Visie Sloterplas en omgeving
Lofzang op de luiheid
Vrijstaat Amsterdam 4de Internationale Architectuur BiĂŤnnale (IABR)
Bureau B+B stedebouw en landschapsarchitectuur
Visie Sloterplas en omgeving
Lofzang op de luiheid ‘Laten we lui zijn in alle dingen behalve in lief hebben en drinken, behalve in luieren’ Lofzang op luiheid
Gotthold Emphraïm Lessing
Vrijstaat Amsterdam 4de Internationale Architectuur Biënnale (IABR)
Bureau B+B Stedebouw en Landschapsarchitectuur
2
Visie Sloterplas en omgeving
Inhoud
7 Inleiding
35 The land of Cokayne
9 Sloterplas: Feest aan het water
47 Het laboratorium: Het kweken van een zoute tuin!
11 Vrijstaat 16 De mogelijkheid van Luilekkerland 25 Een verlichtingsplan: Een ode aan de boom
3
56 Colofon
4
5
6
Inleiding
Vrijstaat Amsterdam is een tentoonstelling over de ruimtelijke toekomst van de stad Amsterdam. De tentoonstelling maakt deel uit van de vierde Internationale Architectuur Biënnale (IABR), die van 27 september 2009 tot 10 januari 2010 gehouden wordt in Rotterdam en Amsterdam. De Amsterdamse bijdrage positioneert zich hier als ‘Vrijstaat’ – als een stad waar mensen werkelijk vrij kunnen zijn. Stadslucht maakt vrij. Aan dat gezegde wil Amsterdam nieuwe inhoud geven. De gemeente Amsterdam stelt het volgende: ‘ Traditionele ruimtelijke planning verhoudt zich moeizaam tot dit idee van culturele vrijhaven. De spanning tussen een technocratische planning die sterk instrumenteel gekleurd is, van bovenaf gecontroleerd, projectmatig georiënteerd en bedreven door hoofdzakelijk ambtenaren, bestuurders en experts, en vrije ontwikkeling, komt in een stad als Amsterdam dan ook geregeld aan het licht. Tijdens de IABR wordt de vraag gesteld of er een planning denkbaar is die vrijheidsgraden vergroot in plaats van beperkt. Kunnen toeval, ingevingen en spontaniteit een rol krijgen in het planningsproces? Hoeveel ruimte is er voor experimenten? Hoe snel kan de stad zich aanpassen aan gewijzigde omstandigheden? Is er een planning denkbaar die gelaagd is, incompleet, vol tegenspraak, in bepaalde opzichten chaotisch, open? Dit wil de stad tijdens de Rotterdamse biënnale onderzoeken.’ Negen ontwerpbureaus maken in opdracht van Dienst Ruimtelijke Ordening een visie op verschillende delen van Amsterdam. Hierbij zijn de Ruimtelijke Economische Ambitie van de Gemeente Amsterdam, het thema Vrijstaat en het boek The Death and Life of Great American Cities uit 1961 van Jane Jacobs leidend voor de opzet van de visie. Deze visies worden gepresenteerd met grote maquettes, schaal 1:1000 die vanaf 26 september tot en met 8 november 2009 zijn te bezichtigen in de kantine in de Tolhuistuin, aan de noordzijde van het IJ, tegenover het Centraal Station. Bureau B+B is gevraagd een visie te maken voor de Sloterplas en omgeving. In deze uitgave wordt deze visie uitvoerig uitgelegd. Het gehele proces passeert de revue samen met ‘the making of’ de maquette. Het essay van Ton de Munck ‘De mogelijkheid van Luilekkerland’ ondersteunt de visie en gaat dieper in op het recht op luiheid.
7
Verveling
8
Sloterplas
Sloterplas: Feest aan het water
De Sloterplas ligt tussen de Westelijke Tuinsteden. Als onderdeel van het Algemeen Uitbreidingsplan (AUP) uit 1935 werd de lager gelegen Sloterdijkmeerpolder bestemd voor zandwinning ten behoeve van de ophoging van het omliggende gebied voor de nieuw te bouwen tuinsteden. Tevens kon hiermee te midden van de nieuwe wijken een groot park en recreatiegebied worden gerealiseerd. De 30 meter diepe plas werd tussen 1948 en 1956 gegraven. De Westelijke Tuinsteden, als belangrijk onderdeel van het AUP, zijn een voorbeeld van de functionele stad. Cornelis van Eesteren, destijds hoofd stadsontwikkeling Amsterdam, was verantwoordelijk voor het AUP. Tevens was hij van 1930 –1947 voorzitter van de CIAM. Van Eesteren is geestelijk vader van het idee van de functionele stad. In de functionele stad werden alle lagen als monocultuur ontworpen zodat een strikte scheiding tussen werken, wonen, verkeer en recreëren ontstond. Jane Jacobs, schrijfster van The Death and Life of Great American Cities’ 1961, was een fundamentele criticus op de functiescheiding in de naoorlogse stedenbouw waardoor geïsoleerde onnatuurlijke stedelijke ruimtes ontstaan. Ze propageert vurig de noodzaak van diversiteit, gemengd gebruik, kleine bouwblokken, het behoud en gebruik van oude gebouwen en de noodzaak van concentratie. Ze is voorvechtster van ‘de straat’ als belangrijkste publiek domein. Ze heeft het in haar boek over de ‘Great Blight of Dulness’. Doodse saaie buurten en parken waar mensen zich onveilig voelen en waar alleen een paar verveelde hangjongeren tegen de gevels aanplakken. De Sloterplas en omgeving is zo een wijk waar Jane opdoelt en die zich kenmerkt door functiescheiding en monotonie. Het park heeft hierdoor ook geen uitgesproken identiteit. De begroeiing is eenzijdig en is vaak zo dicht dat bijna geen afzonderlijke solitaire bomen herkenbaar zijn. Bosschages ontnemen op grote delen het zicht op het water. De kwaliteit van het water laat tevens te wensen over. In de zomer geldt er regelmatig een zwemverbod als er teveel blauwalg is. De Ruimtelijke Economische Ambitie van de Gemeente Amsterdam geldt eveneens als leidraad voor deze visie. Volgens deze REA zijn voor de Sloterplas en omgeving ‘feest en sport de dragers van deze nieuwe metropolitane plek’ die ‘als centrum voor multiculturele feesten tot een sociaal icoon kan verworden’. Hoe kunnen wij zorgen dat de Sloterplas en omgeving een icoon voor feestelijkheid wordt met een eigen specifieke kwaliteit, die mensen aantrekt en die zorgt voor een sfeer die ook zijn weerslag heeft op de omliggende buurten.
