MEST #7

Page 1

HET OOG VAN LUCAS DE MAN

KUNSTRIDDER TED VAN LIESHOUT

KARIN BRUERS IS EIGENLIJK EEN MAN

Nr 7

oktober 2014 € 7,95 bijzondere cultuur in Noord-Brabant

RIA VAN EYK:

“Natuurlijk heb ik gevoelens en frustraties. Maar die hoef je niet terug te zien in mijn werk. De strijd zit er wel in, maar dan bezonken.”


[Advertentie]

ONMISBAAR ERFGOED BOEK JAN VAN OUDHEUSDEN Een prachtig boek over de restanten uit het verleden van Noord-Brabant, waarmee Brabanders – en ook anderen – zich verbonden voelen. Over de Sint-Jan van Den Bosch en het Hermenieke van Bergeijk. Over de brieven van Van Gogh en de fiets van Wim van Est. Over populieren in de Meierij en de polders van Standdaarbuiten. Het gaat, kortom, over het Brabants cultureel erfgoed. En dat is meer dan het toevallige decor van ons alle-

daagse bestaan. Het erfgoed maakt Brabant tot wat het is, tot de plek in de wereld waar wij thuis zijn. Het maakt dat Brabanders zich kunnen hechten, thuis kunnen raken in de tijd. Erfgoed is dan ook onmisbaar. Dit boek maakt duidelijk waarom. Auteur Jan van Oudheusden (Waalwijk 1949) was tot zijn pensionering in september 2014 als provinciaal historicus en onderzoeksmedewerker verbonden aan de leerstoel Cultuur in Brabant van Tilburg University. Uit de rijke nalatenschap van de Brabantse geschiedenis koos hij een kleine vierhonderd karakteristieke en vaak verrassende elementen. Hij schreef daarbij onderhoudende en informatieve teksten. Fotograaf Marc Bolsius ging de provincie rond om het erfgoed in beeld te brengen.

Op donderdag 28 augustus ontving Jan van Oudheusden uit handen van gedeputeerde Brigite van Haaften de provinciale onderscheiding Hertog Jan als blijk van waardering voor zijn inzet voor het Brabantse erfgoedveld. Het boek Erfgoed van de Brabanders is de kroon op dit werk. Erfgoed van de Brabanders. Verleden met een toekomst telt 304 pagina’s, is geheel in full colour en is genaaid gebonden. Het boek kost € 34,50 en is verkrijgbaar in de betere boekhandel en te bestellen bij Erfgoed Brabant:

W www.erfgoedbrabant.nl E info@erfgoedbrabant.nl T (073) 615 62 62


INHOUD Nr 7

7

HASJE BOEIJEN, RECHTERHAND VAN DE GROTEN, IN RAVENSTEIN.

16

PROUST IN HET EDAH MUSEUM

30

B-SIDE COMPANY OP CIRCO CIRCOLO

36

LICHTFESTIVAL GLOW: 9 HOOGTEPUNTEN VAN VOORGAANDE EDITIES

68

DE ZONE: KAMP HAAREN

64

WAAR MOET JE ZIJN VOOR KUNSTENAARS IN HET WILD?

22

MEST gaat in twee afleveringen op zoek naar de favoriete cafés, restaurants en koffietenten van de Brabantse creatieveling. In deel 1: Breda, Helmond en Den Bosch.

GRIJS IN DE GLORIA

We prediken de revolutie, maar wel die van 65+. Of: waarom we moeten stoppen met onze obsessieve focus op de jonge kunstenaar, en ons geld moeten zetten op de grijze wolf.

MEST nr 7

3


[Advertentie]

Elke vrijdag een overzicht van het belangrijkste cultuurnieuws uit Nederland en Noord-Brabant in je mailbox?

Meld je gratis aan voor de nieuwsbrief ‘trends en ontwikkelingen’ via

mestmag.nl

Verder op de site o.a.: • wekelijks nieuwe artikelen • overzicht van culturele vacatures in Brabant Met de site en het tijdschrift tonen we de waarde van cultuur in Noord-Brabant. Onder andere door te laten zien wat de waarde van kunst en cultuur is voor verschillende facetten van ons persoonlijke en maatschappelijke leven. MEST magazine wordt in controlled circulation verspreid onder ongeveer drieduizend personen, binnen en buiten Noord-Brabant, die belangrijk zijn, kunnen zijn of moeten zijn voor kunst & cultuur in Brabant. Daarnaast is MEST een publiekstijdschrift: het wordt verspreid via de boekhandel en belangstellenden kunnen zich abonneren (zie ook pagina 50).

facebook.com/MestMag

@mestmagazine

linkedin.com/company/mest-magazine


18

JEROEN DE LEIJER ONTMOET: KARIN BRUERS

10

“Als ik moet doden om mijn kroost te beschermen, dan doe ik dat. Heel snel. Handen wassen en door.”

STADSKUNSTENAAR LUCAS DE MAN “Als ik nu kleuter was, kreeg ik Ritalin.”

36

DE NIEUWE CANON VAN BRABANT

En vijf historici over wat ze daarin missen.

60

TED VAN LIESHOUT

“Kunst leert je flexibel naar jezelf en de wereld om je heen te kijken.”

52

WAAROM VLAMINGEN ZO ANDERS BOUWEN DAN WIJ “Als gij in België niks lelijks hebt gemaakt, zijt gij niks.”

MEST nr 7

mekkert over motie 23

H

et nieuwe cultuurfonds Brabant C mag vanaf 1 januari 25 miljoen aan Essent-gelden gaan verdelen onder Brabantse cultuurtoppers met (inter)nationale potentie. In de schaduw van het politieke rumoer rondom het fonds bungelde een bescheiden maar niet te onderschatten A4’tje. Onder het label ‘M23’ diende een aantal fracties in de Provinciale Staten een motie in, waarin ze pleitten voor een stevigere culturele basis. Want (citaat): ‘Zonder gezonde basis geen top en geen continuïteit.’ Maar wat is die basis? Moet je die wel voeden? En zo ja: hoe dan? Voordat je het weet laten we weer duizend bloemen bloeien; tot aan de bezuinigingen te vaak het adagium. Een aantrekkelijke gedachte, zeker als excuus om niet te hoeven kiezen. In de praktijk verwelkte het uitbundige boeket echter te vaak tot een B-circuit met dito normen. Omdat je respect hebt voor de passie van de kunstenaar. Omdat je denkt: Van Gogh werd ook niet begrepen. Omdat iedereen elkaar kent in de Brabantse cultuursector en je dan net wat te lief bent voor elkaar. Omdat iedere stad zijn eigen gezelschapje wil en een oud fabriekspand moet vullen. Ik deel de mening van Joost Heijthuijsen dat cultuur eerst en vooral een collectief goed is. Een culturele basis investeert dáárin. Daarom: • Zorg dat zoveel mogelijk mensen kúnnen meedoen. De roep om een krachtige culturele basis staat haaks op de kaalslag door gemeentelijke bezuinigingen van de faciliteiten voor amateurkunsten. • Maak de basis breed. Door aandacht voor cultuuruitingen die tot nu toe nauwelijks structureel door de provincie werden ondersteund. Niet geheel toevallig omdat ze niet worden vertegenwoordigd door een goed georganiseerde lobby met een grote mond, zoals de podiumkunsten. Denk aan literatuur, urban culture en film. Investeer in díe basis, en in de top, en laat je niet weer verleiden tot een bedwelmende bloemenzee van middelmaat.

Stan van Herpen Hoofdredacteur

5


[Advertentie]

VisitBrabant is live en zet op verrassende wijze Brabant als toeristische bestemming op de kaart. Wil je weten hoe, check visitbrabant.nl.


ER LOOPT WEER EEN HOND OVER MIJN GRAF Schrijver / journalist Eric Alink bezoekt graven van illustere Brabanders. Dit keer: kunstenaar Hasje Boeijen (1946-2000)

Schaakmat

M

edewerker Rogier krabt zich achter het oor. Of hij weet waar Hasje Boeijen ligt? Met een IJsbrand. Hij raadpleegt het gedigitaliseerde register. Minstens drie minuten. De dood is een lange optocht van enen en nullen. Dan zoemt een plattegrond uit de printer. Rogier omcirkelt een vakje van vijf bij twee millimeter. Da’s Hasje. Stokoud is deze Maastrichtse begraafplaats. Uit 1812. De dood mag hier duren. Bij de hoofdingang aan de Tongerseweg staan twee afvalcontainers. Op de linker staat ‘groen’. De rechter is vermoedelijk voor andere kleuren. In die bak ligt een beige tasje van een vistraiteur. Er liggen verfrommelde tissues omheen. Afscheid van een dierbare makreel? Het pad naar het graf van beeldend kunstenaar Hasje Boeijen (1946-2000) is lang. Het voert langs Scrabble-woorden: obelisken, crypten en sarcofagen. Ook de liefhebber van mooie namen kleunt niet mis. Hier slapen Wiet Moes, Colla Bitch, Edmond Bellefroid. Wie eeuwig blijft woelen, is Hubert Beckers. Kogels van een marechaussee doodden hem bij de Zinkwitstaking in 1929. Hij ligt in het socialistische hoekje van het kerkhof. Rood slaat dood, maar de dood mept terug. Bakkerszoon Hasje groeit op in Oss. Zijn kunstenaarschap viert hij in Ravenstein. Wat voert hem – drie jaar voor zijn overlijden – naar Maastricht? De liefde. Zuid-Limburg past ook bij hem. Dit is het rariteitenkabinet van het koninkrijk. Enerzijds kolenmijnen, mergelgroeves, grottenstelsels. Tot 1058 meter diep. Anderzijds de Vaalserberg, inclusief molshoop 322,6 meter

hoog. Zulke extremen doen recht aan Hasje Boeijen, schilder van louter vrouwen, maker van hobbelpaarden, uitvinder, rechterhandenman. Lang werkte hij samen met de fameuze Duitse kunstenares Rebecca Horn. Wat zij schetste, voerde hij uit. Een plotsklaps schuddende lawaaipiano, die aan het plafond van het Guggenheim in New York moet hangen? Selbstverständlich, Frau Horn. Voor haar speelfilm Busters Bedroom (1989) – met Donald Sutherland en Geraldine Chaplin – knutselde hij een radiografisch bestuurbare rolstoel. De allerlaatste zwenk. Naar links. Aan het einde van het pad ligt Hasje Hannah Boeijen, kunstenaar. Maar ook travestiet. Twee gebeitelde woorden: ‘Dag schoonheid’. Welkom of adieu? Op zijn graf groeien hortensia, pelargonium en paddestoeltjes. Er liggen acht witte veertjes. Hun vogel is gevlogen. Hasje was een bezield schaker. Met vrienden nam hij jarenlang deel aan het Hoogovens Schaaktoernooi. Inclusief doorzak in Hotel Sonnevanck te Wijk aan Zee, waar de nacht en de dag lange rokades beleefden. Het eindspel van Hasje? De plattegrond in Maastricht kent de afloop. Zij toont veld A en graf 1. Verderop markeren veld H en graf 8 de uiterste hoek van het strijdperk. Hasje zelf? Na 53 jaar heeft de dood hem vroegtijdig schaakmat gezet. De koning is gevallen. Hij is ver buiten het bord gelegd. Graf N328. Tekst Eric Alink Beeld Anouk Essers


MOOI-LEKKER-HANDIG

-BOEIEND-PIJNLIJK-GRAPPIG

iedereen is te koop

In het Klokgebouw presenteert New Window zes projecten, die ook op de site te volgen zullen zijn. Unfixed van fotografe Ola Lanko; Some Logic van ontwerper Rop van Mierlo; Moiré Jewelry, sieraden van ontwerper David Derksen; Palet, een nieuw project van ontwerper Lex Pott; 42 x €1 van fotograaf Simon Wald-Lasowski en The Do It Yourselfie Guide van fotograaf Willem Popelier. We lichten er vier uit.

8

GRAFISCH ONTWERP

ENIGE LOGICA €25,00

De Amsterdamse grafisch ontwerper Rop van Mierlo werd beroemd met zijn boekje Wilde Dieren, met tekeningen van dieren met inkt op nat papier. New Window presenteert de opvolger, Enige Logica. Met wederom veel ontroerend mooie beesten. Zoals deze eend.

FOTOGRAFIE

UNFIXED

€120,00

Foto: Ola Lanko

Alle producten zijn te koop in de webshop van New Window.

Foto: Rop van Mierlo

Speciale editie van Iedereen is te Koop, vanwege de Dutch Design Week (18 t/m 26 oktober, Eindhoven). We pikten er één programmaonderdeel uit, New Window, te zien in het Klokgebouw op Strijp-S. New Window is een online platform en designlabel dat inzicht geeft in het ontstaan van design. Bij de totstandkoming en de presentatie wordt het volledige denken maakproces gedeeld met het publiek. Ook online (www.newwindow.nl).

Een serie van ongefixeerde, zilver gelatine prints, geplaatst achter rood glas om de onvermijdelijke vervaging te vertragen. De foto’s laten niet bestaande vazen zien, ontstaan door een combinatie van licht en beweging. Ola Lanko komt oorspronkelijk uit Oekraïne en studeerde aan de kunstacademie van Den Haag en de Gerrit Rietveld Academie. Unfixed is een onderdeel van haar project Photofetishism, waarmee ze met licht, tijd en fotografische materialen onstabiele foto’s produceert.

MEST nr 7


COL

UMN

DE JEUGD GEEFT GEEN SNARS OM THEATER

DESIGN

heaterfestival Boulevard was koud drie dagen onderweg of het Brabants Dagblad T beierde de noodklok: jongeren vonden het een

Foto: David Derksen

MOIRÉ-JUWELEN €95,00

Designer David Derksen (Design Academie lichting 2009) experimenteert met zijn sieradencollectie Moire Jewelry met het moiré-effect, dat ontstaat als je twee dezelfde patronen op elkaar legt of projecteert. De kettingen zijn typerend voor het werk van David Derksen, voor wie wetmatigheden en processen in de natuur de belangrijkste inspiratiebron vormen. Hij ziet het ontwerpen van objecten als een spel met de natuurkrachten.

42 X €1 €899,99 - €1299,99

FOTOGRAFIE

Fotograaf en art director Simon Wald-Lasowski onderzoekt in zijn serie 42 x €1 de wereld van de budget winkels. Plekken waar spullen uitermate goedkoop zijn gemaakt, makkelijk worden gekocht en ook makkelijk weer worden gedumpt. Door zulke objecten in een nieuwe context te presenteren, geeft hij ze een nieuwe betekenis en hoopt hij dat de kijker ze weer gaat respecteren en waarderen. Zoals deze hair extensions.

MEST nr 7

saai festival. Oubollig. Mooi, was mijn eerste gedachte. Een festival dat het van kaartverkoop maar vooral van horecaomzet moet hebben, heeft geen donder aan jongeren. Ze kopen geen bier, als ze al naar voorstellingen zouden willen (wat ze niet doen) dan is een kaartje van achttien euro simpelweg te duur, en zonder hen is het festivalterrein evengoed afgeladen. Geen enkele reden tot zorg, zou je denken. Mispoes! Er was immers iets met graffiti gedaan. Bovendien heeft de jeugd de toekomst, en die is zoals u weet vreselijk belangrijk. Sla een willekeurig beleidsplan open en dikke kans dat er een hoofdstuk ‘Hoe enthousiasmeren we de jeugd?’ in voorkomt. En anders allochtonen. Allochtonen moeten ook geënthousiasmeerd worden. In het geval van kunst vind ik dit in negen van de tien gevallen ontzettende kul. Ik ben geen allochtoon, maar was wel nog niet zo ontzettend lang geleden zelf een jongere. Mijn interesse in kunst, en theater in het bijzonder, was behoorlijk groot. De manier echter waarop de docenten CKV me datzelfde theater als een dikke leverworst door de strot probeerden te duwen, maakte dat ik bijna de kont tegen de krib gooide. Ik zou toch zeker zelf wel uitmaken of ik op vrijdagavond trek had in een Macbeth, een Meeuw of een Vaginamonoloog? Mijn generatie is nu (rond de) dertig. Wie om zich heen kijkt in musea, theaters en concertzalen ziet er genoeg van ons. Ik zeg u zonder een spatje twijfel: dat komt niet door welk beleidsplan dan ook. Wij zijn niet door lespakketten of op ons toegespitste initiatieven bij kunst betrokken geraakt, dat hebben we zelf gedaan. Door langzaam te ontdekken en elkaar te enthousiasmeren, op het moment dat óns dat aanstond. De jeugd anno nu geeft ouderwets geen snars om theater. Of om keramiek. Ook niet als je het volklad met graffiti, of er weer een marktonderzoek tegenaan smijt. Laat de tijd zijn werk maar doen. Die heeft vaker met dit bijltje gehakt. Tekst Lucas de Waard

9


ONT-MOETING MET STADSKUNSTENAAR LUCAS DE MAN

ALS IK AL MIJN ENERGIE IN ÉÉN STAD STOP,

ON T PL ZE

FT

Stadskunstenaar Lucas De Man wandelt door Den Bosch met journalist en stadschroniquer Eric Alink . “In ons eentje kunnen we het niet. Wij leven in steden omdat we gezien en gehoord willen worden.” Fotograaf David Stevens wierp zijn eigen autonome blik op de stad.

D

Lucas de Man

(foto: Phile Deprez)

10

rukte bij snackbar Kees Kroket in de Visstraat. Lucas De Man bestelt een broodje Gezond De Luxe. Signalement van de kunstenaar: zwart leren jasje, G-Star Jeans, sportschoenen, circa 75 kilo uitdrukkingskracht. Bij het eten schuift de mouw van zijn blauwe shirt omhoog. Op zijn linkerpols staat een bliksemschicht met vlam getatoeëerd. Het blijken twee gestileerde letters: de N en de H. Ze verwijzen naar Nieuwe Helden, de stichting annex beweging – met hoofdkwartier in Amsterdam – waarvan De Man grondlegger is. Zijn sleutelbos op het formica tafeltje verraadt een nomadisch leven. Klopt, zegt De Man. Hij heeft een bed in Amsterdam, Den Bosch, Eindhoven en Gent. Een onstuitbare

kunstenaar. Slaat de vlam in De Man, dan slaat de vlam in de pan: hij bracht ruim dertig kunstprojecten en urban actions in vijftien landen tot stand. In een halve eeuw tijd? Nee. In vijf jaar. Hij is 32.

Helden die niet weten

De vitale maker – “als ik nu kleuter was, kreeg ik Ritalin” – groeide op in het West-Vlaamse stadje Roeselare. Een kale biotoop voor kunstenaars, al zal de baliemedewerkster van de Dienst Toerisme hartstochtelijk op het Nationaal Wielermuseum en het Klokkentorenmuseum wijzen. Zijn moeder was sociaal verpleegkundige, zijn vader radioloog. Lucas koos niet voor de gezondsheidszorg – hij laat liever kunst dan kobalt stralen. Met een kanttekening: “De wereld kan ik niet ge-

MEST nr 7


MEST nr 7

11


12

MEST nr 7


nezen, wel een stuk draaglijker maken.” Na zijn studie germanistiek in Leuven volgde hij de regie-opleiding in Amsterdam. Onderwerp van zijn scriptie: ‘Het belang van theater als antwoord op de crisis van de openbare ruimte’. Maar pas op: De Man rolt het paard van Troje eigenhandig de stad binnen. Want antwoord op een crisis? De Man wakkert vooral vragen aan. Over ik, wij, identiteit. Over eenzaamheid, het spoor bijster zijn. Halverwege de Stationsweg in Den Bosch zegt hij: “Wij zijn helden die het niet weten.” Grif erkent hij dat die conclusie ons kan bedrukken. Maar we kunnen elkaar ook onze lege handen tonen – een daad van verbondenheid. Kortom: delen in niet-weten.

