Schoolfacilities februari 2025

Page 1


Inhoud Mooi begin van 2025

Het is precies een jaar geleden dat ik als eindredacteur begon bij Schoolfacilities. Sindsdien heb ik ontzettend veel inzicht gekregen in deze boeiende sector. Het was bijzonder om met zoveel mensen te spreken over hun uitdagingen en waar zij dagelijks mee bezig zijn. Een jaar geleden had ik nooit kunnen bedenken hoeveel er te leren valt. Zoals het spreekwoord zegt: De ervaring is de beste leermeester

In deze editie hebben veel mensen een waardevolle bijdrage geleverd. Dankzij hun hulp hebben we een editie samengesteld waar ik erg trots op ben. Een prachtige manier om 2025 te beginnen!

We besteden in deze uitgave veel aandacht aan huisvesting. Zo onderzochten we hoe gemeenten de financiering van schoolrenovaties regelen, een onderwerp waar al jaren discussie over bestaat. Daarnaast spraken we Herman Soepenberg van De Twentsche School: een stroming die zich inzet voor grote maatschappelijke impact, en kijken we samen met wethouder Nadya Aboyaakoub-Akkouh hoe de gemeente Amersfoort haar onderwijshuisvesting heeft georganiseerd.

Naast onderwijshuisvesting vind je in deze editie inspirerende artikelen over mentale gezondheid en gelijke kansen voor kinderen. Uiteraard ontbreken onze vertrouwde columns en rubrieken niet.

Ik wens je veel plezier met het lezen van deze editie. Moge 2025 een jaar worden vol geluk, kansen en nieuwe kennis. Hopelijk kan Schoolfacilities hieraan bijdragen!

Tim Doan

Colofon

Schoolfacilities is een onafhankelijk magazine voor huisvesting en facilitaire processen in het onderwijs.

Oplage en bereik: Verschijnt 3 keer per jaar in een oplage van 3.000 exemplaren, bij het VO, BVE, HBO, Universiteiten, gemeenten en het bovenschools management van het PO.

Redactie:

Tim Doan

Mirte Blok

Eindredactie: Ingrid de Moel en Yara Hooglugt Hooglandseweg Zuid 34, 3813 TC Amersfoort Telefoon: 033 258 43 37

E: redactie@schoolfacilities.nl

Vormgeving:

Charlot Luiting Ontwerp, Amersfoort

Samenfoort voelt de impact

Hoe gaat Amersfoort om met het aankomende ravijnjaar?

Het gaat niet goed met onze kinderen Beter onderzoek voor mentale problemen voor kinderen nodig.

18

Meer Shared Service Centers ICT

ICT wordt op de achtergrond steeds moeilijker te regelen.

Installaties hebben de toekomst Hoe kunnen installaties scholen helpen?

Rubrieken: Nieuw op de markt (20), Gezien & gelezen (30) Columns: TK Advocaten (13) En verder: Kansen in vernieuwingsopgave (4), Samenfoort (6), Tissues tot wandplaten (8), Verordening (10), Online vastgoeddata (14), Nieuwe fietsparkeren (16), Shared Service Centers (18), gelijke kansen voor leerlingen (22), Mentale gezondheid (24), Met oog voor elkaar (26), Twentsche school (28), Eenvoudige installaties (32), Online inclusiekompas (34)

Uitgave van: Bouwstenen voor Sociaal

ISSN: 1383-6331

Aansprakelijkheid:

Uitgever en auteurs verklaren dat deze uitgave op zorgvuldige wijze en naar beste weten is samengesteld. Zij aanvaarden geen enkele aansprakelijkheid voor schade, van welke aard ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die zijn gebaseerd op bedoelde informatie.

Twee kansen in vernieuwingsopgave

Door: Renee Petiet

“De media opzoeken voor urgentiebesef bij de politiek en zelf slimme combinaties zoeken”, zegt Ewald van Vliet, voorzitter van het CvB Lucas Onderwijs.

De problemen rond de onderwijshuisvesting in Nederland blijven aanzwellen. Er is een groeiende boeggolf van scholen die wachten op nieuwbouw of renovatie, terwijl de financiële middelen van gemeenten in 2026 flink dalen en de politieke prioriteit ontbreekt om het probleem structureel aan te pakken. Ewald van Vliet, voorzitter van het College van Bestuur van Stichting Lucas Onderwijs:

“We hebben ouderorganisaties en de media nodig om het urgentiebesef bij de druk op de politiek op te voeren en de complexe situatie op de agenda te krijgen. Daarnaast is het enige dat we zelf kunnen doen: kijken naar slimme combinaties met andere maatschappelijke organisaties.”

Een onhoudbare situatie

Ewald schetst nog een keer het urgente beeld van de situatie: “Er zijn scholen die al 10 tot 15 jaar wachten op nieuwbouw. In sommige gevallen is er zelfs na die tijd nog geen enkel perspectief dat er een oplossing komt met het ravijnjaar in zicht. Ondertussen stijgen de eisen en marktprijzen continu.”

“ We hebben ouderorganisaties en de media nodig

Financieel of bekostigingsvraagstuk?

Ewald: “Er zijn wel partijen die willen investeren, zoals pensioenfondsen, maar dat brengt rentecomponenten met zich mee, wat alles per saldo weer duurder maakt. Dit soort oplossingen helpt dus niet structureel. Schoolbesturen hebben

geen financieringsprobleem, maar een bekostigingsprobleem. Die bekostiging moet vanuit het rijk via gemeenten komen, maar als scholen bij de overheid aankloppen, verwijzen zij hen gelijk naar de gemeente. Steeds meer gemeenten laten juist weten dat er onvoldoende middelen zijn. Dit laat zien hoe het Rijk zich distantieert van het vraagstuk. Het echte probleem is dat de huidige bekostiging simpelweg niet toereikend is.”

Publiciteit als hefboom “Onderwijsorganisaties worden al snel gezien als de kalkoen die het kerstdiner komt samenstellen. Daarom is het belangrijk dat ouderorganisaties, de pers en andere belanghebbenden de urgentie van dit probleem benadrukken. Dat vergroot de kans dat het politieke prioriteit krijgt”, zegt Ewald en hij ziet hierin een belangrijke rol weggelegd voor initiatieven zoals het Deltaplan Scholen: “Jullie moeten vooral doorgaan met het Deltaplan Scholen,

want door het delen van goede voorbeelden en de urgentie van het vraagstuk zichtbaar te maken, kan het onderwerp meer prioriteit krijgen in de politiek.”

Jullie moeten vooral doorgaan met het Deltaplan Scholen

Complexe context

Een belangrijk punt dat Ewald wil maken is dat elk gebouw uniek is. In Den Haag heeft Lucas Onderwijs met partners een scholencampus gerealiseerd. Dit is het eerste energieneutrale schoolgebouw van de stad, voor 1200 leerlingen met een totale bouwsom van € 17.700.000,-. Deze kosten liggen nog onder het normbedrag. “Dit is gelukt omdat de school vrij in het veld staat. Binnenstedelijke projecten met bijvoorbeeld een langgerekt kavel en hoge welstandseisen of extra stedenbouwkundige eisen kosten miljoenen meer. De politiek werkt graag met normen en gemiddelden, maar elk gebouw wordt beïnvloed door de context waarin het gebouwd wordt. Dat maakt benchmarking ook lastig.” Het ontbreken van die realiteitszin is volgens Ewald een groot probleem. “Er wordt vaak gezegd: ‘Dan zoek je toch een andere kavel?’ Dat is echter in steden als Den Haag simpelweg geen optie. Kavels in de stad zijn schaars en vaak al in gebruik door ontwikkelaars. En we willen juist buurtscholen vanwege hun grote maatschappelijke waarde.”

Geld is niet voor de kern Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) heeft sinds 2024 jaarlijks wel meer dan 10 miljoen uitgetrokken voor ‘governance’: ondersteunende processen zoals informatie over modulair bouwen, een landelijke database voor onderwijsvastgoed en efficiëntie in de aanbesteding. “Hoewel deze initiatieven nuttig kunnen zijn, lossen ze de kern van

Deltaplan

het probleem niet op. De hoop die ik hierbij wel heb, is dat het OCW door deze inspanningen meer gaat zien hoe complex onderwijshuisvesting is en gaat inzien dat we over de hele linie miljarden tekort komen voor onderwijshuisvesting.”

Slimme combinaties

“Een van de weinige kansen binnen de huidige financiële kaders ligt in het combineren van functies binnen maatschappelijk vastgoed. Deze combinaties bieden kansen, zowel qua investering als exploitatie, maar brengen ook nieuwe uitdagingen met zich mee. Denk aan de vraag hoe je het beheer organiseert, zeker bij personele wisselingen, maar daar kunnen we natuurlijk in leren.”

Bouwen aan bewustwording

“Inzicht is de basis,” concludeert hij. “Dat vraagt om meer publiciteit en realistische verwachtingen. Dus laten we stoppen met wensdenken en kijken naar wat écht nodig is om goed onderwijs te bieden in frisse, moderne schoolgebouwen. Dat is toch wat we als scholen, gemeenten, ouders en het rijk gemeenschappelijk voor ogen hebben.”

Ewald van Vliet: voorzitter College van Bestuur Stichting Lucas Onderwijs (87 scholen in de regio Haaglanden)

• lid commissie samenwerkingsagenda (PO-raad, VO-raad en VNG m.b.t. maatschappelijk vastgoed)

• voormalig burgemeester Lansingerland, wethouder Gemeente Westland en wethouder gemeente Monster

Er wordt vaak gezegd: ‘dan zoek je toch een andere kavel?’

Wil je meedenken over het Deltaplan Scholen of bijdragen aan het creëren van meer aandacht voor onderwijshuisvesting? Sluit aan bij het netwerk van Bouwstenen voor Sociaal en werk samen aan oplossingen.

Deltaplan scholen Partner worden

Ook Samenfoort voelt de impact van het ‘Ravijnjaar’

In Amersfoort is de gemeentelijke zorgplicht voor onderwijshuisvesting doorgedecentraliseerd naar de coöperaties Samenfoort PO en Samenfoort VO. Dit coöperatieve model is relatief uniek in Nederland. Ondanks de positieve ervaring van betrokkenen, ontkomen ze ook hier niet aan de gevolgen van het ‘Ravijnjaar’.

Door: Tim Doan

Eind jaren ‘90 van de vorige eeuw heeft het Rijk haar taak te voorzien in de huisvesting voor het primair en voortgezet onderwijs gedecentraliseerd naar gemeenten. Ze bleef zelf verantwoordelijk voor de bekostiging hiervan via het gemeentefonds (kapitaallasten) en de bijdrage aan scholen (buitenen binnenonderhoud). Nadya Aboyaakoub-Akkouh wethouder in de Gemeente Amersfoort en onder andere verantwoordelijk voor onderwijs: “Als één van de gemeenten in Nederland hebben we de onderwijshuisvesting doorgedecentraliseerd naar de onderwijsbesturen, waardoor verschillende geldstromen bij elkaar kunnen worden gebracht. Het

betekent ook dat de schoolbesturen nu verantwoordelijk zijn voor de onderwijshuisvesting. Zij hebben zich verenigd in Samenfoort PO en Samenfoort VO.”

Jaarlijkse bijdrage

Aan de hand van een Integraal Huisvestingsplan (IHP) voor 40 jaar en een jaarlijkse bijdrage van de gemeente en de schoolbesturen kunnen de schoolbesturen nu in coöperatief verband de huisvestingsopgave uitvoeren. Aboyaakoub-Akkouh: “De schoolbesturen in Amersfoort hebben een paar jaar geleden € 310 miljoen ontvangen om in de komende 40 jaar de schoolgebouwen te vernieuwen. Dat is best een uitdaging, maar ik ben heel positief over hoe het hier gaat. Het mooie aan Samenfoort is dat, omdat ze dat geld hebben, ze heel goed kunnen differentiëren en schaalvoordelen kunnen zoeken met elkaar. Ze zijn het met elkaar eens, en dat is een groot voordeel. Er is geen venijn. Daardoor werk je beter samen op andere punten. Op het moment dat je weet: dit is jouw school, dit is mijn school, en je hebt die hele 40 jaar ingevuld, waarom zou je dan stressen?”

Volledige verantwoordelijkheid

Deze voordelen ziet Mark Canjels, huisvestingsbureau bij de coöperaties voor het PO en VO ook: “Wij dragen zorg voor de financiering van investeringen in onderwijshuisvesting en vervullen onze zorgplicht door allerlei activiteiten. Denk aan het coördineren van het verwerven van onderwijslocaties en aan het, samen met de bouwheren, plannen, ontwikkelen en toetsen van nieuwbouwprojecten. We sluiten daarvoor relevante overeenkomsten af, ontvangen financiering en kunnen, indien nodig, ook geldleningen aangaan. Een belangrijk voordeel is de samenwerking: Samenfoort bevordert de afstemming tussen leden en fungeert als kennisplatform voor het uitwisselen van ideeën en ervaringen. Ook ondersteunen we de scholen en de gemeente bij het aanvragen van subsidies voor onderwijshuisvesting. Het mooiste is dat al deze activiteiten worden uitgevoerd met een maatschappelijk doel. We richten ons op het bijdrage aan sombere, maar doelmatige onderwijsgebouwen in Amersfoort.”

Er

is geen venijn. Daardoor werk je beter samen op andere punten.

Erbij blijven

Deze vorm van organiseren betekent niet dat je er als gemeenten helemaal vanaf bent, merken ze bij de gemeen-

te. Wethouder Aboyaakoub-Akkouh:

“Integendeel. Je blijft verantwoordelijk. Ook al is het alleen maar om te monitoren. Het gaat tenslotte om gemeenschapsgeld. Dat geld ligt ergens en je moet naar de raad en de samenleving kunnen blijven verantwoorden wat ermee gebeurt. Wordt het geld goed besteed? Worden de resultaten zichtbaar en concreet, zoals dat er scholen op tijd worden gebouwd of verbouwd.”