9
Het paradijs
Jan Breughel de Oudere 1568 – 1625
Tuin der Lusten
Jheronymus Bosch 1470 – 1480
10
Vrijstaat
vrij’staat, m. (…staten), vrije republiek: vgl. Oranje-Vrijstaat ; …stad, v. (m.) (…steden), vrije rijksstad.
We hebben het thema ‘Vrijstaat’ meegekregen. Wat willen wij hiermee doen? Als je met dit woord gaat googlen dan kom je al snel uit bij de anarchistische vrijstaten. Je moet dan een vlag hebben, ‘Leve de Anarchie’ roepen en een onafhankelijkheidsverklaring opstellen. Volgens ons iets te agressief voor de Sloterplas en het park. Het past niet echt bij de idylle van het water. Dus zijn we verder gaan zoeken en stuiten we via het Engelse woord voor Vrijstaat, ‘republic’ op een tekeningetje waarin Plato’s republiek naast anderen wordt geplaatst: Walhalla, Utopia, Nirwana. En ja, ja, denken wij, in dat rijtje past natuurlijk ook het paradijs! Maar wel een beetje saai daar met alleen Adam en Eva. En die appel mag je eigenlijk ook niet eten. De verlangens moeten worden beteugeld in het christelijke paradijs. In het islamitische paradijs lijkt het al iets interessanter. Dit paradijs kent volgens de Koran vele zichtbare en lijfelijke geneugten en zou een groene tuin zijn met veel bomen, fruit, schaduw en rivieren. Nee, neem dan de Tuin der Lusten! Dit schilderij van Jheronymus Bosch uit 1470–1480 is een drieluik met op het middelste paneel een landschap met vreemde rotsformaties en exotische flora en fauna. Het krioelt er van de naakte mensen tussen behaarde wilden, mansgrote vruchten, vliegende vissen en fabeldieren. ‘Behaarde wilden waren in de kunst en literatuur van Bosch’ tijd ongecultiveerde, goddeloze types, die in verband gebracht werden met een ongeremde seksualiteit. De schilder beeldt ze af als vrouw, waarmee hij dus seksueel ongeremde vrouwen lijkt te hebben willen af beelden.’ www.nl.wikipedia.org/wiki/ Tuin_ der_ lusten
Misschien iets te veel van het goede voor de Sloterplas!
11
‘Oh Luiheid, moeder der kunsten en der edelen deugden, wees balsem voor de menselijke kwellingen’ Het recht op luiheid – weerlegging op het recht op arbeid Paul Lafargue 1848
Links
Rechts
Schlaraffenland
Schlaraffenland
Pieter Brueghel de Oudere 1567
12
Detail
Maar wat te zeggen van Luilekkerland, het land van Melk en Honing. Een profane wereld die vele kennen uit het sprookje van de Gebroeders Grimm. Om er te komen, moet je je eerst door een rijstebrijberg heen eten. Een land vol met heerlijkheden en rariteiten. Het geld groeit aan de bomen en de wind geurt naar bloemen. Een land waar je niet hoeft te werken. Het land is ook bekend van het schilderij ‘Schlaraffenland’ van Pieter Brueghel de Oudere uit 1567. Drie personen liggen uit te buiken onder een boom. De eitjes lopen er gedopt rond, klaar om te eten. Het varken is al gebraad en rent met een mes op zijn buik over de heuvels. Vanaf de 13de eeuw wordt het land al beschreven in fantastische gedichten in verschillende talen en landen. Altijd overheersen de onmogelijkheden, doen dieren mensenwerk en zijn de zwakke sterk. Wij zouden de Sloterplas willen zien als een Luilekkerland, dat we kunnen bezingen in een mooi gedicht. Waar de mensen de verveling kunnen vieren, waar luiheid en liefde de belangrijkste waarden zijn. Waar lekker gegeten kan worden en waar sprookjes en dromen de ultieme uitingen van vrijheid zijn!
13
14
15
De mogelijkheid van Luilekkerland
1.
Ton de Munck
De Droom van Aristoteles
Op weg naar Amerika aan boord van een stoomschip, probeert le Corbusier zijn kennis van de Engelse taal te verbeteren. Hij is gepreoccupeerd met het thema van de vrije tijd. ‘Swimming pool’, ‘sunbathing’, ‘people who bore me’, ‘entertain’; deze woorden zijn juist nu relevant in Amerika, omdat de lopende band van de Fordfabriek en de gecalculeerde efficiëntie van het Taylorisme, meer en meer tijd vrijmaken voor recreatie. De door de technologie gecreëerde vrije tijd is voor le Corbusier een van de grote uitdagingen van de toekomst. In Frankrijk is kortgeleden de 8-urige werkdag per wet vastgelegd. De werkdagen zullen in de toekomst alleen nog maar korter worden. Le Corbusier: ‘Vrije tijd zal het grootste deel van de dag in beslag nemen, een dagelijkse bezigheid. De cultivering van de vrije tijd betekent architectuur, urbanisatie.’ Le Corbusiers architecturale visie zoals deze vorm krijgt in La Ville Radieuse, betreft een architectuur die de ‘essentiële vreugden’ zal schenken door ‘vanuit elk raam een zicht op de hemel, de sensatie van ruimte, zon en bomen’ te bieden. Het huis als een ‘machine à habiter’ wil geluk schenken. De techniek maakt de utopie mogelijk. Luilekkerland wordt werkelijkheid. Le Corbusier sluit met dit technologische optimisme aan bij het 19e-eeuwse vooruitgangsdenken. Karl Marx formuleerde in Das Kapital de ‘Droom van Aristoteles’, een toekomstvisie gebaseerd op Aristoteles’ droombeeld dat de slavernij afgeschaft kan worden zogauw als er machines zijn die uit zichzelf het werk opknappen. Marx’ schoonzoon Paul Lafargue gebruikt deze droom om zijn pleidooi voor het Recht op Luiheid kracht bij te zetten: ‘De droom van Aristoteles is onze werkelijkheid. Onze machines met hun adem van vuur, hun onvermoeibare ledematen van staal, hun wonderdadige, onuitputtelijke vruchtbaarheid, volbrengen gedwee en uit zichzelf hun heilige arbeid.’ Lafargue beweert dat hierdoor eenieder met maximaal drie uur werk per dag kon volstaan. De rest van de tijd is vrij te besteden. Maar wat te doen met al die vrije tijd? Le Corbusier vreest dat de mens zoveel vrije tijd niet aankan. Vrijheid kan ontaarden in willekeur, verveling, losbandigheid, chaos en verval. Vrijheid betekent door zijn grenzeloosheid ook leegte. Zonder de discipline van de arbeid dreigt ledigheid. In Vers une architecture vraagt Le Corbusier zich bezorgd af of de wetgevers er wel aan gedacht hebben wat de arbeiders met hun vrij beschikbare tijd tussen 8 uur ’s avonds en 10 uur ’s ochtends gaan doen. Er wordt simpelweg vanuit gegaan dat de huisvesting afdoende is en dat de arbeider in staat is om ‘een gezond gebruik te maken van zoveel uren van vrijheid’. Maar dat is precies niet het geval: ‘de huisvesting is afzichtelijk en de arbeider is niet voldoende gecultiveerd om deze uren van vrijheid te gebruiken’. Er dient middels een nieuwe architecturale visie een omgeving gecreëerd te worden die de gevaren van de vrije tijd neutraliseert.
