Brakona jaarboek 2012 • 1
Het Kluysbos: bijen- en wespenweelde op 2,5 ha Jens D'Haeseleer
Jaarboek
2012
Het Kluysbos: bijen- en wespenweelde op 2,5 ha
2 • Brakona jaarboek 2012
Het Kluysbos: bijen- en wespenweelde op 2,5 ha Jens D'Haeseleer
In het uiterste zuidwesten vanVlaams-Brabant ligt de gemeente Galmaarden, rustig, heuvelachtig, waar de uitlopers van de Vlaamse Ardennen naadloos over gaan in de heuvels van het Pajottenland. De regio werd uitgeroepen als stiltegebied, maar die rust is slechts schijn. In het Kluysbos, op de zuidflank van de Bosberg, bruist het van bijen- en wespenleven.
Figuur 1: Vrouwtje Paardenbloembij. Foto: Bernhard Jacobi
Het Kluysbos: bijen- en wespenweelde op 2,5 ha
Brakona jaarboek 2012 • 3
Het Kluysbos: bosparel van Galmaarden Het Kluysbos is een klein bosgebied van ca. 30 ha, gelegen op de steile, zuidgerichte flank van de Bosberg. Met een hellingsgraad van 8 tot 13% houdt het gebied er een eigen microreliëf op na dat nog wordt versterkt doordat het bos centraal wordt doorsneden door een beek. Het Kluysbos maakt deel uit van het grotere boscomplex Raspaillebos-Geitenbos. De Bosberg, bekend van de heroïsche aanvallen uit de Ronde van Vlaanderen, vormt de waterscheiding tussen Dender en Mark: terwijl het Raspaillebos afwatert naar de Dender, loopt het water van het Kluysbos af naar de Mark. In het bos bevinden zich verschillende bronzones, sommige met een zeer hoog kalkgehalte. De laaggelegen zones worden er gekenmerkt door een zandlemige bodem maar op de hellingen komt lokaal ook leem en klei voor. Uit de kaarten van de Ferrarisatlas die dateert van 1777 - blijkt dat de huidige kern van het Kluysbos ook toen al bebost was. Het gebied mag dan ook met recht en rede worden bestempeld als een oud bos. Dit is goed te merken aan de kruidlaag die wordt gedomineerd door oud-bosindicatoren met soorten als Eenbes (Paris quadrifolia), Bosanemoon (Anemone nemorosa), Muskuskruid (Adoxa moschatellina), Gevlekte aronskelk (Arum maculatum), Boshyacinth (Hyacinthoides nonscripta) en Gewone salomonszegel (Polygonatum multiflorum). Het hoeft dan ook niet te verbazen dat de boskern op de Biologische Waarderingskaart staat ingekleurd als ‘biologisch zeer waardevol’ (Vriens et al., 2011). De flora wordt er verder getypeerd door o.a. Dotterbloem (Caltha palustris), Gele
dovenetel (Lamium galeobdolon), Kleine maagdenpalm (Vinca minor) en Aalbes (Ribus rubrum). In de bosrand staat o.a. Boswilg (Salix caprea), Zoete kers (Prunus avium), Eenstijlige meidoorn (Crataegus monogyna) en Sleedoorn (Prunus spinosa). Ook de omliggende reliëf- en soortenrijke cultuurgraslanden, glanshaver- en struisgraslanden hebben een hoge ecologische waarde. In het zuidwesten van het bos liggen de meest interessante graslanden. Op een oppervlakte van 2,5 ha vind je er Kamgras (Cynosurus cristatus), Gewoon reukgras (Anthoxanthum odoratum) en Grote vossenstaart (Alopecurus pratensis) naast kleine vlekjes Gewone veldbies (Luzula campestris) en Gewoon struisgras (Agrostis capil-
Figuur 2: Pad doorheen het centrale gedeelte van het Kluysbos, gesierd door een uitbundig bloeiaspect van Dotterbloem. Foto: Wout Willems
Het Kluysbos: bijen- en wespenweelde op 2,5 ha
4 • Brakona jaarboek 2012
Figuur 3: De bosverbindingszone tussen het Karkoolbos en het Kluysbos (locatie 1) en de bloemrijke graslanden ten zuidwesten van het Kluysbos (locatie 2). Digitale versie van de orthofoto’s Vlaams-Brabant 2007 (AGIV & provincie Vlaams-Brabant) Figuur 4: Zuidgericht grasland met bloei van Gewone margriet en Scherpe boterbloem. Foto: Jens D’Haeseleer
Het Kluysbos: bijen- en wespenweelde op 2,5 ha
laris). Het bloeiaspect wordt er bepaald door een combinatie van soorten uit de verschillende graslandtypes met o.a. Paardenbloem (Taraxacum officinalis), Scherpe boterbloem (Ranunculus acris), Kruipende boterbloem (Ranunculus repens), Fluitenkruid (Anthriscus sylvestris), Gewone vogelmelk (Ornithogalum umbellatum), Kale jonker (Cirsium palustre) en Pinksterbloem (Cardamine pratensis). Het kleurenpallet wordt er verder aangevuld met Gewone margriet (Leucanthemum vulgare), Gewone ereprijs (Veronica chamaedrys), Rode klaver (Trifolium pratense), Knoopkruid (Centaurea jacea) en Duizendblad (Achillea millefolium). Typische soorten van struisgraslanden zoals Muizenoor (Hieracium pilosella) en Gewoon biggenkruid (Hypochaeris radicata) worden vooral teruggevonden langsheen twee kleine steilrandjes die dwars op de hellinggradiënt lopen.
Brakona jaarboek 2012 • 5
In deze graslanden zijn ook enkele structuurelementen terug te vinden zoals een rij ongeteerde, oude weidepaaltjes, enkele bramenkoepels in de rand en staand en liggend dood hout. (D’Haeseleer, 2010) Tot slot vinden we in de omgeving ook enkele struwelen terug met o.a. Boswilg, Zoete kers, Eenstijlige meidoorn, Tamme kastanje (Castanea sativa) en Zomereik (Quercus robur).
Een bijen- en wespenonderzoek In de periode 2010-2013 werd het gebied 17 keer bezocht waarbij de aandacht vooral uitging naar wilde bijen en wespen. Zes bezoeken werden verricht door Bart Uitterhaegen die er op zoek ging naar galwespen. De overige elf bezoeken werden uitgevoerd door de auteur. Hierbij werd de focus vooral gelegd op het voorkomen van wilde bijen en wespen in de graslanden ten zuidwesten van het bos. Alle soorten werden geobserveerd of (om een correcte identificatie mogelijk te maken) gevangen met een vlindernet. Een beperkt aantal exemplaren werd ingezameld voor verdere determinatie met behulp van een binoculair en gespecialiseerde literatuur. In de periode van 8 mei 2011 tot en met 3 juli 2011 werden met behulp van een ‘wespenval’ acht koninginnen van de Hoornaar (Vespa crabro) gevangen. Nog op 8 mei 2011 werd een bladwespenlarve (Periclista spec.) verzameld om op te kweken. Deze kweek mislukte echter zodat de exacte soortnaam niet kon worden achterhaald. In totaal werden in het onderzoeksgebied 97 soorten geregistreerd. Bijen (Apoidea) waren met 66 soorten de best vertegenwoordigde groep. Verder werden ook nog 20 galwespen (Cynipidae), één goudwesp (Chrysididae), drie graafwespen (Crabronidae), één bladwesp (Symphyta), twee knotswespen (Sapygidae), drie plooivleugelwespen (Vespidae) en één schildwesp (Braconidae) waargenomen.
