Onno Kamer_Tussenstop

Page 1

Tussenstop In-Between


2


Tussenstop In-Between

Academie van Bouwkunst Amsterdam Architectuur 10 september 2018

Onno Kamer

3


4


Mentor Laurens Jan ten Kate Commissie Vibeke Gieskes Bruno Vermeersch Toegevoegde leden Jochem Heijmans Wouter Kroeze

5


Introductie: ‘Tussenstop’ De ‘Tussenstop’ is gecreëerd voor mensen die door het leven reizen en die zich voor een bepaalde tijd vestigen in een stad die ze willen ontdekken, waar ze in contact willen treden met anderen en waar ze zich verder kunnen ontwikkelen. Dit gebouw is ontstaan vanuit het idee dat het leven een ontdekkingsreis is. Dit betekent dat ook aan architectuur geen beperkingen dienen te worden opgelegd. Mensen moeten letterlijk en figuurlijk kunnen blijven ronddwalen door het leven en door gebouwen. In het digitale tijdperk lopen mensen sneller het risico elkaar mis te lopen. Dat dagelijkse activiteiten in toenemende mate online kunnen worden geregeld heeft zeker voordelen. Echter, een potentieel nadeel hiervan is dat veel individuen zich steeds vaker zullen afzonderen en menselijk contact zullen mislopen. Daarom is het cruciaal om een gebouw te ontwerpen dat niet alleen aan alle noodzakelijke technische, functionele en esthetische voorwaarden voldoet, maar ook het sociale aspect benadrukt. Het gaat dan om een gebouw dat de samenkomst van mensen faciliteert en mensen in staat stelt om gezamenlijke activiteiten te ondernemen. Tegelijkertijd dient een dergelijk gebouw alledaagse bezigheden van mensen te vergemakkelijken. Verbetering van alledaagse zaken kan immers een grote invloed hebben op het dagelijks leven van mensen. De woonomgeving speelt hierin een prominente rol. Een gebouw waarin alle noodzakelijke aspecten van het leven zo efficiënt mogelijk zijn ingericht maakt het mogelijk aan de bewoners om zich optimaal te storten op de dingen waaruit ze hun geluk halen. Met deze gedachten als uitgangspunt is de ‘Tussenstop’ ontstaan, een gebouw dat aan haar bewoners de mogelijkheid biedt om samen te komen en hen in staat stelt om hun dagelijks leven op een efficiënte wijze in te richten. De ‘Tussenstop’ is een grootschalig gemeenschappelijk woongebouw. Naast meer dan honderd kamers bevat het gebouw diverse gemeenschappelijke ruimtes. Het gebouw is bedoeld voor mensen die tijdelijk in een grote stad willen verblijven en hun leven op een dynamische manier willen ervaren. Het is bedoeld voor mensen die samen met anderen willen wonen en niet bang zijn om ruimtes te delen en lijnen te doorbreken. Sociale situaties en creativiteit spelen een hoofdrol in de ‘Tussenstop’ en worden vooral mogelijk gemaakt door de gezamenlijke ruimtes. Echter, bewoners hebben altijd een kamer voor zichzelf – of eentje die ze kunnen delen met een ander – om tot rust te komen. Zo’n kamer voorziet in essentiële woonbehoeftes. Doordat het gebouw mogelijkheden biedt aan bewoners om allerlei taken gezamenlijk te organiseren, wordt een efficiënte woonomgeving gerealiseerd. Het gevolg hiervan is dat bewoners met een gemiddeld budget toch kunnen profiteren van ruimte, luxe en comfort, zelfs binnen de huizenmarkt van een stad als Amsterdam, en dat ze ook nog eens tijd overhouden voor allerlei plezierige bezigheden. Voor mensen die bereid zijn om zich open te stellen voor een onbekende toekomst en die het leven vooral als een reis en niet als een bestemming ervaren is de ‘Tussenstop’ de aangewezen plek om te verblijven. De potentiële bewoners van dit gebouw zien er niet de noodzaak van in om van alles in bezit te hebben, maar ervaren bezit eerder als een last. Zij maken liever gebruik van voorzieningen wanneer dit hen uitkomt, zonder zich zorgen te hoeven maken over waarde en onderhoud. Aan deze personen geeft een gebouw als de ‘Tussenstop’ maximale vrijheid. De bewoners van de ‘Tussenstop’ hebben namelijk geen hypotheek of huurcontract. Zij betalen abonnementskosten en mogen in ruil hiervoor gebruik maken van alle faciliteiten en diensten binnen het netwerk. Dit netwerk wordt gevormd door meerdere gebouwen, meerdere ‘Tussenstops’ verspreid over de hele wereld. De bewoners van het gebouw kiezen bewust voor deze levensstijl. Dankzij hun dynamische leefwijze zijn zij letterlijk en figuurlijk onderweg

6


en veranderen met regelmaat van verblijfplaats. De ‘Tussenstop’ is dus slechts een tijdelijke haven. Deze afstudeeropgave omvat het maken van een functioneel en efficiënt woongebouw die de concurrentie aan kan gaan met de traditionele woningbouw. In tegenstelling tot het traditionele woongebouw, heeft de ‘Tussenstop’ de ruimtelijke kwaliteiten van een labyrint en maakt het mogelijk voor bewoners en bezoekers om er in rond te dwalen. In het gebouw kunnen grotere groepen mensen die er een moderne levensstijl op nahouden samenwonen, zonder echter hun privacy en individualiteit op te hoeven geven.

7


8


Literatuuronderzoek

1. Proloog 2. Inleiding 3. De stad 3.1 Onderweg naar het theater 3.2 Reconstructie van onzekerheid 4. De straat: bevrijding uit de capsule 5. De woning: constructie van een woonsituatie 6. Bouwen aan het huis in wording: bevrijding uit de vrijwillige opsluiting

9


1. Proloog Het modernisme is ontstaan als een innovatief apparaat dat comfort toegankelijk heeft gemaakt voor het grote publiek. De innovatie schiet tegenwoordig aan dit oorspronkelijke doel voorbij. Het vervangt in zeer hoog tempo het oude voor het nieuwe. We zijn continue dingen aan het vervangen welke nog prima voldoen. Hiermee is het modernisme veranderd van een innovatief apparaat naar een destructief apparaat. Een vergelijkbare situatie doet zich voor met het kapitalisme. Het kapitalistische systeem heeft vrijheid en welvaart toegankelijk gemaakt voor het grote publiek. Het verdienen van geld waarmee je jezelf vrijheid kan permitteren is niet langer alleen weggelegd voor de elite. Het doel van het opbouwen van kapitaal was oorspronkelijk bedoeld voor het vergaren van vrijheid. Ook het kapitalisme schiet momenteel aan dit oorspronkelijke doel voorbij. Het opbouwen van kapitaal is een doel op zichzelf geworden, in zoverre dat we in staat zijn anderen te benadelen in het belang van ons eigen kapitaal. Het kapitalisme biedt ons niet langer vrijheid, maar het haalt hebzucht in ons naar boven. De fabriek staat wat mij betreft symbool voor innovatie en kapitaal. Door de komst van de fabriek zijn producten voor het eerst bereikbaar geworden voor de massa dankzij rationalisering en efficiĂŤntie van het proces. Tegelijkertijd maakte de fabriek het mogelijk dat er een grote geldverdienende arbeidersklasse ontstond. De komst van de fabriek betekende ook de komst van een 24-uurs economie, de fabriek draait immers ‘s nachts gewoon door. Het modernisme en het kapitalisme zijn elkaars oneindige aanjagers. De innovatie van het modernisme leidt tot vernietiging van het oude door het te vervangen met het nieuwe. Dit vernietigings- en vervangingsproces leidt tot een kapitalistisch omzetproces. De omzet uit dit proces leidt weer tot verdere innovatie. Dit is een oneindige en steeds versnellende cyclus. We zijn op een punt gekomen dat de versnelling zo hard gaat dat deze moeilijk bij te houden is. Omdat het kapitalisme het kapitaal continue wil uitbreiden worden we gedwongen tot vernieuwing voordat dit noodzakelijk is. Wij vervangen onze spullen niet omdat ze aan vervanging toe zijn of omdat wij dat willen. Maar omdat de vernieuwing wil dat wij deze vervangen. Het is dus van belang om de moderniteit en het kapitalisme onder controle te krijgen, zodat de versnelling in dienst van de mens kan staan en niet de mens in dienst van de versnelling.

Joseph Wright, Arkwright’s cotton mills by night (c. 1782)

10


De versnelling heeft gevolgen voor onze perceptie van tijd, we staan in toenemende mate onder tijdsdruk. Lieven De Cauter stelt dat we ons enerzijds bevinden in de helse tijd van haast en anderzijds in de lege tijd van verveling.1 In beide toestanden, haast en verveling, is het tijdsbesef groot. Met een groot tijdsbesef is het moeilijk om creatief te zijn. We staan dan in dienst van de tijd in plaats van dat wij vrij zijn in onze gedachten. We proberen te ontsnappen aan het tijdsbesef, niet door het verminderen van de versnelling, maar door ons te bedwelmen om in een staat van roes te verkeren. We ontsnappen aan de dagelijkse realiteit, bijvoorbeeld door ons te bedwelmen met alcohol, drugs, sport, muziek, of televisie. Baudelaire stelt dat alles neerkomt op jezelf bedwelmen. Hij stelt: ‘Het is tijd om u te bedwelmen. Om niet de gemartelde slaaf van de tijd te zijn, bedwelm u zonder ophouden!’2 Het tijdsbesef is geschikt voor een op productie georiënteerde samenleving, omdat efficiënte productie, in tegenstelling tot creativiteit, goed werkt onder tijdsdruk. Als we niet willen leven als een machine moeten we ons meer in staat stellen om de ‘productieve klok’ om te zetten naar een ‘creatieve klok’. Zo kan de tijd weer in dienst van de mens gaan staan, en hoeven we ons niet meer te bedwelmen en de gemartelde slaaf van de tijd te zijn. De versnelling heeft gevolgen voor onze ervaring. Tegenwoordig worden bewoners van de moderne stad aan een overvloed van prikkels blootgesteld. Het grote probleem hiervan is de mate van passiviteit waarmee wij dit ons laten overkomen. Vaak worden de prikkels zoals bijvoorbeeld reclame gedicteerd door iets anders dan jezelf. Het is als een soort verslaving waarvan we steeds meer nodig hebben maar waaruit we steeds minder ervaring kunnen halen. We leiden aan ervaringsarmoede.3 Om van deze spektakelverslaving af te komen zullen we een actievere houding moeten aannemen. Dit betekent dat we zelf keuzes moeten gaan maken aan welke prikkels we ons willen blootstellen. Op die manier kunnen we er voedzame ervaringen uit halen. De versnelling heeft gevolgen voor onze kijk op geld. We zijn nu op het punt gekomen dat het kapitaal het doel op zich is. In de architectuur uit dat zich in capsulering. Dat is het creëren van een afgesloten domein waarbinnen wij nu haast paranoïde proberen het opgebouwde kapitaal vast te houden. Dit heeft onder andere segregatie van de maatschappij en militarisering van het publieke domein tot gevolg.4 Wanneer wij kapitaal niet langer als een doel op zich gaan zien zullen wij minder de behoefte hebben om het kapitaal te beschermen in een capsule. De vrijheid die het kapitalisme ons oorspronkelijk moest bieden heeft nu tot gevolg dat we ons vrijwillig opsluiten in onze capsules. Om de vrijheid terug te winnen moeten we ons minder laten beheersen door kapitaal en bezit. Een passieve houding leidt tot een pessimistische kijk op de toekomst. Je hebt immers het lot uit handen gegeven. Dit kan alleen maar leiden tot een dystopie. Een actieve houding leidt tot een optimistische kijk op de toekomst. Dan heb je het lot in eigen handen genomen en dit is de weg die leidt naar een utopie.