16
2.
Het evangelie van de arbeid
De angst voor ledigheid doortrekt de geschiedenis van de burgerlijke samenleving. De humanist Dirck Volckertszoon. Coornhert schreef eind 16e eeuw zijn Boeventucht ofte Middelen tot mindering der schadelyke ledighghangers. Hierin beschrijft hij een methode om armoede en criminaliteit tegen te gaan. Beginpunt van zijn argumentatie is dat ‘de ledigheid oorzaak van alle misdaad’ is. Gedwongen arbeid is zo’n een antidote tegen de oorzaak van misdaad. Coornhert schrijft: ‘De arme jeugd vervalt, slecht opgevoed als zij is, gemakkelijk tot lanterfanten, dobbelen en drinken, en indien hun armoede hen niet in staat stelt dergelijk niets opbrengend brassen te bekostigen: hoe moet het geld anders verkregen worden dan met slechte middelen?’ Ledigheid is onlosmakelijk verbonden met losbandigheid, het kroegleven, drank, onchristelijk leven, vrijbuiterij, lanterfanten, dobbelen, kortom: feesten. Werk biedt binnen deze samenhang genezing, omdat ze de bron van al het kwaad, de ledigheid aanpakt. Coornhert ontwerpt een gepaste straf voor al het onledige gespuis: een werkhuis waar hen wordt geleerd wat arbeidsethos inhoudt. Het evangelie van de arbeid dat de burgerlijke samenleving kenmerkt, maakt Luilekkerland tot een plek van ultiem verderf. Dat is ook de verborgen boodschap die de laat-middeleeuwse lofdichten op het Land van Cockange doortrekt. ‘Luy en lekker en veel te meughen. Dat zijn drie dinghen, die niet en deughen.’ In een tekst waarin de idylle van het land van Cockagne wordt geschetst, wordt de lyriek van de luiheid in de laatste regels omgekeerd in een harde boodschap die alle overvloed en ledigheid in het teken van de zonde plaatst: ‘Dit verhaal is door de ouden opgeschreven En tot onderwijs aan de jongeren doorgegeven, Die gewend zijn om een lui en lekker leven in te richten, Onmatig en zorgeloos in alle opzichten, Die moet men naar Luilekkerland verwijzen, Waar hun onmatigheid de pan uit kan rijzen, Opdat ze oog krijgen voor eerlijk werk, Want niets uitvreten maakt niemand sterk.’ De verheerlijking van arbeid om religieuze redenen is al even hardnekkig. In het cliché-zelfbeeld van de Nederlandse cultuur wordt de geest van Calvijn verantwoordelijk gehouden voor ons arbeidsethos en het daaruit voorvloeiende ongemak met weelde en luiheid. Niet ten onrechte. Bij de protestantse hervormers wordt arbeid tot een permanente verplichting. Alleen zondag is er rust. De rest van week zal het God behagen als er hard gewerkt wordt. De grootste zonde is het verspillen van kostbare tijd. Tijdverdrijf in gezelligheidsactiviteiten, tijdverlies in nutteloos gebabbel of in een luxeleventje, om nog maar te zwijgen van het verslapen van zijn tijd, dat alles is een verspilling van arbeidstijd. Ieder uur dat verloren wordt, gaat ten koste van het werk dat Gods glorie doet groeien. Omdat Gods glorie grenzeloos is, is er ook geen grens meer aan de hoeveelheid te verrichten werk.
17
Het protestantse evangelie van de arbeid is onverbiddelijk als gaat om de veroordeling van ledige lusten. Een predikant ziet in bierhuizen hoe Luilekkerland wordt nagespeeld. Het zijn ‘plaatsen van verspilling en overmaat’ een ‘haven voor het soort lieden dat in ledigheid leeft.’ De calvinisten veroordelen feesten. In de acta en de notulen van de hervormde kerken komen Sinterklaas, mardi gras, driekoningen, en Nieuwjaar herhaaldelijk voor. Nooit in lovende zin. Het is alles ‘dertelheyt, supersititie ende affgoderie’. In de Noordelijke Nederlanden verdwijnt het carnaval. In zijn beroemde Die protestantische Ethik und der Geist des Kapitalismus koppelt Max Weber dit protestantse evangelie van de arbeid aan de moraal van het kapitalisme. Ook daar is werk heilig. Overvloed dient niet verspild te worden, maar geherinvesteerd. Tijd is geld. Arbeid adelt. En wie niet hard genoeg werkt gaat ten onder in de concurrentiestrijd van de markt. Vrije tijd is hoogstens tijd om lusteloos voor de tv te zitten om de batterij weer op te laden voor een nieuwe dag van bikkelen. Het rijk van de Vrijheid, beloofd met de droom van Aristoteles, blijft zo ver buiten bereik. Er moet, ondanks de overvloed die de machines ons schenken, altijd gewerkt worden.
3.