Wilde bijen van het Kluysbos: een verhaal van gras, weidepaaltjes en bos In België komen 375 soorten wilde bijen voor, waarvan er 66 werden waargenomen in het Kluysbos en de omliggende graslanden in de periode 2010-2013. Vooral de bloem- en structuurrijke graslanden en de bosrand ten zuidwesten van het Kluysbos zijn voor deze groep belangrijk. Op zich zegt 66 soorten niet erg veel. Dat hiervan 17 soorten zijn opgenomen in op de Nederlandse Rode Lijst is echter wel veelzeggend. Deze Rode Lijst-soorten worden weergegeven in Tabel 1, met opgave van de Rode Lijst-categorie waartoe ze behoren (Peeters & Reemer, 2003). Vooralsnog werd voor Vlaanderen geen Rode Lijst van wilde bijen opgesteld, maar hoogstwaarschijnlijk is de situatie hier vergelijkbaar met die in Nederland.
Tabel 1: Wilde bijen en hun Nederlandse Rode Lijststatus. Soortnaam
Wetenschappelijke naam
Rode Lijst-categorie
Dubbeldoornwespbij
Nomada femoralis
ernstig bedreigd
Weidebij
Andrena gravida
bedreigd
Donkere klaverzandbij
Andrena labialis
bedreigd
Roodstaartklaverzandbij
Andrena similis
bedreigd
Breedbuikgroefbij
Lasioglossum lativentre
bedreigd
Paardenbloembij
Andrena humilis
kwestbaar
Kleine klokjesbij
Chelostoma campanularum
kwestbaar
Ranonkelbij
Chelostoma florisomne
kwestbaar
Bonte wespbij
Nomada bifasciata
kwestbaar
Smalbandwespbij
Nomada goodeniana
kwestbaar
Roodharige wespbij
Nomada lathburiana
kwestbaar
Vroege wespbij
Nomada leucophthalma
kwestbaar
Gehoornde metselbij
Osmia cornuta
kwestbaar
Bosbloedbij
Sphecodes ephippius
kwestbaar
Gewone tubebij
Stelis breviuscula
kwestbaar
Borstelwespbij
Nomada stigma
gevoelig
Variabele wespbij
Nomada zonata
gevoelig
Het Kluysbos: bijen- en wespenweelde op 2,5 ha
6 • Brakona jaarboek 2012
Het Kluysbos: bijen- en wespenweelde op 2,5 ha
Brakona jaarboek 2012 • 7
Biodiversiteit op een zakdoek Op z’n beperkte oppervlakte van 30 ha huisvest het Kluysbos toch een opvallend hoge diversiteit. Zo werden er totnogtoe zeven vleermuissoorten geregistreerd waaronder de zeldzame Brandts vleermuis (Myotis brandtii). De onmiddellijke nabijheid van het veel grotere Karkoolbos/Moerbekebos, ten westen van het Kluysbos zal hier vast niet vreemd aan zijn. De meer open bosbestanden en de bosranden vormen er een geschikt foerageergebied voor verschillende soorten (Willems et al., 2012). Maar ook op het vlak van paddenstoelen scoort het Kluysbos goed met zeldzame soorten als Donker beekschijfje (Pachyella violaceonigra), Lila melkzwam (Lactarius lilacinus) en Kleine elzengordijnzwam (Cortinarius bibulus). De vondst van Adonismycena (Mycena adonis) is indicatief voor de aanwezigheid van kalk in de bodem (Steeman et al., 2011). In een tuin in de nabije omgeving van het bos werden in de periode 2010-2013 enkele malen nachtvlinders gevangen. Dit onderzoek werd aangevuld met enkele vangsessies in het bos zelf. Resultaat: 170 macro- en micronachtvlinders met als uitschieters Karmozijnrood weeskind (Catocala sponsa), Pijlkruidspanner (Mesotype didymata), Purpermot (Pyrausta purpuralis) en Geelblad (Ennomos quercinaria) (www.waarnemingen.be). Met aanvullende waarnemingen van Ree (Capreolus capreolus) en Rode eekhoorn (Sciurus vulgaris), Hazelworm (Anguis fragilis), een populatie van de Sleedoornpage (Thecla betulae) en van het Boswitje (Leptidea sinapis) doet dit gebied het lang niet slecht (www.waarnemingen.be, D’Haeseleer, 2010). Waarschijnlijk dankt het bos deze aanzienlijke biodiversiteit aan de hoge ouderdom van het bos, het hoog aandeel dood hout, de sterke gradiënt van droog naar nat en het voorkomen van verschillende bodemtypes. De soortenrijkdom van de omliggende graslanden en struwelen is heel wat minder gekend, al wordt vermoed dat ook hier de sterke gradiënten en verschillende bodemtypes wellicht een positieve impact op de biodiversiteit zouden kunnen hebben.
Graslandsoorten De zone ten zuidwesten van het Kluysbos wordt gekenmerkt door een variatie aan graslandtypes. Dit resulteert in een hoog aantal plantensoorten op een relatief beperkte oppervlakte. Deze floristische diversiteit weerspiegelt zich ook in een aantal wilde bijensoorten die typisch zijn voor extensief beheerde en bloemrijke graslanden. Concreet gaat het om de Paardenbloembij (Andrena humilis) (Figuur 5), de Donkere klaverzandbij (Andrena labialis) (Figuur 6), de zeldzame Roodstaartklaverzandbij (Andrena similis), de Biggenkruidgroefbij (Lasioglossum villosulum) en de evenzeer zeldzame Dubbeldoornwespbij (Nomada femoralis). Al deze soorten nestelen ondergronds in zelfgegraven nestgangen. Een aantal soorten heeft een uitgesproken voorkeur voor bepaalde planten, andere zijn vooral op zoek naar nestplaatsen in de vorm van een open, zandige bodem. Volgende soorten behoren tot minstens één van bovenstaande groepen: de Goudpootzandbij (Andrena chrysosceles), de Weidebij (Andrena gravida), de Ereprijszandbij (Andrena labiata), de Fluitenkruidbij (Andrena proxima),
de Grijze zandbij (Andrena vaga), de Grote zijdebij (Colletes cunicularius), de Wormkruidbij (Colletes daviesanus), de Parkbronsgroefbij (Halictus tumulorum), de Berijpte geurgroefbij (Lasioglossum albipes), de Kleigroefbij (Lasioglossum pauxillum), de Bonte wespbij (Nomada bifasciata) en de Grote spitstandbloedbij (Sphecodes puncticeps). Bij de hommels verkiezen vooral de Steenhommel (Bombus lapidarius) en de Grote koekoekshommel (Bombus vestalis) open terreinen.
Weidepaalsoorten Tussen beide graslanden staat een rij ongeteerde, oude weidepaaltjes (Figuur 7). Deze doet dienst als tweede afsluiting, maar wordt ondersteund door een stevige, nieuwe afsluiting. Verschillende bijen en wespen gebruiken deze oude palen als nestelplaats. De Ranonkelbij (Chelostoma florisomne) werd er het talrijkst aangetroffen, net als haar parasiet de Gewone knotswesp (Sapyga clavicornis). Ook de Tronkenbij (Heriades truncorum) en haar parasieten de Gewone tubebij (Stelis breviuscula) en de Kleine knotswesp (Sapygina decemguttata) nestelden in deze paaltjes.
