesloten. Als klanten schrikken van mijn lange haar, dan moeten ze maar gaan. Ik pas me niet aan de maatschappij aan.” Dus muziek is altijd de hoofdzaak gebleven? “Werken is een bijzaak. Ik doe het omdat ik belasting moet betalen, eten, mijn hypotheek. Ik werk met plezier, maar mijn leven draait om muziek. Drie keer per jaar ga ik naar een festival. Dat zijn dan meteen mijn vakanties. Gemiddeld ga ik één keer per week naar een bandje. Elke twee weken treed ik zelf op. Muziek heeft mij gemaakt zoals ik ben.” En hoe is dat dan? “Tsja, ik draag altijd een t-shirt van een hardrockband. Als het koud is met een zwart overhemd en een leren, mouwloos hesje. Een jas heb ik niet. Ik rijd een bus waarin ik zo een matras kan gooien om naar een festival te gaan. Ik heb mijn zoon Ozzy genoemd, naar Ozzy Osbourne.” Hoe passen kinderen in het hardrockleven? “Mijn zoon stond als baby al bij de geluidsbox in het hardrockcafé in Zeeland waar wij een caravan hadden. Op zijn tiende ging hij mee naar Black Sabbath. En nu gaan hij en mijn dochter regelmatig mee naar festivals en optredens en hebben ze allebei lang hardrockhaar. Bij veel mannen zakt rond hun dertigste de drang naar muziek weg. Ze hebben het druk met werk en gezin en gaan niet meer mee naar optredens. Ik heb zo’n fase nooit gehad. Ik begrijp ook niet hoe muziek ineens kan ophouden belangrijk voor je te zijn.” Tekst Esther Wittenberg Fotografie An-Sofie Kesteleyn
MEST nr 3
“Niet elke vader wil een ruige joekel als zoon” Huib de Vaan, fietsenmaker en metalhead
MEST nr 3
21
DJ TIËSTO
BREDA: ‘DANCE CAPITAL OF THE WORLD’ MAGNEET EN KATAPULT VAN
EL
L
DJ H A R D
DJ’S
W
SUPER-
Nederland viert dit jaar het 25-jarig jubileum van housemuziek in eigen land. Iemand al opgevallen dat dit vaak gepaard gaat met beelden van uitzinnige Amerikanen die een Bredanaar omarmen als superheld? Tiësto, Funkerman, R3hab en de nieuwe kapitein van de Nederlandse dancevloot: Hardwell. Hoe kan het dat een middelgrote stad zoveel succes-dj’s voortbrengt? “Als je jarenlang voor een moeilijk publiek kunt draaien, lukt het ook voor tienduizend kritiekloze fans.”
22
MEST nr 3
W
anneer de windhaan op de Grote Kerk naar beneden kijkt, ziet hij kinderkopjes en bruine kroegen. Volle terrassen met een volk dat eeuwig lijkt te wachten. Het is volkssport nummer één in Breda, dat wachten. In 1991 heeft men zelfs een beeldje van Sint-Juttemis in de Ridderstraat gezet, opdat iedereen weet: hier wordt gewacht, op níets in het bijzonder. Pas als Prins Lucius d’un Aller Irste zijn jaarlijkse aantreden maakt, hijst men zich uit de rieten stoel. Gek pakske aan, vier rondjes hossen rond de kerk en vervolgens weer 352 dagen wachten. Opmerkelijk dat juist deze stad in Amerika te boek staat als ‘dance capital of the world’. Wat is het toch met Breda dat de windhaan niet ziet? Eerst maar wat feiten en cijfers. Afgelopen zomer vierde Hardwell alias Bredanaar Robbert van de Corput (25) zijn 1.000.000ste ‘vind ik leuk’ op Facebook. Een bedankwoordje aan zijn fans leverde hem binnen het uur 15.000 likes op. Zijn dj-set op het Vlaamse dancefestival Tomorrowland 2012 is zeventien miljoen keer bekeken op YouTube. Het laatste cijfer: volgens de belangrijke populariteitsmeter dj Mag Top 100 is hij de nummer zes van de wereld, vlak achter (oud-)stadsgenoot Tiësto (2). Wie hem graag live aan het werk ziet, koopt kaarten voor zijn wereldtour I Am Hardwell. Met een eigen productieteam vliegt hij van Jakarta naar Mexico City, van Bangalore naar New York. O ja, drie jaar terug had nog niemand buiten Nederland van hem gehoord. Hardwell, broodnuchter: “Ja, het kan hard gaan in de dancewereld. Als je je ogen openhoudt en goed analy-
seert, zie je vanzelf hoe het wereldje in elkaar zit. En ik ben nogal een streberig type, dat helpt ook hè.”
Cultdisco de Spock
Goed, de verklaring van onze eerste respondent blijkt een gortdroge. Op naar de Haagdijk, want een Bredanaar weet: wie iets met dance wil, moet éérst naar Tunes Ville. In deze platenzaak, sedert 1985, stond Tijs Verwest (Tiësto voor vreemden) begin jaren negentig elke vrijdagmiddag nieuwe platen te keuren. Met een tiental vrienden vormde hij de eerste generatie dj’s in Breda. Terwijl de combinatie van xtc en housebeats Amsterdammers kwakend in de grachten deed duiken, verlieten zij voor het eerst hun terrasstoel. Tunes Ville-oprichter Ron Hofland: “In Breda gebeurde niets in die tijd. De stad kende geen dj’s, hooguit wat barpersoneel dat voor muziek zorgde. Voor hen kochten we plaatjes in. Met mijn andere zaak in Rotterdam was ik gespecialiseerd in housemuziek en dus konden we ook hier makkelijk house neerzetten. Maar pas toen Tijs en die jongens binnenkwamen, werd het druk bij de housebak.” Wie de haven oversteekt, vindt in de Reigerstraat het voormalige pand van cultdisco de Spock, een donker hol in nachtcafé de Graanbeurs. Hier maakten ze rond 1990 de overstap van new wave naar house. Het vinyl dat in steeds grotere getale uit de platenzaak werd gesleept, vond hier zijn beste vriend: de naald. “Voor platen moest je bij Tunes Ville zijn, om te draaien ging je naar de Spock.” Dj Cor Fijneman was onderdeel van de club lokale house-debutanten. Vrienden Tiësto, Funkerman en Fijneman mochten later bekende
In de Spock, begin jaren negentig. Met o.a. Tiësto (tweede van links), Arny Bink (tweede van rechts) en dj Montana (rechts). dj’s worden, in de Spock stonden ze elke avond het toilet te schrobben; secundaire arbeidsvoorwaarde. Hoe konden zij zich zo snel ontwikkelen? “Wij draaiden in Breda, dat is het ‘m juist”, zegt Fijneman tegen de toonbank van Tunes Ville leunend. “Echte houseliefhebbers gingen naar clubs in Rotterdam, dus je moest verdomd goed draaien om de thuisblijvers te overtuigen met house. Dat was eigenlijk een Top 40-publiek. Bovendien, alle collega-dj’s stonden in de Spock omdat het de enige club was. Als je een overgang verprutste wist je het wel hoor, dan gingen er tien blikken richting het dj-deck.”
Harde leerschool
Twintig jaar later. Iemand toevallig al een progressieve housetempel gezien? Wat venijnige boem-klets om de eenzame nachten wat dragelijker te maken? Helaas, anders dan de Randstad kent Breda nog altijd weinig clubs. Dus toen Hardwell begon met draaien moest hij, net als de generatie voor hem, klein beginnen. Eerst bij dansschool Tiggelman aan de Slingerweg, daarna de happy hours. “En dat is een verdomd harde leerschool hoor”, zegt huidig Tunes Ville-eigenaar en dj-docent Gert-Jan Schutte. “Het publiek komt niet voor de muziek, het komt kijken of er iets te doen is in de stad. Een jongen als
“ALS JE EEN OVERGANG VERPRUTSTE, GINGEN ER TIEN BLIKKEN RICHTING HET DJ-DECK” MEST nr 3
23
Nogmaals de Spock, met DJ Le Blanc en Funkerman. Hardwell heeft daar geleerd zijn publiek razendsnel in te pakken en binnen te houden. Als je jarenlang voor zo’n moeilijk publiek kunt draaien, lukt het ook voor tienduizend kritiekloze fans.”
Vlaamse trance
Een zaterdagavond in 1995. Om 02.00 uur stond een sluitingstijdenambtenaar in de Spock al op zijn pols te wijzen. Reden voor de jonge dj’s om richting Vlaanderen te rijden. Het bier dat met liters tegelijk in de kelen was verdwenen, werd via een boom ter hoogte van Sint-Job-in-‘t-Goor geretourneerd aan Moeder Aarde. Vervolgens hervatten zij hun weg: eerst naar Antwerpen, dan verder over een weggetje dat de havenstad met zichtbare tegenzin verbindt met de omliggende plaatsen. Zo trokken Tijs Verwest en vrienden regelmatig naar Lier. Discotheek Illusion was een parel in het Vlaamse uitgaansleven. Hier vonden zij een geluid waarin het heerlijk wentelen was. “Eurotrance”, zegt Fijneman. “Dat was toen populair in België. Het had iets euforisch, een mystiek die wij niet kenden.” Vijf uur later, bij het wederzien met de plasboom, kwam het idee: als we nu eens proberen die muziek na te maken. Eureka.
24
Zo ontstond het bikkelharde contract tussen Breda en trance. In Rotterdamse fabriekshallen klonk hardcore, Amsterdamse houseclubs floreerden dankzij de homoscene en Breda dook in de mystiek van de Belgische trance. Vooral Tijs Verwest maakte zich hard voor het genre, met hoongelach als prijs. “Trance was muziek voor mietjes”, zegt Ron Hofland. “Dat was iets van Breda, boven de rivieren was het een scheldwoord. Als Tijs bij ons in Rotterdam aan de toonbank over trance begon, werd hij uitgelachen door collega’s.” De sfeer sloeg om toen het knapste jongetje van muzikaal Breda het gelijk aan zijn zijde vond. Zakelijk geruggesteund door Tunes Ville-vrienden Arny Bink en Ron Hofland bracht Tiësto de Lost Treasures-mixtapes. Deze werden in steeds grotere dozen verscheept naar Scandinavië en Israël, waar trance het goed deed. Topje van de ijsberg, weten we nu. Trance bleek veel universeler dan de gabber uit de Randstad. Hofland: “Voor de rest van Nederland was het te soft, maar buiten de landgrenzen bleek het goed te verkopen. Héél goed.”
Huilend
Het Amsterdamse dance-evenement Innercity betekende in 1999 de wereldwijde doorbraak voor Tiësto. Op videobeelden is terug te zien hoe hij huilend in de armen van zijn vrienden valt na de set. Erkenning voor trance en haar voornaamste zaakvoerder. Nederland 3 zond het concert uit, en in de Bredase wijk Haagse Beemden drukte een 11-jarig jongetje zijn neus tegen de buis. “Wauw, die euforie”, zegt Hardwell. “Daar wilde ik ook iets mee doen. Alleen ben ik wat ongeduldiger, generatieverschil denk ik. Trance is vrij langdradig, dus ik ging het combineren met de energie van de house. Zo is de Hardwell-sound ontstaan.” Cor Fijneman: “De progressive house van Hardwell is een soort ‘verhouste’ trance. Dat hoor je ook bij R3hab.” Fadil El Ghoul (27) is samen met Hardwell
het bekendste gezicht van de nieuwe lichting Bredase dj’s. Ook zijn house bevat sporen van trance. Schutte: “En ze scoren er goed mee. Sinds trance de massa heeft bereikt, integreert het steeds meer in de popmuziek, dus die markt is flink gegroeid. Je hoort het zelfs in Amerikaanse hiphop. Laten we ons niet op de borst kloppen, niet álles is hier begonnen, maar de nieuwe generatie profiteert zeker van hun trance-wortels.”
Vriendendiensten
Terug naar de windhaan. Rond de eeuwwisseling ziet de koperen kip steeds vaker witte broeken tussen het wachtende volk. Tijs Verwest heeft midden in het centrum zijn platenzaak Magik geopend en het blijkt honing voor de nationale dance-scene. Johan Gielen, Ferry Corsten en Armin van Buuren komen naar Breda om platen te kopen, plus de fans die hopen eigenaar Tijs achter de toonbank te treffen. Ook Black Hole Recordings, het label van Tiësto en Arny Bink, vestigt zich in Breda. Enfin, de dancewereld komt naar Breda. Én vice versa, want Tiësto trekt als eerste dj ooit solo de wereld over. Dat heeft een aantal voordelen voor zijn vrienden. We horen Tiësto denken: als ik dan toch voor 30.000 mensen in - pakweg Tel Aviv sta, kan ik net zo goed een plaatje van Cor draaien. “Dat is ontzettend belangrijk geweest voor Breda”, zegt Hugo de Graaf van Black Hole Recordings. Hij deed destijds de boekingen voor Fijneman. “Toen Tijs platen van Cor ging draaien, kwamen er gelijk belletjes uit Engeland.” Samen met Fijneman haalt de boeker herinneringen op aan een wilde afterparty in Hong Kong. De twee erkennen dat deze verhalen er niet waren geweest zonder Tiësto. De Graaf: “Het succes van de Spock-generatie was vele malen kleiner geweest zonder hem. Logisch, mensen die je al jaren kent geef je eerder een kans. Zo werkt het bij ons label ook.
MEST nr 3
Tunes Ville nu (foto: Joyce van Belkom).
