Schoolfacilities online lezen?
Meld je aan via de qr code
Schoolfacilities online lezen?
Meld je aan via de qr code
Na een heerlijke zomervakantie komen de scholen langzaam weer op gang. Terwijl iedereen van de zon genoot, was ik druk bezig om dit vakblad voor jullie samen te stellen. Met het eindresultaat ben ik zeker blij!
Een nieuw schooljaar brengt nieuwe kansen met zich mee. Laten we hopen dat er enthousiaste nieuwe docenten zijn die met plezier voor de klas staan. Helaas blijft het lerarentekort namelijk een groot probleem in het onderwijs. Schoolbesturen staan voor een bijna onmogelijke taak om oplossingen te vinden. In deze editie laten we de leraren zelf aan het woord om hun visie en mogelijke oplossingen te delen.
Daarnaast hebben we inspirerende praktijkverhalen uit de onderwijssector. Zo nemen we een kijkje in sporthal Bredius, de meest circulaire sporthal ter wereld, en bij Energiehub050, een circulaire en praktische spil in de energietransitie. Verder heb ik gesproken met een toezichthouder om te horen wat hij vindt van het onderzoek van Nieuwsuur en NOS, waaruit blijkt dat toezichthouders soms met één been in twee verschillende kampen staan. Dit en nog veel meer interessante artikelen en columns die jullie hopelijk zullen inspireren
Ik wens iedereen veel leesplezier met deze editie en heel veel succes met het nieuwe schooljaar. Na een zomer vol werk aan dit blad, is het nu mijn beurt om lekker op vakantie te gaan. Tijd om zelf even van de zon te genieten!”
Tim Doan
‘s Werelds meest circulaire sporthal
De ervaringen met het proces van Sporthal Bredius
Bouwen aan een succesvolle campus Waar liggen de uitdagingen en kansen voor campussen?
14
Veel geschreeuw, Weinig wol
Wat te doen met het lerarentekort?
Het Vier in Balans-model is aan uitbreiding toe Er komt meer kijken bij een succesvolle inzet van ICT
Rubrieken: Nieuw op de markt (20), Gezien & gelezen (30) Columns: BTW-Instituut (13), TK Advocaten (29)
En verder: Energiehub050 (4), Advies Raad van State (9), Toezicht houden is vooral doorvragen (10), Van journalist naar docent (17), Gratis laadpalen (22), De medewerker centraal zetten (26), Maak het interieur superieur (34)
Schoolfacilities is een onafhankelijk magazine voor huisvesting en facilitaire processen in het onderwijs.
Oplage en bereik: Verschijnt 3 keer per jaar in een oplage van 3.000 exemplaren, bij het VO, BVE, HBO, Universiteiten, gemeenten en het bovenschools management van het PO.
Redactie: Tim Doan
Eindredactie: Ingrid de Moel en Yara Hooglugt Hooglandseweg Zuid 34, 3813 TC Amersfoort Telefoon: 033 258 43 37 E: redactie@schoolfacilities.nl
Vormgeving:
Charlot Luiting Ontwerp, Amersfoort
Uitgave van: Bouwstenen voor Sociaal
ISSN: 1383-6331
Aansprakelijkheid:
Uitgever en auteurs verklaren dat deze uitgave op zorgvuldige wijze en naar beste weten is samengesteld.
Zij aanvaarden geen enkele aansprakelijkheid voor schade, van welke aard ook, die het gevolg is van handelingen en/of beslissingen die zijn gebaseerd op bedoelde informatie.
Door: Ruben Bloemkolk
Energiehub050 is een circulaire en doenerige spil in de energietransitie. Het Alfa-college geeft er praktijkonderwijs. Leerlingen kunnen het dak op. En ook anderen kunnen van het pand leren.
“Het gebouw is niet af, maar wel klaar”, zegt Freddy de Boer, programmadirecteur van Energiehub050. “Het is een inspirerende plek voor de MBO-studenten die hier les krijgen en daarbij is het gebouw meteen oefenmateriaal voor de energietransitie. Er zijn veel te weinig goed opgeleide vakmensen in dit werkveld. Daar moet iets aan gedaan worden. Dat geldt niet alleen voor studenten en starters, maar ook professionals in het werkveld weten nog te weinig
van de energietransitie. Hier willen we het verschil gaan maken.”
Niet alles is mogelijk
De energietransitie is geen uitgestippeld pad, maar een routekaart met ambities ver in de toekomst, volgens Freddy. “Met dit project proberen we die verre ambities te vertalen naar acties in het hier en nu. Dit gaat niet zonder slag of stoot. Vanuit de overheid lijkt het of overal geld voor is en dat alles mogelijk is. Mensen denken dus vaak dat alles kan. Maar als je bijvoorbeeld thuis een warmtepomp wilt en deze is duurder dan de huidige installatie, dan is dit niet aantrekkelijk.”
Ambities vervangen eisen
Toen Simon de Ruig, adviseur bij Draaijer, in 2021 betrokken raakte bij de realisatie van het project, waren de ambities torenhoog. “We vertrokken met een enorme stapel aan ambities en wensen. De eis hier een circulair gebouw te realiseren dat na 2030 een nieuwe bestemming kan krijgen, maakte het nog complexer. Toen we een kostenberekening hadden gemaakt, kwamen veel ambities op de tocht te staan. Even leek het erop dat het hele project niet door kon gaan. Het moest echt voor een stuk minder. De vraag was: kan dat? We hebben daarom voorgesteld eisen te vervangen door ambities. Tijdens de aanbesteding hebben we de markt gevraagd welke ambities gerealiseerd konden worden voor het budget dat er was.”
met BAM Bouw en Techniek en De Unie Architecten hierin geslaagd is. Ik krijg veel reacties van mensen dat het gebouw prettig aanvoelt.” Ook Freddy krijgt positieve reacties op het binnenklimaat en de open uitstraling. Tijdens de opening van het gebouw op 26 juni 2024 was het buiten 30 graden. Mede door de overstekken van het gebouw lukte het met behulp van zonwering om de temperatuur in het gebouw goed te beheersen.
naar Energiehub050 gebracht, opnieuw gewrapt en geïnstalleerd. De luchtbehandelingskast komt uit een showroom van een leverancier. Die was na wat finetunen geschikt.”
Om ervoor te zorgen dat na 2030 het gebouw een nieuwe bestemming kan krijgen, is zoveel mogelijk demontabel gebouwd. Alles is geschroefd en met bouten vastgezet. Er is geen kit gebruikt. Niet alles sloot gelijk aan elkaar aan, maar dan is vakmanschap belangrijk.
Lessen op het dak
Het gebouw is niet af, maar wel klaar.
Prettig houten gebouw
Simon: “Het was spannend of de marktpartijen een houten constructie konden realiseren. Met hout bouwen is vaak duurder dan met staal en beton. Ik ben er trots op dat het bouwteam
Je moet je afvragen op welk onderdeel van circulariteit je wilt inzoomen.
Circulariteit: een breed begrip
In het gebouw zijn veel reeds eerder gebruikte elementen toegepast.
Simon: “Circulariteit is natuurlijk een breed begrip. Je moet je afvragen op welk onderdeel van circulariteit je wilt inzoomen. Dat is een vraag geweest aan de marktpartijen. De essentie hier is dat de constructie volledig van hout is. Het voordeel daarvan is dat de CO2-impact veel lager is. Hout neemt eerst veel CO2 op, voordat het verwerkt wordt tot bouwmateriaal. Qua interieur en vaste inrichting, heeft veel bij de Energiehub050 een tweede leven gekregen. Bijna niks is specifiek voor het gebouw gemaakt.”
Tweedehands materialen
Waar komen de materialen vandaan?
Simon: “Het bouwteam heeft hierin echt heel goed samengewerkt. De glazen gevels komen van een kantoorpand van BAM. Die hadden ze over na een verbouwing. Alle kozijnen en deuren zijn van een project dat Draaijer begeleid heeft. Dit project stond op de nominatie om gesloopt te worden. Deze zijn
De eerste lessen zijn gestart in oktober 2024. Het gebouw is ontworpen om een actieve rol te spelen in het onderwijs over de energietransitie. Als voorbeeld noemt Freddy de zonnestroomopleiding. “Er is een vaste opstelling en een testopstelling. De zonnepanelen die in de lessen gebruikt worden, werken exact hetzelfde als de zonnepanelen die het gebouw van stroom voorzien. De leerlingen mogen met de juiste valbescherming het dak op. Het is daardoor mogelijk om zelf een dakopstelling te maken. Daarmee combineer je een vaste opstelling, met de praktijk bovenop het dak.”
De andere integratie is de smartloop. Leerlingen kunnen alles aansluiten op de smartloop, zodat het onderdeel wordt van de warmte/ koudevoorziening van het pand. Dit betekent dat je ook kunt uitlezen wat een verandering door leerlingen aan een warmtepomp met de temperatuur in het gebouw doet.
In dienst van het onderwijs Alle techniek in het gebouw staat in dienst van het onderwijs. Het mag volgens Freddy geen showroom worden. “Het moet een werkomgeving zijn, waarin studenten getoond worden hoe systemen en innovaties werken. Sommige oplossingen zijn theoretisch mogelijk, maar in de praktijk nog niet haalbaar, zoals de bidirectionele laadpaal, die zowel een auto kan opladen als daar stroom uit kan onttrekken.
In de praktijk zijn te weinig auto’s hier geschikt voor. Vernieuwingen mogen dus “geen speeltje worden. Het moet toepasbaar zijn voor de leerlingen. Er moet iets doenerigs in zitten.”
Alles is zichtbaar
Dit doenerige komt bijvoorbeeld naar voren in de fuelcel van waterstof die ze krijgen. Die willen ze met de leerlingen uit elkaar gaan slopen, om te kijken wat erin zit. Het feit dat alle aansluitingen, leidingen en elektra zichtbaar op de constructie van het gebouw gemonteerd zijn, geeft gespreksstof. Je ziet echt alles.
De volgende stap is het betrekken van ICT-studenten. Vaak wordt er nu nog in hokjes gedacht, volgens Freddy. “ICT, techniek en bouwkunde worden los van elkaar gezien. In de praktijk zijn een gebouw en techniek echter gecombineerd. ICT moet een nog integraler onderdeel van de opleiding en daarmee het werkveld worden.”
Goed gedocumenteerd De Energiehub050 heeft op zijn huidige plek een tijdelijke bestemming. Na 2030 krijgt het gebouw een nieuwe bestemming. Het is daarom gemaakt om te verplaatsen. Of dit daadwerkelijk gaat gebeuren over zeven jaar vraagt aandacht. Er is veel gefaciliteerd. Zo heeft BAM Bouw en Techniek een demontageplan gemaakt en openbaar beschikbaar gesteld. Een partij die een goed idee heeft voor het gebouw heeft dan gelijk inzicht in de demontagekosten. Ook is er een materialenpaspoort. Daarnaast is er een vrij gedetailleerd bouwinformatiemodel beschikbaar. Alles wat je in het gebouw ziet is in digitale vorm in te zien. Partijen hebben veel moeite gedaan om de kennis die van belang is voor circulariteit aan de voorkant goed te borgen. Dat maakt de kans groter dat het aan het eind van de looptijd op deze plek, door anderen kan worden overgenomen.
Geleerd van gebouw
Simon: “Dit gebouw is in het onderwijs zeker niet alledaags. Het heeft een heel specifieke functie en staat op een bijzondere locatie. Het kan dus niet gelijk als blauwdruk dienen voor andere schoolgebouwen. Wat hierbij een rol speelt is de tijdelijkheid van deze plek.” Freddy beaamt dit. “Qua
gebouw is het een voorloper, maar er kan van geleerd worden voor toekomstige schoolgebouwen. Zo is het gebouw in de kern te klein voor een volledige schoolopleiding.”
Optimale benutting
Freddy pleit voor een zo optimaal mogelijk gebruik van het gebouw. Zo wordt er gekeken of het gebouw elke schoolvakantie open kan blijven. Dat komt de effectiviteit ten goede. Freddy: “Waarom zouden wij zes weken dicht zijn in de zomervakantie?”
Een ruimte openstelling vraagt een andere mindset. Hoe regel en faciliteer je dat? Soms vraagt dit een bepaalde mate van flexibiliteit. Ook van Freddy. Hij doet dit graag als de ambities van de energietransitie hiermee geholpen worden: “Als er een goed initiatief is op het gebied van duurzaamheid, waarom zou de Energiehub050 daar geen ruimte aan bieden?”
Door: Tim Doan
Sinds maart 2023 sporten de kinderen van de Jozefschool en de PC Hooftschool in sporthal Bredius: de eerste biobased circulaire sporthal in Muiden en volgens sommigen de meest circulaire sporthal ter wereld. We spraken met projectleider Bert Vossebelt over zijn ervaringen.