Figuur 5: De Paardenbloembij, een typische soort voor extensief beheerde en bloemrijke graslanden. Foto: Nicolas Vereecken Figuur 6: De Donkere klaverzandbij: een specialist van Rode en Witte klaver. Foto: Bernhard Jacobi
Het Kluysbos: bijen- en wespenweelde op 2,5 ha
8 • Brakona jaarboek 2012
De graafwesp (Trypoxylon figulus) was er eveneens talrijk aanwezig, maar ook de graafwesp (Stigmus pendulus) en de goudwesp (Pseudomalus auratus) voelden zich er thuis. Deze laatste leeft parasitair op graafwespen van de genera Pemphredon, Passaloecus, Psenulus, Rhopalum en Trypoxylon. Van deze genera werden vooralsnog geen soorten in het gebied gevonden.
Figuur 7: Rij ongeteerde oude weidepaaltjes. Het linkergrasland wordt begraasd, het rechtergrasland wordt gemaaid en nabegraasd. Foto: Jens D’Haeseleer
De prikkeldraden bemoeilijkten de vangsten, die hoofdzakelijk werden verricht met een vlindernet. Mogelijk werden hier dus wel nog enkele soorten over het hoofd gezien.
Het Kluysbos: bijen- en wespenweelde op 2,5 ha
Bos- en bosrandsoorten Typische bewoners van bosranden zijn onder andere de Tweekleurige zandbij (Andrena bicolor), het Vosje (Andrena fulva), het Roodgatje (Andrena haemorrhoa), de Witkopdwergzandbij (Andrena subopaca), de Gewone sachembij (Anthophora plumipes), de Blauwe ertsbij (Ceratina cyanea), de Ranonkelbij, de Tronkenbij, de Zwartgespoorde houtmetselbij (Hoplitis leucomelana), de Gewone maskerbij (Hylaeus communis), de Halfglanzende groefbij (Lasioglossum semilucens), de Grote bladsnijder (Megachile willughbiella), de Vroege wespbij
Brakona jaarboek 2012 • 9 Soortnaam
Wetenschappelijke naam
Stuifmeelbron
Zwart-rosse zandbij
Andrena clarkella
Boswilg
Paardenbloembij
Andrena humilis
Composieten (Cichorioideae), veel op Paardenbloem, Gewoon biggenkruid, Groot streepzaad, Muizenoor en havikskruid
Donkere klaverzandbij
Andrena labialis
Vlinderbloemigen, voornamelijk op Rode en Witte klaver
Fluitenkruidbij
Andrena proxima
Schermbloemigen, vooral op Dolle kervel, Fluitenkruid en Zevenblad
Roodstaartklaverzandbij
Andrena similis
Vlinderbloemigen, op Brem en Stekelbrem
Grijze zandbij
Andrena vaga
wilgen
Kleine klokjesbij
Chelostoma campanularum
klokjes, in Nederland vooral op Grasklokje
Ranonkelbij
Chelostoma florisomne
boterbloemen
Wormkruidbij
Colletes daviesanus
Composieten (Asteroideae), vooral op Boerenwormkruid, maar ook op Duizendblad, guldenroede en kamille
Tronkenbij
Heriades truncorum
Composieten (Asteroideae), vooral op Boerenwormkruid, Gele kamille, Jacobskruiskruid, Gewone margriet.
(Nomada leucophthalma), de Sierlijke wespbij (Nomada panzeri), de Variabele wespbij (Nomada zonata), de Rosse metselbij (Osmia bicornis) en de Gehoornde metselbij (Osmia cornuta). Zowel de Ranonkelbij, de Tronkenbij, de Gewone maskerbij, de Grote bladsnijder als beide metselbijen nestelen bovengronds in gangen in dood hout. De Blauwe ertsbij en de Zwartgespoorde houtmetselbij zijn bewoners van merghoudende stengels (bv. van braam of vlier). De overige soorten nestelen ondergronds in zelfgegraven nesten. Weinig bijensoorten verkiezen het bos zelf als hun favoriete habitat. Uitzonderingen zijn de Zwart-rosse zandbij (Andrena clarkella) en de Boomhommel (Bombus hypnorum) die vaak in lichtrijke bossen voorkomen en respectievelijk ondergronds in zelfgegraven nesten en bovengronds in holle ruimten in bomen nestelen. Verder zochten we nog naar de Lapse behangersbij (Megachile lapponica), een soort die vaak in bosranden voorkomt en een voorkeur heeft voor Wilgenroosje (Chamerion angustifolium). In de noordrand van het gebied staan vrij veel Wilgenroosjes maar van de Lapse behangersbij geen spoor. Een andere soort waarvan wordt aangenomen dat die in de toekomst nog wel in de bosranden zal worden gespot, is de Andoornbij (Anthophora furcata). Een flink aantal soorten (zoals de Ranonkelbij en de Zwartgespoorde
houtmetselbij) heeft een combinatie van graslanden en bos(randen) nodig om te overleven. Deze zijn afhankelijk van dood hout en holle stengels voor hun nesten, maar foerageren in de graslanden.
Tabel 2: Oligolectische bijensoorten en hun voornaamste stuifmeelbron.
Specialisten Tien wilde bijensoorten die in het projectgebied werden aangetroffen, hebben een duidelijke band met bepaalde planten. Zij verzamelen stuifmeel van een beperkt aantal soorten behorend tot één bepaalde familie (de oligolecten) of van één bepaalde plantensoort (de monolecten). Dit stuifmeel gebruiken ze als voedsel voor hun larven. Andere soorten verzamelen stuifmeel van diverse plantensoorten uit verschillende plantenfamilies en worden polylecten genoemd. Zij kunnen ook een bepaalde voorkeur hebben voor bepaalde stuifmeelbronnen, maar die voorkeur is dan minder uitgesproken dan bij de oliglecten en de monolecten. In Tabel 2 worden de oligolectische soorten weergegeven, samen met hun voornaamste stuifmeelbron. Hieruit blijkt dat vooral gele composieten, wilgen en vlinderbloemigen belangrijk zijn voor het behoud van deze soorten in het gebied. Brem (Cytisus scoparius) en Stekelbrem (Genista anglica), beide soorten die in de literatuur bekend staan als stuifmeelbron voor de Roodstaartklaverzandbij, werden in de directe omgeving van het Kluysbos Het Kluysbos: bijen- en wespenweelde op 2,5 ha
10 • Brakona jaarboek 2012
voor bepaalde planten hebben. Zo heeft het Vosje een sterke voorkeur voor ribes, terwijl de Ereprijszandbij stuifmeel van Gewone ereprijs en Veldereprijs (Veronica arvensis) verkiest. De Gewone sachembij bezoekt vooral longkruid, sleutelbloemachtigen, lip- en vlinderbloemigen. De Grote zijdebij (Figuur 8) heeft dan weer een voorkeur voor wilgenstuifmeel en de Zwartgespoorde houtmetselbij wordt vaak aangetroffen op rolklaver en braam. Tot slot verkiezen de Roodpotige groefbij (Halictus rubicundus), de Berijpte geurgroefbij (Lasioglossum albipes), de Matte bandgroefbij (Lasioglossum leucozonium) en de Biggenkruidgroefbij gele composieten. Ook de Blauwe ertsbij zit graag op gele composieten zoals Muizenoor, havikskruid en leeuwentand. Op nectarvlak kennen wilde bijen minder specialisaties. Wel zullen langtongige soorten zoals hommels of sachembijen eerder bloemen met een diepe kelk bezoeken wanneer ze nectar verzamelen. Korttongige bijen zoals zandbijen en zijdebijen verzamelen nectar uit bloemen met een oppervlakkige nectardiscus zoals Duizendblad, Paardenbloem (Taraxacum officinale) of Gewone margriet.