Lieven De Cauter, Archeologie van de kick (Vantilt 2013) vanaf p. 34. Charles Baudelaire, Onechte paradijzen: opium en hasjiesj (Meulenhoff 1971). 3 Ervaringsarmoede is een term die is geïntroduceerd door Walter Benjamin om het verschijnsel te beschrijven waarin wij niet in staat zijn voedzame ervaring te destilleren uit een overvloed aan prikkels. 4 In het boek De capsulaire beschaving (NAi Uitgevers 2009) schrijft Lieven De Cauter uitgebreid over de gevolgen van capsulering in onze westerse samenleving. 1 2

11


Momenteel zijn we vooral bezig met de vernietiging van onze wereld, het creĂŤren van een dystopie. Daarom moeten we een actieve houding aan gaan nemen. Zodoende kunnen we het creĂŤren van ons aardse paradijs voortzetten, iets wat zelfs niet te koop is met een onbeperkt kapitaal.

12


2. Inleiding Deze tekst is een documentatie van mijn theoretische dérive5 door architectuur, stedenbouw, literatuur, filosofie en kunst. Hierin beschrijf ik mijn reflecties op de maatschappij en de architectuur en mijn ideeën worden gefundeerd door een studie van bestaande theorieën. Hier behandel ik kenmerkende thema’s van de moderniteit, namelijk mobiliteit, tijdelijkheid, capsulering en anonimiteit. Het document is gestructureerd aan de hand van de tekst Neoplasticisme. De woning – De straat – De stad (1927) van Piet Mondriaan. Zijn vooruitstrevende visie kan voorzien in positieve alternatieven op de huidige situatie.6 Naast Mondriaan zijn drie essentiële referenties als rode draad in het document verweven. Ten eerste is dit De menselijke conditie (1958) van Hannah Arendt.7 Hierin schrijft zij over handelen als menselijke conditie. Dit is menselijke interactie zonder tussenkomst van dingen. Het handelen komt voort uit het oude Griekse stadsprincipe dat ik later vergelijk met de moderne functionele stad waarin het handelen in verval is geraakt. Ten tweede verwijs ik naar Homo ludens (1938) van Johan Huizinga, en het daaruit voortkomende Situationisme.8 Homo ludens betekent de ‘spelende mens’, en deze kan in de huidige samenleving waarin we in toenemende mate vrije tijd hebben, de homo faber9 vervangen. Ten slotte maak ik gebruik van de tekst Des espaces autres (1967) van Michel Foucault die gaat over heterotopieën en de daaruit voortkomende capsulaire beschaving.10 Een heterotopie of een capsule is een afwijkende ruimte waarbinnen eigen regels gelden. Tijdens mijn onderzoek ben ik tot het inzicht gekomen dat de afwijkende ruimte inmiddels als gelijke ruimte kan worden gelezen. De bijwerking hiervan op de stad is naar mijn inzicht niet positief. Bouwen aan het huis in wording, een bevrijding uit de vrijwillige opsluiting, is een leidraad naar een onbekende toekomst voor de architectuur. Bouwen verwijst naar het creëren van sociale situaties en de eigenschappen van een bouwplaats. Het huis in wording verwijst naar een huisvesting voor een transformatieproces. Bevrijding uit de vrijwillige opsluiting verwijst naar het ontsnappen uit onze passieve levens waarin wij het onveranderlijke overwaarderen. Om Dérive verwijst naar het Situationisme, het is het laten vallen van gebruikelijke motieven, en een ongeplande reis maken door waar je jezelf toe aangetrokken voelt. 6 Piet Mondriaan, Neo-Plasticisme. De woning – De straat – De stad, Internationale Revue I 10, 19271929. 7 Hannah Arendt, De menselijke conditie (Uitgeverij Boom 2009). 8 Zie Johan Huizinga, Homo ludens. Proeve ener bepaling van het spelelement der cultuur (WoltersNoordhof 1985). Situationisme (1957-1972) was een internationale beweging van avant-gardisten en intellectuelen. Zij waren tegen het kapitalistische spektakel. Zij zochten naar de ontsnapping uit het dagelijkse leven door het creëren van sociale situaties en het nastreven van authentieke verlangens en avontuur. Het geavanceerde kapitalisme dat gericht is op verdere productie moet gericht worden op het creëren van vrijheid. 9 Homo faber is een mensbeeld dat gericht is op noeste arbeid. 10 Zie Michel Foucault, ‘Over andere ruimten’ in: Hilde Heynen e.a. (red.), Dat is architectuur. Sleutelteksten uit de twintigste eeuw (Uitgeverij 010 2009), p. 391. Een capsule is een afgesloten domein waarbinnen afwijkende regels gelden. In de moderne stad is dit niet langer een uitzonderingstoestand maar de norm. Het gevolg is een harde scheiding tussen binnen en buiten de capsule. De publieke ruimte wordt verlaten. Zie hiervoor ook Lieven De Cauter, De capsulaire beschaving (NAi Uitgevers 2009); Lieven De Cauter en Michiel Dehaene, ‘The space of play. Towards a general theory of heterotopia’ in: Michiel Dehaene en Lieven De Cauter (red.), Heterotopia and the city (Routledge 2008), p. 87. 5

13


deze bevrijding te bewerkstelligen, zullen we eerst de moderniteit weer onder controle moeten krijgen. Om dit te illustreren heb ik de proloog voorafgaand aan deze inleiding geschreven. De proloog is een bevinding van het overkoepelende probleem, namelijk dat de versnelling van de moderniteit zo snel gaat dat wij deze niet bij kunnen houden. De moderniteit is niet langer in dienst van de mens, maar de mens is in dienst van de moderniteit. Het stuk dat na deze inleiding volgt omschrijft mijn onderzoek, naar voorbeeld van Mondriaan, gecategoriseerd volgens de schaalniveaus de stad, de straat en de woning. De volgende hoofdstukken verschillen inhoudelijk maar zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De drie eerdergenoemde bronnen, De menselijke conditie, Homo ludens en Des espaces autres, komen herhaaldelijk terug en zorgen voor onderlinge verbinding. Het derde hoofdstuk ‘De stad’ is opgedeeld in twee paragrafen. In de eerste paragraaf, ‘Onderweg naar het theater’, wordt het thema ‘mobiliteit’ behandeld. Hier betoog ik dat de utilitaire verplaatsingshandelingen van de functionele stad plaats moeten maken voor creatieve verplaatsingshandelingen. Zodoende kunnen we de stad weer als een theater gaan ervaren. In de tweede paragraaf, ‘Reconstructie van onzekerheid’, komt het thema ‘tijdelijkheid’ aan bod. Sinds de jaren 60 hebben we een obsessie gekregen met het definitief maken van zaken. Ik stel hier dat een definitieve toestand geen leven meer kent. Om het leven in stand te houden zullen we veranderlijkheid moeten accepteren. Het vierde hoofdstuk, ‘De straat: bevrijding uit de capsule’, gaat over de capsulaire samenleving. Hierin beschrijf ik hoe de heterotopie niet langer een uitzondering is, maar een gewoonte is geworden. We sluiten ons vrijwillig op in onze capsules, maar de hereniging van de stad, straat en woning kan ons doen bevrijden uit de capsule. Het vijfde hoofdstuk, ‘De woning: constructie van een woonsituatie’, behandelt het thema anonimiteit. Het modernisme heeft geleid tot anonieme woningbouw. We reageren hierop door het kopen van identiteit en het stileren van onze architectuur. In dit hoofdstuk stel ik dat bestrijding van de anonimiteit kan geschieden door universele middelen te gebruiken om de voorwaarden voor verandering te creëren. In het afsluitende zesde hoofdstuk introduceer ik de opgave waarin de reis naar de onbekende toekomst centraal staat.

14


3. De stad 3.1

Onderweg naar het theater

‘We don’t experience the city as a continuous thing anymore, rather as a series of events.’11 The Smithsons, 1967

Pushwagner, Soft City, ‘where are they going?’

De stadsbewoner verkeert steeds meer in een in-transit conditie. De Smithsons stellen dat de stad niet meer te ervaren is als een geheel maar meer als gefragmenteerde gebeurtenissen. Dit verwoorden zij als volgt: ‘We leven rondom onze huizengroepen, we verplaatsen ons; we leven rondom onze werkplaatsen, we verplaatsen ons; we doen boodschappen en verplaatsen ons opnieuw.’12 Worden we verdoofd door het continue onderweg zijn? Welke gevolgen heeft dit voor de maatschappij en de architectuur? Sinds het modernisme en de komst van de functionele stad, is ons verplaatsingsgedrag drastisch veranderd. In de moderne stad worden de functies wonen, werken, recreëren en verkeer van elkaar gescheiden. Zij bevinden zich los van elkaar in de open ruimte. De stad kan nu als het ware oneindig doorgroeien. Dit in tegenstelling tot de klassieke stad waarin functies gemengd werden en omsloten werden door de randen van de stad. Het scheiden van

Alison en Peter Smithson, ‘Where to walk and where to ride in our bouncy new clothes and our shiny new cars’ in: Alison Smithson (red.), The emergence of Team 10 out of CIAM (Architectural Association 1982), p. 88-91. 12 Alison en Peter Smithson, ‘Waar te lopen en waar te rijden in onze hippe nieuwe kleren en onze glanzende nieuwe auto’s’ in: Hilde Heynen e.a. (red.), Dat is architectuur. Sleutelteksten uit de twintigste eeuw (Uitgeverij 010 2009), p. 396, 397. 11