“Het begon allemaal toen de Jozefschool en de PC Hooftschool, twee scholen die in Muiden zijn samengevoegd, op zoek gingen naar een nieuw schoolgebouw”, vertelt Bert. “Dit was nodig omdat het aantal leerlingen niet meer in de oude gebouwen paste. Het nieuwe schoolgebouw had geen sportzaal,
dus moest er een sportplek komen waar de leerlingen konden gymmen. De gemeente besloot een sporthal te bouwen met als belangrijkste doel dat de scholen deze konden gebruiken voor het sporten. Daarnaast moesten er kleedkamers komen voor de nieuw aangelegde hockey- en voetbalvelden van SC Muiden. De nieuwe sporthal wordt nu gebruikt door de scholen, SC Muiden en diverse andere sportclubs in de gemeente Gooise Meren.”
Realistisch blijven
“De wens van de gemeente Gooise Meren was om in 2030 alles circulair in te kopen, en om die reden kwam het idee om de hele sporthal volledig circulair te bouwen”, vervolgt Bert. “Binnen de gemeente had alleen
niemand een duidelijk beeld van wat circulair precies inhoudt. Daarom hebben we eerst de projectleden en alle afdelingen bij elkaar geroepen om te bepalen wat we verstonden onder circulair en hoe ver we daarin wilden gaan. We hebben iemand ingehuurd die trainingen heeft gegeven over dit onderwerp. De conclusie was dat we wel van alles willen, maar het moet wel haalbaar zijn. Uitgangspunt is steeds geweest: zo circulair mogelijk binnen het beschikbare budget.
De totale projectkosten bedroegen uiteindelijk rond de 6,8 miljoen euro exclusief BTW.” Deze kosten betreffen de voorbereidingskosten, de kosten voor de complete bouw en voor de inrichting van de sporthal.
De sporthal heeft een veldafmeting van 47 x 26 m en is in te delen in drie sportzalen die worden gescheiden door akoestische, ophaalbare wanden.
De vloer is de eerste volledig gerecyclede sportvloer in Nederland.
Volledig circulair
In de wandelgangen hoort Bert dat de sporthal mogelijk de meest circulaire sporthal ter wereld is vanwege de gebruikte materialen. “We hebben de meest circulaire materialen gebruikt die beschikbaar waren. Voor de douches wilden we bijvoorbeeld geen tegels op de wanden lijmen, want die zijn dan niet meer losmaakbaar. Na lang zoeken hebben we uiteindelijk gekozen voor gerecycled hard glas en daarvan glazen panelen laten maken. Die zijn in de douches gekomen.
De vloer is de eerste volledig gerecyclede sportvloer in Nederland. Het betreft een mix-elastische sportvloer klasse één. Voor dagelijks gebruik door topsporters is deze vloer minder geschikt. Voor recreatief gebruik is het een vloer in het hogere segment. Deze vloer is ontworpen dat deze over 15 jaar weer hergebruikt kan worden. Daarnaast hebben we ervoor gekozen om geen kitten en lijmen te gebruiken en hebben we het gebruik van chroom, PVC en polyurethaan zoveel mogelijk vermeden. We hebben bewust afgezien van coatings, kitten en PUR-schuim, omdat daar veel chemische rommel in zit. Ten slotte hebben we, waar mogelijk, geen verf gebruikt. In plaats daarvan hebben we biobased olie gebruikt om te voorkomen dat het staal roest en afgeeft op locaties waar je in aanraking kunt komen met het staal.”
Wel denkt Bert dat de sporthal op sommige duurzaamheidspunten tekortschiet: “We hebben achteraf gezien te veel gefocust op circulariteit en wat minder op duurzaamheid. Dit zie je onder meer terug in de toegepaste deuren van de kleedkamers. Deze zijn maximaal circulair, maar de kwaliteit is daarmee voor vochtige ruimtes niet optimaal en de deuren zullen iets minder lang meegaan. We hebben hier rubberwood gebruikt. Rubberwood is een materiaal uit Indonesië. Het komt van rubberplantages en is de meest circulaire houtsoort dat er bestaat. We hebben rubberwood als plaatmateriaal gebruikt, zodat het hele ontwerp demontabel is. Het dak, de gevelplaten, de staalconstructie en zelfs de wanden in de douches zijn bijvoorbeeld allemaal demontabel. Rubberwood was al een keer succesvol toegepast in een sporthal in Wageningen, dus er was al ervaring mee. Het was daar alleen niet in de kleedkamers en gangen gebruikt. Dat hebben we hier wel gedaan. We hebben de werking van de houten panelen wat onderschat. Dat komt doordat rubberwood krimpgevoelig is door temperatuurverschillen en de luchtvochtigheid. Vooral in de winter krimpen ze. Achteraf bezien zou ik het niet zomaar nog een keer gebruiken.”
Ruis op de lijn
Daarnaast verliepen de gesprekken met de scholen af en toe wat stroef, volgens Bert.
“We hebben vooraf gesprekken gevoerd met de scholen over hun wensen en de minimale benodigdheden voor de sporthal, zoals toestellen en materialen. Wat vervelend was, was de wisseling in sportleraren binnen de school. Dit leidde ertoe dat er soms wat ruis op de lijn kwam. Bij de opening van de sporthal waren er andere mensen aanwezig dan degenen met wie ik in het begin heb gesproken. Een verrijdbare basketbalstelling was erg gewenst door de sportdocent, maar deze nam aanzienlijk veel ruimte in beslag. Dit leidde tot vragen van de nieuwe sportdocent over de reden van deze keuze. Als je een circulair project opstart, is het belangrijk om een groot draagvlak te creëren bij alle betrokkenen. Het is anders dan wanneer je het met een klein clubje doet. Nu wil iedereen iets: alle vastgoedbeheerders, scholen en docenten. Je moet met veel dingen en mensen rekening houden.”
Een grote doos
Al met al kijkt Bert terug op een mooi project: “We hebben geprobeerd zoveel mogelijk circulair te denken, en dat is mooi zichtbaar in het eindresultaat. De sporthal is ontworpen met een levensduur van 60 jaar. Er is een materialenpaspoort opgesteld, zodat bij sloop precies duidelijk is welke en hoeveel materialen zijn gebruikt en wat daarvan de specificaties zijn. Het ontwerp van de sporthal is erg mooi geworden. Hoewel de sporthal in feite gewoon een grote doos is waarin je kunt sporten, heeft de architect er echt iets moois van gemaakt. Het ontwerp is al meerdere keren genomineerd voor verschillende architectuurprijzen.”
Door: Bouwstenen voor Sociaal
In juli 2024 heeft de Raad van State een kritische reactie gegeven op het wetsvoorstel voor een meer planmatige en doelmatige aanpak van onderwijshuisvesting in het primair en voortgezet onderwijs. In dat licht zijn de adviezen die ze de Minister van OCW meegeeft mild.
Het wetsvoorstel heeft tot doel de investeringen door gemeenten en schoolbesturen in het onderwijshuisvesting beter op elkaar af te stemmen. De Afdeling advisering van de Raad van State heeft met name daarop gelet.
Voldoet niet aan de wet In haar advies signaleert de Raad dat het wetsvoorstel niet voldoet aan artikel 110 en 111 van de Gemeentewet. Hierin wordt gesteld dat er geen plan van gemeenten mag worden gevraagd, zoals een Integraal Huisvestingsplan Onderwijshuisvesting (IHP), zonder aan te geven hoe de financiële
gevolgen daarvan worden gecompenseerd. In de toelichting op het wetsvoorstel wordt daar volgens de Raad te gemakkelijk aan voorbijgegaan. Ook mag een verplichting om een plan te maken niet door het Rijk worden opgelegd als dat uitsluitend dient om informatie te verkrijgen. Uit de toelichting op het wetsvoorstel wordt duidelijk dat dat hier wel het geval is. De Raad adviseert hier in de wet meer toelichting op te geven.
Procedures beter afstemmen
Ook heeft de Raad kritiek op de afstemming tussen het IHP dat de gemeente verplicht moet opstellen en het MJOP van het schoolbestuur. De procedures zijn niet goed op elkaar afgestemd. De Raad adviseert de voorgestelde procedure nader te bezien. Daarnaast adviseert de Raad het begrip renovatie verder af te bakenen, mede gelet op het verschil tussen de tekst van het wetsvoorstel en die van de toelichting. In een eerdere versie van het wetsvoorstel stond een meer
concrete definitie van renovatie, maar die leidde tot discussie en is na de internetconsultatie uitgehaald.
Spijker op zijn kop
Helemaal op het eind van het advies signaleert de Raad van State nog een ander belangrijk punt, waarmee het wetsvoorstel eigenlijk onderuit wordt gehaald. Zonder voldoende bekostiging zullen gemeenten hun ambities in het IHP afstemmen op de bestaande financiële kaders. Die kunnen naar verwachting niet heel erg hoog zijn. Maar de IHP’s zijn wel langjarig bepalend voor de te realiseren kwaliteit van de onderwijshuisvesting, zo staat in het advies. Dat roept bij de Raad de vraag op hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot de grote opgave en de stelselverantwoordelijkheid van de Minister van OCW en dat beter toe te lichten. Dat is voorzichtig geformuleerd, maar hiermee slaat de Raad wel de spijker op zijn kop. In het huidige stelsel is het Rijk verantwoordelijk voor voldoende bekostiging en die is te laag om de opgave te realiseren.
Meer informatie
Het Bouwstenen-netwerk spant zich actief in voor een goede werkplek voor kinderen en docenten. Zie hiervoor de informatie op de website van het Deltaplan Scholen en doe ook mee.
Deltaplan Scholen Meedoen met Bouwstenen
‘Toezicht houden is vooral doorvragen’
Door: Tim Doan
Onderzoek van NOS en Nieuwsuur toont aan dat bestuurders en toezichthouders van circa dertig schoolbesturen tegelijkertijd betaalde functies vervullen bij private onderwijsadviesbureaus. Dit onderzoek roept de vraag op of de toezichthouders wel wakker zijn geweest. Zitten ze er toezicht te houden of zitten ze er voor hun eigen lol?
Voor Joris Dahmen, toezichthouder bij de Herenwegschool in Wassenaar, is dit geen vraag. Hij weet wat hem als toezichthouder te doen staat. “In principe is het de taak van de Raad van Toezicht om het bestuur te controleren”, begint hij. “We kijken of het bestuur zich houdt aan de wet en of de afgesproken doelen worden behaald. De vraag of ze integer zijn en de juiste dingen doen, hoort daar ook bij. Als toezichthouder moet je vooral vragen stellen en als er geen helder antwoord komt, vooral doorvragen. We zijn ons heel bewust van de verantwoordelijkheid, ook in breder maatschappelijk perspectief, die we in deze rol hebben. Integerheid en het morele kompas zijn juist voor onze Raad van Toezicht belangrijke punten waar wij veel over praten. Dit komt onder andere door de verschillende rollen die wij hebben binnen de school.”
al te grote betrokkenheid. “Bij een kleine school als de onze wil je al snel de diepte in. Als er een vraag op tafel ligt die aansluit op jouw expertise, ben je al snel geneigd alles zelf naar je toe te trekken. Dat moet je zien te vermijden, want als toezichthouder ben je er voor de controle en niet voor de uitvoering. In het begin nam ik vaak het voortouw als het over de schoolgebouwen ging, aangezien ik als directeur bij Areaal Advies dagelijks bezig ben met huisvestingsvraagstukken en vastgoedportefeuilles binnen maatschappelijk vastgoed. Ik had bij wijze van spreken het Meerjaren Onderhoudsprogramma al opgesteld en wilde door met renovatieplannen. Maar dat is niet de bedoeling. We hebben de rollen van de Raad van Toezicht tegen het licht gehouden en naar elkaar uitgesproken dat we een controlerende, en niet een meewerkende rol hebben. Die rollen moet je echt van elkaar scheiden en je moet elkaar hierin scherp houden.”
Het bestuur beslist
Als er een vraag op tafel ligt die aansluit op jouw expertise, ben je al snel geneigd alles zelf naar je toe te trekken.
Verkeerde betrokkenheid
Voor discutabele nevenfuncties is bij een professioneel bestuur en Raad van Toezicht volgens Joris geen ruimte, al ziet hij wel het risico van
“De vragen die een toezichthouder stelt, richten zich eigenlijk niet op de inhoud. Het proces waarmee het bestuur tot een besluit is gekomen, is belangrijk”, zegt Joris. “Ik vraag bijvoorbeeld of het een besluit is dat wordt gedragen. Zijn de leraren betrokken en is het echt een beslissing van de school? We zijn er voor de controle op het bestuur, maar sparren ook met het bestuur. We kunnen ook advies geven. Over de strategie en de richting van de school, of de manier waarop de school zich wil onderscheiden, mag je als Raad van Toezicht best een mening hebben en je kunt erover in gesprek gaan. Maar uiteindelijk beslist het bestuur.”