Koekoeksbijen en -hommels
Figuur 8: Grote zijdebij op wilg. Foto: Henk Wallays Figuur 9: De Borstelwespbij is een cleptoparasitaire soort die haar eitjes legt in het nest van de Donkere klaverzandbij. Foto: Bernhard Jacobi
nog niet aangetroffen. Mogelijk houdt deze soort er dan ook nog andere (niet in de literatuur gekende) stuifmeelbronnen op na. Ook klokjes werden niet in de bloemrijke graslanden aangetroffen tijdens de bezoeken, maar moeten zeker aanwezig zijn om de populatie van de Kleine klokjesbij (Chelostoma campanularum) in stand te houden. Van deze soort is echter gekend dat ze slechts een klein aantal planten nodig heeft om een populatie in stand te houden. Bepaalde soorten die er een polylectische levenswijze op na houden, kunnen toch een voorkeur
Het Kluysbos: bijen- en wespenweelde op 2,5 ha
Koekoeksbijen en -hommels kennen een cleptoparasitaire levenswijze. Dit betekent dat ze zelf geen nesten maken of voedsel verzamelen maar hun eitjes in de nesten van zogenaamde gastheersoorten leggen. De larve van de parasitaire soort doodt het eitje of de larve van de gastheer en voedt zich met het verzamelde stuifmeel. Vaak is er een specifieke relatie tussen beide. Een koekoeksbijensoort kan dus niet voorkomen zonder geschikte gastheersoort. Niet minder dan 21 soorten koekoeksbijen en -hommels werden in het projectgebied waargenomen. Tabel 3 lijst voor elke soort ook de gastheren op, waarbij een onderscheid wordt gemaakt
Brakona jaarboek 2012 • 11 Soortnaam
Wetenschappelijke naam
Gastheer
Wetenschappelijke naam
Gewone koekoekshommel
Bombus campestris
Akkerhommel
Bombus pascuorum
Weidehommel
Bombus pratorum
Vierkleurige koekoekshommel
Bombus sylvestris
Weidehommel
Bombus pratorum
Grote koekoekshommel
Bombus vestalis
Aardhommel
Bombus terrestris
Bonte wespbij
Nomada bifasciata
Weidebij
Andrena gravida
Roodzwarte dubbeltand
Nomada fabriciana
Tweekleurige zandbij
Andrena bicolor
Goudpootzandbij
Andrena chrysosceles
Dubbeldoornwespbij
Nomada femoralis
Paardenbloembij
Andrena humilis
Gewone wespbij
Nomada flava
Viltvlekzandbij
Andrena nitida
Meidoornzandbij
Andrena carantonica
Zwartbronzen zandbij
Andrena nigroaenea
Witkopdwergzandbij
Andrena subopaca
Gewone dwergzandbij
Andrena minutula
Zadeldwergzandbij
Andrena falsifica
Halfgladde dwergzandbij
Andrena semilaevis
Gewone kleine wespbij
Nomada flavoguttata
Glimmende dwergzandbij
Andrena minutuloides
Kortprietwespbij
Nomada fucata
Grasbij
Andrena flavipes
Smalbandwespbij
Nomada goodeniana
Viltvlekzandbij
Andrena nitida
Grijze rimpelrug
Andrena tibialis
Asbij
Andrena cineraria
Zwartbronzen zandbij
Andrena nigroaenea
Roodharige wespbij
Nomada lathburiana
Grijze zandbij
Andrena vaga
Vroege wespbij
Nomada leucophthalma
Zwart-rosse zandbij
Andrena clarkella
Sierlijke wespbij
Nomada panzeri
Gewone rozenzandbij
Andrena fucata
Valse rozenzandbij
Andrena helvola
Variabele zandbij
Andrena varians
Gewone dubbeltand
Nomada ruficornis
Roodgatje
Andrena haemorrhoa
Borstelwespbij
Nomada stigma
Donkere klaverzandbij
Andrena labialis
Variabele wespbij
Nomada zonata
Wimperflankzandbij
Andrena dorsata
Bosbloedbij
Sphecodes ephippius
Matte bandgroefbij
Lasioglossum leucozonium
Pantserbloedbij
Sphecodes gibbus
Roodpotige groefbij
Halictus rubicundus
Dikkopbloedbij
Sphecodes monilicornis
Berijpte geurgroefbij
Lasioglossum albipes
Groepjesgroefbij
Lasioglossum malachurum
Gewone geurgroefbij
Lasioglossum calceatum
Grote spitstandbloedbij
Sphecodes puncticeps
Biggenkruidgroefbij
Lasioglossum villosulum
Gewone tubebij
Stelis breviuscula
Tronkenbij
Heriades truncorum
tussen gastheren die al wel (zwart) en nog niet (rood) in het gebied werden aangetroffen. Hoewel de Sierlijke wespbij (Nomada panzeri) op de checklist voorkomt, werd vooralsnog geen enkele van haar gastheren gevonden in het Kluysbos. Dit wil zeggen dat minstens één van de potentiële gastheersoorten
nog moet worden gevonden in het gebied. Onder deze koekoeksbijen bevinden zich echte zeldzaamheden als de Dubbeldoornwespbij en de Borstelwespbij (Nomada stigma) (Figuur 9), de parasiet op respectievelijk Paardenbloembij en de Donkere klaverzandbij.
Tabel 3: Parasitaire bijen en hommels en hun mogelijke gastheren. Alleen de gastheren die reeds in de streek aangetroffen werden zijn weergegeven. Soorten in het rood weergegeven werden nog niet in het gebied aangetroffen.
Het Kluysbos: bijen- en wespenweelde op 2,5 ha
12 • Brakona jaarboek 2012
Figuur 10: Verspreiding van de Dubbeldoornwespbij. De waarneming in de graslanden rond het Kluysbos was de eerste voor Vlaams-Brabant. Bron: www.waarnemingen.be
Figuur 11: De hoogste diversiteit aan galwespen werd gevonden in deze jonge aanplant van Zomereik. Foto: Jens D’Haeseleer
Groots in kleinheid Zonder een Rode Lijst van wilde bijen in Vlaanderen, is het niet eenvoudig om de bijendiversiteit van het Kluysbos goed te kaderen. Toch kan worden gesteld dat het gebied een echte hotspot is. Niet alleen werd hier tijdens ‘amper’ 17 bezoeken 20% van alle Belgische bijensoorten aangetroffen, er werden ook heel wat lokale, regionale of zelfs landelijke zeldzaamheden gevonden op een kleine oppervlakte. Zo is het
Kluysbos vooralsnog de enige locatie in de provincie Vlaams-Brabant waar de zeldzame Roodstaartklaverzandbij en de Dubbeldoornwespbij voorkomen (www. waarnemingen.be) (Figuur 10). Meer onderzoek in gelijkaardige gebieden in de provincie zal waarschijnlijk een duidelijker verspreidingsbeeld geven van deze zeldzaamheden.
