deus_caritas_est__2015-1

deus caritas magazine est

Brothers of Charity | Broeders van Liefde | Frères de la Charité

Vol. 15 | # 1 | feb 2015

deus caritas est Vol. 15 | #1| feb 2015

03

editorial Only Five Loaves and Two Fish Slechts vijf broden en twee vissen Rien que cinq pains et deux poissons philippines Expanding mental health care in the Philippines Zorg voor geesteszieken breidt uit in de Filippijnen Les soins aux malades mentaux s’étend aux Philippines

07 10

vietnam News from Bao Loc Nieuws uit Bao Loc Nouvelles de Bao Loc vietnam Our Lady of Lavang Onze-Lieve-Vrouw van Lavang Notre-Dame de Lavang

13 16

indonesia “Breaking the chains” in Ruteng “Boeien breken” in Ruteng « Briser les chaînes » à Ruteng

2

usa Eye on Psychiatry Psychiatrie in de kijker La psychiatrie mise en exergue

Indonesia, Renceng Mose, Ruteng

20

romania Effata in Timisoara Effata in Timisoara Effata à Timisoara china The Joy of the Liturgy De vreugde van de liturgie La joie de la liturgie

23 28

rwanda | burundi Two weeks spent in Rwanda & Burundi Twee weken Rwanda & Burundi Deux semaines au Rwanda et au Burundi rwanda A Vocational School in Gatagara Een vakopleiding in Gatagara Une formation professionnelle à Gatagara

colophon Fratelli della Carità Via Giambattista Pagano nr. 35 i-00167 Roma 00-39-06-66.04.901 00-39-06-663.14.66 www.brothersofcharity.org deus.caritas.est.editor@fracarita.org — Editor Bro. Dr. René Stockman, Superior General — Lay-out Filip Erkens & Taisia Migova

32 38

burundi On the occasion of the 75th anniversary of the teachers’ college in Gitega Naar aanleiding van 75 jaar normaalschool in Gitega À l’occasion du 75e anniversaire de l’école normale à Gitega Associate Members Aangesloten leden Membres associés News from the Communities Nieuws uit de huizen Nouvelles des communautés

41 47 49

News from the General Administration Nieuws uit het Generaal Bestuur Nouvelles de l’Administration générale

51

In memoriam

53

deus caritas est

editorial

Only Five Loaves

and two fish

T

magazine | 2015 # 01

Bro. René Stockman, Superior General

6: 37). Such generosity is not based on our own power, but on sheer trust in the Lord.

For then we can go far ahead, beyond reason.

For what Jesus demands is twice unreasonable: He requires the disciples to give up what we need for ourselves and feed the big mass of hungry people. Enough reason to say no, but the answer should be yes because Jesus asks them.

This is Jesus’ demand to us today: “Share with the others and do not fear to fall short of something, because God provides.”

“God will provide” is the key to the above story, for Jesus takes the loaves and fish, blesses them to call God’s blessing down on the poor gifts so that they multiply and the disciples can distribute them to the people. This intermediate step in the story is of great importance, is of the essence. Our gift too should be blessed by God so that we actually pass on the gift of God – everything is His gift. What we

If God sends us the poor, He will also send us the people and means to help them.

share is what we have received from Him. We have received to give in return. We have to give our gifts by a twofold movement: we return to Him Who granted us the gifts to beg for His blessing over them, and we share them with the others. Thus it is finally God Who gives and we are only mediators – we are His hands.

This miracle was a strong learning moment for the Apostles to trust in the Lord unconditionally. We hear an echo of Mary’s words at a wedding at Cana: “Do whatever he tells you,” (Jn 5: 6). Time and again we are urged to unconditionally trust in Providence.

History offers us splendid examples of radically confessing this deep faith. The Italian St Cottolengo took great risks when he cared for the poor. One day when he was asked what guarantee he had that a project would know success, he answered: “Providence is my only guarantee.’

Mother Teresa of Calcutta is known for her unconditional confidence in Providence so that she refused to accept any form of subsidy.

St Vincent de Paul invited his fellow priests and sisters to walk with Providence.

Providence does not urge on us complete passivity, but rather another form of action. The Apostles should share what they have in complete trust that finally God Himself will provide.

That is what we have to learn, what we know about Ignatian thought: to work as if all depends on ourselves, and at the same time pray as if all depended on God, with a holy restlessness combined with an equally holy indifference.

Our Founder, P.J. Triest, shared this conviction and drove himself far ahead on the way of giving so that his final words were significantly: “Give and you will be given.”

Once I heard a Brother say: “If God sends us the poor, He will also send us the people and means to help them.”

The twofold movement is always there – giving and trusting. Let us live accordingly and apply the twofold movement to our own life here and now. ¶ Bro. René Stockman

3

he miracle of the multiplication of the loaves is a fascinating story. A big crowd of hungry people was fed with five loaves and two fish.

Do we not recognize this story in our own situation of powerlessness in the face of the many needs that confront us and the limited means we have to answer them?

How often do we hear complaints about the lack of Brothers today? “If only we had more manpower, we could meet this need.” Or how often do we feel hampered by lack of finance? “Financially speaking, this work is not feasible nor can it be continued. We will have to discard it.” And the excuse is ready: “We can’t do everything.”

We feel overwhelmed by all the demands made on us, and a kind of paralysis sets in.

We close our eyes to the needs we want to ignore and try to survive with the means we have and with what we do. Result? “Send them away, and they can go to the farms and villages round about,” (Mk 6: 36).

All this sounds logical, and we can corroborate our opinion with Gospel texts which tell us to calculate the cost before starting the construction of a tower. The field of management warns us against taking risks that we will regret. But Jesus breaks through the logic of his disciples in the miracle of the multiplication of the loaves, and urges them to take the imitative to overcome their limitations. “Five loaves and two fish,” well counted, the Apostles say. Jesus had already challenged them, “Give them something to eat yourselves.”

The Apostles are required to share what they have to relieve the others, not to put things away for their private needs.

How does this apply to our present situation? Aren’t we preoccupied with amassing reserves, calculating what we need to survive as an alibi for be exempted from sharing? The five loaves and two fish were meant for their own food, their own survival, but Jesus asks his disciples to care for the needy and to take second place.

Are we willing to make this move, to take the risk to share what we need for ourselves with the poor?

Jesus demands unconditional trust in his words: “Give them something to eat,” (Mk

editoriaal

Slechts vijf broden

en twee vissen

4

H

et verhaal van de broodvermenigvervuldiging blijft fascineren. Zo een massa volk dat honger heeft en dat uiteindelijk gevoed wordt door vijf broden en twee vissen.

Herkennen we in dit verhaal niet onze eigen situatie waarbij we ons zo dikwijls machteloos voelen tegenover de vele noden die op ons afkomen en de beperkte middelen waarover we beschikken om een antwoord op deze noden te geven?

Hoe dikwijls hebben we niet in onze bestuursvergadering geklaagd dat we te weinig broeders hebben. “Hadden we maar meer mankracht, dan zouden we zeker deze nood kunnen beantwoorden”. Of hoe dikwijls voelden we ons niet belemmerd omwille van onze beperkte financiële middelen. “Financieel is het niet haalbaar om dit werk aan te pakken of zelfs verder te zetten. We zullen dit werk moeten afstoten”.

En dan klinkt steeds deze verontschuldiging: “We kunnen toch niet alles doen”.

We voelen ons overweldigd door alles wat op ons afkomt en een gevoel van verlamming slaat toe. We sluiten onze ogen om de noden niet te moeten zien en proberen te overleven met hetgeen we hebben en met hetgeen we doen. En we zenden de mensen naar huis om zelf eten te zoeken in de dorpen in de omgeving.

Tot hier klinkt het verhaal zeer logisch, en we kunnen zelfs teksten in het evangelie vinden die ons aanmoedigen om eerst een goede berekening te maken vooraleer we een nieuw bouwwerk aanvangen. Ook in het management zal men ons gebieden om geen risico’s te nemen die ons achteraf zuur zouden kunnen opbreken. Maar in het verhaal van de broodvermenigvuldiging doorbreekt Jezus deze logica en nodigt zijn leerlingen uit toch maar even te kijken wat ze, ondanks hun beperktheden, zelf kunnen inbrengen. “Vijf broden en twee vissen”, klinkt het antwoord van de apostelen. Ja, ze hebben goed geteld wat ze hebben en dan klinkt de eerste vraag van Jezus: “Geeft gij hen te eten”. De apostelen worden gevraagd te delen wat

ze hebben, het niet voor zichzelf alleen te houden, geen reserves aan te leggen.

Hoe zou dit vandaag kunnen klinken?

Zijn we niet te veel bezig reserves aan te leggen, te berekenen wat we nodig hebben om zelf te overleven en wordt dit geen alibi om zelf niet te moeten geven? Die vijf broden en die twee vissen waren toch eigenlijk bestemd voor hun eigen voedsel, ja, voor hun eigen overleven? Jezus vraag hier aan de apostelen om hun ogen te richten naar hen die in nood zijn en zichzelf op de tweede plaats te zetten.

Zijn wij nog bereid om die beweging in ons leven te maken, ja, echt dat risico te nemen om wat we eigenlijk nodig hebben voor onszelf toch te delen met anderen?

Wat Jezus vraagt is een onvoorwaardelijk vertrouwen in zijn woord: “Geeft gij hen te eten”. Het is een edelmoedigheid die niet gebaseerd is op eigen krachten, maar op dat onvoorwaardelijk vertrouwen in de Heer. En dan kunnen mensen heel ver gaan, de redelijkheid voorbij.