Ravijnjaar in aankomst

Wethouder Aboyaakoub-Akkouh:

“Samenfoort doet al veel op het gebied van efficiëntie. Wanneer scholen gaan verhuizen, hebben ze een goed overzicht van de portefeuilles, waar de kansen liggen om leegstand goed te benutten. Maar stel dat er schaarste is, dan moet je kijken naar andere leegstaande panden of objecten. Daar ligt een kans. Daar zijn we ook met onze vastgoedafdeling mee bezig, vooral als er schaarste is, want het ravijnjaar komt eraan; gemeenten ontvangen fors minder geld van het Rijk vanaf 2026. Dat noodzaakt gemeenten om te bezuinigen. De gemeenteraad heeft besloten dat de realisatietermijn van het Integraal Huisvestingsplan wordt verlengd. Dat levert de gemeente een besparing op. Dat is toch wel lastig, want we hebben afspraken gemaakt en een bedrag afgesproken. Zij zijn er natuurlijk niet blij mee. Het is niet leuk; maar we moeten proberen de schaarste eerlijk te verdelen. De gemeente heeft er voor gekozen om de bezuinigingen zo veel mogelijk te spreiden over alle beleidsvelden.”

Huisvesting

Fikse uitdaging

Mark Canjels: ”Samenfoort voelt direct de impact van het ravijnjaar. Dit heeft direct financiële gevolgen voor de derde investeringsperiode van 2027 tot 2030 en indirect op de plannen voor de toekomst, vanaf 2031 en verder. Op verzoek van enerzijds de gemeente en anderzijds de schoolbesturen PO en VO werkt Samenfoort aan het financieren van het IHP voor 40 jaar. Iedere negatieve financiële ontwikkeling zet druk op de realisatie. Bouwen wordt elk jaar duurder. Los van indexaties zorgen BENG, ENG, gasloos, netcongestie en geopolitiek voor een fors duurdere opgave. De opgave wordt steeds groter en complexer, terwijl de middelen schaarser worden en het Rijk het laat afweten als het om structurele ophoging van de bekostiging gaat.“

Goed organiseren is een belangrijke voorwaarde om kinderen een goede plek te bieden.

Goed organiseren

De wethouder heeft haar hoop gevestigd op goede lokale samenwerking. Wethouder Aboyaakoub-Akkouh: “Daar liggen de kansen, juist nu, met de crisis voor de deur. Hoe kan je de vastgoedportefeuille nog beter benutten? Bijvoorbeeld door beter gebruik te maken van zowel de onderwijsgebouwen als het andere vastgoed van de gemeente. Eventueel ook die van de

Kindcentrum De Kei

particuliere markt. We moeten vooral kijken naar de slimme oplossingen die mogelijk zijn. In Amersfoort hebben we daarin stappen gemaakt. Dat komt ook doordat we het op een professionele manier hebben georganiseerd. Goed organiseren is een belangrijke voorwaarde om kinderen een goede plek te bieden. ”

Onderwijshuisvesting in cijfers

In 2023 en 2024 hebben gemeenten in Bouwstenen-verband onderzoek gedaan naar de jaarlijkse kosten en baten voor onderwijshuisvesting in het primair en voortgezet onderwijs. Daarbij is gebruikgemaakt van openbare data en algemene kentallen. Algemene conclusie is dat goede scholen (veilig en gezond) jaarlijks twee keer zoveel kosten dan gemeenten nu via het gemeentefonds ontvangen. Voor Amersfoort zijn de cijfers over 2023 als volgt.

• 15.343 leerlingen in het primair onderwijs (DUO)

• 18.426 leerlingen in het voortgezet onderwijs (DUO)

• € 38.923.757,- jaarlijks nodig voor goede schoolgebouwen en gym (Bouwstenen)

• € 16.743.543,- ontvangen van het Rijk via gemeentefonds (Toolbox PO-raad)

• € 22.180.214- tekort bekostiging vanuit het Rijk

• € 18.434.000,- uitgegeven aan onderwijs (gemeentebegroting)

Tijdens de Algemene Ledenvergadering van de Vereniging van Nederlandse gemeenten op 29 november 2024 is een motie aangenomen om het Rijk opnieuw en dringend dit probleem onder de aandacht te brengen.

Voor meer informatie:

QR code:

Tissues recyclen tot wandplaten op de VU

Door: Carmen Cosijn

De Vrije Universiteit (VU)

Amsterdam is gestart met het apart inzamelen van haar tissues. Deze stroom neemt een flink deel van het restafval in en komt zeer geconcentreerd vrij in de sanitaire ruimtes. Een bouwmaterialenbedrijf verwerkt de papieren tissues en maakt er wandplaten van. De VU deelt haar praktijkervaring met deze circulaire oplossing.

Nulmeting van Afval

Het verminderen van de milieuimpact door afval is een belangrijke pijler in het duurzaamheidsbeleid van de VU. Het doel: zero waste in 2030. Om hier te komen werkt de VU aan het verhogen van het scheidingspercentage totdat er uiteindelijk geen (rest)afval meer overblijft. Om te bepalen welke acties er nodig zijn om tot ‘zero waste’ te komen was het startpunt een nulmeting.

Een nulmeting van afval houdt in dat er naast de meting van de hoeveelheden ingezamelde afvalstromen aanvullend wordt gekeken naar de inhoud van de verschillende stromen: wat zit er eigenlijk in het afval? Een dergelijke grondstoffenanalyse geeft veel handvatten voor kansen voor recycling en preventie. Als onderdeel van de start van het nieuwe afvalcontract werd de nulmeting op de VU uitgevoerd door een afvalinzamelaar. Wat bleek: maar

liefst 82% van het afval dat bij het restafval wordt weggegooid kan gerecycled worden en zou dus niet in het restafval hoeven te belanden.

Verdeling grondstoffen (naar kilogrammen) in het restafval van de VU

50.000 kilo aan tissues

De grondstoffenanalyse legde bloot dat er drie grote stromen in het restafval zitten die goed verwerkt kunnen worden tot nuttige materialen. Meer dan 40% van het gewicht van de afvalbak bestond uit GFT (etensresten), 10% uit tissues en 15% plastic. Tissues en plastics nemen vooral ook veel volume in.

Adil Zardi is Teamleider Logistiek op de VU en verantwoordelijk voor de afvalinzameling: “Per jaar weten we dat er ongeveer 50.000 kilogram aan tissues wordt ingekocht. Linksom of rechtsom komen deze uiteindelijk in het restafval terecht. In totaal produceren we in een jaar ongeveer 1.100.000 kilogram restafval.”

Een no-brainer

De maatregel om papieren handdoekjes in te gaan zamelen voor recycling was een “no-brainer” volgens Adil. “We zijn direct gestart met het opzetten van een pilot omdat er een heel duidelijke plek is waar de meeste tissues worden gedeponeerd als afval: in de sanitaire ruimtes. We kozen voor een toiletruimte in een medewerkersgebied en een toiletruimte in een openbaar studiegebied om de praktijk van het inzamelen te testen.”

Handschoen of mandarijnschil

De resultaten van de pilot lieten zijn dat de afvalstroom heel schoon is: 99% van de inhoud van de geleegde afvalbakken bestaat ook daadwerkelijk uit tissues. Sporadisch is hier een handschoen van de schoonmakers, mandarijnschillen of afgedankte make-up-items in terug te vinden. De tissues zelf zijn ook amper vervuild omdat ze alleen worden gebruikt om de handen mee te drogen. Een dergelijke schone monostroom heeft hoge potentie voor recycling.

Op een enkele schoonmaakhandschoen na komen tissues in de sanitaire ruimtes vrij in een monostroom

Ander materiaal

Omdat tissues doorgaans niet schoon en droog worden geseponeerd mag deze stroom niet mee met het oud papier. Tissues hebben ook een andere samenstelling dan kantoorpapier. Kantoorpapier wordt gemaakt van lange sterke vezels, waardoor het papier sterk is en niet uit elkaar valt als het nat wordt. De vezels van papieren doekjes zijn vaak al gemaakt van gerecycled materiaal waardoor de vezels korter zijn. Die korte vezel zorgt voor de luchtige en zachtere structuur. Door toevoeging van natsterktemiddel valt het tissue toch niet uit elkaar wanneer het nat wordt.

Circulaire Verwerking

Bij de VU worden de tissues nu door een bouwmaterialenbedrijf verwerkt tot een nieuwe toepassing: wanden vloerplaten. De afvalinzamelaar transporteert deze naar de fabriek. De gipsvezelplaatproducent vermengt de tissues met ander oud papier en gips tot een homogene massa. Dit is de basis voor de gipsvezelplaat die het bouwmaterialenbedrijf perst van de gemengde grondstoffen. Het eindproduct kan worden ingezet bij de constructie van huizen voor brandwerende wanden en vloeren.

Deze toepassing is weliswaar anders dan de oorspronkelijke toepassing, maar bij einde levensduur (na een jaar of 30) kan de plaat wel weer volledig gerecycled worden tot een nieuwe gipsvezelplaat. De afvalinzamelaar werkt ook samen met andere partijen aan verwerking terug tot tissues of andere hygiëneproducten, maar hiervoor worden er op dit moment nog niet voldoende tissues ingezameld.

Afvalpers op nodig

In totaal heeft de VU tien gebouwen. Gemiddeld heeft ieder gebouw nog eens tien verdiepingen met op elke verdieping drie sanitaire ruimtes. Dat betekent heel veel zakken met tissues. Adil legt uit: “Toen de tissues meegingen met het restafval gingen ze op locatie al mee in de grote restafvalpers. Als je de tissues apart houdt en niet meer meeneemt in de restafvalpers nemen ze ineens heel veel ruimte in. Dat is logistiek qua opslagruimte niet te doen. Daarbij nemen dan ook de transportbewegingen flink toe. We onderzoeken daarom nu de mogelijkheden om deze stroom op locatie te verkleinen met een shredder. We deden al een test met een balenpers, maar deze bleek niet geschikt voor tissues.”

Op naar zero waste

De komende jaren blijft de VU samen met een afvalinzamelaar monitoren hoe het restafval afneemt en het scheidingspercentage toeneemt tot uiteindelijk nul restafval. Niks meer in de oven en inzetten op (hoogwaardige) recycling van nuttige materiaalstromen. Adil: “Naast de tissues zijn ook pilots gestart met inzameling van GFT en we scheiden inmiddels ook PD op de hele campus.”

Dit artikel wordt u aangeboden door Stichting Stimular

Voor meer informatie ga naar www.stimular.nl

Renovatie en vernieuwen meteen goed geregeld

Door: Bouwstenen voor Sociaal

Wie moet de renovatie van schoolgebouwen in het primair en voortgezet onderwijs betalen? Al jaren is daar veel gedoe over. Reden voor het Bouwstenen-netwerk om onderzoek te doen naar de huidige praktijk. Hoe hebben gemeenten het nu in hun verordening geregeld? En biedt dat houvast voor een nieuwe generatie verordeningen waarmee meer maatschappelijke doelen worden gediend?

Vooropgesteld: de wettelijke regels rond het renoveren, verduurzamen en vernieuwen van de gebouwen voor het primair en voortgezet onderwijs zijn verre van ideaal. Dat geldt ook voor de bekostiging van deze gebouwen door het Rijk. Het ziet ernaar uit dat dit probleem niet binnen afzienbare tijd wordt opgelost. Dat betekent dat scholen en gemeenten op zoek moeten naar nieuwe wegen en kostendragers om kinderen een fijne plek te bieden. Belangrijk instrument

daarvoor is de gemeentelijke verordening onderwijshuisvesting.

Op zoek naar nieuwe kostendragers

Grote verschillen

Sinds 2020 wordt in gemeentelijke verordeningen rond onderwijshuisvesting expliciet ingegaan op renovatie, transformatie of zoals ook wel genoemd “vernieuwbouw”. De wijze waarop dat gebeurt is divers. Gemeenten dragen bij in de kosten als daarmee de levensduur van het gebouw wordt verlengd met bijvoorbeeld 20 jaar (Rotterdam), 25 jaar (Amsterdam, Diemen en Maastricht), 40 jaar (Gouda, Velsen en Utrecht) of 50 jaar (Eindhoven). In de verordening van Winterswijk uit 2024 wordt renovatie gezien als alternatief voor vervangende nieuwbouw. Niet alleen de norm, maar ook de vergoeding voor renovatie verschilt per gemeente. Zo is de vergoeding

voor VO-scholen in Gouda € 1.510,- / m2 als die 40 jaar langer meegaan en in Heerenveen twee keer zo veel als het gebouw weer 30 jaar mee kan.

Wel en niet concreet

In diverse verordeningen zijn ook de criteria voor renovatie vastgesteld. Zo zijn ze uitgebreid beschreven in de verordeningen van Amsterdam (2020), Diemen (2023) en Utrecht (2023). Er zijn ook gemeenten die deze criteria niet in de verordening, maar in een Integraal Huisvestings Plan (IHP) voor onderwijshuisvesting hebben opgenomen. Goed voorbeeld hiervan is het IHP van de gemeente Alkmaar. Voor de beoordeling van de bouwkundige kwaliteit wordt in vrijwel alle verordeningen gerefereerd aan de NEN 2767. Deze norm zegt op gebouwniveau niet veel en biedt daardoor bij de beoordeling van het recht op renovatie, transformatie of vernieuwbouw eigenlijk weinig houvast.

Keuze: Onderwijs of meer?

Wat kun je hiermee als je zoals Almere, Nieuwkoop, Montfoort, Rotterdam, Woerden en allerlei andere gemeenten werkt aan een nieuwe verordening en binnen het beschikbare budget zoveel mogelijk maatschappelijke doelen wilt dienen? Allereerst is het belangrijk als gemeente positie te kiezen, zowel als het gaat om de inhoud als om de samenwerking in het proces, zeggen betrokkenen binnen Bouwstenen. Kiest de gemeente ervoor een verordening op te stellen alleen voor het dienen van onderwijsdoelen (keuze 1), of wil de gemeente naast onderwijsdoelen ook andere maatschappelijke doelen dienen (keuze 2)? In dat laatste geval gaat het bijvoorbeeld niet alleen om een veilige en gezonde werken verblijfsruimte voor kinderen

en docenten, functioneel voor het onderwijs, maar ook om bijvoorbeeld het verduurzamen van de gebouwen en het gebruik van de gebouwen voor meer functies zoals kinderopvang, buurtactiviteiten en/of zorg.

Keuze: Top down of bottom up?