En hoe zit het met de rest? Naast wilde bijen werd ook aandacht besteed aan enkele andere groepen, alle behorend tot de grotere groep van de vliesvleugeligen (Hymenoptera). De best onderzochte groep is die van de galwespen. Het onderzoek naar deze soortgroep werd vooral uitgevoerd door Bart Uitterhaegen. Alle galwespensoorten, behalve de Bramentakgalwesp (Diastrophus rubi) en de Esdoorngalwesp (Pediaspis aceris), werden gevonden op Zomereik. De overige soorten zaten resp. op braam en esdoorn (Acer). De meeste gallen werden waargenomen in de jonge aanplant aan de noordzijde van het gebied en langs de bosrand in het zuidwesten (Figuur 12). De goudwesp Pseudomalus auratus zat aan de rij ongeteerde weidepaaltjes. Deze soort parasiteert op een reeks graafwespen van de genera Pemphredon, Passaloecus, Psenulus, Rhopalum en Trypoxylon.
Het Kluysbos: bijen- en wespenweelde op 2,5 ha
Brakona jaarboek 2012 • 13
Van de groep van de graafwespen werden slechts drie soorten aangetroffen. Lindenius albilabris nestelt in open, zandige bodem en voedt zich met bodemwantsen (Lygaeidae), blindwantsen (Miridae) en kleine vliegen. Zowel Stigmus pendulus als Trypoxylon figulus nestelen in holle stengels en gangen in droog hout. Hun prooien bestaan respectievelijk uit bladluizen en spinnetjes (Peeters et al., 2004). Vooralsnog werd slechts één soort bladwesp in het gebied waargenomen. De Macrophya annulata legt haar eitjes in de bladeren van Gewone vlier (Sambucus nigra). Aan de rij ongeteerde weidepaaltjes werden twee soorten knotswespen gezien: de Gewone knotswesp en de Kleine knotswesp. Zij leven parasitair op resp. Ranonkelbij en Tronkenbij (Peeters et al., 2004). Drie soorten plooivleugelwespen werden waargenomen. De Hoornaar (Vespa crabro) en de Duitse wesp (Vespula germanica) behoren tot de zogenaamde ‘limonadewespen’. Deze
soorten werden vooral aangetroffen in het bos en in de bosrand. De zeldzame Eumenes pendunculatus – die tot de groep van urntjeswespen behoort – voedt haar larven met rupsen van spanners (Geometridae) en maakt haar nesten aan stengels (Peeters et al., 2004).
Figuur 12: Zevenstippelig lieveheersbeestje met pop van Dinocampus coccinellae. Foto: Jens D’Haeseleer
Tot slot werd één soort schildwesp waargenomen: Dinocampus coccinellae. Deze soort heeft een interessante levenswijze waarbij ze haar eitjes legt in lieveheersbeestjes, voornamelijk het Zevenstippelig lieveheersbeestje (Coccinella septempunctata). De larve die zich ontwikkelt, voedt zich met trofische cellen. Na enkele vervellingen bijt de wespenlarve de zenuwen van de pootjes van het lieveheersbeestje door en verlaat ze het lichaam. Daarna wordt een cocon gesponnen tussen de pootjes van het lieveheersbeestje (Figuur 11). Deze wordt beschermd door het lieveheersbeestje dat vijanden afschrikt door haar kleur en door het ‘reflexbloeden’, het afscheiden van hemolymfe met een onaangename geur of smaak via de kniegewrichten om predatoren af te schrikken (www.stippen.nl).
Het Kluysbos: bijen- en wespenweelde op 2,5 ha
14 • Brakona jaarboek 2012
Op naar een bijenvriendelijk beheer in het Kluysbos Het Kluysbos is deels eigendom van Natuurpunt vzw, deels van particulieren en landbouwers. De percelen in eigendom van Natuurpunt worden beheerd door de natuurvereniging vzw De Mark. De westelijke helft van het centrale bosgedeelte wordt beheerd door een jagersgroep die hier onder andere een aanplant van dennen heeft, enkele voederbakken voor Fazanten en een hoogzit. De bloemrijke graslanden in het zuidwesten zijn in beheer bij landbouwers. Wilde bijen hebben geschikte nestgelegenheden en voedselbronnen nodig om een stabiele populatie te kunnen vestigen. Ze kunnen daarom alleen overleven op plaatsen waar binnen hun vliegbereik aan deze eisen wordt voldaan (Peeters et al., 2012). Het zijn echte zonnekloppers en verkiezen nest- en foerageerplaatsen in de zon. Voor nestgelegenheid zijn veel soorten afhankelijk van microstructuren in het landschap. Kleinschaligheid en variatie zijn dan ook belangrijke factoren voor een bijvriendelijk natuurbeheer. Foerageerplaatsen moeten uiteraard rijk zijn aan bloemplanten. Niet alleen de soortenrijkdom, maar vooral ook de hoeveelheid aan bloemen is belangrijk.
Grasland: een verhaal van nestgelegenheid en voedsel De best onderzochte graslanden (in het zuidwesten van het gebied), worden momenteel beheerd door landbouwers. Het meest westelijke grasland wordt begraasd met runderen. In het voorjaar van 2013 stonden hier minstens vier runderen op een oppervlakte van 1,5 ha. Deze graasdruk is eigenlijk te hoog en zou moeten worden teruggebracht tot
Het Kluysbos: bijen- en wespenweelde op 2,5 ha
twee à drie runderen, zodat hier bloemrijkere situaties kunnen ontstaan (Dicks et al., 2010). Het oostelijk gelegen grasland wordt gemaaid en nabegraasd. Er zijn geen gegevens beschikbaar over de graasdruk in dit grasland. De grootste groep van de wilde bijen en wespen maakt haar nest in de grond. Zowel steilwandjes, schrale graslanden als (horizontale) open plekjes in de vegetatie zijn hiervoor geschikt. De steilwandjes in het westelijke grasland worden deels opengehouden door de hoeven van de runderen. Dat ‘open houden’ is belangrijk om de specifieke plantensamenstelling (met onder andere Gewoon biggenkruid) en nestgelegenheden die daarmee samengaan te behouden. Dit kan eventueel gebeuren door deze deels met een spade af te steken. In het oostelijke grasland zijn veel molshopen en enkele konijnenpijpen die voor open stukjes in de vegetatie zorgen die snel opwarmen en een geschikt microhabitat vormen. Hier bevinden zich onder meer de nesten van de Grijze zandbij en de Grote zijdebij. Naast nestgelegenheid voorzien de graslanden de aanwezige bijenpopulaties vooral van voedsel in de vorm van nectar en stuifmeel. Van de meeste gespecialiseerde bijensoorten (zie Tabel 2) komen de stuifmeelbronnen voor in het oostelijke grasland. Het gaat o.a. om composieten als Gewoon biggenkruid, Muizenoor, Duizendblad, Gewone margriet en Paardenbloem; vlinderbloemigen als Rode klaver, schermbloemigen zoals Fluitenkruid; Scherpe en Kruipende boterbloem en klokjes. Soorten als Gewoon biggenkruid en Paardenbloem mogen dan wel geen zeldzaamheden zijn, voor het behoud van wilde bijen zijn zij uitermate belangrijk. Ook voor nietgespecialiseerde bijensoorten zijn dit belangrijke nectar- en stuifmeelbronnen. Doordat dit perceel laat gemaaid
Brakona jaarboek 2012 • 15
en nabegraasd wordt, zijn er steeds voldoende bloeiende planten aanwezig. De mix aan verschillende types grasland dient hier zoveel als mogelijk behouden te worden. Het beheer zou eventueel ook toegepast kunnen worden in het westelijke grasland. In de zuidrand van de graslanden bevinden zich enkele populieren (Populus) die naast schaduw ook voor veel bladval zorgen. Idealiter zouden deze populieren gekapt moeten worden.