Beheersing en regelmaat
Le Corbusiers architecturale visie om het probleem van de vrije tijd in goede banen te lijden, blijft binnen de kaders van het evangelie van de arbeid. Hij verkondigt een esthetica van de regelmaat en een ethiek van de beheersing. Het overkoepelde motto van Le Corbusiers laat zich samenvatten in de zin: ‘Waar orde heerst, begint het goede leven.’ De efficiëntie van de fabriek en het bedrijfsleven moet doordringen in de normale leefwereld. De stad, de straat, het huis en de flat kenmerken zich echter door een ‘nutteloze’ inrichting. Dit gebrek aan rationele stadsplanning verhindert dat de mens zijn vrije tijd even nuttig en bruikbaar kan besteden als op de werkvloer. Een doelloos ronddwalen, alleen gedreven door het verlangen tot beweging, is vreemd aan Corbusier. En dergelijke vrijheid staat gelijk aan chaos en willekeur en zorgt juist voor onvrede. De moderne stad is het toneel voor deze ontwrichtende rusteloosheid. De stad: een wirwar van te dicht op elkaar staande gebouwen waar kriskras nauwe straten doorheen gewoven zijn die overlopen van herrie en benzinewalmen, stof en afval, vervaarlijke razend verkeer en dolende stadswilden. De stad is een jungle; onoverzichtelijk en gevaarlijk. Le Corbusiers stadsplannen voorzien in rationeel ingerichte wijken met huizenblokken en enorme wolkenkrabbers naar Amerikaans model. De verticale bouw creëert ruimte. Tussen de gebouwen is er plaats voor gras, promenades en sportfaciliteiten omzoomd door een haag van bomen. De stadsbewoner waant zich in een behaaglijk prieel, een baldakijn van groen. De verkeerswegen liggen op ruime afstand om gevaar en geluid te neutraliseren. De verticaliteit maakt dat de bewoner vanaf de veertiende verdieping absolute kalmte geniet in zuivere lucht, dichter bij de zon, de blauwe hemel en de sterren. Een enorme verbetering: de arbeider woonde voorheen in dichtbepakte wijken en dichtgeslibde straten.
18
In dit rustige, geordende universum ontvouwt zich een in zichzelf gekeerde leefwereld, kalm als een windloos meer. Voorheen was het de verveling die het huis deed ontvluchten. Het moderne ingerichte huis voorkomt de rusteloosheid die de mens verleidt naar de sociëteit, restaurants, nachtclubs en concertzalen te gaan. Le Corbusier voorspelt dat met de komst van de grammofoonplaat een tijdperk van bewegingsloze genieting zal aanbreken: de nieuwe techniek ‘zal exacte eersteklas interpretaties verschaffen’. Blijf thuis en voorkom ‘dat je kou vat in de concertzaal’. Bij le Corbusier maakt orde, vrijheid mogelijk. Rationele planning bevrijdt ons van de dwang van werk en schenkt ons de ruimte voor individuele ontplooiing. De ordelijke stad is ook een esthetisch festijn. Het oog verlustigt zich aan strak gecomponeerde straten en huizen. Deze esthetica van de regelmaat is universeel: ‘De juiste ordening is een aangenaam ritme waarop elk mens op dezelfde wijze reageert’. Als er gebouwd wordt zonder plan ‘hebben we de onverdraaglijke ervaring van vormloosheid, armoede, wanorde, willoosheid.’ De klassieke steden die we zo mooi vinden: ook daar ligt een geometrische orde aan ten grondslag, of, zoals le Corbusier het graag uitdrukt: architectuur. Architectuur schenkt geluk. Waar orde heerst, begint het goede leven.
4.
Vrijheid versus orde
Waar orde regeert, verliest de vrijheid en heerst de verveling. Jane Jacobs bekritiseert in The Death and Life of Great American Cities de van bovenaf geplande, rationele indeling van de stad volgens het recept van Le Corbusier. Le Corbusiers stad is een anti-stad. Le Corbusiers invulling van de vrije tijd is een anti-vrijheid. De essentie van stedelijk leven is volgens Jacobs vrijheid en diversiteit. De stadsplanning in de geest van Corbusier maakt mensen tot dociele wezens die zich onderwerpen aan een voorbeschikte orde. De georganiseerde groene steden – Ebenezer Howards ‘Garden city’– zijn ‘really very nice towns if you were docile and had no plans of your own and did not mind spending your life among other with no plans of their own’. De huizenprojecten voor de middenklasse zijn ‘marvels of dullness and regimentation, sealed against any buoyancy or vitality of city life’. Le Corbusier kent in zijn sociale utopie geen ruimte toe aan een vrijheid waarin de bewoners zelf verantwoordelijk zijn. De maximale, individuele vrijheid waarover hij spreekt wordt door Jacobs laatdunkend geschetst als een ‘vrijheid van verantwoordelijkheid’. Die verantwoordelijkheid ligt bij le Corbusier inderdaad bij een technocratische elite van ondernemers en ingenieurs die gelijk Plato’s conceptie van de koning-filosoof vanwege hun superieure kennis de orde bepalen. Voor Jacobs slaat een dergelijke autoritair geplande vrije tijd om in haar tegendeel: een verlammende onvrijheid. De geplande steden zijn saai, vervelend, leeg, futloos, een gevangenis voor de geest. ‘Promenades that go from no place to nowhere and have no promenaders’.
19
Daartegenover staat de dynamische stad. Diversiteit is het sleutelwoord. Een bloeiende, prettige stadswijk bevat kleine kruidenierswinkels, filmtheaters, pottenbakscholen, een bloemist, cafés en restaurants, een ijzerwinkel, een yogacentrum, een school, een stadspark, kantoren en culturele instellingen. De diversiteit trekt mensen aan. De bedrijvigheid en diversiteit maakt de stad tot een toneel van beweging waarin de mens zowel toeschouwer als speler is. Het kunnen kijken naar andere mensen is de grootste attractie van de stad. In de ogen van Jacobs worden ronddwarrelende mensen tot dansers in een choreografie van het prachtige toeval. De straat componeert een symfonie van de samenkomst. In Jacobs lyriek van de stad worden groepjes rondlummelende mensen die rondhangen bij snoepwinkels en cafés en op de trappen een blikje frisdrank opdrinken, tot oogstrelende stadstaferelen. Het is precies die doelloosheid die le Corbusier afwees. Het rondhangen in de stad is niets anders dan de ledigheid die, volgens Coornhert, zo makkelijk tot ondeugd leidt. En het belangenloze ronddobberen op plein en park; is dat niet hetzelfde als de stuurloze verveling van de hangjeugd?
5.