“TRANCE WAS MUZIEK VOOR MIETJES. DAT WAS IETS VAN BREDA, BOVEN DE RIVIEREN WAS TRANCE EEN SCHELDWOORD” MEST nr 3
25
25 JAAR DANCE IN NEDERLAND Natuurlijk luisteren we eerst naar de kwaliteit, maar een lokale release gaat sneller ter beoordeling in de cd-speler.” Hardwell schuift ongemakkelijk op zijn stoel als we hem het bovenstaande voorleggen. “Hoeveel dj’s ken jij uit Leiden?”, bijt hij ons toe met rode wangen. Uhm... Armin van Buuren. “Juist, als het succes echt allemaal aan Tijs te danken is, waarom heeft die andere Grote DJ dan niet meer volgelingen in zijn stad?” Hugo de Graaf: “Hardwell was er toch wel gekomen. Als 14-jarig manneke had hij al succes, toen met bubblingmuziek. Ik zie hem nog staan als blanke puber voor een zaal vol Antillianen.” Toch, zijn carrière kwam in een stroomversnelling na een mailtje uit Ibiza. Was dat geen positieve discriminatie? Hardwell, kalm: “Tijs nodigde mij in 2009 uit om te komen draaien in Privilege, zijn club op Ibiza. Pas bij de ontmoeting hoorde hij aan mijn accent dat ik uit Breda kwam.” Gewoon een grote dj die het werk van een jonge collega waardeert dus. Neemt niet weg dat Hardwell veel dankt aan de man die hij nu zijn mentor noemt. “Tijs toert met een grotere productie dan Coldplay. Natuurlijk leer je daar veel van. Zonder hem was het allemaal een stuk moeilijker geworden. Toen ik hem voor het eerst op tv zag dacht ik: zie je wel, hij komt ook gewoon uit Breda en draait voor tienduizenden mensen. Dat betekent dat ik het ook kan! Tijs is een idool voor ons allemaal.”
Magneet
In Trance We Trust. Waarachtig. De
albumtitel op een cd-hoesje in Tunes Ville getuigd van de rijke muziekhistorie van Breda. De platenzaak is sinds 1990 amper veranderd. Zeldzamere Tiësto-albums gaan hier tegenwoordig voor goed geld over de toonbank. Dj’s komen er zelden meer. De nieuwe generatie haalt muziek van het internet. Dat deert niet, volgens Schutte. De ondernemer hecht er belang aan te melden dat Tunes Ville geen dj-zaak is: “Wij hebben altijd meer popmuziek dan house verkocht”. Concurrent Magik is verdwenen. Black Hole Recordings is nog wel actief, zij het zonder Tiësto. En sinds enige tijd is Breda een mooi label rijker. Vanuit zijn studio in Breda runt Hardwell Revealed Recordings.
Sigaar
“Een dj is tegenwoordig vijftig procent muzikant en vijftig procent ondernemer”, zegt Hardwell. Hij leunt achterover en speelt met een flesje mineraalwater, de dj-variant van een welvarende ondernemer met sigaar. Zoals een goed zakenman betaamt, laat hij de naam van labelgenoot Dannic regelmatig vallen. Hij beschrijft hem als een groot talent dat is gevormd door de ‘moeilijke’ kroegen en trance-wortels van Breda. Een talent dat Tiësto als idool heeft, en nu doorbreekt onder de vleugels van de Grote DJ Hardwell. Ach, geschiedenis heeft de prachtige gewoonte in herhaling te vallen. En omdat het Bredanaars gewoon is bescheiden te blijven, zijn de laatste woorden voor de Rotterdamse tong van Hofland: “In Tunes Ville stonden jongens met brains, Tiësto had de magic hands. Dat bleek een magneet die nog altijd jonge gasten aantrekt en weer de wereld in slingert. Da´s alles.”
Tekst Thomas Snoeijs
V.l.n.r.: Knightfallz, Tiësto en DJ Vortex.
26
De Tilburgse journalist Mark van Bergen schreef Dutch Dance. Ook het boek Mary Go Wild verschijnt dit jaar; beide boeken blikken terug op 25 jaar dance in Nederland. Dutch Dance wordt 5 oktober gelanceerd met een feest in 013 in Tilburg. Vanaf het moment dat de house in 1988 overwaaide vanuit Amerika, is de Nederlandse dance uitgegroeid tot een mondiaal topmerk. Als liefhebber heeft Van Bergen het succes zien groeien. Hij was erbij toen een jonge Tiësto die 'ongehoorde' trance-platen draaide in de Spock. Van Bergen maakte een ronde langs de hoofdrolspelers uit zowel de beginperiode als de huidige tijd. Zonder de belangrijkste speler in de houseclub te vergeten: het publiek. “Nergens is het publiek zo belangrijk als in de partycultuur. Zij maken de avond, net zo goed als de dj’s, daarom wilde ik er een echt publieksboek van maken. Via crowdsourcing hebben we een schat aan oude flyers en mooie verhalen verzameld.” Chauvinisme ligt altijd op de loer als het over nationaal succes gaat. Hoe heeft de journalist dit vermeden? “Niet. We mogen juist wel wat trotser zijn op de prestaties van onze dj’s. Het heeft 25 jaar geduurd, maar je ziet nu dat de politiek dance eindelijk serieus gaat nemen als exportproduct. Dat werd hoog tijd.” Dutch Dance wordt zaterdag 5 oktober in Tilburg in 013 gelanceerd tijdens het evenement Dutch Dance – Flashforward. Housepioniers als Remy, Dimitri en Marcello draaien die avond. Vanaf 26 september is het boek verkrijgbaar via Xander Uitgevers. Kijk op www.dutchdance.net voor meer informatie.
MEST nr 3
[Advertentie]
Netwerkpartner in Innovatie & Ondernemerschap Cubiss werkt onder meer samen met de 20 Brabantse basisbibliotheken aan bibliotheekvernieuwing. Als onderdeel van de Brabantse Netwerkbibliotheek (BNB) draagt Cubiss bij aan innovatie en ondernemerschap. Hierbij ontwikkelt en realiseert Cubiss aansprekende projecten op het gebied van Taal & Media, Kennis & Informatie en Netwerk & Ondersteuning. Cubiss stimuleert de ontwikkeling van netwerken, plekken waar ideeën floreren, waar informatie en ervaringen worden uitgewisseld en waar kennis wordt gedeeld. Vanuit een sterke netwerkgedachte zoekt en vindt Cubiss hierbij, behalve met de bibliotheek, ook de samenwerking met organisaties uit andere sectoren, zoals culturele organisaties, het onderwijs en het bedrijfsleven.
Een greep uit de bijeenkomsten die Cubiss de komende maanden organiseert: • 24 okt. en 18 nov. - Stimuleren Innovatie & Ondernemerschap: vanaf de werkvloer! – voor bibliotheekmedewerkers • 29 okt. - Kennisdag (0-12 jarigen) over Ouderbetrokkenheid – voor leesconsulenten, domeinspecialisten, beleidsmakers, managers van bibliotheken en partners uit het onderwijs en voorschoolse opvang • 11 nov. - Landelijke dag Laaggeletterdheid, over taalnetwerken en samenwerkingsverbanden – i.s.m. met onder andere SIOB, voor directie/management en specialisten van bibliotheken en hun samenwerkingspartners, zoals gemeenten, ROC´s, vrijwilligersorganisaties, welzijnsinstellingen en bedrijven. Neemt u voor meer informatie over bijvoorbeeld deelname of locatie contact met ons op. Over onze activiteiten komend jaar voor de Brabantse Netwerkbibliotheek kunt u lezen in het Provinciaal werkplan Cubiss Brabant ‘Bibliotheekondersteuning, Mediawijsheid en Content – 2014’, op te vragen bij Boudewijn van der Lecq.
Wilt u net als ons samen werken aan innovatie en ondernemerschap? Neem dan contact op met Cubiss - T 013 - 46 56 700 - E info@cubiss.nl. Cubiss is onderdeel van
MEST nr 3
www.cubiss.nl
27
Dutch Design Week
6 X INTERESSANT
JONG DESIGN VAN NU De jaarlijkse Dutch Design Week in Eindhoven (19 t/m 27 oktober) is het grootste design-evenement van Nederland. MEST vroeg zes prominenten uit de designwereld wie zij als hét ontwerptalent van dit moment zien.
Maarten Baas, ontwerper: “Ik vind Massoud Hassani een veelbelovend talent. Hij studeerde in 2011 af aan de Design Academy in Eindhoven met een heel mooi ontwerp, waarmee hij laat zien dat hij op een andere manier naar het hedendaags ontwerpen kijkt. Massoud is gevlucht uit Afghanistan, dat is bezaaid met landmijnen. Zijn Mine Kafon is een door de wind aangedreven mijnenjager, die over een mijn rolt en hem tot ontploffing brengt. Een eenvoudig, low-tech maar ook esthetisch en poëtisch ontwerp dat hetzelfde bereikt als een traditionele mijnenruimer of robot.” “Massouds ontwerpen en uitgangspunten gaan verder dan een oppervlakkig verhaal of de esthetiek. Hij gebruikt zijn creatieve talent niet alleen ter meerdere eer en glorie van zichzelf, maar hij is ook echt betrokken bij de grote problemen in de wereld. Massoud is een voorbeeld voor ontwerpstudenten die grootser over het nut van hun
28
vakgebied willen nadenken. Bovendien pakt hij het goed en professioneel aan. Een goed ontwerp maken is één ding, maar om het een vervolg te geven is veel moeilijker. Ik geloof in hem en hoop dat er nog veel moois uit gaat komen.”
MASSOUD HASSANI (1983, Kabul) studeerde in 2011 af aan de Design Academy in Eindhoven. De Mine Kafon is ondertussen over de hele wereld bekend. Een door wind aangestuurd object met bamboe-armen en ingebouwd GPS-systeem, waarmee Hassani mijnen wil gaan vegen. Inspiratie voor dit werk kwam voort uit het speelgoed dat hij in zijn jeugd in Afghanistan maakte. De Mine Kafon maakt ook veel discussie los. Sommige criticasters, zoals designhistoricus Timo de Rijk, wijzen erop dat het apparaat niet goed functioneert en zo in de praktijk een schijnveiligheid zou creëren. Desalniettemin won het ontwerp al verschillende prijzen en is het momenteel te zien in een expositie over toegepast ontwerp in het MoMA (New York). MEST nr 3
Mine Kafon – Massoud Hassani (locatie: de Drunense Duinen)
MEST nr 3
29
Ann Maes, designer, designjournalist en curator: “Ik zag bij Conny Groenwegen de meest originele show ooit: ‘Request for Landing’, in 2011. Een eigenzinnige, conceptuele modepresentatie in een geniale setting, bij avondschemering op het grasveld van het Westergas-terrein in Amsterdam. Waarbij ze alle conventionele elementen van een modeshow op de schop nam. Met twee jonge ontwerpers had ze een voorstelling ontworpen waarbij het publiek integraal deel uitmaakte van de setting. Nog nooit werd ik als toeschouwer zo serieus genomen. Een onvergetelijke show, die landde bij alle aanwezigen.” “Eigenlijk wilde ik niet één ontwerper noemen, er zijn zoveel mensen die niet zichtbaar zijn maar wel goed werk afleveren. Conny is ook zo iemand. Ze is als ontwerper breed georiënteerd, volgde zowel een opleiding in mode als in beeldende kunst en put uit verschillende culturen en disciplines. Ze is heel open-minded, uit op innovatie in technieken en materialen. Haar aanpak is integraal en gewetensvol, wat leidt tot uiterst originele en duurzame ontwerpen. Die kwaliteiten zag ik voor het eerst in de jaren tachtig bij de Japanner Issey Miyake, die als grafisch ontwerper was opgeleid en eigen stoffen ontwikkelde om daar vervolgens mode mee te maken. Ook Conny bedenkt en maakt haar stoffen zelf. Ze perforeerde stoffen met lasertechnieken en onderzoekt nu breisels en breitechnieken. Ik zie parallellen tussen haar en Miyake. Niet in ontwerpstijl, maar in opzet en methode: een enorm bewerkelijk, maar steeds uniek proces. Daarbij werkt ze heel duurzaam, wat leidt tot tijdloze ontwerpen. Het verbaast me niet dat haar collecties succesvol zijn ontvangen in Japan en New York, maar er liggen voor haar zeker ook kansen in Nederland. Ze zal haar eigen weg banen.”
Ontwerp: Conny Groenewegen Top: Bubble T (uit de collectie 'Primary Explorers AW 2013') Styliste: Claudine van der Tuin Visagie en haar: Rosemary van Liempt Model: Aline Trippaer @ Elite (locatie: Oisterwijksebaan Tilburg)
30
CONNY GROENEWEGEN (1973, ’s-Gravenzande) ontwikkelt voor haar modelabel innovatieve breisels in het Textielmuseum in Tilburg. Met haar ‘soft-tech’concept combineert ze moderne technologie met traditioneel handwerk. Ze werkte onder meer samen met Alexander van Slobbe, Yoshiki Hishinuma en Droog Design. In 2011 won ze de Mercedes-Benz Dutch Fashion Award met haar Request For Landing-collectie. MEST nr 3
Phase – Jeroen Wand (locatie: riviertje de Reusel bij Moergestel)
Fredric Baas, conservator Stedelijk Museum ’s-Hertogenbosch: “Ik ken Jeroen Wand als de ontwerper van De Studio in ons nieuwe museumgebouw. Deze multifunctionele ruimte is zowel een educatieve werkplaats als een ‘Gesammtkunstwerk’. De ruimte straalt plezier uit en werkt daardoor inspirerend voor bezoekers.” “Het werk van Jeroen Wand is eerlijk, eenvoudig, ingenieus en ‘hands on’. Hij heeft een voorkeur voor ‘laagwaardige’ materialen zoals papier, gips en beton. Materialen die ietwat onaf zijn en ook blijven ‘werken’ of slijten. Het materiaal en de techniek zijn voor hem bepalend. Meestal komen materiaal en techniek voor in vaste combinaties, Jeroen zoekt juist naar andere combinaties van materialen en technieken
MEST nr 3
om zo tot nieuwe producten te komen. Hij brak in 2006 door met een stoel, gemaakt van papier. Alle onderdelen, van de poten en de rugleuning tot aan het zitvlak, zijn opgebouwd uit vellen papier die zijn geperst en gelamineerd om ze voldoende draagkracht te geven. Zijn producten vloeien voort uit zulke experimenten, waarbij de vorm wordt bepaald door het proces waarmee de producten gemaakt zijn. ”
JEROEN WAND (1985, Heerlen) studeerde aan de Academie voor Beeldende Kunsten Maastricht. Wand zoekt in zijn werk naar nieuwe combinaties van materiaal en techniek, waarbij het productieproces een centrale rol inneemt en zichtbaar is in zijn werk. Zijn papieren stoel en kruk zijn aangekocht door Museum Boijmans Van Beuningen. 31
Van 19 t/m 27 oktober vindt de twaalfde editie plaats van Dutch Design Week (DDW) in Eindhoven. Negen dagen lang een enorm aanbod op tientallen locaties en met werk van meer dan 1.500 ontwerpers. Enkele programma-onderdelen die in ieder geval de moeite waard zijn: EXPOSITIE VAN QUAYOLA De Italiaans-Engelse kunstenaar is onder andere bekend van zijn spectaculaire digitale animaties, waarbij materie en gebouwen tot leven lijken te komen. In zijn animaties en installaties gaat hij de universele regels van schoonheid en perfectie te lijf met digitale technologie. Voor deze expositie, The Sculpture Factory, neemt hij als basismateriaal en uitgangspunt de onvoltooide serie van de vier ‘Prigioni’ (slaven) van zijn grote voorbeeld Michelangelo. Locatie: gebouw Gerard aan de Torenallee op het voormalige Philips-hoofdkwartier Strijp-S. TEXTIELBEDRIJF VLISCO Je denkt op de markt in Dakar een lap stof te kopen die er authentiek Afrikaans uitziet, om vervolgens een labeltje aan te treffen met 'Vlisco, wax hollandais'. Het Helmondse Vlisco is één van de meest bijzondere textielbedrijven ter wereld. Het bedrijf ontwerpt en produceert - op de batik-techniek gebaseerd – textiel, dat Vlisco al sinds de negentiende eeuw met name naar West-Afrika exporteert. De stoffen zijn vooral populair in landen als Nigeria, Ghana en Ivoorkust; Vlisco heeft in West-Afrika een status vergelijkbaar met topmerken als Gucci en Armani in Europa. Ook veel West-Afrikaanse regeringsleiders dragen stoffen van Vlisco. Tijdens de DDW wordt met het programma Vlisco Unfolded de geschiedenis en toekomst van het Helmondse bedrijf belicht. Met vanzelfsprekend veel voorbeelden van de bijzondere stoffen. Locatie: IGLUU, in de Lichttoren , Emmasingel, Eindhoven. DUTCH DESIGN AWARDS Jaarlijks terugkerend, centraal ritueel van de DDW, zijn de Dutch Design Awards. Internationaal gerenommeerde prijzen voor de beste Nederlandse ontwerpen. De tentoonstelling met het werk van alle finalisten is een must. Speciale prijzen zijn onder andere de Future Concepts Award (voor ontwerpen die een doorkijkje geven naar de toekomst), The Golden Eye (het meest succesvolle ontwerp van afgelopen jaar) en de Public Award, gekozen door het publiek. Locatie: Klokgebouw Strijp-S.