SOS weidepaaltjes Tussen beide graslanden bevindt zich een rij oude weidepaaltjes waarin een aantal bijen- en wespensoorten nestelt. Om deze soortenrijkdom te behouden dienen deze paaltjes te worden behouden. Indien beide graslanden met elkaar zouden worden verbonden om er een groter, aaneensluitend blok van te maken, kunnen de draden worden verwijderd, zolang de paaltjes maar blijven staan. Een andere optie is om de paaltjes te verwijderen en deze naar de bosrand te verplaatsen. Hier kunnen ze verder zorgen voor een geschikte nestgelegenheid. Uiteraard dient in deze bosranden ook voldoende dood hout te zijn waarin de bijen kunnen nestelen.
Bos en bosrand: meer dood hout, beter ontwikkelde mantel-zoomvegetaties Heel wat wilde bijen en wespen nestelen in dood hout. Zij maken gebruik van oude kevergangen en andere holtes. Sommige soorten slagen er ook in om met hun kaken zelf nestgangen te graven in vermolmd hout. Voldoende staand dood hout is daarom van belang voor de bijen- en wespenfauna. Hierbij dient extra aandacht uit te gaan naar staand dood hout op zonnige plekken (zuidgerichte mantel-zoomvegetaties, bosranden of randen van open plekken
en dreven). Een dicht bos met veel schaduw is niet zo interessant voor bijen en wespen. Een aantal bijen- en wespensoorten maken hun nest in het merg van braam en Gewone vlier. Bramenkoepels en oude vlierstruiken zijn, vooral wanneer ze goed worden ‘bezond’, belangrijk voor deze groep. In de zuidwestrand van het Kluysbos bevinden zich enkele bramenkoepels die uitgerasterd zijn en voor voldoende nestgelegenheid zorgen voor de zogenaamde ‘rubicole’ soorten. Deze zouden zeker moeten worden behouden. Een aantal soorten halen hun voordeel uit goed ontwikkelde mantel-zoomvegetaties in de bosrand. Deze ontbreken echter nog grotendeels in het Kluysbos. Enerzijds bieden deze geleidelijke overgangen nestgelegenheid voor een aantal bovengronds nestelende soorten, anderzijds dienen zij ook als foerageeren paargebied. Mantel-zoomvegetaties moeten niet rechtlijnig, maar eerder kronkelend aangelegd worden, waardoor windluwe plekken ontstaan. Gefaseerd beheer zorgt voor voldoende variatie in tijd en ruimte. Mantel-zoomvegetaties kunnen deels in het bos en deels in de omliggende graslanden worden aangelegd. Hiervoor wordt best een deel van de bosrand teruggezet en moet een strook van enkele meters in het grasland uitgerasterd worden. Belangrijke nectar- en stuifmeelplanten voor wilde bijen in de bosranden van het Kluysbos zijn o.a. Wilgenroosje, Hondsdraf, Fluitenkruid, Sleedoorn, bramen en wilgen. Deze moeten alle kansen krijgen om zich optimaal verder te kunnen ontwikkelen. Ook tal van bijzondere dagvlinders gebruiken typische bosrandsoorten als waardplant of nectarbron. Iep en Zomereik, de respectievelijke waardplanten van de Iepenpage (Satyrium w-album) en de Eikenpage (Favonius quercus) leveren
Het Kluysbos: bijen- en wespenweelde op 2,5 ha
16 • Brakona jaarboek 2012
kostbare honingdauw die door wilde bijen en graafwespen benut wordt. Beide dagvlinders werden nog niet in het gebied aangetroffen, maar werden wel al in de ruimere omgeving gemeld. Bij het hakhoutbeheer of beheer van open plekken, wandelpaden en mantelzoomvegetaties dient grootschalige kap van bepaalde boom- of struiksoorten, zoals Boswilg of Sleedoorn te worden vermeden. Wanneer deze soorten over een groter gebied tijdelijk geen nectar- of stuifmeel kunnen aanbieden, is dit nefast voor de aanwezige (gespecialiseerde) bijenpopulaties.
Figuur 13: Zomertortel, één van de doelsoorten in het Kluysbos. Foto: Jean-Pierre Roland
Het Kluysbos: bijen- en wespenweelde op 2,5 ha
Verder moet de westelijke flank van het bos opnieuw worden hersteld. Hiervoor dienen de aangeplante dennen te worden verwijderd. Eventueel is hier een middelhoutbeheer mogelijk, zolang de bodem maar niet nodeloos verdicht wordt door het gebruik van zware machines. De recent aangeplante bosverbinding tussen het Karkoolbos en de westhoek van het Kluysbos is een positieve zaak voor de vleermuizenpopulaties van beide bossen (Willems et al., 2012). Toch dient hier ook rekening gehouden te worden met de noden van wilde bijen voor open stukken grazige vegetatie.
Brakona jaarboek 2012 • 17
Hoe moet het nu verder? De toekomst van het Kluysbos lijkt verzekerd. Het gebied kent immers een veelvuldige planologische bescherming. Zo werd het Kluysbos integraal opgenomen in het Vlaams Ecologish Netwerk (VEN) onder ‘het Raspailleboscomplex & Geitenbos’ en ligt het grootste gedeelte in het Habitatrichtlijngebied ‘Bossen van de Vlaamse Ardennen en andere Zuidvlaamse bossen’. Verder is het onderdeel van het Natuurrichtplan ‘Dendervallei tussen de gewestgrens en Ninove, evenals het Raspailleboscomplex en Geitebos’. Op het Gewestplan is de boskern ingekleurd als natuurgebied. De omliggende akkers en graslanden liggen in agrarisch gebied (D’Haeseleer, 2010). In het Natuurrichtplan voor de streek wordt de omgeving van het Kluysbos ingedeeld in drie streefbeelden. Het centrale bosgedeelte heeft als streefbeeld ‘nat bos’ met Vuursalamander (Salamandra salamandra) en Wielewaal (Oriolus oriolus) als doelsoorten. De noordelijke zone, die momenteel vooral uit akkers en soortenrijke cultuurgraslanden bestaat, heeft als streefbeeld ‘droog grasland met droog bos’. Hiervoor is een bosuitbreiding nodig. Toch zal ook hier rekening gehouden worden met de open vegetaties. Doelsoorten zijn o.a. Hazelworm, Geelgors (Emberiza citrinella), Zomertortel (Streptopelia turtur) en Boompieper (Anthus trivialis). De rest van het gebied, waaronder de soortenrijke graslanden
in het zuidwesten, heeft als streefbeeld ‘droog bos’. Doelsoorten zijn Wespendief (Pernis apivorus), Zomertortel, Zwarte specht (Dryocopus martius), Middelste bonte specht (Dendrocopos medius), Boomvalk (Falco subbuteo), Eikelmuis (Eliomys quercinus), Hazelworm, Ree en Boompieper. In de natuurdoelen voor dit streefbeeld is geen ruimte voorzien voor open gebieden of graslanden (Agentschap voor Natuur en Bos, 2009). Zoals blijkt uit dit artikel zijn net heel wat bijen- en wespensoorten afhankelijk van de open grazige stukken, zeker wanneer ze op de zuidgerichte helling liggen. Het is dus van groot belang dat deze graslanden in de toekomst ook behouden kunnen blijven. Omwille van het belang van de graslanden werd de gebiedsvisie in het beheerplan aangepast ten opzichte van het Natuurrichtplan (D’Haeseleer, 2010). De schrale graslandvegetaties van het struisgras- en glanshavertype wil men verder laten ontwikkelen tot open plekken in het bos. De doelstelling van droog bos uit het Natuurrichtplan wordt daarom aangevuld met deze graslandtypes. Aangezien de interessantste graslanden tezamen slechts een oppervlakte hebben van 2,5 ha vallen zij nog steeds onder de juridische omschrijving van ‘open plek in het bos’ waarvoor de grens ligt op 3 ha. Met het behoud van deze open plekken zal de bijzondere rijkdom aan wilde bijen en wespen hier kunnen worden gevrijwaard.