We zijn ons bewust van onze verantwoordelijkheid.
Professionaliseringsslag
In het algemeen hebben de Raden van Toezicht in het onderwijs nog een flinke professionaliseringsslag te maken, vindt Joris: “Er wordt vaak vanuit betrokkenheid gereageerd en dan hebben gesprekken al snel een emotionele lading. Vooral ook als er ouders in de Raad zitten met een kind op school. Dit is op de zogenaamde eenpitters, zoals ook onze school is, vaak aan de orde. Ook wij zijn als Raad van Toezicht aan het professionaliseren. We krijgen hierbij begeleiding van externen om te bepalen wat je wel en niet kan doen binnen de rol die je hebt. Bij ons in de Raad zijn verschillende specialismen
vertegenwoordigd. Zo hebben we deskundigen op het gebied van onderwijs, personeelsbeleid, financiën en huisvesting. Eerder hadden we niemand met expertise in het onderwijs, waardoor de gesprekken hierover vrij oppervlakkig waren en we de beslissingen van het bestuur niet goed konden toetsen. Nu hebben we iemand van de Haagse Hogeschool die de juiste vragen over het onderwijs aan het bestuur kan stellen.”
Prioriteit bij veiligheid
Naast de kwaliteit van het onderwijs benadrukt Joris nog een ander belangrijk punt: “Waar wij heel erg op aan het sturen zijn, is de veiligheid op school, zodat er een veilige omgeving is waarin leraren en leerlingen goed kunnen presteren. Dit gaat om sociale, digitale en fysieke veiligheid. Bij sociale veiligheid is het belangrijk om een omgeving te creëren waarin collega’s van elkaar kunnen leren en samen beter kunnen worden. Leraren hebben elk hun eigen lokaal en vaak al hun eigen manier van lesgeven. Daarnaast zijn er invloeden van buitenaf, zoals ouders op het schoolplein die vrij assertief kunnen zijn richting leraren en de directeur, omdat hun kinderen hierbij betrokken zijn. Dit brengt vaak sterke emoties met zich mee. De opdracht die we daarom aan de directeur en het bestuur hebben gegeven, is om die fysiek veilige omgeving te bieden. Dit resulteert dan ook in een veilige omgeving voor de kinderen, zodat de school het beste uit ieder kind kan halen.”
Rol als werkgever
Joris noemt ook nog een andere belangrijke rol. “Als toezichthouder ben je ook de werkgever van het bestuur. Deze rol is vaak minimaal, maar kan op momenten juist heel intensief zijn. Dit is iets wat ik van tevoren niet had verwacht en wat best pittig kan zijn. De school waar ik werk komt bijvoorbeeld uit een turbulente periode, waarin de directeur en adjunct-directeur vlak voor de zomer zijn vertrokken. Het is in deze markt een enorme uitdaging om een goede bestuurder te vinden die bij de school
past. Bij een kleine school moet de directeur een breed scala aan taken aankunnen en daarnaast kunnen wij niet de hoge salarissen betalen die grote scholen wel kunnen bieden. Hierdoor is de kans groot dat je iemand aanneemt die minder gekwalificeerd is of minder goed past. Om voldoende tijd te hebben voor het aantrekken van de juiste bestuurder en om daarbij niet op kwaliteit in te boeten, hadden we tijdelijk een interim-bestuurder aangesteld. Uiteindelijk hebben we nu een nieuwe bestuurder gevonden voor het nieuwe schooljaar en een nieuwe adjunct die binnen de school is doorgegroeid naar deze functie. Op beiden zijn we zeer trots.”
We hebben een controlerende, en niet een meewerkende rol.
Samen sterk staan
De samenwerking tussen het bestuur, de directeur en de toezichthouders zou Joris beschrijven als heel hecht: “Ik heb zeker het gevoel dat we volledige informatie van de school krijgen. We sparren eigenlijk dagelijks: we appen veel en drinken regelmatig koffie op school. Gesprekken kunnen over van alles gaan, zoals over omgaan met gemeenten of dingen die in de maatschappij gebeuren waar wij op moeten inspelen. Daarnaast komen we eens per maand officieel bijeen voor een vergadering, waarin schoolplannen en visies aan bod komen. Als toezichthouder zijn we gelukkig als de school de afgesproken richting op gaat, de werknemers tevreden zijn en de kinderen gelukkig zijn – dat is het belangrijkste. Als dat allemaal gebeurt, heb je in mijn ogen je werk goed gedaan. Dat is je hoofdfunctie als toezichthouder.”
Uit onderzoek van NOS en Nieuwsuur blijkt dat bestuurders en toezichthouders van ongeveer dertig schoolbesturen tegelijkertijd betaalde functies hebben bij private onderwijsadviesbureaus. Dit betekent dat ze scholen beheren of controleren met publiek geld, terwijl ze tegelijkertijd werkzaam zijn als directeur, adviseur, toezichthouder of eigenaar van een onderwijsbedrijf in de private sector. De inspectie benadrukt dat schoolbesturen een integriteitscode moeten hebben met bepalingen tegen belangenverstrengeling. In het onderzoek wordt de wet bestuur en toezicht niet genoemd. Deze wet is in 2021 ingevoerd voor onder meer bestuurders en toezichthouders in het onderwijs om belangenverstrengeling tegen te gaan. De wet bevat strengere regels voor bestuur en toezicht, waaronder regels voor situaties met tegenstrijdige belangen. Naast gedragscodes horen toezichthouders ook te voldoen aan de wet.
Door: BTW-INSTITUUT
Sommige woorden zijn zo mooi dat je ze af en toe uit moet spreken. ‘Onontbeerlijk’ is zo’n woord, al zul je dat vast niet elke dag hardop zeggen. Het woord is terug te vinden in het besluit over de btw-gevolgen van de detachering van personeel. Dit besluit is in juni 2024 geactualiseerd.
In het vernieuwde besluit draait het onder andere om de vraag of personeel in de onderwijssector btw-vrij kan worden gedetacheerd. Dat kan, maar wel onder een aantal voorwaarden. Eén van die voorwaarden is dat de detachering ‘onontbeerlijk’ is voor het verzorgen van het onderwijs.
Opleidingsniveau
Maar wat houdt die onontbeerlijkheid nu in? In het besluit wordt aangegeven dat de detachering alleen onontbeerlijk is als zonder de inzet van de gedetacheerde niet zeker is of het onderwijs van de inlenende school hetzelfde niveau en dezelfde kwaliteit haalt. Wie gedetacheerd wordt, moet daarom beschikken over zo’n kwalificatieniveau, zodat de school die hem/haar inhuurt aan haar onderwijsverplichting kan voldoen.
Voor de rechter
De rechter heeft zich ook wel eens over de vraag gebogen wanneer een detachering nu onontbeerlijk is. Dit was volgens de Hoge Raad het geval bij de detachering van docenten aan Cito voor het ontwikkelen en opstellen van landelijke eindexamens. Ook het detacheren van een directeur
(met onderwijsbevoegdheid) door de ene aan de andere school werd door de rechter als onontbeerlijk gezien. Datzelfde geldt voor een gedetacheerd personeelslid dat leerkrachten vakinhoudelijk ondersteunt en adviseert, aldus een andere rechter. En volgens het besluit is ook de detachering van ambulante begeleiders die kinderen met een functiebeperking in de klas begeleiden onontbeerlijk voor het verzorgen van onderwijs.
Het besluit noemt natuurlijk niet alle situaties van onontbeerlijkheid. Er zijn altijd situaties denkbaar waarin inzet van een onderwijskracht voor bepaalde activiteiten van groot belang is voor het onderwijs. Een school kan de btw-gevolgen van zo’n detachering uiteraard altijd afstemmen met de Belastingdienst.
Belang van docenten
Tot slot. Wie googelt op de betekenis van het woord onontbeerlijk komt op de definitie ‘iets missen van wat je heel hard nodig hebt.’ Daarbij staat de uitleg: “Ontberen onderstelt dat het gemis diep wordt gevoeld en wordt dus alleen gebruikt ten aanzien van dingen van waarde.” Of een detachering altijd onontbeerlijk is voor het onderwijs is dus nog maar de vraag, maar dat docenten onmisbaar zijn voor goed onderwijs en daarmee onontbeerlijk zijn, staat wat ons betreft buiten kijf!
Door: Mr. Machiel van Driel RB en Joanne Ligthart-de Bruin LL.B
BTW-INSTITUUT
Deze column is een bijdrage van BTW-INSTITUUT. Voor meer informatie ga je naar www.btwinstituut.nl
‘Bijschrift van de foto’
Door: Janny Groen
Al decennia lang wordt er in het onderwijs geworsteld met het lerarentekort. Rapporten, experimenten en adviezen buitelen over elkaar heen. Schoolbesturen staan voor een bijna onmogelijke taak oplossingen te vinden voor dit chronische probleem. Wat te doen?
In zijn blog van een jaar geleden, 30 augustus 2023, luidt lerarenopleider Ton van Haperen de noodklok over de stand van het onderwijs en met name het lerarentekort. Problemen in het onderwijs, schrijft hij, etteren decennia door. Hij gaat terug tot halverwege de jaren negentig, toen ook al werd geworsteld met het lerarentekort. In het voortgezet onderwijs (VO) was dat volgens Van Haperen ‘een logisch gevolg van de combinatie van een verkrappende nationale arbeidsmarkt en bezuinigen op leraren.’
Kwalitatief zwak
Ruim tien jaar later, in 2007, was de situatie er niet beter op geworden. De Commissie Leraren, onder leiding van de toenmalige voorzitter van de Sociaal-Economische Raad Alexander Rinnooy Kan, concludeerde toen na gedegen arbeidsmarktonderzoek dat het lerarentekort niet alleen kwantitatief, maar vooral ook kwalitatief was. Dat het opleidingsniveau van leraren daalde, dat vertrekkende academici werden vervangen door niet-academici en na de wet Zij-instroom (2000) zelfs door onbevoegden. Een stevig waarschuwingsschot dus van die commissie, maar tot echte verbeteringen leidde dat wederom niet.
als de politiek het stuur stevig in handen neemt. Van Haperen: ‘Het enige besturingsmechanisme dat iets kan betekenen in deze misère is nieuwe hiërarchie, nieuwe regelgeving en handhaving vanuit de overheid.’ Hij betreurt het dat juist de minister die dat voorstond, Dennis Wiersma – de eerste na van Kemenade (1970 – 73), noodgedwongen moest vertrekken. Doortastend optreden van de overheid verwacht hij voorlopig niet. ‘Een drama, want vrijheid en vrijwillige zelfbinding gaan de sector niet in balans brengen.’
Quasi-marktomgeving
Ook in de ogen van Merel van Vroonhoven, leraar speciaal onderwijs en columnist van de Volkskrant, laat de politiek het steeds weer afweten. Van Vroonhoven, voormalig bestuurder, topambtenaar en voorzitter van het Bestuur van de Autoriteit Financiële Markten, stapte vijf jaar geleden over naar het onderwijs. Eind juni gaf ze de Herman Tjeenk Willink-lezing, waarin ze haar verbazing uit over wat zij aantrof in de voor haar nieuwe wereld. Ze verwachtte een publieke sector, maar ze trof een ‘quasi-marktomgeving’ aan die haar deed denken aan het bedrijfsleven dat ze zo goed kende. Nog altijd is het neoliberale gedachtegoed dominant in het onderwijs. Het idee dat de marktwerking de kwaliteit van het onderwijs zou verbeteren, noemt van Vroonhoven een illusie. ‘Het leidt alleen maar tot meer concurrentie tussen scholen. Zo kan het dat een school in een arme wijk, zoals de Haagse wijk Laak waar het lerarentekort al torenhoog is, leraren verliest aan een school in een rijkere buurt. Weggekocht.’
Te vol bord
Niet alleen kwantitatief, maar vooral ook kwalitatief”
Politiek aan zet
In tegendeel. ‘Inmiddels zijn we zo ver dat het lerarenvirus ook het primair onderwijs (PO) doodziek maakt’, pruilt Van Haperen. ‘Een aantal basisscholen gaat zelfs noodgedwongen met een vierdaagse schoolweek werken. Twintig procent minder les is de armoedige oplossing van een steenrijk land dat collectief kennelijk straatarm is.’ Volgens Van Haperen moeten veel meer maatregelen afgedwongen worden. Dat kan alleen
Van Vroonhoven vindt haar nieuwe roeping nog altijd betekenisvol. Maar de docent wordt met te veel taken opgescheept, stelt ze. Ze hebben te weinig zelfbeschikking en te weinig ondersteuning. Ze worden met van alles en nog wat geconfronteerd. Van Vroonhoven: ‘De echte energiekillers zijn de vanaf de zijlijn over je heen gestorte bureaucratie en andere tijdvretende nonsens, zoals het invullen van ellenlange rapporten ter bevrediging van bestuurlijke onzekerheid. Geen wonder dat leraren het klaslokaal de rug toekeren of vluchten in het zzp-schap, aan de slag gaan als bijspijkeraar in de explosief groeiende bijlesindustrie. Of als goedbetaalde consultant bij een van de vele onderwijsbureaus.’