Bedlampjes

Illustratief is zijn performance Question mark, waarbij honderden mensen met brandende fakkels een groot vraagteken vormden op een verduisterd plein in Skopje. Soms zoeken De Man en trawanten het buitengebied op. Zo zamelden zij duizend witte kussenslopen van inwoners uit Zeist en omgeving in. Al die overtrekken, met de namen van de eigenaars, vormden een reusachtige vredesduif die bij de landingsbaan van vliegbasis Soesterberg werd onthuld.

Muzak

In de Orthenstraat versnelt De Man zijn pas. ‘Alles moet weg!’, schreeuwt een

3 STADSKUNSTENAARS Het Zuidelijk Toneel heeft drie talentvolle theatermakers tot stadskunstenaar voor de periode 2012-2016 uitgeroepen. Hun werkgebied: Brabant. Toneelschrijver Marcel Osterop bivakkeert in Eindhoven, de Vlaamse theatermaker Leen Braspenning in Tilburg, cultureel omnivoor De Man mag Den Bosch ontregelen. Het drietal, dat samen met Matthijs Rümke de artistieke kern van Het Zuidelijk Toneel vormt, liet al van zich horen. Zo is Waterdragers – deze nazomer in première – het bezinksel van de drie maanden die Osterop op het stadskantoor van Eindhoven doorbracht. In Tilburg maakte Braspenning een voorstelling over Peerke Donders, de priester die de leprozen van Batavia hulp bood. Lucas De Man verrast met zijn drieluik OOG. Zijn finale project Stad van de toekomst zal in 2016 plaatsvinden.

MEST nr 7

raamaffiche. Uitverkoopkreet of nihilistische eis? Dat laatste is niet uitgesloten: in het publieke domein is geen plaats meer voor god, waarheid of moraal. Op ééntje na: het geloof in consumptie. “Ik heb Grieks gehad. Zo leerde ik de betekenis van de agora kennen. Op zulke ontmoetingsplaatsen sprak je niet over particuliere besognes, maar voerde je discussies over de publieke zaak. Die functie van de openbare ruimte is veranderd. De agora van nu zijn anonieme consumentenplekken, waar muzak je de winkel in lokt. Of internet de rol van agora kan spelen? Mwah. Social media dienen vooral om meningen te spuien. Wat dialoog lijkt, is vaak vermomde monoloog. Ook dat publieke domein wil ik helpen heroveren.” Ten aanval: De Man is een van de drie stadskunstenaars die onder de vlag van Het Zuidelijk Toneel in Den Bosch, Tilburg en Eindhoven werken. Met het drieluikige project OOG (zie kader p14) biedt Lucas De Man de inwoners van Den Bosch de kans om naar zichzelf, elkaar en hun stad te kijken. Gek woord, erkent Lucas: stadskunstenaar. Want het verandert in een pleonasme. Wie nu kunst maakt, kan nog amper om stad en samenleving heen. Natuurlijk, zolderkamertjeskunst zal er altijd blijven, bij gratie van kluizenaarschap en absint. Maar de stadskunstenaar wint letterlijk terrein. Hoe? Lucas volgt drie regels: “Creëer zonder compromis. Zoek en organiseer het juiste publiek. Houd scherp voor ogen dat ontmoeten het doel is.”

Theater als jodium

Ho, wacht. Rood stoplicht? Nee, De Man struikelt over community art. In de Karrenstraat valt de term, die politici en beleidsmakers al vanaf de jaren negentig tot jubel brengt. Leefwereldkunst zou de verloren cohesie enigszins kunnen herstellen. Vooral in de krachtwijken mochten bewoners elkaar met stoepkrijt en straattheater zien te hervinden. Maar De Man ziet er weinig heil in. “Community art associeer ik met de vraag ‘Hoeveel kinderen van vijftien die door hun moeder zijn verstoten heb je nu bereikt?’ Wat mij tegenstaat is het patriarchale ontwikkelingsconcept. Het bereik van community art vertekent ook. Wie meedoet, deed vaak al mee. Evenmin geloof ik in theater als jodium.” Dilemma op de hoek van de Lepelstraat. Rechtdoor de knussige cultuurhistorie

van Den Bosch tegemoet? Of terug naar nu? “We leven in een tijd van ommekeer”, stelde De Man in zijn State of The Art 2014 die hij in Den Bosch uitsprak. Enkele trends: beschikbaarheid in plaats van bezit, sharing open sources, groeiende duurzaamheid, vermenging van virtueel en reëel, de burger aan zet. Onder invloed van die maatschappelijke veranderingen kantelen ook de kunsten. De nieuwe opdracht aan makers: veroorzaak ‘ont-moetingen’ – het koppelteken is van De Man. Een rendez-vous met? Jezelf, de ander, de stad, waarbij de ont-moeting letterlijk een moment van niet-moeten is.

Toenemende nood

Dat is welkome taal, in tijden dat de Koreaans-Duitse filosoof Han volop aandacht trekt met zijn essay De vermoeide samenleving over excessief neo-liberalisme en vervreemding. Zijn stadskunstenaars de nieuwe messiassen? De Man knippert met waterpasogen, maar raakt niet uit het lood. “Ik zie toenemende nood. De steden groeien. De eenzaamheid en onze faalangst ook. We zijn niet langer gelovig, noch volgen we De Grote Verhalen of idealen. Sinds de heilloosheid van het hyperindividualisme uit de jaren negentig en de groeiende wereldcrisis weten we dat we enkel elkaar hebben.” Wie ons kan helpen verbinden? Kunstenaars, of creators zoals De Man ze noemt. “Zij zijn de enigen in de samenleving die zich professioneel bezighouden met het creëren en vertellen van verhalen die een ont-moeting bieden. Zij voelen haarfijn de thema’s aan die in de publieke ruimte leven. Vervolgens kiezen zij een verhaal, dat ze in een passende vorm gieten. Met dat verhaal gaan ze in dialoog met het publiek.” Dat kunnen boeren zijn – die De Man met zijn theatersolo Wij, Varkensland bereikte - maar ook ambtenaren, 65-plussers of de hele stad.

Hartenklop

Wat De Man wind in de zeilen geeft, is de groeiende betekenis van steden. Eerder stelde de Amerikaanse socioloog Richard Florida in The rise of the creative class (2002) en Who’s your city? (2008) dat steden die op kunst en cultuur inzetten spekkoper zijn. Zij worden de epicentra van kennis en creativiteit. Nog meer confetti strooit Benjamin Barber over de stad. In zijn boek If mayors ruled the world – onlangs in het Nederlands vertaald – stelt deze Amerikaanse schrijver en denker dat de natiestaten hun beste tijd

13


gehad hebben. In rap tempo verliezen ze macht en vitaliteit aan (netwerken van) steden. “Urbanisatie is meer dan een politieke of economische kwestie”, stelt De Man. “Wij leven in steden omdat we gezien en gehoord willen worden. In ons eentje kunnen we het niet. Stop een mens in een geluiddichte doos en hij wordt gek van zijn eigen hartenklop.” Met urban actions in de publieke ruimte confronteert Nieuwe Helden stedelingen met het feit dat ze eenzame kuddedieren zijn. Tegelijkertijd schuilt daarin de troost: het is niet anders.

Semi-vrijstaten

Op de Wilhelminabrug passeert een roedel toeristen. De Man staat even stil. Hij wijst: in de verte hangt een kolossaal oog aan de gevel van oud-meelfabriek De Heus. Het industrieel erfgoed is tijdelijk vrijplaats voor kunstenaars. Even op bezoek? Een kwartier later banjert De Man over het fabriekscomplex, waar hij tien dagen ceremoniemeester is van BLVRD FABRIKAAT. Het is de vrijplaats van Theaterfestival Boulevard, waar jonge makers hun nieuwe ideeën en concepten op het gebied van podiumkunsten, vormgeving, street art, eten en performance laten samenkomen. De lossige sfeer op het fabrieksterrein – pallets, kampvuur, een scheefzakkende Kip-caravan, eigen

huisregels – roept associaties op met zelfverklaarde semi-vrijstaten. Heeft De Man een pendant voor ogen van de culturele enclave Christiania in Kopenhagen, kraakpand Tacheles in Berlijn-Mitte of kunstenaarskolonies als Ruigoord en Rijkshemelvaartdienst in Amsterdam? Hij glimlacht. “Er is één verschil. Eerdere generaties vochten tegen het establishment. Altijd klagen en wachten. Ik vind dat je zelf de verantwoordelijkheid moet nemen. Zoek partners, schep je eigen kaders. Zelfredzaamheid en participatie zijn de sleutelwoorden. Niet alleen voor ‘gewone stervelingen’, ook voor kunstenaars.” Halverwege de Havensingel staat hij stil. De vraag was: kunnen mensen overweg met zijn gedecideerde stijl? De Man in derde spraakversnelling: “Ik ben geen tiran, maar ook geen sociaal werker die gaat knuffelen. Ik heb de arrogantie om als maker te zeggen: ‘Zo gaan we het doen.’ Met égalité kom niet je ver.” Hij steekt de drukke Brugstraat over. Een vrouw op de stoep, een kind aan de hand, aarzelt. Ziet zijn vastberaden tred. Volgt hem.

Tekst Eric Alink Fotografie David Stevens

OOG EN DROOG De Cycloop had één oog, de reus Argos had er duizend. En Den Bosch? Vijf. Alziend hangen ze in de stad. Wie wil, kan tot begin november in een oog gaan zitten. Is OOG een uitkijkpost of een kamertje van introspectie? Of zit je in het oog van de orkaan die buiten woedt – en stad heet? Het concept van Lucas De Man lijkt alle genoemde functies te verenigen. Voor het ontwerp tekende Pascal Leboucq, die de Design Academy Eindhoven doorliep. De enorme staalconstructies, die als oogbollen aan gevels hangen, ogen daadwerkelijk als ogen. Sterker nog: vijftig Bosschenaren stelden zich beschikbaar voor 14

een foto-opname van hun oog. Voor de kunstinstallaties zijn vijf foto’s verkozen en uitvergroot. Wie OOG wil bezoeken, koopt een ticket en gaat naar een van de vijf locaties in Den Bosch. Op rij: Jeroen Bosch Ziekenhuis, het kantoor van SAP Nederland, Theater aan de Parade, voormalige mengvoederfabriek De Heus en de Watertoren aan de rivier de Aa. De bezoeker neemt plaats op een stoel. Vervolgens rijdt hij vanuit het gebouw het oog in, dat spectaculair zicht op de stad biedt. Wanneer het oog zich sluit, wordt de bezoeker op beeld en muziek getrakteerd. Na Den Bosch zal OOG letterlijk voorbij de horizon gaan kijken. Verschillende buitenlandse

steden, waaronder de Bulgaarse stad Varna – Europese Hoofstad van Cultuur 2019 – en Praag, hebben belangstelling getoond. Ik, de Ander, Ons Met OOG daagt De Man de bezoeker uit om de samenleving vanuit drie perspectieven te beschouwen: Ik, de Ander, Ons. Het oog-aan-gevel-project is het perspectief van het individu. Het gezichtsstandpunt van de Ander komt aan bod in de theatervoorstelling LOS van De Man. Afgelopen zomer ging deze verontrustende voorstelling in première. Thema: angst voor verlies. De Ander kan immers sterven, ziek worden, z’n koffers pakken.

Het derde perspectief is dat van ONS, wat staat voor Onderzoek Naar Samenleven. Het refereert aan nieuwe tijden, nieuwe wetten: we kunnen niet langer blind op de overheid rekenen. Het project ONS, dat uit videoportretten bestaat, onderzoekt de opkomende participatiemaatschappij. De Man wil niet alleen de zonnige kanten (saamhorigheid, daadkracht, burgerzin, verantwoordelijkheid), maar ook de schaduwzijden (sociale druk, uitsluiting, wet van de sterkste, bureaucratie) blootleggen. Kroon op het drieluik OOG is een manifestatie op zaterdag 1 november in Theater aan de Parade in Den Bosch.

MEST nr 7


MEST nr 7

15


KRONIEK DER

MINIMUSEA

Je helemaal het rimram likken

O

m tien uur ‘s ochtends stonden ze al bij het museum. Enthousiast waren Jan en Helma voor dag en dauw opgestaan en in de auto gestapt. Een flinke reis, van Anna Paulowna naar Helmond. “Maar voor zoiets bijzonders als dit wil je de hele dag hebben”, zegt Helma. “Bij een vijfgangendiner schuif je ook niet pas bij het toetje aan. Toch?” Alleen hadden Jan en Helma niet gezien dat de deuren pas om twee uur ’s middags open gaan. Het lange wachten mag de pret niet drukken. Zodra Jan en Helma in het Edah Museum staan, zijn ze vol vervoering. Hand in hand kijken ze naar de rode Edah-kassa, de verzameling weegschalen, de slagershoek. Ze kunnen het bijna niet bevatten. Of ik het wél kan bevatten? “Het lukt net”, antwoord ik aarzelend. Jan, een gepensioneerde man met een buik zo groot als een festivalbar, heeft dertig jaar lang als vrachtwagenchauffeur Edah-supermarkten bevoorraad. “Ik kan het assortiment van die supermarkt dromen”, zegt hij. “Prachtig is dit. Alles komt terug man, mijn hele leven.” Helma heeft zo haar eigen ervaring met de voormalige supermarktketen. “Ik heb me helemaal het rimram gelikt aan Edah-zegels”, zegt ze. “Krijg je een lenige tong van.” Helma knipoogt naar Jan, die helemaal opgaat in een verzameling conservenblikken. Daarna knipoogt ze maar naar mij. “Een ode aan de Edah”, zo omschrijft voorzitter Thieu de Wit het museum. “En dat niet alleen. Het is ook een ode aan de nostalgie.” Veertien jaar lang was De Wit commercieel directeur bij Edah. Toen in 2006 bekend werd dat het supermarktconcern werd verkocht, wist hij meteen dat er een museum moest komen. In Helmond, de geboorteplaats van de allereerste Edah, in 1917. De Wit heeft het er maar druk mee. Momenteel is hij bezig om het museum onder de aandacht te brengen bij basisscholen. Want met nostalgie kun je niet vroeg genoeg beginnen. Wat er allemaal te zien is in het Edah Museum? Zo’n beetje alles wat er ooit in een Edah heeft gestaan, 16

gelegen of gehangen. Winkelwagens. Koffiemalers. Koffie. Drankflessen. Stoppen voor op de drankfles. Aanstekers. Klantenkaarten. Edah-jubileumspeldjes. Kassa’s met slinger. Kassa’s zonder slinger. Talkpoeder uit de jaren 60. Grammofoonnaalden. Vleessnijmachines. Ingeblikte groentes. Een complete bakkersafdeling. Tabakswaren. Speculaasdozen. Je kunt het zo gek niet bedenken of het Edah Museum heeft het. Waarschuwing: mensen die hartkloppingen krijgen van de Zwarte Piet-discussie kunnen het museum beter mijden. ‘Ik vinden die Sint véél wijs… hij kijken naar Edah klinkende voordeelprijs’, zegt de knecht van Sinterklaas op een oude reclameposter. Ook krijgt de bezoeker nog een tien minuten durend filmpje te zien over de ‘rise and fall’ van het Edah-imperium. Je kunt er lacherig over doen, maar voor je het weet word je in het museum overvallen door een Proustiaanse ervaring. Bij het zien van een potje Rinse-appelstroop (blauw, met een foto van een blond jochie in een geel shirt) slaan verloren gewaande jeugdherinneringen vanuit het niets wild om zich heen. Ineens zie ik mezelf als zesjarig jongetje, graaiend over het aanrecht naar de pot appelstroop waar ik net niet bij kon. Ik word er even stil van. Het Edah Museum breekt mensen. Zelfs mannen van staal. Voor Jan komt het breekpunt bij het zien van een foto van een vrachtwagen. De laadklep is omlaag gezakt, pallets met levensmiddelen worden de supermarkt ingereden. “In precies zo’n vrachtwagen heb ik rondgereden”, zegt hij. Zijn stem trilt. “Godverdomme man, wat hield ik van dat ding.” Eerbiedig staan Helma en ik naast hem. Dan vraagt Helma zich hardop af of er ook Edah-zegels en spaarkaarten zijn. Opgewonden dribbelt ze door de ruimte. Twee minuten later klinkt er een verrukte kreet. Tekst Bart Smout Fotografie Erik van der Burgt

MEST nr 7


Het Edah Museum, Oostende 167, Helmond. Open: iedere vrijdag en zaterdag van 14u tot 17u en de eerste zondag van de maand van 12u tot 17 u. Toegang: â‚Ź3,50 euro. Incl. koffie met koek.

MEST nr 7

17


18

MEST nr 7


KENJEZELF KIT-SESSIE 2 MET JEROEN DE LEIJER EN KARIN BRUERS

DE ZIN VAN HET LEVEN? DAT IK ER GEWOON

G ODO DNDEJU NO N DEJ U ZÍN IN HEB

Jeroen de Leijer, naast briljant tekenaar ook sjamaan, spiritueel gids en bedenker van de Kenjezelf Kit, ontvangt in elke editie van MEST een bekende culturele Brabander of Vlaming op zijn sofa. Aan de hand van de Kenjezelf Kit biedt hij haar of hem de unieke mogelijkheid om middels de spirituele kaarten te komen tot een bijzondere mate van zelfreflectie. In deze tweede aflevering: cabaretière en schrijfster Karin Bruers. Omdat ze de komende maanden toert met haar ‘Warme Wintershow’. En omdat ze een van de grappigste vrouwen van Brabant is.

MEST nr 7

19


A

ls ik aankom bij het Duvelhok, het monumentale pand in Tilburg dat Karin Bruers onlangs kocht, is het volgens de informatie op mijn telefoon licht bewolkt en is de temperatuur 18 graden Celsius. De voorspelling is dat de temperatuur op zal lopen tot 21 graden Celsius. In de centrale ruimte van het Duvelhok tref ik geen verhitte gemoederen, wel volop bedrijvigheid. Karin Bruers is met een aantal mensen in gesprek over de toekomstige verbouwing. Ondertussen wordt er gewerkt aan het decoreren van twee opgestelde ‘bèngskes’, de door Karin Bruers geïnitieerde ‘Socialsofa’s’. Betonnen zitelementen met kleurrijk mozaïek die her en der door Tilburg (en inmiddels ook volop in de rest van het land) verspreid staan om mensen aan te sporen even te gaan zitten en met elkaar in gesprek te gaan. Karin licht me in over de plannen die ze heeft met het pand. Er komt een café, een werkplaats voor mozaïekwanden, ateliers voor kunstenaars, een ruimte voor kunstlessen, een schoonheidssalon voor ouderen en er zullen optredens zijn. “Maar het wordt géén theater”, aldus Karin. “Het moet een ontmoetingsplek worden.”