15


functies in de moderne stad heeft tot gevolg dat er verbinding gemaakt moet worden tussen wonen, werken en recreëren door infrastructuur en vervoersmiddelen. Tegelijkertijd is de snelheid van de verplaatsingen toegenomen. In de klassieke stad waren deze verplaatsingen minimaal en vonden met lage snelheid plaats. De Smithsons leggen de verandering als volgt uit: Het grootste verschil met ons vroegere leefpatroon is dat we nog maar zelden van de ene wijk naar de andere lopen (of rijden op een wijze die het mogelijk maakt mensen, huizen en lucht te zien) als de afstand groter is dan een halve kilometer. Zodoende ervaren we de stad niet langer als een continue eenheid, maar eerder als een reeks gebeurtenissen.13 Waarom is het oude stadsprincipe verlaten? Met de komst van de industrialisatie waren de steden zwaar belast met lawaai en vervuiling. Het modernisme had hier radicale antwoorden op. De chaotische, klassieke stad moest verdwijnen om plaats te maken voor gezonde, ruime en groene steden. Volgens het CIAM moest de nieuwe stad worden verdeeld in separate gebieden voor wonen, werken en recreatie.14 Tegenwoordig is er in de Nederlandse steden geen sprake van zware vervuiling zoals dit zich tijdens de industriële revolutie had voorgedaan. Uitgaande van de steeds schoner wordende technologieën zou er een toekomst met schonere steden in het verschiet liggen. Het is de hoogste tijd dat we de functionele grondslagen van het CIAM herzien. Ondertussen is kritiek gekomen op de schaalvergroting, anonimiteit en mobiliteit van de functionele stad. In de Garden City stelt Ebenezer Howard (1898) een geborgen gemeenschap en kleinschalige stedelijkheid voor. Gilles Ivain ‘verveelt’ zich in de stad, hij vindt dat we moeten stoppen met de voortzetting van de mechanische beschaving, en dat het ‘continue ronddolen’ de belangrijkste bezigheid moet zijn.15 In het project New Babylon van Constant Nieuwenhuijs (1956-1974) wordt een soortgelijke theorie uitgewerkt tot een utopie. De nieuwe Babyloniërs houden zich bezig met ‘spelen’ in een dynamisch labyrint. Toch hebben de vele, meestal utopische, kritieken nog niet veel kunnen veranderen aan de mobiliteitskwestie. We zijn ons nog altijd letterlijk vooral aan het verplaatsen. Meer recent heeft Rem Koolhaas de ‘generische stad’ geïntroduceerd. De generische stad is overal hetzelfde en iedereen is onderweg. Een interessante toevoeging van Koolhaas is de waarneming dat de stad ‘sedated’ is. Mensen in een sedentaire positie bevinden zich in trance, en de enige activiteit is winkelen.16 De in-transit conditie wordt genormaliseerd, waardoor de mensen en de stad verdoofd raken. De eigenlijke eigenschappen van de stad zoals plaatsgebondenheid en bedrijvigheid komen hierdoor te vervallen. Daarom sluit Koolhaas af met de desastreuze woorden, ‘the city is no longer, we can leave the theatre now.’17

ibid. CIAM, ‘Constateringen van het Congres van Athene’ in: Hilde Heynen e.a. (red.), Dat is architectuur. Sleutelteksten uit de twintigste eeuw (Uitgeverij 010 2009), p. 221, 226. 15 Gilles Ivain, ‘Een model voor een nieuwe stedenbouw’ in: Hilde Heynen e.a. (red.), Dat is architectuur. Sleutelteksten uit de twintigste eeuw (Uitgeverij 010 2009), p. 298. 16 Rem Koolhaas, S M L XL (The Monacelli Press 1995), p. 1250. 17 Rem Koolhaas, S M L XL (The Monacelli Press 1995), p. 1264. 13 14

16


Als Koolhaas gelijk heeft dat de stad niet meer is maar in een verdoofde in-transit conditie verkeert, is er dan een wedergeboorte van de stad mogelijk? Volgens mij zijn er twee vormen van mobiliteit te onderscheiden. Ten eerste is er utilitaire mobiliteit, hetgeen betrekking heeft op verplaatsingen van de mens met een functioneel doel. Dit doet zich bijvoorbeeld voor in het woon-werk verkeer of in het transport, twee soorten verkeershandelingen die de stad momenteel domineren. Deze verplaatsingshandelingen kenmerken de homo movens van Kurokawa (1969). De homo movens leeft in een volkomen mobiele maatschappij. Mens en architectuur zijn in een dergelijke omgeving geheel individueel en bewegelijk. De homo movens verplaatst zich van capsule naar capsule.18 De utilitaire mobiliteit heeft een verdovende werking op de stad en de mensen, maar is onoverkomelijk. Toch kun je de intensiteit van dit type mobiliteit verminderen, door het wonen, werken en recreëren weer te mengen binnen de stadsgrenzen. Utilitaire mobiliteit zal zich daarmee vooralsnog buiten de stad manifesteren. Ten tweede is er de creatieve mobiliteit: dit zijn verplaatsingen van de mens welke niet noodzakelijkerwijs functioneel zijn, maar juist een intermenselijk of ‘spelend’ karakter hebben. Hierbij kan men denken aan het flaneren, ronddolen, spelen en ontdekken. De creatieve mobiliteit heb ik afgeleid uit de homo ludens als mensbeeld.19 Hier is de mens eerst en vooral een spelend wezen, dit in tegenstelling tot de homo movens waarin de mens eerst en vooral een bewegend wezen is. In de huidige stad is shoppen de enige creatieve mobiliteit met de vervelende bijwerking dat het individuen een obsessie met ‘dingen’ kan bezorgen. Het is daarom tijd dat de homo movens de stad verlaat en dat de homo ludens het theater betreedt.

Kisho Kurokawa, ‘Capsule Manifest’ in: Hilde Heynen e.a. (red.), Dat is architectuur. Sleutelteksten uit de twintigste eeuw (Uitgeverij 010 2009), p. 434. Homo movens is Kurokawa’s beschrijving van verplaatsen als menselijke conditie. 19 Johan Huizinga, Homo ludens. Proeve ener bepaling van het spelelement der cultuur (WoltersNoordhof 1985). Homo ludens is Johan Huizinga’s beschrijving van spelen als menselijke conditie. 18

17


3.2

Reconstructie van onzekerheid

‘Useless to ask a wandering man Advice on the construction of a house. The work will never come to completion.’20 Rem Koolhaas, 1995

Paul Noble, Nobson

In onze huidige maatschappij zijn mensen vooral gericht op consumeren en het verkrijgen van bezit en kapitaal. We zijn bang om ons bezit en kapitaal te verliezen en daarom zijn we vooral gefocust op beveiliging en conservatie en niet op verandering of ontwikkeling. We hebben vooraf een bepaald toekomstbeeld waar we doelgericht naartoe werken. Wanneer we dit resultaat eenmaal bereiken, bevriezen we dit. We staan niet meer open voor een onbekende toekomst. Dit is een onzekerheid die we niet meer kunnen verdragen. Dit staat in sterk contrast met de samenleving zelf waarin alles wel snel en continue verandert. Misschien is deze houding een krampachtige poging om zekerheid te creëren in onzekere omstandigheden. De samenleving waarin we verkeren is statisch. Het is een wereld waarin alles een definitieve status heeft en vooraf gepland is. Voor mij is dit een dystopie, een doemscenario. Kunstenaar Paul Noble laat in zijn kunstwerk Nobson een ruïneuze stad zien waar geen mens te bekennen is. Het heeft een staat van definitieve vernietiging bereikt. Dit is bijvoorbeeld op dit moment een realiteit in Syrië. We zijn hierdoor verafschuwd. Maar waarom zijn we wel verafschuwd door definitieve vernietiging en niet door definitieve voltooiing? Voor mij houden beiden een onleefbare situatie in. Is er een alternatieve utopie denkbaar? Ik vraag me af waar de drang tot conservatie vandaan komt. Zijn er alternatieven voor de statische situatie? Kunnen versnelling en monumentaliteit hand in hand gaan met elkaar? Welke gebouwtypes hebben baat bij versnelling en welke bij monumentaliteit? Hoe moeten we de toekomst tegemoet gaan? Volgens Rem Koolhaas is conservatie een uitvinding van de moderniteit. In zijn tekst legt hij uit hoeveel tijd zich bevindt tussen de bouw van een bouwwerk en het conserveren ervan. In 20

18

Rem Koolhaas, S M L XL (The Monacelli Press 1995), p. xx.


1818 was dit 2000 jaar, in 1900 was dit 200 jaar en iets voor de jaren 60 werd dit 20 jaar. We zijn nu op het moment gekomen dat we op voorhand de toekomst al gaan conserveren. Met andere woorden, ‘perservation is overtaking us.’21 Architectuur is hierdoor onveranderlijk geworden. Alles wat is gebouwd heeft een definitief en onveranderlijk stadium bereikt. Door op voorhand te conserveren sluiten we de onvoorspelbare toekomst uit. Hiermee is de vooruitgang gestopt. Cedric Price geeft de relevantie van dit onderwerp aan door te stellen dat het moeilijker is geworden om de architectuurtraditie te veranderen. Hij stelt: ‘In the UK today it is socially, politically and economically more difficult to pull down a cathedral than move a mountain.’22 Ik zeg niet dat we nu alle kathedralen moeten neerhalen, maar een stad of gebouwen die een definitief stadium hebben bereikt bevatten geen leven meer en zijn daardoor niet meer interessant. Waar komt de drang tot conserveren vandaan? Het Futurisme trok de gangbare gedachte dat gebouwen statisch en permanent moeten zijn in twijfel. Volgens Sant’Elia en Marnietti ‘hebben [we] de zin voor het monumentale, het zwaarwichtige, het statische verloren, maar we hebben onze gevoeligheid verrijkt met een smaak voor alles wat “licht en praktisch, vergankelijk en snel” is.’23 Met de komst van de moderniteit zijn historische continuïteit en traditie totaal onbelangrijk geworden. De moderniteit met zijn tabula rasa methodiek en de wegwerpcultuur gaat uit van lichte, praktische en vergankelijke architectuur. Dit betekent ook dat deze een (te) grote destructieve kracht heeft op de geschiedenis. Vernieuwing betekent namelijk ook dat het oude vernietigd wordt. Misschien houden we daarom zo krampachtig vast aan ons erfgoed. Een juiste balans tussen dynamische en statische onderdelen is van belang. De stad moet het toelaten dat gebouwen opgebouwd, behouden en afgebroken kunnen worden. Een stad die kan veranderen is in leven. Om een geschikte balans tussen dynamische en statische onderdelen te vinden wil ik verduidelijken wat de reden kan zijn voor statische architectuur. Hannah Arendt schrijft over duurzaamheid. Dit kan zijn dat mensen iets van zichzelf nalaten dat langer standhoudt dan hun eigen aardse leven. Dit gebeurt op publieke plaatsen, waardoor er waardering en bekendheid voor ontstaat.24 Duurzaamheid vormt volgens Hannah Arendt een debacle onder de moderne voorwaarden, ‘(…) omdat juist de duurzaamheid van goederen de grootste belemmering vormt voor het omzetproces, waarvan de voortdurende versnelling de enige constante is waar en wanneer het zich in beweging heeft gezet.’25 Voor architectuur als drager van zo een immaterieel verhaal is het daarom van belang dat deze langer standhoudt dan het stoffelijk bestaan van de generatie. Dat is duurzaamheid, het is de overdracht van ons immateriële leven via een materiële drager (bijvoorbeeld architectuur). Naast de overdracht van onze geschiedenis is ook de reis naar de onbekende toekomst van belang. Toekomstgerichtheid staat in sterke verbinding met veranderlijkheid. Architectuur die geen grote rol speelt in de overdracht van een verhaal moet daarom een zekere mate van tijdelijkheid en veranderlijkheid toelaten. Daarom ben ik gefascineerd door bouwplaatsen en Rem Koolhaas, Preservation is overtaking us (GSAPP Books 2014), p. 15. Cedric Price, The square book (Wiley-academy 2003), p. 37. 23 Antonio Sant’Elia en Filippo Tommaso Marnietti, ‘De futuristische architectuur. Een manifest’ in: Hilde Heynen e.a. (red.), Dat is architectuur. Sleutelteksten uit de twintigste eeuw (Uitgeverij 010 2009), p. 78. 24 Hannah Arendt, De menselijke conditie (Uitgeverij Boom 2009), p. 56. 25 Hannah Arendt, De menselijke conditie (Uitgeverij Boom 2009), p. 234. 21 22