Want wat Jezus vraagt is eigenlijk tweemaal onredelijk: Hij vraagt om weg te geven wat men zelf nodig heeft en Hij vraagt om daarmee die grote menigte te voeden.

Als God ons armen zendt, zal Hij ons ook de mensen en de middelen zenden om deze armen te helpen.

Dus reden genoeg om neen te zeggen, maar het antwoord is ja, omdat Jezus het hen vraagt.

Vandaag klinkt diezelfde vraag van Jezus tot ons: “Deel wat je hebt, en vrees niet dat je tekort zult hebben, want God zal erin voorzien”.

“God zal erin voorzien”: dat is de sleutel van het verhaal. Want Jezus neemt deze vijf broden en twee vissen en zegent ze.

Hij plaatst die schamele gaven onder Gods zegen. En Hij geeft hen terug in de handen van de apostelen opdat zij zouden delen.

Deze tussenstap is heel belangrijk, ja, eigenlijk essentieel in het verhaal. Ook onze gaven moeten onder Gods zegen worden geplaatst. Eigenlijk erkennen we erdoor dat wat we hebben gave is van God. Alles is gave. En wat we daarna zullen delen is hetgeen we zelf hebben ontvangen. We hebben ontvangen om zelf te kunnen delen. We moeten deze gaven tweemaal uit handen geven: we geven ze terug aan Diegene van wie we ze hebben ontvangen om ze onder zijn zegen te plaatsen en in een tweede beweging delen we ze met anderen. Zo wordt het uiteindelijk God zelf die geeft en wij zijn de personen door wij Hij geeft. We zijn zijn instrumenten.

Voor de apostelen was het een sterk leermoment om onvoorwaardelijk op God te vertrouwen. Ze hoorden als het ware opnieuw de woorden die Maria sprak op de bruiloft van Kana: “Doe maar wat Hij u zeggen zal”. Telkens klinkt de uitnodiging om onvoorwaardelijk te vertrouwen op Gods Voorzienigheid.

In de geschiedenis kennen we sterke ver-

deus caritas est

editorial

Br. René Stockman

magazine | 2015 # 01

Rien que cinq pains

et deux poissons

L

e récit de la multiplication des pains continue à nous fasciner. Peut-il en être autrement lorsque l’on songe à cette masse d’invités tellement affamés qui finissent par se rassasier de cinq pains et de deux poissons ?

Ne reconnaissons-nous là pas notre propre situation où nous nous sentons souvent impuissants face aux nombreux besoins ressentis, exprimés dans notre entourage, et auquel nous essayons de répondre avec les moyens limités dont nous disposons ?

Combien de fois ne nous sommes-nous pas, dans les réunions de direction, plaints du manque de frères ? « Si nous avions plus d’effectifs,... on aurait pu y donner suite... » Ou combien de fois ne nous sommes-nous pas sentis empêchés de faire ce que nous voulions faute de moyens financiers ? « Il nous est financièrement impossible de nous lancer dans cette œuvre ou, dans d’autres cas, même de la poursuivre. » Vient alors pour conclure l’excuse raisonnable : « Nous ne pouvons pas tout faire !... » Nous sommes en effet assaillis de partout, envahis par tous ceux qui font appel à nous, par tout ce qui nous advient, au point qu’un sentiment d’impuissance s’empare de nous. Nous fermons les yeux et essayons de passer le cap, d’y arriver avec ce que nous avons et avec ce que nous faisons. Et nous renvoyons des gens chez eux, les encourageant à faire preuve de débrouillardise, à chercher à manger dans les villages des environs.

Jusqu’ici ces histoires semblent bien logiques et nous pourrions faire référence

à des textes de l’Évangile qui nous encouragent à d’abord bien peser et soupeser avant de nous mettre à l’œuvre. Les règles de la bonne gestion nous inciteront à leur tour à ne pas prendre des risques pour ne pas devoir avaler la pilule du résultat. Mais dans la multiplication des pains, Jésus rompt avec cette logique et invite ses disciples à considérer ce qu’ils peuvent euxmêmes apporter malgré les restrictions et limites. « Cinq pains et deux poissons », ont-ils tôt fait de Lui répondre... Ils ont bien compté et la première réplique de Jésus est alors : « Donnez-leur vous-mêmes à manger ». Ce qui est demandé aux apôtres, c’est de partager ce qu’ils ont, de ne pas le garder pour eux-mêmes, de ne pas constituer des réserves.

Comment cela peut-il se traduire en termes d’aujourd’hui ? Ne sommes-nous pas trop préoccupés par la constitution de réserves, par le calcul de tout ce dont nous avons besoin pour survivre et cela ne devient-il pas un alibi pour ne pas devoir, nous-mêmes, donner ? Les cinq pains et les deux poissons étaient pourtant bien destinés à leur propre pitance, à leur propre survie. Jésus demande ici aux apôtres de regarder ceux qui sont dans le besoin et de passer au second rang.

Sommes-nous prêts à faire ce mouvement dans notre vie, à prendre le risque de partager avec les autres ce dont nous avons au fond besoin nous-mêmes ?

Ce que Jésus demande est une confiance inconditionnelle en sa parole : « Donnezleur vous-mêmes à manger ». La noblesse de cœur dépasse ici les forces propres et s’en remet au Seigneur, en une confiance sans condition. Dans ce cas, les gens peuvent se dépasser, même au-delà du raisonnable.

Car ce que demande Jésus est à deux titres irraisonnable : Il demande de donner ce dont on a soi-même besoin et d’en nourrir les masses. Toutes les raisons sont bonnes pour ne pas acquiescer, mais les disciples disent oui parce que c’est Jésus qui le leur demande.

5

halen van mensen die dit radicaal hebben beleefd vanuit een diep geloof.

De Italiaanse heilige Cottolengo nam grote risico’s in zijn zorg voor de armen, en wanneer hem gevraagd werd welke garantie hij had dat dit project zou slagen antwoordde hij: “De Voorzienigheid is mijn enige garantie”.

Ook van Moeder Teresa is gekend dat ze een onvoorwaardelijk vertrouwen had in de Goddelijke Voorzienigheid en daarom weigerde om enige vorm van subsidie te aanvaarden.

De heilige Vincentius a Paulo nodigde zijn medepriesters en zusters uit om te wandelen met de Voorzienigheid.

Neen, de Goddelijke Voorzienigheid zet ons niet aan tot volledige passiviteit, maar tot een andere vorm van actie.

De apostelen moeten delen wat ze hebben, maar dit delen plaatsen onder dat onvoorwaardelijk vertrouwen dat het uiteindelijk God zal zijn die erin zal voorzien.

Het is dat wat we opnieuw moeten leren, hetgeen we kennen vanuit het Ignatiaanse gedachtengoed: werken alsof alles van onszelf afhing en tegelijk bidden alsof alles van God afhing, en dit met een heilige onrust en tegelijk met een even heilige onverschilligheid.

Ook onze Stichter leefde vanuit deze overtuiging en ging heel ver in het steeds maar geven, en het is tekenend dat juist zijn laatste woorden waren: “Geef, en u zal gegeven worden”.

Ik hoorde ooit een broeder zeggen: “Als God ons armen zendt, zal Hij ons ook de mensen en de middelen zenden om deze armen te helpen”.

Het gaat steeds om die dubbele beweging: geven en vertrouwen. Laten we dan ook consequent zijn en deze dubbele beweging ook toepassen in ons eigen leven: hier en nu. ¶

6

Cette même demande, Jésus la fait aujourd’hui à nous : « Partagez ce vous avez et ne craignez pas d’être en manque, car Dieu y pourvoira ». « Dieu y pourvoira » : c’est la clé de l’histoire. Car Jésus prend les cinq pains et les deux poissons et les bénit. Il présente ces humbles victuailles en offrande à la bénédiction divine et il les rend aux apôtres afin qu’ils les départagent. Cette intermédiation, cette bénédiction est essentielle dans ce récit. Il importe également que le don soit donné en offrande à Dieu, placée sous sa bénédiction. Nous reconnaissons ainsi que tout ce que nous avons est un don de Dieu. Que tout est don. Et que ce que nous partagerons par la suite n’est autre que ce que nous avons nous-mêmes reçus. Nous avons reçu afin de pouvoir partager. Il nous faut donc par deux fois faire offrande de ces dons : les rendre à Celui de qui nous les avons reçus et les placer sous sa bénédiction, et dans un deuxième temps les partager avec les autres. Finalement, c’est Dieu qui donne et nous ne sommes que les intermédiaires par qui Il donne. Nous sommes ses outils.

La leçon était de taille pour les apôtres qui étaient ainsi exhortés à placer une confiance illimitée en Dieu et les mots prononcés par Marie aux noces de Cana leur font écho : “Faites ce qu’Il vous dira”. À chaque fois nous revient cette injonction à faire inconditionnellement confiance à la Providence divine.

Si Dieu nous envoie des pauvres, Il nous enverra également les gens et les moyens de les aider.

L’histoire nous relate de poignants récits de personnages ayant vécu ces expériences de la manière la plus radicale au départ d’une profonde foi.

Le saint italien Cottolengo a pris de très grands risques pour soigner les pauvres et lorsqu’on lui demandait comment il pouvait garantir le succès du projet, il répondait : « Ma seule garantie est la Providence ».

On sait de Mère Teresa combien elle faisait

aveuglément confiance à la Providence divine et refusa d’accepter ainsi tout subside ou subvention.

Saint Vincent de Paul invitait ses coreligionnaires et ses Sœurs à cheminer main dans la main avec la Providence.

La Providence n’a donc nullement de quoi nous pousser à la passivité, mais bien à agir sous un autre jour.