Onrustig

Voor ons op tafel ligt de stapel kaarten van de Kenjezelf Kit, de methode die ik heb ontwikkeld om onbestemde momen-

ten te duiden zonder daarbij het moment in te vullen. “Heb je veel onbestemde momenten?”, vraag ik. Karin kijkt naar de stapel kaarten. “Nee”, zegt Karin, “eigenlijk niet.” J: “Twijfel je dan nooit?” K: “Twijfelen vind ik tijdverspilling. Ik twijfel niet. Ik denk niet, ik doe. Ik ga mee met de stroom. Als ik dat niet doe, word ik onrustig.” Geen onbestemde momenten dus. Ik kijk naar de kaarten die onaangeroerd op tafel liggen. Mensen vragen mij vaak hoe ze de Kenjezelf Kit moeten gebruiken. “Er moet helemaal niks,” zeg ik dan. En zo is het ook. Van de kaarten hoeft er niets, er mag van alles. Ze hoeven, zoals in dit geval, niet eens omgedraaid te worden. Voor mij, als sjamaan, is dat toch even schakelen. Het lijkt alsof de kaarten nu een onbestemd moment hebben. J: “En zo’n beslissing om dit pand te kopen? Gaat daar geen onbestemd moment aan vooraf?” K: “Nee. Ik neem in mijn leven eigenlijk heel weinig beslissingen. Dingen dringen zich aan me op. Alsof er een kracht buiten me is die zegt: ‘Dit ga je nu doen’. En dat doe ik dan.”

Panty

Karin is heel stellig, geen onbestemde momenten. Zelfs niet voorafgaand aan grote beslissingen. J: “Het is een noodzaak voor je, om dan zo’n beslissing te nemen?” K: “Ja. Ik móét iets veranderen, al verzet

ik alleen maar mijn bed. En eens in de zoveel tijd moet ik iets rigoureus doen.” J: “Zit daar een regelmaat in, in jouw grote veranderingen?” K: “Het is een cyclus van ongeveer acht jaar. Reizen, een huis bouwen, een bedrijf beginnen, het theater in; ongeveer iedere acht jaar een grote verandering. Het geeft me een fijn gevoel als er iets verandert. Dan moet ik daarop anticiperen. Weet je wat nou leuk zou zijn? Als ik me, in het laatste gedeelte van mijn leven, zou veranderen in een man.” De laatste keer dat ik Karin sprak, was in een kleedkamer, voorafgaand aan een optreden. “Ik ben eigenlijk een man”, zei ze, terwijl ze met een panty aan het worstelen was. “Ik ben een man, maar ik heb de uiterlijke kenmerken van een vrouw.” K:“Dat klopt. Niet dat ik me seksueel zo voel of zo, maar ik leef als een man. Ik vind het heerlijk om de hele nacht door te werken en dan de straat op te gaan. Ik drink geen alcohol, maar als ik een man zou zijn, zou ik een paar flessen whisky onder mijn bed hebben staan. Ik zou ook geen aardige man zijn. Egocentrisch, onverzorgd, tegen het vervuilde aan.” J:“Waar komt dat verlangen om een man te zijn vandaan?” K: “Ik heb vrijheid nodig. Aan vrijheid zitten risico’s. Dat is veel gevaarlijker. Als man heb je meer fysieke vrijheid. Ik moet er op reis altijd rekening mee houden dat ik een vrouw ben van nog geen 1 meter 60.”

DUVELHOK Rijksmonument in de St. Josephstraat in Tilburg uit 1862. Werd gebruikt voor de behandeling van ruwe wol. Omdat dit werk bekend stond als ‘duivelen’ en de arbeiders er nogal smerig uitzagen, werden ze ook wel ‘duvel’ genoemd. Het Duvelhok diende daarna jarenlang als kunstencentrum. In het pand begint Karin Bruers een ‘social salon’: een kapsalon voor ouderen en demente mensen, waar ze anderen kunnen ontmoeten. Verder komt er een debatcentrum, glas- en mozaïekatelier, en kunnen kunstenaars er hun werk tonen.

20

MEST nr 7


“Ook dat nog”, mompel ik. Nu Karin het zo vertelt, lijkt het mij wel wat om een vrouw te zijn. Een opmerking die ik maar voor me houd.

Geen angst

Onlangs haalde Karin nog fel uit tegen de wijze waarop onderzoek naar borstkanker wordt uitgevoerd: op industrieterreinen worden vrouwenborsten in onderzoekscontainers tot LP-dikte geplet. Dat zouden ze bij mannen met biertietjes niet hoeven proberen. K: “Vrijheid is het ontbreken van angsten. Nergens bang voor zijn, alles ongelimiteerd doen. Ik heb geen beperkingen. Het enige wat me beperkt is dat ik een vrouw ben.” J: “Is dat niet alleen maar een idee? Doe je niet juist al die dingen waarvan je denkt dat je die zou doen als je een man zou zijn?” K: “Als ik een man zou zijn, zou ik mijn vrijheidsdrang veel meer uitleven. Veel meer risico’s nemen.” J: “Met de kans dat je alles kwijtraakt.” K: “Inderdaad, je kunt alles zo weer verliezen. Maar dat vind ik geen angst. Weg is weg. Dan komt er wel weer wat anders. Toen ik reisde, had ik helemaal niks. Ik verdiende een paar tientjes, reisde dan weer verder en toch was ik ongelofelijk gelukkig. Soms verlang ik juist wel naar het verlies van materiële zaken.” J: “Hoort dat er ook bij? Dat je juist risico’s neemt om alles weer kwijt te raken?” K: “Ja, ik hou van extremen. Ik wil geen verandering om de verbetering, maar om de verandering. De verandering van het perspectief zorgt ervoor dat je niet indommelt.”

Rottweiler

J: “In je boek Brigadier Oversteekmoeder gaat het ook over het vastgeketend zitten aan het moederschap. Dat staat helemaal haaks op dat idee van vrijheid.” K: “Het hebben van kinderen is superleuk, maar opeens word je in een mal geduwd van tijdschema’s, leraren, prikken halen en gesprekken voeren op het schoolplein. Dat vond ik verschrikkelijk.” J: “Toch heb je je dochters netjes naar school gebracht.” K: “Ik woonde net twee weken op een zolder in de Spaanse Pyreneeën, een week later moest ik bevallen en ik had nog geen wieg of niks. Ik had geen idee wat me te

MEST nr 7

wachten stond. Ik liep in de pas omdat ik zo uit het lood geslagen was. Wat ze kinderen afleren op school, dat vind ik heel erg.” J: “Je bedoelt de onbevangenheid?” K: “Het gaat alleen maar om presteren, en niet meer om ervaren. Als ik nu weer moeder zou worden, zou ik mijn kind niet naar school sturen. Of niet inschrijven.” J: “Dat zal niet makkelijk gaan in een land als Nederland, waar alles volgens de regeltjes moet.” K: “Als je argumenten aanvoert, snappen mensen wel dat die regels van ze ook niet allemaal kloppen. Of je moet asociaal genoeg zijn om je niks van de regels aan te trekken en de rottweiler op de belastinginspecteur afsturen. Het ergst is de middenmoot, de groep die daar tussenin zit. Als je last hebt van je opvoeding, netjes moet zijn en je aan de regels moet houden, ga je straks dood zonder geleefd te hebben. Dan heb je alleen geleefd aan de normen die anderen stellen.” J: “Dus eigenlijk zijn er maar twee opties om vrij te kunnen zijn: je wordt óf super asociaal óf je moet altijd met argumenten strijden?” K: “Met regels en wetten heb ik niks te maken, ik handel naar de redelijkheid.” J: “Dus toch eerder rationeel dan intuïtief?” K: “Ik leef aan de hand van mijn principes. Een beetje in de richting van de tien geboden. Ik laat mij niet vertroebelen, daar wijk ik niet vanaf.” J: “Dat eerste gebod vind ik eigenlijk al niks.” K: “Welk gebod is dat dan? Gij zult niet doden?” J: “Nee, het eerste gebod is dat je geen andere goden mag erkennen.” K: “O, die. Nee, dat gebod vind ik ook niks. De negen geboden dan.” J: “En Gij zult niet doden?” K: “Oké. Acht geboden dan. Als ik moet doden om mijn kroost te beschermen, dan doe ik dat. Heel snel. Handen wassen en door.” J: “De rottweiler erop af.” K: “Zo is dat.”

De zin van het leven

Voor iemand die van extremen houdt en midden in een verbouwing zit, zit Karin

JEROEN DE LEIJER: (Hilvarenbeek, 1969): “De Kenjezelf Kit is een methode die ik heb ontwikkeld om met 48, intuïtief getekende kaarten, onbestemde momenten te duiden en te laten voor wat ze zijn. Tijdens momenten die geen bestemming hebben, is er ruimte voor rust en contemplatie.”

KARIN BRUERS (Goirle, 1962) is cabaretière, schrijver en oprichtster van Socialsofa. Vanaf oktober t/m december toert ze met De Warme Wintershow. Samen met de Schijndelse comédienne Christel de Laat (Toren C) en multi-talent Frans van der Meer (o.a. Ferry van de Zaande) brengt ze sketches en liedjes. www.karinbruers.nl er rustig bij op de zolder van dit pand uit 1862. Ze is hier duidelijk in haar element, geen onbestemd moment te bekennen. De kaarten zijn nog steeds onaangeroerd. Dan is het mij opeens duidelijk wat de kaarten proberen over te brengen. “Misschien is de overgave aan het leven juist wel één groot onbestemd moment”, opper ik. “Waarschijnlijk wel”, zegt Karin. “Ik vroeg me altijd af wat de zin van het leven was. De enige zin is, dat ik er gewoon godnondeju zín in heb. Dat is mijn grootste rijkdom.”

Tekst en illustraties Jeroen de Leijer

Een fragment van het interview is te horen op onze site, www.mestmag.nl.

21


RU VAN ROSSEM HUIS: UNIEKE KOLONIE VOOR RIJPE KUNST

LEVE DE GRIJZE

GEWELDENAAR! Overal stellen we leeftijdsdiscriminatie aan de kaak, behalve in de kunsten. Maar is een kunstenaar echt zo interessant als hij nog maar net begonnen is? Anneke van Wolfswinkel betoogt in een essay dat we onze kaarten niet moeten zetten op hijgerige jonkies, maar op de lange adem die nodig is om tot echt goede kunst te komen. Aanleiding: de recente opening van het Ru van Rossem Huis in Tilburg, enclave voor gerijpte creatieven. MEST-redacteur Bart Smout interviewde vier bewoners van het Ru van Rossem, Linelle Deunk maakte de portretten.

Door de open deuren van het monumentale pand dragen verhuizers een grote vitrinekast naar binnen. Ongetwijfeld zal die een paar dagen later vol staan met kunst. Op 1 juli werd het Ru van Rossem Huis officieel geopend, gevestigd in het voormalige verzorgingstehuis Mariëngaarde in Tilburg. Slechts een handjevol bewoners zijn al gearriveerd, de rest zal het komend jaar druppelsgewijs zijn intrek nemen. Alleen kunstenaars van boven de vijftig zijn welkom. Het doel: een bruisende en vitale kunstenaarskolonie stichten. Maar ook voor kunstenaars komt ouderdom met gebreken. Hoe kijken de bewoners van het Ru van Rossem Huis daar zelf tegenaan? Word je beter naarmate je ouder wordt, of is het niet voor niks dat creativiteit en kunstzinnigheid vaak met jonge mensen worden geassocieerd? Vier bewoners over kunst, ouderdom en het nooit aflatende vermogen om je te blijven verwonderen. 22

JOOP BIEGELAAR (68) muzikant en componist “Muziek heeft een helende werking. Als kind kon ik slecht leren, waardoor ik het gevoel kreeg dat ik nergens goed voor was. Zelfrespect kreeg ik door mijn gitaar. Wanneer ik daarop speelde, voelde ik dat ik wel iets kon. En ik werd er rustig van. Het leerde me om mezelf te beheersen, negatieve emoties de baas te worden. Toen ik later van muziek mijn werk kon maken, voelde het alsof ik mijn plek in de wereld gevonden had.” “Vroeger speelde ik gitaar bij het leven. Tegenwoordig componeer ik vooral. Reuma in mijn vingers zorgt ervoor dat ik steeds slechter speel. Het lukt me niet meer om de snaren goed te beroeren. Dat is vervelend, maar tegelijkertijd ben ik door de reuma meer gaan componeren. De beperkingen

van de ouderdom werken creatief. Je wordt gedwongen om andere wegen te verkennen. Ik denk dat mijn creativiteit alleen maar is toegenomen. Dat ik ooit nog zoveel zou componeren, had ik vroeger nooit kunnen denken.” “Hier in het Ru van Rossem Huis zijn we vooral mantelzorgers in de kunst. We vegen niet elkaars kontje af, maar proberen elkaar te inspireren. Natuurlijk is er ook gewone zorg nodig. Je lichaam vervalt. Laat je niks wijs maken: ouder worden is klote. Het is verschrikkelijk om af te takelen. Opeens kom je terecht in een wereld van ziekenhuizen en pillen. Maar ook nu verliest de muziek zijn helende werking niet. Muziek blijft mijn drijfveer in het leven. Daarvoor kom ik iedere dag mijn bed uit. Het zal ook de punt achter mijn leven worden. Als ik geen muziek meer kan maken, hoeft het voor mij niet meer.” MEST nr 7


MEST nr 7

23


24

MEST nr 7


ESSAY

MARJA HOOFT (67) keramiste “Als twaalfjarig kind had ik bij mijn ouders al een ateliertje op zolder. Dagenlang kon ik daar knutselen. De stap naar de Rietveld Academie om te leren schilderen was voor mij volstrekt logisch. Daar ontdekte ik de keramiek, waar ik mij de rest van mijn leven op heb toegelegd. Het tekenen en schilderen heb ik verwaarloosd. Hier overweeg ik om dat weer op te pakken. Dit is een nieuwe fase in mijn leven; misschien hoort daar wel een nieuwe uitdrukkingsvorm bij.” “Ervaring kan verwondering in de weg staan. Ik ben nu 67 en heb al zoveel gezien. Tegelijkertijd is het een motivatie om me meer te verdiepen in de kunstgeschiedenis en uit te vinden wat me nog wel verwondert. Dat is nog meer dan genoeg.” “Ik zie dat jonge mensen meer belangstelling krijgen voor ambacht. Dat is iets waar oudere kunstenaars bij uitstek ervaring mee hebben. Ik ben nog van een generatie die heel klassiek is opgeleid. Generaties na mij hebben daar korte metten mee gemaakt. Prachtig hoor. Maar juist nu de belangstelling voor klassieke vormen terugkeert, kunnen oudere kunstenaars een belangrijk doorgeefluik zijn.” “Ouder worden is niet leuk. De kwalen, het lopen achter een rollator: ik heb daar geen goed woord voor over. Tegenwoordig lees je artikelen dat ouderdom een ziekte zou zijn waarvan je genezen kunt worden. Ik hoop het van harte. Maar het werk houdt me geestelijk jong. Er zijn nog zoveel tentoonstellingen die ik wil maken. Het beeld dat ik het liefst wil maken, moet nog komen. Dat is altijd zo geweest, dat zal ook altijd zo blijven.”

MEST nr 7

I

k trap er elke keer weer in. Een tandpastafabrikant hoeft maar een sticker met NIEUW! op de tube te plakken, en ik kies hem. Want ik zou wel gek zijn om zo'n oude tube uit het schap ernaast te nemen. De vraag wat er dan precies nieuw aan die tandpasta is, en of dat nieuwe dan ook echt béter is, is veel te filosofisch voor in de supermarkt.

Kunst is geen tandpasta en een kunstruimte is geen supermarkt. Maar toch. In de kunstwereld gaat bijzonder veel aandacht uit naar jonge kunstenaars. Op eindexamenexposities van kunstacademies verdringen critici, galeriehouders, pers en publiek zich rond de kersverse lichting, om de grootste beloftes er als eerste uit te pikken: the early bird catches the worm. Kunstbladen, beurzen, expositieruimtes: iedereen is dol op fris talent. Het is jong, het is nieuw, en alleen daarom al interessant.

Kunst is een fiets

Die hang naar het nieuwe in de kunst is bepaald niet nieuw. Waar het precies begon is moeilijk te zeggen, misschien al tijdens de Romantiek in de 18e eeuw. Maar zeker sinds de opkomst van het modernisme is het onontkoombaar geworden: kunst moet vernieuwend zijn. En: hoe radicaler die vernieuwing, hoe beter. Vanaf zo'n beetje 1910 buitelden de revolutionaire stromingen in de beeldende kunst over elkaar heen: kubisme, De Stijl, futurisme, expressionisme, fauvisme, dadaïsme, surrealisme; de kunst werd gelijktijdig op tientallen verschillende manieren opnieuw uitgevonden. Hoe verschillend al die bewegingen ook waren, één ding hadden ze gemeen: het

oude had afgedaan, er was een nieuwe tijd aangebroken. En bij een nieuwe tijd hoort een nieuwe kunst. Het begrip ‘avantgarde’, van oorsprong een militaire term, deed zijn intrede in de kunst: een kunstenaar wordt geacht voor de troepen uit te lopen. De serie schokgolven die door de kunst ging is nu, een eeuw later, nog altijd niet uitgewoed. Maarten Doorman verwoordt het in zijn boek Steeds mooier zo: ‘De invloedrijke ideologie van de avantgarde heeft bij de direct bij kunst betrokkenen een interpretatie doen postvatten van kunst als permanente revolutie: radicale vernieuwing wordt de belangrijkste bestaansgrond van elk kunstwerk en het eerste criterium voor de beoordeling ervan.’ ‘Revolutie’ betekent letterlijk ‘omwenteling’. Als we ook die andere veelgebruikte avantgarde-termen, zoals ‘beweging’ en ‘stroming’ meewegen, wordt duidelijk waar de kunst op is gaan lijken: een fiets. Er moet snelheid zijn, je moet blijven draaien, om en om en om – want wie stilstaat valt, en ligt uit de race. Wie aan revolutie denkt, denkt aan jonge mensen. Het beeld is hardnekkig: het zijn de jongeren die de pamfletten schrijven, de stenen gooien en de standbeelden omvertrekken. Of dit ook echt zo ís, is maar de vraag. In een kunstwereld die gekenmerkt wordt door permanente revolutie kijken we, alsof het vanzelfsprekend is, naar de nieuwkomers. Die reflex blijft springlevend, ook al is vernieuwing als criterium voor goede kunst inmiddels een holle term geworden – want valt er nog wel iets omver te werpen als er al decennia lang geen gevestigde orde in de kunst meer bestaat, en iedere kunstenaar

25


HARRY VLAMINGS (76) beeldend kunstenaar

zijn eigen individuele stroming uitvindt?

Nieuw is nog niet beter

Er is nog meer aan de hand, en daarvoor moeten we weer even terug naar die supermarkt met zijn ‘nieuwe’ producten. Of beter nog: naar de electronicawinkel. Het tempo waarin apparaten tegenwoordig verouderen, is ongekend hoog. Wie twee jaar lang dezelfde smartphone gebruikt,

RU VAN ROSSEM EN RU VAN ROSSEM HUIS Wie denkt aan verzorgingstehuizen voor oudere kunstenaars, denkt aan het Rosa Spier Huis in Laren. Het Ru van Rossem Huis wil echter geen verzorgingstehuis zijn, maar een levendige plek, waar veilig thuis werken en van het leven genieten voorop staan. En ja, er wordt ook onderling aan mantelzorg gedaan. Maar over een ding zijn de bewoners het eens: dit wordt geen plek waar je stilletjes indut. Het Ru van Rossem Huis is een onrusthuis, geen rusthuis. Zo is er een keur aan ateliers aanwezig waar de bewoners kunnen werken en worden de oude kapel en keuken omgebouwd tot publieke ruimten voor voorstellingen en ontmoetingen. Ook staat er al een hele trits lezingen op het programma, want nieuwsgierigheid en blijven ontwikkelen passen bij het concept, ook als je de tachtig gepasseerd bent. Het Ru van Rossem Huis, in de Tilburgse Burgemeester Damsstraat, ontleent zijn naam aan beeldend kunstenaar Ru van Rossem (1924-2007). Jarenlang doceerde hij grafische technieken aan de kunstacademie in Tilburg. Werk van zijn hand was over de hele wereld te zien, onder andere in New York, London, Rome en Kyoto. Toen Ru van Rossem op latere leeftijd ziek werd, realiseerde dochter Fiona zich dat er geen verzorgingshuizen bestaan die tegemoet komen aan de behoeften van kunstenaars. Het idee van een kunstenaarstehuis voor ouderen was geboren. In 2008 werd er een initiatiefgroep opgericht, die in 2010 resulteerde in de stichting Ru van Rossem Huis en in de eerste locatie, Mariëngaarde.