32
Piet Hein Eek, ontwerper en ambassadeur van de Dutch Design Week: “Paul Heijnen is een ontwerper die een geheel eigen, onderscheidende manier van werken heeft ontwikkeld. Een rationeel ontwerper die met restmaterialen organische kunstwerken maakt die toch constructief zijn. Compleet en in balans. Voor zijn product- en interieurontwerpen werkt hij op een pure en eerlijke manier constructief met latjes. Zoals bijvoorbeeld Cnstr Cabinet, zijn eindexamenproject voor de Design Academy in 2009. Zijn ontwikkeling is consistent en coherent en staat toch in het teken van het experiment. Hij fröbelt, knutselt, past meer latjes toe dan nodig, waardoor op een intuïtieve manier een organische vorm ontstaat. Zijn insectachtige, driebenige Hyperion Spotlight is een unieke, organische structuur, een lamp waarop je verder kunt dromen. Een zeer begeerlijk lampje. Voor de Dutch Design Week wordt een zes meter hoge constructie ontwikkeld van dit ontwerp.”
PAUL HEIJNEN (1983, Heerlen) studeerde in 2009 af met zijn Cnstr Cabinet aan de Design Academy. In 2011 exposeerde hij o.a. op de Salone del Mobile in Milaan. Ook dit jaar was hij in Milaan vertegenwoordigd en was Hyperion Spotlight, inclusief de stopmotionfilm van Niels Hoebers, te zien op de expositie van Rossana Orlandi in Museo Bagatti Valsecci. MEST nr 3
Hyperion Spotlight – Paul Heijnen (locatie: de Regte Heide bij Goirle)
MEST nr 3
33
Ingeborg de Roode, curator design, Stedelijk Museum Amsterdam: “De manier waarop Dirk van der Kooij zijn ontwerpen produceert, is uniek. Voor de stoelen uit de Endless-serie liet hij zich inspireren door het productieproces van oude 3D-printers, die op het eerste gezicht ongeschikt lijken om er meubels mee te maken. Toch lukte het hem om met een afgedankte robot uit China een meubelstuk te fabriceren. De structuur die ontstaat, met duidelijk zichtbare lagen plastic, wordt niet verstopt, maar juist uitvergroot.
34
Waardoor het ornament - de structuur van lagen - en de constructie samengaan. De meubels in dit proces bestaan in feite uit één lange sliert plastic.” “Ik vroeg me na zijn afstuderen aan de Design Academy af of het hem zou lukken zijn ontwerpen op de markt te brengen. Maar zijn meubels worden nu internationaal aangekocht en in museumcollecties opgenomen. Wij hebben ook drie meubelstukken aangekocht. Al zijn meubels zijn duurzaam, want gerecycled van oude plastic koelkastonderdelen. De lamp Satellite, ge-
maakt van doorzichtige kunststof, trok vorig jaar internationaal de aandacht.”
DIRK VAN DER KOOIJ (1983, Purmerend) studeerde in 2010 af aan de Design Academy en won in 2011 de Dutch Design Award. Hij heeft ondertussen zijn eigen studio, zijn Triangulate Lamp werd in 2012 succesvol ontvangen en de Rocking Chair is aangekocht door het MoMA. De Pulse Chair werd onlangs gepresenteerd als ‘The Best Bet’ in New York Magazine. MEST nr 3
WAND, WIEGERAAD, HEIJNEN EN VAN DER KOOIJ OP DE DDW Vier van de zes besproken designers zijn aanwezig op deze editie van de DDW. Werk van Jeroen Wand is te zien als onderdeel van Dutch Invertuals en bij het programma-onderdeel Eat, Drink, Design. In het Temporary Art Center is een overzichstentoonstelling te zien met werk van Paul Heijnen, Pepe Heykoop, Lex Pott en David Derksen. Onder de titel New Work / New Shop presenteert Dirk van der Kooij nieuw werk in zijn werkplaats aan de Hallenweg 3 in Eindhoven. Werk van Jurgen Wiegeraad is te zien als onderdeel van de expositie Salon Graphique in het Natlab op Strijp-S.
Mieke Gerritzen, directeur Museum of The Image (MOTI), Breda:
Chubby Chair – Dirk van der Kooij (locatie: Oisterwijksebaan Tilburg)
“Jurgen Wiegeraad heeft een eigenzinnige, poëtische aanpak, bijvoorbeeld in de manier waarop hij naar geluid kijkt. Voor zijn eindexamenproject aan kunstacademie St. Joost in Breda werd hij geïnspireerd door de compositie 4’33 van John Cage, waarin omgevingsgeluid muziek wordt. Voor zijn ontwerp ging hij op zoek naar de stilte. Hij vertaalde het geluid dat hij hoorde op stille plaatsen (zoals een stiltecoupé en bij de zee) in pianomuziek, in partituren van vier minuten en 33 seconden. De opnames van de stilte zette hij op de A-kant van een vinylplaatje, de bijbehorende composities op de B-kant. Zo vertaalt hij geluid naar beeld en het beeld naar muziek.”
naast toegepast werk is belangrijk voor de toekomst van het kunstenaarschap.”
JURGEN WIEGERAAD (1988, Bergen op Zoom) studeerde aan het Grafisch Lyceum Rotterdam en kunstacademie St. Joost in Breda. Dit jaar won hij met zijn afstudeerproject de Sint Joostpenning. Het ontwerp van Jurgen Wiegeraad is niet gefotografeerd. Tekst Marjan Kieboom Fotografie Rene van der Hulst
“Jurgen heeft zijn autonome kant sterk ontwikkeld, ondanks het feit dat hij van huis uit een grafisch ontwerper is. Een grafisch ontwerper moet verder kijken dan zijn vak, vind ik, grensoverschrijdend werken. Hij is er het toonbeeld van. Voor iedere jonge ontwerper is het belangrijk een autonome kant te ontwikkelen, niet alleen met software te werken maar verder te kijken. Daarin onderscheiden de profs zich van de amateurs; een autonome ontwikkeling MEST nr 3
35
GIER MEE EN NEEM NU EEN JAARABONNEMENT OP
Voor €30,– per jaar, 4 edities vol bijzondere cultuur in Noord-Brabant. WIE NU EEN ABONNEMENT OP MEST NEEMT, KRIJGT
PANTY, DE DEBUUTROMAN VAN MIJKE POL, CADEAU!
(winkelprijs €15,–)
Ga voor het afsluiten van een abonnement naar
www.mestmag.nl
36
MEST nr 3
TRUMPSTEIN
MEST nr 3
& DE LEIJER
37
HET
FAILLIET
CRE VIT
Balletles bij Kunstlokaal in Gemert. Kunstlokaal overweegt om vanwege de bezuinigingen in de toekomst als een ‘cultuurloket’ te gaan fungeren. Waarbij het cursisten doorverwijst naar freelance docenten.
38
MEST nr 3
VAN DE
ATIEIT Hoe redden we de muziekschool van de ondergang? Het gaat beroerd met de centra voor amateurkunsten in Nederland. De trotse achtjarige die met een krassende en piepende viool onder zijn arm naar de muziekles loopt, is een uitstervend ras aan het worden. Nog even en we vinden de gesubsidieerde kunst- en muzieklessen alleen nog in een rariteitenkabinet. Kunstencentra luiden de noodklok, maar moeten we ons wel druk maken over het verdwijnen van de muziekschool? Op een half uurtje rijden van Tilburg, in BelgiĂŤ, krijg je voor 68 euro een jaar lang pianoles.
MEST nr 3
39
I
k moet een jaar of veertien geweest zijn toen ik aan de conciërge van mijn plaatselijke muziekschool in Den Bosch vroeg of ik samen met een vriendin in de aula mocht oefenen. Zij op de contrabas, ik op de grote vleugel die eenzaam in de aula stond. De man die al jaren de bar van de school draaide, boog zich over de toog naar mij toe, terwijl hij met zijn hand over het gevlekte hout gleed. “Alleen als je het tegen niemand zegt.” De grote sleutel van de toegangsdeur lag voor het grijpen. In de weken daarna zouden we dit tafereel herhalen. Wij konden in onze eigen muziekschool repeteren, maar dan wel in het geheim. Want eigenlijk mocht het niet.
dat ze bijna op nul uitkomen. Directeur Jan Stoffels van Kunstbalie, het Brabants adviescentrum voor cultuureducatie en amateurkunsten, maakt zich grote zorgen over de impact van de bezuinigingen. “De kennis over onderwijs en de ervaring met het lesgeven gaat door reorganisaties en ontslagen verloren en dat is heel erg. Die bouw je niet zomaar weer op. Bovendien verdwijnen voor mensen de mogelijkheden om deel te nemen aan kunstzinnige processen. Tot voor kort kon je als inwoner van een gemeente terecht bij je plaatselijke kunstencentrum om actief kunst te beoefenen. Door hun laagdrempeligheid zijn kunst en cultuur in deze centra een middel voor maatschappelijke cohesie geworden.”
Inmiddels zijn we twaalf jaar verder en gaat het, net als met veel andere kunstencentra, slecht met mijn muziekschool. Wanneer ik aan deskundigen vraag hoe dat komt, wordt direct gewezen naar de kraan met subsidiegelden die de afgelopen jaren steeds verder is dichtgedraaid. De druppeltjes die er nu nog uitkomen, zijn bij lange na niet voldoende om het amateurkunstenonderwijs op peil te houden.
Dat beaamt Anne Marie ’t Hart van Kunstconnectie. Zij wijst op de gunstige effecten van kunstbeoefening. Creativiteit, weten dat je kunt creëren, is volgens haar de basis voor een krachtig gevoelsleven, voor zelfontplooiing, individualiteit, een oplossend vermogen, zelfstandigheid en vrijheid. “Het bezit van creatieve vaardigheden is voor een individu naast een fysieke gezondheid en een weldoorvoed intellect een van de drie poten waarop zijn persoonlijkheid rust. Een land bestaande uit sterke, stabiele persoonlijkheden draagt in grote mate bij aan een positieve samenleving als geheel.”
Grote impact bezuinigingen
Een onderzoek van Kunstconnectie, de landelijke branchevereniging voor kunstbeoefening en kunsteducatie, laat de omvang van de bezuinigingen zien. 52 kunstencentra deden mee aan het onderzoek en bij hen loopt de gemeentelijke subsidie in 2013 in totaal tot bijna 16 miljoen euro terug. Gemiddeld is dat per instelling ruim drie ton minder. Daarnaast dalen bij alle onderzochte instellingen de provinciale subsidies de komende drie jaar zo sterk
Interesseert ons niks
Talloze wetenschappelijke studies hebben aangetoond dat kunst en cultuur bijdragen aan de leefbaarheid, het toerisme en de welvaart in een maatschappij en het is vreemd dat de overheid de geldkraan zo strak dicht heeft gedraaid. Kunstencentra worden
gedwongen zo grondig te reorganiseren dat ze verworden tot loketten waar kunst ingekocht kan worden tegen een hoge prijs. En als dat niet lukt, rest er nog maar één oplossing: het faillissement. Een voorbeeld is De Meander in Boxmeer, dat enkele maanden geleden de deuren sloot. Oud-directielid van de school en secretaris van DOKe (de vereniging van kunsteducatie in Noord-Brabant) Han Eygenraam zag met lede ogen aan hoe de subsidie zo sterk terugliep dat de school onmogelijk kon overleven. Toen hij samen met anderen probeerde het kunstencentrum te redden, merkte hij hoe weinig het de inwoners van Boxmeer en omgeving interesseerde. “Toen de grootscheepse bezuinigingen in 2010 werden aangekondigd, liet dat de bevolking grotendeels koud. Die houding past bij een bredere opvatting die in Nederland heerst. Men vindt dat kunstencentra na al die jaren subsidie hun eigen broek moeten ophouden.” Het is een interessante constatering van Eygenraam. Blijkbaar interesseert ons het failliet van kunstencentra niet. Die houding is niet opeens ontstaan. De werkelijke redenen zijn divers en gaan verder terug dan de recente bezuinigingen. Een van de belangrijkste oorzaken van de moeilijkheden van kunstencentra zit in het stiekem moeten oefenen in de aula van je eigen muziekschool. Té lang waren kunst- en muziekscholen veel te veel naar binnen gekeerd. De centra gaven boekjes uit met het cursusaanbod en aan dat aanbod viel niet te tornen. Naar de vraag of behoefte in de gemeenschap werd niet gekeken. Jongeren die samen een dansgroepje vormden, konden echt
“In België omarmt de regering het belang van cultuur- en kunstonderwijs en zorgt ze al tientallen jaren voor een vrij toegankelijk systeem voor jong en oud” 40
MEST nr 3
niet zomaar in de balletzaal oefenen en jonge muzikanten hoefden niet te denken dat zij op eigen houtje een band konden oprichten in de school.