Het Kluysbos: bijen- en wespenweelde op 2,5 ha
Het Kluysbos: bijen- en wespenweelde op 2,5 ha
Andrena bicolor Andrena carantonica Andrena chrysosceles Andrena clarkella Andrena dorsata Andrena flavipes Andrena fulva Andrena gravida Andrena haemorrhoa Andrena humilis Andrena labialis Andrena labiata Andrena minutula Andrena nitida Andrena proxima Andrena similis Andrena subopaca Andrena vaga Anthophora plumipes Apis mellifera Bombus campestris Bombus hypnorum Bombus lapidarius Bombus lucorum Bombus pascuorum Bombus pratorum Bombus sylvestris Bombus terrestris Bombus vestalis Ceratina cyanea Chelostoma campanularum Chelostoma florisomne Colletes cunicularius Colletes daviesanus Halictus rubicundus Halictus tumulorum Heriades truncorum Hoplitis leucomelana Hylaeus communis Lasioglossum albipes Lasioglossum lativentre Lasioglossum leucozonium Lasioglossum pauxillum Lasioglossum semilucens Lasioglossum villosulum Megachile willughbiella Nomada bifasciata Nomada fabriciana Nomada femoralis Nomada flava Nomada flavoguttata Nomada fucata
x
2013
Wetenschappelijke naam
2012
Soortnaam Wilde bijen Tweekleurige zandbij Meidoornzandbij Goudpootzandbij Zwart-rosse zandbij Wimperflankzandbij Grasbij Vosje Weidebij Roodgatje Paardenbloembij Donkere klaverzandbij Ereprijszandbij Gewone dwergzandbij Viltvlekzandbij Fluitenkruidbij Roodstaartklaverzandbij Witkopdwergzandbij Grijze zandbij Gewone sachembij Honingbij Gewone koekoekshommel Boomhommel Steenhommel Veldhommel Akkerhommel Weidehommel Vierkleurige koekoekshommel Aardhommel Grote koekoekshommel Blauwe ertsbij Kleine klokjesbij Ranonkelbij Grote zijdebij Wormkruidbij Roodpotige groefbij Parkbronsgroefbij Tronkenbij Zwartgespoorde houtmetselbij Gewone maskerbij Berijpte geurgroefbij Breedbuikgroefbij Matte bandgroefbij Kleigroefbij Halfglanzende groefbij Biggenkruidgroefbij Grote bladsnijder Bonte wespbij Roodzwarte dubbeltand Dubbeldoornwespbij Gewone wespbij Gewone kleine wespbij Kortprietwespbij
2011
Tabel 4: Checklist van de wilde bijen en wespen van het Kluysbos in de periode 2010-2013.
2010
18 • Brakona jaarboek 2012
x x
x x x x x x x
x
x x
x x x
x
x x x x
x x
x x x x x x
x x
x x
x
x x x x x x
x x
x x
x x x x
x
x x x x x x
x
x
x x
x x x x x x x x x x x x x x
Andricus corruptrix Andricus curvator Andricus foecundatrix Andricus inflator Andricus kollari Andricus lignicolus Andricus paradoxus Andricus quadrilineatus Andricus quercuscorticis Andricus quercusramuli Andricus solitarius Biorhiza pallida Cynips divisa Cynips quercusfolii Diastrophus rubi Neuroterus albipes Neuroterus anthracinus Neuroterus numismalis Neuroterus quercusbaccarum Pediaspis aceris
x
x x
2013
2012
Wetenschappelijke naam Nomada goodeniana Nomada lathburiana Nomada leucophthalma Nomada panzeri Nomada ruficornis Nomada stigma Nomada zonata Osmia bicornis Osmia cornuta Sphecodes ephippius Sphecodes gibbus Sphecodes monilicornis Sphecodes puncticeps Stelis breviuscula
2011
Soortnaam Smalbandwespbij Roodharige wespbij Vroege wespbij Sierlijke wespbij Gewone dubbeltand Borstelwespbij Variabele wespbij Rosse metselbij Gehoornde metselbij Bosbloedbij Pantserbloedbij Dikkopbloedbij Grote spitstandbloedbij Gewone tubebij Galwespen Eikentopgalwesp Gordelgalwesp Ananasgalwesp Knotsgalwesp Knikkergalwesp Colanootgalwesp Witgevlekte knopgalwesp Gerimpelde meeldraadgalwesp Eikenwondgalwesp Wattengalwesp Kruikgalwesp Aardappelgalwesp Rode erwtengalwesp Galappelwesp Bramentakgalwesp Plaatjesgalwesp Oestergalwesp Satijnen knoopjesgalwesp Lensgalwesp Esdoorngalwesp Goudwespen
2010
Brakona jaarboek 2012 • 19
x x x x x x x x x x x x x x
x x
x x x x x x x x
x x x x
x x x
x x
x x x x x
Pseudomalus auratus
x
Lindenius albilabris Stigmus pendulus Trypoxylon figulus
x x x
Macrophya annulata Periclista spec.
x x
Graafwespen
Bladwespen
Knotswespen Gewone knotswesp Kleine knotswesp Plooivleugelwespen Hoornaar Duitse wesp Schildwespen
Sapyga clavicornis Sapygina decemguttata Eumenes pendunculatus Vespa crabro Vespula germanica Dinocampus coccinellae
x
x x x x x
x
x
Het Kluysbos: bijen- en wespenweelde op 2,5 ha
20 • Brakona jaarboek 2012
Samenvatting In de periode 2010-2013 werden 17 bezoeken gebracht aan het Kluysbos en de omliggende graslanden met het oog op een inventarisatie van wilde bijen en wespen. De zuidgerichte helling, de diversiteit aan bloeiende planten in enkele graslanden in het zuidwesten van het bos en de ouderdom van het bos maken dit gebied tot een interessante locaties voor deze dieren. Niet minder dan 97 soorten bijen en wespen werden aangetroffen, waarvan wilde bijen de hoofdbrok uitmaakten. Het gros van de 66 bijensoorten werd teruggevonden in de graslanden en de bosrand in het zuidwesten van het Kluysbos. Specialisten van bloemrijke graslanden, zoals de Donkere klaverzandbij en de Roodstaartklaverzandbij komen er voor naast typische bosrandbewoners als de Zwartgespoorde houtmetselbij en de Blauwe ertsbij. Ook een tiental oligolectische bijensoorten werd hier geregistreerd. Dit zijn soorten die hun larven een beperkt stuifmeeldieet aanbieden. Een rij oude weidepaaltjes tussen de twee soortenrijkste graslanden in het zuidwesten herbergt een gezonde populatie van o.a. de Ranonkelbij, de Tronkenbij en de Gewone tubebij. Daarnaast vinden we er ook de Gewone en de Kleine knotswesp, de graafwespen Stigmus pendulus en Trypoxylon figulus en de goudwesp Pseudomalus auratus. Om deze diversiteit te behouden dienen volgende beheersadviezen in acht genomen te worden: behoud van een rij oude weidepaaltjes, ontwikkeling van zonbeschenen mantel-zoomvegetatie, behoud van de steilwandjes, begrazinsdruk verlagen of overgaan naar maaien en nabegrazen en kap van enkele populieren. De soortenrijkste delen van het gebied (de bloemrijke graslanden in het zuidwesten), hebben als streefdoel droog bos op
Het Kluysbos: bijen- en wespenweelde op 2,5 ha
het Natuurrichtplan voor de streek. Deze graslanden dienen ten allen tijde open gehouden te worden wil men de diversiteit aan wilde bijen niet verliezen.