19


het bouwproces. Tijdens de (ver)bouw laat een gebouw zijn ware aard zien, je krijgt een kijkje achter de schermen. De (ver)bouw, ondanks de korte duur, is de meest cruciale fase van een gebouw. Het is een proces, het verkeert in ‘liminoid state’,26 tussen het definitief niet aanwezig zijn en het definitief wel aanwezig zijn, waardoor alles nog tot de mogelijkheden behoort, maar waardoor ook alles nog onzeker is. Het proces is altijd interessanter dan het eindresultaat. Met Nieuw Babylon laat Constant Nieuwenhuijs een utopie zien van een dynamische stad. Het uitgangspunt is dat al het werk overgenomen wordt door automatisering. Hierdoor houden de bewoners tijd over om spelenderwijs zelf hun omgeving te transformeren. De stad wordt hierdoor een labyrint dat continue aan veranderingen onderhevig is, afhankelijk van de activiteiten. Deze stad verkeert permanent in proces. Een soortgelijke benadering – maar dan op architectonische schaal – laat Cedric Price zien met The Fun Palace (1964). Hij presenteert een groot stuk speelgoed dat functioneert als een bouwmachine. De gebruikers kunnen afhankelijk van het gebruik de ruimte met weinig moeite aanpassen. Constant en Price laten beiden een utopisch voorstel zien waar alles veranderlijk is en waar duurzaamheid ontbreekt in het geheel. De balans tussen versnelling en monumentaliteit ontbreekt. Wat is dan de ideale variant? Dat is voor mij een balans tussen dynamische en statische architectuur. Zoals gezegd is het voor architectuur, als drager van een immaterieel verhaal, van belang dat deze langer zal bestaan dan ons stoffelijk leven. Op deze manier kan het een verhaal overdragen op volgende generaties. Maar daarnaast is ook vooruitgang, de onbekende toekomst, van belang. Hiervoor zullen we de onzekerheid van tijdelijkheid en veranderlijkheid moeten durven aangaan. We zullen tijdelijkheid en het proces moeten conserveren om de stad en de architectuur in leven te houden. Dat is architectuur in een ‘liminoid’ toestand. Het is iets wat mij bijzonder interesseert in het werk van Mondriaan. Hij heeft zijn leven gewijd aan de zoektocht naar een dynamisch evenwicht in beweging. In zijn laatste werk, de Victory Boogie Woogie, heeft hij dit gevonden. Mondriaan zei eens, ‘Pas nu kan ik uitdrukken wat ik altijd wilde uitdrukken: dynamische beweging in evenwicht.’27 Toen hij eenmaal het moment van de grote ontdekking had bereikt, en daarmee de definitieve toestand had bereikt, overleed hij. Hij liet een onvoltooid werk achter, een werk in een ‘liminoid’ toestand. Zijn werk zal nooit af zijn, het is permanent in proces, en zal daarom altijd interessant blijven.

Lieven De Cauter en Michiel Dehaene, ‘The space of play. Towards a general theory of heterotopia’ in: Michiel Dehaene en Lieven De Cauter (red.), Heterotopia and the city (Routledge 2008), p. 96. ‘Liminoid’ is een staat waarin iets of iemand zich tussen twee stadia bevindt. Het is een nomadische en meestal tijdelijke toestand. 27 Jan Bor, Mondriaan Filosoof (Prometheus 2015), p. 30. 26

20


4. De straat: bevrijding uit de capsule ‘Het atrium is de huisvesting van de holbewoner en omringt hem meedogenloos met alle metropolitane gemakken.’28 Rem Koolhaas, 1995

Ben Tolman, Suburbs

We leven in een capsulaire beschaving. Gebouwen worden ‘all-in’29 bestemmingen. Met uitzondering van het verkeer wordt de publieke ruimte geëvacueerd. De publieke ruimte trekt zich terug in atriums, afgesloten van de stad. Dit heeft tot gevolg dat er segregatie ontstaat, tussen arm en rijk, tussen binnen en buiten, etc. Steeds krampachtiger proberen we binnen deze scheiding te blijven en de scheiding in stand te houden door uitsluiting.30 Steeds meer voorzien we onze steden en gebouwen van beveiligingen, hekwerken en toezicht. Hoe functioneerde de publieke ruimte voor de capsulering? Waarom zijn we begonnen met capsuleren? Kunnen we de publieke ruimte weer activeren om mensen samen te brengen? Ik wil beginnen bij het model van de oude Griekse stad, de polis. Deze was omkaderd door het emporium (de randen van de stad). Binnen het emporium zijn vier onderdelen te benoemen: (1) de oikos (de privé of de economische ruimte), (2) de agora (de publieke of de politieke ruimte), (3) de acropolis (de tempel) en (4) de necropolis (de begraafplaats). Alle andere ruimtes, zoals bijvoorbeeld het theater of het gymnasium, waren niet economisch en ook niet politiek. Hen zouden we tegenwoordig heterotopisch31 noemen. Dit is het klassieke Rem Koolhaas, ‘De generische stad’ in: Hilde Heynen e.a. (red.), Dat is architectuur. Sleutelteksten uit de twintigste eeuw (Uitgeverij 010 2009), p. 659. 29 ibid. In deze tekst verwijst Koolhaas naar het hotel als de accommodatie van de generische stad. Het is een all-in bestemming, er is geen andere plek om naar toe te gaan. Het atrium is voorzien van alle gemakken, afgesloten van de stad. 30 Lieven De Cauter, De capsulaire beschaving (NAi Uitgevers 2009). 31 Een heterotopie is een term ontwikkeld door Foucault in 1967. Zie Michel Foucault, ‘Over andere ruimten’ in: Hilde Heynen e.a. (red.), Dat is architectuur. Sleutelteksten uit de twintigste eeuw (Uitgeverij 28

21


model van de stad. Voorwaarde voor de functionaliteit van dit model is de verhouding tussen de oikos, dat bestaat uit privé ruimtes zoals de woning, en de agora, de publieke ruimte. De noodzakelijkheden en ongelijkheid binnen de oikos, schiepen de vrijheid en gelijkheid in de agora. Het privédomein was bestemd voor het ‘werken’32, terwijl het publieke domein bestemd was voor het ‘handelen’,33 oftewel de menselijke activiteit die zich tussen mensen volstrekt. Volgens Hannah Arendt is de stad niet meer in staat mensen tezamen te brengen. Ze vergelijkt het met een tafel. Gezamenlijk leven heeft iets nodig wat zich tussen de bewoners bevindt, zoals een tafel zich bevindt tussen de personen die daaraan hebben plaatsgenomen. De tafel is de intermediair die de mensen tegelijk verbindt en scheidt.34 In een moderne stad, in tegenstelling tot in de klassieke stad, ontbreekt de intermediair. In de klassieke stad zoals de Griekse polis werd de publieke ruimte niet alleen voor mobiliteit gebruikt. Mensen betraden het publieke domein onder andere door hun politieke leven daarin te manifesteren. Dit was de voorwaarde voor het burgerschap in Athene. Mensen verschenen in het openbaar om gezien en gehoord te worden en om zichzelf daarmee onsterfelijk te maken. Het probleem met de moderne stad is dat er geen ruimte wordt geschapen waarin dingen tegen vernietiging zijn gevrijwaard. Het is vooral een ruimte voor mobiliteit geworden en niet voor een publiek leven. Publieke waardering wordt tegenwoordig gezocht op internet of televisie, maar niets is vergankelijker dan dat. In de jaren 60 ontstonden er alternatieven voor de op mobiliteit georiënteerde stad. De behoefte ontstond voor het maken van leefbare ruimtes. De publieke ruimte die niet geschikt was om te verblijven werd verplaatst binnen de grenzen van een gebouw. Foucault geeft zes principes van des espaces autres of heterotopieën. Samengevat is een heterotopie een afgesloten werkelijke ruimte waarin andere regels gelden en andere activiteiten plaatsvinden dan in de gewone ruimte. Foucault noemt het schip als voorbeeld van de heterotopie,35 omdat het een ruimte in een ‘liminoid’36 toestand is die onderweg is van de ene plek naar de andere en is afgesloten van de gewone wereld. Een speciale plek in de generieke grijze massa. In dezelfde periode observeren de Smithsons dat de moderne stad slecht georganiseerd is. Ze starten met het maken van heterotopische architectuur om te beantwoorden aan de evacuatie van het publieke domein. Ze lichten hierbij toe:

010 2009), p. 391. De heterotopie is een contraplaats, een afwijkende ruimte ten opzichte van de norm. Het is afgesneden van de gebruikelijke tijd en gewoonten. Het omvat in- en uitgangen, maar is tegelijkertijd geïsoleerd. Een heterotopie is een speciaal-plaats ten opzichte van een dagelijkse plaats. 32 Werken is één van de drie menselijke condities zoals beschreven door Hannah Arendt in De menselijke conditie (Uitgeverij Boom 2009). Volgens haar schept werken een kunstmatige wereld van dingen. De menselijke conditie van het werken is het zijn in de wereld. 33 Handelen is één van de drie menselijke condities zoals beschreven door Hannah Arendt in De menselijke conditie (Uitgeverij Boom 2009). Handelen is de enige activiteit die zich rechtstreeks, en niet via dingen, tussen mensen volstrekt. Het is het politieke of het vrije leven. 34 Hannah Arendt in De menselijke conditie (Uitgeverij Boom 2009), p. 54. 35 Michel Foucault, ‘Of other spaces’ in: Michiel Dehaene en Lieven De Cauter (red.), Heterotopia and the city (Routledge 2008), p. 13-22. 36 Lieven De Cauter en Michiel Dehaene, ‘The space of play. Towards a general theory of heterotopia’ in: Michiel Dehaene en Lieven De Cauter (red.), Heterotopia and the city (Routledge 2008), p. 96. 22


Als we een groep kunnen bouwen die zo groot is dat een levensstijl binnen zijn eigen grenzen kan overleven en zo sterk dat het essentiële karakter van zijn plaats bij veranderingen behouden blijft of zelfs versterkt wordt, dan kwijten we ons pas werkelijk van onze taak[,] (…) dan hebben we het ten minste ergens leefbaar gemaakt.37 De situatie die de Smithsons hier hebben ingeluid is inmiddels meer dan een realiteit. Kurokawa voorspelde in 1969 de huidige situatie en noemde dit de metapolis. In de metapolis is de publieke ruimte opgeheven. Bewoners trekken zich terug in capsules, en clusters van capsules vormen gemeenschappelijke ruimtes. De metapolis is een veilige spirituele plaats in de mobiele samenleving.38 De generische stad van Koolhaas zou je kunnen zien als uitkomst van wat de Smithsons en Kurokawa in gang hebben gezet. Hotels zijn de belangrijkste accommodaties, het zijn gebouwen voor vrijwillige opsluiting met alle nodige faciliteiten in het gebouw. Lieven De Cauter vult de tekst van Foucault aan door te stellen dat in de netwerkstad de heterotopie niet langer de afwijkende ruimte maar de norm is geworden.39 Gesteld kan worden dat de boot van Foucault de romantische lading heeft verloren. Het is een cruiseschip geworden welke stil ligt tussen alle andere schepen in de haven. Capsulering en de normalisatie van de heterotopieën veroorzaken de evacuatie van het publieke domein en daarmee het einde van het handelen, de menselijk intermediair. De capsulaire beschaving is een gevolg, of de oorzaak, van het individualisme. De utopie van Mondriaan, het neo-plasticisme, beschouwde de woning niet als een plaats om zich af te scheiden maar als een gedeelte van het geheel. Om dit te bereiken moeten de woning en de straat een eenheid vormen. Mondriaan stelde: ‘De idee ‘tehuis’ (Home, sweet home) moet verloren gaan.’40 De eenheid van de woning en de straat vormt in mijn visie de stad. Alle afscheidingen en uitsluitingen moeten teniet gedaan worden. Hetzelfde geldt voor de mens, niet op zichzelf staand, maar als onderdeel van het geheel.41 Mondriaan noemt dit universaliteit. Dit zou je kunnen zien als het tegenovergestelde van de capsulaire beschaving. Ik ben benieuwd hoe de wereld er nu uit zou hebben gezien als we in 1927 Mondriaans voorbeeld hadden gevolgd. Als we zijn voorbeeld hadden gevolgd, dan had dit de nieuwe contra-heterotopie op kunnen leveren. Met andere woorden, de ruimte voor het dagelijkse leven moet weer in staat zijn om mensen tezamen te brengen en ze een plek te geven om in het openbaar te verschijnen.