Weinig creativiteit
Die desinteresse in de markt, het eenrichtingsverkeer van de kunstencentra in hun aanbod, droeg er in belangrijke mate aan bij dat de bevolking niet op haar achterste poten staat nu instellingen failliet gaan. Uiteraard is het niet zo simpel als ik hier stel, maar het is wel opmerkelijk dat instellingen die alles doen om de creativiteit onder de bevolking te bevorderen, zelf zo weinig creativiteit laten zien. De vraag vanuit de samenleving veranderde in de jaren negentig al en toch hielden kunstencentra krampachtig vast aan het eigen aanbod, waar ze al jaren subsidie voor kregen. Financieel gezien merkten ze niets van veranderingen in de vraag en dus waren creatieve oplossingen niet nodig. In dit systeem was de subsidieverstrekker de klant en werd de echte klant over het hoofd gezien. Han Eygenraam bevestigt dit. Toen hij eind jaren negentig directielid was van Edu-Art (de Kunstbalie van Gelderland) hield hij een presentatie voor adviseurs die betrokken waren bij Edu-Art. Hij introduceerde in zijn betoog het woord ‘markt’ en werd weggehoond. Maar Eygenraam had gelijk. Ook kunstencentra hebben te maken met een markt. Maar dat wil niet zeggen dat we daarom moeten doorslaan naar de andere kant. Wie zijn aanbod alleen maar laat afhangen van de vraag, loopt het risico een weinig gevarieerd palet te krijgen. Daar waarschuwt Lex van Hulten, adjunct-directeur van kunstencentrum Muzelinck (Oss), voor. “Laat je het aan de markt over, dan wordt alleen dat aangeboden waarmee voldoende winst behaald wordt. Met als gevolg een eenzijdig en beperkt aanbod. Geen hobo meer, geen fagot, geen altviool, geen contrabas, geen edelsmeden, geen cabaretlessen...”
MEST nr 3
Online muziekschool
De oplossing is dichtbij
De Online Muziekschool maakt deel uit van de particuliere markt die volgens het Sociaal Cultureel Planbureau ongeveer tweemaal zo groot is als die van de gesubsidieerde muziekscholen en centra voor de kunsten. Kunstconnectie waarschuwt voor de particuliere instellingen, omdat kwaliteit, continuïteit en diversiteit in het aanbod onduidelijk zijn. Bouman is het daar niet mee eens. “Dat vind ik echt een onterecht verwijt. Het belang van kwaliteit en continuïteit is in de particuliere sector groter dan bij gesubsidieerde instellingen. Een ontevreden klant betekent direct minder inkomsten, dus is ons er alles aan gelegen om goede diensten en producten af te leveren.”
Dit kan en moét anders wil kunsteducatie de komende vijfentwintig jaar overleven. Ook de subsidieverstrekkers hebben weinig visie getoond. Het wordt tijd dat het rijk, de provincies, gemeentes en kunstencentra om de tafel gaan zitten en laten zien dat creativiteit nog bestaat. Het mooie is dat de oplossing simpel en heel dichtbij is.
De kunstencentra moeten vernieuwen nu de subsidies zo zijn teruggeschroefd. Particuliere initiatieven laten zien hoe het ook kan. Jeroen Bouman van de Online Muziekschool heeft een website gemaakt waarop bezoekers zelfstandig een instrument leren bespelen of via Skype in contact komen met een geschoold docent. Afgelopen jaar zijn er bijna 20.000 muzieklessen online gevolgd. Bouman: “Wij richten ons op de groep mensen die in hun eigen tijd en op een zelfgekozen moment muziekles wil volgen. Met internet en social media bepalen mensen zelf wat kwaliteit is en van wie ze muziek- of kunstlessen willen volgen. De tijd dat instellingen dat bepalen, is voorbij.”
Is dit de kant die we de komende jaren opgaan? Krijgen we een toenemend aantal particuliere instellingen dat een commercieel model nastreeft? Die kans is heel groot, al moeten we dat niet willen. Het is een taak van de overheid eindelijk eens fatsoenlijke, centraal geregelde wetgeving te maken die verschraling van het aanbod voorkomt en kunsteducatie weer laagdrempelig maakt. Nog altijd is het zo dat iemand uit Den Bosch wel in Eindhoven muziekles kan volgen, maar vervolgens veel méér betaalt dan een Eindhovenaar. Doordat kunstencentra zo sterk gekoppeld zijn aan gemeentelijke subsidies, kunnen inwoners van andere gemeentes alleen tegen een achterlijk hoog tarief terecht in het kunstencentrum dat niet in hun eigen gemeente staat. En dat heeft als gevolg dat alleen gefortuneerde mensen in een andere gemeente een kunst- of muziekles kunnen volgen.
Vlaanderen boven
Toen Han Eygenraam afgelopen zomer de Gentse Feesten bezocht, viel hij van de ene verbazing in de andere. Op
41
[Advertentie]
Cultuur verbindt. Al voor E 4 sluit u zich aan.
eur t a don u! d r Wo juist n
Ook MEST wordt ondersteund door het Cultuurfonds. Beeldende kunst, geschiedenis & letteren, monumentenzorg, muziek & theater en natuurbehoud. Het Prins Bernhard Cultuurfonds zet zich in voor cultuur die u raakt. Al vanaf e 4 per maand sluit u zich aan. Ga naar www.cultuurfonds.nl.
42
MEST nr 3
het historische Laurentplein speelden amateurmusici het publiek helemaal plat. Het niveau was zo hoog dat hij zich achter zijn oren krabde. Als het gaat om de aandacht voor cultuur- en kunsteducatie is de kloof tussen Nederland en België immens. In ons land loopt het aantal cursisten sterk terug als gevolg van de torenhoge eigen bijdragen voor lessen, terwijl in Vlaanderen de tarieven zo laag zijn dat er van leegloop absoluut geen sprake is. In België omarmt de regering het belang van cultuur- en kunstonderwijs en zorgt ze al tientallen jaren voor een
“In dit stelsel was de subsidieverstrekker de klant en ging het niet om de cursist die pianoles wilde volgen” vrij toegankelijk systeem voor jong en oud. En ook wij Nederlanders zijn gewoon welkom. Zo trekken er jaarlijks al vele Brabanders naar de Gemeentelijke Academie voor Schone Kunsten in Arendonk, vlak over de grens. Want op een half uur rijden van Tilburg bestaat het nog. Wordt er gewoon nog gede-
gen gitaar- en dansles gegeven tegen een bijzonder laag tarief. In een touringcar vol beleidsvoerders, subsidieverstrekkers en kunstencentra zouden we daarom naar België moeten rijden. En behalve een liga en een pakje drinken mag er niets in de rugzak. Want wie eenmaal in Vlaanderen is, heeft zoveel mogelijk ruimte nodig om een fractie van al dat moois mee te nemen. Pak die nationale wetgeving in, doe een strik om het belang van kunsten cultuuronderwijs, prop het paradijs van oneindige mogelijkheden in de tas en breng de creativiteit terug naar Nederland.
Tekst Mijke Pol Fotografie Marcel van den Bergh
IN BELGIË IS ALLES BETER In België bestaat het Deeltijds Kunstonderwijs (DKO), met muzieklessen en andere kunstzinnige activiteiten die daar geregeld zijn via onderwijswetgeving. In iedere stad en in ieder dorp kun je terecht en het DKO is voor burgers vele malen goedkoper dan in Nederland. Ter vergelijking: een jongere onder de achttien jaar wil graag pianoles volgen. In België betaalt hij per jaar (veertig weken) 68 euro voor vier uur les in de week. Hij krijgt in die uren algemene muziekleer, samenspel en individueel les. Gaat hij naar Eindhoven dan betaalt hij per jaar (36 weken) voor dertig minuten per week individuele les 885 euro. Vindt hij een groepsles ook goed, dan komen de kosten op 443 euro.
MEST nr 3
43
44
MEST nr 3
Hij is een van de meest succesvolle kinderboekenschrijvers van Nederland. Enorm geliefd bij zijn doelgroep - hij verkocht meer dan een miljoen boeken van Dolfje Weerwolfje - maar nog nooit gelauwerd met een Griffel. Paul van Loon – nu dertig jaar actief als kinderboekauteur - maalt er niet om. Pjotr van Lenteren, kinderboekenexpert van de Volkskrant, zocht de nachtschrijver op, achter de rolluiken van zijn woning in Drunen. “Meestal is er na negen maanden een boek klaar.
Dan roep ik mijn vrouw en mijn dochter en dan gaan we uit eten.”
H
et zo chique klinkende Vredesplein in Waalwijk is een verregend busstation zonder koffie. Het enige terras hoort bij het zorgcentrum, de rieten stoelen zijn leeg. Dan een winkelstraat, een kerk, een school en in de verte steeds nieuwere blokken eengezinswoningen. Het is vast fijn wonen, maar hoe verzint hier iemand vampiers, heksen, weerwolven? Beroepsverteller Paulus Stephanus Elisabeth Lambertus Maria van Loon (1955), die tegenwoordig vijf kilometer verderop woont in Drunen, doet het tóch. Wie wil begrijpen waarom, kan het best eerst even afspreken met zijn jeugdvriend en vroegere buurjongen Jack Didden (1952). De bijna gepensioneerde leraar Engels, streekhistoricus en parttime thrillerschrijver, laat graag ‘hun’ Gemma Frisiusstraat zien. Daar waar Waalwijk vroeger ophield en de weilanden begonnen.
Angstaanjagend gehoest
Ook nu nog zijn, als je goed kijkt, de laatste sporen te zien van het oude slagenlandschap langs de winterdijk, met z’n lange smalle weilandjes, gescheiden door donkere sloten, hagen, zwarte elzen en knotwilgen. Van Loon en Didden lopen als tieners zo de akkers in, bij voorkeur ’s nachts, als
Kinderboekenweek, 2 t/m 13 oktober. Kinderboekenweekgeschenk: Je bent super… Jan van Harmen van Straaten.
MEST nr 3
het mistig is. Een keer zijn ze er in het donker vreselijk geschrokken van een angstaanjagend gehoest.
zonnebril en zijn grijze, gemillimeterde haar heeft hij meer iets van een zwijgzame roadie van Metallica.
“Dus: júist hier”, lacht Didden met gespeelde, schoolmeesterachtige ongelovigheid achter het stuur van zijn auto, in elke straat even stoppend voor historische informatie. “En júist toen. Er was niks. Dus verzonnen we het zelf.”
De donkere, notenhouten kasten in de werkkamer zijn tot het plafond gevuld met boeken, maar daar merk je weinig van omdat er zoveel (keurig afgestofte) Dolfje-Weerwolfjegadgets, monsterknuffels en vleermuizen voor staan, liggen en hangen.
Paul heeft het met Jack niet over meisjes maar over Pink Floyd, stripboeken en bovenal: griezelverhalen. Van die laatste categorie is in het Nederland van de jaren zestig alleen een enkele Bruna-pocket te vinden en wat moeilijk verkrijgbare Amerikaanse vertalingen. “Verder moesten we ons behelpen met de sprookjes van Grimm. Verdomd, wij bekláágden ons dat er niet zoiets was als een griezelbibliotheek. Zó is het begonnen. Paul is er een gaan volschrijven.”
Naast zijn klassieke bureau staat een rij glimmende gitaren, een versterker, een fitnessapparaat. Gasten zitten op het gitaarkrukje, iets anders is er niet. Zelf schuilt hij gedurende het hele interview half achter het enorme pc-beeldscherm waar hij alleen af en toe achter vandaan komt om iets uit de kast te pakken. Op de enige comfortabele stoel zit Beentjes, de chauffeur van De Griezelbus, bedolven onder nog meer speelgoedbeesten.
Zwijgzame roadie
“Ach ja”, zegt Van Loon even later, zachtjes grijnzend in zijn afgeladen werkkamer in een gezinswoning met gesloten rolluiken aan de onderkant van Drunen. “Jack kan het mooi vertellen.” En dan kijkt hij weer stilletjes voor zich uit. Zelf is hij bepaald geen theatraal of bloemrijk type en totaal niet bereid om te analyseren, te historiseren of te psychologiseren.
Nee, wie het over die eeuwige zonnebril heeft die Van Loon zelfs in huis niet afzet, ziet een hoop andere verstopplekken over het hoofd. Zelfs in zijn antwoorden relativeert hij alles wat lijkt op drama en emotie tot iets rustigs, bijna bescheidens, op zijn best mild-ironisch. “Je moet dat niet allemáál geloven hoor, wat Jack zegt. En dat gehoest in de nacht, dat was gewoon een koe.”
Het geheim van schrijver Van Loon is dat hij zo weinig heeft van een schrijver. Met zijn zwarte spijkerjack, de doodskopringen aan zijn vingers, die
Zelf zegt hij dat zijn inspiratie komt uit het Limburgse Sagenboek van de Maastrichtse dichter Pierre Kemp. Zijn vader is onderwijzer en brengt hem al
Griezelen om de hoek
45
vroeg de liefde voor boeken bij, en dát boek is favoriet. Tussen de sprookjes, geestige verklaringen van Limburgse plaatsnamen en klassieke heksenverhalen vindt hij zijn eerste weerwolfmateriaal. Zoals ‘De man die er echt even uit moest’. Griezelen, niet in Engeland of Amerika, maar gewoon in Nederland, om de hoek. Die wandelingen met Jack moeten ook op hem diepe indruk gemaakt hebben. Het sleutelverhaal in De Griezelbus, waarmee Van Loon aan het begin van de jaren negentig indrukwekkend doorbreekt, gaat over Jack, die er op een nacht alleen op uitgaat over besneeuwde akkers en een weerwolf tegenkomt.