Tweede belangrijke vraag: wil de gemeente met de verordening de touwtjes zelf in handen houden en de deur zo veel mogelijk dicht laten (keuze A)? Of wil de gemeente de deur juist openzetten voor het realiseren van meer gezamenlijke ambities en doelen (keuze B)? Dat lijkt een flauwe vraag, maar in de praktijk wordt in- of expliciet toch vaak gekozen voor het eerste, begrijpen we van betrokkenen. De deur blijft dus dicht. Dat is niet omdat gemeenten dat willen, maar omdat een open gesprek al snel leidt tot een lastig gesprek over de rekening die niemand wil betalen.

Renovatie

Ruimte voor vernieuwing

Die dichte deur leidt lang niet altijd tot de beste oplossing. Een open gesprek is van essentieel belang om tot vernieuwing te komen. Tot gebouwen die passen bij de wensen en ambities van de samenleving. Tot gebouwen waar draagvlak voor is. Daar zijn overal in het land voorbeelden van te vinden. Dat gesprek kan leiden tot een verbouwing van een school of tot een verhuizing; tot een schoolgebouw waarin alleen onderwijs wordt gegeven (keuze 1) of tot een school die wordt omgevormd tot een soort ‘community center’ (keuze 2). Het kan leiden tot scholen op een aparte kavel (keuze 1) of scholen met woningen (voor docenten) bovenop het gebouw (keuze 2) of tot buitenruimte die niet of juist wel door de buurt mag worden gebruikt.

Duurzaamheid als uitgangspunt Als de gemeente kiest voor het dienen van meer maatschappelijke doelen dan onderwijs alleen en dit samen met de scholen en de gemeenschap wil doen (keuze 2B), zal ook de verordening er anders uit komen te zien. De rollen en verantwoordelijkheden kunnen anders komen te liggen. De buurt kan een stem krijgen. Het vastgoedbeheer kan worden ondergebracht bij de school, de gemeente of een andere beheerorganisatie. Ook de gezamenlijke verantwoordelijkheid om een gebouw zo lang mogelijk ‘duurzaam door te exploiteren’ kan in een verordening worden vastgelegd. Zo kan worden besloten om niet nieuwbouw maar duurzaamheid en hergebruik van het gebouw als uitgangspunt te nemen. Zo werkt het Rijksvastgoedbedrijf bijvoorbeeld vanuit het principe “We bouwen duurzaam of we bouwen niet.”

Lastig gesprek over de rekening

Heldere financiële kaders

Een vierkante meterprijs in een verordening vastleggen kan lastig zijn omdat de marktprijzen nogal fluctueren. Je kunt er daarom ook voor kiezen om alleen vast te leggen dat renovatie, transformatie of (ver) nieuwbouw door de gemeente wordt gerealiseerd binnen de financiële kaders die in de gemeentebegroting worden vastgelegd. Dat plafond kan bijvoorbeeld worden vastgesteld op het niveau van wat de gemeente in het gemeentefonds voor deze taak van het Rijk ontvangt. Het kan ook een ander bedrag zijn waar, gezien de te realiseren doelen, politiek draagvlak voor is. De bijdrage van de gemeente voor een concreet project kan afhankelijk worden gesteld van de mate waarin de levensduur wordt verlengd. Bijvoorbeeld een revitaliseringsbijdrage van 25% van nieuwbouw als daarmee de levensduur ook 10 jaar (25% van 40 jaar levensduur bij nieuwbouw) wordt verlengd.

Ruimtelijke kaders; schaal en spreiding

Om nog meer maatschappelijke doelen via de verordening te realiseren kan een gemeente aanvullend onderof bovengrenzen aan de scholen stellen. In de praktijk gebeurt dat ook, bijvoorbeeld dat het recht op (ver) nieuwbouw niet bestaat als de school kleiner is dan de opheffingsnorm. De voorwaarde dat de school niet groter mag zijn of groeien dan een x-aantal leerlingen zijn we in de verordeningen nog niet tegengekomen, al kan dat wel gewenst zijn om te voorkomen dat scholen te groot worden (voor de locatie). Daarbij is het uiteraard wel van belang om rekening te houden met de exploitatie van een school en eventueel andere betrokken partijen. Met de verordening onderwijshuisvesting en het ruimtelijk instrumentarium heeft de gemeente de mogelijkheid sturing te geven aan zowel fysieke als sociale duurzaamheidsdoelen.

We bouwen duurzaam of we bouwen niet

Expliciet besluit

Voornoemde keuzes en kaders zijn bepalend voor hoe de gemeente op de hele voorraad schoolgebouwen wil sturen. Daarbinnen moet het gebeuren en kunnen betrokkenen op zoek naar de meest gewenste en kosteneffectieve oplossing. Ook over het moment waarop het gebouw onderwerp van gesprek is, kunnen afspraken worden gemaakt. Zo kan bijvoorbeeld in de verordening worden vastgelegd dat de gemeente eens in de 40 jaar expliciet en onderbouwd besluit of een school al dan niet (op termijn) in aanmerking komt voor renovatie of (ver) nieuwbouw. Daarbij kan meteen een nieuw beoordelingsmoment worden vastgesteld.

Volgorde en beoordeling

Hiermee wordt de basis gelegd voor een volgorde waarin scholen eventueel worden vernieuwd. Bij de beoordeling kan worden gekeken naar de verblijfskwaliteit, de functionaliteit voor het

onderwijs, het maatschappelijk belang en de kwaliteit van het gebouw. De functionaliteit voor onderwijs en het maatschappelijk belang zijn subjectieve begrippen. Wat hieronder wordt verstaan, moet blijken uit gesprekken met betrokkenen over doelen en belangen. Wat betreft de beoordeling van de kwaliteit van het gebouw is het energiegebruik in KWh/m2/jaar de komende jaren een betere maat dan de NEN 2767 en ook een goede basis voor gesprekken met gebruikers over de meest kosteneffectieve maatregelen om het energiegebruik te beperken. De verschillende onderdelen kunnen onderling worden gewogen waarmee uiting kan worden gegeven aan politieke prioriteiten.

Belonen positieve bijdrage

De verordening biedt ook de mogelijkheid om gebruikers te belonen voor hun positieve bijdrage aan maatschappelijke doelen. Bijvoorbeeld als ze de ruimte ook beschikbaar stellen voor andere activiteiten, als ze zuinig zijn met energie of specifieke taken uitvoeren. Zo krijgen diverse scholen in het land meer ruimte als ze hun gebouw openstellen voor andere gebruikers. En een VO-school in Delft krijgt een vergoeding van de gemeente voor het beheer van een sportzaal die door lokale verenigingen wordt gebruikt. In ’s-Hertogenbosch is een aantal plekken waar wijkactiviteiten, onderwijs en kinderopvang bij elkaar komen. Deze zijn te vinden in wijken waar hieraan de grootste behoefte is. Deze locaties hebben beheerders en een manager die de gebruikers in het pand ontzorgen en activiteiten voor de wijk opzetten. Dit soort afspraken kunnen in een verordening worden vastgelegd.

Benieuwd wat het wordt

Kortom: diverse lokale verordeningen bieden op onderdelen houvast voor een nieuwe generatie verordeningen. Daarbij is er nog ruimte voor vernieuwing en afspraken waarbij meer vorm en inhoud wordt gegeven aan het optimaliseren van het maatschappelijk rendement en de kosteneffectiviteit van de gebouwen. Ook kan via de regels in de verordening meer ruimte worden

geboden aan de wensen en de kracht van de gemeenschap. We zijn benieuwd wat het wordt en welke gemeenten hier invulling aan gaan geven.

Meer informatie

Bouwstenen is een onafhankelijk platform voor kennisuitwisseling en kennisontwikkeling rond publiek gefinancierd vastgoed, waaronder gebouwen voor onderwijs. Deelnemers helpen elkaar vooruit, houden elkaar scherp en zoeken samen naar mogelijkheden voor verbetering. Dit artikel is gebaseerd op diverse onderzoeken en gesprekken in het kader van het Deltaplan Scholen. Zie www.bouwwstenen. nl voor meer informatie over dit programma en bijgaande QR-code voor het onderzoek naar de huidige verordeningen.

Schijnzelfstandigheid in het onderwijs:

bent u voorbereid op 2025?

Vanaf 1 januari 2025 voert de Belastingdienst strengere controles uit op schijnzelfstandigheid bij zzp’ers. Voor schoolorganisaties betekent dit dat het noodzakelijk is om hun inhuurbeleid onder de loep te nemen. Een werkende die officieel zelfstandig werkt, maar feitelijk in een gezagsverhouding staat, wordt door de Belastingdienst gezien als werknemer. Dit kan grote gevolgen hebben, zoals naheffingen van loonbelasting en boetes. Wat kunt u doen om risico’s te vermijden? In deze column deel ik praktische tips voor een zorgvuldige beoordeling van arbeidsrelaties.

De huidige situatie

Binnen het onderwijs is schijnzelfstandigheid een veel voorkomend risico, vooral bij de inzet van zzp’ers als docenten. Vaak is er geen duidelijk onderscheid tussen een zzp’er en een werknemer in loondienst. Er is meestal sprake van een gezagsverhouding, waardoor de zzp’er feitelijk als werknemer wordt beschouwd. Ook bij onderwijsondersteunende taken, zoals interim-management of administratieve ondersteuning, is voorzichtigheid geboden. Het handhavingsmoratorium (tijdelijke opschorting of versoepeling van de handhaving) dat sinds 2016 geldt, gaf onderwijsinstellingen ruimte om zich aan te passen aan de Wet DBA (Deregulering Beoordeling Arbeidsrelatie). Maar die tijd is nu voorbij.

Wat verandert er?

Vanaf 1 januari 2025 wordt het handhavingsmoratorium opgeheven. De Belastingdienst zal actief gaan handhaven en kan correcties, naheffingsaanslagen en boetes opleggen als sprake is van schijnzelfstandigheid. Het kalenderjaar 2025 is een overgangsjaar, waarin de Belastingdienst

bedrijven en instellingen nog enige respijt geeft om zzp werkrelaties opnieuw onder de loep te nemen.De Belastingdienst zal - mits duidelijk is dat inspanningen zijn verricht om de wet juist toe te passen - naheffen, eventueel met terugwerkende kracht maar niet verder terug dan 1 januari 2025. In het geval van kwaadwillendheid kan de Belastingdienst naheffen tot vijf jaar terug. Het is dus belangrijk om tijdig actie te ondernemen. U kunt dit doen aan de hand van een afwegingskader waarin u alle arbeidsrelaties met ZZP-ers opnieuw gaat beoordelen.

Praktische tips

Hoe beoordeelt u arbeidsrelaties? Maak een inventarisatie: breng in kaart welke zzp’ers binnen uw organisatie werken, inclusief zzp’ers die via een intermediair zijn ingehuurd. De tussenkomst van een intermediair biedt namelijk geen vrijwaring.

Controleer de contracten: bekijk hoe de arbeidsrelatie in de overeenkomsten is vastgelegd. Is duidelijk omschreven dat de werkende zelfstandig opereert?

Analyseer de praktijk: controleer of de feitelijke werksituatie aansluit bij de contractuele afspraken. Een arbeidsrelatie wordt door de Belastingdienst beoordeeld op drie pijlers:

Gezagsverhouding: heeft de opdrachtgever inhoudelijke en organisatorische sturing? Let op: dit kan lastig te beoordelen zijn. Persoonlijke arbeid: moet de werkende het werk persoonlijk uitvoeren?

Beloning: wordt de werkende betaald voor de werkzaamheden?

Gebruik de Webmodule Beoordeling Arbeidsrelatie: deze online tool van de Belastingdienst helpt om

vast te stellen of er sprake is van zelfstandigheid of een dienstverband.

Pas de praktijk aan waar nodig: als blijkt dat de arbeidsrelatie kenmerken van een dienstverband heeft, overleg dan met de zzp’er en pas de afspraken aan. Dit kan bijvoorbeeld betekenen dat de zzp’er een arbeidsovereenkomst krijgt aangeboden.

Evalueer regelmatig: arbeidsrelaties kunnen in de loop der tijd veranderen. Zorg daarom voor een periodieke evaluatie van de praktijk.

Wetgeving in 2026

Naast de strengere handhaving in 2025 werkt het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan een nieuwe wet die op zijn vroegst per 2026 in werking treedt. Deze wet introduceert een duidelijk toetsingskader voor arbeidsrelaties en een rechtsvermoeden van werknemerschap bij een uurtarief lager dan €33. Dit rechtsvermoeden maakt het eenvoudiger om een arbeidsovereenkomst te claimen, wat vooral relevant is voor laagbetaalde zzp’ers.

Tot slot

Met de strengere controles en de aankomende wetgeving is het van groot belang dat onderwijsinstellingen hun inhuurbeleid herzien. Door nu actie te ondernemen, voorkomt u vervelende verrassingen in de toekomst. Gebruik de tijd tot januari 2025 om arbeidsrelaties zorgvuldig te beoordelen en te corrigeren. Zo blijft uw organisatie compliant en voorkomt u zelfs mogelijke boetes.

Deze column is een bijdrage van TK advocaten en notarissen. Voor meer informatie ga je naar www.tk.nl

Slim vastgoedbeheer in het onderwijs: met online vastgoeddata

Door: Chantal Broekhuis

Het beheren van schoolgebouwen wordt steeds ingewikkelder. De bedrijfsvoering van scholen staat onder druk door lerarentekorten, hoge exploitatiekosten en bezuinigingen. Tegelijkertijd eist de zorgplicht in de Omgevingswet veilige, gezonde en duurzame gebouwen.

Veel onderwijsorganisaties missen de tools om hun gebouwen slim te beheren en zo de juiste vastgoedprijzen te maken. Online dataplatformen bieden hiervoor een eenvoudige oplossing. In een gesprek met Jean-Pierre N’Gouan, Chief Growth Officer bij HUMBLE, wordt duidelijk met welke problemen de onderwijssector worstelt én welke oplossingen mogelijk zijn.

Een veranderende visie

We beginnen met een blik op de evolutie van onderwijshuisvesting door de jaren heen. Op de basisschool kreeg je alleen onderwijs. Nu zijn het multifunctionele kindcentra gewor-

den, met functies zoals voorschoolse educatie, opvang, welzijn en zelfs zorg. Deze verandering brengt in het beheer van vastgoed een veelvoud aan uitdagingen met zich mee. Het zijn verschillende functies waarvoor het vastgoed aan verschillende eisen moet voldoen. Jean-Pierre: “Onderwijsorganisaties beschikken vaak niet over de juiste data en systemen om goed vastgoedbeheer te faciliteren. Er wordt gewerkt met externe partijen die inspecties uitvoeren, maar deze data wordt zelden goed vastgelegd. Hierdoor gaat cruciale informatie verloren voor effectief en efficiënt vastgoedbeheer. Dit belemmert niet alleen de transparantie, maar ook de mogelijkheid om proactief onderhoud te plannen.”