Les apôtres doivent partager ce qu’ils ont et effectuer ce partage dans la confiance inconditionnelle que Dieu pourvoira à donner ce dont ils ont besoin.

C’est ce que nous devons à nouveau apprendre, nous référant à ce que saint Ignace nous a donné comme précepte: œuvrer comme si tout dépendait de nousmêmes et en même temps prier comme si tout dépendait de Dieu et ce avec une sainte inquiétude et en même temps une sainte indifférence.

Notre Fondateur vivait à son tour dans cette conviction et poussa très loin le fait de tout donner. D’ailleurs, ses dernières paroles n’étaient-elles pas significatives à ce propos: “Donnez et il vous sera donné”.

Un jour, un frère m’a dit : “Si Dieu nous envoie des pauvres, Il nous enverra également les gens et les moyens de les aider”.

Le mouvement est toujours double: donner et faire confiance. Appliquons-le à notre tour comme il se doit dans notre vie: ici et maintenant. ¶ Fr. René Stockman

deus caritas est

philippines

Expanding mental health care in the Philippines

O

magazine | 2015 # 01

Dymphna Homecare Centre”. Gingoog citizens were pleasantly surprised that St Dymphna was no stranger to us. A plot was bought where future activities with the patients could be developed.

Much generosity and charity have been displayed in the voluntary dedication of the local community so that their attitude to mental health care has become positive.

The patients are no longer considered to be possessed, but are known to be catered for at the centre. Some 200 mentally ill have gone through different treatments; a small group are chronic patients.

The story of Gingoog reminds us of the Belgian pioneers who freed the mentally ill from their chains at Gerard the Devil’s Castle in Ghent, moved by similar generosity and charity. There too it dawned upon people that more professionalism was needed, which Canon Triest and Dr Guislain shaped in a brand new way, which combined love, compassion, mercifulness, and expertise in the care of mentally ill. The same was realized in Gingoog so that the Brothers of Charity, known for their experience in mental health care performed in Bicol’s rehabilitation centre, were approached by Msgr Tex, who contacted Bro. Edcel. Arrangements were made which resulted in the final transfer of the centre to the Congregation of the Brothers of Charity.

On 12 November, gratitude was expressed for what the local community of Gingoog

had performed regarding mental health care. A promise was made that the foundation would keep active and voluntarily cooperate. These are lasting values. At the same time the desire for more professional care was made known: there are still bars and isolation rooms en vogue, and certified caregivers are far too few. Both points were discussed with the Brothers as priority matters. We reminisced again about the start of our Congregation in Ghent, at Gerard the Devil’s Castle, where the Brothers broke the chains and eliminated the bars that held the mentally ill as prisoners. 200 years ago. Thus, today we follow in the footsteps of our pioneers. Bros. Manuel, Rudy, and Albert are proudly doing so in Gingoog, and we are gladly helping them to achieve high-quality care for the sick, so that many of them can return to their families and function in society.

We left Gingoog with a heart full of gratitude and hope as these patients can now live in the light of the joy of the resurrection. The following day, the Brothers wrote their mission and stressed this point: Brothers of Charity should bring hope to so-called hopeless situations. May St Dymphna Homecare Centre provide its own contribution to this task and face the future with confidence. ¶ Bro. René Stockman

7

n Thursday, 12 November 2014, the psychiatric rehabilitation centre St Dymphna was officially transferred to the Brothers of Charity in Gingoog, Mindanao. More than a year after my visit to his centre in the company of a few local Brothers, and after months of the Brothers’ presence in the field, the last step of the transaction was taken. In a sober ceremony presided by Msgr Eutiquiano, the initiator of the project, the ownership was transferred to Bro. René Stockman, Superior General of the Congregation.

It was an occasion to look back on the past, on the history of the centre, which was started in 2002. Msgr Eutiquiano, better known as Msgr Tex, was a parish priest in Gingoog at that time and was moved by the plight of the neglected mentally ill roaming about the town. The situation was not different from so many others where no care existed for the mentally ill. Faced with a particular sick man left a lasting impression on him: together with a few parishioners he planned some action to help the abandoned. The first patient, Luing, who is still cared for at the present centre is like an icon of the small-scale centre’s history.

Indeed, there are still benefactors in the Philippines, particularly among Catholics, and some land and means to construct a building for some 25 patients were acquired. The new initiative was called “St

filippijnen

Zorg voor geesteszieken breidt uit in de Filippijnen

8

O

p donderdag 12 november 2014 werd in Gingoog in Mindanao het psychiatrisch rehabilitatiecentrum St. Dymphna officieel overgedragen aan de Broeders van Liefde. Meer dan een jaar nadat we dit centrum met de plaatselijke broeders hadden bezocht, en na acht maanden aanwezigheid van de broeders ter plaatse werd de laatste stap gezet in deze transactie. In een stemmige plechtigheid, voorgegaan door Mgr. Eutiquiano, de initiatiefnemer van het project, werden de eigendomstitels officieel doorgegeven aan Br. René Stockman, generale overste van de congregatie.

Bij deze gelegenheid werd teruggezien op de geschiedenis van het centrum dat in 2002 ontstond. Mgr. Eutiquiano, beter gekend als Mgr. Tex, was in Gingoog pastoor en werd getroffen door geesteszieken die zonder verzorging rondzwierven in het stadje. Het is het gekende verhaal van zovele plaatsen wereldwijd waar de opvang voor geesteszieken onbestaande is. De heel concrete confrontatie met één patiënt liet hem niet meer los en samen met een aantal parochianen werd het plan opgevat om voor deze verstotenen iets te doen. Luing was de eerste patiënt en is er nog steeds.

Hij blijft nu als een icoon van de heel eigen geschiedenis van dit kleinschalig initiatief.

In de Filippijnen zijn er nog weldoeners, zeker bij de katholieken, en na een tijd werd zowel land verworven en de middelen verzameld om een gebouw neer te zetten waar een 25-tal patiënten konden worden opgevangen. Het nieuwe initiatief werd “St. Dymphna Homecare Centre” genoemd, en bij onze contacten waren de mensen van Gingoog dan ook blij verrast dat Sint-Dymphna helemaal geen onbekende was voor ons. Er werd ook een domein verworven waar in de toekomst activiteiten met de patiënten zouden kunnen worden ontwikkeld.

Veel edelmoedigheid, caritas in zijn meest zuivere vorm en vrijwillige inzet van de plaatselijke gemeenschap hebben ondertussen de mentaliteit rond geestelijke gezondheidszorg positief weten te keren.

Neen, de patiënten worden er niet meer gezien als bezetenen en ondertussen weet de omgeving dat er in Gingoog voor deze mensen wordt gezorgd. Er passeerden reeds een 200-tal patiënten en een klein

groepje werden langblijvers omwille van hun chroniciteit.

Het verhaal van Gingoog doet ons terugdenken aan onze eigen geschiedenis als congregatie toen de broeders met evenveel edelmoedigheid en caritas startten in de kelders van het Gerard Duivelsteen. Daar werd na een aantal jaren de nood aan grotere professionaliteit aangevoeld en bracht Vader Triest Dr. Guislain in het verhaal waarbij een heel nieuwe invulling werd gegeven aan de caritas: voortaan zou liefde, medelijden en barmhartigheid worden aangevuld met professionaliteit. Deze behoefte werd ook in Gingoog aangevoeld en dat bracht de initiatiefnemers bij de Broeders van Liefde. Wij waren blijkbaar geen onbekenden meer zijn op het vlak van de geestelijke gezondheidszorg in de Filippijnen met ons rehabilitatiecentrum in Bicol.

En zo kwam Mgr. Tex bij Br. Edcel terecht en werden de eerste afspraken gemaakt, en uiteindelijk werd besloten het ganse initiatief aan de congregatie over te maken.

Op 12 november werden woorden van dank uitgesproken voor hetgeen de plaatselijke gemeenschap in Gingoog voor de zorg van geesteszieken heeft ontwikkeld. En de belofte werd geformuleerd dat de stichting actief zou blijven en op vrijwillige basis zou blijven meewerken. Neen, dit zijn waarden die niet verloren mogen gaan. Maar tegelijk werden de wens en de hoop uitgesproken om vanaf nu een meer professionele zorg te ontwikkelen. Er zijn nog tralies in de afdelingen en er verblijven een aantal patiënten constant in de afzondering. Ook is er

amper deskundig personeel, zodat met de broeders werd gekeken hoe aan deze twee punten prioriteit te geven. We mijmerden opnieuw over onze beginperiode als congregatie en bedachten dat het in 2015 200 jaar geleden zal zijn dat de boeien in het Gerard Duivelsteen werden gebroken en de tralies weggehaald. Dit verhaal roept nu in Gingoog voor herhaling en we hopen in 2015 opnieuw in de voetstappen van onze pioniers te kunnen treden. Broeders Manuel, Rudy en Albert zijn fier zich pioniers te kunnen noemen in Gingoog en we zijn blij dat we hen als congregatie kunnen helpen en steunen om meer te zijn dan alleen maar pionier. Zij moeten nu zorgen dat de zorg kwaliteitsvol wordt, professioneel met een degelijk rehabilitatieprogramma zodat deze zieken en nog vele anderen terug naar hun familie kunnen, terug mogen functioneren in de maatschappij.

We vertrokken met een dankbaar hart en een hoopvol gevoel: voortaan zullen deze geesteszieken het perspectief op de verrijzenisvreugde mogen ervaren. De dag nadien schreven de broeders van de regio hun missie uit en ze kozen ervoor om deze term heel centraal te stellen. Daarover blijft het toch steeds gaan bij ons, Broeders van Liefde: aan mensen nieuwe hoop geven, ook in zogenaamde hopeloze situaties.