Alison en Peter Smithson, ‘Waar te lopen en waar te rijden in onze hippe nieuwe kleren en onze glanzende nieuwe auto’s’ in: Hilde Heynen e.a. (red.), Dat is architectuur. Sleutelteksten uit de twintigste eeuw (Uitgeverij 010 2009), p. 396. 38 Kisho Kurokawa, ‘Capsule Manifest’ in: Hilde Heynen e.a. (red.), Dat is architectuur. Sleutelteksten uit de twintigste eeuw (Uitgeverij 010 2009), p. 434 – 439. 39 Lieven De Cauter, ‘De vermenigvuldiging van de heterotopieën’ in: Hilde Heynen e.a. (red.), Dat is architectuur. Sleutelteksten uit de twintigste eeuw (Uitgeverij 010 2009), p. 725. 40 Piet Mondriaan, Neo-Plasticisme. De woning – De straat – De stad, Internationale Revue I 10, 1927, nr. 1. 41 ibid. 37

23


5. De woning: constructie van een woonsituatie ‘En de mens? Deze moet niets op-zich-zelf zijn en eveneens slechts een gedeelte van het geheel. Wanneer hij, aldus, niet meer zijn individualiteit voelt, zal hij gelukkig zijn in het aardse paradijs door hem zelf geschapen.’42 Piet Mondriaan, 1927

Pieter Bruegel de Oude, Luilekkerland (1567)

De woning is het domein van de vrije tijd. Sedentair en verdoofd verslijten wij onze vrije tijd door vrijwillige opsluiting in onze huizen. Dit in tegenstelling tot de klassieke stad, waarin vroeger in het huis werd gewerkt en in de noodzakelijkheden van het bestaan werd voorzien. Het belangrijkste venster van de vrijetijdswoning is tegenwoordig het televisiescherm. Is er een minder passieve woonvorm mogelijk en moet de woning wel het domein van de vrije tijd zijn? De woningvoorraad is te verdelen in twee types, namelijk de kleinburgerlijke themawoning43 en de anonieme flat.44 Beide varianten zijn de ultieme saaiheid. Kunnen we ontsnappen aan de anonimiteit zonder te vervallen in decoratie? Met andere woorden, hoe kunnen we in universaliteit ons eigen aardse paradijs creëren? We kunnen de Griekse polis als uitgangspunt nemen. Zoals gezegd is deze opgedeeld in verschillende functies. De oikos was bedoeld voor het huishouden. Dit was het domein van de noodzakelijkheden van het leven en een strikt privéaangelegenheid, met andere woorden, het was bedoeld om te werken. Als contraruimte was er de agora, hetgeen het publieke domein omvatte. Hier kon het politieke vrije leven gemanifesteerd worden, oftewel, hier kon het handelen plaatsvinden. Een belangrijk aspect aan de verhouding tussen de twee ruimtes was dat de noodzakelijkheden van de oikos de vrijheid schepten voor de agora.45 Piet Mondriaan, Neo-Plasticisme. De woning – De straat – De stad, Internationale Revue I 10, 1927, nr.1, p. 12-18. 43 Met de kleinburgerlijke themawoning doel ik op een eigen huis, een soort ‘American Dream’. Het huis is helemaal ingericht met aangekochte identiteit. Alles is gedecoreerd en heeft een thema, zoals ‘landelijk’, ‘industrieel’ of ‘notariswoning’. 44 Met anonieme flat doel ik op de huizen voor mensen die zich de kleinburgerlijke woning niet kunnen veroorloven. Zijn wonen in fabrieksmatig geproduceerde huizen waar alles is gestandaardiseerd. De anonieme flat heeft enkel het doel om zo efficiënt mogelijk te zijn. 45 Hannah Arendt, De menselijke conditie (Uitgeverij Boom 2009), p. 34. 42

24


Van de Griekse oudheid maak ik een grote sprong naar de industriële revolutie. Dit omdat zich hier een belangrijke ontwikkeling voordeed. De komst van de industrie betekende ook de komst van de arbeiderswoningen en grootschalige woningbouw. Grote groepen mensen vestigden zich in de stad. De explosieve groei van de grote steden maakte dat hier de metropool ontstond. Er ontstond een grote vraag naar goedkope woningen. In de 19e eeuw waren dit vooral kleine, vieze, slechte woningen, rijk geornamenteerd in allerlei willekeurige neostijlen. Deze slechte woningen met een kakofonie aan stijlen maakten dat het modernisme in het begin van de 20e eeuw hierop antwoorde door het rationaliseren van de woningbouw. Er moesten huizen komen met een betere hygiëne welke eenvoudiger en goedkoper te bouwen waren zonder een mengelmoes van stijlen maar met abstracte universele vormgeving. De oude vieze woningen zorgden ervoor dat bewoners veel tijd verloren aan het huishouden (de noodzakelijkheden van het leven). Bruno Taut stelde daarom voor dat een woning zo efficiënt en hygiënisch moest worden als een fabriek. Zodoende zou de huisvrouw geen slaaf meer zijn van het huis. Taut benadrukte: ‘Tegenwoordig is het zo, dat de vrouw zelf niet weet hoezeer de huidige woning haar tot slaaf maakt.’46 Naast de ontdekking van de vrije architectuur, was hier ook voor het eerst de ontdekking van de vrije tijd voor de arbeidersklasse. In de Griekse polis werd het werken overgelaten aan de slaven. Echter, in de moderne tijd werd het leven maximaal efficiënt gemaakt waardoor vrije tijd ontstond. Anders dan in de Griekse Oudheid betekende vrije tijd niet handelen, maar ontspanning. De ontspanning is zelfs zo ver ontwikkeld dat we de hele dag achter de televisie kunnen hangen en ons vol kunnen stoppen met allerlei etenswaren thuisbezorgd via internet. De utopie die Pieter Bruegel afbeeldde in zijn Luilekkerland in 1567 is nu in 2018 realiteit geworden. Het modernisme was de start van een intensief rationaliserings- en standaardiseringsproces.47 Het nobele streven om schone betaalbare woningen en vrije tijd toegankelijk te maken voor de arbeidersklasse leidde tot anonimisering van de woningbouw. De kunstenaar Pushwagner illustreerde met Soft city (1969-1976), een reeks aan kunstwerken, het dagelijks leven in een dergelijke wereld. Pushwagner beeldde een stad af die eindeloos vol ligt met identieke flatgebouwen en identieke mensen. De publieke ruimte wordt gedomineerd door verkeer. Dit is waar het horizontale wonen voor het verticale wonen wordt ingeruild. Een soortgelijk scenario schetst Koolhaas in zijn generische stad. Hij stelt hierbij het volgende: ‘De generische stad is fractaal, een eindeloze herhaling van dezelfde eenvoudige structurele module; deze is te reconstrueren vanuit zijn kleinste eenheid, een desktop computer, misschien zelfs een diskette.’48 Dit is de ultieme universaliteit. Het is de vraag of extreme rationalisering de juiste woonomgeving is voor de mens. Op een gegeven moment ontstond protest tegen het idee dat mensen in een machine zouden moeten wonen. Camille Mauclair schrijft over huizen zonder ziel en zegt: ‘Alle appartementen zijn gelijk. Hun bewoners zullen net zo gelijk moeten zijn. Het ideaal voor morgen is toch dat we Bruno Taut, ‘De nieuwe woning. De vrouw als scheppende kracht’ in: Hilde Heynen e.a. (red.), Dat is architectuur. Sleutelteksten uit de twintigste eeuw (Uitgeverij 010 2009), p. 151. 47 CIAM, ‘De verklaring van La Sarraz’, in: Hilde Heynen e.a. (red.), Dat is architectuur. Sleutelteksten uit de twintigste eeuw (Uitgeverij 010 2009), p. 173. 48 Rem Koolhaas, ‘De generische stad’ in: Hilde Heynen e.a. (red.), Dat is architectuur. Sleutelteksten uit de twintigste eeuw (Uitgeverij 010 2009), p. 656. 46

25


allen gelijk worden, in serie gemaakt en genummerd, want nummers zijn immers praktischer dan namen?’49 Ik denk dat de situatie nu, na honderd jaar, nog niet veel is veranderd. De generische stad van Koolhaas is een realiteit. De anonieme gestapelde woningbouw hebben we nog steeds niet verlaten, al hebben we tegenwoordig de witte betongevels beplakt met natuursteen of baksteenstrips, omdat we dat wel zo gezellig vinden. Mogelijk is het particuliere opdrachtgeverschap daarom juist nu zo populair. Als reactie op de anonimiteit, bouwen we nu graag ons eigen themahuis, van de nostalgische notariswoning tot gepersonaliseerde cataloguswoningen. Deze kleinburgerlijke architectuur is het ultieme individualistische aardse paradijs. Beide woonvormen, de rationele, anonieme seriebouw en de kleinburgerlijke thema woning, zijn buitengewoon saai. Daarnaast is onze vrije tijd zo ver ontwikkeld dat we onze dagen slijten in de lege tijd van de verveling. Is er een alternatief voor de huidige woonvorm? Volgens mij had Mondriaan in 1927 hier het antwoord al op. De mens zal gelukkig zijn in het (universele) aardse paradijs door hemzelf geschapen. Universeel omdat het onderdeel uitmaakt van het geheel, en dus niet individualistisch is. Een aards paradijs omdat dit door hemzelf is geschapen, en niet omdat dit is aangekleed met aangekochte identiteit. Een oplossing is mogelijk ook te vinden in de homo ludens, die de mens als spelend wezen vertegenwoordigt. Het spelend element in de mens is volgens Johan Huizinga ouder dan cultuur, de dieren hebben namelijk niet op de mensen gewacht om hen te leren spelen. Interessant aan de activiteiten van de spelende mens is dat deze verder gaan dan de biologische of materiële activiteiten. Huizinga stelt in dit kader: ‘Maar met het spel erkent men, of men wil of niet, de geest. Want het spel is, wat ook zijn wezen zij, niet stof.’50 In tegenstelling tot de consumerende mens, die zich wel bezighoudt met materiele zaken, is de homo ludens een geschikte vervanger voor het verval van handelen. De homo ludens is terug te vinden in de architectuur van het Situationisme, met name in het Nieuw Babylon van Constant Nieuwenhuijs. Nieuw Babylon is een utopie waarin al het werk geautomatiseerd is, waar geen schaarste meer is, en al het grondbezit en productie zijn gesocialiseerd. Hierdoor ontstaat er een werkelijke vrijheid. In deze vrijheid zal de mens reageren op zijn behoefte aan spel. De homo ludens is op een creatieve en actieve manier bezig met zijn nomadische woonomgeving door deze te creëren en te transformeren. Nieuw Babylon is een dynamisch labyrint, er wordt actief gezocht naar desoriëntatie. Het doel hiervan is het geheel verliezen van het gevoel van tijd.51 In termen van het situationisme is dit situation construite, het construeren van een situatie, en de dérive, het ongepland ronddolen door een stedelijk landschap. Alle bewoners kunnen hier op een actieve wijze, en met universele middelen, hun eigen woonomgeving creëren. Zij vullen hun vrije tijd niet meer met verveling en consumptie, maar met spel en dérive. Hierdoor zullen ze gelukkig kunnen worden in het aardse paradijs, door henzelf geschapen.