Prettig voelen

Het wordt steeds meer van belang dat onderwijsorganisaties dit gaan oppakken, kijk alleen maar naar de nieuwsberichten, dat er nog steeds scholen zijn waar kinderen liever niet naar de wc willen vanwege de hygiënische staat. Dat zegt veel over hoe de schoolgebouwen bijdragen

aan welzijn en comfort. Als kinderen zich niet prettig voelen in het gebouw, kan dat hun leerprestaties negatief beïnvloeden. De urgentie groeit volgens Jean-Pierre. “De kwaliteit van het pand is vaak een ondergeschoven kindje, terwijl het een grote impact heeft op de gezondheid en het welzijn van kinderen en medewerkers. We zien gelukkig wel steeds meer aandacht voor deze aspecten. Het is aan ons om organisaties te ondersteunen bij het maken van betere keuzes in hun vastgoedbeheer.”

De kwaliteit van het pand is vaak een ondergeschoven kindje

Belang van vastgoeddata

Vastgoeddata helpt om inzicht te krijgen in:

• Veiligheid en duurzaamheid: Zijn alle keuringen gedaan en voldoen gebouwen aan de eisen?

• Onderhoud: Wat is er nu en in de toekomst nodig, en is hier budget voor?

Kosten: Zijn energie, schoonmaak en andere kosten onder controle?

• Gebruik en verhuur: Worden ruimtes optimaal benut? En worden de kosten hiervan op de juiste manier begroot, doorbelast en verantwoord?

Deze inzichten zijn onmisbaar in een tijd waarin het onderwijs moet bezuinigen. Op basis van vastgoeddata kun je prioriteiten stellen, strategisch inkopen en de middelen daar inzetten waar ze het meest nodig zijn: voor de klas. JeanPierre ziet een kans om te leren van andere sectoren, zoals de zorg. “In andere sectoren, zoals de zorgsector, zien we dat gebouwen vaak efficiënter worden beheerd vanuit een centraal systeem, waardoor exploitatie en beheer van deze gebouwen worden geoptimaliseerd - flexibeler en duurzamer. Gelukkig lijken de zorgen onderwijssector in veel aspecten op elkaar. Zo’n aanpak kunnen we dus ook prima in het onderwijs toepassen.” Duurzaamheid hoeft alleen niet altijd om nieuwbouw te draaien. Duurzaamheid gaat ook over circulair denken. Je hoeft niet altijd je fundament af te breken; renovatie en herinrichting zijn vaak ook hele goede opties. Met de juiste inzichten kun je bijvoorbeeld oude panden verbouwen tot moderne, duurzame en comfortabele ruimtes en de levensduur verlengen met 20 tot 40 jaar.

Eenvoudige oplossing

Online dataplatformen, zoals HUMBLE, maken vastgoedbeheer simpel en betaalbaar. Via een overzichtelijk dashboard krijgen scholen toegang tot actuele informatie over hun gebouwen. Op deze manier kunnen onderwijsorganisaties sneller en beter beslissingen nemen zonder grote investeringen en ingewikkelde systemen. Het platform verbindt conciërges, schooldirecteuren, gebouwbeheerders, eigenaren,

Vastgoedbeheer

adviseurs en installateurs op een efficiënte manier. Complexe vastgoedprocessen worden overzichtelijk en toegankelijk met het gebruiksvriendelijke programma en het biedt precies de ontzorging die scholen nodig hebben, terwijl ze zelf de regie houden over hun vastgoedinformatie. Informatie kan bijvoorbeeld worden weergegeven in overzichtelijke dashboards en vervolgens eenvoudig worden gekoppeld aan financiële programma’s als Afas en Visma. Dit overzicht gaat onderwijsorganisaties en gemeenten helpen bij hun zorgplicht om stappen te zetten richting verduurzaming, Jean-Pierre: “Een van de belangrijkste voordelen van een online platform is dat het onderwijsorganisaties in staat stelt om vooruit te kijken. Het gaat niet alleen om het oplossen van de problemen van vandaag, maar ook om het voorkomen van problemen in de toekomst.”

Een online dataplatform kan een uitkomst bieden

Van beheer naar strategie

Met een online platform kunnen scholen niet alleen dagelijkse problemen oplossen, maar ook strategische keuzes maken:

• Gezonde leeromgeving: Hoe verbeter je de luchtkwaliteit en temperatuur?

• Duurzaamheid: Welke maatregelen, zoals zonnepanelen of isolatie, leveren de meeste efficiëntie op?

• Slim ruimtegebruik: Hoe kun je gebouwen flexibel inzetten voor bijvoorbeeld bso, sport of jeugdhulp?

• Financiën: Hoe stel je een realistische meerjarenbegroting op?

Het is niet meer voldoende dat een schoolgebouw slechts wordt gezien als een plek waar les wordt gegeven. Het zijn ruimtes waar meerdere organisaties gebruik van kunnen maken voor de ontwikkeling en educatie van kinderen. Dat vraagt om flexibele, duurzame en gezonde ruimtes, geschikt voor meerdere doeleinden. Alleen dan kunnen we echt spreken van toekomstgerichte huisvesting. Jean-Pierre: “De kwaliteit van het vastgoed is geen luxe, maar een noodzaak. Het beïnvloedt de leerprestaties van kinderen en de werkomgeving van docenten. Met de juiste tools kunnen onderwijsorganisaties beter inspelen op de uitdagingen van vandaag en morgen.”

Toekomstbestendig beheer

Een online dataplatform kan een uitkomst bieden voor de toegankelijkheid van vastgoedbeheer voor elke onderwijsorganisatie, ongeacht de grootte of het budget, op basis van een betaalbaar abonnementstarief per gebouw. Het stelt scholen in staat om proactief te werken aan een betere leeromgeving en slimme keuzes te maken voor de toekomst. Met slimme inzichten, duurzame beslissingen en betere gebouwen wordt vastgoedbeheer geen last, maar een investering in beter onderwijs.

Jean-Pierre N’Gouan, Chief Growth Off icer bij HUMBLE
Chantal Broekhuis

Aloysius Stichting lanceert online inclusiekompas

Door: Anne-Marie Veldkamp

Het regulier onderwijs meer opzoeken om ervoor te zorgen dat meer kinderen zich daar goed kunnen ontwikkelen én specialistischer onderwijs bieden aan de groep kinderen en jongeren die nu helemaal geen onderwijs volgen.

Scholen van de Aloysius Stichting voor gespecialiseerd onderwijs werken op allerlei manieren aan inclusiever onderwijs. Zo ook in de regio’s Zuid en Oost, waar regiodirecteuren Mandy Arens en Ruud van Hertum graag de inclusiedialoog voeren met hun netwerkpartners. De nieuwe website van inclusiekompas die Aloysius in januari lanceerde, ondersteunt dat gesprek.

Passend onderwijs is volop onderwerp van gesprek. Want over het hóe we het in Nederland mogelijk willen maken dat leerlingen in 2035 thuisnabij naar dezelfde school kunnen gaan, is nog veel onzeker en onduidelijk, of het nu bijvoorbeeld over organisatie, regelgeving, betaalbaarheid of bemensing (het veelbesproken lerarentekort!) gaat.

Ook het uitvoerend bestuur van de landelijke Aloysius Stichting is volop in gesprek over zijn visie op inclusief onderwijs. En dat is nog best een zoektocht, vinden regiodirecteur Zuid, Mandy Arens en regiodirecteur Oost, Ruud van Hertum. Zij zijn en blijven – net als hun collega’s in de regio’s Noord en West - graag in dialoog met netwerkpartners in de regio’s om vooral samen te onderzoeken hoe we ervoor zorgen dat zoveel mogelijk kinderen en jongeren kunnen meedoen in het onderwijs en de samenleving. Want daar is natuurlijk iedereen vóór.

We maken het steeds passend Aloysiusscholen stemmen hun onderwijs nu al zo goed mogelijk af op wat kinderen en jongeren in hun regio nodig hebben, dat is niets nieuws. “Als gespecialiseerd onderwijs zijn we eraan gewend om de context aan te passen aan wat onze leerlingen nodig hebben”, licht Mandy toe.

Scholen zijn dus volop bezig met de ontwikkeling van onderwijsconcepten die leerlingen goed voorbereiden op wat zij nu en later nodig hebben voor een betekenisvolle toekomst. Een toekomst waarin zij dus betekenis kunnen geven en ontlenen aan hun leven doordat zij mee kunnen doen op school, in werk, relaties, sport, vrije tijd, noem maar op.

We merken dat de ondersteuningsvragen van leerlingen steeds complexer worden

Om leerlingen (gelijke) kansen te bieden op een brede ontwikkeling, werken scholen samen met netwerkpartners in onder meer sport, cultuur, jeugdhulp, gezondheid, onderwijs en arbeidsmarkt aan verrijking van het onderwijs. Dat lukt gelukkig goed – en kan tegelijkertijd natuurlijk ook altijd beter. Net zoals het onderwijs continu in ontwikkeling blijft. Al was het maar omdat de leerlingen van nu iets anders nodig hebben dan die van gisteren.

Regulier onderwijs nog meer opzoeken

“We merken dat de ondersteuningsvragen van leerlingen steeds complexer worden”,vertelt Ruud.

“Dat vraagt van onze scholen dat zij nog specialistischer moeten kunnen handelen.”

Dit komt door allerlei ontwikkelingen in de samenleving die de veerkracht en ontwikkeling van onze leerlingen raken – het gespecialiseerd onderwijs groeit. Terwijl het regulier onderwijs steeds beter lukt om de ‘lichtere’ ondersteuningsvragen van kinderen en jongeren zelf te beantwoorden.

“Wij willen en kunnen onze specialistische kennis nog meer delen met onze reguliere onderwijspartners in de regio”, benadrukt Ruud. “Wat dat betreft staan wij natuurlijk ook helemaal achter de bedoeling van inclusief onderwijs: zo thuisnabij en regulier mogelijk voor ieder kind en iedere jongere.”

Nieuwe onderwijsarrangementen die regulier en speciaal onderwijs combineren, overstappen van speciaal naar regulier onderwijs, na speciaal onderwijs doorstromen naar regulier vervolgonderwijs: dat gebeurt al in de praktijk, maar kan echt nog uitgebreider en op grotere schaal, denken de regiodirecteuren.

Onderwijs voor álle kinderen en jongeren Tegelijkertijd is er nog een groep kinderen en jongeren voor wie het ook een stuk passender en inclusiever kan: de thuiszitters. “Juist die kunnen wij helpen met onze hoog-specialistische kennis”, onderstreept Mandy. “Wij willen er zijn voor álle kinderen en jongeren die elders geen onderwijsplek vinden. Het gaat hier om kinderen en jongeren die vanwege belemmerend gedrag of psychische problemen naar zorgboerderijen gaan of die zonder onderwijs thuiszitten. Om die in te sluiten, moeten we ons onderwijs ook aanpassen.”

Inclusie

Voor deze groep is soms al onderwijsaanbod en passende begeleiding ontwikkeld, zoals bijvoorbeeld het digitale onderwijs dat De Korenaer Deurne in Deurne al jaren biedt aan een groeiende groep leerlingen die niet naar school kunnen gaan. En dan is er al veel ervaring met specialistisch onderwijs in gesloten jeugdzorg- en -detentie-instellingen.

Mandy: “Eenvoudig is het bieden van onderwijs aan leerlingen met zeer ingewikkelde ondersteuningsvragen natuurlijk echt niet. In Eindhoven gingen we samen met Combinatie Jeugdzorg bijvoorbeeld heel enthousiast aan de slag met onderwijszorgarrangementen en zorg-onderwijsarrangementen. Bij die laatste is zorg nog voorliggend, zoals dat heet. Denk aan één op één-begeleiding aan kinderen die vooral nog zorg nodig hebben en onderwijs nog nauwelijks aankunnen. Ondanks alle inzet en goede wil, blijkt dit in een school heel complex. Maar we geven het niet op en gaan met partners in de regio meedoen met een nieuwe proeftuin in het project Collectieve financiering van jeugdhulp in onderwijstijd.”

“Onze wens meer specialistisch in huis te halen door de recente overname van De Wijnberg sluit hier ook op

aan”, vertelt Ruud. “We werken in twee expertisecentra in Roermond en Weert al samen, maar kunnen nog meer leren van de zeer specialistische, kleinschalige aanpak van De Wijnberg. We zijn ook blij met de ontwikkelingen in de regio Helmond waar we met het samenwerkingsverband passend onderwijs nieuwe onderwijszorgarrangementen ontwikkelen.”

Regiodirecteuren Mandy Arens en Ruud van Hertum van de Aloysius Stichting zijn met scholen en netwerkpartners volop in gesprek over de route naar inclusiever onderwijs.

Dit artikel is een bijdrage van Aloysiusstichting.

Voor meer informatie, ga je naar www.aloysiusstichting.nl

Inclusiekompas

Ondanks alle inzet en goede wil, blijkt dit in een school heel complex

Doorgaande dialoog

In alle samenwerkingsverbanden passend onderwijs wordt het gesprek over inclusief onderwijs gevoerd. “De komende tijd willen we veel meer in dialoog met onze netwerkpartners als gemeenten, jeugdhulporganisaties en scholen”, kondigt Mandy aan. “We hebben een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het onderwijs aan alle kinderen en jongeren in onze regio’s.”

Op de website van inclusiekompas vind je verhalen uit de onderwijspraktijk van Aloysiusscholen. Ook kom je er blogs en ‘Incloesjes’ tegen waarin Aloysiuscollega’s en netwerkpartners hun mening geven over werken aan inclusiever onderwijs. Zelf in gesprek over inclusiever onderwijs? Speel dan het inclusiespel! De vragen en stellingen over de thema’s uit de Werkagenda inclusief onderwijs 2035 van het ministerie van OCW, zijn starters voor een goed gesprek. Ook passende huisvesting is zo’n thema.

Regiodirecteuren Mandy Arens en Ruud van Hertum

Onderwijsregio’s als opstapje naar meer Shared Service Centers ICT?