26

of na vijf jaar nog steeds naar dezelfde tv kijkt, loopt hopeloos achter. Of we het willen of niet, we zijn allemaal consumenten. Consumeren betekent letterlijk ‘opeten’, om precies te zijn: ‘verteren’. De consument heeft een onstilbare honger. Honger naar nieuwe gadgets, nieuwe ervaringen, een nieuwe baan, nieuwe tandpasta desnoods. De industrie levert wat de consument wil, en de consument verslindt gretig wat de industrie geeft. It takes two to tango. Wie interessant wil blijven voor die hongerige consument, kan niet stil blijven zitten. De term “innovatie” is sinds een jaar of vijftien in opmars in de maakindustrie en de dienstensector, en is uitgegroeid tot een mantra. Een innovatie is een verandering die niet geleidelijk ontstaat, maar die zich meer als een sprong voordoet. De gedachte is dat innovatie noodzakelijk is om te overleven: wie het níet doet, staat stil, en valt dus om. Sterker nog: wie niet snel genoeg innoveert, loopt kans te worden ingehaald door start-ups en nieuwkomers uit onverwachte hoeken, die met al hun snelheid en slimheid de markt zomaar kunnen veroveren. Innovatie betekent niet ‘verbetering’, noch ‘vooruitgang’, maar ‘vernieuwing’. Ofwel, zoals New Yorker-journalist Jill Lepore het verwoordt: “The world may not be getting better and better but our devices are getting newer and newer.”

Nieuw als vijand van beter

Wie was er eerst? De kunstwereld met zijn permanente revolutie? Of de economische wereld met zijn innovatiefilosofie? Hoe dan ook, de mechanismes lijken verdacht veel op elkaar. Als ik van de supermarkt naar het museum voor hedendaagse kunst loopt, verander ik onderweg niet in iemand anders. Ook in een kunstruimte wil ik verrast worden, overrompeld zelfs, iets zien dat ik nog niet eerder zag. NIEUW!

“Laatst heb ik een bloem opengesneden en bestudeerd. Geweldig vond ik dat, het gaf meteen inspiratie. Het mooie aan ouder worden is dat je dingen gaat herontdekken. Vroeger moest ik tijdens biologielessen op de middelbare school ook bloemen en planten bestuderen. Daar gaf ik toen geen moer om. Nu denk ik: hoe heb je toen zo blind kunnen zijn?” “De kunstwereld is erg gericht op jongeren, als kunstenaar op leeftijd tel je minder mee. Dat onderscheid is grote onzin. Creativiteit is niet leeftijdsgebonden. De kwaliteit van je kunst evenmin. Zeker, je hebt soms tijden van creatieve droogte, maar dat heeft niets met ouder worden te maken. Het kan in iedere fase van je leven voorkomen en het gaat ook weer voorbij. Word je als kunstenaar geboren, dan zul je als kunstenaar sterven.” “Ouder worden brengt zorgen met zich mee. Mijn vrouw heeft de ziekte van Parkinson en gaat de laatste tijd snel achteruit. Daar heb ik veel verdriet van. Vrienden vallen weg, je woont vaker begrafenissen bij dan je lief is. Dat moet je accepteren, de dood hoort bij het leven, maar makkelijk is dat niet. Toch vallen die zorgen bijna meteen van me af wanneer ik in mijn atelier ben. Dan denk ik alleen aan de toekomst: wat ga ik nu weer maken? Ik grap weleens dat ik ben overgeleverd aan de muzen. Eigenlijk bedoel ik dat serieus. Ik kan niet anders dan schilderen en graveren. Waarom? Daar heb ik nooit over nagedacht. Het is als ademen. Je doet het gewoon.”

De Raad van Cultuur kwam in juni 2014 met zijn Cultuurverkenning. Eén opmerking daaruit haalde de kranten: ‘De raad

MEST nr 7


MEST nr 7

27


28

MEST nr 7


MARIE-CECILE MOERDIJK (76) zangeres en schrijfster “Twee maanden geleden verscheen mijn nieuwste boek, Lieve Lotje. Ik heb er zes maanden over gedaan en ben 23 kilo afgevallen. Het boek is vernoemd naar mijn dochter. Ze zei een keer tegen mij: ‘Jij weet alles van mijn eerste halve eeuw. Maar ik weet niks van jouw eerste halve eeuw.’ Daarom ben ik dat boek gaan schrijven, om mijn geschiedenis voor haar zichtbaar te maken. Een intens proces was dat. Maar ik kan niet anders. Het is eigen aan kunstenaars, denk ik. Die blijven doorgaan tot ze erbij neervallen.” “Schrijven is mijn belangrijkste bezigheid nu, want zingen lukt niet meer goed. Versleten stembanden. Over een paar weken verhuis ik naar het Ru van Rossem Huis. Het lijkt me geweldig om met verwante zielen samen te wonen. Kunstenaars leiden altijd een onzeker bestaan. Ze nemen voortdurend risico’s, kennen geen vastigheid. Dan kun je op je oudere dag wel een beetje hulp gebruiken.” “Door te zingen en te schrijven blijft je hoofd zich vullen met nieuwe ideeën. Alsof je altijd op ontdekkingsreis bent. Verwondering is de kern van mijn bestaan. Ouderdom doet daar niets aan af. Het is geen rem op je creativiteit, wel op je beweeglijkheid. Ik ben niet zo mobiel meer. Je verschrompelt letterlijk, dat vind ik erg.” “Er is veel te weinig ruimte voor verwondering in deze maatschappij. Ouders leren hun kinderen vooral dat ze geld moeten verdienen en een goed huis moeten kopen. Dat vind ik zonde. Zo sneuvelt de verwondering en leef je maar half. Zelf zou ik het liefst voor altijd leven. Het idee dat ik zal sterven vind ik verschrikkelijk. Er is zoveel te ontdekken. Zou het eeuwige leven bestaan, dan omhelsde ik het met beide armen.”

Tekst interviews Bart Smout Fotografie Linelle Deunk

MEST nr 7

constateert (...) dat er vooral aandacht uitgaat naar nieuw talent, terwijl de ontwikkeling van midcareer talent stagneert en er ook weinig regelingen zijn voor de oudere kunstenaar. Talentontwikkeling lijkt zich in het huidige denken steeds meer te beperken tot jong en nieuw. Maar zowat het hele werkzame leven van een kunstenaar kan beschouwd worden als een traject van talentontwikkeling. ‘Met name bij de beeldende kunst en theater/dans is er sprake van een snelle opeenvolging van nieuwe voorstellingen en tentoonstellingen. Er is nadruk op experiment, avantgarde, met een snelle wisseling van kunstenaars en producties als gevolg. (...) De hoge omloopsnelheid – het idee dat er iedere keer wat vernieuwends gemaakt moet worden, dat er weer een blikje jong talent opengetrokken moet worden – werkt een vluchtige productie en consumptie in de hand. Een vluchtigheid die de kunst van zijn kracht kan ontdoen. (…) Het nieuwe kan daardoor de vijand worden van het betere.’ Als een succesvolle kunstenaar een gezegende leeftijd bereikt, komen de overzichtstentoonstellingen en catalogi. Het vroege werk, dat hij maakte toen hij jong en veelbelovend was, krijgt daarin vrijwel zonder uitzondering een bescheiden plaats. Want het échte werk kwam daarna pas. In alle hijgerigheid die om dat jonge talent hangt, vergeten we één ding: de ontwikkeling van een kunstenaar heeft tijd nodig. Veel tijd. Tijd om te zoeken, zijwegen in te slaan, doodlopende wegen te bewandelen en weer terug te keren. Tijd om te rijpen. Indruk maken met iets nieuws of iets spectaculairs is één ding, maar een kunstenaarschap ontwikkelen dat zich door de tijd heen voortdurend verrijkt en verdiept, desnoods in de luwte, is heel wat anders. De druk die op jonge kunstenaars ligt om direct op te vallen, en de honger van het publiek naar nieuwe kunstervaringen, doen geen recht aan de lange adem die nodig is om tot werkelijk goede kunst te komen. Met ons ongeduld snijden we kunstenaars die adem af.

Leve de grijze revolutie

Wat echt revolutionair zou zijn: onze aandacht richten op de oudere kunstenaar. Dat een voetballer ruim voor zijn veertigste van het veld verdwijnt, is onvermijdelijk. Maar kunstenaars moeten het hebben van hun geest, en die blijft doorgaans stukken langer jeugdig dan het lichaam. Door de vrije en experimentele aard van zijn werk hoeft de kunstenaar ook geen last te krijgen van verstarring, die nog wel eens kan optreden bij oudere werknemers in het bedrijfsleven. Het is de hoogste tijd voor een herwaardering van de oudere kunstenaar. Al was het maar omdat zich momenteel een maatschappelijke verandering voltrekt – noem het een revolutie – juist bij de oudere generatie. Was je rond 1950 nog een hele vent als je de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar haalde, inmiddels ligt de gemiddelde levensverwachting rond de tachtig, voor vrouwen zelfs nog een paar jaar hoger. Daarmee is er een nieuwe levensfase bijgekomen: een periode van zo’n vijftien tot twintig jaar ná het werkzame leven. De babyboomers, die het jong zijn in de jaren zestig opnieuw uitvonden, zijn nu bezig met de heruitvinding van het oud zijn. Wie wil weten hoe de nieuwe oude mens eruitziet, die nooit ophoudt met werken, spelen, creëren en ontwikkelen, hoeft alleen maar te kijken naar de eerbiedwaardige grijsaards onder de kunstenaars. Dat juist de 83-jarige herman de vries* is gekozen om in 2015 Nederland te vertegenwoordigen op de Biënnale van Venetië is dan ook toe te juichen. Misschien is het wel een teken van een tegenbeweging. Laten we ophouden met de vermoeiende hijgerigheid rond jong en vernieuwend, en ruim baan maken voor de oudere kunstenaars die gestaag aan hun steeds rijkere oeuvre werken. Leve de revolutie!

Tekst essay Anneke van Wolfswinkel *Omdat hij iedere vorm van status of ongelijkheid afwijst, schrijft herman de vries zijn naam zonder hoofdletters.

29


B-SIDE COMPANY: EERSTE CIRCUS-COLLECTIEF UIT TILBURG

TRAPEZE-EXPERT CAMILLE BESTUURT OOK DE

OPLEGGER Het jonge collectief B-side Company, van tien net-afgestudeerde studenten van de Tilburgse circusopleiding, presenteert op Circo Circolo haar bijzondere voorstelling ‘Tattica - Tales from the B-side’. Dit is de eerste lichting afstudeerders van de circusopleidingen in Nederland die zich als collectief manifesteert. Dat werd hoog tijd. Want het moderne circus komt nu nog te vaak uit het buitenland. 30

MEST nr 7


Voorbereidingen van de B -Side Company op het terrein van het Kraok Festival.

D

onderdagavond, 28 augustus, vooravond van het kleine Kraok Festival in Loon op Zand. In het schemerdonker steken de vijf punten van de gestreepte tent opvallend af tegen de donkere lucht. Het gras glimt na van een stevige regenbui, natte plekken maken modder. De geelblauwe tent smeekt om circus. Daarom vroeg de organisatie aan de Duitser Martin Riedel (25), net afgestudeerd aan de Academy for Circus and Performance Art in Tilburg, of hij misschien zijn Chinese paal-act in Loon op Zand wilde presenteren. Geen probleem, zei Riedel, als hij zijn collega’s van het gezelschap de B-side Company maar mocht meenemen. Nu is het kersverse circusgezelschap uit Tilburg één van de hoofdacts van het festival.

Nieuwe Circus

De avond voor het eerste optreden repeteert het gezelschap, bestaande uit tien leden uit alle hoeken van Europa, in de tent. Camille Jacquot (23, Frankrijk) swingt in haar rode hemdje aan de trapeze. Collega Mélusine Lavinet (23, Frankrijk) balanceert zonder zekering in de nok van de tent en verstelt als een volleerd technicus de instellingen van de trapeze. Zo doen ze alles zelf, Camille bestuurt ook de oplegger. De tien leden van de B-Side Company zijn net afgestudeerd aan de circusopleiding, die zeven jaar geleden werd opgericht aan de Fontys Hogeschool voor de Kunsten in Tilburg. Ze zijn de eerste lichting die niet na het eindexamen in duo’s of eenlingen uitwaaiert over de wereld, maar bij elkaar blijft. In Frankrijk, de bakermat van het Nieuwe Circus, is dat inmiddels een vruchtbare traditie. Daar groeit menig circusjaargang uit tot een betekenisvol gezelschap, bijvoorbeeld na

MEST nr 7

ACADEMY FOR CIRCUS AND PERFORMANCE ART Sommigen noemen het circus de moeder aller kunsten: alle disciplines, van dans en theater tot clownerie en muziek, zijn erin verenigd. In ieder geval maakt het circus een wezenlijk deel uit van de Europese cultuur, wat door het Europees Parlement in 2005 ook officieel werd erkend. Inmiddels is het bijna 250 jaar geleden dat Philip Astley in 1768 in Londen een voorstelling creëerde met paard en acrobatie, in een door hem bedachte piste van zo’n dertien meter doorsnee: ideaal om in evenwicht te blijven tijdens rondjes op een paard. De voorstellingen van de voormalige legerofficier worden een ijkpunt, de nieuwe cultuursoort verspreidt zich razendsnel over Europa; het nomadische circus is geboren. Tot 2006 was er in Nederland nog geen HBO-opleiding voor modern circustheater. Wim Claessen (oprichter van festival Circo Circolo) kwam met het idee en in 2007 ziet de Academy for Circus and Performance Art (ACAPA) aan de Fontys Hogeschool het licht. Een jaar eerder startte Codarts Rotterdam al iets

soortgelijks: de HBO-Opleiding Circus Arts. In Rotterdam ligt de nadruk meer op dans en muziek, terwijl in Tilburg performance, spel en objectentheater een groter deel van de opleiding kleuren. Studenten komen van heinde en verre naar Rotterdam en Tilburg, bijna tachtig procent komt uit het buitenland. Natuurlijk, omdat het spannend is om in het buitenland te studeren, maar ook omdat de opleidingen te boek staan als fris en nieuw. Bovendien wonnen recent afgestudeerde studenten al meteen prestigieuze prijzen op internationale circusconcoursen, dat geeft de opleidingen prestige. In Tilburg staat de Zwitsers-Franse Samuel Jornot aan het roer. Na een wereldwijde carrière als circusartiest, docent circus- en theaterles en gasttrainer bij Cirque du Soleil, is hij nu artistiek leider van ACAPA. Jornot leidt studenten op tot ‘artiesten van morgen’. Ze moeten in het moderne circus aan de slag kunnen, maar ook in variété, kleinkunst, opera, cabaret en dans. Opvallend is de aandacht voor performance: een act moet diepere betekenis krijgen door gebruik van expressie en mimiek en door een theatraal bewustzijn van de ruimte.

31


TIPS CIRCO CIRCOLO

een opleiding aan het beroemde Centre National des Arts du Cirque in Chalons -en-Champagne. In Nederland, met zijn nog prille opleidingen, is het vooralsnog een unicum. Mogelijk groeit in de B-side Company de kiem van een nieuw professioneel circuscollectief, gespecialiseerd in het Nieuwe Circus, waarbij circusacts worden aangevuld met dans, muziek, theater, film en beeldende kunst.

vertelt Paul van der Maat (22), expert in de handstand. “We zaten vier weken opgesloten en repeteerden van negen uur ’s ochtends tot elf uur ’s avonds. Niemand kon zich meer ergens achter verschuilen, alle gevoel kwam naar boven. Later nestelden die emoties zich in de poëzie van de Uruguayaanse dichter Mario Benedetti , die een rode draad vormt in de voorstelling.”

Melancholie

Lenig

Bij het Nouveau Cirque, dat in Frankrijk al dertig jaar furore maakt, verandert een verzameling losse circusacts in een doorlopende theatrale voorstelling met poëtische allure. Circusdieren zijn er niet, en disciplines als trampoline, acrobatiek, jongleren, trapeze en ijzeren wiel worden met elkaar gecombineerd, vaak in een sfeer van surrealistische droombeelden en magisch-realistische verhalen. De virtuositeit van de artiesten is niet meer doel op zich, maar een middel om andere emoties bij toeschouwers aan te boren. Bij het klassieke circus verwacht je angst, humor en bewondering, bij het Nieuwe Circus draait het meer om melancholie, ontroering en theatraal bewustzijn. Dat is ook wat de B-side Company nastreeft. In oktober presenteren ze tijdens festival Circo Circolo drie avonden lang hun eerste voorstelling: Tattica – Tales from the B-side. Aan de voorstelling, gemaakt in hun derde jaar, onder leiding van de Italiaanse regisseur Roberto Magro, ontlenen ze hun naam. Tattica bleek vorig jaar een onverwacht succes. De artistiek leider van de opleiding, Samuel Jornot, was tot tranen toe geroerd; en hij zag tijdens zijn wereldwijde carrière als circusartiest toch al heel wat voorbij komen in de piste. Een mazzeltje is de circusmuziek die ze mochten gebruiken. Via Jornot kregen ze een harde schijf van de bekende Franse componist Simon Thierrée, vol ‘afvalmateriaal’ van eerdere compositieopdrachten. Ook de hogedrukpan waarin Magro hen klaarstoomde, droeg bij aan de emotionele gelaagdheid van de voorstelling,

32

Als het de B-side Company lukt om in volgende voorstellingen het niveau van Tattica vast te houden, kan Nederland blij zijn: dan is er eindelijk een eigentijds circustheatergezelschap van eigen bodem. De eerste opstekers hebben ze al binnen. Ze wonnen deze zomer met de openluchtvoorstelling Tracks – een serie korte acts met bijbehorende verhaaltjes – de publieksprijs van festival Aurillac in Frankrijk. Mélusine Lavinet werd met haar act aan de statische trapeze genomineerd voor de Jacques de Leeuwprijs 2014. Naast Tattica en Tracks doen de B-side-leden ook losse klussen tijdens festivals, openingen, congressen en uitmarkten. Er moet geld worden verdiend met de techniek en de act waarvoor ze vier jaar lang hard hebben getraind. En ook tijdens het Kraok Festival stellen ze zich zo flexibel mogelijk op. Willen de organisatoren workshops dan geven ze die. Een ludieke opening? Kan. Circusartiesten zijn misschien wel de flexibelste aller kunstenaars. En niet alleen omdat ze gespierd en lenig zijn.