Maximonsters
Het is geen vastomlijnde jongensdroom die Van Loon met dat boek verwerkelijkt. Hij neemt er behoorlijk lang de tijd voor om zijn roeping te vinden. Als tiener wil hij alleen maar tekenen. Stapels agenda’s, schriften en schoolboeken kliedert hij vol met sprookjesachtige figuren. Als hij er veel te laat achter komt dat er zoiets bestaat als een kunstacademie, neemt hij die krabbels mee. "Na enige – begrijpelijke - twijfel zagen ze wel een illustrator in me."
foto: Manisha van Loon
Paul van Loon
Geboren: 17 april 1955 in Geleen Opleiding: kunstacademie Den Bosch Huisgenoten: vrouw Hadjidja en dochter Manisha Bekendste boeken: Dolfje Weerwolfje, Foeksia de miniheks, De Griezelbus en Raveleijn. Onderscheidingen: Officier in de Orde van Oranje Nassau en tien keer winnaar van de Prijs van de Nederlandse Kinderjury.
46
Ondanks zijn vaders enorme boekenkast weet hij van moderne kinderboeken eigenlijk niks. Jean Dulieu (Paulus de Boskabouter) vindt hij geweldig, maar verder kent hij vooral ouderwetse jongensboeken als Pim Pandoer en Puk en Muk uit de schoolbibliotheek van de paters. Pas als hij op de kunstacademie kennismaakt met Maurice Sendak, de maker van Max en de Maximonsters, gaat het licht aan. “Ik vond dat zó mooi, er ging een wereld voor me open. Ik wist niet dat er zulke dingen voor kinderen werden gemaakt. Dat wilde ik ook”
Spekkoeken
Maar levensgenieter Van Loon blijft zelfs na die ontdekking meer krekel dan mier. Hij irriteert zich aan docenten die hem in een bepaalde richting willen duwen en maakt zijn opleiding niet af. "Ik moest elke dag met mijn brommer langs Vlijmen, daar woonde
een Indonesische vriend van me. Zijn moeder bakte de hele dag spekkoeken voor de marine. Dat vond ik veel leuker en dus ging ik liever haar helpen." Van Loon vindt het wel best in de bijstand, klust aan zijn pas verworven Duplex-woninkje en speelt gitaar. Even overweegt hij leraar Engels te worden, maar dat heeft hij na een week ook alweer gezien. Tussen de potten verf besluit hij zijn boeken nooit meer aan te raken en voortaan alleen nog maar te schilderen en te tekenen.
Trol met bijl
Het loopt anders. Een van zijn tekeningen – trol met bijl kijkt boos naar boom met dwerg – schreeuwt om een verhaal, dat hij in een middag opschrijft en dat het Brabants Dagblad publiceert. Enige tijd later zijn het er ruim honderd geworden, door zijn trotse vader in kloeke mappen gestopt, overzichtelijk met vulpen van inhoudsopgaven voorzien. In die tijd ontstaat ook Foeksia, zijn oudste personage ("We kennen elkaar inmiddels 34 jaar"), maar daar vindt hij geen uitgever voor. De Tilburgse uitgeverij Zwijsen, uitgever van boekjes voor beginnende lezers, wil wat anders: korte boekjes, met zinnen van acht woorden, nooit meer dan twee lettergrepen tegelijk. En zo volgt, in 1983, zijn officiële debuut, Boven op tante Agaat.
Vampiers
Hij heeft het dan aardig druk met het Brabants Dagblad en zo’n vijf eerste leesboekjes per jaar, maar kan er nog steeds niet van leven. Dat kan Van Loon niet schelen, als het zo was gebleven had hij het waarschijnlijk nog steeds gedaan. Maar stiekem werkt hij aan een groter project: een raamvertelling over een griezelgenootschap, later omgedoopt tot De Griezelbus. Zijn uitgever vraagt hem: “Wil je niet ook eens wat anders doen? Bijvoorbeeld iets over ballet?” Paul geeft het historische antwoord, waar hij ook vandaag nog droogkloterig bij kijkt: “Mag het ook iets met vampiers zijn?” Na De Griezelbus (1991) volgt de nog veel succesvollere Dolfje Weerwolfje (1997) en in het kielzog daarvan ein-
MEST nr 3
delijk het late succes van Foeksia de miniheks (1989).
Oppervlakkige pulp
Paul van Loon is ineens een begrip. Kinderen, vooral die van een jaar of zeven, vreten hem en geven hem naast een bestsellerstatus tien keer de Prijs van de Kinderjury. De teller van Dolfje Weerwolfje staat inmiddels op meer dan één miljoen boeken. Zelfs kinderen die lezen haten – of misschien júist die kinderen – lezen Paul van Loon. Alleen grijze dagbladrecensenten kunnen zijn bloed wel drinken en omschrijven zijn werk als oppervlakkige pulp. Nooit wint hij een Griffel en hij wordt op zijn best als fenomeen besproken. Helemaal terecht is dat niet. Paul van Loon is geen Guus Kuijer, maar er is wel wat meer over zijn werk te zeggen dan dat. Al was het maar dat hij zonder het ‘yes’ en ‘chill’ van andere populaire schrijvers helder, beeldend en ritmisch zuiver Nederlands schrijft met hier en daar nog een geestige alliteratie ook. En zijn keus voor gezellige griezelliteratuur is, tien jaar voor Harry Potter, hoogst origineel. Sprookjes worden in Nederland als literatuur gezien, horror bleef in ons land altijd op het niveau van volksverhalen steken. Van Loon neemt een unieke plek in door, twee generaties na Pierre Kemp, Nederlandse kinderen hun monster om de hoek terug te gegeven. “Weerwolven zijn zo Nederlands als wat, alleen weet bijna niemand dat meer.”
Magere kraker
En oppervlakkig? Zijn helden zijn gewóón en worstelen met alledaagse dingen: gepest worden, anders zijn dan de rest. Ze staan hun mannetje, en dat gaat niet vanzelf. Als hij een boodschap heeft, dan is het dat monsters ook maar mensen zijn. Van Loon gunt iedereen zijn plek op aarde. De opmerking ‘monsters zijn nog erger dan buitenlanders’ van buurman Knieper in Nooit de buren bijten schreef hij niet per ongeluk. Van de grote Griffelauteurs bewondert hij vooral Paul Biegel. Hij laat een foto zien waarop hij – weer in zo’n zwart spijkerjack – nog haar heeft en oogt als
MEST nr 3
een magere kraker, de keurige Biegel al een oud vogeltje. “We hadden met een aantal bekende kinderboekenschrijvers een kettingverhaal in de Volkskrant. Biegel was na mij aan de beurt en belde na mijn bijdrage op: ‘Je hebt me gered, dank je! Er zit eindelijk verháál in.’” “Kijk”, zegt hij, wijzend naar een plank met plakboeken, die nog steeds door zijn zesentachtigjarige vader trouw worden georganiseerd. “Dat is alles wat er over mij geschreven is. De eerste tien jaar zitten in één map. Tegenwoordig heb ik elk jaar één of twee van die mappen nodig. Die enkele negatieve recensie… Nee, dat kan me echt heel weinig schelen.”
Muizenpak
De enige keer dat we hem in het echte leven konden betrappen op een boze opmerking, was toen voor het eerst in jaren de Prijs van de Kinderjury niet naar hem, maar naar het anonieme Italiaanse schrijverscollectief achter Geronimo Stilton ging. Vertegenwoordigd door een werkstudent in een muizenpak, die naderhand in de coulissen een sigaret stond te roken en de oorkonde in de kleedkamer vergat. “Nou ja, boos, boos. Dat is een groot woord. Maar ik stuur toch ook niet een student in een Dolfje-pak?” Collega’s kent hij – op vrienden Sjoerd Kuyper, Jacques Vriens en Bies van Ede na – nauwelijks. De rest van zijn makkers zijn van vroeger of muzikant. Nederlandse literatuur leest hij überhaupt niet. Ja, Jeroen Brouwers vindt hij mooi, vooral de serie De Bierkaai. Zijn dat niet nu net die boeken waarin hij in barokke zinnen vilein de hele Nederlandse literaire entourage affakkelt? Van Loon lacht nauwelijks hoorbaar binnensmonds achter zijn donkere glazen en zegt niks. Hij is met andere dingen bezig. Het Griezelgenootschap en de nagebouwde bus zijn ontmanteld en al weer bijna vergeten, met klassenlezingen (moestie veel te vroeg voor op) en brieven beantwoorden (vijftien uur per week werk) is hij gestopt. Hij ontvangt zijn fans nu twaalf keer per jaar met zijn band Paul van Loon & Andere Snuiters
in het theater. Verder werkt hij samen met de Efteling aan een attractie en maakt hij zijn boeken toegankelijker voor jonge kinderen door de illustrator van Dolfje Weerwolfje wat minder enge illustraties te laten tekenen.
Stille nacht
Wat hij belangrijk vindt? Betaalbare en leesbare boeken voor iedereen. Ouders die hem opgelucht vertellen dat hun dyslectische zoon eindelijk leest. Of dat bijna volwassen meisje van negentien recent in Rotterdam, dat zo vreselijk moest huilen toen hij haar een handtekening gaf. “Stukgelezen Dolfje onder de arm. Tien jaar geleden op een van de laatste Griezeldagen in Rosmalen had haar moeder na een hele tijd wachten gezegd: ‘We gaan naar huis.’ Daar stond ze dan na al die jaren voor mijn tafel voor een handtekening, met datzelfde boek. Dan denk ik: waar heb ik dat aan verdiend?” Paul van Loon mag altijd doen waar hij zin in heeft, hij werkt zeven nachten per week, van negen uur ’s avonds tot een uur of vier ‘s nachts. Helemaal alleen, in de stille nacht, met zijn gitaren. “Als iedereen ligt te slapen en een verhaal gaat lopen, dat zijn de mooie momenten. Als ik het helemaal voor me zie en mijn beelden alleen maar bij hoef te houden. Meestal is er na negen maanden wat klaar. Dan roep ik mijn vrouw en mijn dochter en dan gaan we uit eten.”
Vinex-spookhuis
De middag is inmiddels vergevorderd als Van Loon met zijn Dolfje-sleutelbos bij de voordeur staat. De rolluiken zijn nog steeds dicht en ondanks de moderne bakstenen zou zijn woning zo door kunnen gaan voor een Vinex-spookhuis. Of zijn die luiken er vanwege de fans? “Moet je niks achter zoeken joh”, zegt Van Loon. “Wij zijn gewoon niet zulke ochtendmensen.” Wijzend naar de dijk achter de bomen: “Je hoort ze nog wel eens, kinderen, fietsend op de dijk. ‘Daar woont-ie!’ ‘Wie?’ ‘Paul de Leeuw!’ Ja, dan is mijn dag goed.”
Tekst Pjotr van Lenteren Illustratie Martyn F. Overweel
47
KRONIEK DER
MINIMUSEA
Wie is hier nou gek?
H
et is de veiligste manier van vervoer. Dat is me wel duizend keer verteld. Toch zie ik er in het vliegtuig altijd uit als een trippende xtc-gebruiker. Ogen groot als schoteltjes, kaken strak op elkaar, zweetplekken onder de oksels. Door het raampje houd ik obsessief de vleugels in de gaten, bang dat ze afbreken zodra ik een blik in het gangpad werp. Het slaat nergens op, vliegangst. Daarom doe ik er niks mee. Ik bedoel: voor de rest ben ik een normaal mens. Ik werk, heb een vriendin die zelfs na zes jaar haar koffers nog niet heeft gepakt en op een doorsnee dag vrees ik niet dat de voorgevel van mijn huis valt als ik even naar de boekenkast kijk. Ik ben normaal. Toch? In het Huysmuseum in Etten-Leur stel ik mezelf die vraag terwijl ik in de DSM-kamer sta. De DSM is hét handboek van psychische aandoeningen. In het Huysmuseum hebben ze dat boek als een bijbel tentoongesteld. Heb je een aandoening die hierin voorkomt, dan ben je gek. Of in ieder geval een beetje. Naast het handboek hangen kaartjes met daarop angsten die maatschappelijk zijn geaccepteerd. Zoals angst voor spinnen. Of vliegtuigen. Hoor je stemmen in je hoofd, dan ben je getikt, maar kennelijk is het wel normaal om in een trillende neuroot te veranderen zodra je in een vliegtuigstoel zit. Het Huysmuseum is gevestigd op de zolder van het voormalige Huize Antonius/het Hooghuys, vroeger een kliniek voor psychiatrische patiënten. Tegenwoordig behoort het pand toe aan de GGZ en wonen er nog altijd mensen met psychische problemen. Samen met hun begeleiders hebben zij het Huysmuseum opgericht, waarin de geschiedenis van de psychiatrie wordt verteld. Aan het begin van de tentoonstellingsruimte maak ik kennis met Elsie, een 12-jarig meisje dat vroeger in Huize Antonius woonde. Met een grote foto wordt ze aan me voorgesteld. ‘Elsie wist soms niet 48
meer wat de echte wereld was,’ zegt het onderschrift. Dat is ook wel aan haar af te zien. Elsie ziet er een beetje raar uit, met angstig weggedraaide ogen. Bepaald geen feestnummer. Toch heb ik Elsie aan het einde van het bezoek in mijn hart gesloten. Zelfs iemand met een ijzeren geestelijke gesteldheid zou breken in een instelling als Huize Antonius. Ik zie oude foto’s van patiënten die in een grote zaal als kasplantjes in bed liggen. In een andere ruimte hangen dwangbuizen. En even verderop is een expositieruimte die ‘Het laboratium’ heet. In glazen kasten staan elektroshockapparaten uitgestald en luguber medisch gereedschap. Ook is er een baarmoeder met eileiders op sterk water. Want eileiders verwijderen was een goede remedie tegen hysterie, daar was iedereen het zestig jaar terug roerend over eens. In een andere kamer bekijk ik foto’s van speelgoeddorpjes, gebouwd door voormalig patiënten. Sommige dorpjes zijn helemaal vol gezet met gebouwen. Er zit ook een foto tussen waarop één huisje op een enorm wit vlak me als een schreeuw van eenzaamheid in het gezicht slaat. Zo moet Elsie zich hebben gevoeld, denk ik. Toch is het Huysmuseum een verre van deprimerende ervaring. Een grote kast volgestouwd met tassen plaatst op ludieke wijze een vraagteken bij de koopwoede van de moderne mens. En je mag met stokken op een ketel slaan om een idee te krijgen van de chaos in het hoofd van een schizofreen. Zo bezien lijken stemmen in je hoofd verdacht veel op het lawaai waar je als stadsmens dagelijks door wordt omringd. Wie het Huysmuseum verlaat zit vol prangende vragen. Wie is er nou eigenlijk gek en wie normaal? Net als Elsie wist ik even niet meer wat de echte wereld was. Tekst Bart Smout Fotografie Erik van der Burgt MEST nr 3
Huysmuseum, GGZ Breburg, Van Bergenplein 39, Etten-Leur MEST nr 3
49
[Advertentie]
KUNSTOASE
BIEDT U KUNST EN MEER!