Dat het “St. Dymphna homecare centre” aan deze opdracht een heel eigen invulling mag geven en een mooie toekomst tegemoet mag gaan! ¶ Br. René Stockman

deus caritas est

philippines

Les soins aux malades mentaux s’étend aux Philippines

E

magazine | 2015 # 01

tain temps un terrain put être acheté et suffisamment de fonds collectés pour y ériger un bâtiment où près de 25 patients pourraient être admis. Le nouveau projet fut baptisé « St. Dymphna Homecare Centre » et lors de nos contacts avec les personnes de Gingoog, celles-ci se montraient agréablement surprises que nous connaissions à notre tour sainte Dymphne bien de chez nous. On procéda par ailleurs également à l’acquisition d’un domaine où l’on pourrait pratiquer à l’avenir des activités avec des patients.

La noblesse de cœur, la charité dans sa forme la plus pure et le travail volontaire de la communauté locale ont eu pour résultat que les mentalités à propos des soins de santé mentale aient au cours de ces derniers temps pu évoluer positivement. Non, les patients ne sont plus considérés comme des possédés et entre-temps on sait dans les parages qu’à Gingoog on s’occupe et on soigne ces personnes. Plus de 200 patients y ont séjourné, un petit groupe parmi ceux-ci y réside à plus long terme en raison du caractère chronique de leur affection.

Le récit de Gingoog nous rappelle notre propre histoire lorsqu’animés d’un sentiment tout aussi noble et de l’esprit de charité, les frères de notre Congrégation commencèrent leur œuvre dans les sous-sols du Château de Gérard-le-Diable à Gand en Belgique. Lorsque après un certain nombre d’années, on ressentit le besoin d’une approche plus professionnelle, le Père Triest s’adjoint les bons services du Dr Guislain, étoffant ainsi ce que la Caritas inspirait en termes d’amour, de compassion et de miséricorde d’une approche professionnelle. C’est ce même besoin qui fut également ressenti à Gingoog et amena les porteurs du projet à s’adresser aux Frères de la Charité, dont la réputation ne doit plus se faire en matière de soins de santé mentale aux Philippines grâce à leur centre de réhabilitation au Bicol. Et voilà comment Mgr. Tex rencontra le Frère Edcel et passa une première série d’accords avant qu’on ne décide finalement de remettre tous les projets aux mains de la Congrégation.

On ne manqua pas de prononcer, en date du 12 novembre, des mots de gratitude à l’égard de tout ce que la communauté locale de Gingoog avait d’ores et déjà réalisé

pour le mieux-être des malades mentaux.

Il fut par la même occasion avancé que la fondation continuerait à développer ses activités et collaborerait sur base de volontariat. Non, voilà des valeurs qui ne pourraient se perdre. Mais en même temps, on put entendre l’espoir de développer dès à présent une qualité de soins plus professionnels. On trouve encore des barreaux dans des sections et certains patients demeurent en permanence en des quartiers d’isolement. On compte également très peu de personnel qualifié, de sorte qu’on examine avec les frères comment donner à ces deux derniers points les priorités qu’ils méritent. Nous repensons à nouveau à la période initiale de notre Congrégation en nous arrêtant sur le fait qu’il y aura en 2015 200 ans que les chaînes furent brisées dans le Château de Gérard-le-diable et que les barreaux en furent retirés. Ce récit se répète aujourd’hui à Gingoog et nous espérons que nous pourrons emboîter le pas à nos pionniers en cette année 2015. Les Frères Manuel, Rudy et Albert sont fiers de pouvoir s’appeler pionniers à Gingoog, et nous sommes bien heureux de pouvoir les aider en tant que Congrégation et les soutenir à faire encore plus qu’un travail de pionnier. Il leur appartient maintenant de veiller à ce que les soins évoluent vers une qualité professionnelle plus élevée avec, à la clé, un programme de réhabilitation, de sorte que les malades et beaucoup d’autres encore puissent regagner leurs foyers et reprendre leur fonction dans la société.

Nous avons quitté les lieux avec un sentiment de gratitude et d’espoir : dorénavant, ces malades mentaux retrouveront la perspective de la joie de la résurrection.

Le lendemain, les frères de la région se sont mis à décrire leur mission et à mettre à ce propos ce même thème à l’honneur.

Car voilà bien de quoi il en retourne toujours chez nous, les Frères de la Charité : donner aux personnes un nouvel espoir, même dans les situations semblant désespérées. Puisse le « St. Dymphna Homecare Centre » appliquer cette mission au mieux de ses possibilités et aller ainsi au devant d’un bel avenir. ¶ Fr. René Stockman

9

n date du jeudi 12 novembre 2014, le centre de réhabilitation psychiatrique St. Dymphna à Gingoog sur l’île de Mindanao aux Philippines fut officiellement cédé aux Frères de la Charité.

Plus d’un an après que nous avions visité ce centre avec les frères locaux, et après les huit mois au cours desquels les frères avaient été présents sur place, on put ainsi passer à la dernière phase de la transaction. C’est ainsi que lors d’une touchante cérémonie présidée par Mgr Eutiquiano, l’instigateur du projet, les titres de propriété furent officiellement remis au Fr. René Stockman, supérieur général de la Congrégation.

Ce fut l’occasion de retracer l’histoire du centre qui fut créé en 2002. Mgr. Eutiquiano, mieux connu sous le nom de Mgr. Tex, fut – alors qu’il était curé à Gingoog – frappé par la présence de malades mentaux qui, sans aucune forme de soins, erraient dans la petite ville. C’est l’histoire bien connue de tant de lieux aux quatre coins du monde où il n’existe pas d’accueil pour les malades mentaux. Le fait de s’être trouvé nez-à-nez avec l’un de ces malheureux ne le lâchait plus et c’est ainsi qu’il fut décidé, avec un certain nombre de paroissiens, de faire quelque chose pour aider ces personnes rejetées de tous. Luing fut le premier patient et l’est toujours pour être devenu une sorte d’icône dans l’histoire de cette petite structure.

Il se trouve aux Philippines encore beaucoup de bienfaiteurs, certainement auprès des catholiques, si bien qu’après un cer-

vietnam

10

news from bao loc

I

t was early in the morning in Ho Chi Minh when we left for Bao Loc and Da Lat to pay a visit to our new house and to meet the Bishop. We were eager to see St Vincent House, which the Long family had donated and thoroughly renovated, and an extra wing had been added.

The landscape gradually changed as the flat South was replaced by hilly country and the temperature decreased somewhat. We passes several churches; in one street we saw five of them. The separation of North from South Vietnam and the conquest of the North by the communists caused many Catholics to flee to the South where they gathered to form fervent parishes. They maintained themselves as a living Catholic Church no less fervent after the capture of the South by the communists, though they were state-controlled.

At eleven a.m. we arrived at our destination, and we congratulated our driver for he was spared any interference by the police. Bro. Nicolas welcomed us and so did Mr. and Mrs. Long who had just arrived. We were shown around with pride: a brand new wing for the patients and the thoroughly renovated community house, in a sea of greenery, actually a coffee plantation, looked nice. Alas, we heard that the local authorities had not yet given the

permission to accommodate psychiatric patients on the premises, and they made a fuss about Bros. Vincent and Nicolas being religious from a congregation that was not officially recognized. Indeed, we experience a delicate time in Vietnam as discussions with the Vatican are ongoing: some are in favour of a rapprochement with the Vatican and normalization of the relation to the Catholic Church, so that our presence would be recognized, others try to avoid reconciliation by all means. That is why we have to mind our step.

But meanwhile Bros. Vincent and Nicolas get on well. Next month they will have their work cut out harvesting the coffee. To the outer world they have been assigned to work on the plantation and the idea matures of accepting patients on behalf of the owner. Our benefactors are ready for it.

Love is inventive, and we trust that our plan will soon realize.

In the attic a temporary prayer room has been arranged; we availed ourselves of the opportunity to give Fr. Triest’s relic a proper place. The Brothers promised to start a novena to obtain Fr. Triest’s intercession for the success of the project. We thanked the Long family again for having donated the domain to the Congregation; they too are convinced that, with patience, a satisfac-

tory solution will be found.

After lunch we travelled on to Da Lat, where Bishop Antonius welcomed us.

We discussed how to launch the project as soon as possible. He told us about his tribulations with the authorities and how he reaches a positive solution to any difficulty, sometimes by dint of much patience.

We got the message. The Bishop’s house offers hospitable surroundings; and we have become familiar with it after several visits.

The Bishop himself is willing to give a great deal for having the Brothers settling in his diocese; he will give us any help to overcome difficulties.

Da Lat reminds us of Baguio in the Philippines: it is equally high and freshly green so that it is a tourist attraction. In the centre of town is a lake: from the Bishop’s house we see tourists in paddle boats in the form of swans. The lake is, therefore, called “Swan Lake”. We spent the night on the premises of the Bishop’s house and were asked not to leave the domain, which we were not inclined to do after the long journey, for we were also expected at 5 o’clock in the morning in chapel. In Vietnam people rise early. ¶ Bro. René Stockman

deus caritas est

vietnam

nieuws uit bao loc H

magazine | 2015 # 01

het probleem vernemen: de plaatselijke overheid gaf tot nu toe geen toestemming om psychiatrische patiënten op te nemen en men deed moeilijk rond het feit dat men wist dat Vincent en Nicolas niet zomaar burgers van Vietnam waren, maar ook religieuzen van een congregatie die niet officieel erkend is in Vietnam. Ja, we leven in Vietnam in een gevoelige tijd met de besprekingen die momenteel worden gevoerd in het Vaticaan. De twee strekkingen binnen de communistische partij laten zich voelen: de ene zijn voor toenadering met het Vaticaan en normalisatie van de relatie met de katholieke kerk, waaruit ook de erkenning van onze aanwezigheid logischerwijze zal vloeien, terwijl de andere juist alles doen om dit tegen te houden.