De abdij van Thélème
De uiteenlopende visies over de inrichting van de vrije tijd in de ideale stad vinden hun oorzaak in de vraag naar wat vrijheid eigenlijk inhoudt. Vanuit zichzelf brengt het begrip vrijheid al onbepaaldheid met zich mee. Vrijheid verzet zich tegen definiëring, omdat een definitieve orde, onvrijheid betekent. Precies dat open en onbepaalde karakter van de vrijheid beangstigde Plato, omdat het gelijk staat aan willekeur. De grenzeloze chaos van de willekeur dreigt vooral in de losbandige lichamelijke genieting, in de Dionysische vervoering waarin je jezelf verliest. Dit gevaar wordt in het oerepos van Homeros al onderkend: Odysseus gebiedt zijn mannen hem vast te binden aan de mast om zich niet te verliezen in het genot van de hemelse stemmen van de sirenen. De lotusbloemen die plezier en vergetelheid schenken, leiden eveneens naar de ondergang. Alleen de zelfdiscipline die Odysseus zichzelf oplegt, redt hem van de gevaren van de vrijheid. Het probleem is juist dat die beschaafde zelfbeheersing bij velen ver te zoeken is. Het onbeheerste driftleven van de arbeiders was reden voor le Corbusier te wijzen op het gevaar van een teveel aan vrije tijd. In het Luilekkerland dat Paul Lafargue schets in Recht op Luiheid, ontbreekt deze angst voor de vrijheid. Collega-socialisten waarschuwden aan het einde van de negentiende eeuw voor het gebruik van alcohol en predikten een gedisciplineerd, arbeidzaam leven. Lafargue niet: in 1883, tijdens een verblijf in de gevangenis wegens opruiende activiteiten, schrijft Lafargue: ‘Rabelais was een helderziende. Hij voorzag de communistische maatschappij waarheen wij op weg zijn en waarin een overmaat aan produkten het ons veroorlooft naar believen te consumeren.’ De wereld van Gargantua en Pantagruel vertegenwoordigt voor Lafargue een verloren verleden dat we moeten terugvinden. Het is altijd feest, het eten en drinken wordt met bakken tegelijk geconsumeerd.
20
De vrije tijd wordt gevierd met kaarten, dammen, schaken en hinkelen en daarna wordt de ‘dorst gelest met vierenzestig pinten’ om vervolgens even uit te buiken met een middagdutje. In de abdij van Thélème, Rabelais’ ultieme verbeelding van Luilekkerland, prijkt op de toegangport het motto ‘Faictz ce que te veux’. Doe wat je wilt. De oprichter had als basisprincipe dat Thélème in alles het tegenovergestelde van de bestaande kloosters diende te zijn. Er zullen geen muren om het klooster gebouwd worden, er is geen klok, er zijn geen regels, geen statuten, geen rooster. In plaats van de drie geloften van kuisheid, armoede en gehoorzaamheid dient eenieder getrouwd te zijn, is iedereen rijk en moet er in vrijheid geleefd worden. Geen verplichting om heel je leven te blijven. Het staat iedereen volkomen vrij uit te treden wanneer ze dat willen. Je komt uit bed waneer je wilt, eet, drinkt en slaapt wanneer je er zin in hebt. Niemand wordt ergens toe gedwongen, want zo had Gargantua het vastgelegd. Kan onze geordende samenleving deze vrijheid van Thélème aan? Misschien. Als voorzorgsmaatregel zal uit angst voor de grenzeloze genieting ongetwijfeld aan de toegangspoort van Luilekkerland bij wettelijk voorschrift een bordje hangen met de tekst: ‘Geniet met mate’. Zoveel vrijheid kan de orde aan.
21
22
23
‘Dobberend bomen die ’s avonds prachtige lichtrefecties op het water geven.’
24
Een verlichtingsplan: Een ode aan de boom ‘In the cloister garden there is a tree Very pleasant to see. The root is ginger and galingale; The shoots are all setwall. The flowers are choice maces, The bark is cinnamon of sweet odor, The fruit are cloves of fine taste. There is no lack of cubebs. There are roses of red color And lilies pleasant to see. They never wither by day or night; This has to be a sweet sight!’ The land of Cokayne
Translation 1, Dunn & Byrnes 188–92 van de originele versie Harley 913 British Museum c 1330
Feeërieke verlichting verandert het park en de plas in een droomwereld. Bomen zijn verlicht met een zee van kleine lampjes, lampionnen of grote kroonluchters. De omgeving en de begroeiing rond de bomen lichten op in allerlei verschillende kleuren. Er ontstaat een magische wereld, een spektakel, die het park en de plas een eigen identiteit geven. Het park ontscheid zich zo van de andere parken in Amsterdam. Een droomwereld die je zeker een keer gezien moet hebben. Op de plas dobberen kunstmatige bomen die met hun mechanische ‘wortels’ het troebele water zuiveren. Een zonnebassin genereert energie voor de verlichting. De dobberende bomen zijn verlicht met kleurrijke lampjes die magisch reflecteren op het water, ze maken de plas tot bron van nieuw leven. Rond de plas worden bijzondere bomen en open plekken in het park verlicht. De monotone beplanting en bosschages worden zo doorbroken. De verlichting markeert specifieke plekken waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. Plekken waar mensen ’s avonds laat nog kunnen eten, drinken, liefhebben en plezier maken. Bomen langs een aantal fiets- en looproutes vanuit de omliggende wijken naar het park zijn eveneens verlicht en begeleiden je vanuit de omgeving het park in. Niet een rechtlijnig orthogonaal patroon maar een organische spektakel van lampjes doorbreekt hier de rechtlijnigheid van de architectuur en stedenbouw. De verlichting verandert het park en de plas in een Luilekkerland waar iedereen naar toe wil, waar de bomen magisch zijn en de plas een bron voor schoon water.