Tekst Annette Embrechts Fotografie Peter de Krom

B-side Company is met Tattica-Tales from the B-side te zien tijdens Circo Circolo op 21, 22 en 23 oktober. www.bsidecompany.webs.com www.circocircolo.nl

De vijfde editie van het tweejaarlijkse, internationale circusfestival is van 16 t/m 26 oktober, traditiegetrouw op Landgoed Velder in Liempde. Voor randstedelingen die dat maar eng en ver weg vinden: dat ligt vlakbij de A2. Circo Circolo, nu onder leiding van Marc Eysink Smeets, is niet alleen een festival met grote namen uit het Nouveau Cirque, maar stimuleert ook jonge artiesten om voorstellingen te maken. Zoals producent TENT, dat producties creëert met afgestudeerde artiesten van Fontys ACAPA en Codarts Circus Arts. Van TENT is tijdens Circo Circolo de voorstelling NET te zien. Andere tips: • Cirkus Cirkör, trekker uit Scandinavië, verknoopt in Knitting Peace live muziek, circus en een web van draden en kabels tot een adembenemend breiwerk; negentig procent van de set bestaat uit afvalgaren uit een t-shirtfabriek. • Messenwerper Sébastien Wojdan jongleert op het slappe koord, met kegels in muziekinstrumenten, boven een rij van haarscherpe messen. Spannend, grappig, speels en soms een beetje eng. • Choreografe Pia Meuthen heeft ook het circus ontdekt. In Alpha-de nieuwe wildernis ontleedt ze het gehalte aan testosteron van mannen in pak. Elegant, machtig en niet ongevaarlijk. • Zindering, verraad, passie en acrobatiek in Morsure (‘bijten’), een nieuwe show vol wilde poëzie, van het Franse gezelschap Rasposo. • En dan regent het paraplu’s in het droomhuis van Leandre, een clown van wereldformaat die in Rien a dire een thuis creëert zonder muren, waarin de piano’s telepathisch zijn.

MEST nr 7


MEST nr 7

33


[Advertentie] [Advertentie]

BOUWEN

VERBINDEN

STIMULEREN

BEVORDEREN


[Advertentie]

Cv-ketel

Het leukste tekenlokaal van het land

huur en lease al vanaf

€ 25,- p/mnd

Meer dan 200 installateurs staan voor u klaar!

www.vincentstekenlokaal.nl

W W W. G A S N E D . N L

Er was eens… De collectie nu vanaf 02.11.2013

PETER VAN DEN BRAKEN CENTRUM

Schilders uit Brabant

Tijdloos klassiek

Heezerweg 2, Sterksel www.petervandenbrakencentrum.nl

www.stabatmater.nl

5113035 STA advertentie 60 x 36 mm alg.indd 1

27-05-14 17:27

de nieuwe klassieker fontys.nl/kunsten

volg ons via

facebook

twitter

CACAOKADE 5 NL-5705 LA HELMOND


5 HISTORICI OVER WAT ZIJ MISSEN IN DE NIEUWE CANON VAN HET BRABANTS ERFGOED

ND I V IK

HET EEN ER G

In het lijvige boek ‘Erfgoed van de Brabanders’ selecteert historicus Jan van Oudheusden zo’n vierhonderd uiteenlopende gebouwen, objecten en andere onderwerpen die volgens hem samen de kern van het Brabants erfgoed vormen. Maar zo’n lijst is natuurlijk nooit compleet. MEST vroeg vijf historici welk onderwerp ze missen in het boek. Enkele nominaties: de uitvinder van het gipsverband en Oeteldonk in Indonesië.

Het boek Erfgoed van de Brabanders, dat eind augustus werd gepresenteerd, toont en beschrijft een selectie onderwerpen die gezamenlijk een canon van de Brabantse identiteit vormen. Met bijvoorbeeld de Sint-Jan van Den Bosch, het

36

Hermenieke van Bergeijk, de brieven van Van Gogh en de fiets van Wim van Est. Maar ook het Markiezenhof in Bergen op Zoom, de populieren in de Meijerij en de arbeidershuisjes van Loon op Zand.

Erfgoed van de Brabanders is een uitgave van Erfgoed Brabant in samenwerking met Tilburg University en de Erfgoed Academie Brabant. Het boek (€ 34,50) is verkrijgbaar in de boekhandel en te bestellen bij Erfgoed Brabant. www.erfgoedbrabant.nl.

MEST nr 7


Tip: Wie toevallig in Chicago is, kan in het International College of Surgeons de Hall of Fame bezoeken waar een plaquette te vinden is ter nagedachtenis aan Mathijsen.

1 GIPSVERBAND: UITVINDING UIT BUDEL

U

Wie? Jac. Biemans, stadsarchief 's-Hertogenbosch, voorzitter Heemkundekring ‘De Baronie van Cranendonck’ Nomineert: Monument voor Antonius Mathijsen (Budel, 1805 - Hamont, 1878) Waarom? "De uitvinder van het gipsverband is een vergeten Brabantse held die in het boek niet misstaan zou hebben."

had waarschijnlijk wel andere dingen aan uw hoofd op het moment dat u met een beenbreuk van een Zwitserse alp gleed, maar volgens Jac. Biemans is dat zonde. Want een breuk is weliswaar vervelend, maar toch stukken minder erg als u weet dat het gipsverband een Brabantse uitvinding is. Legerarts Antonius Mathijsen vond in 1851 het gips uit. Een vondst van wereldformaat en dus wordt er flink aan de beste man getrokken. Biemans: “De Vlamingen vinden dat Mathijsen eigenlijk van hun is. Zijn familie kwam uit het Vlaamse Hamont en hij is er ook gestorven. En in Haarlem claimen ze hem ook. Vorig jaar werd daar een wall of fame geopend en kreeg Mathijsen een ereplaats in de lokale bibliotheek. Bij de restauratie van de Sint-Bavo zou hij gezien hebben hoe MEST nr 7

handig het materiaal gips was. Zonder Haarlem dus geen uitvinding.”

In Budel zijn ze blij dat zij ook eens wat hebben en houden ze vast aan hún uitvinder. Budelnaar Jac. Biemans deed onderzoek naar Mathijsen en wijdde er in 2005 een tentoonstelling aan. Daar werd getoond hoe Mathijsen er achter kwam dat het gips zo goed werkte. “Heel diervriendelijk ging dat niet. Mathijsen brak volgens overlevering de pootjes van levende kippen en vermengde vervolgens gips met zwachtels. Na een paar weken bleek dat de kippen er weer monter bij liepen en de breuk hersteld was. Zielig? Ach, dankzij Mathijsen kunnen we alles met een gerust hart breken. Dat is wel een monumentje waard.”

37


Tip: Ook wonen in een bol? Corporatie Brabant Wonen verhuurt ze aan eenof tweepersoons huishoudens.

2 DIE ANDERE BOSSCHE BOLLEN

D

Wie? Jette Pellemans, cultuurhistoricus en journalist Nomineert: Bolwoningen in Den Bosch Waarom? "Ik vind de bolwoningen net zo indrukwekkend als de Sint-Jan."

e een vindt ze spuuglelijk, de ander rijdt er speciaal voor naar Den Bosch. De bolwoningen in de wijk Maaspoort hadden volgens de jonge cultuurhistorica Jette Pellemans absoluut niet mogen ontbreken in het boek van Jan van Oudheusden. Voor de Bossche, die nu in Utrecht woont, zouden de woningen zelfs een reden zijn om terug te keren naar haar geboorteplaats. “Als kind woonde ik er in de buurt en ik vond ze toen al prachtig. Ze staan als neergestreken ufo's langs een slootje. Door hun veelheid werken ze vervreemdend in de verder doodnormale nieuwbouwwijk. Als ik de kans had, zou ik er ook best graag in willen wonen.” Architect van de bolwoningen is Dries Kreijkamp uit Vlijmen, van ontwerp- en adviesbureau Bolwoning. In 38

1965 ontwikkelde hij in Denemarken zijn eerste bolwoningen, gemaakt van hout en aluminium. Hij meent dat een bol de meest organische en natuurlijke vorm is. Maar ondanks Kreijkamps rotsvaste vertrouwen in de woning, verspreiden de bollen zich nog niet zo snel over de wereld. De architect houdt echter hoop. Aan Jette zal het niet liggen.

“Het is natuurlijk een bijzonder ontwerp, maar ik nomineer niet zozeer de bolwoning, als wel het volledige bollenveld. Het is misschien een wat boute uitspraak, maar ik vind het veld net zo indrukwekkend als de Sint Jan. Het contrast met de huizen eromheen had niet groter kunnen zijn. Het boek van Van Oudheusden staat vol met oud erfgoed. Met mijn keuze wil ik laten zien dat erfgoed ook veel nieuwer kan zijn.” MEST nr 7


3 FABRIEKSARCHIEVEN

H

Wie? Yvonne Welings, gemeentearchivaris voor o.a. Oisterwijk, Loon op Zand en Tilburg Nomineert: Archief van de Koninklijke Verenigde Leder (KVL) in Oisterwijk, ooit de grootste leerfabrikant van Nederland Waarom? "Ik mis de aandacht voor de archieven van verdwijnende kerken en fabrieken."

et zijn niet zozeer de fabrieken die Yvonne Welings mist in het boek. Zo noemt Van Oudheusden de Textielfabriek Smits Eindhoven en ook de KVL Oisterwijk. En ach, Yvonne Welings begrijpt ook wel dat er keuzes gemaakt moesten worden. Maar als ze dan tóch de kans krijgt iets te noemen, dan geeft ze aan dat ze de aandacht voor de archieven van de fabrieken mist. Niet alleen in deze publicatie, ook in het provinciaal beleid. “Vroeger speelde dit probleem niet. Je kon lang afwachten, want de archieven stonden toch wel veilig. Maar nu veel gebouwen hun oorspronkelijke functie verliezen, is er haast geboden. De Provincie trekt geld uit voor herbestemming van Brabants erfgoed, maar archieven worden daarbij niet genoemd. Terwijl ze onlosmakelijk met het gebouw verbonden zijn en bij uitstek de

geschiedenis van het gebouw kunnen vertellen.” “Zulke archieven gaan over het dagelijks leven van mensen. Bij lokale geschiedenis speelt identiteit een belangrijke rol. Er werkten veel joodse mannen in de fabriek. Voor mensen is het geweldig iets terug te kunnen vinden over hun vader of grootvader die soms de oorlog niet overleefd heeft.”

Archieven zoals van de KVL horen volgens Welings bij ons erfgoed. “Op dit moment verdwijnen er soms volledige kerkarchieven, inclusief 16e-eeuwse parochieregisters. Daar moet veel meer aandacht voor komen. Misschien is dat een tip voor de herdruk? Wat wij als erfgoed beschouwen, is een debat waard.”

Tip: Het Europees Keramisch Werkcentrum (EKWC) verhuist eind dit jaar naar de KVL en kan (graag zelfs) worden bezocht. Er komt ook een expositieruimte en een winkel.

MEST nr 7

39


4 DE BRABANTSE VROUW AAN HET AANRECHT

N

Wie? Nel Willekens, feminist en socioloog Nomineert: Beweging en tijdschrift Brabantia Nostra Waarom? “Ik mis in het boek de verbinding met vrouwen. Brabantia Nostra had een grote invloed op een hele generatie meisjes.”

el Willekens is een feminist zoals we ze nog maar weinig zien. Ze maakte deel uit van Dolle Mina en zet zich haar hele leven al in voor de rechten van de vrouw. Het is om die reden dat ze (“Ik heb er een oog voor”) direct merkt dat de vrouwen ontbreken in het boek. “Ik vind het een erg mannelijk boek en ik mis de aandacht voor vrouwen. Ik had graag iets meer over Brabantia Nostra gelezen.”

Een beweging die oorspronkelijk in 1935 als tijdschrift werd opgericht en waar haar vader bij betrokken was. Brabantia Nostra wilde Brabant weer op de kaart zetten. In plaats van de vooruitgang te prijzen, hekelden de aanhangers de moderne tijd. Het katholicisme moest weer belangrijk worden, inclusief de grote gezinnen. Echt veel

tijd om bij te komen van al dat baren, kreeg de vrouw niet. De beweging vierde de traditionele rollenpatronen, dus de vrouw stond in de keuken. Of ze mocht de ramen lappen, dat was ook prima. “De traditionele ideeën van Brabantia Nostra hebben een hele vrouwengeneratie beïnvloed. Ik kende geen enkele vrouw met een baan. Omdat mijn vader erbij betrokken was, ben ik opgegroeid met de gedachte dat ik moeder zou worden en een gezin zou stichten. Pas toen bleek dat ik geen kinderen kon krijgen, veranderde mijn beeld en merkte ik dat er ook vrouwen waren die het heel anders deden. Wij vrouwen spelen een belangrijke rol in het Brabants erfgoed. Het is jammer dat Van Oudheusden daar aan voorbij is gegaan.”

Tip: Verwarrend maar waar: een andere historicus, die ook Jan van Oudheusden heet, promoveerde op de beweging Brabantia Nostra. Zijn dissertatie is ooit uitgegeven als boek. Wie het wil lezen moet langs een antiquair, want in de reguliere handel is het niet meer te koop.

40

MEST nr 7


Tip: Lezen hoe Thijssen zijn onderzoek verwerkt heeft in zijn boek? Het boek Solitude ligt sinds augustus in de winkel.

5 OETELDONK IN INDONESIË

T

Wie? Jeroen Thijssen, (net niet) afgestudeerd historicus, schrijver en journalist Nomineert: De Oeteldonksche Club op Surabaya Waarom? “Brabant stopt niet bij de grens, ons erfgoed trekt ook de grens over.”

ijdens het schrijven van zijn nieuwste boek Solitude stuitte Thijssen op beelden van de Oeteldonksche Club op Surabaya. Mensen in boerenkielen, onder de schroeiende zon, in 40 graden Celsius. Thijssen: “De club werd in 1918 opgericht en was exclusief voor katholieke Brabanders en Limburgers. Hoeveel het er waren weet ik niet precies, een man of veertig gok ik.”

Een paar jaar later had het carnaval zich ook verspreid naar Batavia. In 1925 werd daar ook een ‘Oeteldonksche Club’ opgericht en was er een heuse optocht van wel twintig wagens. Ze pakten het serieus aan. Er was een peer en zelfs een prins die naar de naam Amadeiro Ricosto di Carnavallo luisterde. Voor wie wil slagen voor zijn examen Boschologie: dat is ook de officiële naam van de Bossche prins. In het begin viel het Indische carnaval gelijk met de Brabantse viering, maar na een paar jaar stapten ze daar van af. Thijssen denkt de reden gevonden te hebben. “In MEST nr 7

februari zijn de moessons er nog. Dat zijn geen kleine regenbuitjes, maar stortregens die dwars door je paraplu gaan. Ik kan me voorstellen dat je het feestje naar een later moment verplaatst als je stoet elf jaar lang verregend is.”

Thijssen is gefascineerd door de Brabantse identiteit. Wat maakt Brabanders Brabants? “Carnaval speelt een belangrijke rol. Ik heb het altijd een prachtig verschijnsel gevonden. Voordat ik aan mijn boek begon, wist ik niet dat er in Nederlands-Indië carnaval gevierd werd. De Brabanders die naar Indië gingen hebben een Brabantse cel geplant. De Bosschenaren hebben hun best gedaan om de identiteit die ze zo sterk voelden, mee te nemen. Het is daarom jammer dat Van Oudheusden ophoudt bij de grens. Het Indische carnaval is óók ons erfgoed.” Tekst Mijke Pol Illustratie Jenna Arts

41


Wat: 9e editie van lichtfestival GLOW in Eindhoven, 8 t/m 15 november. Om naar uit te kijken: de mogelijke bijdrage van het Duitse Casa Magica. 42

MEST nr 7


Chromolithe van Patrice Warrener (GLOW 2013)

MEST nr 7

43


P

hilips bracht de wereld ooit het licht, dus als er een stad zich de lichtstad mag noemen, dan is het Eindhoven. Maar dat is een hardnekkige mythe, aldus lichtkunstenaar Har Hollands, tevens een van de curatoren van GLOW. Het predicaat ‘lichtstad’ voor Eindhoven is ouder dan Philips, en verwijst naar de luciferfabrieken die de stad vanaf 1870 herbergt. “Bij de meeste steden die lichtstad worden genoemd, moet je het predicaat sowieso metaforisch opvatten. Zoals bij Parijs, als stad van de Verlichting.”

Magisch

GLOW trok vorig jaar meer dan een half miljoen bezoekers en is daarmee het grootste evenement van Noord-Brabant. De kracht van het festival is even simpel als doeltreffend: licht in het donker spreekt sterk tot de verbeelding. En dat pakt in de praktijk vaak magisch uit. Lelijke gebouwen worden monumenten, plekken in de stad waar je eerst aan voorbij liep, krijgen opeens een andere lading. “We willen mensen met ander ogen naar Eindhoven laten kijken.” Het festival van Lyon is het grootste en belangrijkste lichtevenement van Europa, aldus Hollands. “Maar kwalitatief doet GLOW er niet voor onder.” Wat GLOW bijzonder maakt: het is gratis, en een groot deel van het Eindhovense centrum en de directe omgeving wordt voor een week visueel gekaapt door het festival. Daarnaast biedt GLOW veel ruimte aan het experiment. Zoals met GLOW Next op Strijp-S, waar de verdieping wordt gezocht met veel interactieve en vernieuwende installaties. En met onderzoek naar het toekomstig gebruik van licht in de openbare ruimte.

Vijandig licht

De grootste vijand van lichtkunst? Licht. Bestaand licht van straatlantaarns, lichtbakken en passerende auto’s bijvoorbeeld. Daarom wordt alle Eindhovenaren die straks een week lang wonen of werken in de buurt van een lichtkunstwerk, gevraagd het omgevingslicht zoveel mogelijk te dimmen.

Foto: Patrick Meis


Burning Van Abbe van Xavier de Richemont (GLOW 2006 en 2011) Werk verwijst o.a. naar de opmerking die Picasso ooit maakte, dat kunst in een museum feitelijk dood is, en dat we musea maar beter in brand kunnen steken.


Tunnel of Love van Studio VollaersZwart (GLOW 2011)

Rinascimentale con galleria celeste van Luminaire de Cagna (GLOW 2010)

Leuchtende Vorbilder van Vollrad Kutscher (GLOW 2009) 46

MEST nr 7


Charm on Speed van Projektil (GLOW 2011)

Le bal des lumineoles van Porte par le vent (GLOW 2013)

Keyframes van Groupe Laps (GLOW 2012) Toelichting: suggestie van figuurtje dat ontsnapt uit de gevangenis.



Greenpower Lagoon Monster van Davide Carioni and Lorenzo Pompei. DĂŠ hit van GLOW vorig jaar, de projectie van een draak boven het water van het Eindhovens kanaal, die aardig wat tranen veroorzaakte bij alles onder de twaalf.

Tekst Stan van Herpen Fotografie Claus Langer (indien niet anders vermeld)


[Advertentie]

GIER MEE EN NEEM NU EEN JAARABONNEMENT OP

Voor €30,– per jaar, 4 edities vol bijzondere cultuur in Noord-Brabant. Wie nu een abonnement neemt op MEST, krijgt de nieuwe, veelgeprezen roman van Jaap Robben cadeau (winkelprijs: €19,95). Of je kiest voor een van de andere cadeaus, zie onze website.