Door: Bert van de Bovenkamp

Hoewel ICT voor de eindgebruiker steeds eenvoudiger lijkt te worden, wordt het op de achtergrond - hoe paradoxaal het ook mag klinkensteeds complexer om te regelen.

Dat is niet alleen omdat de techniek zich in razend tempo ontwikkelt en steeds complexer wordt. Ook de risico’s op het gebied van

cybersecurity worden steeds groter en er is een enorm tekort aan mensen die verstand hebben van ICT. De staatssecretaris van Onderwijs heeft in november 2024 in een brief aan de Tweede Kamer aangegeven, met het oog op deze ontwikkelingen, scholen in het funderend onderwijs meer te willen gaan ondersteunen bij het inrichten van een gedegen en veilige basisinfrastructuur.

Dat biedt op strategisch-tactisch niveau misschien op termijn enige verlichting. Maar er lijkt nog een lange weg te gaan. Bovendien: zelfs als er een basisontwerp ligt en er eventueel landelijke voorzieningen worden gerealiseerd, moeten deze nog worden geïmplementeerd. Zeker voor de eenpitters en kleinere besturen in het funderend onderwijs is dit nog steeds een behoorlijke kluif. Ze kunnen zich uiteraard laten ondersteunen door commerciële partijen als Cloudwise/Heutink ICT, de Rolfgroep, Veldwerk, IT Workz, enzovoorts. Maar wellicht is een shared service center ICT zoals KIEN in de regio Drechtsteden een beter alternatief?

Wat is een shared service center?

In een Shared Service Center (SSC) worden de krachten van organisaties gebundeld binnen één nieuwe serviceorganisatie, om opdrachten uit te voeren voor al deze verschillende autonome organisaties.

Dat kan juridisch in allerlei vormen worden gegoten: bijvoorbeeld een stichting, vereniging of coöperatie. Gemeenten doen dit ook via een gemeenschappelijke regeling. Niet alleen voor ICT, maar ook voor allerlei kerntaken zoals belastingen en uitkeringen. In tegenstelling tot in de gemeentelijke wereld zijn er in het onderwijs niet zoveel voorbeelden van SSC’s. Een eerste voorbeeld is het eerder genoemde KIEN in de regio Drechtsteden; een samenwerking tussen een ROC, een aantal VO-instellingen en een aantal POinstellingen. Een tweede voorbeeld is het SSC van het Christiaan Huygens College en Sterk Regionaal Onderwijs in Brabant.

Deelnemers sturen het SSC zelf aan en hebben inspraak

Voordelen van een SSC

Een SSC is vooral geschikt om schaalvoordelen en kostenvoordelen te realiseren, de dienstverlening te professionaliseren en de kwetsbaarheid van een organisatie te beperken. Typisch iets dus om de uitdagingen op het gebied van ICT binnen het onderwijs het hoofd te bieden. Daarbij is het ten opzichte van bijvoorbeeld uitbesteding aan een commerciële dienstverlener meer ‘voor en door’. Deelnemers sturen het Service Center zelf aan, hebben inspraak en er is - in ieder geval gevoelsmatig - minder afstand. En omdat winstmaximalisatie geen doel is, mag je verwachten dat de servicegerichtheid van een SSC hoger is.

Bert van de Bovenkamp

Nadelen van een SSC

Maar waarom zijn er dan niet meer Shared Service Centers in het onderwijs? Dit heeft vooral te maken met het verlies van autonomie omdat de zeggenschap is verdeeld over de deelnemers. Ook is er minder maatwerk mogelijk door de standaardisatie die nodig is om de schaalvoordelen te kunnen realiseren, en er is meer afstand tot de eindgebruikers. Als deelnemer word je ook risicodrager in die zin dat eventuele exploitatietekorten door alle deelnemers moeten worden opgevangen. Wanneer de belangen of opvattingen van deelnemers te ver uit elkaar lopen kunnen er langlopende discussies ontstaan over bijvoorbeeld de kostenverdeling of de verdeling van stemrecht. De nadelen zijn vaak aanleiding om het beheer toch maar zelf te blijven doen of dan maar uit te besteden aan een externe dienstverlener.

Voorwaarden voor een succes

Om de mogelijke nadelen te ondervangen is een flexibel en slagvaardig bestuur en goed management onontbeerlijk. Ook moeten er duidelijke afspraken zijn over stemrecht, kostenverdeling en aansprakelijkheid, een gedeelde visie tussen de deelnemende organisaties en een heldere verantwoording naar de deelnemers toe. Maar het meest fundamentele is het vertrouwen tussen de deelnemers. Je moet erop kunnen vertrouwen dat iedereen hetzelfde voorstaat, dat belangen niet uiteen lopen en dat je het eens kunt worden met elkaar. Deelnemers kunnen niet zomaar uitstappen. De achterblijvende deelnemers worden dan immers geconfronteerd met de consequenties.

Aanhaken bij regio’s

Met het oog op het laatste punt zouden onderwijsregio’s wellicht een opstapje kunnen zijn naar meer SSC’s in het onderwijs. Om elkaar te kunnen vertrouwen moet je elkaar eerst goed leren kennen. Dit kan wanneer je al met elkaar samenwerkt en regelmatig met elkaar aan tafel zit. De meeste SSC’s in gemeenten zijn ook op die manier ontstaan. En samenwerken is precies waarvoor de onderwijsregio’s in het leven zijn geroepen. Waarom zou het dan niet kunnen op het gebied van ICT-beheer, waarbij de kans dat belangen uit elkaar lopen veel kleiner is dan op andere taakvelden? Of zijn scholen wat dat betreft dan toch, anders dan gemeenten, te veel elkaars concurrenten? Zo ja, wat zegt dat dan over de levensvatbaarheid van de onderwijsregio’s?

Er moeten duidelijke afspraken zijn over stemrecht, kostenverdeling en aansprakelijkheid

Minder klanten

SSC’s voor ICT zouden hoe dan ook een mooie oplossing kunnen zijn voor bijvoorbeeld SIVON en Kennisnet, die worstelen met het feit dat er veel relaties bediend moeten worden. Zij zouden in dat opzicht waarschijnlijk heel erg geholpen zijn wanneer zij zaken zouden kunnen doen met bijvoorbeeld een regionaal Service Center als spreekbuis voor een grote groep scholen. SIVON heeft wat dit betreft de deur al open gezet: sinds kort is het namelijk mogelijk dat een Shared Service Center lid wordt. Daarmee wordt het uitrollen van een landelijke basisinfrastructuur, zoals voorgestaan door de staatssecretaris van Onderwijs, wellicht ook eenvoudiger.

Nieuw op de markt

Duurzaam printen

Minder energie gebruiken bij het printen? Epson lanceert nieuwe

A4-printers met het Replaceable Ink Pack System (RIPS). Beide printers zijn geschikt voor A4-formaat en maken gebruik van het RIPS. Dit systeem levert inkt met een hoge capaciteit en heeft een kleine ecologische voetafdruk. Daarnaast kost printen met dit systeem ook een lager stroomverbruik en het printen gaat met hoge snelheid bij de eerste pagina.

De printers zijn uitgerust met de HeatFree inkjettechnologie. Dankzij deze technologie is er geen warmte nodig tijdens het printproces, wat zorgt voor een lager energieverbruik. Bovendien is er geen opwarmtijd vanuit de slaapstand. Bij zwart-wit printen verschijnt de eerste pagina al binnen 4,8 seconden.

global.epson.com

Rechtvaardig

Het College voor de Rechten van de Mens lanceert een kennisplatform voor leraren, schoolleiders en bestuurders. Dit platform, genaamd RechtVaardig, ondersteunt het stimuleren van mensenrechten en burgerschap in het onderwijs. Onderwijsprofessionals in het primair, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs vinden hier praktische tips, tools, lesmateriaal en theoretische achtergrond over mensenrechten. Het platform biedt ook handvatten om mensenrechten te integreren in het schoolbeleid en om als school op te komen voor deze rechten. Het is belangrijk dat kinderen en jongeren mensen- en kinderrechten begrijpen en ervaren. Deze rechten spelen een grote rol in het dagelijks leven, zowel thuis, op straat als op school. Frauke de Kort, programmaleider Mensenrechteneducatie: “Het vult een leegte binnen het burgerschapsonderwijs. Mensenrechten vormen een essentieel onderdeel van de democratische rechtsstaat – toch schort het in de praktijk aan kennis hierover.”

mensenrechten.nl

Circulaire meubels

Vepa, specialist in duurzame meubelen, en Peeze, een gerenommeerde koffiebranderij, hebben samen een innovatieve en milieuvriendelijke oplossing ontwikkeld door oude jute koffiezakken een tweede leven te geven. Deze koffiezakken, die oorspronkelijk worden gebruikt voor het vervoeren van koffiebonen van duurzame plantages, zijn nu verwerkt in meubels zoals stoelen en barkrukken.

Peeze ontvangt jaarlijks grote hoeveelheden koffiebonen in jute zakken, afkomstig van duurzame plantages over de hele wereld. Na het roosteren van de koffiebonen blijft er een aanzienlijke hoeveelheid jute over als reststroom. In plaats van dit materiaal af te voeren, wordt het dankzij deze samenwerking een waardevolle grondstof voor de productie van stijlvolle en milieuvriendelijke meubels. De jute zakken krijgen hiermee een circulaire herbestemming. Dankzij de natuurlijke eigenschappen van jute heeft elke stoel en barkruk een unieke uitstraling.

vepa.nl

Nieuw op de markt

afbeelding van: rechtvaardig.nl

Uniforme oplossing

Tork lanceert het Tork OptiServe toiletpapiersysteem: een innovatief systeem dat zowel de efficiëntie voor facilitair managers verbetert als de milieubelasting vermindert. Het hulsloze toiletpapier produceert minder afval dan traditionele systemen met kartonnen hulzen. Dit helpt facilitaire teams om hun duurzaamheidsdoelen te realiseren.

Daarnaast biedt het systeem verschillende dispenseropties. Alle dispensers gebruiken dezelfde compacte rollen zonder huls of buitenverpakking. Hierdoor kunnen schoonmaakteams op de hele locatie werken met één uniforme oplossing. Eén oplossing voor het hele bedrijf helpt facilitair managers om het bestellen, verwerken en opslaan van voorraden te optimaliseren. Daarnaast bespaart het tijd voor schoonmaakteams, doordat in alle toiletten dezelfde navulling gebruikt kan worden.

Onbegrepen gedrag

Professionals in de kinderopvang en het onderwijs signaleren dat jonge kinderen steeds vaker ‘onbegrepen gedrag’ vertonen. Deze kinderen zijn drukker dan gemiddeld, hebben moeite met concentreren en vertonen regelmatig verstorend gedrag. Frank Studulski gaat in zijn boek Onbegrepen gedrag bij jonge kinderen dieper in op dit onderwerp. De bundel pleit voor een sterke pedagogische infrastructuur, waarin samenwerking en gerichte ondersteuning van zowel ouders als kinderen centraal staan. Normalisering speelt hierbij een cruciale rol.

In het boek worden vraagstukken besproken, zoals de overgang van de voorschool naar de basisschool, de stap van reguliere kinderopvang naar passende kinderopvang, en de verschuiving van grip op ontwikkeling naar vertrouwen in variatie. Daarnaast wordt er aandacht besteed aan het versterken van de pedagogische basis als fundament voor een stabiele en ondersteunende omgeving.

In Control

De 10e editie van de publicatie ‘In Control’ is nu online te lezen. In deze publicatie delen partners van Bouwstenen hun kennis en ervaring rond het management van maatschappelijk vastgoed, met name daar waar het gaat om informatie en datasturing. De publicatie biedt concrete oplossingen, best practices en een overzicht van beschikbare informatiesystemen voor vastgoed in de publieke sector. Het benadrukt het belang van feitelijke, actuele en volledige vastgoedinformatie als basis voor effectief vastgoedbeheer. De highlights in deze editie: energiebeheer, duurzaamheid, beheer op afstand, digitale innovaties en informatie voor de gemeenteraad. ‘In Control 2025’ is het resultaat van netwerkbijeenkomsten en interviews met partners van Bouwstenen. De publicatie laat zien waar welke ervaring zit en wat anderen daarvan kunnen leren. “Zoek elkaar op en pas het toe in je eigen situatie”, zegt Jan Kappers, Teammanager Vastgoed gemeente Houten in het voorwoord.

tork.nl

Het boek is voor € 19,90 te koop via swpbook.com

bouwstenen.nl

‘Slechtziend

kind zonder bril kan niet goed presteren’

Door: Janny Groen

Oud-PvdA-politicus Hans Spekman strijdt met het Jeugdeducatiefonds voor gelijke kansen voor zoveel mogelijk leerlingen.

Wat heeft hem het meest geraakt tijdens zijn meer dan 600 bezoeken aan basisscholen? ‘Bevlogenheid van de docenten’. Hans Spekman, directeur van het Jeugdeducatiefonds, reageert spontaan. Over zijn antwoord hoeft hij geen seconde na te denken. ‘Ze zijn zo inspirerend, de docenten die bewust de keuze maken om op scholen te gaan werken die nauwelijks eigen geld hebben. En die met hun ambities vaak verstrikt raken in een kille bureaucratie. Ze kiezen voor scholen waar meer dan de helft van de kinderen in armoede opgroeien. Kinderen die door diverse omstandigheden geen gelijke kansen krijgen in het leven. Die docenten doen er alles aan om hun leerlingen wel die gelijke kansen te bieden.’

Bevlogenheid over de top

aanschaffen. We kijken naar alles wat nodig is, bijvoorbeeld traumatherapie of logopedie.’

Wie bepaalt wat nodig is?

groeide op in een, zegt hij zelf ‘arm, maar warm’ gezin met vier kinderen. Zijn vader overleed op jonge leeftijd, waarna zijn moeder er alleen voor kwam te staan. Zijn oudste zus, die verslaafd was, kwam in aanraking met de psychiatrie. Zijn jeugd, stelt Spekman, heeft hem gevormd.

Link tussen onderwijs en zorg is beroerd geregeld.

Na een korte stilte: ‘Die bevlogenheid gaat soms over de top. Er zijn leerkrachten die zichzelf wegcijferen voor de kinderen. Die zelf geld uittrekken om zaken te regelen. Ik weet van een kind dat uit huis was geplaatst. Het duurde ruim zes weken voor het leerlingenvervoer voor dat kind was geregeld. Een leerkracht heeft dat kind elke dag opgehaald en thuisgebracht en zelf de benzine betaald. Dat kan niet de bedoeling zijn. Daar kunnen wij inspringen.’