50
Kies uit vier verschillende abonnementen of een gratis abonnement op de nieuwsbrief www.kunstoase.nl.
MEST nr 3
[Advertentie]
Ruim 23.000 leerlingen van 88 basisscholen uit 27 gemeenten in Noord-Brabant zijn dit jaar gestart met een programma om de kwaliteit van cultuureducatie op school te verbeteren. Men doet dit met behulp van De Cultuur Loper, een instrument om de landelijke doelen op dit terrein te realiseren. Met als uiteindelijk doel alle scholen in Brabant te laten profiteren van de resultaten die hieruit voorkomen.
Welke culturele competenties wil de school de leerlingen meegegeven? Cultuureducatie is meer dan een leerling een vaardigheid aanleren. Het gaat ook over het prikkelen van de creativiteit, het openstaan voor vernieuwing, het stimuleren van een kritisch denkvermogen en vooral het ontwikkelen van datgene wat men van een 21ste eeuwse burger verwacht. De Cultuur Loper helpt scholen om vanuit hun eigen visie een samenhangend en doorlopend activiteitenprogramma te maken. Zo worden kinderen van 4 tot en met 12 jaar optimaal gestimuleerd in hun culturele ontwikkeling. De Cultuur Loper komt tot stand in nauwe samenwerking met het Fonds voor Cultuurparticipatie, Erfgoed Brabant, lokale intermediairs, culturele instellingen, de deelnemende gemeenten, scholen en Kunstbalie. Meer weten? Ga naar www.kunstbalie.nl www.decultuurloper.nl | #decultuurloper
MEST nr 3
51
OPEN
BOEK
“WIJ MAKEN TOEGANKELIJKE ROTTIGHEID ”
In iedere editie van MEST interviewen we iemand aan de hand van een literaire klassieker. Yvonne van Beukering (1963) en Gerrie Fiers (1975) zijn de oprichters van theatergezelschap Afslag Eindhoven. Zij reageren op vier citaten uit Célines Reis naar het einde van de nacht, het boek dat ze bewerkten tot een theatervoorstelling. Het stuk gaat in december in première in één van de oude Philips-fabrieken van designer Piet Hein Eek. “Er was de afgelopen jaren teveel egotripperij in het theater.” AFSLAG EINDHOVEN Afslag Eindhoven werd in 2007 opgericht. Het theater van Afslag Eindhoven gaat vaak om de interactie met de locatie, de elementen en het publiek. Beeldende en realistische voorstellingen over menselijke tekortkomingen en moed, zoals Bokkenvet, FC Bocholt en De helaasheid der dingen. 52
MEST nr 3
Reis naar het einde van de nacht
rri Ge
uk er ing
Voor de citaten maakten we gebruik van de uitgave van G. A. van Oorschot uit 1989.
eF ier s
1
‘Toen het huis hun eigendom geworden was, had ze een hele maand vrolijk en stralend rondgelopen, verrukt als een non na de communie.’ PAGINA 195
Y
vonne van Beukering: “Afslag Eindhoven begon als een impulsieve actie in een tijd waarin veel theatermensen uit Eindhoven vertrokken. Het Zuidelijk Toneel en de dramaopleiding verhuisden naar Tilburg en wij wilden iets beginnen als protest tegen het waterhoofd van design en techniek in onze stad. Er moest hier iets menselijks blijven, iets wat over verhalen vertellen gaat. Een echt plan hadden we niet, het was een brutaal, jongensachtig avontuur waar we in 2007 instapten.” Gerrie Fiers: “We vonden dat er in Eindhoven theater gemaakt moest blijven worden en we hadden zelf sterk de behoefte om hier te werken. Dit is onze
MEST nr 3
Be an v ne on Yv
stad. Hier kennen we veel mensen. En onze directe manier van theater maken past bij de stad: niet zeiken maar werken.”
En, blij dat het tot iets geleid heeft?
YvB: “Dat is niet altijd even fijn. Als je groter wordt, is het soms moeilijk om bij de kern te blijven en te maken wat bij ons past. Nu we al een paar jaar goed draaien, word ik er wel rustig van. Het is een gevoel van: oké, we mogen bestaan. Maar verder blijf ik gewoon doorploegen en zorgen dat we dicht bij onszelf blijven.” GF: “We staren elkaar wel af en toe aan: goh, moet je ons nou eens kijken. Het is heel lang zo geweest dat Afslag Eindhoven stopte als wij naar huis gingen. Maar nu zitten er twee mensen op kantoor die gewoon door blijven werken. En het komt zelfs voor dat er ergens een voorstelling speelt waar wij niet bij zijn. Het gezelschap staat
REIS NAAR HET EIND VAN DE NACHT Reis naar het einde van de nacht (1932), het romandebuut van Louis-Ferdinand Céline, behoort tot de klassiekers van de 20ste eeuw, onder andere vanwege de rauwe stijl. Het grotendeels autobiografische boek beschrijft de wederwaardigheden van hoofdpersoon Ferdinand Bardamu, een alter-ego van Céline, tijdens en na de Eerste Wereldoorlog. De theaterbewerking van Afslag Eindhoven richt zich op het eerste deel van het boek, de tijd dat Bardamu aan het front zit. De voorstelling speelt in december op de bovenste etage van de oude Philipsfabriek van Piet Hein Eek in Eindhoven. In 2014 gaat de voorstelling op tournee. Voor meer informatie en speeldata kijk op www.afslageindhoven.nl.
53
steeds meer op eigen benen.”
2
‘Arthur, de liefde is een stuk oneindigheid dat op poedeltjesniveau gebracht is.’ PAGINA 11
Hoe ver gaat jullie liefde voor theater?
YvB: “Heel ver. Zonder theater zou ik zwaar depressief worden. Ik ben moeder, heb een man en een huis. Er zitten driften in mij die er via theater uit moeten. Het is een manier om mezelf vorm te geven, het is een verslaving. Na iedere voorstelling denk ik: wat wordt het volgende project? Ik word gelukkig van de adrenaline en de testosteron. Ik hou van de kwetsbare wereld die je op het podium creëert en van de combinatie van schoonheid en hard werken. Die werkt betoverend.”
3
YvB: “Ik heb het persoonlijk opgepakt. Ik vond het nogal een boude uitspraak om ons ‘zwak’ te noemen, want ze hebben onze voorstellingen nooit live gezien. Ze hebben alleen een videoregistratie bekeken. Ik probeer het te snappen en niet emotioneel te worden, maar ik vind het heel jammer dat we op deze manier beoordeeld zijn. Hoewel er ook wel iets van ons af is gevallen. We werden bevrijd van allerlei dingen die we niet wilden doen.”
GF: “Het publiek moet bij Afslag Eindhoven iets stevigs te zien krijgen. De ene keer hebben we een moddervlakte, of een oliebollenkraam die hard om zijn as kan draaien. De andere keer een grote stadsfontein die spuit, waar verhalen spelen over liefde en afscheid. En daar overheen een laag die de maatschappij spiegelt, het hier en nu, een wereld waarin we ook maar verzeild zijn geraakt.” YvB: “We zoeken graag de rottigheid op. Om die vervolgens in de vorm te relativeren. Met een muzikant bijvoorbeeld, zoals Woody Veneman in Reis naar het einde van de nacht. Op die manier maken we toegankelijke rottigheid.”
‘Nooit had ik zo goed gevoeld hoe onverbiddelijk de mensen en de dingen die je in hun greep hebben, kunnen zijn.’ PAGINA 18
Het Fonds Podiumkunsten wees jullie subsidieaanvraag voor de periode 2013-1016 in harde bewoordingen af. Ze beoordeelden Afslag Eindhoven zelfs als ‘zwak’.
GF: “Dat doet zeer. Als ik probeer te kijken vanuit het perspectief van het fonds, dan kan ik volgen wat ze zeggen, maar ik vind het maar een heel klein deel van de waarheid. De eerste twee jaar dat we van het fonds subsidie ontvingen, hebben we gebruikt om de stap van locatietheater naar de schouwburg te maken. Zoiets brengt onzekerheden met zich mee. We wisten niet of dat zou werken, maar we hebben de ontwikkeling gemaakt op stimulans van het fonds. Maar dat heeft in de laatste beoordeling helemaal niet meegespeeld. Dat vind ik jammer. Daarbij blijft de beoordeling van het fonds een mening. De provincie en de gemeente steunen ons wel de komende vier jaar, juist vanwege de kwaliteit van de voorstellingen.”
54
dynamisch, ruig en dramatisch zijn. Ik wil graag voorstellingen maken die rijk zijn aan leven, plezier, pijn en betekenis. Verhalen die nu verteld moeten worden, omdat dat nodig is. Zoals het verhaal over de oorlog dat we nu met Reis naar het einde van de nacht brengen. Ook al heb ik nooit een oorlog meegemaakt, toch wil ik zo dicht mogelijk komen bij een wereld die wij niet kunnen invoelen. Het gaat over existentiële eenzaamheid. En die dan vormgeven.”
Geldt dat ook voor de theaterbewerking van Célines meesterwerk? Zoals?
GF: “Het fonds eiste van ons dat we met onze voorstellingen het land doorreisden. Bij enkele producties kon dat, maar lang niet in alle gevallen. Soms door het simpele feit dat een groot deel van onze contacten en achterban in het zuiden zit. Maar ook omdat sommige stukken te zuidelijk zijn. Ze zijn te direct en te rauw. Die waren in Amsterdam nooit goed aangekomen.” YvB: “Wij kunnen ons nu veel meer focussen op wat we eigenlijk het liefste doen. We zijn maar een klein gezelschap, maar het moet altijd groot,
YvB: “Ja, dat denk ik wel. Het stuk wordt gespeeld door een oudere en een jongere acteur: Rogier Schippers en Martijn Crins. Voor de oudere man is de oorlog al lang voorbij, maar hij kan niet verder omdat hij zijn ziel is kwijtgeraakt in de oorlog. Hij neemt de jonge soldaat mee in zijn verhaal en zijn oorlogstrauma’s. Céline schetst een droevig en genadeloos mensbeeld, maar tegelijkertijd voel je in iedere zin het verlangen naar schoonheid, liefde en warmte. Dat vind ik erg aantrekkelijk.” YvB: “We spelen de voorstellingen in Eindhoven boven in de fabriek van
MEST nr 3
Piet Hein Eek. Overal zijn ramen, het is donker, maar door het glas zie je de lichtjes van de stad. Je bent nooit helemaal weg, je kunt altijd contact met de wereld houden. Eigenlijk is de verdieping helemaal niet geschikt voor theater, maar de ruimte heeft een enorme kracht van zichzelf. Er hangt daar een soort stilte, daar is iets geweest wat je niet meer ziet, maar wel kunt voelen. Die energie moeten we vangen, de ruimte moet worden veroverd, moet in de hoofden van het publiek gaan werken. Alsof je in iemand zijn schedel bent. En dan zindert en trilt de ruimte opeens en zit je in een achtbaan van licht en geluid, die opeens ook weer heel sereen is. Zoiets kan haast niet in een theaterzaal, daar is het teveel de bedoeling en dan werkt het niet voor mij. Doordat we in het stuk ook de liefde en warmte benadrukken, blijft het verhaal toegankelijk en herkenbaar. Ook als je geen oorlog hebt meegemaakt, snap je goed wat je ziet en hoort.”
4
wel een beetje aan zichzelf te danken heeft. Er was heel veel egotripperij in de theaterwereld. Er waren teveel voorstellingen die eigenlijk vooral over de makers gingen. Je moet het publiek niet uit het oog verliezen. Voorstellingen moeten over anderen gaan. Dan pas legitimeer je je eigen bestaan en zorg je dat anderen het erg gaan vinden als er bezuinigd wordt op dit soort theater.”
‘Om te beginnen, en dat zeg ik maar liever meteen, heb ik nooit iets voor het platteland gevoeld. (...) Maar met de oorlog erbij is ‘t niet om te harden.’ PAGINA 18
GF: “Als je ‘oorlog’ vervangt door ‘bezuinigingen’ is dit een treffend citaat. Je ziet het landschap om je heen afbrokkelen. Mensen stoppen, gezelschappen vallen om. De afgelopen jaren had ik het idee dat het publiek het helemaal niet erg vindt. Cultuur? Ach, bezuinig nog maar wat meer. Dat doet me echt pijn. Het heeft verregaande consequenties als je het hele landschap afbreekt. Voor ons persoonlijk vind ik het - hoe ingewikkeld het ook is - een uitdaging. Wij zijn niet voorzichtig. Het is even doorbijten, maar door goed te zoeken vinden wij mogelijkheden om door te blijven gaan.” YvB: “Ik vind dat het toneel het ook
MEST nr 3
Theater heeft nog steeds het imago ingewikkeld te zijn.