Ga voor het afsluiten van een abonnement naar

www.mestmag.nl


[Advertentie]

bkkcmaterials s xl: food

Materials XL: food gaat over eten, ons eten. Hoe kan voedsel optreden als bruggenbouwer tussen sectoren? Hoe kan het zorgen voor ‘branding’ van Brabant als proeftuin voor innovatie in de agrofoodsector?

voor wie | ontwerpers, bedrijfsleven, agrarische sector, beeldend kunstenaars, beleidsmedewerkers wanneer | 23 okt 2014 | tijd | 13:00-18:00 uur entree | gratis, wel op inschrijving | locatie | Keukenconfessies - Klokgebouw 127 Eindhoven

www.bkkc.nl/ddw

Met onder andere Kevin Toma (food & film) Jan Belon (Locafora) FoodLabPeel Teun van de Keuken (moderator)

foto: Aurore Donnat

23 oktober 2014 | Dutch Design Week


V De Vlaming:

“ALS GIJ IN BELGIË NIKS LELIJKS HEBT GEMAAKT, ZIJT GIJ NIKS” serie

BURENGERUCHT #3

Leg je oor te luisteren, diep in het hart van een Brabander, en je hoort de grom van de Vlaamse leeuw. Maar de liefde lijkt nauwelijks wederzijds. Onze verslaggever en tekenaar – beiden genetisch deels geworteld in de Vlaamse klei – onderzoeken de culturele overeenkomsten en verschillen. Twee prominenten zijn te gast in een grenscafé. Deel 3 in café Mieke Pap in Poppel (B). Met architecten Ad Roefs (NL) en Dirk Follet (B). Waarom bouwen we zo anders? Vijf stellingen.

b De Brabantse Hollander:

“DE BELG KAN HET ZICH PERMITTEREN NIET IN EEN RIJTJESWONING TE WONEN” 52

MEST nr 7


MEST nr 7

53


‘I

want you’ kreunt Elvis Costello uit de speakers in café Mieke Pap in Poppel. De disco lampen hangen er vanavond werkeloos bij. De jonge Tilburgse bardame schenkt de glazen nog ’s bij in het rookgedeelte, cosy ingericht als een ouderwetse woonkamer, inclusief tegelspreukjes van het kaliber ‘Zoals de waard…’. De ruimte is van het café afgescheiden door een imaginair (rook)gordijn. Op deze druilerige maandagavond zitten alle bezoekers hier, ook de uitbaatster, de kleindochter van Mieke Pap. Wijlen oma waakt over de gasten vanaf een fotoportret. Het volkscafé annex feestzaaltje – ‘Bij Mitje’ in de volksmond – is een begrip in Poppel en de Hollandse grensstreken. De laatste tijd ook als supporterscafé van ‘De Twee van Poppel’, de jonge wielrenners Boy en Danny van Poppel, zonen van de Tilburgse meestersprinter Jean-Paul van Poppel, alias Popeye.

Orgastisch feest van verwondering

Wie, op weg naar Poppel, de Belgische grens oversteekt, belandt in een andere wereld. De strakke Vinexwijken met rijtjeshuizen maken plaats voor een ratjetoe aan kakelbonte huizen en lintbebouwing. Voor de één een orgastisch feest van verwondering, voor de ander een depressief makende gruwel.

1 ARCHITECTUUR IN BELGIË IS LELIJK EN ROMMELIG. Roefs: “Het verbaast me vaak dat Nederland en België, hoewel pas 184 jaar

uit elkaar, zo uit elkaar gegroeid zijn. Het calvinistische noorden heeft z’n weerslag gehad op onze architectuur. Het conformeren, de braafheid, de concessie-samenleving. België is van oudsher veel liberaler. Hier is veel meer mogelijk. Er is geen welstands- of schoonheidscommissie, wat de kans op extravagantie groter maakt. Dat kan negatief en positief uitvallen. Je ziet de laatste tijd veel van die ellendige ‘neo-pastorie-modellen’ en pseudo-boerderijen verrijzen, de ‘fermettekes’. Maar tussendoor staat dan ineens knetterharde en supergoede moderne architectuur. Ook typisch Vlaams: de smalle, hoge huizen; lang betaalde je onroerend goedbelasting, gebaseerd op de breedte van je huis. Over het algemeen zie ik het graag, die Vlaamse gekte van bouwen. De neo-kitsch is soms zo over de top dat het weer mooi wordt.” Follet: “De gekte en onnozele lelijkheid is er absoluut. Belgen vinden dat zelf tof hè, we zijn er op een bepaalde manier trots op. Een huis van een gerenommeerd Vlaams architect verscheen onlangs op de website Ugly Belgian Houses en de architect maakte bezwaar. Maar die moet juist fier zijn. Als gij in België niks lelijks hebt gemaakt, zijt gij niks. Wij begrijpen betonnen schuttinkjes, opritten met grijs grint en dichtgemetselde ramen. In Vlaanderen wonen ‘ramenhaters’, al weet niemand eigenlijk precies waarom. Maar ook in Nederland vind je genoeg lelijks, vooral in Brabant, dat veel met Vlaanderen gemeen heeft. Neem het extreem rommelige Tilburg. De Tilburger doet maar wat. ‘Oh. hier passen drie garageboxen in, nou dan maken we die maar’. Al past het helemaal niet in het straatbeeld. Die sfeer. Tilburg is eigenlijk een groot Vlaams dorp. En daarom tien keer leuker dan een stad als Breda of Den Bosch. Maar je vindt het ook in een dorp als,

AD ROEFS (Oirschot, 1953) is architect, kunstenaar en beeldend vormgever. In Tilburg ontwierp hij onder meer het ‘stiltecentrum’ bij de Katholieke Universiteit Brabant (1992), het Manpower-kantoor aan de Heuvelring (1999) en de zwarte kantoortorens op industrieterrein Het Laar (2003). Ook ontwierp hij in 2003 de nieuwe vleugel van het gemeentehuis van Bergeijk. 54

pakweg, Mill. Vroom en Dreesmannlelijkheid. Ik hou daar wel van.”

2 NEDERLANDSE NIEUWBOUWWIJKEN ZIJN VAN EEN VOLKOMEN VOORSPELBARE DROEFENIS. R: “Brandevoort in Helmond waardeer ik als dappere poging om een nieuwe stad te maken. Maar als je er rondloopt, leeft het niet, het blijft een bedachte stad. ‘Kasteel’ Leliënhuyze in de polder bij Den Bosch is nog deprimerender, omdat er geen enkele andere functie is dan wonen. In nieuwbouwwijken in dorpen zie je ‘jarendertigwoningen’ verrijzen. Het creëert een schijnwerkelijkheid, net als de retro-Dudokwoningen in de Reeshof in Tilburg. Een hang naar vroeger, en een gebrek aan experiment.” F: “Ik zie nauwelijks verschil tussen Vinexwijken die door een ster-architect zijn ontworpen of door een retro-klojo. Het is allemaal niet veel. De overheid ziet de Nederlandse burger als een melkkoe. Door woningnood worden die wijken gebouwd, vervolgens vraagt de gemeente een zo hoog mogelijke grondprijs. Ze hebben er belang bij om de woningnood in stand te houden. Als we in Vlaanderen huizen tekort komen, dan bouwen we die zelf wel.”

3 DE NEDERLANDSE EENHEIDSWORST IS OOK EEN KWESTIE VAN VERSTANDIG OMGAAN MET DE RUIMTE. R: “Het is ook een keuze. De Belg wil veel meer keuzevrijheid en kan het zich per-

Mooiste gebouw van Noord-Brabant: Provinciehuis Den Bosch. “Ongelooflijk goed qua proporties. Modernisme op hoogtepunt.” Mooiste Vlaamse gebouw: Atomium. “Waanzinnige constructie. Niet eens door een architect ontworpen, maar door een ingenieur.”

MEST nr 7


mitteren om niet in een rijtjeswoning te hoeven wonen: iedereen heeft wel ergens een lapje grond. Als men in Nederland de vrije keuze had, zouden huizen er niet anders uitzien. Men wil niet opvallen ten opzichte van de buren. In de Reeshof wonen jonge, blanke mensen met kleine kinderen met plezier. Het is veilig, ver van de grote boze stad, en je zit er tussen soortgenoten. Maar een Vlaming wil er nog niet dood gevonden worden.” F: “Als je de Hollander vrij zou laten, krijg je iets heel anders. Hij wil ook die Vlaamse keuzevrijheid, denk ik. Maar dat mag helemaal niet, door allerlei regeltjes. Iemand die beweert dat Nederland te weinig ruimte heeft, die liegt bovendien. België heeft eenderde van de openbare ruimte van Nederland. In Nederland zou minstens de helft geprivatiseerd moeten worden. Hup, terug naar de burger. Als ze in België moeten kiezen tussen meer openbare ruimte of een tuin, dan zeggen ze subiet: ‘Doe mij maar die tuin!’ En terecht, je hebt al die ruimte niet nodig, en weet je wat het kost om het te onderhouden?”

4 DE VLAMING WORDT GEBOREN MET EEN BAKSTEEN IN ZIJN BUIK. IEDEREEN WIL ZIJN EIGEN PALEISJE BOUWEN. R: “En trekt zich bij de bouw weinig aan van de omgeving. Sluit z’n huis vaak aan de voorkant helemaal af, met aan de achterkant door de lintbebouwing vrij zicht. Hij is super-individualistisch, laat pontificaal zien: dit ben ik. Dat drukt een gevoel van eigenwaarde uit dat wij soms missen.” F: “De Nederlander mág zijn eigen pa-

leisje niet bouwen. Het verschil zit ‘m in de rol van de staat. België heeft de meest liberale grondwet ter wereld. De Belg vertrouwt de staat niet, in Nederland is het andersom. De Nederlandse staat heeft liever niet dat je zelf een huis bouwt, de Vlaming zegt tegen een bemoeizuchtige overheid: ‘ Wat denk je wel, sodemieter op!’ In België is de grond privaat eigendom en huizen bouwen een private zaak. Dat heeft een enorme impact op het landschap. Pak een Belgische Ferraris-kaart uit 1770: alle straten liggen er nog. Als in België een wijk verpaupert, is dat het probleem van de burger. In Nederland sloopt de overheid de wijk.”

Kleiputten

Wie vanaf de groenlederen bankjes in het café door het raam naar buiten kijkt, ziet aan Het Dorp vooral bakstenen. Rode bakstenen. In Poppel lijkt het gesteente nóg roder dan elders in Vlaanderen. Ligt aan de kleiputten in de buurt, weet architect Ad Roefs. De Tilburger verbouwde hier vlakbij ooit een villa. “De Belgen doen veel net even anders. Wij zetten bijvoorbeeld eerst de kozijnen neer en metselen daar omheen. De Belgen doen het net andersom.”

5 DE ARCHITECT KRIJGT IN VLAANDEREN MEER KANSEN. R: “De individuele architect die een los ontwerp maakt wel. Die heeft veel meer vrijheid en wordt niet in een keurslijf geperst. In Nederland krijg je te maken met een beeldkwaliteitsplan. Een ontwerper legt van te voren de sfeer vast in de straat, tot aan de kleur van de dakbedekking en de plek van de tuinhuisjes. Wil je in

DIRK FOLLET (Maleisië, 1974) is zelfstandig architect en projectmanager. Hij bedenkt en realiseert gebouwen die de schijn hooghouden dat de wereld eenvoudig is. In Tilburg werkte hij voor woningcorporatie WonenBreburg en is hij verantwoordelijk voor het veelbesproken woonproject Skaeve Huse, het ‘tuigdorp’ of de ‘aso-woningen’ in de wijk Stappegoor. MEST nr 7

België de grote opdrachten binnenhalen, voor overheidsgebouwen bijvoorbeeld, dan moet je politieke connecties hebben. Die opdrachten gaan allemaal naar de grote bureaus in Brussel die vervolgens iets fantasieloos, keihards en abstracts neerplempen. Bij ons doet juist de ‘blob-architectuur’ opgeld bij utilitaire gebouwen. Zoals de Mezz in Breda. Vaak is het effectbejag, ‘kijk ’s wat ik kan’. Maar gedenkwaardige gebouwen zie je in België minder. Er zijn ook weinig wereldberoemde Belgische architecten, in tegenstelling tot Nederland. Renaat Braem (Antwerpen 1910 - Essen 2001 - red) was eigenlijk de laatste Vlaamse wereldster. Maar die werd dan juist weer uitgekotst door de Belgen.” F: “ Toen ik van België naar Nederland verhuisde, kwam ik van het onnozele prutswerk naar de grote uitdagende projecten. Zo voelde dat. Hier wordt veel professioneler nagedacht. Hier kan ik veel meer mijn hersens gebruiken. Maar die regeltjes blijven een belemmering. Soms kan het gelukkig ook anders en heiligt het doel de middelen. In Tilburg mag je bijvoorbeeld nog veel uitproberen. De Tilburgse stadsplanner zou er verstandig aan doen om de architectonische chaos tot handelsmerk van de stad te maken. En de gemeente zou – naar goed Vlaams voorbeeld – moeten zeggen: ‘Beste burger, vanaf nu nemen we de telefoon niet meer op. Als je wat wil, moet je het zelf doen’. Binnen de kortste keren staan de beleidsmedewerkers uit het hele land in vrijstaat Tilburg op de stoep om te kijken hoe het ook kan.”

Tekst Dieter van den Bergh Illustratie S. Lloyd Trumpstein

Mooiste gebouw van Noord-Brabant: Provinciehuis. “Eersteklas beton.” Ook: museum De Pont. “Niet teveel gedoe. Bijna on-Nederlands goed.” Mooiste Vlaamse gebouw: de Belgische kust, bijvoorbeeld Oostduinkerke. “Vanuit je appartement loop je zo het strand op. Simpel en doeltreffend. Daar snap je: stedenbouw kan wel degelijk ten dienste staan van de burger.” Ook ‘weergaloos mooi’: het

art nouveau Hotel Tassel van Victor Horta in Brussel. “Een gebouw met een uitzonderlijke timing in de wijze waarop het wat laat zien en wanneer. Horta is een meester in het sturen van je aandacht. Een vaardigheid die bijna geen hedendaagse architect nog heeft, laat staan begrijpt.”

55


MOZAÏEK BRABANT:

MEEDENKEN OVER DE PUBLIEKE RUIMTE Hoe moet de publieke ruimte van Noord-Brabant er in de toekomst uitzien? De provincie wil dat we daar met zoveel mogelijk mensen over meedenken. Om die reden reist vanaf 9 oktober de expositie MozaïekBrabant door de provincie. Langs vijf locaties, met een gigantisch wandtapijt als middelpunt.

H

et eerste onderzoek naar de visuele toekomst van Noord-Brabant werd gedaan tijdens de afgelopen 2014-editie van de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam, deze zomer. Onderdeel van de biënnale waren de zogeheten projectateliers, waarin bijzondere gebieden in Nederland onder de loep werden genomen. Naast Texel en Rotterdam was dat ook BrabantStad, het conglomeraat van de vijf grootste steden in Brabant. Drie bureaus, LOLA Landscape Architects, Floris Alkemade Architecten en Architecture Workroom Brussels bekeken de potenties van BrabantStad, dat zou kunnen uitgroeien tot een metropool. De Provincie Noord-Brabant is op zoek naar input voor nieuw ruimtelijk beleid en wilde niet dat het

onderzoek zou eindigen met het einde van de biënnale. Daarom de rondreizende expositie, MozaïekBrabant, een voortzetting van het projectatelier. In een rondreis langs vijf locaties in NoordBrabant deelt de provincie de resultaten van het projectatelier en wil ze samen zoeken naar aanvullende ideeën over de toekomstige inrichting van Noord-Brabant. Middelpunt van de expositie is een wandtapijt van twaalf bij drie meter, dat de vertaling is van de resultaten van het onderzoek tot nu toe. Het programma blijft tot het laatste moment in ontwikkeling. Verschillende organisaties leveren een bijdrage, en aanvullende ideeën zijn welkom. Als je een idee hebt voor een activiteit, neem dan contact op met Frederiek Dijkstra van het bkkc, 013-750 8422, f.dijkstra@bkkc.nl.

DATA EXPOSITIE MOZAÏEKBRABANT 9 – 31 oktober: Designhuis Eindhoven 6 – 30 november: bkkc Tilburg 5 – 31 december: Groen4life & Cacaofabriek Helmond 12 januari – 1 februari 2015: Willem II Fabriek Den Bosch 5 – 28 februari 2015: stadskantoor Breda Kijk voor aanvullende activiteiten rondom de expositie op de site, www.mozaiekbrabant.nl

56

MEST nr 7


TRUMPSTEIN

MEST nr 7

& DE LEIJER

57


HET Oftewel: hoe een boek, lied, kunstwerk

LICHT of voorstelling iemands leven heeft veranderd.

“Muziek is voor mij een medicijn tegen het malen” Lars Arentsen,

medewerker bibliotheek en drummer

Lars Arentsen (41) werkt als informatiedienstverlener bij de bibliotheek in Rosmalen, maar voelt zich boven alles drummer. Al jong ontstond de drang iets met ritmes te doen. Onontkoombaar. “Ik voel me eerst drummer en dan pas iets anders.”

“E

r klonk vroeger veel muziek bij ons thuis. Als mijn broer en ik uit school kwamen, draaide mijn moeder Dire Straits. Of ze luisterde naar de hitparade, als ze kookte. Als mijn vader thuis kwam van zijn werk als automatiseringsadviseur, zette hij vaak reggae op. Van die grote concertbanden met Bob Marley. En zo’n enorm apparaat om ze op af te spelen. Dat alleen al had iets magisch.” “Ik merkte dat ik me in muziek kon verliezen. Als ik achter in de auto met de koptelefoon op naar Trenchtown Rock van Bob Marley luisterde, zat ik compleet in een fantasiewereld. Dan dagdroomde ik dat ik kon vliegen, of dat ik met de auto mee rende. Ik ben echt een denker, het kan nogal druk zijn in mijn hoofd. Muziek is voor mij een medicijn tegen het malen. Nog altijd.” Tic “Het ritme van de reggae sprak me aan. Daarom wist ik al jong dat ik wilde drummen. Op de muziekschool zeiden ze dat ik dan maar het beste met een trommel bij de fanfare kon beginnen, maar dat zag ik niet zitten. Mijn ouders kochten een kinderdrumstel met vier trommels en rode plastic stokken, daar probeerde ik ritmes mee te slaan. De drang met ritmes bezig te zijn, zit in me. Het is een tic waar ik niet onderuit kan.” “Het drumstelletje werd te klein en ik ging beatboxen en raps maken met een vriend. In mijn middelbareschooltijd kreeg ik van mijn ouders een bongo en een koebel op een statief. Als ik thuis kwam van school ging ik naar boven om daar uren op te vogelen. Muziek aan en meespelen.” Eerste keer “Ik deed vervangende dienstplicht bij een jongerencentrum in Den Haag. Daar stond een echt drumstel. Ik herinner me 58

nog precies de eerste keer dat ik daar na werktijd achter ging zitten. Ik had een ritme in mijn hoofd, ik speelde en het klopte. Toen wist ik: dit is het. Vanaf dat moment speelde ik elke avond.” “Ik kocht mijn eigen drumstel. Tweedehands, voor tweehonderd gulden, uit zo’n advertentiekrantje. Ik isoleerde mijn kelder en daar jamde ik voor het eerst samen met een gitarist en een bassist die ook van reggae hielden. Iemand zette iets in en dan wisten de anderen wat er verder moest komen. Ik heb nog nooit zo hard en veel gelachen als toen.” Leeg leven “Ik lees zelf niet veel, maar vind mijn werk in de bibliotheek belangrijk. Want ook in boeken kunnen mensen zich verliezen. Beneden in het innamehok heb ik boxjes op de computer aangesloten. Daar draai ik vaak reggae, Bob Marley, Trenchtown Rock.” “Ik speel nu als Andrew ‘Bulldozer’ LaSalle in de glamdoom rockband Gaping Moles. We repeteren twee avonden in de week, van acht tot diep in de nacht. Drummend kan ik mezelf uiten. Ik voel me eerst drummer en dan pas iets anders. Zonder muziek zou mijn leven leeg zijn. Voor het drummen zou ik alles opgeven. Ik heb wel eens gedacht: ‘Wat als ik bij een ongeluk een arm verlies?’ Dan zou ik desnoods alleen op een koebel gaan tikken.” Tekst Esther Wittenberg Fotografie An-Sofie Kesteleyn

Ook een voorbeeld van een boek, voorstelling, kunstwerk of lied dat je leven heeft veranderd? Mail ons: redactie@mestmag.nl

MEST nr 7


MEST nr 7

59


SCHRIJVER EN KUNSTENAAR TED VAN LIESHOUT

Kunstenaar, (kinderboeken)schrijver, dichter, illustrator en muzikant Ted van Lieshout zit dertig jaar in het vak. Een portret van een man met een ongebreidelde passie en vechtlust voor de kunsten. “In tijden waarin men rammelt aan de beschaving, gaan kunst en cultuur er als eerste aan.”