Het onderwijs is een zeer aantrekkelijke sector, ‘zolang je maar geen leraar of schoolleider bent.’
Pessimisme
Van Haperen en Van Vroonhoven zijn kritisch over wat tot nu toe is ondernomen om het lerarentekort terug te dringen. Veel geschreeuw, weinig wol. Uitzicht op enige verlichting is vooralsnog niet te verwachten. Dat vrezen niet alleen Van Haperen en Van Vroonhoven. Zelfs de oud onderwijsministers Mariëlle Paul en Robbert Dijkgraaf stelden in februari 2024 in een brief aan de Tweede Kamer dat verbeteringen op korte termijn ‘niet realistisch’ zijn. Ze sommen op: het primair onderwijs komt 9.800 voltijds leerkrachten tekort, honderd meer dan in 2023.
In het voortgezet onderwijs zijn dat er 3.800. Scholen met veel sociaal kwetsbare leerlingen worden het hardst getroffen. Ook in het speciaal onderwijs zijn de tekorten hoog.
Voor de talen, wiskunde en natuurkunde zijn de tekorten aanzienlijk. En die zullen naar verwachting de komende jaren niet afnemen, maar verder stijgen bij belangrijke vakken als wiskunde en Nederlands. Die stijgende tekorten hebben deels te maken met afnemende belangstelling van jongeren om het onderwijs in te gaan. Minder belangstelling voor het
onderwijs en dat in een tijd dat de beroepsbevolking sowieso krimpt. Dus moeten we er rekening mee houden dat de tekorten de komende tien jaar niet zullen worden weggewerkt. Tot zover het pessimisme van de demissionair ministers.
Tweede Kamerdebat
Later in het Tweede Kamerdebat over het lerarentekort komen allerlei hele en half gebakken voorstellen op tafel. Voorgesteld wordt te komen tot meer regionale samenwerking in ‘onderwijsregio’s.’ Verder dat onderwijsinstellingen moeten samenwerken in plaats van elkaar beconcurreren. Aan lerarenopleidingen moeten minder tegenstrijdige eisen worden gesteld. In het ‘opleidingsberaad’ moeten wensen en behoeften van leraren en scholen besproken worden. Als experiment (voor het onderwijsjaar 2024-2025) wordt de onderwijstijd in het voortgezet onderwijs verkort. Leerlingen krijgen minder les, maar de kwaliteit van de lessen moeten wel overeind blijven. Gedacht wordt ook aan een meer-urenbonus voor onderwijzend personeel dat parttime werkt.
Verkeerde focus
Gesproken wordt over de noodzaak van focus in het curriculum, over de cruciale rol van een schoolleider, het streven naar een gemiddelde groepsgrootte, over rechtstreekse bekostiging van scholen, meer mannen voor de klas en een verplichte stagevergoeding. Gestreefd moet worden naar één grote structurele financiering van het onderwijs. Dus moet zo snel mogelijk korte metten worden gemaakt met het ‘oerwoud aan losse financieringsstructuren’, waardoor het voor scholen lastig is om personeel in vaste dienst te nemen.
Kabinet verzuimt
Het Hoofdlijnenakkoord van het kabinet Schoof biedt ook weinig houvast. Een Herstelplan Kwaliteit Onderwijs wordt ‘urgent noodzakelijk’ genoemd. Maar het personeelstekort wordt in het akkoord niet genoemd. In een eerste reactie
zegt de Academie en Vakvereniging Schoolleiders (AVS) daarover diep teleurgesteld te zijn. De AVS blijft pleiten, samen met werkgevers- en werknemersorganisaties, voor een Deltaplan tegen het personeelstekort in het basis- en voortgezet onderwijs. Verontrustend kijkt de AVS naar de financiële onderbouwing van de onderwijsvoornemens van het nieuwe kabinet. Want ondanks de plannen van de nieuwe regering om de wildgroei aan subsidies te stoppen, wordt er per saldo bezuinigd. Duidelijk is dat de nieuwe minister van Onderwijs Eppo Bruins (NSC) en staatssecretaris Primair en Voortgezet Onderwijs Mariëlle Paul (VVD) voor een immense uitdaging staan.
Waar beginnen?
De schoolbesturen eveneens. Gooi het maar in mijn pet, zullen vele denken. Waar moeten ze in godsnaam beginnen? Wat in de waterval van rapporten, analyses, plannen en experimenten steeds weer opduikt is het advies beter naar de leraren te luisteren. Zij staan met hun poten in de modder. Evalueer als bestuur of in de eigen school (of scholengemeenschap) wel echt wordt geluisterd naar de signalen uit de praktijk. Stimuleer denktanks van leraren op verschillende niveaus: in de eigen school, regionaal, landelijk of op een specifiek vakgebied, waar ervaringen kunnen worden uitgewisseld. Luister naar de leraren: een helder advies en wellicht ook het beste voornemen om het seizoen 2024-2025 mee van start te gaan.
‘Ik kwam in een nieuwe biotoop vol inspirerende jonge mensen’
Door: Janny Groen
Hij heeft geen seconde spijt gehad van zijn overstap naar het onderwijs, zegt Ferry Haan (57) met overtuiging. We zitten in Amsterdam in café Hesp, ooit het stamcafé van
Volkskrantredacteuren. Haan werkte bij die krant van 1998 tot en met 2008. Na wat akkefietjes op de redactie kreeg hij steeds meer het gevoel dat hij uit de journalistiek moest stappen. Haan: ‘Er was in die tijd veel pessimisme over de toekomst van de Volkskrant. De hoofdredacteur leek geen vertrouwen meer te hebben in de journalistiek, abonnees
‘Bijschrift van de foto’
liepen weg, personeelsadvertenties stortten in, met internet wisten ze zich geen raad. Voor mij het teken met de journalistiek te kappen.’
Hij haast zich te zeggen dat het onderwijs geen B-keuze was. Hij had die overstap altijd al in zijn achterhoofd. Haan studeerde economie. Na zijn diensttijd in Bosnië, deed hij de postdoctorale opleiding Bofeb en ging hij werken voor het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en vervolgens voor de Volkskrant. ‘Eigenlijk heb ik me altijd meer econoom gevoeld dan journalist. En vooral meer docent dan journalist. Dus dat ik in het onderwijs zou belanden, was min of meer voorbestemd. Dat wil niet zeggen dat ik het niet naar mijn zin heb gehad in de journalistiek. Dat is ook een prachtig vak. Er zijn ook veel overeenkomsten. Docenten en journalisten hebben op eenzelfde manier wat te vertellen.
aan het kijken was. Toen hoorde ik dat er op het Jac P. Thijsse College in Castricum een vacature was. Ik heb gesolliciteerd en ben zonder papieren aangenomen. Ik gaf 4 dagen les in de week. Een dag werd ik vrijgespeeld om mijn bevoegdheid te halen.’
Is dat niet moeilijk zo’n eerste jaar lesgeven zonder bevoegdheid?
Als reden voor vertrek uit het onderwijs wordt nogal eens aangegeven dat de werkdruk te hoog is. Hoe heb jij dat ervaren?
We willen iets met de wereld, dat willen we overbrengen.
Misschien een beetje als een predikant of een rabbijn. We willen iets met de wereld, dat willen we overbrengen. Ik trof in de docentenkamer eenzelfde bloedgroep aan als op de redactie. Docenten en journalisten werken als een soort eenmansbedrijfjes. De docent geeft voor de klas vorm aan de inhoud van zijn vak. Voor mij is dat economie. Dat doen journalisten ook.’
Je wilde het onderwijs in zonder specifieke opleiding. Hoe vind je dan een geschikte baan?
‘Ik woon in Limmen, vlakbij Castricum. Op een feestje vertelde ik dat ik met een schuin oog naar het onderwijs
‘Ik was overmoedig in het begin. Ik was voetbaltrainer geweest en heb skiles gegeven aan mijn kinderen. Ik dacht: ik kan het wel. Ik was ook arrogant, vond het overdreven dat ik 3 tot 4 keer beoordeeld moest worden of ik er geschikt voor was. Geleidelijk aan besefte ik wel dat voor de klas staan een enorme uitdaging is. Ik ken bijna geen docent die het eerste jaar over zou willen doen. Aan vertrekken heb ik nooit gedacht. Ik ben in een nieuwe biotoop terecht gekomen met veel inspirerende jonge mensen. Ik heb ook veel kunnen doen. Heb vier jaar in de Onderwijsraad gezeten, ben gepromoveerd op speciale programma’s voor hoogbegaafden. Ik werk nu als docentopleider en leraar economie aan de Hogeschool van Amsterdam.
Krijgen docenten te weinig betaald? Is dat de voornaamste reden voor het lerarentekort?
‘Dat denk ik niet. Ik maakte destijds een horizontale overstap. Ik kreeg hetzelfde salaris dat ik bij de Volkskrant verdiende. Het startsalaris is heel behoorlijk. Ik schreef daarover in het blad Didactief en kreeg daarna wekenlang hatemail. Ik zou het graag voor nu uitgezocht willen zien. Niet belonen als docenten van 3 naar 4 dagen gaan, maar vooral die vijfde werkdag extra belonen. Als veel docenten voor die vijfde dag zouden kiezen, is het lerarentekort opgelost. Te veel docenten werken nu parttime.’
‘Toen ik overstapte naar het onderwijs, heb ik voor de Volkskrant nog zo’n drie jaar columns geschreven. Één ervan ging over de werkdruk. Ik schreef dat docenten niet zo moeten zeuren over die werkdruk. Ik had als voormalig journalist in het onderwijs ook helemaal geen hogere werkdruk ervaren dan die ik gewend was bij de Volkskrant. Nou dat heb ik geweten. De volgende dag op school kon ik in de pauze mijn tafel niet bereiken. Ik werd door alle docenten aangesproken. Duidelijk was dat de werkdruk enorm leefde. En nog leeft. Ik ben er ook iets anders over gaan denken. Het is niet de lengte van de dag, of dat het lesgeven zo zwaar is. Het is veel meer dat van alles samenkomt: al die leerlingen in de klas met diverse persoonlijkheden, ouders die mopperen op het onderwijs, lessen die je moet voorbereiden. Ik hoorde een tijdje geleden een collega een rake vergelijking maken. Hij vraagt aan ouders of ze wel eens een kinderfeestje hebben georganiseerd. De meeste ouders reageren meteen met ‘Poeh, dat valt niet mee.’ Zijn reactie daarop is: ‘Wij docenten doen dat zeven keer per dag.’
Duidelijk was dat de werkdruk enorm leefde. En nog leeft.
Hoe ga je met werkdruk om?
‘Dat is voor iedere docent natuurlijk weer anders. Ik vergelijk de docent met een cabaretier. Beiden staan voortdurend op een podium. De cabaretier blijft ook altijd weer zenuwachtig, zelfs Freek de Jonge. Gaat het vanavond lukken? Een
docent kan ook de hele dag stress voelen. Op voorhand zenuwachtig zijn, heel veel tijd stoppen in de voorbereiding van lessen. Soms tot in de nacht toe. Of ze zien op tegen oudergesprekken. De hele dag staat er dan druk op: straks die ouders…Als het op het podium niet lekker loopt, dat ben je nog zenuwachtiger voor de oudergesprekken. Sommigen hebben altijd angst door de mand te vallen.’
Bij hemzelf werd de werkdruk nog minder een probleem na zijn overstap van de middelbare school in Castricum naar de HvA. Hij geeft een paar keer per dag college. ‘De middelbare school is intenser, omdat je te maken hebt met pubers.
Zoals in elk beroep wordt werkdruk ook beïnvloed als een docent privé veel dingen aan zijn hoofd heeft. Dat je bijvoorbeeld ook mantelzorger bent, in een echtscheiding zit of andere zorgen hebt, over de hypotheek ofzo. Je kan als docent echter niet even niet aan staan, even een paar uur om je heen kijken, het even wat rustiger aan doen. Bij de meeste andere beroepen kan dat wel. Mijn advies aan schoolbesturen is: let ook op de mentale gezondheid van leerkrachten, van je werknemers. Houd ze in de gaten. Als ze privé niet goed functioneren, heeft dat effect op hun functioneren voor de klas.’
Nog meer tips voor schoolbesturen?