25
26
Waar het ’s avonds altijd feest is, levendig en mystiek. Waar eten en samenzijn een hoofdrol spelen. Er ontstaat een nieuwe sfeer die aanzet tot eigen initiatieven van omwonenden, ondernemers en instanties. Waar je je eigen ding kunt doen. Spontaan en niet gereguleerd, met ruimte voor experimenten. De verlichting is een sfeermaker voor allerlei soorten feesten voor diverse culturen. Een generator voor levendigheid. Met ruimte voor religie en rituelen. Voor zowel het Suikerfeest als Sinterklaas. Voor een picknick of de opvoering van een theaterstuk. Voor een eerste zoen of een bruiloft. Waar maximale uiting kan worden gegeven aan harstocht, luieren, eten en religie. Al het niet rationele leven als uiting van vrijheid. Anders dan Spinoza die de vrijstaat ziet als ‘een creatie van zijn burgers, waarin iedereen met begrip voor de noodzaak zijn hartstochten in toom houdt, zich door denkend leven tot de hoogst bereikbare vrijheid kan verheffen.’ De levendigheid in het park en rond de plas trekt meer mensen aan en verandert het imago van het park en de plas. Het genereert sociale cohesie en verandert ledigheid in feestelijkheid. Een impuls die ook het imago van de omliggende buurten in een positieve spiraal omhoog kan brengen. In de maquette is het verlichtingplan weergegeven door groeiende magische bomen die tijdens de tentoonstelling letterlijk de hemel in groeien. Een groeiproces waarvan wij het eindresultaat niet op voorhand kunnen weten.
‘Dobberend bomen die ’s avonds prachtige lichtrefecties op het water geven.’
27
28
29
30
31
32
33
34
The land of Cokayne
Translation 1, Dunn & Byrnes 188-92, van de orginele versie Harley 913, British Museum c 1330
Far in the sea to the west of Spain There is a land that we call Cokayne; Under God’s heaven no other land Such wealth and goodness has in hand Though paradise be merry and bright, Cokayne is yet a fairer sight. For what is there in paradise But grass and flowers and green rice? Though there be joy and great delight, There is no food for the appetite; There is no hall, nor room, nor bench, Nothing but water man’s thirst to quench. There are only two people there, Elijah and Enoch with him. Tediously are they able to lead their lives In a place where no other people dwell! In Cokayne there is food and drink Without care, anxiety and labor. The food is excellent, the drink is splendid, At dinner, snack time, and supper. I say in truth, without doubt, There is no land on earth its equal. Indeed, there is no land under heaven Which has so much joy and bliss. Many a pleasing sight is there; It is always day, there is no night. There is no conflict or strife; There is no death, but life forever; There is no lack of food or clothing; There no woman is angry at no man; There is no snake, wolf, or fox; No horse, cow or ox; There is no sheep, no swine, no goat; There is no dirt, God knows, Nor horse-breeding farm nor stud farm. The land is full of other goods. There is no fly nor flea, nor louse, In clothing, village, bed or house. There is no thunder, no hail, There is no vile worm nor snail, And no storm, rain nor wind.
There no man nor woman is blind, But all is play, joy and mirth; Well is it for him who can be there! There are rivers great and fine Of oil, milk, honey and wine; Water there serves no purpose Except to be looked at and to wash with. There is all manner of fruit; All is amusement and delight. A very lovely abbey is there Of gray and white monks 7. There are private rooms and large halls; The walls are all of pies, Of meat, of fish, and rich food, The most pleasing that a person can eat. All the shingles are cakes made of flour, On the church, the cloister, and the hall. The pegs 8 are fat sausages, Rich food fit for princes and kings. One cannot eat enough of them, And can eat justifiably, without blame. Everything is shared by young and old, By the proud and fierce, meek and bold. There the cloister is lovely and full of light, Spacious and long, of pleasant sight. All the pillars of that cloister Are made out of crystal, With their base and capital Of green jasper and red coral. In the cloister garden there is a tree Very pleasant to see.
35
The root is ginger and galingale; The shoots are all setwall. The flowers are choice maces, The bark is cinnamon of sweet odor, The fruit are cloves of fine taste. There is no lack of cubebs. There are roses of red color And lilies pleasant to see. They never wither by day or night; This has to be a sweet sight! There are four springs in the abbey, Of ointment and healing potion, Of balm and spiced, sweet wine, Always flowing to true profit, They drench all the soil there, Precious stones and gold. There is sapphire and pearl, Carbuncle and aster 9, Emerald, ligure, and prasine, Beryl, onyx, topaz, Amethyst and chrysolite, Chalcedony and hepatite. 10 There are many and plentiful birds: Song thrush, thrush, nightingale, Lark and golden oriole And other birds without number Which never, in keeping with their power, stop Singing merrily day and night. I’ll cause you to know still more: The geese roasted on the spit Fly to that abbey, God knows, And cry out: ‘Geese, all hot, all hot!’ They bring along plenty of garlic, The best prepared that one can see. The larks – this is well known – Land in a person’s mouth, Having been very well prepared in the stewpot, Powdered with cloves and cinnamon. Nothing is said about drink, Just take plenty, with no trouble.
36
When the monks go to Mass All the windows which are of glass Turn into bright crystal To give the monks more light. When the Mass has been said And the books put away, The crystal turns [back] into glass, The state in which it was before. Each day the young monks Go out to play after dinner. There is no hawk or bird so swift That flies better through the air Than the monks, high spirited, With their sleeves and their hoods. When the abbot sees them fly, He considers it a great joy; But nevertheless, all the same, He commands them to land for evensong 11. The monks do not land, But fly further, in a rush. When the abbot sees for himself That his monks fly away from him, He takes a maiden of the company And turns up her white behind And beats the small drums with his hand To make the monks alight on land.
When his monks see [him do] that, They fly down to the maid And go all around the wench And pat all her white behind And then, after their labor, Go meekly home to drink and go to their collation 12, A very lovely procession! There is another abbey nearby, In truth, a lovely, large nunnery, Up a river of sweet milk, Where there is a great quantity of silk. When the summer day is hot, The young nuns take a boat And betake themselves onto that river, With both oars and rudder. When they are far from the abbey, They take off their clothes in order to play And they leap down into the water And skillfully set about swimming. The young monks, who see them, They get themselves up and hasten out And come to the nuns quickly, And each monk takes one for himself, And they quickly carry off their prey To the great gray abbey And teach the nuns a prayer With ‘raised leg’ 13 up and down. The monk who wants to be a good stallion And who knows how to wear his cowl properly, He shall have, without objection, Twelve wives each year, All through right and not through privilege, To amuse himself with.
37
And the monk who sleeps best And gives his body entirely over to rest, For him there is hope, God knows, To quickly become father Abbot. Whoever wants to come to that land Must do a very great penance: Seven years in swine’s dung He must wade, well may you understand, All the way up to his chin, So he can deserve this land. Gentlemen good and courteous, May you never depart from this world Until you hazard your luck And try that penance, So that you can see that land And never more return from it. Let us pray God that it may be so, Amen, pur Seint Charitée.