Camilli Mauclair, ‘Huizen zonder ziel’, in: Hilde Heynen e.a. (red.), Dat is architectuur. Sleutelteksten uit de twintigste eeuw (Uitgeverij 010 2009), p. 233. 50 Johan Huizinga, Homo ludens. Proeve ener bepaling van het spelelement der cultuur (WoltersNoordhof 1985), p. 3 51 Mark Wigley, Constant’s New Babylon (010 Publishers 1998). 49

26


6. Bouwen aan het huis in wording: bevrijding uit de vrijwillige opsluiting Aangezien onze huidige samenleving gekenmerkt wordt door veel te afgesloten woonvormen, ben ik van mening dat dit in de toekomst moet veranderen. De weg naar die toekomst is een eindeloze reis zonder specifiek einddoel. Het is een nomadisch proces, waarin niets zeker is en alles veranderlijk is. Hoewel wij de tijd momenteel vooral als chronologisch ervaren, zie ik de weg naar de toekomst juist niet als lineair en doelgericht. In 1940 schreef Walter Benjamin al over een onbekende toekomst: ‘Kijkend naar de geschiedenis, met de storm vanuit het paradijs in zijn vleugels, wordt de engel der geschiedenis achterwaarts naar een toekomst gestuwd, die hij noch kent, noch voorspelt.’52 In de toekomst die ik voor ogen heb zullen we waarschijnlijk leven in een netwerkstad waarin we niet langer plaatsgebonden zijn.53 Ditzelfde geldt voor ons gehele leven, ons werk, onze vrije tijd en ons sociale leven. Vanuit diverse bronnen kan worden opgemaakt dat we in toenemende mate deel uit zullen maken van een dynamisch netwerk. De huidige utilitaire samenleving is, nu de utilitaire werkzaamheden en verplaatsingen worden geautomatiseerd,54 al aan het transformeren naar een creatieve samenleving. De samenleving van de toekomst is deze van het ‘handelen’55 en de homo ludens.56 Dan zijn niet meer de productie en consumptie belangrijk, maar wel de sociale interactie zonder tussenkomst van dingen. We zullen niet meer gericht zijn op noeste arbeid, maar eerst en vooral op het spel. Het leven zullen we steeds meer zien als een toneelspel. We zullen situaties creëren57 welke ons laten ontsnappen uit het gebruikelijke dagelijkse leven. Niet gericht op wat de utilitaire maatschappij van ons verwacht zullen wij in vrijheid zoeken naar onze authentieke verlangens en ons focussen op het najagen hiervan. Op een speelse en onderzoekende wijze zullen we de toekomst ontdekken waartoe we ons aangetrokken voelen. Het leven wordt hierdoor een expressie van een individuele ontdekkingsreis. Het leven wordt een voorstelling van jezelf. We zullen onszelf moeten bevrijden uit de vrijwillige opsluiting uit onze capsules om de persoonlijke voorstelling te kunnen beginnen. Individueel bezit zal door het grotere belang van menselijke ontmoetingen en het actief inrichten van de vrije tijd onbelangrijk worden. Afscheiding en uitsluiting zullen in verval raken en daarmee zal de scheiding tussen het publiek domein en het privédomein vervagen. De eenwording van stad, straat en woning zal een Walter Benjamin, Over het concept van de geschiedenis (1940), These IX. De storm uit het paradijs is zoals de tijd. Deze forceert ons de toekomst in, wij kunnen de tijd niet stuiten. De engel vertrekt vanuit de geschiedenis waar hij naar kijkt. Zijn rug is gekeerd naar onbekende toekomst. 53 Rem Koolhaas, S M L XL (The Monacelli Press 1995), vanaf p. 1248. Hier beschrijft Rem Koolhaas de hedendaagse stad als een generische netwerkstad zonder plaats. 54 Dit idee is gebaseerd op Constant’s Nieuw Babylon. 55 Hannah Arendt, De menselijke conditie (Uitgeverij Boom 2009). 56 Johan Huizinga, Homo ludens. Proeve ener bepaling van het spelelement der cultuur (WoltersNoordhof 1985). 57 Het creëren van situaties verwijst naar het Situationisme. Het is een moment in het leven waarin doelbewust een speelse situatie wordt gecreëerd door een collectief in een sfeervolle unitaire omgeving. 52

27


omgeving vormen waarin continu rondgedwaald kan worden. Dit project is voor mensen zoals de engel der geschiedenis. We laten het verleden achter ons en gaan op weg naar een onbekende toekomst teneinde te ontsnappen uit de vrijwillige opsluiting en om een gelukkig en vrij leven te leiden in universaliteit. Mijn opgave is een optimistische nieuwe woonvorm. Het doel ervan is mensen te bevrijden van het gefixeerde bestaan en te ontlasten van de hunkering naar onveranderlijkheid. Het proces staat centraal in dit project, waarin veranderlijkheid en vrijheid worden gefaciliteerd.

28


29


30


Architectonisch ontwerp

31


Een analyse van mijn voormalige privéwoning als inspiratie

Tijdens mijn studieperiode heb ik lange tijd aan de Marnixstraat in Amsterdam gewoond. Mijn persoonlijke ruimte had een oppervlakte van 23m². In deze ruimte – die relatief klein was – stonden veel spullen van matige kwaliteit. Ik gebruikte deze spullen slechts incidenteel. In het huis waar ik verbleef bevonden zich tien soortgelijke persoonlijke ruimtes. De Marnixstraat zelf is een aaneenschakeling van honderden dergelijke woningen. Een individu slaat een eigen versie van zijn of haar spullen op in de toch al veel te kleine woningen. Eigenlijk komt het erop neer dat de Marnixstraat een grote opslagplaats is van spullen die nauwelijks gebruikt worden. In de desbetreffende periode betaalde ik € 450,euro voor mijn woning. Na mijn vertrek is de huur zelfs verhoogd naar € 1150,- euro. Ik vind dit een erg dure opslagruimte. Om ruimtes optimaal te kunnen benutten kunnen we leren om sommige spullen met elkaar te delen. In plaats van dat we honderden wasmachines, kledingrekken, meterkasten, cv-ketels, vuilnisbakken, bergingen, gereedschapskoffers, fietspompen, magnetrons, wasemkappen, bureautjes, printers, balkonnetjes, badkuipen, klokken, zeeppompjes, en nog veel meer van hetzelfde maken, kunnen we het beter gezamenlijk aanpakken.

32


verhouding functioneel en vrij woonoppervlak

individueel

individueel

gemeenschappelijk

functioneel

vrij

vrij

33


mijn voormalige privĂŠwoning

34


35


Programma van eisen

Op basis van de analyse van mijn voormalige woning ben ik nagegaan welke dagelijkse bezigheden er zoal plaatsvinden in een woning. Op basis van deze bezigheden heb ik een inventarisatie gedaan van de functionele ruimtebehoefte van de ‘Tussenstop’.

36


37


Gebruik of bezit

Op deze pagina zijn twee schema’s afgebeeld. Het bovenste schema is een weergave van de ruimte die een bewoner van de ‘Tussenstop’ tot zijn beschikking heeft. Omdat een bewoner over een slaapkamer en badkamer beschikt die tezamen 27m² in beslag nemen, zou de bewoner op het eerste gezicht enkel deze oppervlakte als persoonlijk bezit kunnen zien. Dat lijkt weinig. Echter, de bewoner heeft daarnaast beschikking over maar liefst 4.345m² aan gemeenschappelijke ruimtes. In het onderste schema vergelijk ik de ruimte van 27m² uit de ‘Tussenstop’ met een gangbare nieuwbouwwoning op het Zeeburgereiland in Amsterdam. Een dergelijke woning kost gemiddeld € 1.800,- euro per maand. Hiervoor krijg je 85m² aan woonoppervlakte in bezit. Dit is aanzienlijk meer dan de 27m² die een bewoner van de ‘Tussenstop’ privé in gebruik heeft. De woning op het Zeeburgereiland heeft echter geen enkele gemeenschappelijke ruimte.

38


ruimtegebruik de ‘Tussenstop’

ruimtebezit traditionele woning

39


Het financieel overzicht

Om de haalbaarheid van het project te toetsen en om na te gaan of het project een relevante concurrentie kan aangaan met de traditionele woningbouw, heb ik een financieel onderzoek uitgevoerd. Daartoe heb ik een nieuwbouwproject op het Zeeburgereiland (genaamd ‘Terrazzo’) in Amsterdam als vergelijking genomen ten opzichte van de verblijfsruimte in de ‘Tussenstop’. Het Zeeburgereiland is namelijk een hedendaagse uitbreiding van de stad Amsterdam. De hedendaagse appartementen worden veelal gebouwd voor een traditionele, individuele levensstijl. Ondanks dat de appartementen sober en simpel zijn, zijn deze woningen toch erg duur en voor veel mensen geen reële en financieel haalbare optie. Voor mij was dit een indicatie dat het noodzakelijk is om alternatieven voor de huidige woonsituatie te bedenken. Ten eerste heb ik een kostenraming gemaakt om de abonnementskosten voor de ‘Tussenstop’ te kunnen bepalen. Hierin heb ik de investeringskosten verrekend over een terugverdienperiode van 240 maanden. Verder heb ik rekening gehouden met servicekosten of onderhoud en inrichtingselementen. Niet onbelangrijk zijn ook de kosten voor dienstverlening. Ten tweede heb ik de ‘Tussenstop’ vergeleken met het project op het Zeeburgereiland (zie de grafieken op de volgende pagina). Hieruit blijkt op het eerste gezicht dat de bewoners van de ‘Tussenstop’ per vierkante meter aan privéruimte aanzienlijk meer betalen dan aan een traditioneel project. Echter, wanneer de gedeelde ruimtes meegerekend worden verandert dit beeld. Dan blijkt dat een bewoner van de ‘Tussenstop’ veel meer ruimte tot zijn beschikking krijgt voor zijn geld. Niet alleen is de relatieve huurprijs lager, ook de absolute huurprijs is lager. Een woning van 85m² op het Zeeburgereiland wordt namelijk voor € 1.800,- euro verhuurd, maar zonder servicekosten en zonder dienstverlening. In de ‘Tussenstop’ kost een kamer – met alle faciliteiten inbegrepen – € 1.086,- euro.