We zullen dus extra moeten opletten.

Maar ondertussen “boeren” Br. Vincent en Br. Nicolas rustig verder, en volgende maand zullen ze de handen vol hebben met het oogsten van de koffie. Voor de buitenwereld zijn ze tewerkgesteld op de plantage en rijpt de idee om ook de erkenning om patiënten te kunnen opnemen op naam van de eigenaar te plaatsen. Daartoe zijn onze weldoeners ook bereid. Ja, in Vietnam leert men vindingrijk te zijn, en we hebben alle vertrouwen dat het binnenkort wel zal lukken.

Op de zolderverdieping werd een voorlopige gebedsruimte ingericht, en we maakten van de gelegenheid gebruik om de reliek van Vader Triest een mooie plaats te geven. De broeders beloofden alvast een noveen te starten om de voorspraak van Vader Triest te vragen voor het welslagen van het project. We dankten nogmaals de

familie Long die dit domein aan de congregatie schonken, en ook zij zijn ervan overtuigd dat we met geduld wel tot een goede oplossing zullen komen.

Na het middagmaal trokken we naar Da Lat waar bisschop Antonius ons opwachtte. Ook hier werd overlegd hoe we het project zo spoedig mogelijk zouden kunnen opstarten. Hij vertelde ons al zijn wederwaardigheden die hij met de overheid meemaakt, en hoe hij telkens toch tot een goede oplossing komt, soms met veel geduld. Dat is de boodschap die we van hem meenemen. Het bisschopshuis is een gastvrije omgeving, en na een aantal bezoeken beginnen we er ons thuis te voelen.

De bisschop heeft er ook alles voor gedaan opdat de broeders naar zijn bisdom zouden komen en nu is het meer dan bereid om ons te helpen om de moeilijkheden die we ontmoeten te helpen oplossen.

Da Lat doet ons denken aan Baguio in de Filippijnen: even hoog en fris en groen, en dan ook toeristisch aantrekkelijk. Midden in het stadje ligt een meer en vanuit het bisschopshuis zien we de toeristen rustig “fietsen” op het meer in waterfietsen die in de vorm van een zwaan zijn uitgewerkt. Ze noemen het dan ook het “zwanenmeer”.

We logeren deze nacht officieel op het bisdom en we worden dan ook verzocht het domein niet meer te verlaten, maar na de lange tocht hebben we daar helemaal geen behoefte meer aan. Want morgen worden we om 5 uur in de kapel verwacht voor de eucharistieviering. Vietnam is een matinaal land… ¶ Br. René Stockman

11

et was vroeg morgen in Ho Chi Minh, want om vijf uur moesten we vertrekken naar Bao Loc en naar Da Lat om er ons nieuw huis te bezoeken en eveneens de bisschop te ontmoeten. We waren benieuwd om het “Vincent”-huis, dat we van de familie Long hadden verkregen, dat grondig werd omgevormd en waaraan een vleugel had bijgebouwd.

We zagen het landschap geleidelijk veranderen: het vlakke zuiden werd steeds meer heuvelachtig en we voelden ook dat we stegen, want de temperatuur werd lager. Ook de kerken passeren onze revue en op sommige plaatsen tellen we vijf kerken in één straat. Met de splitsing tussen Noord- en Zuid-Vietnam en de inname van het Noorden door de communisten zijn er vele katholieken gevlucht naar het Zuiden en zijn in groep samengebleven en vormen er nu vurige parochies. Een levende katholieke kerk die bij de inname van de communisten van het Zuiden heeft standgehouden, weliswaar gecontroleerd, maar daardoor niet minder vurig, wel integendeel.

Om 11 uur arriveerden we op onze bestemming, en we mochten onze chauffeur proficiat wensen, want de politie had hem niet meer lastig gevallen. Br. Nicolas stond ons op te wachten en ook de heer en mevrouw Long waren juist aangekomen. Met fierheid werden we rondgeleid: een gans nieuwe vleugel voor de patiënten en het bestaande oude huis grondig vernieuwd en bestemd voor de communiteit en dit alles in een oase van groen, dit wil zeggen koffieplantage. Maar tegelijk moesten we

viêt-nam

12

nouvelles de bao loc C ’est à potron-minet que nous avons pris, à cinq heures à Ho-Chi-Minh, le départ en direction de Bao-Loc et de Da-Lat pour y visiter notre nouvelle maison et, par la même occasion, rencontrer l’évêque. Nous étions bien curieux de découvrir cette maison appelée “Vincent”, reçue en donation de la famille Long et qui venait d’être réaménagée de fond en comble, flanquée en plus d’une toute nouvelle aile.

Au fil des kilomètres, le paysage change: la plaine méridionale se modelant de collines, alors que la température baissait sensiblement au fur et à mesure que la route montait. Les églises furent à leur tour passées en revue, et c’est non sans étonnement que nous comptions dans certaines rues non moins de cinq lieux de culte placés en enfilade. À l’époque de la séparation du Nord- et du Sud-ViêtNam, beaucoup de catholiques avaient, à la suite de l’occupation du Viêt-Nam du Nord par les communistes, fui vers le Sud pour y vivre en grappes bien rassemblées et y fonder ces ferventes paroisses qui subsistent jusqu’à nos jours. Voilà donc une église catholique mue d’une fervente dévotion qui porta ces communautés à ne rien laisser choir, même au moment où les nordistes communards jetèrent leur dévolu sur le Sud et les contrôlèrent dans le cadre de leur réunification que certains appellent réunion.

Nous sommes arrivés à destination sur les 11 heures et n’avons pas manqué de féliciter notre chauffeur d’avoir pu déjouer cette fois-ci toute interpellation policière.

Fr. Nicolas nous attendait alors que Monsieur et Madame Long venaient tout juste d’arriver. C’est avec une fierté dès lors justifiée qu’ils nous emmenèrent pour un tour du propriétaire: une toute nouvelle aile venait d’être construite à l’intention des patients alors que l’ancienne bâtisse avait été rénovée de fond en comble pour la communauté, l’ensemble se situant dans un écrin de verdure, en l’occurrence : une plantation de café. Mais le temps n’était pas au badinage, car il nous fallait bientôt apprendre que les autorités locales n’avaient jusqu’alors toujours pas délivré l’autorisation d’y admettre des patients en

psychiatrie et se disaient sinon peinées, du moins réticentes à l’idée que Vincent et Nicolas n’étaient pas des citoyens lambda au Viêt-Nam mais, par surcroît, religieux d’une congrégation qui, dans leur beau pays, n’avait pas encore droit de cité. Il est vrai qu’au Viêt-Nam, on vit un passage délicat marqué par les pourparlers menés actuellement avec le Vatican. Deux tendances s’opposent au sein du parti communiste avec d’une part ceux qui prônent un rapprochement avec le Vatican et une normalisation des relations avec l’Église catholique – d’où pourrait, en bonne logique, découler la reconnaissance officielle de notre présence – et d’autre part d’autres qui rechignent et disent tout vouloir faire pour l’empêcher. La consigne est donc bien de marcher sur des œufs.

Mais tout cela n’empêche qu’entre-temps les Frères Vincent et Nicolas labourent tout de go et s’apprêtent d’ores et déjà à engranger une grande récolte de café.

Pour le monde extérieur, ils sont donc planteurs ce qui leur donna l’idée d’admettre des patients en les mettant au travail au nom des propriétaires, chose à laquelle nos bienfaiteurs se disent disposés. Et oui, pour vivre au Viêt-Nam, il faut

savoir faire preuve de créativité et comme celles-ci ne manque guère, il nous semble bien que l’avenir soit prometteur.

Dans les combles du bâtiment, un espace de prière provisoire vient d’être aménagé, ce qui fut pour nous l’occasion de remettre une relique du Père Triest et de la placer en un endroit de choix. Les frères ne manquaient pas de promettre du même coup de lancement d’une neuvaine implorant le Père Triest à intercéder pour la réussite du projet. Nous remerciions une nouvelle fois la famille Long pour le don de ce domaine à la Congrégation, nous disant assurés qu’avec patience et persévérance nous arriverions au bout de tout.

Après le déjeuner, nous mîmes le cap sur Da-Lat ou l’évêque Antoine devait nous attendre. L’entretien porta là aussi sur la meilleure manière de mettre au plus tôt ce beau projet en route. L’évêque faisait part des aléas vécus avec les instances et comment il était, le ciel aidant, à chaque fois parvenu à leur trouver une solution, fûtce au prix d’une grande patience. C’était le message à retenir. L’évêché se situe dans un cadre agréable dont l’hospitalité nous fait d’emblée sentir chez nous. Il faut dire que ce Monseigneur aura tout mis en œuvre pour attirer les frères dans son diocèse et il s’est aujourd’hui plus qu’hier déclaré disposé à nous prêter mainforte pour lever au mieux les embûches rencontrées.

