De vroegste bewoners
Voor de bedijking was Het Land van Maas en Waal een gebied dat bepaald werd door de loop van de rivieren. Mathieu vertelt: “Die veranderde regelmatig en er was sprake van een groot aantal riviertjes en watergeulen, die door het gebied liepen. Met name in de natte seizoenen zorgden die voor een onherbergzaamheid, waarin overleven een uitdaging was. Het was dus niet zo vreemd dat de eerste bewoners van het gebied zich in de steentijd vestigden op de oeverwallen en stroomruggen; daar zat je immers droog, maar in de herfst en winter zaten zij er zwaar geïsoleerd.”
TOEN
De dorpen
De eerste dorpen in Maas en Waal dateren van voor en tijdens de Karolingische tijd, halverwege de 8e eeuw tot bijna aan het jaar 1000 na Christus toe. Ondanks de drassigheid waren er toen al bestaansredenen in het gebied, want het slib dat de rivieren achterlieten was bijzonder vruchtbaar. Vanaf het jaar 1000 verschenen in de regio ook kastelen en groeide de streek uit tot een van de welvarendste gebieden van het Hertogdom Gelre.
De komst van de dijken
In de vroege middeleeuwen probeerden de bewoners van de streek zich al tegen het water en ijs te beschermen, door het verhogen van de oeverwallen en het aanleggen van kades. Rond 1300 was er sprake van een aaneengesloten geheel. Mathieu: “In 1321 werd door Graaf Reinald van Gelre een start gemaakt met het bestuurlijk regelen van de bedijking. Dat leidde tot de aanstelling van een Dijkgraaf en heemraden, die vanaf dat moment zorgden voor de kwaliteit en bewaking ervan.” “Tot het begin van de moderne bemaling was Maas en Waal ’s winters een moeilijk bewoonbare regio”
Badkuip
De bedijking bracht aanvankelijk maar ten dele een oplossing. Mathieu: “Door de bedijking maakte men van Maas en Waal een badkuip, waarin regen-, smelt- en kwelwater steevast naar het laagste punt stroomden. Bemaling vond nog niet plaats en daardoor bleef het centrale deel van de regio nog lang nat en was er sprake van sterke verzuring. Omdat de streek nog niet was gekanaliseerd waren er, met name in de winter en het voorjaar, nog regelmatig fikse overstromingen. Daardoor bleef het moeilijk om er te leven en was er sprake van grote armoede.”
DE MAAS WAALSE
Ons klimaat veranderd, dat weten we allemaal. Sne zeldzamer en de hedendaagse mens heeft al lang ge Maar wat is zijn verder nu eigenlijk de regionale versc de serie Toen & Nu gaan we er wat dieper op in. Dat d Loco-dijkgraaf bij Waterschap Rivierenland.
Bemaling
“tot de tijd dat men startte met het bemalen van de regio had de winter nog een grote impact”, vervolgt Mathieu. “De rivieren vroren dicht en door het kruiende ijs kon je het gebied maar moeizaam in en uit. In het voorjaar kwam daar nog eens een waterovervloed bij, door het smeltwater dat door de rivieren werd afgevoerd. De grienden, bospercelen en landbouwgronden bleven nat en het gebied werd regelmatig geconfronteerd met dijkdoorbraken. vanaf de jaren ’30 van de 19e eeuw richtte men echter zogeheten ‘dorpspolders’ op, die het dijkbeheer en de afwatering lokaal moesten regelen. Daar was echter veel sprake van onderlinge onenigheid, want de lokale boeren waterden af op het land van hun buren. Toen de bestuurlijke organisatie beter was geregeld ging het snel vooruit met de afwatering; er kwamen eerst molens voor de bemaling en later werden er stoomgemalen gebouwd. Vanaf dat moment startte de werkelijke groei van de Maas en Waalse welvaart.”
Kruiend ijs in de Waal bij Druten 1940
12