Dankwoord De auteur wenst Wout Willems te danken voor het gebruik van zijn foto van het centrale bosgedeelte. Daarnaast wordt Ilf Jacobs bedankt voor de tips in verband met het beheer van bosranden. Bernhard Jacobi, Henk Wallays, Nicolas Vereecken en Jean-Pierre Roland worden bedankt voor het ter beschikking stellen van hun prachtige foto’s. Verder een woord van dank aan Bart Uitterhaegen voor het ter beschikking stellen van zijn gegevens. Dominique Verbelen las het artikel met veel enthousiasme na en leverde enkele opbouwende commentaren en nuttige tips. Hij wordt hiervoor bedankt. Tot slot wordt Carlos D’Haeseleer bedankt voor de gouden tip die leidde tot de ontdekking van dit prachtige bijengebiedje.
Brakona jaarboek 2012 • 21
Referenties •
•
•
•
•
•
Agentschap voor Natuur en Bos, (2009). Natuurrichtplan voor de VENgebieden, Speciale BeschermingsZone, groen-, park-, buffer- en bosgebieden in de ‘Dendervallei tussen de gewestgrens en Ninove, evenals het Raspailleboscomplex en Geitebos’. D’Haeseleer, C. in samenwerking met het beheerteam, (2010). Aanvraag tot erkenning van het natuurreservaat met wijziging van visie. Kluysbos E-175 (Galmaarden). Derde uitbreiding oktober 2010. Dicks, L.V., Showler, D.A., & Sutherland, W.J., (2010). Bee Conservation. Evidence for the effects of interventions. 146 pp. Peeters, T.M.J. & Reemer, M., (2003). Bedreigde en verdwenen bijen in Nederland (Apidae s.l.). Stichting European Invertebrate Survey - Nederland. Peeters, T.M.J., Nieuwenhuijsen, H., Smit, J., van der Meer, F., Raemakers, I.P., Heitmans, W.R.B., van Achterberg, C., Kwak, M., Loonstra, A.J., de Rond, J., Roos, M. & Reemer, M., (2012). De Nederlandse bijen (Hymenoptera: Apidae s.l.). Natuur van Nederland 11, Naturalis Biodiversity Center & European Invertebrate Survey – Nederalnd, Leiden. 544p. Peeters, T.M.J. & Reemer, M., (2003). Bedreigde en verdwenen bijen in Nederland (Apidae s.l.). Stichting European Invertebrate Survey – Nederland.
•
•
•
•
Peeters, T.M.J., van Achterberg, C., Heitmans, W.R.B., Klein, W.F., Lefeber, V., van Loon, A.J., Mabelis, A.A., Nieuwenhuijsen, H., Reemer, M., de Rond, J., Smit, J. en Velthuis, H.H.W.; eindredactie de Winter, A.J., (2004). De wespen en mieren van Nederland. Naturalis, Leiden; KNNV, Zeist en EIS-Nederland, Leiden, 496 pp. Steeman, R., Asperges, M., Buelens, G., De Ceuster, R., Declercq, B., Kiszka, A., Leysen, R., Meuwis, T., Monnens, J., Robijns, J., Van den Wijngaert, M., Van Roy, J., Veraghtert, W., Verstraeten, P., (2011). Paddenstoelen in Vlaams-Brabant en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, Verspreiding en ecologie (19802009). Natuurpunt Studie, Mechelen. 728 p. Vriens, L., Bosch, H., De Knijf, G., De Saeger, S., Guelinckx, R., Oosterlynck, P., Van Hove, M. & Paelinckx, D. (2011). De Biologische Waarderingskaart. Biotopen en hun verspreiding in Vlaanderen en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Mededelingen van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek. INBO.M.2011.1, Brussel. 416 p. Willems, W., Lenaerts, A. & Wawrocka, K., (2012). Vleermuizeninventarisatie Kluysbos. In: Willems, W., Lambrechts, J. & Lefevre, A, 2012. Vleermuizen in bos en park in de provincie Vlaams-Brabant. Rapport Natuurpunt Studie 2012/12, Mechelen. p 17-19.
Auteur Jens D’Haeseleer Rode leeuwstraat 2 9050 Ledeberg jens.dhaeseleer@natuurpunt.be
Het Kluysbos: bijen- en wespenweelde op 2,5 ha
22 • Brakona jaarboek 2012
Colofon
Vlaams-Brabantse Koepel voor Natuurstudie De provincie Vlaams-Brabant ging in 2000 over tot de oprichting van de Vlaams-Brabantse Koepel voor Natuurstudie, Brakona. Dit initiatief kadert momenteel binnen het provinciaal milieubeleidsplan 2009 - 2013 onder project 9 "natuurlijke entiteiten kwalitatief bevorderen" (betere natuur) en meer bepaald onder subdoelstelling 3 "uitbouw soortgericht beleid". BRAKONA stelt zich de optimalisatie van het potentieel aan natuurkennis in functie van het natuurbehoud en -beheer in de provincie Vlaams-Brabant als hoofddoel. Meer bepaald de werking rond Prioritaire Provinciale Soorten (PPS) en de concretisering daarvan binnen het provinciaal biodiversiteitsproject "Koesterburen" is één van de taakstellingen. Tevens wil het als contactorgaan het lokale studiewerk een meerwaarde geven door het voeren van een georganiseerd overleg tussen de bestaande milieuverenigingen en natuurstudiewerkgroepen. Info: Griet Nijs, Projectcoördinator Brakona Natuurpunt Studie Coxiestraat 11 2800 Mechelen 015 77 01 61 E-mail: brakona@natuurpunt.be www.brakona.be
Het Kluysbos: bijen- en wespenweelde op 2,5 ha
Met dank aan auteurs en co-auteurs • Pallieter De Smedt en Kevin Lambeets • Roosmarijn Steeman • Wout Willems • Iwan Lewylle • Jens D’Haeseleer Voor het nalezen van de artikelen werd een beroep gedaan op enkele experts ter zake en gelegenheidsreferenten. Hiervoor wensen we uitdrukkelijk Dominique Verbelen, Hendrik Devriese en Robert Jooris te bedanken. Eveneens dank aan de vele fotografen die belangeloos hun foto’s ter beschikking stelden: • Fons Bongers, Chantal Deschepper, Pallieter De Smedt, Jens D’Haeseleer, Jan Decreton, Bernhard Jacobi, Johannes Jansen, Leo Janssen, Kevin Lambeets, Iwan Lewylle, Jonas Mortelmans, Johan Neegers, Bruno Nef, Jean-Pierre Roland, Jules Robijns, Roosmarijn Steeman, Kasper Van Acker, Jan Van der Voort, Ralph Vandiest, Ward Vercruysse, Nicolas Vereecken, Henk Wallays, Wout Willems, Hugo Willocx Coördinatie en eindredactie • Griet Nijs, Brakona projectcoördinator Vormgeving • Luc Nagels, luc@vissenaken.be Coverfoto's • Paardenbloembij (Andrena humilis). Foto Bernhard Jacobi