Da-Lat n’est pas sans nous rappeler la localité de Baguio aux Philippines: sa situation perchée dans la verdure a également de quoi en faire un pôle touristique. Un joli lac s’étend dans un vallon au centreville et c’est avec plaisir que nous contemplons au départ de l’évêché les touristes qui pédalent gaiement sur le lac, avec des pédalos agencés en forme de cygnes pour que le plan d’eau mérite le nom du ballet de Tchaïkovski. Les officiels nous sachant logés à l’évêché, nous sommes priés de ne pas quitter l’enceinte, ce qui tombe bien vu la fatigue ressentie après ce long voyage. En plus, on nous attendait le lendemain dès cinq heures pour la messe à la chapelle. Au Viêt-Nam, on se lève tôt... ¶ Fr. René Stockman

deus caritas est

vietnam

our lady of lavang

T

the school of the blind, as catechists in the parish or at an institute for disabled children. We made sure to provide all this from the beginning so that our charism would not remain an empty box. The Brothers keep up the right tradition, but long to start their own apostolate. We encourage them to build their expertise, because professional commitment is needed.

We conclude the day with a cosy celebration at their nice private chapel. The relic of Fr. Triest is put at the back of the chapel in a nice shrine made by the Brothers, during the common prayer service during which the relic is officially placed in the shrine.

We gather round the shrine for a prayer and singing: the care of this young community is entrusted to the intercession of our kind Fr. Triest. Sister Goretti, who has supported us from the start and is studying our Rule of Life to translate it into Vietnamese is also present; we call her a Dominican Sister of Charity.

We have been active in Vietnam for the past twelve years; in 2003 the definitive start

was given with the formation of a number of candidates; in the past eleven years eleven Brothers have taken vows – one for every year since 2004. In 2012 two Brothers took perpetual vows and more are expected to do so shortly. Bro. Dominic, the first arrival during our first visit to Vietnam, can be compared with Simon De Noter, our first general superior who gave stability to the pioneering Brothers in Belgium. Bro. Dominic is the elder Brother who guides the young Brothers in his own wise way. Bro. Adrian, as a general councillor, is in charge of Vietnam and drops in regularly when travelling to and from China. He has learnt how to deal with the communist regime in order to survive.

That is how our community in Vietnam is developing – in the manner of the Echternach procession, two steps forward and one step backward. A day spent with this young community feels good, hopefully also for them, certainly for us, who dared not dream of this development after twelve difficult years. ¶ Bro. René Stockman

magazine | 2015 # 01

13

oday we visit our community in Ho Chi Minh which bears the lovely name of “Our Lady of Lavang” under which name the Mother of God is revered here in Vietnam. The day is filled with meetings and listening to the Brothers, Novices and Aspirants: 11 Brothers, 3 Novices and 3 Aspirants; in addition, there are 2 postulants in the Philippines, preparing for the novitiate.

Here too starts the first project – the care of autistic children. Bros. Savio and Emmanuel are well prepared for their task, the classroom is furnished but one is waiting for the recognition by the authorities – the latter always making a fuss. But the Brothers do not waste time and work on another initiative to widen their experience and knowledge so that a small school might be opened in the near future. History repeats itself: care of totally neglected psychiatric patients and of children with a specific disability, another novelty in Vietnam. Most Brothers are still studying but get experience in the apostolate of HIV patients, at

vietnam

14

onze-lieve-vrouw van lavang

V

andaag bezoeken we onze gemeenschap in Ho Chi Minh, die de mooie naam van “Onze-LieveVrouw van Lavang” heeft ontvangen, de Moeder Gods die hier in Vietnam wordt vereerd. Het wordt een dag van vergaderen en van luisteren naar de broeders van de regio en ook de novicen en de aspiranten komen aan de beurt: 11 broeders, 3 novicen en 3 aspiranten: dat is momenteel de gemeenschap in Vietnam, met nog 2 postulanten in de Filippijnen die zich voorbereiden om er hun noviciaat te beginnen.

Ook hier staat men aan de start van een eerste project: de opvang en begeleiding van kinderen met autisme. Br. Savio en Br. Emmanuel zijn goed voorbereid, de klas is ingericht, maar men wacht op de erkenning van de overheid. Steeds die overheid die het ons zo moeilijk maakt. De broeders verliezen er hun tijd niet en werken ondertussen in een ander initiatief, zodat ze nog meer ervaring en kennis opdoen om hopelijk heel binnenkort met een eigen “schooltje” te kunnen starten. Het verhaal van het begin van de congregatie wordt hier overgedaan: de zorg voor psychiatrische patiënten die helemaal verwaarloosd worden in de Vietnamese maatschappij en de opvang van kinderen met een specifieke handicap, wat ook nieuw is in Vietnam. De meeste broeders studeren nog, maar hebben toch allemaal ook een ervaring in het aposto-

laat: bij de HIV-patiënten, in de school van de blinden, als catechist in de parochie, in een instituut voor kinderen met een handicap. Het was onze bekommernis om dit vanaf het begin te voorzien, opdat voor de kandidaten ons charisma geen theoretisch concept zou blijven. En deze traditie wordt goed verdergezet bij onze broeders.

Maar toch smachten ze ernaar om een eigen apostolaat te kunnen starten. In onze gesprekken moedigen we hen aan om zich verder goed voor te bereiden, want telkens zal van hen een professionele inzet worden vereist.

We besluiten de dag met een stemmige viering in de mooie kapel van het huis. Ook hier mag de reliek van Vader Triest een plaats vinden en de broeders hebben het zeer goed voorbereid door een mooi schrijn samen te timmeren. Dit wordt vandaag achteraan de kapel geplaatst en met de reeds gekende bezinning wordt de reliek officieel uitgereikt en bij het schrijn geplaatst. We eindigen in gebed en zang rond het schrijn en vertrouwen de zorgen van deze jonge gemeenschap aan de goede zorgen van onze barmhartige Vader Triest toe. Ook Zuster Goretti is langsgekomen, nog een zuster die ons vanaf het eerste ogenblik nabij was en zich nu heeft verdiept in onze leefregel en deze ook in het Vietnamees heeft vertaald.

We noemen haar een Zuster Dominicanes van Liefde.

Twaalf jaar aanwezigheid in Vietnam, met een definitieve start van de vorming van een aantal kandidaten in 2003, dus eigenlijk maar 11 jaar geleden, en we mogen 11 broeders tellen, mathematisch één per jaar.

In 2012 konden twee broeders hun eeuwige geloften uitspreken, en binnenkort volgen hopelijk nog een aantal. Broeder Dominic, de eerste gearriveerde tijdens ons eerste bezoek, is als onze Simon De Noter van Vietnam, onze eerste generale overste die binnen de eerste groep broeders de zo nodige stabiliteit bracht. Br. Dominic is hier de wat oudere broeder die op zijn heel eigen wijze leiding weet te geven aan zijn jonge medebroeders. Br. Adrian is vanuit de generale raad verantwoordelijk voor Vietnam en passeert er geregeld op weg van of naar China. Hij kent ondertussen de wegen hoe op een haalbare wijze in een communistische omgeving te leven en te overleven.

En zo wordt onze gemeenschap in Vietnam verder uitgebouwd, soms als een processie van Echternach, met twee stappen vooruit en één achteruit, maar finaal gaan we er toch op vooruit. Een dag toeven in gezelschap van deze jonge gemeenschap doet deugd, hopelijk voor hen, maar zeker ook voor ons die in 2002 niet durfden dromen dat we dit na 12 jaar zouden mogen meemaken. ¶ Br. René Stockman

deus caritas est

viêt-nam

notre-dame de lavang

N

magazine | 2015 # 01

d’apostolat: auprès de patients séropositifs, dans des écoles pour aveugles, en tant que catéchumènes dans une paroisse, dans un institut pour enfants handicapés… Notre souci était d’y pourvoir dès le départ afin que notre charisme soit bien plus qu’un concept théorique pour l’ensemble de nos candidats. Cette tradition se trouve donc bien honorée près des frères, même s’ils s’impatientent de pouvoir commencer leur propre apostolat. Lors de nos entretiens, nous ne pouvons que les encourager à poursuivre leurs efforts pour bien s’y préparer étant donné que dans chaque situation ils seront jugés sur la qualité professionnelle de leur apport.

Nous concluons la journée par une vibrante célébration eucharistique dans la jolie chapelle de la maison. Une relique du Père Triest devait également y trouver sa place… un événement que les frères n’avaient pas manqué de préparer en confectionnant pour l’occasion un joli reliquaire. La châsse sera placée à l’arrière de la chapelle, la remise officielle des reliques se faisant après la traditionnelle récitation de l’imploration méditative. Nous terminons en prières et chants entonnés autour du reliquaire et confions l’avenir de cette jeune communauté aux bons soins de notre bon et généreux Fondateur. Sœur Goretti a tenu à être bien sûr également de la partie… elle qui fut à nos côtés dès notre arrivée au Viêt-Nam et qui s’est imprégnée de notre règle de vie, qu’elle s’est d’ailleurs empressée de traduire en vietnamien. Une raison de plus pour que nous l’appelions

désormais « Sœur dominicaine de la Charité ».

Pour 12 années de présence au Viêt-Nam – le lancement définitif marqué par la formation de candidats en l’an 2003 ramenant au fait le compte à 11 – nous comptons 11 frères, c’est-à-dire – mathématiquement parlant – un frère par an. En 2012, deux frères ont prononcé leurs vœux perpétuels et se feront, comme nous l’espérons, bientôt rejoindre par d’autres frères. Frère Dominique, le premier frère arrivé lors de notre première visite, joue au Viêt-Nam le rôle d’un Simon De Noter, notre premier supérieur général qui apporta toute la stabilité voulue à la première levée de frères. Fr. Dominique assume ici son rôle de frère aîné, celui de conduire ses jeunes confrères, avec un art qui lui est propre. Fr. Adrian s’est fait attribuer par le conseil général la responsabilité du Viêt-Nam et y passe régulièrement en route pour la Chine ou quand il en revient. Il sait, quant à lui, quel chemin choisir pour vivre et survivre en milieu communiste.