40


KOSTENRAMING bouwvolume in m3

32.000

investering per m3

€ 500,00 € 16.000.000,00

investering toeslag inrichting toeslag complexiteit

10% 5%

€ 18.400.000,00

totaal investering periode

240

aantal kamers

106 € 723,27

kale huur per kamer toeslag overmaat / flexfactor

5%

maandelijkse kosten per FTE dienstverlening per maand per kamer totale huur

€ 36,16 € 200,00

servicekosten per maand dienstverlening in FTE

€ 1.600.000,00 € 800.000,00

4,5 € 3.000,00 € 127,36 € 1.086,79

41


Tussenstop

42

Terrazzo Zeeburgereiland


43


Netwerk van Tussenstops

Bewoners van de ‘Tussenstop’ betalen geen hypotheek of huur, ze maken gebruik van het gebouw op basis van abonnementskosten. Dit betekent dat zij niet vast zitten aan een huis of aan een huurcontract. Dit geeft de bewoners maximale flexibiliteit. Met dit abonnement kunnen zij gebruik maken van alle gebouwen van de ‘Tussenstop’ over de gehele wereld. Zo is een ‘Tussenstop’-gebouw niet alleen in Amsterdam te vinden, maar ook in andere grote steden zoals Londen, Parijs of Tokyo. Uiteraard kan je slechts één kamer tegelijk (dus op één locatie) bezetten. De gebouwen hebben een beperkte overmaat zodat verhuizingen van en naar gebouwen mogelijk zijn zonder dat er een wachtlijst is. Tegelijkertijd zullen er ook altijd abonnementhouders zijn die een periode geen woonruimte in gebruik hebben. Het gebouw is dus te zien als een dienst waar gebruik van gemaakt kan worden. Het voordeel hiervan is dat bewoners zich geen zorgen hoeven te maken over contracten, onderhoud, waarde en andere praktische zaken. Bewoners krijgen maximale flexibiliteit en kunnen komen en gaan wanneer ze willen. Daarnaast wordt je niet beperkt in voorzieningen, je kan over de hele wereld terecht en je kan gebruik maken van een groot aanbod van diensten.


netwerk de ‘Tussenstop’


Satelliet-locatie

De locatie van het gebouw is afgestemd op de bewoners. De bewoners zijn dynamisch en mobiel, ze zijn niet aangewezen op een vaste verblijfsplaats. Gebeurtenissen in het leven van gebruikers kunnen ervoor zorgen dat de mensen andere eisen gaan stellen aan hun woonsituatie. De fysieke woonomgeving conformeert zich aan het leven van de mensen, en niet andersom. Het komt regelmatig voor dat het werk, relaties of interesses van mensen veranderen. Het moet daarom voor gebruikers eenvoudig zijn om te komen en om te gaan. Daarom is het gebouw gesitueerd op een satelliet-locatie, namelijk de Arlandaweg nabij station Amsterdam Sloterdijk. Het gaat hier om een plaats die momenteel binnen een monofunctioneel kantoorgebied is gesitueerd, maar in de toekomst komt hier verandering in. Sloterdijk wordt namelijk een satelliet-centrum van Amsterdam. De havenactiviteiten worden teruggeschroefd en er komt een mix van wonen, werken en recreëren met voldoende publieke voorzieningen. Daardoor is dit een bij uitstek geschikte locatie voor de ‘Tussenstop’. Sloterdijk is namelijk ook nog eens uitstekend verbonden met allerlei infrastructuren. Bewoners kunnen eenvoudig overstappen op het openbaar vervoer. De twee afbeeldingen hiernaast zetten de huidige situatie af tegen een prognose van de toekomstige situatie. Veel kleinschalige gebouwen worden vervangen door grootschalige gebouwen. Lege plekken worden ingevuld. Straten en bouwblokken worden duidelijker gedefinieerd.

satteliet locatie 46


huidige situatie Sloterdijk

prognose toekomstige situatie Sloterdijk 47


Hoe is de ‘Tussenstop’ gesitueerd in de stad?

De ‘Tussenstop’ heeft een ruimtelijke en dynamische uitstraling. Het gebouw is vrijstaand gesitueerd op de hoek van een middelhoog bouwblok. Op de meest prominente hoek opent het gebouw zich. De hoofdentree is gesitueerd op een plek waar een grote trap een uitnodigend gebaar maakt. Leveringen vinden plaats aan de achterzijde van het gebouw in de tussenstraten van het bouwblok. Het gebouw is een compositie van schijven. In het gevelbeeld zijn een aantal grote schijven te zien. Deze worden gevormd door clusters van slaapkamers. Ondanks dat er sprake is van kleine slaapkamers, geven de clusters een grootschaligheid aan het gebouw.

48


49




totaal

52

privĂŠ

pass


sage

gemeenschappelijk

constructie

53


Brandveiligheid

De privévertrekken worden aangemerkt als logiefunctie. Iedere kamer is zowel een beschermd subcompartiment als ook een subbrandcompartiment. Alle overige vertrekken worden samengevoegd tot één compartiment, met uitzondering van de garage. Dit is een apart brandcompartiment, hiervoor gelden specifieke eisen. Normaal gesproken is de maximale grootte van een compartiment 1.000m². De ruimtes beslaan een groter oppervlakte dan 1.000m². Er zullen dus aanvullende maatregelen getroffen moeten worden. Voor een bijeenkomstfunctie kan een vuurbelasting van 750-1000MJ/m² aangehouden worden. Dit betekent dat door het toepassen van een sprinkler (maatregelenpakket I) een extra groot brandcompartiment tot 5.000m² gerealiseerd kan worden. Twee brandveilige trappenhuizen garanderen ten alle tijden tenminste twee veilige vluchtroutes. Omdat de vluchtroutes beginnen en eindigen in één en hetzelfde compartiment worden deze direct naar buiten geleid. De trappenhuizen zijn zodanig gepositioneerd dat de maximale loopafstand van 30m niet overschreden wordt.

54


logiefunctie

bijeenkomstfunctie

vluchtroute 55




De passage

Iemand die de ‘Tussenstop’ via de voorzijde van het gebouw betreedt loopt tegen de passage aan die op de begane grond begint. De passage wordt gevormd door een aantal trappen in het gebouw en de daaraan gekoppelde ruimtes. In wezen loopt de passage als een rode draad door het hele gebouw, want het is een ruimte die als het ware door de ‘Tussenstop’ stroomt. Dit onderdeel kan het beste worden omschreven als een aaneenschakeling van straten en pleinen. Doordat de trappen van de passage kruislinks door het gebouw lopen, krijgt de passage eigenschappen van een trappenhuis van Escher. Wat de passage verder zo bijzonder maakt, is dat het diagonale zichtlijnen biedt en dat het een continue route vormt waarin de passant steeds van oriëntatie en perspectief wisselt. Steeds is er weer een vista op een andere ruimte. Grote en kleine ruimtes, binnen- en buitenruimtes wisselen elkaar af. De passage is de ruimte waarin ontmoeting centraal staat. Het is niet enkel een doorgangsroute, maar ook de plek waar bewoners elkaar treffen en een aantal dagelijkse activiteiten kunnen verrichten, zoals koffie drinken, een boek lezen, een drankje drinken of een ontbijtje eten.

58


59


De serviceruimte

Een aantal cruciale voorzieningen van de ‘Tussenstop’ komen samen in de serviceruimte op de begane grond. Voor het in- en uitchecken in het gebouw, voor alle vragen en voor eventuele klachten kunnen bewoners zich richten tot de medewerker achter de servicedesk. Hier kunnen bewoners hun was afgeven en het laten wassen in de nabijgelegen wasruimte, die zich eveneens op de begane grond bevindt. Ook kunnen ze via de servicedesk hun post laten versturen en ontvangen en daar de door hen online bestelde boodschappen of andere goederen ophalen. De brieven of pakketjes die voor de bewoners worden bezorgd worden afgeleverd aan de achterzijde van het gebouw. Hun aflevering wordt gemeld bij de servicedesk en de spullen worden opgeslagen in de serviceruimte totdat de bewoners deze komen ophalen. De serviceruimte voorziet verder in een EHBO kamer en een ruimte waarin containers voor het afval staan. Noemenswaardig is dat de serviceruimte uit twee soorten depots bestaat, waar spullen van bewoners tijdelijk kunnen worden opzijgelegd. Ten eerste is er het persoonlijk depot waar iedere bewoner over een zekere ruimte beschikt om persoonlijke spullen op te slaan. In alle ‘Tussenstop’ gebouwen over de hele wereld zijn dergelijke depots gestationeerd. Wanneer een bewoner bijvoorbeeld van een Amsterdamse ‘Tussenstop’ verhuist naar een ‘Tussenstop’ in Tokyo dan kan de bewoner zijn of haar spullen uit het depot in Amsterdam laten verhuizen naar de opslagplaats in Tokyo. Deze persoonlijke depot is vooral bedoeld voor grotere eigendommen of spullen die iemand niet op regelmatige basis gebruikt. Ten tweede is er ook een gemeenschappelijk depot, waar alle spullen voor gemeenschappelijk gebruik zijn opgeslagen. Het gaat hier dan onder andere om goederen die worden gebruikt om een feestje te organiseren, specifieke keukenspullen, meubilair, elektronische apparaten, boeken en gereedschap.

60


De garage

Op de begane grond is tevens ruimte vrijgemaakt voor een garage. Daarin zijn auto’s geparkeerd die door de bewoners kunnen worden gehuurd voor een bepaalde tijd. Ook kunnen de bewoners fietsen reserveren die ook in een aparte fietsenstalling in de garage staan.

begane grond 61


De voorstellingsruimte

Op de eerste verdieping is een voorstellingruimte ingericht voor onder andere theater- en filmliefhebbers. Deze ruimte heeft een zachte en warme uitstraling. De gevel is volledig te verduisteren en de ruimte is met een gordijn af te zonderen van de rest van het gebouw. De ruimte is voorzien van een groot scherm, een tribune en een podium en kan daardoor goed worden gebruikt voor onder andere het afspelen van films, het verzorgen van concerten of toneelvoorstellingen en voor het geven van presentaties.

1e verdieping 62


63




De gemeenschappelijke keuken

Bewoners kunnen koken en eten in de gemeenschappelijke keuken op de tweede verdieping. De ruimte is zodanig ontworpen dat het de mogelijkheid biedt aan mensen om in hun eentje eten te bereiden dan wel in kleinere groepjes. De keuken bevat meerdere grote kookeilanden met allerlei andere kookvoorzieningen om maaltijden te bereiden. Het is de bedoeling dat iedere bewoner zijn of haar spullen opruimt, maar er komt ook een schoonmaker geregeld langs om de gehele keuken te reinigen.

2e verdieping 66


67


68


Het atelier

In het atelier, te vinden op de derde verdieping, kunnen de bewoners hun creativiteit uiten. In deze ruimte kunnen bewoners bijvoorbeeld maquettes bouwen, schilderen of spullen repareren. De ruimte kan ook tijdelijk worden gebruikt voor een tentoonstelling.