‘Als een docent een periode wat minder goed in zijn vel zit, zou het bestuur kunnen overwegen de oudergesprekken over te nemen. Nu even niet, dat kan de docent niet aan. Vergelijk het met het runnen van een eigen winkel. Als dat niet goed verloopt, moet worden ingegrepen, anders gaat de winkel over de kop. Besturen moeten waakzamer zijn.
Nog een advies: waarom moet er altijd één vakdocent het hele jaar voor dezelfde klas staan? Waarom niet meer flexibiliteit? Besturen moeten ook ingrijpen als een docent ziek wordt, of halverwege een schooljaar
met pensioen gaat. In alle gevallen die ik ken, wordt er een oplossing gevonden waar achteraf iedereen tevreden over is. Docenten die wankelen kunnen worden opgevangen door de lestijden af te wisselen. Even overleg vanuit de praktijk met een vakcollega over de problemen in een bepaalde klas, helpt ook.’
Heb je dat ook voorgesteld op jouw scholen?
‘Ja vaak. Maar dan wordt er meteen tegengestribbeld. Het kan niet, want het rooster staat het niet toe. Onderwijs valt altijd terug in de oude groef. Maar ik blijf erbij, als je de lessen met een aantal mensen samen doet – teamteaching -, kan dat nuttig zijn. Ik kreeg overigens ook tegengas van sommige docenten. Die zijn te veel op hun vrijheid gesteld, of ze vinden het bedreigend. Veel anderen vinden het juist heel plezierig om elkaars lessen te kunnen bezoeken. Nuttig. Ze kunnen er wat van opsteken. Hoe het anders kan, of juist niet moet. Ik zou besturen willen aanmoedigen ermee aan de slag te gaan. Probeer het, kijk of het wat oplevert.’
Als schoolbesturen meer naar hun leerkrachten zouden luisteren, zouden er dan minder het onderwijs verlaten?
‘Daar ben ik van overtuigd. Ik zou tegen directies willen zeggen. Ga ook zelf meer de school in. Besteed pakweg 30 tot 40 procent van de tijd aan het onderwijs, aan de lessen. De eerste reactie is dat ze er geen tijd voor hebben. Dat is onzin. Ga lessen volgen, kijk wat er gebeurt. Luister naar de docenten. Dan weet wat je er speelt, ben je minder tijd kwijt om problemen op te lossen. En wellicht houd je je werknemers dan makkelijker binnenboord.’
Ga
ook zelf meer de school in.
Er is een nieuw platform voor bestuurders en toezichthouders in het onderwijs gelanceerd. Dit platform heet Capensis. Volgens de ontwikkelaars maakt Capensis toezicht houden effectiever en aantrekkelijker.
Dit wordt mede mogelijk gemaakt door een rapportagemodule. Hiermee kan de toezichthouder op zelf gekozen domeinen de voortgang van doelen bijhouden. De agendamodule maakt afspraken door het jaar heen inzichtelijk. Voorafgaand aan vergaderingen kunnen relevante documenten geüpload worden. Na de vergadering kunnen de notulen in dezelfde afspraak gedeeld worden. Zo blijft alles centraal. Ook maakt Capensis het uitzetten van een zelfevaluatie makkelijker. Nadat de evaluatie is ingevuld maakt het platform een uitgebreid rapport. Tot slot belooft Capensis met actuele artikelen en documenten de kennis van de gebruiker op peil te houden. Een platform voor iedereen die het bestuur en toezicht in zijn onderwijsorganisatie wil professionaliseren.
www.trimbos.nl Effectiever toezicht
www.capensis.nl
Als leerlingen op school zich mentaal veilig en gezond voelen, leren ze het best. Ook als zij een hoge mate van welbevinden ervaren.
Om het welbevinden van leerlingen in het primair en voortgezet onderwijs te vergroten, is een structurele aanpak voor de hele school nodig. Zo heeft het impact en zie je het terug in de hele school in de lessen, in de fysieke en sociale omgeving, in signalering en in het beleid. Welbevinden op School, een samenwerking van het Trimbosinstituut en Pharos Expertisecentrum Gezondheidsverschillen, heeft daarom ‘inspiratiekaarten’ ontwikkeld voor zowel primair als voortgezet onderwijs. Dit gebeurde in samenwerking met onderwijsprofessionals. Deze kaarten moeten helpen om welbevinden te bevorderen door middel van goede praktijkvoorbeelden, concrete tools en tips om zelf mee aan de slag te gaan. De kaarten zorgen voor herkenning, bieden perspectief, tonen diverse voorbeelden en zijn gebruiksvriendelijk.
Al je fietsen efficiënt stallen?
Falco heeft een dubbelzijdige overkapping ontworpen die maximale duurzaamheid en efficiëntie biedt voor het stallen van fietsen, transportfietsen, scooters en bromfietsen.
Dankzij het ontwerp zonder kolommen aan de voorzijde kunnen fietsenrekken onbeperkt worden doorgekoppeld, wat zorgt voor een efficiënte en ruimtebesparende oplossing. Dit is handig voor locaties waar veel vervoermiddelen gestald moeten worden, zoals scholen.
De dubbelzijdige overkapping is bestand tegen alle weersomstandigheden, waardoor geen onderhoud nodig is. De materialen die gebruikt zijn zorgen voor een lange levensduur. Bovendien voldoet de FalcoLempo aan de NEN-EN 1090 certificering, wat staat voor constructieve integriteit en veiligheid.
www.falco.nl
In vervolg op zijn vorige boek komt Michael Fullan met het boek ‘Schoolleiders 2.0.’ Hierin laat hij zien dat schoolleiders vaak vastzitten in een rol, waardoor hun vermogen om de hele school te ontwikkelen wordt belemmerd. Ook stelt hij dat ze vaak dingen doen die niet werken of zelfs tegenwerken. In het boek geeft Fullan casusvoorbeelden van hoe schoolleiders, samen met leraren, leerlingen en ouders, de prestaties van leerlingen kunnen verbeteren en effectief kunnen zijn binnen hun school. Fullan schrijft al tientallen jaren over de onderwijswereld en hoe die steeds verandert, dankzij technologie, prestatienormen en verschuivende verwachtingen. In dit boek bespreekt Fullan het nieuwste onderzoek omtrent schoolleiderschap en biedt hij nieuwe kennis en inzichten.
Het boek is voor € 44,95 te koop via uitgeverij OMJS. www.uitgeverijomjs.nl
Mobiele telefoons zouden een negatieve invloed hebben op de concentratie en prestaties van leerlingen. Daarom is sinds 2024 een verbod op mobiele telefoons op scholen en in klaslokalen van kracht. Om scholen te helpen dit verbod te handhaven, heeft De Orgami HFS mini-lockers ontwikkeld. Deze lockers zijn speciaal ontworpen voor het veilig opbergen van kleine voorwerpen, zoals mobiele telefoons. Ze hebben de afmetingen 147 x 180 x 185 mm en zijn standaard uitgerust met een cilinderslot, inclusief twee sleutels. Op deze manier kunnen scholen garanderen dat de mobieltjes veilig zijn opgeborgen. De lockers zijn leverbaar in verschillende formaten, variërend van 10 tot 50 vakken.
Drinken uit ‘s werelds meest duurzame fles? Greengiving komt met een fles die voor 85% gemaakt is van afval. Hiervan is 70% plantaardig afval en 15% gerecycled plasticafval. De fles wordt klimaatneutraal gemaakt en laat geen CO2-voetafdruk achter. Perfect voor onder andere leerlingen en studenten die een steentje willen bijdragen aan het milieu. De fles heeft een inhoud van 450 ml en is makkelijk om overal mee naartoe te nemen. Bij aankoop geeft Greengiving ook een deel van de opbrengst aan drinkwaterprojecten in Afrika en Azië!
De fles kost € 13,88 per stuk en is te koop via Greengiving.
www.nauta.com
www.greengiving.nl
Geen overheidsgeld nodig
Door: André Bisschop
De Aloysius Stichting investeert niet in zaken die niet voor leerlingen bedoeld zijn. Laadinfra was dus geen optie, tot iemand het verhaal van Pluq las. Inmiddels zijn drie scholen en het kantoor in Voorhout met laadpalen uitgerust en staan nog twee locaties in de planning. Hans van Berlo, medewerker huisvesting bij de Aloysius Stichting: “Alles kosteloos, en Pluq sponsort ook nog een van onze elektrische bussen. Zo’n partner past perfect bij ons.”
De stichting is er voor kinderen en jongeren van 4 tot 27 jaar die speciaal onderwijs, begeleiding en ondersteuning nodig hebben om
zich goed te kunnen ontwikkelen. De leerlingen zitten in kleine klassen met toegewijde docenten die zich met hart en ziel en voor 110% inzetten. De afdeling huisvesting ontzorgt docenten en ondersteunend personeel waar ze kunnen, zodat ze zich alleen met de kinderen bezig kunnen houden.
Pluq’s laadstations
Hans ontmoet Niels Stalenberg, sales director bij laadpaalexploitant Pluq in Eindhoven, in De Avenir. Een
gebouw dat onderdak biedt aan De Rungraaf (speciaal onderwijs) en De Korenaer (voortgezet speciaal onderwijs). De vakantie is net begonnen. Op het parkeerterrein staan nauwelijks auto’s. Dit beeld zal de komende weken niet veranderen. Op zo’n moment rijst de vraag waarom scholen laadpalen nodig hebben… Dit was ook een vraag die bij Aloysius Stichting speelde. Hans: “Bij ons is het lang een twistpunt geweest. Het begon met een directeur die een elektrische auto had aangeschaft en zich afvroeg waarom we geen laadpaal hebben. Om het simpele feit, antwoordde de financieel directeur toen, dat we ook geen benzinepompstation op onze parkeerplaats hebben staan.” Daarmee leek de kous af. Maar er bleven vragen komen. We merkten dat steeds meer personeelsleden elektrisch rijden en dat hun aantal in de toekomst alleen maar zal toenemen. Toen lazen we het artikel van Pluq in Schoolfacilities. Kort gezegd komt het erop neer dat Pluq de palen plaatst, tien jaar lang onderhoudt en beheert, zonder dat dit ons iets kost. Die service past bij ons.”
Gratis en eenvoudig
Tijdens de rondleiding door het gebouw gaf Hans al aan hoe belangrijk hij periodiek onderhoud vindt en waarom hij altijd voor ontzorging kiest. Zo had hij recent nog een contract afgesloten met een partij die alle keukenapparatuur in de leslokalen voortaan zal onderhouden. “Docenten zijn daar niet mee bezig. Die kijken niet of de vriezer kiert en smeren geen scharnieren van ovens. Zij geven les. Door goed onderhoud doe je langer met je spullen en ben je defecten voor. Dat geldt ook voor laadpalen. Pluq voert deze checks standaard uit. We hebben tien jaar lang geen kosten of gedoe. Dat spreekt me aan. Als ik voor alle apparaten jaarlijks onderhoudsmonteurs moet gaan bellen, zou ik nergens anders tijd voor hebben. Dat moet geregeld zijn.” Niels: “Het Pluq-concept is op ontzorging gestoeld. Aanschaf, installatie, beheer en onderhoud voeren we kosteloos uit, zodat scholen en zorginstellingen hun geld aan goed onderwijs en goede zorg kunnen besteden. Daarom hebben we ook besloten de elektrische bus op deze locatie te sponsoren. We hebben een bedrag gedoneerd en men kan de bus opladen met een eigen laadstation. Wij rekenen geen marge. Dat hoeven we niet te doen, maar we doen het graag.”
dadelijk 42 scholen van laadpalen moeten voorzien, zou daar een enorm bedrag mee zijn gemoeid. Doordat we over overheidsgeld praten, valt zo’n investering niet uit te leggen. Nu regelt Pluq alles. Ze plaatsen palen die met load balancing software zijn uitgerust, zodat de stroomvoorziening in onze gebouwen nooit in gevaar komt. Ook niet tijdens piekmomenten. Pluq pakt een kleine marge op de prijs per kilowattuur. Ons personeel laadt misschien iets duurder dan wanneer ze thuis zouden laden, maar het tarief is meer dan redelijk. Onze directeur financiën & bedrijfsvoering is blij dat we onze collega’s deze optie kunnen bieden dankzij de constructieve samenwerking met Pluq.”
Maatschappelijke waarde
Inmiddels zijn weer twee locaties ‘geschouwd.’ Eén van de twee kent een uitdaging, omdat de afstand van de gewenste parkeerplek tot het transformatorhuis zo lang is dat de kosten van de installatie (inclusief graaf- en herstelwerk) zelfs in tien jaar niet zijn terug te verdienen. Er wordt nu naar een oplossing gezocht. Volgens Niels komen we er wel uit. “Kan niet, bestaat niet. De Aloysius Stichting en Pluq staan allebei voor iets goeds. Wij willen iets aan de maatschappij toevoegen, maar het moet financieel natuurlijk
wel verantwoord zijn. Voor ons is het belangrijk dat er laadbehoefte bestaat op een locatie. Als dagelijks twee elektrische auto’s op- of bijladen en op de locatie is genoeg vermogen voorhanden, dan doen we het, ook al worden de palen in vakantietijd niet gebruikt. Het zal dan misschien geen zeven maar acht jaar duren voordat we de investering hebben terugverdiend. Dat is dan maar zo. We helpen zoveel we kunnen.”