Et voilà comment évolue notre communauté au Viêt-Nam ; en se développant au rythme parfois d’une procession d’Echternach : deux pas en avant, un pas en arrière, une pirouette… mais avec au final quand même une belle avancée. Cela fait en tout cas du bien de passer une journée en compagnie de cette jeunesse qui –espérons-le- se réjouit autant que nous du chemin accompli depuis 2002 alors que nous n’aurions pu, il y a 12 ans d’ici, l’imaginer qu’en rêve. ¶ Fr. René Stockman

15

ous visitons aujourd’hui notre communauté de Ho-Chi-Minh à la belle enseigne de « Notre-Dame de Lavang », appellation sous laquelle on vénère ici au Viêt-Nam la Mère de Dieu. La journée se passe en entretiens et à l’écoute des frères de la région sans oublier nos novices et aspirants: 11 frères, 3 novices et 3 aspirants, voilà comment se présente actuellement notre communauté vietnamienne avec, en sus, deux postulants qui se préparent actuellement aux Philippines pour y entamer leur noviciat.

Ici aussi, le lancement d’un premier projet est mis sur la table: l’accueil et l’encadrement d’enfants frappés d’autisme.

Fr. Savio et Fr. Emmanuel s’y sont bien préparés. Un local de classe est aménagé, mais on attend toujours la reconnaissance des instances. Il nous faut donc souvent nous armer de patience face aux autorités qui ne nous rendent pas toujours la vie facile. Les frères ne laissent pas pour autant tomber les bras, mais œuvrent entretemps à une autre initiative afin d’y glaner d’autres expériences et connaissances tout en espérant pouvoir commencer au plus tôt leur propre “petite école”. Ainsi se répète l’histoire des premiers jours de notre Congrégation: apporter des soins aux patients psychiatriques dans une société vietnamienne qui les délaisse et assurer l’accueil d’enfants frappés d’un handicap spécifique, ce qui est là aussi une innovation pour le Viêt-Nam. La plupart des frères sont encore aux études même s’ils ont tous déjà acquis une expérience en matière

indonesia

“breaking

the chains” in ruteng

16

T

he theme of our journey to Indonesia is the blessing of our new centre in Flores. The region had been longing to realize an apostolate on the island. Several Brothers hail from Flores, and therefore we deemed it proper to extend our service to this island as well.

In 2004 we visited Flores for the first time; it was decided there and then to establish a community and a rehabilitation centre for psychiatric patients in Ruteng. This predominantly Catholic population of about 3 million had not a single psychiatric centre; three years ago the Brothers assessed the situation of mentally ill people in Ruteng and found that many chronic patients were locked away, often in leg irons, at home. “Breaking the chains” was the task of our Brothers in imitation of the pioneers in Ghent.

Thanks to international support, we could built a rehabilitation centre with a capacity of 20 beds; with the aid of the Reinier van Arkel Foundation from Leiden in the Netherlands, we organised domiciliary service so that patients were treated at home and their family assisted in dealing with them.

In March 2014 the centre was opened by the four brothers who meanwhile had settled in Ruteng. It was a quiet start; till now some 15 patients have been reintegrated into the society. From the very beginning female patients were cared for and although this did not correspond with the local tradition, necessity knows no law.

During a visit to Ruteng in July 2013 to follow up the development of the project and we were looking for a proper site for the Brothers, the local Mayor proposed a name, “Renceng Mose”, for the centre, referring to Sahabat Kita in Purworejo and means the same in the local language of Flores. Thus our new centre was called “Pita Renceng Mose” or “Home of Friends”.

On 25 September the official inauguration of the centre took place. In the company of Bro. Veron, provincial superior of Europe, Bro. Adrian, general councillor and

interpreter, Bro. Marcellinus, regional superior of Indonesia, and Bro. Polikarpus, regional coordinator of Fracarita, we travelled from Yogyakarta to Ruteng the day before. We took two flights – from Yogyakarta to Denpasar in Bali, and from there to Labuan Bajo in Flores. Another four hours in a car on winding ways through the tea plantations and the hills of Flores took us to Ruteng in the late evening. After a short welcome by the Brothers who were much occupied with preparing for the ceremony of the next day, and supper at a local restaurant, we spent a restful night at a Sisters convent.

The Eucharistic service and official inauguration of the centre foreseen at 10 o’clock started half an hour later. The local Bishop was excused because the diocesan synod was still on; the vicar-general presided at Mass was sung by the choir led by Bro. Ferdinandus, a native of Ruteng, who had come from Java for the occasion. For the umpteenth time he showed his musical talent and conducted his newly composed “Deus Caritas Est” hymn for the first time.

The topic of the homily was charity; we cut the ribbon and the gong sounded thrice; then the priests blessed the buildings.

Many speeches were delivered and a commemorative stone was signed.

“Do you mean to break all chained mentally ill?” was a question put during the press conference. “Breaking chains” was indeed the theme of our visit to Ruteng.

The Brothers told us some distressing stories about the former treatment of the sick who had spent many years in leg irons in a dark pen, devoid of any care. Families were ashamed of their mentally ill relatives; it is even so that cured patients are reintegrated into the family with much reluctance. In a specific instance one threatened to kill the former patient if he tried to come and live in the village again. Of course, many difficulties have to be overcome to change the mentality for the better.

The reception was a success: all patients were invited to table with the guests. It was the right opportunity to break the taboo surrounding mental illness not only by word, but also by deed. The guests were much impressed.

In the late afternoon we met Bros. Michael, Bartholomeus, Hieronymus, and Peter.

They live in a small house close to the centre; it was decided to purchase the house and the surrounding land to construct a

deus caritas est

indonesië

“boeien breken” in ruteng

O

Bro. René Stockman

magazine | 2015 # 01

ken” en het wordt de herhaling wat zich reeds zovele malen heeft afgespeeld in de verschillende landen waar we als Broeders van Liefde starten met de zorg voor geesteszieken.

Dankzij internationale steun konden we een rehabilitatiecentrum uitbouwen met een capaciteit van 20 bedden en met de steun van de Reinier van Arkelstichting uit Leiden in Nederland werd ook gestart met een vorm van thuisbegeleiding, waarbij de broeders aan huis gaan om de geesteszieken op te zoeken, hen te behandelen en ook de familie te begeleiden in hun opvang van de zieken.

In maart 2014 was het centrum klaar en vier broeders waren ondertussen in Ruteng aangekomen om ook de hospitalisatie aan te vangen. Het werd een rustige opstart, maar vandaag kan men toch reeds stellen dat er reeds een 15-tal patiënten terug naar huis zijn vertrokken en geïntegreerd werden in de gemeenschap. Omwille van de nood startte men ook onmiddellijk met de opvang van vrouwelijke geesteszieken, wat niet volledig met de cultuur overeenkomt, maar de nood primeerde hier op de cultuur.

Bij ons vorig bezoek aan Ruteng in juli 2013, waarbij we het project in zijn ontwikkeling opvolgden en ook zochten naar een geschikte plaats voor de broeders, stelde de burgemeester een naam voor die aan het centrum kon worden gegeven. Verwijzend naar “Sahabat Kita” in Purworejo, wat “Vrienden” betekent, stelde hij “Renceng Mose” voor, wat eveneens “Vrienden” betekent in de lokale taal. En zo werd ons nieuwe centrum “Pita Renceng Mose” gedoopt, “Huis van de vrienden”.

Op 25 september werd de officiële opening en inzegening gepland. Samen met Br. Veron, de provinciale overste van Europa, Br. Adrian, mijn assistent en vertaler Br. Marcellinus, de regionale overste

17

new convent on the site. The Dutch region is willing to support this project.

It was a historic event for the Indonesian region to start this centre in Flores 85 years after the first Brothers of Charity arrived in Java. For our whole Congregation it is also a historic event as the momentous “breaking the chains” in Gerard the Devil’s Castle in Ghent, was here repeated: it remains our task to imitate Fr. Triest, Bro. Bernard and the other pioneering Brothers of Charity who delivered the mentally ill in Ghent from their leg irons. The image of Fr. Triest in the strip story picturing this inspired priest who throws aside the broken chains remains very significant.

nze reis naar Indonesië staat in het teken van de inzegening van ons nieuw centrum in Flores. De regio verlangde reeds lang om aanwezig te komen in Flores. Verschillende broeders komen van dit eiland, en daarom vond de congregatie het passend om ook op dit eiland met een dienstverlening aanwezig te komen. In 2004 bezochten we voor de eerste maal Flores en toen werd beslist om in Ruteng een communiteit op te richten en een rehabilitatiecentrum voor psychiatrische patiënten. Op dit overwegend katholieke eiland van Indonesië met een populatie van om en bij de 3 miljoen inwoners is er geen enkele zorg voor psychiatrische patiënten en wanneer de broeders drie jaar geleden in Ruteng aankwamen en een voorzichtige peiling deden naar de levenssituatie van de geesteszieken, moesten ze vaststellen dat er heel wat chronisch geworden patiënten in huis zijn opgesloten, dikwijls aan kettingen vastgebonden en met blokken aan hun benen. Ruteng werd dan ook het verhaal van het “boeien bre-

18

van Indonesië en Br. Polikarpus, de regionale coördinator van Fracarita, reisden we op 24 september van Yogyakarta naar Ruteng. Het werd een volle dag met twee vluchten van Yogyakarta naar Denpasar in Bali en dan van Denpasar naar Labuan Bajo in Flores. En dan was het verder met de wagen voor meer dan 4 uur slingeren doorheen de theevelden en de heuvels van Flores om reeds in de late avond in Ruteng aan te komen. Na een vlugge begroeting van de broeders die nog druk bezig waren om de plechtigheid van de volgende dag voor te bereiden en een maaltijd in een lokaal restaurant, trokken we naar de zustergemeenschap waar we logement kregen. Na een dag reizen was de rust verkwikkend.