Met dezelfde bevlogenheid die Spekman prijst bij de leerkrachten, strijdt hij, de oud-PvdA-politicus, al zijn hele leven voor gelijke kansen. Hij

424.000 kinderen bereikt Vanuit de politiek stapte Spekman in 2018 over naar het Jeugdeducatiefonds, waarbij toen 34 basisscholen waren aangesloten. Dat zijn er inmiddels 800. Het fonds heeft dit schooljaar 424.000 kinderen bereikt, 475 schoolreisjes vergoed en 70 bedden of bureautjes verstrekt. Het groeit razendsnel. Spekman: ‘Er is zelfs een wachtlijst van 200 scholen. Niet alle scholen komen in aanmerking. We stellen voorwaarden. We richten ons op scholen waarvan meer dan de helft van de kinderen in armoede opgroeit. Om dat vast te stellen maken we gebruik van de rapportages van het Nationaal Cohortonderzoek Onderwijs. Daar staan bruikbare grafieken in. We hanteren een ruime inkomensgrens. Door de armoedeval komen veel werkende ouders toch in financiële problemen.’

De ambities reiken verder dan alleen het verstrekken van ‘brood, bed, bureau of laptop’, zegt Spekman. ‘We streven naar gelijke ontwikkeling. Een kind moet ook naar het museum of het theater kunnen, boeken kunnen

‘We luisteren vooral naar de juf of meester. Als die aangeven wat extra nodig is, volgen we hun oordeel. Ze zijn er voor opgeleid. Neem de taalvaardigheid. Die is soms in groep 1 een stuk lager dan gemiddeld, soms wel met factor 10. We merken dat de link tussen onderwijs en zorg vrij beroerd is geregeld. Als er sprake is van dyslexie, dan weet de gegoede burgerij wel de weg te vinden om hun kinderen daarbij te helpen. Die weg vinden is niet vanzelfsprekend. Mijn vrouw werkt op een vmbo-school. Toen ze daar begon, hadden nul kinderen dyslexie. Nul. Dat is niet realistisch. Ga je langs bij een stedelijk gymnasium, dan struikel je over de leerlingen met dyslexie. Ander voorbeeld. Schoolreisjes, die zijn ook belangrijk. Het gaat echt niet alleen om pleziertjes. Een kind moet zijn wijk uit kunnen om zijn wereld te vergroten. Als een kind nooit de zee heeft gezien, hoe leg je dan uit wat eb en vloed is.’

Drempels wegnemen

Verontrustend vindt hij dat door geldgebrek het voor een groeiend aantal basisscholen steeds moeilijker wordt excursies te organiseren. Dat komt onder andere door de stijgende vervoerskosten en omdat steeds meer ouders de vrijwillige bijdrage deels of helemaal niet betalen. Begin 2024 vroeg het fonds in een brandbrief aan de Tweede Kamer aandacht voor deze problematiek. Spekman: ‘Drempels wegnemen kan invloed hebben op de ouderbetrokkenheid. Dat is een ingewikkelde zaak, verschilt van school tot school. We zien soms dat ouders meer betrokken raken bij de school als de achterstanden goed worden aangepakt. Het Programma Schoolmaaltijden bijvoorbeeld is een groot succes, dankzij het eten op school raken ouders meer betrokken.’

Dankzij eten op school raken ouders betrokken

Bij het verstrekken van voedsel werkt het Jeugdeducatiefonds samen met het Rode Kruis. Spekman: ‘Om een stigma te voorkomen is er een budget voor eten en drinken voor de hele school. Als alle kinderen boterhammen krijgen, zullen degenen die daar geen geld voor hebben zich minder generen. Soms worden ouders betrokken bij het uitdelen op scholen. Of juffen, meesters en kinderen zelf. We zien dat het schoolklimaat verbetert, er wordt minder gepest. Ik zag eens een juf huilen, niet van verdriet, maar van geluk vanwege de positieve resultaten van de voedselverstrekking.’

Brugfunctionaris werkt goed Krijgen schoolbesturen zo niet te veel maatschappelijke problematiek op hun bordje? ‘Er zijn wel besturen die niet overtuigd zijn. Laatst had ik een sessie met 4 scholen. We hadden een pittige discussie. Als ze tegenstribbelen, voer ik bijvoorbeeld aan dat als een slechtziend kind geen bril heeft, weinig ziet, het niet goed kan presteren. En dat dat ook op de school drukt. Ik pleit ook voor het opnemen van de zogenaamde brugfunctionaris in de onderwijs-cao. Ik heb me daartoe laten inspireren door de praktijk in Groningen. Zo’n functionaris vormt een schakel tussen ouders, leerlingen en de school.’

Dankzij een driejarige subsidie van de overheid werken nu 1100 scholen met een brugfunctionaris. Spekman: ‘Die is onmisbaar om de ontwikkelingskansen van kinderen te vergroten. Als het aan ons ligt, wordt op elke school met leerlingen uit kwetsbare thuissituaties een brugfunctionaris aangesteld.’

Onderwijs & zorg

Hans Spekman, directeur van het Jeugdeducatiefonds.

Het gaat niet goed met onze kinderen

Door: Schoolfacilities

Veel mensen maken zich zorgen over de mentale gezondheid van kinderen en jongeren. Ook de Onderwijsraad heeft dit thema op de agenda gezet. Klaas Mulder, schrijver, filosoof en voormalig docent, pleit voor meer onderzoek naar de oorzaak van mentale problemen, mede in relatie tot het schoolsysteem.

Samen met een groep ouders van thuiszittende kinderen sprak Klaas Mulder onlangs met de Onderwijsraad. “We merkten dat de mindset al helemaal bepaald is door één benadering die momenteel dominant is in een aantal grote onderzoeken: stress door beleefde prestatiedruk”, stelt Mulder. “Die onderzoeken leiden allemaal tot adviezen die vooral gericht zijn op betere psychologische ondersteuning van scholieren en studenten. Wij zijn bezorgd over de grote overeenstemming over deze benadering, want daardoor blijft er veel buiten beeld.”

Veel jeugdzorg

Hoeveel aandacht en zorg heeft een kind tegenwoordig nodig om zich goed te ontwikkelen? Wat daarvan kan op school worden ingevuld en wat ook goed of misschien wel beter, daar buiten? Antwoord op deze vragen is niet eenvoudig te vinden. Wel zijn er veel signalen dat het met de kinderen in Nederland niet goed gaat en dat het huidige systeem piept en kraakt. Onderwijsresultaten lopen terug. Er zijn steeds meer thuiszitters en steeds meer ouders nemen hun toevlucht in het particulier onderwijs. En één op de zes kinderen krijgt tegenwoordig jeugdzorg.

Ook school kan onveilig zijn

Biotooponderzoek

Mulder pleit er mede daarom voor bij het onderzoek naar de leerprestaties en de mentale gezondheid van kinderen ook de biotoop van de kinderen te

betrekken. “Kinderen zijn een groot deel van de dag thuis, maar ook een heel groot deel van de dag op school. De aandacht voor deze twee omgevingen is verschillend”, ziet Mulder. Er is veel onderzoek gedaan naar kinderen die opgroeien in een onveilige gezinssituatie, maar niet naar kinderen die de school als onveilig ervaren, onder- of overpresteren, hiervan gestrest raken of zelfs afhaken. Net als in een thuissituatie is het aannemelijk dat ook op school onveilige situaties bestaan. Het probleem wordt dan bij het individu gelegd, volgens Mulder. Bij het kind of de ouders, niet bij het systeem.

Deltaplan scholen

Steeds dringender komt de vraag naar voren of de leerprestaties en mentale gezondheid van kinderen verbeterd kunnen worden met nog meer geld voor het onderwijs en meer psychologische ondersteuning. Of is het beter ook het schoolsysteem zelf eens stevig onder de loep te nemen? Oudonderwijsminister Ronald Plasterk pleitte onlangs in De Telegraaf voor

Klaas Mulder pleit voor beter onderzoek

Mentale gezondheid

het laatste: voor een Deltaplan Scholen, waarbij we opnieuw kijken hoe het onderwijs ervoor staat en welke stappen gezet moeten worden om te komen tot de gewenste situatie. Mulder ziet niet veel in zo’n aanpak. “Als je mensen vraagt hoe ze over vijf jaar willen wonen, komen ze met antwoorden waar je niets mee kunt. Ze grijpen terug naar hun eigen ervaring en kunnen zich geen goed en compleet beeld vormen van de toekomst.”

Passend onderwijs

Mulder ziet meer heil in een betere analyse van het probleem waarbij zowel de positieve als negatieve (bij)effecten van het systeem meer feitelijk en meer gedifferentieerd worden onderzocht. Hij pleit voor meer onderzoek onder thuiszitters en afhakers, zonder daar een moreel oordeel over te vellen en zonder deze kinderen of hun ouders meteen als probleem te bestempelen. Wat weten zij te vertellen over het systeem, de uren die kinderen daar ‘moeten’ doorbrengen, de lesstof, de werkmethodes, de ‘prestatiedwang’ en de relaties met leerkrachten en medeleerlingen? Wat valt daarvan te leren? Ook komt hij met voorbeelden waarbij het onderwijs meer passend wordt gemaakt voor bepaalde leerlingen, bijvoorbeeld voor topsporters die ook in het huidige systeem de ruimte krijgen hun sporttalent te ontwikkelen en minder uren op school door te brengen. “Zou dat ook niet kunnen voor kinderen met een passie voor techniek of ICT?”, vraagt Mulder zich af.

Recht om te leren

Voor veel kinderen die het thuis niet zo goed hebben, kan school een mooi toevluchtsoord zijn en een veilige plek om zich te ontwikkelen. Maar er zijn ook situaties bekend waarin school niet de oplossing is, maar het probleem en er voor kinderen een goede reden kan zijn zich daaraan te willen onttrekken. Nu leidt een ontheffing van de leerplicht nog tot een situatie waarin het kind geen recht meer heeft op onderwijs, maar soms kan het voor de ontwikkeling en het welzijn van

kinderen beter zijn om minder uren op school te zitten en meer ruimte te krijgen zich in andere delen van de samenleving, via andere aanbieders of systemen, hun talenten te ontwikkelen. De uren op school zijn niet heilig en geen garantie op succes.

De uren op school zijn niet heilig

Geen heilige huisjes

Hoewel ze een ander verandertraject voorstaan, pleiten zowel Plasterk als Mulder ervoor het onderwijssysteem zonder taboes te herzien. Naast ‘onderwijs is per definitie goed’ en de verplichte uren op school, is ook de positie van de leraar een heilig huisje. Daarbij wordt er vanuit gegaan dat de docent optimaal kan opereren; dat hij als geen ander weet wat een kind nodig heeft, bekwaam is en de

omstandigheden waaronder hij of zij les kan geven ook nog eens ideaal zijn. Dat is vrijwel nooit het geval. Ook zij hebben, net als de kinderen, te maken met volle klassen, het systeem en een thuissituatie met zorgtaken. Ook voor hen is het systeem dwingend. Wellicht hebben ze net zoveel behoefte aan autonomie, zeggenschap en bewegingsvrijheid, als de kinderen die niet (meer) in het systeem passen.

Meer informatie en oproep

In de notitie ‘De kanarie in de kolenmijn, vermoedens over de rol van onderwijsaanbod bij het ontstaan van mentale problemen bij kinderen, jongeren en volwassenen” geeft Klaas Mulder een aanzet voor een biotopisch analysekader. Reacties zijn welkom. Zie de QR-code voor meer informatie.

Klaas Mulder, schrijver, filosoof en voormalig docent.

Met oog voor elkaar

In het domein van de havo onderbouw op het Carmel College Salland in Raalte, zet het team flink in op versterking van het pedagogisch klimaat. Onder het motto ‘Oog voor elkaar’ werken ze toe naar een veilige (leer)omgeving voor leerlingen, een professionele cultuur voor medewerkers en een goede relatie met ouders.

Geen prestatie zonder relatie Maar wat betekent een goed pedagogisch klimaat precies?

Teamleider Annemiek Hietkamp legt uit: “Het is een omgeving waarin leerlingen zich prettig voelen en gestimuleerd worden om te leren. Een positieve, veilige sfeer is daarbij essentieel.” Kunstdocent Bart Spit-Haverkamp voegt toe: “We zorgen ervoor dat leerlingen zoveel mogelijk les krijgen van docenten uit dit team. Ze voelen zich vertrouwd en gezien. Vanuit dat vertrouwen komt leren tot een hoger niveau. Geen prestatie zonder relatie.”

Annemiek vervolgt: “Na de coronaperiode merkten we dat de veiligheid, verbondenheid en rust in de school ver te zoeken waren. Mede vanuit de Carmelwaarden, zochten we meer balans tussen kwalificatie, socialisatie en persoonsvorming. Op de laatste twee hadden we nog niet echt een visie. Zo ontstond ‘Oog voor elkaar’. Voor collega’s onder elkaar, maar ook richting leerlingen en tussen leerlingen onderling.”

Je mag fouten maken, als je er maar van leert

Basisroutines en professionele cultuur

Het invoeren van simpele basisroutines zorgde voor meer rust. Docenten ontvangen leerlingen bijvoorbeeld altijd bij de deur, leerlingen mogen tijdens de les niet de gang op en iedereen hanteert dezelfde regels voor huiswerk.

Alie Speerstra, docent Engels: “We geven leerlingen het gevoel dat we betrokken zijn en weten wat er bij ze speelt. Dit zit al in gesprekjes bij de deur, over bijvoorbeeld het weekend. Iedere leerling wordt gezien.”

Annemiek vult aan: “Door de basisroutines vallen randzaken weg. Je hebt meer tijd en aandacht voor de lesinhoud. Het is voor iedereen helder hoe we hier lesgeven. We durven elkaar bovendien sneller aan te spreken, zowel leerlingen als docenten onderling.” Daar helpen de wekelijkse mentor- en teambijeenkomsten ook bij. Alie: “Hierdoor voel je je gesteund door collega’s uit het team. Maar elkaar écht aanspreken, dat vinden we over het algemeen nog lastig. Wel ontstaat er een meer open dialoog over wat wel en niet loopt.”