3e verdieping 69


De tuinkamer

De tuinkamer is een binnentuin op de vierde verdieping waar verschillende soorten planten en bomen zijn geplaatst. Doordat de tuin op het zuiden staat, krijgt het veel licht. De semitransparante wanden die de tuinkamer omringen laten licht door naar de rest van het gebouw. Iemand die langs de tuinkamer loopt, proeft nog steeds de sfeer van de tuinkamer dankzij de half-doorzichtige wanden. De tuinkamer biedt wat contrast met sommige andere, meer dynamische gedeelde ruimtes in het gebouw. Het is de ultieme plek om een zen gevoel te ervaren. De planten en bomen worden regelmatig onderhouden door een tuinman.

4e verdieping 70


71




De kantoorruimte

Op de vijfde verdieping kunnen de bewoners een kantoorruimte aantreffen waarin flexwerkplekken zijn ingericht. Daar kunnen de bewoners plaatsnemen achter bureaus en gebruik maken van printers en scanners. Ook is daar een vergadertafel geplaatst.

5e verdieping 74


75


Het zwembad

Het overdekte zwembad is te vinden op de zevende verdieping. Doordat het 17 meter lang en 5 meter breed is, biedt het voldoende ruimte voor bewoners die behoefte hebben aan wat recreatie om wat banen te trekken. De voorzieningen voor degenen die gebruik willen maken van het zwembad zijn ingericht op de zesde en zevende verdieping. Vanaf de zesde verdieping kan een bewoner via de trap of de lift het zwembad betreden. Op de zesde verdieping zijn verder de verkleedkamers, de lockers voor de spullen en de doucheruimtes.

6e verdieping 76


7e verdieping 77


78


Het dakterras

De ‘Tussenstop’ heeft een dakterras op de achtste verdieping dat uitkijkt over heel Amsterdam. Hier kunnen bewoners samenkomen om te ontspannen en te genieten van het uitzicht.

dak aanzicht 79


Privéruimte

Iedere bewoner kan een privéruimte in gebruik nemen. De ruimte is geschikt voor één of twee personen. Er zijn 106 van dergelijke ruimtes in het gebouw. Dit betekent dat 106 tot 212 personen tegelijkertijd in het gebouw kunnen verblijven. De woningen hebben een gemiddelde oppervlakte van 27m². De kamers hebben een rustige en robuuste uitstraling. De ruimtes zijn zodanig gematerialiseerd dat ze rust beiden in tegenstelling tot de dynamische gemeenschappelijke ruimtes. Iedere bewoner heeft de beschikking over een persoonlijke badkamer met douche, wastafel, toilet en spiegel. In de badkamer is voldoende ruimte voor bad textiel en voor spullen ten behoeve van de persoonlijke verzorging. Ook is er ruimte voor een tweepersoonsbed met nachtkastjes. In een wandmeubel zijn garderobekasten opgenomen waarin de bewoner kleding en andere persoonlijke spullen kan opbergen. Verder is er ook een tafelblad opgenomen, waaraan de bewoner bijvoorbeeld kan lezen of schrijven. De kamer heeft een grote houten kozijn met het formaat van de gehele gevel. Dit zorgt voor veel licht en lucht in de ruimte. Met een gordijn is de ruimte te verduisteren.

80


81


zuidgevel

oostgevel

82


noordgevel

westgevel

83


zwart beton

betonnen dakconstructie

tegelvloer zwembad U glass

geprofileerde staalplaat pui met taatsdeuren

betonkern schuifpui

gietvloer


houten kozijn installatieruimte beton gevel beton kolom vliesgevel houten vloerafwerking

beton trap met houten afwerking

tapijt

slaapkamer polycarbonaat sanitair

houten wandafwerking

tapijt

stalen kozijnen metalen wandbekleding betonvloer


86


Het dagboek van een reiziger Enkele dagen uit het leven van een bewoner in ‘Tussenstop’

87


2 september 2018: de check-in en de eerste indruk Op 2 september 2018 arriveer ik op Station Amsterdam Sloterdijk om mij tijdelijk in Amsterdam te vestigen. De bedoeling is dat ik vanaf 3 september 2018 twee jaar lang als postdoc aan de Universiteit van Amsterdam, de Faculteit der Geesteswetenschappen, ga werken. Zelf ben ik afkomstig uit Nijmegen. Ik heb nooit eerder in Amsterdam gewoond en ken er vrijwel niemand. Daarom heb ik een kamer digitaal gereserveerd in de ‘Tussenstop’, een gebouw met 106 kamers en verschillende andere ruimtes die door de bewoners worden gedeeld. Ik heb er bewust voor gekozen om te wonen in dit dynamische, interactieve gebouw, waar mensen van verschillende achtergronden elkaar makkelijk kunnen treffen. Het zal mij ongetwijfeld de kans bieden om sneller nieuwe mensen te leren kennen. Het is al 22 uur geweest als ik op het station arriveer. Daarom loop ik onmiddellijk na mijn aankomst met mijn rolkoffer richting de ‘Tussenstop’ die zich aan de Arlandaweg bevindt. Als ik arriveer check ik eerst in bij de servicedesk op de begane grond. Ik word door de gastheer geleid naar de lift die mij dichter bij mijn kamer, op de eerste verdieping, moet brengen. Eenmaal in de kamer tref ik een garderobe aan, een bed, een tafel, een stoel, en een opbergruimte voor persoonlijke spullen. In de hoek zit een privébadkamer in een afgesloten ruimte. Ook tref ik in de kamer een groot raam aan dat geopend kan worden en dat een uitzicht over de stad heeft. Zachte grijstinten van de muren en de meubels geven de kamer een rustige en sobere uitstraling. Stoere en stevige materialen zoals beton, waarvan de vloer en de gevel zijn gemaakt, geven mij een gevoel van geborgenheid. De kamer is een plek waar ik mij veilig voel. In tegenstelling tot sommige interactieve ruimtes, die soms wat drukker kunnen zijn omdat de verschillende bewoners van de ‘Tussenstop’ daar samenkomen, is mijn slaapkamer een bron van rust. Omdat ik laat ben gearriveerd, hang ik snel mijn kleding op in de garderobe, berg mijn koffer op in de opbergkast en zet wat persoonlijke spullen op het dressoir. Ik sluit de gordijnen en ga gelijk naar bed. 3 september 2018: mijn eerste dag als inwoner van Amsterdam Vanochtend word ik vroeg wakker omdat ik mij om 9 uur moet melden op mijn nieuwe werk. Ik open de gordijnen en het raam. Vervolgens loop ik naar de badkamer om te douchen en mijn tanden te poetsen. Gebruikte handdoeken en kleding kan ik in een wasmand gooien. Als ik wil dat deze gewassen worden, kan ik dit regelen via de servicedesk op de begane grond. Zij hebben daar een aparte wasruimte waar de kleding kan worden gewassen. Het enige wat ik hoef te doen is mijn was naar de baliemedewerkers brengen. Ik trek schone kleding aan die in de garderobe hangt. Mijn ontbijt bestel ik dezelfde ochtend online en de boodschappen worden afgeleverd bij de servicedesk. De boodschappen kunnen worden bewaard in een koelkast en opslagkastjes van de pantry die het dichtst bij mijn slaapkamer zit. In dezelfde pantry maak ik ook mijn ontbijt klaar, neem koffie uit de automaat en zoek een plek op in de buurt om te zitten. Tijdens het ontbijt maak ik kennis met een andere bewoner die al langer in het gebouw verblijft. Na mijn ontbijt plaats ik de vuile vaat in de vaatwasser van de pantry. Even later ben ik op weg naar mijn werk. Zelf maak ik gebruik van het openbaar vervoer om de plaats van mijn bestemming te bereiken. Het openbaar vervoer bevindt zich op loopafstand van de ‘Tussenstop’. Maar voor degenen die op een andere manier willen reizen zijn alternatieven voorhanden. Zo staan er auto’s in de garage van het gebouw die door de bewoners kunnen worden gereserveerd voor een bepaalde tijd. Ook bestaat de mogelijkheid om fietsen te huren. Voor het reserveren van zowel de auto’s als de fietsen is een handige app ontwikkeld. Nadat je de app hebt gedownload, kun je makkelijk de voertuigen opvragen. Mocht ik overigens

88


af en toe van huis uit willen werken, dan is dat mogelijk. Op de vijfde verdieping van de ‘Tussenstop’ is een speciale kantoorruimte te vinden. Zij bestaat uit verschillende flexplekken voor de bewoners van het gebouw. Als ik tegen het eind van de middag weer thuis ben, kom ik in de passage algauw andere bewoners tegen. Nadat we kennis hebben gemaakt, besluiten we om samen te gaan koken en te eten. Wederom heb ik voor het eten de boodschappen online besteld en hetzelfde geldt voor mijn medebewoners. In de keuken, die is ingericht met verschillende kookeilanden, bereiden we tapas voor. De inrichting van de keuken zorgt ervoor dat makkelijk in kleine groepjes kan worden gekookt en gegeten. Bovendien is in de keuken voldoende kookgerei en servies aanwezig voor het organiseren van diners. Verder is de ruimte in het bijzonder geschikt om gezamenlijk te koken en te experimenteren met recepten en deze onderling uit te wisselen. Vanzelfsprekend is het dat iedere bewoner zijn of haar rommel opruimt, maar de keuken wordt ook regelmatig professioneel schoongemaakt. Later op de avond heb ik met enkele collega’s afgesproken om iets te drinken in de ‘Tussenstop’. Rond 21 uur lees ik via whatsapp dat ze zijn gearriveerd en op de begane grond staan te wachten. Omdat zij het gebouw niet zomaar kunnen betreden, haal ik ze beneden op en leid ze naar de passage waar we een fles wijn open trekken. Namelijk, alleen bewoners krijgen de volledige toegang tot het gebouw met een pasje. Nadat mijn collega’s zijn vertrokken en voordat ik ga slapen, wil ik even een duik nemen in het zwembad op de zevende verdieping. Onder het zwembad, in de ruimtes op de zesde verdieping, zijn de kleedkamers en doucheruimtes ingericht. Daar trek ik mijn zwemkleding aan. Het zwembad is te bereiken via de trap of met de lift en biedt een mooi uitzicht over de stad. 31 augustus 2020: vertrek uit Amsterdam Mijn postdoc periode zit er alweer op. Het is tijd voor een nieuw avontuur en een nieuwe stad. Op deze dag pak ik mijn koffer in en neem de spullen met me mee die ik het hardst nodig heb. Spullen die ik niet op korte termijn zal gebruiken laat ik achter in het persoonlijke depot op de begane grond. Deze spullen zullen op mijn verzoek worden doorgestuurd naar mijn nieuwe plaats van bestemming, een nieuwe ‘Tussenstop’.

89


90


Bijlagen

Volume studies Programma studies Ruimte sequenties Concept plattegrond Onderzoeks maquettes 3D print Maquette materialen

91


volume studies 92


programma studies 93


ruimte sequenties 94


concept plattegrond

95


onderzoeks maquettes 96


onderzoeks maquettes 97


98


99


maquette materialen 100


Met dank aan: Jasmina MaÄ?kić Julian Wolse Sanne Aertse, Remco van Buuren, Ferdinand van Dam, Vibeke Gieskes, Stephanie Gouka, Ashkan Hashemkhani, Tommy Hulsbosch, Hannie Kamer, Peter Kamer, Laurens Jan ten Kate, Maarten Kemperink, Paul Kuipers, Afra Schavemaker, Evelien Stamhuis, Ramona Uittenbogaard, Wouter van der Velpen, Adri Verhoef, Bruno Vermeersch, Maarten Vermeulen

101



Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.