Dit artikel wordt u aangeboden door Pluq Vanaf 2025 moeten gebouwen met meer dan 20 parkeerplaatsen minimaal één laadpaal voor elektrische voertuigen hebben, volgens de nieuwe EU-richtlijnen. Met de goedkeuring van de definitieve versie van de Europese Energy Performance of Buildings Directive (EPBD IV) worden de eisen in 2027 verder aangescherpt. Bepaald is dat er één laadpaal per tien parkeerplaatsen moet zijn en bekabeling voor de helft van de parkeerplekken.
Het onderhoud is geregeld
Saam’werking
De bus is een initiatief van Saam. Deze organisatie zoekt sponsors die samen de aanschaf van een bus bekostigen, zodat leerlingen naar de speeltuin kunnen worden gebracht, een uitstapje kunnen maken of een andere school kunnen bezoeken. Hans: “Pluq en Saam zijn concepten die perfect bij ons passen. We hoeven in principe niets te betalen, waardoor we ons geld functioneel en doordacht kunnen inzetten. Als we
Door: Ruben Bloemkolk
Een succesvolle campus ontwikkelen vraagt een specifieke aanpak. Volgens Marjan Schuitema en Gregor Heemskerk van TwynstraGudde zijn er een aantal duidelijke hoofdthema’s waarop elke campus zich zou moeten focussen. Zij lichten deze toe en vertellen over twee goede praktijkvoorbeelden.
Campussen zoals Brainport Industries Campus zijn door een sterke positionering en duidelijke identiteit succesvol. Andere campussen komen niet van de grond. Waar liggen de uitdagingen en kansen voor campussen?
Wie kiest wordt gekozen
Om een succes van je campus te maken, is het volgens Marjan Schuitema zaak om allereerst de bouwstenen van de campus helder te formuleren. De vier hoofdthema’s
waar deze bouwstenen onder vallen zijn als volgt: visie en positionering, samenwerking en organisatie, het ecosysteem en ruimtelijke aspecten. Marjan: “Visie en positionering komen als eerste. Dat is niet voor niets, want het kiezen van een duidelijke en onderscheidende positionering is één van de succesfactoren.” Dit levert voordelen op: “Wie kiest wordt gekozen.” Dit geldt voor onder andere bedrijven, organisaties en startups. Zij zoeken de nabijheid van een campus met een duidelijke focus.
Toegang tot talent
Het belang van de aanwezigheid van kennisinstellingen op een campus kan niet onderschat worden, volgens Marjan. Hierbij geldt dat het hele spectrum aan kennisinstellingen een toegevoegde waarde heeft, niet alleen universiteiten. Deze kennisinstellingen zijn aanjagers van innovatie en de toepassing ervan. Daarnaast trekken ze jonge en getalenteerde mensen aan.
Het is in de huidige arbeidsmarkt lastig om talent te vinden en te behouden. De nabijheid van een kennisinstelling brengt bedrijven dichter bij deze talenten. Dit maakt het voor bedrijven ook aantrekkelijker om zich op een campus te vestigen.
Een duidelijke en onderscheidende positionering is één van de succesfactoren
Innovaties richting geven
Een kennisinstelling moet wel bereid zijn tot open innovatie. Marjan: “Dit is een kernbouwsteen om de innovatie in een campus in gang te zetten.” De aanbeveling is om de overheid, kennisinstellingen en bedrijven met elkaar te verbinden via een innovatieagenda of een programma
met concrete doelen. Dit helpt richting te geven aan innovaties. Gedeelde onderzoeksfaciliteiten spelen hierin ook een belangrijke rol. Hier kunnen verschillende mensen elkaar vinden en samenwerken. Verbonden zijn aan een bestaand programma helpt ook bij het verkrijgen van financiering of subsidies. Marjan: “Zorg dat partijen die innovatief bezig zijn, ondersteund worden in opschaling en financiering. Biedt dit actief aan, bijvoorbeeld bij start-ups.” Tot slot: je wil bereiken dat mensen lang op de campus willen blijven en zich daar gaan bewegen, vertelt Marjan. Zorg daarom voor ontmoetingsplekken binnen en buiten de gebouwen. Stimuleer de ontmoeting nog verder via evenementen en bijvoorbeeld lezingen.
Media Park: goed voorbeeld Gregor Heemskerk licht twee goede praktijkvoorbeelden uit. “Het Media Park staat voor een grote uitdaging. Er zijn veel traditionele media zoals radio en televisie gevestigd. Het Media Park richt zich goed op zijn onderscheidende positie. Al decennialang weet iedereen dat Hilversum de stad van de media is. Die positie is heel erg stevig. Er zijn echter kwetsbaarheden. De ontwikkelingen in de media gaan hard en de consumptie ervan is aan sterke verandering onderhevig. Jonge mediabedrijven trekken niet meer automatisch naar het Media Park. Er is voor hen geen noodzaak tot grote
studio’s. Ze werken vaak vanuit de stad en maken content met een telefoon.”
Acteren op verandering Omroepen moeten acteren op de veranderingen, aangezien het businessmodel ook begint te haperen: de reclame-inkomsten lopen terug. Hierdoor is de noodzaak tot vernieuwing en opleiden ontstaan. Het Media Park heeft met een aantal koplopers zoals RTL, NOS en STER gewerkt aan een plan van aanpak om aantrekkelijk te worden voor jong talent. Dit heeft ertoe geleid dat het ROC met de opleiding Media Studies en Hogeschool Utrecht zich hier heben gevestigd. Ook de Hogeschool van Amsterdam biedt programmering aan op de campus. Daarnaast zit hier ook het XR Lab. Dit is een samenwerking tussen Mediacollege Amsterdam en Grafisch Lyceum Utrecht. Gregor constateert dat het Media Park stappen maakt om een inspirerende omgeving te maken waar kennisdeling en opleiden ook een plek heeft.
Leerpark Dordrecht
Gregor: “Het Leerpark is in 2004 gestart als samenwerking tussen de gemeente Dordrecht en het Da
Vinci College. Het is een plek waar het onderwijs en bedrijfsleven leren, werken en innoveren. De kennis van beide velden wordt gebruikt om te werken aan nieuwe toepassingen en technieken. In deze samenwerking maken bedrijven het voor leerlingen en docenten mogelijk om met de nieuwste technologie te werken, bijvoorbeeld met lasrobots. Bovendien werken ze samen aan echte uitdagingen vanuit het bedrijfsleven. Hierdoor ontmoeten bedrijven jonge talenten, maar ze kunnen ook gebruikmaken van hun vaardigheden, kennis en frisse blik bij innovatieprojecten. Bedrijven worden ook buiten het onderwijs op de campus gefaciliteerd om hun innovatief vermogen te vergroten. Dit gebeurt via faciliteiten, zoals verschillende typen ruimtes (productie/kantoor/ onderwijs/events), een groot aantal (industriële) installaties, connectiviteit (o.a. 5G) en een mobiel datacentrum. Bovendien hebben de bedrijven via de campus toegang tot grote regionale netwerken.”
Door een goede uitvraag, kom je er al pratend achter waar wel en geen behoefte aan is bij bedrijven, licht Gregor toe. Zo kan het aanbod goed gestuurd worden. “De gemeente en de school werken goed samen met gelijke verantwoordelijkheid en in een structurele verbinding met het regionaal bedrijfsleven.”
Inclusief 5 stappen om de Employee Experience te ontwerpen
Door: Diana Russo
Met alle uitdagingen op de arbeidsmarkt en zeker ook die in het onderwijs, hebben HR-afdelingen hun handen vol. Binden, Boeien & Behouden van medewerkers is dan ook met stip gestegen in de top drie van aandachtspunten van management en HR. Diana Russo, HR- & organisatievernieuwer, legt uit hoe je je HR-beleid door de bril van je medewerkers kunt benaderen.
Onderzoeken op het gebied van medewerker-engagement laten zien dat organisaties er, ondanks alle inspanningen, nog maar mondjesmaat in slagen om vooruitgang te boeken op het gebied van medewerkerbetrokkenheid . Men lijkt met meer van hetzelfde HR-beleid tegen een soort ‘engagementplafond’ aan te botsen.
Kortstondig geluksmomentje
Het welkomstpakket bij aanvang van een nieuwe baan, de mogelijkheid om te pingpongen in de pauze of met een yogasessie even op adem te komen: het zijn slechts kortstondige geluksmomentjes die snel weer wegebben. Het kan nuttig zijn hiermee door te gaan als dit het werkgeversmerk versterkt, maar we zullen dieper moeten graven om goed te begrijpen wat de medewerker écht beweegt. Het centraal stellen van - en ontwerpen voor - een geweldige ervaring van de medewerker (Employee Experience) helpt hierbij en levert bovendien veel op: grotere aantrekkingskracht op de arbeidsmarkt, hogere engagement en productiviteit, minder uitval en verloop en niet op de laatste plaats: blijere medewerkers.
Behoeftes en beleving
Natuurlijk gaat HR-beleid altijd al over mensen en wat hen beweegt, maar de meeste HR-processen en procedures zijn voornamelijk bedacht vanuit een HR- en organisatieperspectief. Door te kantelen naar een menscentraal perspectief en de behoeften en beleving van de medewerker centraal te stellen, zul je zien dat je bij sommige vraagstukken op hele andere inzichten komt dan van tevoren verwacht en bedacht. En dat vraagt dus ook om andere oplossingen. Don’t jump to solutions! Neem de tijd om een hardnekkig vraagstuk vanuit medewerkerperspectief te onderzoeken en laat je verrassen door andere inzichten en oplossingsrichtingen.
Verleg de focus van medewerkers naar de medewerker
Reis van de medewerker
Zonder nou meteen het hele HR-beleid te kantelen en alles tegelijkertijd aan te pakken, helpt het om te focussen op de reis van de medewerker en deze in te delen in zes zogenaamde deel-journeys: maak me bewust en trek me aan; neem me aan en heet me welkom; inspireer en betrek me; laat me presteren en groeien; waardeer en beloon me; afscheid nemen en in contact blijven.
De contactmomenten tijdens deze deel-journeys maken de ‘experience.’ Dat kunnen positieve maar ook negatieve ervaringen zijn, oftewel raak- en afhaakmomenten. Daarnaast weten we uit verschillende onderzoeken dat engagement en experience worden beïnvloed door een aantal factoren (engagement drivers). Jacob Morgan, toonaangevend op het gebied van employee experience, heeft het bijvoorbeeld over de optelsom van ‘Technology, Culture and Space.’ Uit mijn eigen onderzoek kwam ik grofweg op deze engagement drivers: Cultuur & Leiderschap, Organisatiepurpose & Relevantie, Vakmanschap & Groei, Team management & Collega’s en Fysieke, Sociale en Digitale Werkomgeving. Inzoomend op detailniveau hebben we het over hetzelfde.
Plafond doorbreken
Door de deel-journeys en de engagementfactoren op twee assen te zetten en te inventariseren wat er al aan HR-beleid is, zul je zien dat het huidige HR-beleid op misschien wel 80% van de vraagstukken een antwoord biedt. Als we dan inzoomen op de overgebleven 20% met hardnekkige vraagstukken (werkdruk, personeelstekort en ongewenste uitstroom om er een paar te noemen) en verschillende persona’s onderscheiden (een fictieve vertegenwoordiger van een groep medewerkers met dezelfde kenmerken), kunnen we effectievere, op maat gemaakte oplossingen
bieden. Daarbij gaat dus de focus van medewerkers naar de medewerker. Door één voor één de probleemgebieden aan te pakken kunnen we langzaam maar zeker het engagementplafond doorbreken.
Een mooi voorbeeld hiervan deed zich voor in het zuiden van Nederland, waar een koepel van basisscholen worstelde met het behouden van jonge leerkrachten die vol enthousiasme aan hun eerste baan begonnen, maar toch al snel de organisatie weer verlieten. Waar in eerste instantie werd gedacht dat dit een recruitmentprobleem was, bleek uit het in kaart brengen van de journeys dat er grofweg drie verschillende persona’s konden worden onderscheiden. De persona die te weinig aansluiting voelde met de andere leerkrachten op school, de persona die onvoldoende ruimte voelde om nieuwe dingen uit te proberen en de persona die behoefte had om breder te kijken dan alleen de eigen school. Samen met andere direct betrokkenen werd er gebrainstormd over oplossingen en één daarvan was om de jonge leerkrachten één vrijdag per maand vrij te spelen. Op die dag konden zij in zogenaamde ‘LAB-sessie’ zowel inhoudelijke (lesstof ontwikkelen) als contextuele (samenwerking, generatieverschillen) zaken aanpakken. De uitkomsten deelden ze vervolgens met de rest van de organisatie. De LAB-sessies hadden daarmee niet alleen een positief effect op de betrokkenheid en het behoud van de jonge leerkrachten, maar verbonden hen juist ook weer met anderen binnen de organisatie.