Annemiek: “We bouwen echt samen aan een open en gelijkwaardige cultuur, waarin iedereen een rol heeft en ruimte kan claimen.”

Verbindend gezag

Dit jaar startte het team met de training ‘Verbindend gezag’. Het vmbo werkt er al langer mee. Annemiek: “Het helpt ons de relatie met leerlingen nóg meer te versterken. Naast dat we ze willen zien en helpen, willen we ook meegeven wat wel en niet kan. Dit is zeker nodig, ook gezien de veranderende samenleving. Het is niet meer vanzelfsprekend dat de autoriteit van de docent wordt geaccepteerd. Ook ouders spelen hierin een rol. Op school passen we altijd hoor en wederhoor toe. Niet gelijk oordelen maar eerst vertragen, verschillende invalshoeken bekijken en daarna pas een interventie.”

Bart voegt toe: “De leerling krijgt hierdoor ook een stem, je draagt het meer samen. Dit vraagt om andere vaardigheden.”

Het is niet meer vanzelfsprekend dat de autoriteit van de docent wordt geaccepteerd.

Betrokken ouders

Ook het contact met ouders wordt sneller gelegd dan voorheen. Docenten bellen zelf met ouders als een leerling bijvoorbeeld uit de les is verwijderd. “Vaak samen met de leerling, op speaker”, vertelt Alie. “Dat is bijzonder effectief. Na de strijd, vang je de leerling ook meteen op. Je mag fouten maken, als je er maar van leert.” Ook de driehoekgesprekken met ouders zijn nieuw: de leerlingen zijn aan het woord, de ouders luisteren. “Hierdoor ontstaan andere gesprekken dan tijdens de traditionele ‘tienminutengesprekken’ met alleen ouders. Daar zit de kracht. Ten slotte zien we de ouders (en zelfs opa’s en oma’s) tijdens de TOPdag. Als afsluiting van de ‘Gouden weken’, waarin het creëren van een goede sfeer centraal staat, laten leerlingen

zien waar ze trots op zijn.” Annemiek is trots op haar team en de nu al merkbare verschillen. “We blijven volop in ontwikkeling. Samen bouwen we verder, met oog voor elkaar!”

Dit artikel is een bijdrage van Stichting Carmelcollege en komt uit Carmel Magazine. Voor meer informatie, ga je naar www.carmel.nl

Meer dan bakstenen of blokkendozen

Door: Tim Doan

“Onderwijs is niet enkel het overdragen van kennis, maar ook de hoeksteen van een veerkrachtige, duurzame en inclusieve samenleving.” Dit staat in het manifest van de Twentsche school.

De Twentsche school is een beweging die zich inzet voor een zo groot mogelijke maatschappelijke impact door waar nodig goede schoolgebouwen en IKC’s neer te zetten. Hun doel? Een nieuwe standaard te zetten voor onderwijsgebouwen, waarin duurzaamheid, modulariteit, en gemeenschapsgerichtheid centraal staan. Herman Soepenberg, Lid College van Bestuur bij Symbio, vertelt hoe dat er in de praktijk uit ziet.

Vier voorloopscholen

Herman: “De Twentsche school is een vernieuwend scholenbouw concept onder de vleugels van onderwijsorganisaties Symbio en Brigantijn. We hebben tot nu vier scholen opgeleverd: MFA Berflo, kindcentrum Markelo, IKC Magenta in Delden en als laatste de Horsten in Borne. Deze vier moet je zien als een soort van voorloper scholen. Over de tijd zijn de projecten steeds dichter naar de huidige standaard toegegroeid, met verbeteringen in layout, indeling, modulaire opbouw naar de bouwstenen en stramienen die we nu gebruiken.”

De echte slag naar meer natuurlijke bouwprincipes moet nog gemaakt worden

Kan ook eenvoudig

De vernieuwing van schoolgebouwen in Nederland blijft volgens Herman fors achter. Dit komt doordat steeds opnieuw het wiel wordt uitgevonden. Herman: ‘De Twentsche School gelooft in een radicale vereenvoudiging van het ontwerp en de bouw van scholen. Onze schoolgebouwen zijn modulair en flexibel: 80% is gestandaardiseerd voor snelheid en efficiëntie, terwijl 20% ruimte biedt voor maatwerk. We denken dat 80% standaardisatie mogelijk is, zonder dat je overal dezelfde gebouwen krijgt. En die 20% maatwerk is de look and feel, specifieke punten uit de vigerende onderwijsvisie en inpassing in de omgeving. Je moet kijken hoe de omgeving eruit ziet en wat dat betekent voor het gebouw: De vorm van het gebouw, de bouwmassa, maar ook hoe het eruit ziet. Vervolgens een stuk onderwijsvisie

Kindcentrum de Horsten

wat je terug wilt laten komen in het gebouw zelf. En hoe voelt het gebouw aan, wat is de gewenste ‘look and feel’. Wat is het kleurgebruik? Wat is het materiaalgebruik? Dat zijn allemaal zaken die minder te standaardiseren zijn. Zonder enorme inbreuk op de gebruikerservaring die je hebt. Anders zou je overal blokkendozen neer gaan zetten.”

Blok van 23x23

Om tot de standaarden te komen, heeft de Twentsche School onderzocht hoe je vanuit onderwijskwaliteit en efficiënte bedrijfsvoering een optimale schoolgrootte kunt bepalen. Hierbij speelt de theorie van Dunbar een belangrijke rol. Deze theorie beschrijft tot hoeveel mensen je kunt verhouden in verschillende groepen. Herman: “We koppelen de theorie aan de onderwijslogistiek, waardoor we uitgaan van een gebouw van ongeveer 400 leerlingen. Daar zou je dan een kinderopvang aan toe kunnen voegen tussen de 50 en 100 kinderen. Vanuit deze gedachte hebben we een basisontwerp ontwikkeld. Dit ontwerp is gestandaardiseerd tot een flexibel blok van zo’n 23 bij 23 meter. Dankzij vaste bouwstenen kun je eenvoudig de indeling van het gebouw aanpassen. Je kunt er een lokaal in maken, je kunt er onderwijsondersteunende ruimtes in maken, je kunt ook kiezen voor leerpleinen, zonder dat je hele ingrijpende verbouwingen nodig hebt in het pand zelf.”

Saamhorigheid

Herman benadrukt het belang van de multifunctionele rol van een schoolgebouw. Hij ziet deze veelzijdigheid dan ook graag terug in de ontwerpen van de gebouwen.

“Onze scholen worden ontworpen om niet alleen te voldoen aan de behoeften van leerlingen en leraren, maar ook om als ontmoetingsplekken te fungeren waar de bredere gemeenschap samenkomt. Alles wat in de wijk of in het dorp afspeelt, is zo veel mogelijk gecentreerd rond het gebouw. Het gebouw is ontworpen voor medegebruik, niet alleen

door de school en kinderopvang, maar bijvoorbeeld ook door een fysiotherapeut. Daarnaast kunnen open ruimtes of de aula ’s avonds worden ingezet voor activiteiten zoals toneelvoorstellingen. Dat soort verwevenheden zitten erin.”

Toekomst in gedachte

Met het oog op de toekomst vindt Herman dat schoolgebouwen een belangrijke bijdrage moeten leveren aan duurzaamheidsdoelen. Bij De Twentsche School wordt daarom ontworpen vanuit een circulaire en duurzame visie. Herman: “Door te werken met vaste bouwstenen en duurzame materialen, creëren we robuustheid en toekomstbestendigheid. Het gebouw fungeert bovendien als een materialenbank in de wijk, klaar voor hergebruik in de toekomst.” Waar Herman bijzonder trots op is, is het biobased bouwen. “We ontwikkelen nu hele korte lijnen met producenten uit de regio. Hun corporatie heet Twentse Bouwboeren, het zijn agrariërs die momenteel overschakelen naar de teelt van biobased bouwmaterialen. Zij verbouwen materialen die nu al als isolatiemateriaal worden gebruikt voor onze scholen. In de toekomst kan dat ook constructief materiaal worden, al vraagt dat om andere productietechnieken. Hierin zit een mooi voorbeeld van hoe nabijheid en samenwerking samenkomen, geïnspireerd door de oude markegedachte, of ‘noaberschap’, zoals dat in Twente heet. We worden minder afhankelijk van grote transporteurs en internationale handelsroutes, waardoor ketens minder snel verstoord raken.”

Het is belangrijk dat het niet alleen gaat om een fysiek bouwconcept

Energie

uit natuur

Herman: “Daarnaast moet het gebouw natuurlijk eigenlijk zo min mogelijk energie gebruiken. Het liefst moet het zelfs energie opleveren. We zijn

ook aan het nadenken over andere technieken om het rendement van het gebouw te verhogen, zodat je minder installaties nodig hebt. Bij IKC Magenta hebben we bijvoorbeeld een concept toegepast waarbij het pand wordt gekoeld met geluidsgolven. Dat is een technische innovatie en is ontwikkeld aan de Universiteit Twente. In een ander pand in Markelo zijn we bezig met zoutwateraccu’s om energie op te slaan. De hele batterijtechniek staat natuurlijk nog in de kinderschoenen, maar we zien al veelbelovende resultaten.” De echte slag naar meer natuurlijke bouwprincipes moet nog gemaakt worden volgens Herman: We zijn er met specialisten op dat thema mee bezig. Je kunt bijvoorbeeld denken aan licht- en lucht schoorstenen of aan de manier waarop je een gebouw positioneert ten opzichte van de zon. Het klinkt allemaal vrij voor de hand liggend, maar als je dat goed doet, heb je helemaal geen verwarming nodig, bij wijze van spreken.”

Voor de Twentsche School is het belangrijk dat het niet alleen gaat om een fysiek bouwconcept , wat tegelijkertijd wel de grootste uitingsvorm is. “We zijn niet alleen met een bouwproject bezig, maar ook met een beweging om meer vanuit die gezamenlijkheid brede maatschappelijke welvaart te creëren met elkaar. Dat is wat de Twentsche School is.”

Voor meer informatie zie de website van de Twentsche School

Gezien &gelezen

Autonomie voor leraren

Het Amadeus Lyceum in Utrecht, met bijna 2.000 leerlingen en circa 240 medewerkers, heeft twee jaar geleden de overstap gemaakt naar een Teamgecentreerde Arbeidsorganisatie (TAO). Dit heeft meer verantwoordelijkheden bij leraren neergelegd.

In de TAO-structuur werken achttien onderwijsteams van ongeveer acht leraren. Elk team is verantwoordelijk voor 90 tot 120 leerlingen. Deze teams regelen zelfstandig zaken zoals mentorbenoemingen en ze stellen hun eigen onderwijsjaarplannen op, voor de ontwikkeling van zowel leerlingen als leraren. Het Amadeus Lyceum had vroeger een hiërarchische structuur met grote afdelingen en meerdere coördinatielagen. Na de invoering van TAO zijn deze lagen verdwenen, waardoor leraren directer betrokken zijn bij beslissingen.

Hoewel de implementatie uitdagingen kende, zoals het vormen van evenwichtige teams en het wennen aan de nieuwe werkwijze, heeft de school inmiddels positieve resultaten geboekt. Leraren ervaren meer autonomie en betrokkenheid, wat bijdraagt aan een verbeterde onderwijsomgeving voor zowel docenten als leerlingen.

vo-raad.nl

Bij kindcentrum Driemaster in Assen gaven kinderen tijdens kringgesprekken aan dat ze niet altijd ontbeten voordat ze naar school kwamen. De exacte reden hiervoor kon de school niet achterhalen, maar ze wilde wel verandering zien.

In de klassen van de Driemaster komt ongeveer de helft van de kinderen uit een gezin met een laag inkomen. Daarom kwam de school in aanmerking voor deelname aan het Programma Schoolmaaltijden. Hiermee kan de school alle kinderen gratis gezond eten aanbieden tijdens de lunch. Honger in de klas is een probleem dat al langer speelde. Er werd een pilot gestart met een schoolontbijt. Dit had geen succes, doordat ouders zich niet prettig voelden bij het idee hun kind hiervoor aan te melden. Hierdoor werd het te openlijk zichtbaar bij welke gezinnen het minder goed liep. De gratis lunch elimineert dit probleem, doordat alle kinderen mee-eten en dezelfde keuzes hebben qua eten.

nationaleonderwijsgids.nl

Blik op schoolleiders

Ruim 15% van de functies voor schoolleiders zijn onbezet. Volgens het leernetwerk Innovatieve schoolleiders is het hoog tijd voor oplossingen.

Schoolleiders willen dat de opleiding tot schoolleider beter afgestemd is op de dagelijkse praktijk. Ze willen modules over financiën, bedrijfsvoering en samenwerking met kinderopvang. Ook pleiten zij voor leertrajecten waarin starters praktijkervaring opdoen bij ervaren collega’s, zodat ze niet direct in het diepe worden gegooid. Daarnaast verdient het vak meer waardering. Schoolleiders vervullen een cruciale rol binnen het onderwijs en de maatschappij. Het is een uitdagend beroep met veel afwisseling.

Ook het carrièreperspectief moet duidelijker. Wat zijn de doorgroeimogelijkheden? Hoe kun je ontwikkelingen maken of overstappen naar andere sectoren, zoals het middelbaar onderwijs? Het leernetwerk benadrukt dat meer zicht op professionele kansen en een goede match tussen school en schoolleider nodig zijn om het vak aantrekkelijk te houden.

AVS.nl

Geen honger in de klas

Deelauto’s op de campus

MyWheels, Ondernemersfonds Delft Campus District en TU Delft werken samen om elektrische deelauto’s beschikbaar te maken op de campus voor de 100 start-ups van YES!Delft en andere bedrijven op TU Delft Campus Zuid. Hiervoor zijn twee parkeerplaatsen met laadpaal beschikbaar gesteld. De deelauto’s kunnen zowel zakelijk als privé worden gebruikt.

De samenwerking, voor minimaal twee jaar, moet het hele campusterrein voorzien van duurzaam deelvervoer. MyWheels is gekozen vanwege de gebruiksvriendelijke app en de mogelijkheid om snel meer elektrische deelauto’s en e-bikes toe te voegen via zusterbedrijf Drop Mobility.