38
39
40
41
42
43
44
45
‘(a) Read instructions before use and keep them for your reference. (b) Keep away from youn children. (c) Not suitable for children under 96 months, small parts. (d) Only to be used under adult supervision.’ Achterzijde verpakking ‘Mystical Tree’
46
‘ That’s incredible. Never before seen, and almost unbelievable. Mountain surrounded by trees and flowers, becomes a Magic Garden, and it is all made from paper.’ Achterzijde verpakking ‘Magic Garden’
Het Laboratorium: Het kweken van een zoute tuin!
‘Growing a salt garden is the most common crystal growing experiment mentioned in books and on the internet,…’
Wie kent ze niet de ‘Magic Trees’ uit de kitscherige cadeauwinkels. Bij ons op bureau waren ze afgelopen jaar met Sinterklaasavond een gewilde gift. Door groeiende zoutkristallen worden de kartonnen bomen voorzien van ‘loof’, wat wil je nog meer als landschapsarchitectuurbureau. Zelfs hele ‘Salt Crystal Gardens’ bleken er tussen te zitten. Dus toen de vraag van DRO kwam een maquette te maken voor de Biënnale zijn wij gaan dromen over een groeiende maquette. Een waarvan wij de basis bepalen en controleren zodat er een goede vruchtbare voedingsbodem ontstaat. Maar zodra de maquette gaat groeien geven we veel uit handen. Weten we niet hoe het eruit gaat zien tijdens de zes weken durende tentoonstelling. Heel spannend, een experiment waarin toeval en spontaniteit de overhand hebben. Een open vrij proces dat niet geheel zonder chaos zal gelopen. Dus we zijn aan de slag gegaan! Op het is internet bleek dat we niet de enige waren die de magie van de groeiende kristallen onder de knie wilden krijgen. Een nieuwe wereld ging voor ons open: het laboratorium. Gedestilleerd water ( H2O) + Mrs. Stewart’s Bluing ( Ferric Hexacyanoferrate) + ammoniak ( NH3 ) + zout ( NaCl ) + kleurstof. Een scheikundige formule hebben we gevonden. Deze lijkt heel simpel, maar o zo veel variabelen. Het begint makkelijk. Gedestilleerd water, H2O, het blijkt al snel dat gewoon kraanwater ook voldoet! Vervolgens Mrs. Stewart’s Bluing toevoegen, een fel blauwe substantie geschikt voor het bleken van kleren maar helaas alleen verkrijgbaar in de Verenigde Staten. Geen alchemist weet wat er precies in zit, dat is het geheim van de fabrikant. Het blijkt het wondermiddel van de chemische reactie te zijn, zonder Mrs. Stewart’s Bluing geen mooie groeiende bomen! Dus moeten we een doosje bestellen in de States. Via de mail krijgen we te horen dat we de enige zijn in Nederland die belangstelling hebben voor hun flessen! De hoeveelheid ammoniak blijkt invloed te hebben op de snelheid van de kristalgroei. De toevoeging van veel ammoniak zorgt voor een snelle groei maar instabiele kristallen. Minder ammoniak zorgt voor een trager groeiproces, maar kristallen hebben meer stabiliteit en stevigheid. Huishoudammoniak werkt voortreffelijk. Ook zout kent iedereen, gewoon uit een potje van de tafel lijkt het makkelijkst. Het is het hoofdbestanddeel voor de kristallen. Maar in onze zoektocht naar stevige kristallen met uitgesproken kleuren passeren ook andere samenstellingen de revue: aluin, ureum, sodium, kopersulfaat en zeezout. Voor ons leken lijkt dit allemaal op elkaar, maar de verschillende resultaten zijn verbluffend. Sommigen ook heel erg teleurstellend.
47
Als laatste de kleurstoffen. We willen natuurlijk fantastische gekleurde kristallen hebben. We zien het allemaal voor ons. Maar bij de eerste proeven worden de kristallen wit, ook mooi, maar absoluut niet naar wens. En als je naar verloop van tijd ophoudt de bomen water te geven, veranderen de witte kristallen in een vieze kleur blauw. Waarschijnlijk die Mrs. Stewart, die om de hoek komt kijken. Dus daar gaan we: zijdeverf, aquarel, acrylverf, kinderviltstiften, ecoline, inkt, pigment kleur en levensmiddelen verf. Deze vijf bestanddelen (water, Mrs. Stewart’s Bluing, ammoniak, zout en kleurstof ) vormen samen de ‘toverdrank’. En natuurlijk is de verhouding tussen deze bestanddelen heel belangrijk! Verschillende hoeveelheden in verschillende volgorde bij elkaar gevoegd, alles is getest. En dan ben je nog niet klaar: de bomen en de ondergrond! De bomen moeten de toverdrank ‘opzuigen’ dus het soort karton is heel belangrijk. Dikte, samenstelling en kleur. We hebben 40 verschillende soorten papier getest. Ook de vorm van de boom doet er toe. Een magische sprookjesachtige boom die naar de hemel wil groeien. Vakkundig hebben we allerlei soorten uitgeknipt en aan een test onderheven. De ondergrond: beton, gips of karton. Maar aangezien we de bomen moeten voorzien van ‘toverdrank’ moet de ondergrond het water niet doorlaten. De maquette moet eigenlijk een grote ‘dienblad zijn met kleine plastic bakje waar de bomen in staan’.
‘Believe it or not, pour the MAGIC solutions on the paper, the flowers will bloom, the trees will bud, and snow will appear on mountain in only ten hours. And it will last for a long time, too.’ Achterzijde verpakking ‘Mystical Garden’
48
We komen uit bij Crystal Clear. Mooi glanzend en waterdicht. De hele maquette gaan we daar mee overgieten. We doen veel proeven. Temperatuur en vochtigheid zijn de belangrijkste factoren. De kleine proefmaquettes doen het fantastisch en we zijn hoopvol, maar zodra we beginnen aan een groter oppervlak gaat het mis. De Crystal Clear hardt uit met bubbels en bellen. We moeten iets anders verzinnen! Maquette maakster, Franziska Loeding, helpt ons uit de brand. De ondergrond wordt van siliconen. We komen ook steeds vaker het woord ‘toxic’ tegen. Doodskoppen zijn ons niet meer onbekend. We hebben zelfs zouten besteld waarvoor we eerst een bevestiging naar de overheid moesten sturen dat we deze niet zouden gebruiken voor het bereiden van drugs. We hebben iedereen ingezet, over de hele wereld gebeld. Opeens bleken er neven van onze medewerkers in Duitsland chemicus te zijn. Een moeder in Italië apotheker en een broer bedrijfsarts. Doen vaders proeven in hun achtertuin. Bellen we Hortus Botanicus in Amsterdam voor aluin. Verleiden we een mestverkoper en hopen we bij Steiner en Lenzinger, de kenners bij uitstek, de tip van dag los te peuteren. We kopen 15.000 bomen in Duitsland, 100 platen zwart foamkarton, 1500 gelaserde kartonnen bomen. Gebruiken 100 pipetten, duizenden tissues en make-up watjes, tientallen plastic bekertjes, zijn elke dag bij Van der Linde, bellen Labstuff, ROvorm, Rijnja en Swift Koeriers. We gebruiken 5 kilogram zout, 5 liter gedestilleerd water, 1 liter ammoniak, 50 infuuszakken en 10 verschillende soorten lijmen. En we laten siliconen overkomen uit Engeland voor een droommaquette in Amsterdam.