A

ls dichter en beeldend kunstenaar Ted van Lieshout wordt uitgenodigd om als eerste het verbouwde Haagse Mauritshuis te komen bekijken – hij heeft meegewerkt aan Het meisje met de parel, een kinderboek over het museum – is hij bij aankomst een beetje beledigd. Hij had een exclusieve bijeenkomst verwacht, maar er zijn nog tweehonderdnegenennegentig andere genodigden. Terwijl die het glas heffen, sluipt Van

60

Lieshout alvast stiekem het nog maagdelijke Mauritshuis in om het in zijn eentje te bewonderen en zich toch een beetje uitverkoren te voelen. Een dag later bekent hij de kleine zonde op zijn weblog. Of hij zichzelf wel vaker voor de gek houdt? Hij moet vreselijk lachen om die vraag en slaat zich daarbij op de knieën in zijn donkere zolderappartement – achter de Nicolaasbasiliek op de Amsterdamse Wallen – vol boeken, foto’s en schilderijen. “Ongetwijfeld, ongetwijfeld. Bij de opening van het Rijksmuseum

60STE KINDERBOEKENWEEK, 1-12 OKTOBER • Thema: Feest! • Schrijver kinderboekenweekgeschenk 2014: Harm de Jonge • Auteur prentenboek van de Kinderboekenweek 2014: Marit Törnqvist

MEST nr 7


MEST nr 7

61


heb ik hetzelfde gedaan. Misschien doe ik het wel elke dag. Ik voel me nu eenmaal graag bijzonder. Daar moet je soms wat moeite voor doen.”

Ieniemienie

Het is het soort ironie-met-nasmaak dat je overal in zijn werk tegenkomt. Vanaf zijn poëziedebuut Van verdriet kun je grappige hoedjes vouwen (1986), via uitdagende Klokhuisliederen als Het is een straf als je zo mooi moet zijn als ik (2000) tot zijn meest recente bundel kindergedichten Wij zijn bijzonder, misschien zijn wij een wonder (2012) spat het ervan af: Van Lieshout is iemand die even graag begrepen wil worden als ongrijpbaar blijft. Dat is misschien een van de redenen dat de Brabantse kunstenaar, geboren in Eindhoven in 1955, niet de bekendste van het land is. Zijn dichtbundels kregen lof van jury’s en recensenten, maar zouden er zonder prijzen en subsidies waarschijnlijk niet zijn geweest. “Dat geeft niet”, vergoelijkt Van Lieshout nu hij er bijna dertig jaar op heeft zitten en zo langzamerhand alles heeft gemaakt wat hij wilde. “Het is nu eenmaal zo: het grote publiek is niet zonder moeite in kunst te interesseren.” Toch moet bijna iedere Nederlander zonder het te weten wel eens iets van hem gezien hebben. Wie in de jaren tachtig opgroeide, kent minstens één Sesamstraat-scène van hem. Want hij maakte er vele, vooral voor de slimme en geëmancipeerde Ieniemienie, de eerste vrouwelijke pop in het kinderprogramma. Ook schreef hij het toen niet geruchtmakende maar nu weer heel actuele gesprek tussen de Surinaamse Gerda met Pino, waarin Gerda uitlegt dat ze het helemaal niet leuk vindt om voor Zwarte Piet uitgemaakt te worden. En wie linkse ouders had, kreeg jarenlang zijn illustraties in De Blauw Geruite Kiel (het kinderkatern van Vrij Nederland) te zien.

Heksenjacht

Tegenwoordig toert hij door het land met de succesvolle prentenboekenreeks over Boer Boris, ziet hij met tevredenheid een groot deel van zijn oeuvre opnieuw verschijnen en denkt hij na over een vervolg

62

op zijn volwassenenroman Mijn meneer (2012), over een jongen die een relatie krijgt met een pedofiel. Ook in deze fictieve verwerking van zijn eigen jeugd, kiest hij niet de makkelijkste weg. Hij beschermt de identiteit van de dader al bijna vijftig jaar, omdat hij hem – ondanks wat er gebeurd is – geen heksenjacht toewenst. Het boek is besproken in kranten en op tv en kreeg meer aandacht dan al zijn bekroonde kinderboeken bij elkaar, stelt hij droog vast. En dat terwijl hij het onderwerp al eens eerder aansneed, in de bundel Zeer kleine liefde (1999), met poëtische brieven aan de dader. “Het kan raar lopen.” Hij leeft voor niets anders dan de kunst, maar kreeg dat zeker niet van thuis mee. In zijn jeugd als eerste zoon van de tweede vrouw van een Eindhovense aannemer, speelt het geen rol van betekenis. “We hadden wel wat aan de muur hangen.” Hij wijst op een donker geworden olieverfschilderij van zwarte bloemen in een goud geschilderde, maar dof geworden, ornamentale lijst. “Best mooi, best knap gemaakt, maar geen kunst die je je grenzen doet overdenken.” Het hangt op een ereplaats – dat dan weer wel – bij zijn eettafel.

Niet-gelukkig

Ted heeft in die tijd ook wel wat anders aan zijn hoofd. Zijn vader overlijdt als hij zeven jaar oud is. En hij valt op mannen, en zij op hem. Op school weet hij dat geheim te houden. Wel wordt hij erg gepest; zijn moeder kan hem niet helpen. “Ze zei: ‘Je bent zo ongelukkig, ik weet niet hoe ik je moet helpen’. Boos antwoordde ik dan: ‘Ik ben niet ongelukkig, ik ben niet-gelukkig’. Ik zal vast nog veel aanmatigender zijn geweest dan ik me herinner. Maar niemand zei dan ook dat ik aardig, mooi of leuk was. En dat wilde ik zo graag.” Op de mavo en de havo loopt hij rond met lang haar en ongeknipte nagels. Hij is fan van de negentiende-eeuwse, romantische pre-rafaëlieten en leest de gedichten van de vrijgevochten zeventiende-eeuwse Anna Roemers Visscher, die hij helemaal uit de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag laat komen. “Niemand anders las

dat, ik voelde me haar ontdekker.” Hij maakt tekeningen van prinsen en prinsessen, die hij eindeloos geduldig versiert met Jugendstil-achtige krullen en figuren. Met de Rotring-pen ontwerpt hij gedetailleerde perspectieven van piepkleine blokjes die hij een voor een inkleurt volgens zelfbedachte patronen. Tegenwoordig met de computer zo gepiept, maar toen goed voor hele avonden op zijn kamer bij de radio met Joni Mitchell en James Taylor. Later schrijft en tekent hij schoolkranten vol en maakt hij dweperige boekjes met titels als Spitsuur bij middernacht. “Snap jij dat nou, dat ik dat ooit gemaakt heb? Toch wist ik zeker dat dit het enige was dat ik wilde.”

Tobberige twintiger

Van Lieshout volgt die roeping, gaat naar de Rietveld Academie in Amsterdam, maar kan ook daar zijn draai niet vinden. Zijn schetsen in potlood van balletdansers zijn net zo goed als zijn donkere, gearceerde pentekeningen in de stijl van Maurice Sendak. En ook realistisch-naar-de-natuur-tekenen doet hij overtuigend. Als zijn belangrijkste leraar Piet Klaasse, die bijna alle bekende illustratoren van zijn generatie heeft opgeleid, hem ‘bezeten van kunst’ noemt, stormt hij volgens zijn klasgenoten – zelf kan hij het zich niet meer herinneren – boos het lokaal uit. “Ik zal wel het gevoel hebben gehad dat hij me voor gek zette.” Op foto’s uit die tijd zien we een wegkijkende, tobberige twintiger met rossig haar, een artistiekerig grijs pak en een sigaret. Want in de klas mocht je toen nog roken. “Eigenlijk wilde ik toen het liefst een boek van mezelf illustreren. En dan niet in één stijl, maar zo dat het leek alsof een heel team illustratoren dat gedaan had. Dát was mijn ideaal, dáár had ik lol in. Maar het duurde een hele tijd voor ik aan mezelf toegaf dat niemand daar op zat te wachten. Ze willen dat je herkenbaar bent, dat je elke keer net zoiets doet als de vorige keer. Maar dat kan ik helemaal niet.”

Armoedig

Pas als hij vlak voor zijn dertigste zijn gedichten laat lezen aan Karel Eykman van De Blauw Geruite Kiel en aan Aart

MEST nr 7


Staartjes van Sesamstraat, komt hij naar eigen zeggen eindelijk thuis. Ze zien meteen wat in hem en vragen om meer. Ineens heeft hij collega’s en een vak. De beperking van 26 letters – “elke schrijver heeft alleen maar die 26, daar moet hij het mee doen” – geeft hem rust. “Goed”, denkt Van Lieshout, “als ze me willen hebben, dan blijf ik hier.” Daarna gaat alles vanzelf. Van Lieshout lift mee op de grote diversiteit van kinderkunst van de jaren tachtig en negentig. “Mensen die helemaal gék waren van die kinderboeken die wij maakten. Toon Tellegen, Joke van Leeuwen, Wim Hofman: het was allemaal zo mooi dat ook volwassenen het wilden lezen. Jammer genoeg is die tijd voorbij en het enthousiasme voor zulke boeken ingezakt. Kinderen gaan gewoon weer lezen wat ze zelf willen. Ik heb er echt niets op tegen als Piet Jansen succes heeft met zijn verhaaltjes over Kaboutertje Karel, echt niet. Maar stel dat dat het énige is dat er is? Is dat niet heel armoedig en ontzettend jammer?” Voor kinderen werkt kunst soms nog beter dan voor volwassenen, merkt Van Lieshout. “Dat komt doordat ze minder vastgeroest zitten in één manier van denken. Ze staan makkelijker open voor dingen die ze niet kennen. Kunst krabbelt aan je grenzen, leert je om flexibel naar jezelf en de wereld om je heen te kijken. Ik vind dat heel belangrijk. Als we in vrede met elkaar willen samenleven, zullen we ons in elkaar moeten kunnen verplaatsen. Ik maak me daar wel eens zorgen over. In tijden waarin men rammelt aan de beschaving, gaan kunst en cultuur er als eerste aan.”

Enge cirkel

Dus moet je kunst koesteren, júist voor kinderen. Maar hij snapt best dat die liefde niet altijd vanzelf komt. “Natuurlijk is het niet leuk om door een saai museum te lopen waar je niets kent. Ik hield daar vroeger ook niet van. Maar het wordt anders als je schilderijen herkent, als we er een feest van herkenning van kunnen maken.” Met zijn serie Papieren museum, waarmee hij bijzondere werken voorstelt en toelicht, heeft hij dat proberen te doen. “Ik wilde zoveel mogelijk plaatjes in de hoofden van kinderen krijgen.

MEST nr 7

Mensen willen nu eenmaal hebben wat ze op tv zien en in de krant lezen. Dat is niet erg, als de media niet zo vreselijk eenzijdig zouden zijn. We laten zien wat de mensen willen, maar de mensen willen vervolgens wat ze op tv zagen. Een hele enge cirkel. Heel benauwend ook. Het is de taak van kunstenaars om die cirkel te doorbreken.” Lukt dat? “Wat denk je zelf?”, zegt hij, half jolig, half boos. “De familie Krabbé in Opium, en dan wordt Jeroen Krabbé schilder genoemd. Isa Hoes, die een kinderboek probeert te schrijven. Ze noemen haar nu al schrijver. Korten op de kunst door het vorige kabinet. Uitgevers die al maar groter worden en geld steken in marmeren vloeren in plaats van in auteurs. Wurgcontracten. Roofbloemlezingen. Of je even gratis een gedichtje maakt, want dat kun je zo leuk.”

Waardering

Hij kan er nog altijd driftig om worden. Niet meer zo driftig als vroeger, maar toch. Maar met hemzelf gaat het de laatste jaren bijzonder goed. Na het verschijnen van zijn meest indringende bundel Zeer kleine liefde (net vertaald in het Duits) is hij luchtiger werk gaan maken. Vrolijke versjesbundels zoals Spin op sokken. Sinds hij de Theo Thijssen-prijs – de P.C. Hooft voor jeugdliteratuur – heeft gewonnen, zijn uitgevers zijn oeuvre rap gaan heruitgeven. Dat maakt hem tot een auteur die, ondanks het feit dat zijn werk het grote publiek niet bereikt, ineens even alomtegenwoordig lijkt te zijn. “Ik zit al ver in mijn carrière en bedruip mezelf. Ik kan nu doen wat ik zelf wil en ik ga er gewoon mee door. Als ik nog een paar kinderen cultuur bij kan brengen, aan het lezen kan krijgen, in een museum kan lokken, dan is dat mooi. Uiteindelijk is het vooral doorzettingsvermogen dat kunstenaars nodig hebben, gedrevenheid, zelfvertrouwen. Maar waardering is het belangrijkste. In elk geval voor mij. Waardering wordt echt onderschat: het kan een mens maken, het gebrek eraan kan hem breken. Dat heb ik in mijn jeugd aan den lijve ondervonden.”

SELECTIEVE BIO- EN BIBLIOGRAFIE 1955 Geboren in Eindhoven 1975 Gerrit Rietveldacademie Amsterdam 1984 Debuteert in Vrij Nederland 1986 Van verdriet kun je grappige hoedjes vouwen (kindergedichten, Vlag en Wimpel) 1995 Begin een torentje van niks (kindergedichten, Gouden Griffel) 1996 Gebr. (jongerenroman, Zilveren Zoen, Duitse Jeugdliteratuurprijs) 2002 Papieren museum (museumboek) 2004 Leonardo-hoogleraar aan de Universiteit van Tilburg 2005 Mama! Waar heb jij het geluk gelaten? (kindergedichten, Zilveren Griffel) 2008 Spin op sokken (kindergedichten, Zilveren Griffel) 2009 Theo Thijssen-prijs voor zijn hele oeuvre 2009 Verzameld werk Hou van mij 2009 Koekjes! (prentenboek van de Kinderboekenweek, met Sieb Posthuma) 2011 Driedelig paard (blokgedichten, Woutertje Pieterse Prijs, Zilveren Griffel) 2012 Boer Boris (prentenboekenreeks, met Philip Hopman) 2012 Wij zijn bijzonder, misschien zijn wij een wonder (kindergedichten) 2012 Mijn meneer (roman, voor volwassen) 2014 Het rijmt: veel versjes & liedjes 1984-2014 (verzameling ter gelegenheid van 30 jaar dichterschap)

Tekst Pjotr van Lenteren Illustratie Martyn F. Overweel

63


Waar moet je zijn in Noord-Brabant voor kunstenaars in het wild? De populaire theaters en musea kennen we wel, maar waar worden de schrijvers, muzikanten en designers dronken? MEST brengt het informele circuit van de Brabantse cultuurscene in kaart, op papier en online. Op papier in twee delen. In deze editie Helmond, Breda en Den Bosch, in de volgende editie Tilburg en Eindhoven.

Belcrum Beach. Daar zit heel de culturele scene op een zonnige dag: van student tot wethouder. De Boulevard. Sinds de heropening dit jaar weer populair bij St. Joost-studenten, alhoewel minder alternatief dan voorheen. Inspire Coffee Company. Hier slaan mooie kunstmeisjes hun MacBook open. De Beyerd. Netwerkplek voor iedere branche, vooral oudere bobo's en altijd wel een journalist aanwezig. Naast MOTI. Het Hijgend Hert der Jacht Ontkomen. Literairder dan De Beyerd - cafĂŠ voor schrijvers, jazzmusici, filosofen, dat soort volk.

Zo’n inventarisatie is nooit klaar natuurlijk, daarom zoeken we online door naar de culturele hangplekken van Brabant, op de site van MEST (mestmag.nl). Met een interactieve kaart, die we constant aanvullen met behulp van jullie tips op Facebook. Kom maar op. 64

MEST nr 7


De Palm. Waar moet je zijn in Den Bosch? Oef, dat valt niet mee. Ja, natuurlijk, de Verkadefabriek, maar we zijn nu op zoek naar niet-culturele hangplekken. Iedereen roept meteen café De Palm in de Hinthamerstraat. Leuk, de redactie komt er graag, evenals wat kunstenaars, muzikanten, schrijvers en een verdwaalde alcoholist op leeftijd. Maar het feit dat dit fijne pijpenlaatje dé creatieve kroeg van Den Bosch zou moeten zijn, zegt wel wat. Café Voltaire. Kleine maar fijne uithijgplek. Retro verlengstuk van de huiskamer zonder retro te willen zijn. En hier draaien ze gewoon platen. Eigenaresse Ria is een liefhebber van kunst, was lang uitbater van galerie ernaast. Om de zoveel weken een expositie. DIT. Design én humor? Ja, het kan samen. De smaakvolste plek van Den Bosch, met de grappigste menukaart van Nederland. Niet een plek voor dronkenschap, wel goed voor een overleg je of brainstorm. In opkomst: zusje Mariapaviljoen op het oude GZG-terrein. Even googlen.

Lokaal 42. No-nonsens, lekker ingerichte plek van Marc en Marion Roosen, voor de beetje alternatieve kunstenaar, muzikant en cultuurliefhebber. Met optredens, dj’s, jamsessies, popquizzen en standup comedy. Het Muziekcafé. Ook veel optredens, maar dan iets meer voor de wat ruigere en jongere Helmonder. Geert Blenckers is de eigenaar, die meer horeca aan de Steenweg bezit. Zoals Zeezicht, met vooral dance op het podium. De Cacaofabriek. Het stijlvolle, veelbesproken nieuwe cultuurpaleis van Helmond moet zijn plek nog veroveren, maar is qua film - het oude Filmhuis zit er in - the place to be. Ook poppodium Lakei is opgegaan in de Cacaofabriek. De nadruk bij de muziek ligt (nog) op progrock, metal en aanverwante muziek. Illustratie Marjolein Schalk Met dank aan Hans Vermeeren, Thomas Snoeijs en alle meedenkers op Facebook. MEST nr 7

65


GOED

PLAYGROUNDS FESTIVAL

GRUT

H

ét festival van Nederland voor digitale animatie, al presenteren ze zichzelf graag breder. ‘Playgrounds Festival is gewijd aan spannende en innovatieve ontwikkelingen op het gebied van bewegend beeld: film, grafisch ontwerp, character design, games,

animatie en alles ertussenin.’ Maar dat is zo’n mond vol. Basis van de twee dagen in Amsterdam (Stadsschouwburg) en Tilburg (013), zijn de filmprogramma’s en de internationaal vermaarde makers uit o.a. Londen, Parijs, New York en Berlijn die hun werk presenteren en toelichten. Een paar hoogtepunten uit het programma: • Filmmaker en kunstenaar Andrew Thomas Huang, vooral bekend van zijn muziekvideo's - waaronder Björk's Mutual Core - en zijn veelvuldig bekroonde korte film Solipsist. In Solopsist smelten echte en digitale beelden samen in een unieke combinatie van computer graphics, podiumkunsten en mode. • Marshmallow Laser Feast: aanstormend talent dat de grenzen van filmproductie en techniek op zoekt. Met, in jargon: ‘gesynchroniseerde drone-shows’ en geavanceerde ‘oculus-rift ervaringen’. 28 en 29 Oktober in 013 Tilburg, 30 en 31 Oktober Stadsschouwburg Amsterdam.