De aanpak sluit aan bij het STOMPprincipe van TU Delft, dat mobiliteit duurzaam en efficiënt maakt. MyWheels is al actief op andere campussen, waaronder Wageningen University en TU Eindhoven. nationaleonderwijsgids.nl

Teveel thuiszitters

Uit onderzoek van Oudervereniging Balans blijkt dat minimaal 70.000 kinderen in Nederland thuis zitten en geen volwaardig onderwijs krijgen. Vijf jaar geleden waren dit nog 15.000 ‘thuiszitters’. Oudervereniging Balans pleit voor een systeemverandering. Joli Luijckx, directeur van Oudervereniging Balans, zegt: “We laten kinderen eerst stuklopen in het onderwijssysteem, en pas dan wordt er iets gedaan.”

“We hebben nu een schoolsysteem dat is toegespitst op een gemiddeld kind, maar sommige kinderen, en niet alleen kinderen met diagnoses, hebben het nodig om onderwijs op een andere manier aangeboden te krijgen.”

Volgens Balans heeft het probleem grote gevolgen: thuiszitten beïnvloedt vaak het hele gezin, trekt een breed scala aan (zorg)instanties aan, brengt hoge maatschappelijke kosten met zich mee en beperkt thuiszitters soms levenslang in hun ontwikkeling. Daarnaast heeft het impact op de sociaal-emotionele ontwikkeling van de kinderen.

Het Ashram College, een school voor vmbo, havo, atheneum en gymnasium in Alphen aan den Rijn en Nieuwkoop, heeft een nieuw schoolgebouw dat past bij modern onderwijs en de onderwijsvisie.

De school heeft veel aandacht besteed aan duurzaamheid tijdens de bouw, bijvoorbeeld door veel materialen te hergebruiken: plafonds zijn hergebruikt als wandbekleding; de oude sportzaalvloer ligt nu in het muziek/dramalokaal en oude stenen met graffiti vormen een nieuw stukje muur. Het Ashram College is erg trots op de duurzaamheid van het bijna energieneutrale, volledig gasloze gebouw. In het nieuwe gebouw zijn verschillende domeinen gecreëerd voor bijvoorbeeld Science en Society, die elk een eigen leerplein hebben waar leerlingen werken aan leerdoelen en opdrachten. De school staat nog open voor verdere innovaties en duurzame oplossingen, er wordt bijvoorbeeld nog gekeken naar een optie voor een wadi op het schoolplein.

www.hevo.nl

Circulaire nieuwbouw

Eenvoudige installaties hebben de toekomst

De installatiebranche heeft bij scholen niet bepaald een goede naam. “Dat is jammer”, zegt Frank Immens van Kuijpers. “Installatiebedrijven kunnen juist goed helpen scholen gezonder en duurzamer te maken. Ze kunnen helpen overdimensionering te voorkomen door meer eenvoudige, gestandaardiseerde, slimme oplossingen te leveren.”

Dat is waar Kuijpers zich voor inzet: minder installaties en eenvoudigere, waar het kan gestandaardiseerde oplossingen met als doel duurzamer vastgoed. Hun kantoor ‘Gebouw vol Energie’ in ‘s-Hertogenbosch is daar een goed voorbeeld van. Daar staat een opstelling van een standaard installatieconcept, dat veel eenvoudiger is dan in menig gebouw te vinden. Ook doen ze onderzoek of ze installaties meer circulair en losmaakbaar kunnen maken. Frank: “Circulariteit staat in de installatiebranche nog in de kinderschoenen. De bouwsector is hier verder mee, omdat zij werkt met relatief eenvoudige materialen zoals stenen en cement. Dit in tegenstelling tot de installatiebranche, waar producten zoals ketels worden gebruikt, die bestaan uit talloze onderdelen, zoals schroeven, bouten en pakkingen.

In de praktijk

Duurzaam ontwerpen betekent ook nagaan hoe installaties kunnen worden aangepast voor optimaal gebruik, zonder onnodige kosten of overlast. Frank: ”We zien bijvoorbeeld vaak dat scholen, bij gymzalen, de

wens hebben deze op 22 graden te kunnen krijgen, zelfs als het buiten vriest. Wij kunnen dat doen, maar dit betekent dat de installatie te groot is voor de meest voorkomende situaties. Door samen te overleggen, kunnen we de temperatuurinstelling wellicht aanpassen naar 16 graden, wat voor 99% van de tijd voldoende is. Dit maakt de installatie tot wel 30% kleiner, wat leidt tot minder leidingen, ketels en energieverbruik. Binnen de installatiebranche werken wij met de ATG-strategie (Adaptieve temperatuurgrenswaarde ATG). Dit houdt in dat we de temperaturen laten meebewegen met de seizoenen. In de winter verwachten we bijvoorbeeld dat medewerkers met een trui naar het werk gaan. 19 graden is dan voldoende. In de zomer, wanneer medewerkers in lichtere kleding werken, kan de temperatuur oplopen naar 25 of 26 graden.”

Het is belangrijk om de handrem even aan te trekken

Voorkom overdimensionering

Overdimensionering is volgens Frank een belangrijk begrip. Om dit te voorkomen, is het essentieel om met de klant in gesprek te gaan en te doorgronden wat deze werkelijk vraagt: “Het gebeurt vaak dat installaties onterecht te groot worden ontworpen. Wij zijn namelijk heel goed in het overdimensioneren van systemen, wat leidt tot onnodige kosten en energieverbruik. Wij ontwerpen vaak voor situaties die misschien maar één keer voorkomen. Het is belangrijk om de handrem even aan te trekken en

te vragen aan de klant: “Wat gebeurt er nu daadwerkelijk in je gebouw?”

Door de ATG richtlijnen aan te passen, daar waar kan - kunnen kleinere installaties worden toegepast. Door de prestaties van de installatie af te stemmen op de seizoensgebonden temperatuurbehoeftes, voorkomen we onnodige overcapaciteit. Dit betekent voor scholen een besparing in installatie- en energiekosten.“

Standaardisatie

Ook op het gebied van het standaardiseren van installaties zijn er ontwikkelingen. Zo heeft Kuijpers de SKID ontwikkeld: een prefab module met alle nodige techniek er al ingebouwd. Frank: “In de installatiebranche worden vaak standaardoplossingen gebruikt, maar het proces van ontwerpen wordt elke keer opnieuw gedaan. Wat voor de klant een simpele aanpassing kan lijken, betekent voor ons vaak dat we het hele ontwerp moeten herzien. In onze SKID is het hele systeem volledig uitgewerkt en ontworpen. Alles inclusief de regeltechniek. Het enige wat nog gedaan hoeft te worden, is het aansluiten op de bestaande techniek,

Frank Immens van Kuijpers

zoals de radiatoren of luchtbehandelingskasten, afhankelijk van wat nodig is. Dit hebben we in eerste instantie ontwikkeld voor grotere installaties. Het is goedkoper om de rest hier omheen te ontwerpen dan andersom. De meeste scholen en gymzalen zijn hetzelfde opgezet, waardoor er ruimte is voor standaardisatie. We ontwikkelen voor scholen een systeem met lucht als energiedrager via een lucht-waterwarmtepomp met een buffer die groot genoeg is om bijvoorbeeld bij laag verbruik ook een gymzaal van energie te voorzien.” Middels een grote buffer is verduurzamen bij netcongestie wellicht toch ook mogelijk.

Standaardisatie drukt niet alleen de kosten, maar maakt ook circulariteit mogelijk

Voorbereid op de toekomst

Frank: “Standaardisatie drukt niet alleen de kosten, maar maakt ook circulariteit mogelijk. Zo kunnen scholen zich optimaal voorbereiden op de toekomst. Bij Kuijpers hebben we de CirKu hiervoor ontwikkeld. Dit is een methode om te bepalen hoe circulair de technische installaties in een gebouw zijn en hoe dit verbeterd kan worden. CirKu maakt met ontwerpscenario’s de circulariteit van installaties bij nieuwbouw en renovatie concreet meetbaar en inzichtelijk.” Wat Frank verder ziet, is de opkomst van hybride systemen: “Volledige elektrificatie is momenteel vaak moeilijk, vooral vanwege netcongestie. Het wordt vaker een keuze tussen volledig elektrisch of een hybride systeem van elektrisch en gas. Ook voor ventilatie zijn er twee-opties: collectief en individueel. Een collectief systeem heeft meer impact en veroorzaakt meer overlast tijdens de implementatie, maar biedt op lange termijn lagere exploitatiekosten en is flexibeler voor toekomstige aanpassingen. Het is gemakkelijker om bijvoorbeeld

een warmtepomp toe te voegen aan een collectief systeem dan aan een individueel systeem. Onlangs hebben we bij basisschool Antonius Abt in de gemeente ’s-Hertogenbosch vier collectieve luchtbehandelingskasten op het dak geplaatst. Daardoor hebben ze de mogelijkheid om in de toekomst een warmtepomp toe te voegen voor de koeling als de temperatuur stijgt.”

Frank geeft aan dat Kuijpers een echte partner is. “We onderscheiden ons doordat wij geen klassieke klantleveranciersrelaties aangaan, maar we gaan voor langdurig partnerschap met een klant. Zo kun je iedere

klant perfect op maat bedienen. Ik hoef niet uit te leggen dat dat een win-winsituatie is.”

Meer informatie over CirKu

Het Dieze College en de Bossche Vakschool zijn samengevoegd in één gebouw. Het nieuwe schoolgebouw van de Bossche Vakschool in ’s-Hertogenbosch is volledig afgestemd op de onderwijsvisie van de school, waarbij het principe ‘De juiste plek voor slimme handen’ centraal staat.

Het ontwerp van het gebouw weerspiegelt warmte, speelsheid en openheid, waardoor een uitnodigende sfeer ontstaat waarin iedereen zich welkom voelt. Belangrijke thema’s in het Programma van Eisen waren zichtbaarheid en verbinding, ook met de buitenwereld.

Inclusief onderwijs

De Bossche Vakschool richt zich op praktijkgericht vmbo-onderwijs en biedt volop mogelijkheden voor praktische opdrachten, zowel voor vmbo-basis als vmbo-kader. Het

Dieze College is een school voor voortgezet speciaal onderwijs, specifiek cluster 4. De samenwerking tussen de Bossche Vakschool en het Dieze College is ontstaan uit een gezamenlijke visie op inclusief onderwijs en heeft aanvankelijk op kleine schaal plaatsgevonden. Na onderzoek, begeleid door HEVO, kwam naar voren dat er ook op onderwijskundig en ruimtelijk vlak behoefte was aan samenwerking. Door beide scholen in één gebouw onder te brengen, kunnen zij inclusief onderwijs aanbieden en profiteren van elkaars expertise en faciliteiten. Hoewel ze hun eigen bedrijfsvoering behouden, opereren ze onder één dak. Beide scholen beschikken over aparte ruimtes, maar delen ook enkele gemeenschappelijke voorzieningen. Het gebouw heeft een oppervlakte van 7.000 m² voor (praktijk)onderwijs en 1.000 m² voor de gymzaal.

Flexibel schoolgebouw

De ruimtes in de school zijn ontworpen met een focus op functionele en capacitaire flexibiliteit, waardoor ze eenvoudig kunnen worden aangepast aan toekomstige behoeften. Dit maakte het mogelijk om zowel vmbo- als vso-onderwijs effectief te integreren in het nieuwe gebouw. De samenwerking tussen deze scholen biedt leerlingen de kans om geleidelijk en op een passende manier over te stappen van speciaal naar regulier onderwijs. Deze samenwerking creëert aanzienlijke meerwaarde voor alle betrokkenen, doordat er wordt gewerkt aan een inclusieve leeromgeving. Dankzij de intensieve kennisoverdracht profiteert iedere leerling van deze aanpak.

Groot aanbod

uitstroomprofielen

De Bossche Vakschool biedt een uitgebreid aanbod aan uitstroomprofielen, waardoor leerlingen van het Dieze College ruime keuzemogelijkheden hebben. De praktijkvakken stimuleren de leerlingen en bereiden hen goed voor op hun doorstroom naar het mbo. Fleur Cerini, algemeen directeur van de Bossche Vakschool/ISK & Van Maerlant, benadrukt dit met de woorden: “Samen leren, net als in het echte leven, door zowel leerlingen als medewerkers, vormt een solide basis voor inclusiviteit!”

Praktijkonderwijs

De praktijklokalen voor techniek en horeca bevinden zich aan de straatzijde van de school, waardoor het vakmanschap van de leerlingen direct zichtbaar is voor de omgeving. Dit bevordert de verbinding met de buitenwereld en laat op een aantrekkelijke manier zien hoe de Bossche Vakschool bijdraagt aan de gemeenschap. Fleur Cerini merkt op: “De leerlingen zijn erg blij met het nieuwe gebouw. Het gebruik van hout en de warme kleuren creëren een gezellige sfeer, waardoor de leerlingen zich hier meteen thuis voelen.”

Meerwaarde

De samenwerking tussen het Dieze College en de Bossche Vakschool is een prachtig voorbeeld van hoe scholen gezamenlijk aanzienlijke meerwaarde kunnen bieden aan hun leerlingen. Door een flexibele en toekomstgerichte aanpak wordt de overgang van speciaal naar regulier onderwijs soepel begeleid. Dit biedt leerlingen de mogelijkheid om zich optimaal te ontwikkelen en succesvol door te stromen naar het mbo. De samenwerking werkt in beide richtingen; samen staan ze één voor de leerling.

Inpassingsstudie

Een inpassingsstudie van HEVO richt zich op de integratie van onderwijsinstellingen in hun omgeving, vooral in het kader van nieuwbouw of herontwikkeling van scholen. In dit geval is de aansluiting van de gebouwinrichting op de onderwijsvisie en -methoden in kaart gebracht, waarbij flexibiliteit en toekomstbestendigheid voorop staan.

Het doel van de inpassingsstudie is te waarborgen dat de nieuwe of verbouwde school optimaal functioneert binnen de bestaande sociale, culturele en fysieke context.

Dit artikel wordt u aangeboden door HEVO www.hevo.nl

073-6 409 409 info@hevo.nl

Word partner van Bouwstenen

dan ben je goed op de hoogte van alles wat er speelt rondom bedrijfsvoering in het onderwijs

Neem deel aan netwerk onderwijshuisvesting

• door het jaar heen organiseren we actualiteitencolleges over;

• verduurzaming

• huisvesting

• bedrijfsvoering

• in 1 uur bijgepraat

Bekijk de website voor het actuele aanbod/programma: www.bouwstenen.nl

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.