YvB: “Juist daarom brengen we Reis naar het einde van de nacht. Dit is een goed voorbeeld van theater waarbij je samenwerkt met mensen die nooit naar het theater gaan. Omdat het verhaal over de verschrikkingen van een oorlog gaat, hebben we heel veel gesprekken gevoerd met veteranen. Zij dachten eerst ook: huh, twee van die artistieke types, wat moeten wij daarmee? Maar we hebben ze veroverd en nu vertrouwen ze ons. Wij hebben hen nodig, want we weten niet hoe het
is om in een oorlog te zitten. Tijdens de doorloop willen we ze ook graag als eerste op de tribune, om te checken of zij zich kunnen verbinden met wat ze op het toneel zien. Je moet de ziel van de oorlog kunnen voelen. En dat kan alleen met hun hulp.” GF: “Het is belangrijk dat we als theatermakers de dialoog blijven zoeken. Dat gaan we de komende jaren steeds verder uitwerken. Je moet een verhaal vertellen dat er toe doet. Door onze samenwerking met de veteranen maken we het thema actueel. We krijgen daar energie van.” “Daarom maken we ook theater op locaties waar verder niemand iets wil maken. Zo speelden we een paar jaar geleden De helaasheid der dingen op de DSM-werf tijdens het Over het IJ-festival. Grote boten die daar gestald waren, gecombineerd met ons decor: twintig kuub klei. Dat werkte. Die aardse klei en die stille grote boten op de achtergrond, die daar maar stonden. Een paar dagen later stonden we in een grote oude boerenschuur bij Weert. Een volkomen andere sfeer, en daar moet zo’n stuk zich dan aan aanpassen. En dat lukt dan wonderwel. Dat is een enorm fijn gevoel dat we de komende jaren willen blijven koesteren. We zijn graag op een plek waar niemand wil zijn.”
Tekst Mijke Pol Fotografie Frank Ruiter
VRIJKAARTJES MEST mag 2 x 2 vrijkaartjes weggeven voor Reis naar het einde van de nacht. Winnen? Stuur voor 31 oktober een mailtje naar redactie@mestmag.nl o.v.v. ‘Céline’ en je hoort voor 30 november of je wat gewonnen hebt.
55
IEDEREEN
BEROEMD
Er is zweet. Er zijn tranen. Er leeft hoop. Er sneeft een droom. Maar vergeefs is het zelden. In de serie Iedereen Beroemd duiken we in de wereld van de culturele wedstrijden. Van schuttersfeesten en talentenjachten, tot aan harmonieconcoursen en filmprijzen. Cultuur huist overal, op naar bokaal en zilverpoets.
Buurtschap Veldstraat
BLOEMENCORSO ZUNDERT
DE DOOD OF DE DAHLIA’S
Ontkerkelijking in het zuiden? Wie op zomeravonden Zundert en ommeland doorkruist, ontdekt helverlichte kathedralen. Stap binnen. Zie ze bijeen: de mannen, de vrouwen, de kinderen. Met ogen op steeltjes brengen zij offers. Zonder een kik. Want zij geloven diep. In de dahlia. 56
MEST nr 3
Buurtschap Veldstraat
J
ohn Vriends (52) is zo’n hardcore horticultural believer. Zo’n 350 uur stopt hij in het bloemencorso van Zundert. Da’s veel. Maar hij redt het zonder intraveneuze toediening van Pokon. “Het geeft me energie.” John komt uit De Lent, een waaihoekje van Wernhout. Het is een van de twintig deelnemende buurtschappen aan de bloemenstoet in september. Over publiek hoeft Zundert niet te klagen: op corsozondag staan zo’n 50.000 klaprozen langs de route. Drukte op het erf aan de Kleine Heistraat. John gaat voor in de kathedraal van De Lent, een witte tent van 25 x 16 en tien meter hoog. In een labyrint
MEST nr 3
van steigers ligt een gehaaste man met een klok in zijn rug. Hij is van ijzer en papier-maché. ‘Last minute’ heet het ontwerp van De Lent. “Die man probeert vergeefs de tijd in te halen”, zegt John, die zelf vanaf mei in de weer is. Voor de statistici: de wagen weegt ruim zesduizend kilo, bevat 16,8 kilometer aan ijzerlengtes (exclusief vlechtmatten) en telt straks zo’n 350.000 dahlia’s-met-spijkertje. Hoeveelheid bloed, zweet en tranen? Enkele jerrycans. Trend: complexere ontwerpen inclusief bewegende delen, die technische hoofdbrekens kosten. John is een realist. Een eerste prijs verwacht hij niet. “Tweemaal achter el-
kaar zijn we als laatste geëindigd. Toch waren we trots. In polonaise hebben we met de poedelprijs – een grote rode lantaarn – rondgelopen.” De rivaliteit tussen de buurtschappen blijft ook binnen de perken, benadrukt hij. “We zijn maar één uur tegenstander van elkaar. Op corsozondag. Maar de nacht ervoor springen we elkaar nog bij als het echt moet.”
Hoenzeboenze
Tegen de Portakabin, die als keukentje fungeert, staan zes kratten Primus Bier. Het etiket waarschuwt dat de houdbaarheid op 24 januari 2014 zal eindigen. Een onaanvaardbaar risico, oordeelden John en collega’s – de
57
“Je eet met elkaar. Je hebt een kater met elkaar. Je bemoeit je met elkaar. Eén familie” flesjes zijn leeg. Aan tafel zit Esther de Waard (22). Ze is nog schor van de Corsong, de buurtschappenwedstrijd voor het winnende corsolied. “Gezellige hoenzeboenzemuziek”, lacht Esther. Dat klinkt als oud bloemenwater in je oren. Toch fleur je ervan op: De Lent won de tweede prijs met het lied Stop. Esther kan zich geen leven zonder corso voorstellen. Krasse uitspraak, maar neem het niet met een korreltje Chrysal. Al vanaf 1936 is Zundert in de ban van de dahlia. Een vrolijk genetisch defect, want ook de jeugd is intensief bij het corso betrokken. Sociaal weefsel, cohesie, interactie? Boekentaal. Het foldertje van de lokale snackbar legt het begrijpelijker uit: alle 25 soorten broodjes dragen fier de naam van een buurtschap. Grote wereld, overzichtelijk assortiment. Zo staat Old Amsterdam met honingmosterdsaus en sla voor een Broodje De Lent. Smakelijk? Johan met gedempte stem: “Broodje Rijsbergen vind ik persoonlijk lekkerder. Boterhamworst, salade, ui, ei en Maggi.” Nog verrukkelijker is de bouwersbarbecue. Die is vanavond. Met quiz. Thema: tijd. De eters moeten talloze muziekfragmenten raden, waaronder Het is tijd van Mega Mindy. Maar hoe laat het feest eindigt, is ongewis. Hier geldt geen Greenwich Mean Time. Op de ene klok in de tent is het 11.48 uur, op de andere 17.16 uur.
Roofbouw
Richting Rucphen. ‘Let op corsobouwplaats!’, waarschuwt een verkeersbord
58
aan de Schijfsebaan. Op het erf zingt een slijptol in een tent. Torenhoog reiken de steigers. Tussen het staal: een wonderlijke structuur met honderden kleurige uitlopers. Heeft Gijs van de Sande de MRI-scan van zijn neurale stelsel als inspiratiebron gebruikt? De 28-jarige voorzitter van buurtschap Schijf lacht. Hij wijst, vertelt met tondeldoosvuur. “Dit is een ondergronds stelsel van wortels. Aardmuizen, wormen en pissebedden kruipen erin rond. Tussen dat krioelende leven ligt het zwarte goud: truffels. ” Met voorpretblik knikt Gijs naar collega-bouwer Peter. Die zet de schuiven van een geluidsinstallatie open. “We wilden een hoog Droomvluchtgehalte!”, schreeuwt Gijs boven de dreigende dreun uit. De compositie is van Ludwig Antonissen uit Zundert. Dat is de bloemencorsocomponist die moeiteloos Wagner naar de kroon steekt. Als de muziek haar climax bereikt, klapt het bovenstuk van de wagen open. Een zoekende varkenssnuit komt tevoorschijn. Langzaam sterft de muziek weg. Gijs kijkt voldaan. Boven de velden hangt Götterdämmerung.
Bedelen
Nog zes dagen. Dan is het D-day. Op de donderdag voor het corso plukken honderden vrijwilligers de dahliavelden kaal. Anderen tikken de bloemen met spijkertjes op de creaties. Vanaf april voert Gijs de regie over de anderhalve hectare dahlia’s van Schijf. Maar de oogst is slecht, meldt de veldheer. Te koud, te nat, te heet. Zo’n 900 kisten hebben ze nodig. Van het eigen veld komen er maar vierhonderd. “Dat wordt
bedelen, ruilen en koehandelen.” Van huis uit is hij adviseur bos- en natuurbeheer. Maar tijdens de corsodagen mijdt hij kettingzagen. Too tricky. Met blauwzwarte wallen: “Het corso is roofbouw. Geen zomervakantie, weinig slaap.” Wat hem in deze subcomateuze dagen op de been houdt, is de saamhorigheid. “Je eet met elkaar. Je hebt een kater met elkaar. Je bemoeit je met elkaar. Eén familie.” Zonder allochtonen, erkent Gijs. Bij de Tweede Kamerverkiezingen in 2012 haalde de PV V in Rucphen 27,4% van de stemmen, het hoogste percentage van Nederland. “Schijf herkent zich daar niet in”, mompelt Gijs. De lokale voetbalclub ontfermde zich over drie knullen uit Somalië. Maar die zijn er weer vanaf. Ze betaalden niet, wil het schietschijfverhaal.
Speknek
Corso 2009 was het debuut voor Gijs en geloofsgenoten. Hun heilige voornemen: niet als hekkensluiter eindigen. Dat lukte. Ze werden tiende. In 2011 overtrof de buurtschap zichzelf: Schijf werd vierde. Nu? Aan inzet schort het niet. Op de steiger plet een plakploeg honderden in lijm gedrenkte repen papier tegen een korset van betonijzer, vlechtmatten en gaas. Zo bestaat het truffelvarken uit vele lagen tekeningen van een lokaal architectenbureau. Ontwerpschetsen voor 74 woningen te Sliedrecht eindigen als speknek en wroetsnuit. “Eten!”, klinkt het uit de kantine. Zo’n zestig bouwers duiken op de dampende schalen. De Schijf van Vijf? Dat is
MEST nr 3
Buurtschap Schijf
Buurtschap Veldstraat
TOP 3 VAN DE UITSLAG VAN HET CORSO ZUNDERT 2013 (OP 1 EN 2 SEPTEMBER): 1 Buurtschap Laer-Akkermolen 2 Buurtschap Klein-Zundertse Heikant 3 Buurtschap Schijf Buurtschap De Lent eindigde op de tiende plek, buurtschap Veldstraat op plaats vijftien. MEST nr 3
59
Buurtschap De Lent
Buurtschap De Lent
60
MEST nr 3
Gijs van de Sande (r), voorzitter van buurtschap Schijf.
HET ZUNDERTS NIEUWJAAR
“Het gezinsleven kan onder het corso lijden. Als de een corsogek is en de ander niet – ingewikkeld” een tikje te ambitieus. Vandaag staat bami met saté- en rode kleddersaus op het menu. Gisteren friet. Is het louter dahliageur en maneschijn in Schijf? Gijs pakt bestek en schenkt zijn glas vol – lauwe bami en River Cassis Classic bijten elkaar niet. Boven zijn bord: “De sociale controle is sterk in de buurtschap. Moet je tegen kunnen. Maar ook het gezinsleven kan onder het corso lijden. Als de een corsogek is en de ander niet – ingewikkeld.” Zelf vreest Gijs vooral de weken na D-Day. “Er valt een gat”, weet hij. “Als ik thuis op de bank ga zitten, sta ik na twee minuten weer op. Rust in mijn lijf heb ik niet. Of het een verslaving is?” Hij zwijgt.
Zwaartekracht
Het dorp in. Aan de Prinsenstraat bolt het tentdoek van opwinding. Dit is het domein van buurtschap Veldstraat. ‘Betrapt’ heet het veelbesproken ontwerp, waarvan de naam knipoogt naar het werk ‘Klimmen en dalen’ van graficus Escher. In een gigantisch staketsel van stalen torens, bruggen en galerijen zullen veertig figuranten de zwaartekracht tarten. Zo meteen is de lakmoesproef. “Ze gaan op z’n kop trappen op- en af – langs de onderkant van de treden – maar ook horizontaal
MEST nr 3
langs wanden naar beneden”, glundert ontwerper Erwin Braspenning. Alle waaghalzen hebben een klimopleiding gevolgd. Bovendien zijn ze medisch onderzocht op bloed- en oogboldruk. Op de eerste steigerlaag klinkt een vloek. “Hoe kan ik komende week nog tien kilo afvallen?”, roept figurante Sofie-in-klimtuigje. Verderop ratelt een kettingrail, waaraan een lotgenote op haar kop stijgt. Zij passeert J. Dalen uit de Jan van Scorelstraat 58 in Oosterhout – naam staat op een geplakte reep telefoonboek. Overal tollen en tuimelen figuranten in deze Escheriaanse kantelwereld. Langzaam verandert de avond in een folder van Diamox, medicijn tegen hoogteziekte. Aardser is het leven in de kantine van Veldstraat. Vijf ouderen zitten stevig aan de koffie en het bier. Naast de koekjestrommel staat een plastic fles Don Simon Sangria. Een bloemetje op tafel ontbreekt. Niet nodig. Dat zit al in hun hoofd. Liefde voor het corso: schuin afsnijden, lauw water, ruime vaas. Blijft ze een jaar lang goed.