Don’t jump to solutions!
Als afsluiting nog twee overwegingen:
Don’t try this alone. HR kan prima de kartrekker zijn van Employee Experience, maar juist een multidisciplinaire aanpak met bijvoorbeeld Facilities, IT, leidinggevenden en de persona zelf maakt de aanpak succesvol;
Employee Experience is er al, ook als je er niets aan doet. Dus we kunnen maar beter proberen er bewust een gewéldige ervaring van te maken!
Bekijk deze 2 minuten micro-learning over het kantelen van het perspectief
Bekijk deze uitleg over Employee Experience van Jacob Morgan
Diana Russo is HR- & Organisatievernieuwer en eigenaar van HR impact MAKERS. Één van haar expertisegebieden is medewerker engagement & experience. Met de inzichten uit eigen onderzoek, praktijkervaring en een grote voorkeur om complexe zaken te visualiseren aan de hand van modellen en canvassen, wil Diana zoveel mogelijk mensen inspireren de wereld van werk -stap voor stap - een beetje ‘mooier’ te maken.
Diana is spreker op het congres HRM voor het Onderwijs op 19 november 2024, met het thema ‘HR als gids in de medewerkerreis.’
Meer informatie en aanmelden: www.hrmenhetonderwijs.nl
Gebaseerd op de 5 stappen van Design Thinking kunnen we de medewerkerbeleving bewust en doelgericht verbeteren:
Stap 1: Empathize (Inleven)
Zorg dat je helder hebt wáárom je met Employee Experience aan de slag gaat (welk hardnekkig HR-vraagstuk moet het op gaan lossen?) en gebruik people data om dit te onderbouwen.
Stap 2: Define (Definiëren)
Definieer een Employee Experience-statement (welke beleving wil je de medewerker laten ervaren?) en breng van het hardnekkige vraagstuk de verschillende persona’s en hun journey met raak-en afhaakmomenten in kaart.
Stap 3: Ideate (Bedenken)
Zoom in op het belangrijkste afhaakmoment in de medewerkerjourney (vaak anders dan bij aanvang gedacht). Beschrijf hoe dit moment er in positieve vorm uit zou zien (omdenken) en bedenk/brainstorm oplossingen die helpen dit te bereiken.
Stap 4: Prototype
Breng de (gebrainstormde) ideeën en oplossingen terug naar wat passend (check het EX-statement in stap 2) en mogelijk is (budget, tijd, aanwezige expertise etc.) en ‘bouw’ het eerste prototype (of minimal lovable product).
Stap 5: Test
Ga terug naar de belangrijkste stakeholders en persona’s en haal hun (eerste) ervaringen en feedback op met het prototype. Neem deze feedback mee naar de volgende iteratie (verbeterronde).
Dit artikel wordt u aangeboden door CKC Seminars
Door: Carina de Bruin
Uit recent onderzoek van NOS en Nieuwsuur blijkt dat tientallen bestuurders en toezichthouders van minstens dertig schoolbesturen zaken doen met bekenden en zichzelf. Dit gebeurt door samenwerkingen tussen schoolbesturen en private onderwijsadviesbureaus, die diensten aanbieden zoals ondersteuning bij leerproblemen, training in ‘effectief lesgeven’, neurolinguïstisch programmeren, levering van interimmers en workshops over hoe je moet vergaderen.
In zeker tien van bovengenoemde gevallen leveren de private onderwijsbureaus ook diensten aan de schoolorganisaties waar ze zelf actief zijn, zonder dat er specifieke afspraken zijn om belangenverstrengeling te voorkomen. Hoewel deze ‘dubbele rol’ strikt genomen niet verboden is, roept het vragen op over de integriteit van onderwijsbestuurders. Per jaar gaat er bijna 30 miljard euro naar het primair en voortgezet onderwijs, waarvan naar schatting één tot drie procent aan private onderwijsadviesbureaus wordt besteed. Dit komt neer op zeker 100 miljoen euro per jaar.
Wanneer ingrijpen
Het Ministerie van OC&W en de onderwijsinspectie geven aan dat zij alleen ingrijpen bij aantoonbare ‘negatieve effecten’ van belangenverstrengeling, zoals het bevoordelen van familieleden ten koste van de school. Het inhuren van een aan een bestuurder gelieerde partij met korting wordt bijvoorbeeld niet gezien als een negatief effect, hoewel er wel sprake is van mogelijke belangenverstrengeling.
Rol van integriteitscode
Schoolbesturen moeten een integriteitscode hebben met bepalingen tegen belangenverstrengeling. De
onderwijsinspectie controleert of elke Raad van Toezicht afwijkingen van die code opneemt in het jaarverslag en handhaaft daarop. Het probleem is echter dat de meeste schoolbesturen hun integriteitscode baseren op die van de PO- en VOraad, waarin geen bepalingen zijn opgenomen over belangen bij externe onderwijsadviesbureaus.
‘Goed Bestuur’
De sectorverenigingen voor primair en voortgezet onderwijs (de POraad en VO-raad) geven aan hun integriteitscode ‘Goed Bestuur’ aan te passen. Zij vinden dat het niet langer moet kunnen om actief te zijn bij een schoolbestuur én bij een onderwijsbureau in hetzelfde gebied. Dit kan immers leiden tot de schijn van belangenverstrengeling.
Praktische tips
Hieronder enkele praktische tips om de kans te verkleinen dat zich een dergelijke belangenverstrengeling zich voordoet:
• Stel duidelijke regels op tegen belangenverstrengeling, zowel intern als extern
• Zorg ervoor dat de integriteitscode ook bepalingen bevat voor samenwerkingen met externe partijen
• Zorg dat financiële beslissingen en samenwerkingen altijd gedocumenteerd en te verantwoorden zijn
• Zorg voor onafhankelijke toezichthouders, die periodiek controleren
• Organiseer trainingen voor bestuurders en medewerkers over ethiek en belangenverstrengeling
• Zorg voor een goede klachtenprocedure en evalueer van tijd tot tijd en pas aan indien nodig.
Door (onder meer) deze praktische tips te implementeren, kunnen schoolbesturen en toezichthouders de integriteit van hun organisaties waarborgen en belangenverstrengeling voorkomen.
Deze column is een bijdrage van TK advocaten en notarissen. Voor meer informatie ga je naar www.tk.nl
37 procent van de kinderen in de basisschoolleeftijd klaagt thuis weleens over het schoolplein. Ongeveer de helft van de ouders van basisschoolleerlingen vindt dat het schoolplein bestaat uit teveel tegels en te weinig groen bevat.
Dit blijkt uit onderzoek van Motivaction. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Jantje Beton en de doe-het-zelfketen Praxis. De voordelen van opgroeien in een groene omgeving kunnen niet worden onderschat. Volgens Marlies Bouman van Jantje Beton lijken er sterke aanwijzingen dat kinderen die in een groene omgeving opgroeien een hoger IQ, een beter concentratievermogen en minder gedragsproblemen hebben. Ook hebben zij een betere motorische ontwikkeling en zijn zij creatiever in hun spel. Zij pleit er dan ook voor om van het begrip ‘schoolplein’ naar ‘schooltuin’ te gaan. Ouders zien ook veel voordelen in een groener schoolplein. Zij denken onder andere dat hun kind er gelukkig van zal worden en dat ze er hun creativiteit en fantasie beter kwijt kunnen.
www.koolhovenenpartners.nl
Goede logistiek speelt een belangrijke rol in het onderwijs. Het zorgt ervoor dat studenten de weg naar hun lokalen kunnen vinden, digitale examens kunnen afleggen en dat studenten met een afwijkende leerroute gefaciliteerd worden. Het integreren van verschillende benodigde applicaties kan hierin een belangrijke rol spelen.
Helaas worden onderwijsspecifieke applicaties nauwelijks geïntegreerd met andere software. Dit kan de samenwerking tussen en binnen scholen hinderen. De flexibiliteit van de IT-afdeling wordt hiermee ook ingeperkt. Dit blijkt uit onderzoek van OMIX en Enable U, onder 80 scholen. De wens om betere integratie leeft ook onder de studenten. Deze wensen botsen soms met die van het bestuur van een school, dat veel waarde hecht aan rapportage en regelgeving.
De overheid heeft strenge eisen gesteld aan de inrichting van informatievoorziening. Bij gemeenten is door standaardisatie een betere samenwerking tussen applicatieleveranciers bewerkstelligd. Hier kan het onderwijs van leren. Er is al een goed voorbeeld in de vorm van Open Onderwijs API.
www.enable-u.nl
Twee sterk verouderde faculteitsgebouwen van Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht zijn gerenoveerd. Hiervoor is in samenwerking met onderzoekers, dierenartsen, studenten en staf een ontwerp ontwikkeld volgens de 10 r’en van circulair bouwen.
Een aantal voorbeelden: het minimaliseren van afvalstromen en hergebruik van materialen. Boekenplanken werden lockers en glaswanden en meubilair kregen een tweede leven. Nieuwe materialen zijn biobased, herbruikbaar en demontabel. Ook is van alles een materialenpaspoort gemaakt, zodat hergebruik in de toekomst aantrekkelijk wordt.
Ook was bij de renovatie aandacht voor de gebruikers. In de oude gebouwen was er weinig uitzicht en licht. Na de renovatie is hier ruim in voorzien. De werkplekken zijn ook opnieuw ingedeeld naar de principes van Activiteit-Gerelateerd Werken. Op deze werkplekken kan een grote verscheidenheid aan activiteiten plaatsvinden.
www.egm.nl
Saxion Hogeschool gaat vanaf 2025 bij al haar evenementen alleen vegetarische en deels veganistische catering leveren. Dit betekent dat bij bijvoorbeeld open dagen en nieuwjaarsbijeenkomsten alleen nog vegetarische snacks beschikbaar zullen zijn, waarvan een kwart zelfs veganistisch is.
Deze nieuwe regeling komt voort uit de nieuwe duurzaamheidsdoelstellingen van de hogeschool. Wenda Hans, regisseur duurzaamheid: “We maken hiermee een duidelijk statement over de waarden van Saxion op het gebied van duurzaamheid.” Deze stap past bij Saxion’s inzet om bij te dragen aan het welzijn van mens en dier. Hans voegt toe dat de verandering in de catering ook bedoeld is om mensen meer bewust te maken.
Hoewel de school enige weerstand verwacht, gelooft ze ook dat dit een kans biedt voor nieuwe ervaringen.
Op Schiermonnikoog zijn ze begonnen met de bouw van het Leer- en Ontwikkelcentrum (LOC). Deze school zal leerlingen van het Waddeneiland toegang bieden tot hoogwaardig onderwijs. De school is bedoeld voor kinderen tot en met 16 jaar en biedt een ‘naadloze leerervaring’ voor de leerlingen. In het gebouw is ook ruimte gereserveerd voor volwasseneneducatie van de Schier Academy en voor kinderopvang.
Het is een initiatief van de basisschool Yn de Mande, de Inspecteur Boelensschool (voortgezet onderwijs), en de gemeente Schiermonnikoog. Deze partijen zullen samen functioneren vanuit één schoolgebouw. De bouw van het LOC is in mei gestart, en de bedoeling is dat het in het voorjaar van 2025 wordt opgeleverd.
www.cobouw.nl
De afgelopen jaren blijkt dat veel mensen zich steeds onveiliger voelen op het werk, waarbij seksueel grensoverschrijdend gedrag een belangrijke oorzaak is. Steeds meer leidinggevenden voeren daarom gesprekken over dit onderwerp. Door binnen je eigen team te bespreken welke omgangsvormen gewenst en ongewenst zijn, kun je seksueel grensoverschrijdend gedrag helpen voorkomen.
De Rijksoverheid geeft een aantal tips voor het voeren van een teamgesprek over seksueel grensoverschrijdend gedrag in het onderwijs, zodat je op een veilige manier een effectief gesprek kunt voeren: zorg dat het gesprek onderdeel is van een gerichte strategie. Voer een open, veilig en interactief gesprek. Bepaal wie het teamgesprek leidt. Houd rekening met mogelijke weerstand. Maak afspraken. Geef aandacht aan nazorg.
www.nationaleonderwijsgids.nl
www.metelkaartrekkenwedegrens.nl
Het
Door: Bert van de Bovenkamp
Al vele jaren hanteert Kennisnet het Vier in Balans-model als uitgangspunt voor een succesvolle inzet van ICT in het onderwijs. In dit artikel wil ik duidelijk maken dat er veel meer komt kijken bij een succesvolle inzet van ICT dan alleen het op elkaar afstemmen van visie, inhoud, toepassingen, de deskundigheid van medewerkers en de infrastructuur. Uiteraard moeten deze aspecten goed samengaan, maar er is meer.