Still uit de clip Mutual Core.

VAN VINTAGE EROTICA TOT

ASTERIX

K

inderen, maar vooral volwassen mannen die ´s ochtends vroeg al voor de deur staan te trappelen om vooral niet naast de soms zeer gelimiteerde special editions te grijpen. Het is een vertrouwd beeld bij het Stripfestival Breda, een van de grootste stripbeurzen van Nederland. Van vintage erotica tot Asterix & Obelix, van zeldzame Suske & Wiske’s voor 1250 euro tot vijftig jaar oude Oscar & Isidoors voor een grijpstuiver. 66

Tientallen tekenaars zijn in levende lijven aanwezig, waaronder de Spanjaard Jaime Calderón (o.a. de historische reeks Bloedkoninginnen), de Turk Yildiray ‘Supergirl’ Cinar en de Italianen Fabio Civitelli (Tex Willer) en Marco Santucci (Marvel Studio’s). De gemeente Breda lanceert dit jaar op het festival - ter vervanging van de wegbezuinigde Marten Toonderprijs - een nieuwe stripprijs ter waarde van vierduizend euro. Oh ja, de eerste honderd cosplayers hoeven geen

Foto: Thijs Tromp

Stripfestival Breda, editie 2013.

entree te betalen, dus vergeet je manga-kostuum niet! Zaterdag 11 en zondag 12 oktober, Chassé Theater Breda. MEST nr 7


NOVEMBER MUSIC

F

estival November Music gaat begin november weer een kleine week lang dwars door alle genres heen met muziek van nu door de makers van nu. Vijf dagen lang is Den Bosch het walhalla van de moderne muziek.

Colin Stetson

November Music is befaamd om z’n bijzondere samenwerkingsverbanden. Deze editie o.a.: • Zangtalent Nora Fischer - Kronos Quartet. • Nederlandse strijkkwartet ZAPP4 meestergitarist Marc Ribot (bekend van Tom Waits en John Zorn). • philharmonie zuidnederland - IJslandse producer Valgeir Sigurosson (bekend van o.a. Björk en Brian Eno) en de Noorse

gitarist Stian Westerhus (bekend van o.a. Nils Petter Molvaer). Nog twee tips van MEST-redacteur Thomas Snoeijs: • Colin Stetson: bassaxofonist en lieveling van de hedendaagse indie-scene. Zijn stempel op de albums van Arcade Fire, The National en (vooral) Bon Iver is enorm). • Drumming van Steve Reich door Slagwerk Den Haag. Ik ben blij dat na de indrukwekkende uitvoering van 'Music for 18 Musicians' op Lowlands 2013, nu ook Drumming wordt uitgevoerd. 5 t/m 9 november, op verschillende locaties in Den Bosch.

BEELDJAGERS:

DAG VAN DE BEELDVERZAMELAAR

MEST nr 7

Zaterdag 8 november, 11.00 – 16.00, Chassé Theater Breda. Kaarten€ 22,50.

Erik Kessels - In almost every picture #8

Een dag gewijd aan bijzondere beeldcollecties en hun verzamelaars. MOTI duikt in de wereld van het fenomeen beeldverzameling als onderdeel van de beeldcultuur en onderzoekt gezamenlijk met het publiek wat mensen drijft om de meest uiteenlopende beeldonderwerpen te verzamelen.

MOTI zocht de afgelopen maanden naar de mooiste en meest opmerkelijke beeldverzamelingen van Nederland. Een jury met onder meer Erik Kessels (reclamemaker en fotocurator), Roosje Klap (ontwerper) en Maartje Wortel (schrijfster) maakte de selectie die op 8 november wordt gepresenteerd.

Jeff Mills

W

aar de een driftig foto’s uit kranten en tijdschriften knipt, struint een ander rommelmarkten af op zoek naar fotoalbums of amateurfilms. Door internet is het verzamelen van beelden een ware rage geworden. Talloze mensen delen hun beeldcollecties op sociale platformen zoals Facebook, Pinterest en Instagram. Denk aan bizarre profielfoto's van Russische datingsites, de ultieme collectie Google-logo’s, verzamelingen van Oezbeekse bushokjes of vreemde familie-portretten; het kan alle kanten op. Op zaterdag 8 november organiseert MOTI, Museum of the Image, in het Chassé Theater in Breda Beeldjagers.

JEFF MILLS

OP TROMP SLAGWERKCONCOURS EN FESTIVAL

D

e grootste slagwerktalenten uit de hele wereld komen van 6 t/m 16 november naar Muziekgebouw Eindhoven voor de TROMP International Percussion Competition, het enige tweejaarlijkse concours voor solo-slagwerk ter wereld. Naast het concours heeft TROMP ook een festivalprogramma. Zo opent Detroit’s techno-legende Jeff Mills op vrijdag 7 november het festival, samen met het Residentie Orkest en de New Yorkse slagwerkgroep SO Percussion. Het is de enige uitvoering van zijn orkestwerk Where Light Ends in Nederland, met de meester zelf achter de draaitafel. Op 16 november vindt het slotconcert plaats, de beslissende finale van het concours, met o.a. het nieuwe werk ‘Tapdance’ van Louis Andriessen. 67


Locaties met een geschiedenis.

Of nabije toekomst.

DE ZONE

Adam in ballingschap Je drinkt het al in! Je gezicht aan de gewitte muur, de hond in je knie, ‘Ik?’ – Stenen blik – Amper hier. Gang, trap, plat, trap, gang: holte twee bij drie, vierbeds, hoog traliegat vier handen groot – Zo ver. Diep in dit onbestaan toont alles een kampgestalte, een bord soep lijkt op doods poel – Hoe kom je eruit? De gijzelaars zwijgen zich wegen – cirkels in een web – plooien dubbele bodems voor woorden en brood. Zij brengen ook de gestraften – leeggeboord door de verhoren, de honger – briefjes en worst in de cellen. En zij stencilen zich: vensters in muren, aanlegsteigers voor de geest – voor wat licht is, weerloos openslaat. Voor straks – zeg nu – Wij snellen langs – Stop. Lippen snijden het aan – van hieraf – de ongrond, grond zien. Ze uitluisteren – In hun laan de hoge blinde bomen, de eeuwenoude venijnboom die alles in zich opneemt.

‘Adam in Ballingschap’ (of Aller Treurspelen Treurspel) is een toneelstuk van Joost van den Vondel. Het is ook de naam van de kampkrant van de gijzelaars in het Groot Seminarie te Haaren.

Kamp Haaren De meeste mensen die dagelijks de poort aan de N65 tussen Den Bosch en Tilburg passeren, weten niet dat ze langs het voormalige Kamp Haaren rijden. De Polizeigefängnis und Untersuchungs Gefängnis Haaren, voor de oorlog een grootseminarie, was van 1941 tot en met 1944 een gijzelaarskamp. De Duitsers pakten in 1940 een groot aantal prominente Nederlanders op, die werden vastgezet in de kampen in Haaren en Sint-Michielsgestel. Zoals politici (waaronder de latere minister-president De Quay), schrijvers (Jan Campert, Simon Vestdijk) en ondernemers (Frits Philips). De gevangenen in de kampen dienden als gijzelaar voor mogelijke represaillemaatregelen als reactie op daden van het Nederlandse verzet. Op 15 augustus 1942 fusilleerden de Duitsers vijf gevangenen van Kamp Haaren in de bossen van Goirle, als vergeldingsactie voor een aanslag van het verzet op een trein in Rotterdam met Duitse soldaten. Het is dit jaar zeventig jaar geleden dat een groot deel van Noord-Brabant in de Tweede Wereldoorlog werd bevrijd. Tussen half september en eind oktober werd de Duitse bezetter uit de meeste Brabantse steden en dorpen verdreven. Gedicht Y. Né Fotografie David Stevens

68

MEST nr 7



FIJNE TIPS VAN DE

MENSEN

Jeroen de Leijer tekenaar Literair tijdschrift ‘De Titaan’ tijdens TilburgvoorCultuurNACHT (25 oktober) in de Centrale Bibliotheek.

Lucas de Waard schrijver, columnist Het nieuwe komische sketchprogramma ‘Ruutruutruut’, vanaf december op omroep Brabant. Pijnlijk dus leuk.

Maria van der Heyden fotograaf, beeldredacteur Expositie ‘In de wolken’, met acht kunstenaars in het Centrum voor Beeldende Kunst in Emmen. Een eind weg, maar o.a. met het prachtige werk van Berndnaut Smilde.

Mijke Pol journalist Theatergroep Ernst & Luim in Haarsteeg. Publiek leeft mee als in de tijden van Shakespeare: meelevend en met commentaar. In een dorpshuis. Mooier wordt het niet.

Erik van der Burgt fotograaf Voor het eerst in Nederland, overzicht van het veelomvattende oeuvre van Rudolf Steiner. In de Kunsthal, nog t/m 11 januari.

Stan van Herpen hoofdredacteur MEST Persoonlijke favoriet, al jaren, Playgrounds Festival in Tilburg en Amsterdam, eind oktober. Hét festival voor digitale animatie, al dan niet experimenteel. Zie ook pagina 66.

Dieter van den Bergh journalist en eindredacteur Priester en theatermaker maakten voor Ro Theater voorstelling over misbruik binnen de kerk: ‘Als ik de liefde niet heb’. Urgent theater, op voorhand.

Anneke van Wolfswinkel schrijver, journalist 'Emoties', Gemeentemuseum Helmond, hedendaagse kunst over angst, afschuw, woede, verdriet, verrassing en vreugde. T/m 11 januari.Centrale Bibliotheek.

Pjotr van Lenteren Journalist, kinderboekenexpert van de Volkskrant Hopelijk heeft het evolutieboek ‘Het raadsel van alles wat leeft’ zowel de Gouden Griffel als de Gouden Penseel gekregen.

Eric Alink Journalist, stadschroniquer Slenteren over begraafplaats Tongerseweg in Maastricht: 202 jaar funeraire cultuur en fraaie natuur.

MEST #8 VERSCHIJNT EIND DECEMBER www.mestmag.nl

IS EEN UITGAVE VAN bkkc, Cubiss, Erfgoed Brabant, Kunstbalie, het PON, Vrijetijdshuis Brabant,met medewerking van het Prins Bernhard Cultuurfonds en de Provincie Noord-Brabant. Oplage: 4500 MEST verschijnt medio eind maart, eind juni, eind september en eind december. ISSN 2214-451X CONTACT Redactie: redactie@mestmag.nl Abonnementen, adreswijzigingen of nazendingen: www.mestmag.nl of info@mestmag.nl

70

Advertenties: info@mestmag.nl REDACTIEADRES MEST, Postbus 72, 5000 AB Tilburg www.mestmag.nl HOOFDREDACTIE Stan van Herpen, redactie@mestmag.nl LOGO Luis Mendo EINDREDACTIE Dieter van den Bergh en Stan van Herpen GIER-TEAM VAN #7 Maria van der Heyden (beeldredactie), Mijke Pol, Jeroen de Leijer en S. Lloyd Trumpstein.

ART DIRECTION + VORMGEVING Masaya Takeda www.nthlts.com AAN DIT NUMMER ­ WERKTEN VERDER MEE Eric Alink, Erik van der Burgt, Bart Smout, Lucas de Waard, Anouk Essers, David Stevens, Anneke van Wolfswinkel, Linelle Deunk, Annette Embrechts, Peter de Krom, Jenna Arts, Pjotr van Lenteren, Martyn F. Overweel, Marjolein Schalk, An-Sofie Kesteleyn, Esther Wittenberg, Milan Vermeulen, Y. Né.

DRUKWERK PreVision Eindhoven ABONNEMENTEN Een abonnement kost €30 voor vier nummers per jaar. Zie ook pag. 50. Aanmelden kan via www.mestmag.nl. Ook voor vragen, adreswijzigingen of nazending van een editie kun je op de site terecht. Abonnementen worden aangegaan tot wederopzegging. Opzegging kan schriftelijk, per mail (info@mestmag.nl) of via de website tot uiterlijk één maand voor het einde van de lopende abonnementsperiode.

Papier Munken Print White Fonts Macula, Brandon Grotesque en Paperback. COPYRIGHT Alle zorg is besteed aan het achterhalen van de rechthebbenden. Degenen die desondanks menen zekere rechten te kunnen doen gelden, kunnen contact opnemen met de redactie. © Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder nadrukkelijke toestemming van de uitgever.

LITHOGRAFIE Plusworks Amsterdam

MEST nr 7


OP DE

COVER

“Kunst kun je niet snel en oppervlakkig consumeren” Ria van Eyk (76) ontving op 30 augustus de Beeldende Kunstprijs 2014 van het Prins Bernhard Cultuurfonds Noord-Brabant. Tot eind oktober is een overzichtstentoonstelling van haar werk te zien in museum De Pont in Tilburg.

J

a, deze prijs doet haar wat, bekent ze ruiterlijk. Omdat het totaal onverwacht kwam. Begrijp haar niet verkeerd, ze is nog steeds erg serieus met haar werk bezig. Maar de leeftijd begint zijn tol te eisen. Je krijgt minder energie en dit werk vraagt wel wat van je, legt ze uit. “En de stilte”, zegt ze, “de stilte.” Met haar beide armen maakt ze een steeds kleiner wordende cirkel, om uiteindelijk zichzelf te omhelzen. “Uiteindelijk wordt het steeds stiller om je heen en in jezelf. Dan komt zo’n prijs toch als een boem.” Sterrenhemeltapijt Het Prins Bernhard Cultuurfonds noemt haar in het persbericht ‘een uitzonderlijke pionier in de abstracte textielkunst’, en ‘één van de belangrijkste wegbereiders voor de emancipatie van de textielkunst’. Bekend zijn onder andere de serie The Lovely Weaves (1971) en My Woven Dairy (1976-1977) waarbij ze negen maanden lang dagelijks een stuk wandkleed weefde. Hoogtepunt en publieke doorbraak was het indrukwekkende Sterrenhemeltapijt (1997-1998), in opdracht van de Rijksgebouwendienst gemaakt voor de burgerzaal van het Koninklijk Paleis op de Dam. Op de oorspronkelijke marmeren vloer uit de zeventiende eeuw is het wereldbeeld uit die tijd te zien, Van Eyk toont op haar vloerkleed het heelal zoals we dat aan het eind van de twintigste eeuw zagen. Voor het Sterrenhemeltapijt ontving Ria van Eyk in 2010 uit handen van Koningin Beatrix de zelden uitgereikte ‘Eremedaille voor Kunst en Wetenschap verbonden aan de Huisorde • Geboren in Venlo in 1938 • Studeerde eind jaren vijftig textiele vormgeving aan de Academie voor Industriële Vormgeving in Eindhoven. • Werkte o.a. in Denemarken en IJsland en gaf les aan (kunst)academies in Eindhoven, Krefeld, Den Bosch en Reykjavik. • Heeft tegenwoordig haar atelier in Eindhoven. De tentoonstelling ‘Ria van Eyk – Een oeuvre’ is MEST nr 7

van Oranje’. Erkenning heeft ze altijd voldoende gehad, vindt ze zelf. Maar wat de Beeldende Kunstprijs in haar ogen uniek maakt, is de erkenning voor haar oeuvre. “Het is een eerbetoon aan de veelheid en rijkdom van een heel oeuvre. We zijn tegenwoordig zo gefocust op jonge starters, op nieuw en op momenten, en zo weinig op ontwikkeling. Met het zicht op een oeuvre ontstijg je de vluchtige aandacht voor de buitenkant, de waan van de dag, de wispelturige commercie. Daarom zijn dit soort hommages belangrijk.” Zuivere vorm Sinds de jaren tachtig maakt Van Eyk ook schilderijen op papier. Al sinds begin jaren negentig werkt ze aan haar serie Reminiscenties aan Siena, waarbij ze vierkantjes bladgoud aanbrengt over een rasterpatroon in kleur(en). Kunsthistorica Sandra Spijkerman in 2012: “De helderheid en orde van de constructivistische vormentaal kanaliseert de chaos van het menselijk bestaan. Ergens tússen die orde en chaos zoekt Van Eyk naar een zuivere vorm. Een vorm die in staat is verschillende polen van het bestaan tegelijk te tonen. Ultieme schoonheid, niet zozeer in het kunstwerk zelf, als wel in je hoofd.” Al op de middelbare school kwam het besef dat ze kunstenaar wilde worden. Ze wist ook meteen dat het stereotiepe beeld van de getormenteerde kunstenaar niet haar aspiratie was. “Een afgesneden oor ambi-

eerde ik niet.” Ze is niet zo extravert, eerder verlegen. “Erg verlegen. Natuurlijk heb ik mijn turbulenties, mijn gevoelens en frustraties. Maar die hoef je niet terug te zien in mijn werk. De strijd zit er wel in, maar dan doorwerkt, bezonken. Ik wil mijn gevoelens en ideeën niet opdringen, ik ga schuil achter het schilderij. Jij, als kijker, jij moet het werk invulling geven.” Verstilling Maar daar moet je dan wel je best voor willen doen. Ze wordt bijna fel als ze uitweidt over mensen die vergeten te kijken, vergeten stil te staan, in een museum alleen maar luisteren naar de uitleg van een ander. “Kijk, kijk, durf te kijken! En maak de keuze om te kijken bewust. Want het komt niet vanzelf. Kunst kun je niet snel en oppervlakkig consumeren. Logisch, want ook de maker is er vaak lang mee bezig geweest.” “Ik heb in principe niks tegen toegankelijke kunst, op straat, in wijken of op festivals bijvoorbeeld. Maar het gevaar is dat je kunst té laagdrempelig presenteert, waardoor mensen de diepte niet meer opzoeken en je platte consumptie stimuleert. Veel kunst, de mijne ook, heeft verstilling nodig.” Tekst Stan van Herpen Fotografie (cover en achterpagina) Milan Vermeulen

nog t/m 26 oktober te zien in museum De Pont in Tilburg. Werk van Ria van Eyk is ook te zien op de tentoonstelling Onvoltooid Archief bij het bkkc, t/m 2 november. Op de MEST-site (mestmag.nl) is een korte versie van de documentaire ‘Ria van Eyk – Een oeuvre’ te zien. 71


Kunstenares

Ria van Eyk

in haar atelier { zie ook pagina 71 }

Achtergrond voorpagina: fragment van werk uit de serie Reminiscenties aan Siena


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.