49
50
51
001 21/07/2009
002 21/07/2009
003 03/09/2009
004 22/07/2009
Arboretum van kartonnen bomen gemaakt van verschillende soorten papier.
Aanzicht kartonnen bomen: zwart en groen karton, dikte 1mm.
‘Silk’ verf werkt het beste samen met de Mr. Stewards + zoutmethode.
De bomen die van te dun karton zijn gemaakt zwichten onder de zoutkristallen.
005 24/07/2009
006 14/09/2009
007 24/07/2009
008 24/07/2009
Fantastische bomen, maar sommige zijn toch echt te slap.
De laatste test! Het wordt fantastisch!
Deze is echt heel fel van kleur!
009 24/07/2009
010 24/07/2009
011 20/07/2009
012 23/07/2009
De basis met de diepe Sloterplas.
Alle huizen uit foam!
Negen verschillende boomvormen. Welke kan het beste groeien?
Een heel romantisch bos.
013 14/09/2009
014 24/08/2009
015 13/08/2009
016 31/07/2009
De laatste test! Het wordt fantastisch!
De bomen worden beschildert en dan krijg je mooie gekleurde kristallen.
Out-fit voor als je ‘Crystal Clear’ gaat gieten.
De hele Sloterplas. Blijft die nu wit of maken we alles zwart?
52
017 14/09/2009
018 22/07/2009
019 24/08/2009
020 11/08/2009
De laatste test! Het wordt fantastisch!
Bomen, bomen, bomen, bomen, bomen.
De basis.
Zo kunnen ook het water van de Sloterplas maken?
021 11/08/2009
022 10/09/2009
023 24/07/2009
024 10/09/2009
12.000 bomen in de maquette prikken. Gelukkig bestaan er vingerhoedjes!
Voordat de bomen gaan groeien moet je ze eerst water geven.
025 24/07/2009
026 23/07/2009
027 23/07/2009
028 10/09/2009
De hele maquette bestaat uit 8 delen van 70 cm bij 175 cm.
De bomen worden steeds mooier.
029 31/07/2009
030 20/07/2009
031 03/09/2009
032 12/09/2009
Deze blauwe bomen willen we zeker hebben!
De maquette groeit al een beetje.
Onze UV-kamer is klaar en we kunnen nu testen doen met fluoriserende kleurstof.
53
033 31/07/2009
034 24/08/2009
035 24/07/2009
036 14/09/2009
De bomen die niet onderdeel zijn van het verlichtingsplan worden zo.
We houden ook een dagboek bij.
We dromen weg bij deze sprookjes bomen.
De laatste test! Alles lijkt te lukken.
037 03/09/2009
038 05/08/2009
039 24/08/2009
040 11/08/2009
Hele mooie pastelkleuren die in elkaar over lopen.
De wonderformule.
041 20/07/2009
042 11/08/2009
Of werkt deze beter?
Tijdens de zomer maanden hebben we gelukkig veel plek.
045 14/09/2009
046 13/08/2009
De laatste test!
54
De wegen zijn verhoogd t.o.v. het maaiveld zodat bakjes voor de wondervloeistof ontstaan.
043 05/08/2009
044 28/07/2009 GeĂŤxplodeerde kristallen
047 24/08/2009
048 25/08/2009
De laatste testen met de kleurstoffen.
En het lukt.
049 13/08/2009
050 20/07/2009
051 23/07/2009
Testen met ‘Crystal Clear’.
052 25/03/2009 De allereerste testen. Maken we een betonnen maquette?
053 24/07/2009
054 05/03/2009
Wonderlijke boom.
We hebben alles bij elkaar. We kunnen beginnen.
057 24/08/2009
058 13/08/2009
059 24/08/2009
We houden alles keurig bij in tabellen en in een dagboek.
We zijn blij dat we een groot dakterras hebben.
Onze dagboeken.
061 28/07/2009
062 31/07/2009
063 13/08/2009
064 29/07/2009
Gevaarlijke stoffen.
Onze tijdelijke maquettekamer.
55
055 14/09/2009
056 11/08/2009 We spuiten alle gebouwen zwart.
060 24/08/2009
Colofon
Ontwerp
Bureau B+B Herengracht 252 1016 BV Amsterdam 0031 ( 0 )20 6239801
Samenstelling en redactie Bureau B+B
Tekstbijdragen
Bureau B+B, Ton de Munck
Vormgeving Bureau B+B Klein
Als je meer wilt weten over Bureau B+B kijk dan op de website www.bplusb.nl
© 2009 Bureau B+B, Amsterdam
Behoudens de in of krachtens de auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieen, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Bureau B+B. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond vanartikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Bureau B+B. Niet alle rechthebbende van de gebruikte illustraties en foto’s konden worden achterhaald. Belanghebbenden wordt verzocht contact op te nemen met Bureau B+B, Herengracht 252, 1016 BV Amsterdam, www.bplusb.nl Deze publicatie is verschenen ter gelegenheid van de tentoonstelling ‘Vrijstaat Amsterdam’ in de Tolhuistuin aan het IJ vanaf 27 september t/m 8 oktober 2009. De tentoonstelling is onderdeel van de vierde Internationale Architectuur Biënnale (IABR) in Rotterdam.
56
‘Laten we lui zijn in alle dingen behalve in lief hebben en drinken, behalve in luieren’ Lofzang op luiheid
Gotthold Emphraïm Lessing