Om te beginnen: in de huidige tijd kun je er niet omheen om informatiebeveiliging en privacy (IBP) als een aandachtsgebied mee te nemen. Het Normenkader IBP geeft bijvoorbeeld een groot aantal voorwaarden waaraan moet worden voldaan bij het gebruik van ICT in het PO en VO. Niemand kan hier, gegeven het verplichtende karakter, aan voorbijgaan. Met als gevolg dat niet zomaar alle technologie kan worden ingezet.
Ter illustratie: je kunt niet met een cloudoplossing gaan werken die weliswaar fantastische functionaliteiten biedt, maar waarvan de eigenaar de gebruikersdata - die verzameld worden voor commerciële doeleinden - doorverkoopt aan andere partijen. En hoewel leerkrachten en docenten het heel onhandig vinden, kun je gegeven de risico’s tegenwoordig niet meer zonder tweevoudige verificatie. De praktijk wijst uit dat bij de inzet van ICT er maar al te vaak een spanningsveld is tussen gebruikersgemak aan de ene kant en informatiebeveiliging en privacy aan de andere kant. Er dient te worden gezocht naar een gezond evenwicht.
Een volgende aanvulling is de strategie van de organisatie. Stel: je wilt als organisatie het onderwijs flexibiliseren, een vraagstuk dat bij veel mbo-instellingen leeft. Dan zijn er veel meer aspecten waarop je als organisatie moet inspelen dan alleen ICT. Denk aan de veranderende rol
van docenten, andere vormen van examinering en waarschijnlijk ook een andere organisatiestructuur. De veranderingen op ICT-gebied moeten inhoudelijk en qua timing aansluiten op de veranderingen op andere gebieden.
Op het moment dat je volledig in de cloud werkt, heb je geen systeembeheerders nodig
Organisatie van ICT
De visie op ICT en de manier waarop je je ICT-omgeving inricht, stelt eisen aan de beheerorganisatie. Als je als organisatie datagedreven wilt werken, moet je meer aandacht besteden aan de kwaliteit van de data en data-analisten inschakelen. Op het moment dat je volledig in de cloud
werkt, heb je geen systeembeheerders nodig, maar heb je vooral behoefte aan een goede contractmanager en een informatiemanager die het geheel overziet. Je verschuift dan in feite van een beheerorganisatie naar een regieorganisatie.
Motivatie
De laatste aanvulling gaat vooral over het menselijke aspect van ICT. In termen van Vier in Balans wordt in dit kader alleen gesproken over deskundigheid. Maar er zijn veel meer aspecten die bepalen of medewerkers wel of niet gemotiveerd zijn om nieuwe technologieën in gebruik te nemen. De inzet van nieuwe technologie brengt in vrijwel alle gevallen veranderingen met zich mee. Vanuit de veranderkundige theorieën weten we dat verandering het nodige vraagt van individuen. Ze moeten niet alleen met de techniek om kunnen gaan. Ze moeten ook weten waarom een verandering nodig is, ze moeten willen, ze moeten mogen (het gevoel hebben dat ze door anders te gaan werken niet tegen de heersende cultuur ingaan) en ze moeten durven. In de praktijk betekent dit dat bij de implementatie van nieuwe technologie aandacht moet worden besteed aan inspiratie (i.v.m. weten en willen), aan scholing (i.v.m. kunnen), aan de cultuur (i.v.m. mogen) en aan ondersteuning door bijvoorbeeld super-users of een e-coach bij ingebruikname (i.v.m. durven).
Van vier naar zeven Voorgaande aanvullingen zijn verwerkt in een uitgebreid model dat grafisch wordt weergegeven in figuur 1. In dit model zijn, naast de elementen uit Vier in Balans, ook de hiervoor genoemde aanvullingen opgenomen. Als we kijken naar de elementen die een organisatie kunnen beïnvloeden, en we weten dat er bij de gebruiker met meerdere aspecten rekening gehouden moet worden, zijn er niet vier maar zeven elementen die in balans moeten zijn. Binnen het nieuwe model wordt een onderscheid gemaakt op macro-, meso- en
microniveau. De pijlen geven aan dat deze niveaus elkaar kunnen en dienen te beïnvloeden. Immers, een organisatie die niet inspeelt op de ontwikkelingen in haar omgeving, zal het niet overleven. Hetzelfde geldt voor een individu dat niet meegaat in de ontwikkelingen in de omgeving, respectievelijk de organisatie waarin hij/zij werkzaam is. Hij/zij komt op die manier niet tot volle bloei (had je de bloemvorm in het model al herkend?) en wellicht wordt zijn/haar positie op termijn wel onhoudbaar binnen de organisatie.
De inzet van nieuwe technologie brengt in vrijwel alle gevallen veranderingen met zich me
Top-own & bottom-up
Het model komt ook tegemoet aan het feit dat innovaties zowel bottom-up als top-down kunnen plaatsvinden. In het eerste geval is het zo dat ontwikkelingen in de
omgeving worden opgepakt door één of meer individuen binnen een organisatie. Om hiervan te kunnen profiteren, moet de cultuur binnen een organisatie zodanig zijn dat er wordt geluisterd naar en ruimte wordt geboden aan initiatieven van de werkvloer. In dit geval zal er wellicht minder tijd hoeven te worden besteed aan het ‘weten’ en ‘willen’ om een innovatie door te voeren. In het geval van een top-downinnovatie, waarbij een ontwikkeling in de omgeving vanuit het hogere management wordt opgepakt, zal aan deze aspecten juist extra aandacht moeten worden besteed.
Recht aan complexiteit
Modellen zijn bedoeld om een vereenvoudigde weergave van de werkelijkheid te geven. Het model in figuur 1 ziet er best complex uit. Maar daarmee wordt mijns inziens tegemoetgekomen aan de complexiteit van ICT-innovaties. Ondanks de complexiteit van het model is het voor mij in ieder geval een handig hulpmiddel om een ICT-innovatie te typeren, de impact ervan te kunnen vaststellen en een aanpak te kunnen bepalen voor een succesvolle implementatie.
Door: Chantal Broekhuis
Interieurelementen zoals indeling, kleur en planten, worden nog maar weinig ingezet als inspirerend bedrijfsmiddel voor goed onderwijs. Dat kan beter, blijkt ook uit onderzoek.
Het merendeel van de schoolgebouwen in Nederland is gebouwd in de wederopbouw van 1945-1965. Ze worden via het onderhoud in stand gehouden, maar het interieur verandert doorgaans marginaal. Vaak worden alleen de tafeltjes en stoeltjes tussentijds een keer vervangen. Dat maakt dat de scholen er toch vaak nog altijd lekker retro uitzien. Dat kan je natuurlijk hip noemen. Maar is dit wat de ontwikkeling van kinderen en medewerkers in het hier en nu echt inspireert?
Indeling lokaal
De indeling van een klaslokaal kan van grote invloed zijn op het leerproces en de interactie tussen leerlingen en docenten. De keuze voor een bepaalde indeling hangt af van de leerdoelen, de grootte van de klas en de voorkeuren. De traditionele inrichting bijvoorbeeld is goed voor directe instructie en klassikale lessen, maar beperkt de interactie tussen leerlingen en is minder stimulerend voor groepswerk. De groepsindeling bevordert samenwerking, communicatie en groepswerk, maar kan luidruchtiger en minder geschikt voor individuele taken zijn. De kringopstelling stimuleert discussie en participatie en is ideaal voor leergesprekken en besprekingen. Maar de opstelling is minder geschikt voor schrijven
en gebruik van technologie. Tot slot de stationsindeling. Deze bevordert zelfstandigheid en verschillende leeractiviteiten tegelijkertijd, maar vereist duidelijke organisatie en toezicht. Het is dus echt echt de moeite waard om meer aandacht te hebben voor de indeling van het klaslokaal.
Kleur heeft invloed
Kleurgebruik in klaslokalen speelt een grotere rol dan vaak wordt gedacht. Een vrolijk ingericht lokaal met levendige kleuren ziet er misschien aantrekkelijk uit, maar onderzoek toont aan dat kleurkeuze ook van invloed kan zijn op het leerklimaat en de prestaties van leerlingen. Warme kleuren zoals rood, oranje en geel, kunnen energie, enthousiasme en creativiteit stimuleren. Dit kan goed zijn in ruimten waar actie en samenwerking wordt aangemoedigd. Maar, als deze kleuren te dominant aanwezig zijn, kunnen ze ook leiden tot onrust en afl eiding, wat het leerproces juist kan verstoren.
Koele kleuren, zoals blauw en groen, hebben een kalmerend effect dat helpt om stress te verminderen en
de concentratie te bevorderen. Dit maakt ze ideaal voor klaslokalen waar stilte en geconcentreerd werken belangrijk zijn. Studies tonen aan dat leerlingen in deze kleur beter presteren bij taken die langdurige aandacht en focus vereisen. Neutrale kleuren, zoals wit, grijs en beige, dragen bij aan een serene sfeer die afl eidingen minimaliseert, waardoor leerlingen zich beter kunnen richten op hun werk.
ondersteunende
Ook het strategisch gebruik van kleur om zones in een klaslokaal te markeren, zoals leeshoeken of samenwerkingsruimtes, kunnen de functionaliteit van de ruimte versterken. Zo kunnen rustige kleuren in lees-zones helpen bij het bevorderen van concentratie, terwijl stimulerende kleuren in creatieve ruimtes leerlingen kunnen aanmoedigen om out-ofthe-box te denken. Door kleuren bewust in te zetten, kan je dus niet alleen de esthetiek van het klaslokaal verbeteren, maar ook een leeromgeving creëren die de concentratie, het welzijn en de prestaties van leerlingen positief beïnvloedt. Het is daarom goed om na te denken over hoe kleuren het leerproces kunnen ondersteunen.
Het groenblauwe schoolplein mag dan hip zijn, de tijd dat je als kind in de zomervakantie een plant uit het klaslokaal mee kreeg om te verzorgen is voorbij. En dat is eigenlijk best jammer. Je ziet nog maar weinig planten in klaslokalen. Naast dat planten sfeer maken, tonen onderzoeken aan dat planten ook kunnen bijdragen aan een beter leerklimaat. Uit studies blijkt dat een groene leeromgeving kan leiden tot meer productiviteit en creativiteit. Onderzoek toont ook aan dat planten in de klas de concentratie en cognitieve prestaties van leerlingen kunnen verbeteren. Leerlingen presteren beter bij probleemoplossende taken en zijn innovatiever in hun denkprocessen. Planten absorberen koolstofdioxide en geven zuurstof af, wat leidt tot schonere lucht. Een frisse en gezonde omgeving helpt kinderen en medewerkers beter te focussen! De aanwezigheid van planten kan stressniveaus verlagen en het welzijn bevorderen. Dit creëert een kalmere en positieve sfeer in de klas, waar leerlingen en medewerkers baat bij hebben.
terug in klaslokaal
Ook voor educatie
En niet op de minste plaats zijn planten educatief. Planten bieden kans om omgang met de natuur in de praktijk te brengen. Ze kunnen een startpunt zijn voor lessen hierover. Door planten in klaslokalen te introduceren, investeer je in de gezondheid en ontwikkeling van je leerlingen én creëer je een prettige leeromgeving. Toch het overwegen waard dus om de lokalen groener te maken. Begin bijvoorbeeld met sterke planten, vetplanten, de sanseveria, de graslelie, de lepelplant of de pannenkoekenplant. Of kijk eens naar het educatieprogramma “het Binnenbos” van het Instituut voor Natuureducatie.
Met een BinnenBos zet je het leslokaal vol met duurzaam gekweekte kamerplanten. Het BinnenBos is speciaal ontwikkeld voor groep 5 en 6 van het basisonderwijs.Scholen krijgen benodigdheden zoals aarde en potjes om de planten te verzorgen en te stekken. De leerlingen leggen het bos zelf aan, verzorgen de planten en leren hoe ze stekjes kunnen opkweken. Zo maak je stek voor stek de school groener!
Meld je nu aan voor de Maatschappelijk Vastgoeddag 2024 in De Flint, Amersfoort, al jaren hét evenement waarbij publieke en private partijen elkaar informeren en inspireren. Ook dit jaar hebben we weer veel te delen via interessante presentaties, interactieve workshops, praktische tools en netwerkactiviteiten.