Tekst Eric Alink Fotografie Joyce van Belkom
• Het corso is een competitie, waarbij Zundertse buurtschappen tegen elkaar strijden. Het corso winnen is een mijlpaal in het leven van een Zundertenaar. Corsozondag wordt als Zunderts nieuwjaar beschouwd: in het West-Brabantse grensdorp gebeuren zaken vóór of ná het corso. • Elk buurtschap beschikt over een grote tent, waarin honderden vrijwilligers de corsowagen bouwen – vaak de hele zomervakantie door. De buurtschappen kweken zelf hun dahlia’s voor de wagens. Het aanbrengen van de bloemen gebeurt in de laatste 72 uur voor het corso. Langer blijven ze niet goed. • Het Zundertse corso ontstond in 1936, ter viering van koningin Wilhelmina’s verjaardag. De eerste corso’s bestonden hoofdzakelijk uit fietsen en boerenkarren die met bloemen waren versierd. Tegenwoordig zijn de corsowagens vaak zeer complex, omvatten ze meerdere losse wagens en hebben ze veelal bewegende onderdelen. Elke wagen telt maximaal een half miljoen dahlia’s. • Bij het Zundertse corso zijn steevast veel kunstenaars betrokken. Professionele kunstenaars zitten in de jury van het corso en adviseren de ontwerpers. Al sinds de jaren vijftig zijn er goede contacten met kunstacademie St. Joost in Breda. Zundertenaren met een opleiding aan de kunstacademie worden corso-ontwerper – en andersom: jonge corso-ontwerpers gaan een opleiding aan de kunstacademie volgen. • In oktober 2012 werd het corso als eerste Nederlandse traditie op de nationale lijst van Immaterieel Erfgoed geplaatst. “Er is een dorp in Brabant waar kinderen bij hun geboorte een hamertje krijgen”, zei Ineke Strouken, directeur Nederlands Centrum voor Volkscultuur, bij de bekendmaking.
61
ROUNDANDROUND
ANDROUND WE GO
In deze rubriek aandacht voor kunst in de openbare ruimte, in het bijzonder op rotondes. Toch vaak het stiefkindje van de beeldende kunst, kwetsbaar te midden van uitlaatgassen, haastig volk en sinds kort ook reclamebordjes. En niet zelden aan de rand van industrieterreinen of lelijke woonwijken. Mooi? Lelijk? Wij hebben geen mening, wij adopteren slechts. Fotografie Erik van der Burgt
Kunstwerk: ‘De Fraters’ (1997) van Alex Schalken (in de volksmond ‘De Voetballende Fraters’). Locatie: Oss (rotonde Singel 1940-1945/Koornstraat) 62
MEST nr 3
bkkceen nieuwe we toekomst [Advertentie]
symposium de waarde van cultuur
Daan Roosegaarde
Durven wij als professionals uit de kunst- en cultuurwereld, innovatie, creatieve industrie, filosofie, journalistiek, als beleidsmakers of als ondernemers uit alle sectoren van het bedrijfsleven in deze tijd op zoek te gaan naar nieuwe wegen en grenzen te verleggen? Zitten we in een crisis of is er ruimte voor nieuwe kansen? Welke waarde hebben kunst en cultuur hierin? En hoe zorgen we ervoor dat we niet afwachten maar gewoon doen? Dit zijn vragen die aan bod komen aan de hand van de thema’s samenwerking, serendipiteit, internationalisering, innovatie, transitie en cultureel burgerschap.
Met onder meer John Paul Flintoff, Anna Kirah, Erik Mandersloot, Peter Giesen, Andrea van Pol, Annemieke Eggenkamp, Dany Jacobs, Jeroen Everaert, Dutch Culture, Provincie Noord-Brabant en LaFutura.
14 november 2013 MEST nr 3
10.00 – 18.00 Klokgebouw | Strijp S | Eindhoven www.bkkc.nl/eennieuwetoekomst
63
Locaties met een geschiedenis.
Of nabije toekomst.
DE ZONE
Wij tellen niet, wij dansen Op het knarsende ritme van de machinerie dansen wij. Van de krakende herinneringen aan vroeger maken wij. Uit de kunststof kooien van octrooien breken wij. Wij zijn de mensen met ideeën Wij zijn met vierhonderd man Wij doen wat niemand alleen kan Wij durven alle hallen te betreden. Oud: Philite. Nieuw: Nu nóg liter! Pompen door de muren heen Bonken tot de buren het horen Hier gaat niets en iets verloren Hier wordt vrije geest verleend. Elke hal is een streep neon, of geen. Wij persen alle roest tot moes Wrikken de haken tot ogen Waardoor iedereen kan zien Hoe groots en galmend gedacht. De ruimtes zijn de mogelijkheden Wie wil kan er zijn dromen betreden. Geen vaste geboden Geen lessen van anderen, Geen krampachtig behoren, Geen dwangmatig veranderen. Als elke ruimte een gedachte is, Dan zijn er oneindig, maal honderd. Als elk probleem een angst is, Dan jaag je omdat je ‘m bewondert. En als je elkaar niet kan vinden: Sluit je ogen, voel de kansen. Wij vinden de hal die bij je past, Wij tellen niet, wij dansen.
Locatie: het Klokgebouw, beeldbepalend gebouw op Strijp-S in Eindhoven. Het vroegere hoofdterrein van Philips, vlakbij het stadscentrum van Eindhoven, is nu in ontwikkeling als het nieuwe culturele hart van de stad. En zou het epicentrum worden van Eindhoven als Culturele Hoofdstad van Europa in 2018. Jammer.
Gedicht Esther Porcelijn Fotografie David Stevens MEST nr 3
65
MEDEWERKERS
IS EEN UITGAVE VAN bkkc, Cubiss, Erfgoed Brabant, Kunstbalie, het PON, Vrijetijdshuis Brabant, met medewerking van 2018 Eindhoven, het Prins Bernhard Cultuurfonds en de Provincie Noord-Brabant.
EINDREDACTIE Dieter van den Bergh en Stan van Herpen
Oplage: 4500 MEST verschijnt medio eind maart, eind juni, eind september en eind december.
VORMGEVING Masaya Takeda
REDACTIEADRES MEST, Postbus 72, 5000 AB Tilburg www.mestmag.nl HOOFDREDACTIE Stan van Herpen, redactie@mestmag.nl
LITHOGRAFIE PlusWorks Amsterdam
CONTACT Redactie: redactie@mestmag.nl Abonnementen, vragen, adreswijzigingen of nazendingen: www. mestmag.nl of info@mestmag.nl Advertenties: Henk van Loon h.van.loon@bcm.nl
MEST #4 VERSCHIJNT EIND DECEMBER 2013 www.mestmag.nl Regelmatig gehoorde opmerking na de eerste twee edities van MEST: wat willen jullie nu eigenlijk met je tijdschrift en voor wie is het bedoeld? Daarom: MEST is een tijdschrift over kunst & cultuur in Noord-Brabant. Zowel voor cultuurliefhebbers als -professionals. • Met aandacht voor opvallende cultuur, in de brede zin van het woord. Van dans tot metal, van
66
GIER-TEAM Eric Alink, Maria van der Heyden, Thomas Snoeijs, S. Loyd Trumpstein
AAN DIT NUMMER WERKTEN VERDER MEE Arold van der Aa, Joyce van Belkom, Marcel van den Bergh, Erik van der Burgt, Annette Embrechts, Anouk Essers, Rene van der Hulst, An-Sofie Kesteleyn, Pjotr van Lenteren, Martyn F. Overweel, Mijke Pol, Esther Porcelijn, Frank Ruiter, Bart Smout, Studio De Leijer, David Stevens, Milan Vermeulen, Lucas de Waard, Esther Wittenberg.
ISSN 2214-451X
Illustratie Luis Mendo
NUMMER 3
BASISONTWERP + ART DIRECTION GOOD Inc. www.goodinc.nl Luis Mendo + Masaya Takeda
DRUKWERK PreVision Eindhoven
ABONNEMENTEN Een abonnement kost € 30,- voor vier nummers per jaar. Zie ook pag 36. Aanmelden kan via www.mestmag.nl. Ook voor vragen, adreswijzigingen of nazending van een editie kun je op de site terecht. Abonnementen worden aangegaan tot wederopzegging. Opzegging kan schriftelijk, per mail (info@mestmag.nl) of via de website tot uiterlijk één maand voor het einde van de lopende abonnementsperiode. Papier Munken Print White Fonts Macula, Brandon Grotesque en Paperback. ADVERTENTIES BCM Esp 101 5633 AA Eindhoven Contactpersoon: Henk van Loon, 06-5385 3047 COPYRIGHT Alle zorg is besteed aan het achterhalen van de rechthebbenden. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen contact opnemen met de redactie.
© Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder nadrukkelijke toestemming van de uitgever.
beeldende kunst tot bloemencorso. Omdat we ‘hokjes’ onzin vinden en zeker weten dat er veel culturele omnivoren zijn zoals wij. • Met verhalen over bijzondere makers en producties en artikelen over de belangrijkste ontwikkelingen in de cultuursector. • Als je MEST leest, ben je aardig op de hoogte van de belangrijkste gebeurtenissen en ontwikkelingen op cultureel gebied in Noord-Brabant.
• Doel: meer bekendheid voor interessante en zinnige cultuur. • Doel: laten zien dat cultuur geen speeltje van de elite is, maar een cruciaal onderdeel van onze samenleving. • Doel: discussie voeden over belangrijke ontwikkelingen in de cultuursector.
MEST nr 3
JONG OP
DE COVER
Interview met het talent op de cover.
“Dansen is vertrouwen op je lichaam, op je instinct” De van oorsprong Russische danser André Grekhov (alias ‘Drosha’) is in de urban-scene bekend om zijn originele en experimentele stijl. Begin september ontving hij de Dansprijs 2013 van het Prins Bernhard Cultuurfonds.
De drijfveer
De inspiratie
De kracht
“Het is absurd om aan een danser te vragen wanneer het is begonnen, dat dansen. Dat weten alleen onze moeders. Ik danste altijd al. Ik gaf al showtjes op m’n derde, voor een snoepje.”
“Mijn liefde voor de urban ontstond, zoals meestal, via de muziek en de bijbehorende lifestyle. Ice-T, Public Enemy, Snoop Dogg; je had in Rusland gasten die illegaal gekopieerde tapes met die muziek op straat verkochten uit kartonnen dozen. Die hadden van die petjes op en baggy trousers aan, dat vonden we fantastisch. Ik deed alles na wat ik op tv zag. En je zag al wat rappers op straat die verschillende moves deden. Daar is het mee begonnen, buiten, op straat met andere kids eindeloos steps repeteren. Op muziek uit Nederland: 2 Unlimited was toen razend populair.”
“Ik ben een experimentele breaker, met een heel eigen stijl en met radicale ideeën tijdens battles. Tot vorig jaar kenden ze me wel internationaal, maar dan in een selecte groep. Dat ik vorig jaar eerste werd op Juste Debout, het grootste streetdance-festival ter wereld, kwam tamelijk onverwacht. Ik had veel moeite met die status. Omdat het voelt alsof je klaar bent. En opeens vindt iedereen je een toffe gozer en word je omringd door allemaal ogen die wat van je willen en wat van je vinden. Daar zit ik helemaal niet op te wachten.”
“Ik ontwijk dit soort vragen altijd. Ik ben behoorlijk analytisch ingesteld, maar de vraag waar de drang om te dansen vandaan komt, daar kom ik niet uit. Ik heb een intuïtieve, instinctieve drang om te dansen en om steeds te blijven zoeken, beter te worden. Ik weet ook niet waarom ik bepaalde moves maak. Zodra ik de ring instap, denk ik niet meer na. Je danst het beste als je hoofd leeg is en je vertrouwt op je lichaam, op je instinct.” “Het dansen zit genetisch in mij, het is gevoed door mijn moeder en uiteindelijk is het ook therapie geworden. Ik heb het nodig. Als ontspanning, als uitlaatklep voor stress en woede. Ik stop er veel negatieve kanten van mezelf in. Als ik niet op deze manier voor mensen kan staan, beland ik uiteindelijk in het gekkenhuis, denk ik. Ik wil veel, ben nogal onrustig van aard. Als het kraakt in mijn hoofd, dan ga ik naar een jam. Dan drinken we bier, whisky en gaan we dansen. Na zo’n avond kom ik weer gelukkig thuis.”
“In de periode dat ik in 1995 in Eindhoven kwam, vond ik moeilijk aansluiting. Maar toen ze me zagen dansen, nam een aantal gasten me al snel mee het uitgaanscircuit in. Een urban-scene was er nog niet, je had hier alleen een klein groepjes hiphopliefhebbers. 1997, dat was het sleuteljaar. Toen zag ik voor het eerst de battle in de videoclip van It’s like that van Run-D.M.C. en wist ik: dit is wat ik wil. En het was het eerste jaar van hiphopfestival Planet Rock, hier in het Beursgebouw, met acts als Rock Steady Crew, Afrika Bambaataa en Extince. Eindhoven werd definitief wakker, de scene begon te groeien.”
Leven
• Geboren in Rostov (Rusland) in 1980. • Emigreerde in 1995 met zijn moeder naar Nederland (Veldhoven). • Studeerde in 2009 af als ontwerper aan de Design Academy. • Woont samen met Ellen Lobbezoo en heeft een zoontje, Alex.
Werk
Grekhov is in de Eindhovense en Nederlandse urban-scene al jarenlang een begrip. Grekhov danst, organiseert evenementen, geeft les en is coördinator Dans bij podium en educatiecentrum Dynamo in Eindhoven. Vorig jaar brak hij definitief door in het buitenland. Toen won hij de eerste prijs (in de categorie Experimental Dance) op Juste Debout in Parijs, het grootste streetdance-festival ter wereld.
“Ik hou van theater, wil heel graag dansvoorstellingen gaan maken. Ik ben nu artist-in-residence bij het Parktheater in Eindhoven en kom in april 2014 met mijn eerste voorstelling. Ik ben een inktvis, ik wil me niet vastpinnen op één ding. Ik wil de dansopleiding hier ook verder ontwikkelen, misschien wel tot een eigen ROC. Juste Debout voelde als een boek dat dichtgaat, de Dansprijs is een nieuw hoofdstuk. Omdat deze prijs misschien helpt om andere deuren te openen.” Tekst Stan van Herpen Fotografie (cover en achterpagina) Milan Vermeulen
Dansprijs 2013 voor André Grekhov en Jan Martens De jury van de Dansprijs 2013 van het Prins Bernhard Cultuurfonds Noord-Brabant, reikte de prijs dit jaar voor het eerst uit aan twee dansmakers, uit verschillende circuits. Naast André Grekhov kreeg ook de jonge Vlaamse choreograaf Jan Martens op 4 september de prijs. Martens maakte onder andere choreografieën voor United-C, Dansateliers, CODARTS, Conny Janssen Danst en Truus Bronkhorst.
AndrĂŠ Grekhov, winnaar Dansprijs 2013 { zie ook pagina 67 }