De eucharistieviering met opening en inzegening van de gebouwen was voorzien om 10 uur, maar uiteindelijk startten we om 10u30. De bisschop was verontschuldigd wegens de diocesane synode die juist vandaag in haar laatste fase ging en het was de vicaris-generaal die voorging in de zeer verzorgde viering, opgeluisterd door het gelegenheidskoor onder de kundige leiding van Br. Ferdinandus die zelf van Ruteng is en voor de gelegenheid uit Java was overgekomen. Hij kon er voor de zoveelste keer zijn muzikaal talent tentoon spreiden en ook zijn nieuw gecomponeerd lied “Deus Caritas est” voor de eerste maal zingen.

Na de gesmaakte homilie over de caritas, mochten we het lint doorknippen en de gong drie maal laten klinken, waarna de priesters de gebouwen inzegenden. Op het einde van de viering kwamen natuurlijk de toespraken en werd ook de steen als herinnering van deze opening gesigneerd.

“Is het de bedoeling dat u alle geesteszieken die nu in de boeien zitten gaat bevrijden?”, klonk het als vraag tijdens de daaropvolgende persconferentie. “Boeien breken” werd blijkbaar het thema van onze komst hier in Ruteng, en van de broeders hoorde ik ondertussen de schrijnende verhalen hoe zieken soms voor jaren in een donker kot en met hun voeten in een blok vastgekluisterd zitten, zonder enige vorm van verzorging. De familie is beschaamd dat hun familielid geestesziek is en er werd zelfs verteld dat wanneer men deze zieke meebrengt naar het centrum, hem of haar verzorgt en daarna

probeert terug te brengen naar de familie, de weerstand zeer groot is om hem of haar opnieuw te integreren. Er werd bij een bepaald geval zelf bedreigd om de zieke te doden wanneer deze terug naar het dorp zou komen. Men heeft natuurlijk van alles meegemaakt en het zal tijd vragen om ook hier de mentaliteit te veranderen.

De receptie was zeker geslaagd, want ook de aanwezige patiënten mochten gewoon met de genodigden aanzitten. Het was een eerste poging om het taboe rond geesteszieke niet alleen met woorden maar heel effectief te doorbreken. De aanwezige gasten waren ervan onder de indruk.

In late namiddag vergaderden we met de broeders: Michael, Bartholomeus, Hieronymus en Peter. Ze verblijven nu in een klein huis nabij het nieuwe centrum, en ondertussen werd besloten dit huis aan te kopen met voldoende grond rond om daar een nieuw klooster uit te bouwen. De Nederlandse regio heeft alvast zijn bereidheid getoond om ook dit project te ondersteunen.

Voor de Indonesische regio is het een historisch moment, om 85 jaar na de komst van de eerste broeders in Java nu ook te kunnen starten in Flores. Voor de congregatie is het eveneens een historisch moment om opnieuw het verhaal van het prille begin te kunnen herhalen. “Boeien breken” blijft een opdracht die we inderdaad vanaf het begin hebben meegekregen toen Vader Triest, Vader Bernardus en de eerste broeders neerdaalden in de kelders van het Gerard de Duivelsteen in Gent om daar de boeien waarmee de geesteszieken er opgesloten waren te breken.

Het beeld van Vader Triest op het stripverhaal blijft daarmee zeer tekenend: een gedreven man die gebroken boeien voor zich uitgooit. ¶ Br. René Stockman

N

otre voyage en Indonésie est cette fois placé sous le signe de l’inauguration de notre nouveau centre à Florès. Nos responsables régionaux souhaitaient depuis belle lurette déjà y être présents. Vu que plusieurs de nos frères proviennent de cette île, la Congrégation a jugé opportun d’y prévoir également une structure de soins et de services. C’est en 2004 que nous avons visité Florès pour la première fois et qu’il fut alors décidé de fonder une communauté à Ruteng et d’y développer un centre de réhabilitation pour les patients psychiatriques. Sur cette île d’Indonésie qui compte une population de 3 millions d’habitants, en majorité catholiques, il n’existait jusqu’à présent aucune forme de soins pour les patients psychiatriques, et lorsque les frères arrivèrent il y a trois ans à Ruteng, ils y firent une prudente enquête sur la situation de vie des malades mentaux. Ils constataient alors que beaucoup de patients devenus chroniques s’y trouvaient enfermés à domicile, souvent enchaînés ou traînant un boulet au pied. Ruteng devint ainsi une nouvelle version de l’adage « Briser les chaînes », comme ce fut à chaque fois le cas dans les différents pays où nous avons, en tant que Frères de la Charité, lancé les soins aux malades mentaux.

Grâce à l’aide internationale, nous avons pu développer un centre de réhabilitation avec une capacité de 20 lits et grâce à l’aide de la Fondation Reinier van Arkel de Leyde aux Pays-Bas, nous avons également pu lancer un dispositif de soins à domicile où les frères se rendent dans les maisons pour y rechercher des malades mentaux, les traiter et assister également les familles dans l’accompagnement des malades.

En mars 2014, le centre était prêt et quatre frères étaient entre-temps arrivés à Ruteng pour y commencer également l’hospitali-

deus caritas est

indonésie

« briser

les chaînes » à ruteng

magazine | 2015 # 01

donné que le synode diocésain en arrivait ce jour-là précisément à la dernière phase, et y délégua le vicaire général lequel présida une célébration soignée, rehaussée par les chants d’un chœur qui pour l’occasion avait été placé sous la direction experte du Fr. Ferdinandus, lui-même originaire de Ruteng, et qui venait d’arriver de Java pour fêter l’événement. Ce fut pour lui une occasion choisie de faire une fois de plus montre de ses talents musicaux et d’y chanter pour la première fois le chant de sa composition “Deus Caritas est”.

Après une homélie appréciée de tous à propos de la charité, le moment était venu de couper le ruban et de sonner le gong à trois reprises, après quoi les prêtres procédaient à la bénédiction des bâtiments.

La fin de la célébration fut bien sûr assortie de discours ainsi que de la pose de la pierre commémorative. « L’intention est-elle que vous libérez tous les malades mentaux qui se trouvent aujourd’hui enchaînés ? », nous demandaiton au cours de la conférence de presse faisant suite à l’événement. « Briser les chaînes » était devenu l’adage de notre passage à Ruteng, et je pus entendre de nos frères des récits poignants de malades qui parfois pendant plusieurs années se trouvent enfermés dans un sombre réduit, une cage, les pieds attachés à un bloc sans aucune forme de soins. La famille se sent honteuse de compter parmi ses membres un malade mental et on nous rapporte même que lorsque ce même malade est amené au dispensaire pour y être soigné et que l’on tente par la suite de le réintégrer dans la famille, il faut alors tenir compte d’une grande résistance de leur part. Dans un cas donné, on a même été jusqu’à nous menacer de tuer le malade s’il revenait au village. Nous n’en sommes pas bien sûr à notre première expérience ni à la dernière en ce domaine, mais il faudra encore beaucoup de temps pour que les mentalités évoluent en ces lieux.

La réception avait en tout cas atteint son but, car les patients présents avaient pu prendre place aux côtés des convives. Ce fut une première tentative de lever les tabous autour de la maladie mentale, non

seulement en paroles mais par des gestes effectifs. Les hôtes présents s’en trouvèrent impressionnés.

Vers la fin de l’après-midi, nous nous sommes réunis avec les frères Michael, Bartholomeus, Hieronymus et Peter. Ils résident pour le moment dans une petite maison près du nouveau centre et il fut entre-temps décidé d’acheter cette maison avec suffisamment de terrain tout autour, pour qu’un nouveau couvent puisse y être construit. La région néerlandaise s’est d’ores et déjà montrée disposée à soutenir également ce projet.

Pour la région d’Indonésie, le moment est historique puisque 85 ans après l’arrivée des Frères sur Java, leur œuvre a pu maintenant être étendue à Florès. Pour la Congrégation, le fait de pouvoir réitérer notre tradition historique où nous avons brisé des chaînes nous rappelle la mission reçue dès le départ du Père Triest, lui qui descendit avec le Père Bernard et les premiers frères dans les caves-oubliettes du Château de Gérard-le-Diable à Gand en Belgique pour y libérer de leurs chaînes les malades mentaux qui y étaient enfermés. L’image du Père Triest telle qu’elle apparaît sur une bande dessinée qui lui est consacrée n’en est que ravivée : un homme d’action qui jette devant lui les chaînes rompues... ¶ Fr. René Stockman

19

sation. Ce fut un démarrage en douce, ce qui n’empêche toutefois que nous pouvons aujourd’hui avancer déjà qu’une quinzaine de patients ont pu retourner à domicile pour y être réintégrés dans leur milieu. Étant donné les besoins ressentis, on se mit également d’emblée à admettre des malades de sexe féminin, ce qui est loin d’être évident dans cette culture mais a primé face à l’urgence.

Lors de notre précédente visite à Ruteng en juillet 2013, au cours de laquelle nous avons suivi le projet dans cette phase de développement et cherchions également un lieu indiqué pour nos frères, le maire nous proposa une enseigne pour notre centre. Faisant référence à “Sahabat Kita” de Purworejo, ce qui signifie “Amis”, il proposa “Renceng Mose” ce qui dans l’idiome local signifie également “Amis”.

Et voilà comment notre nouveau centre s’appelle désormais “Pita Renceng Mose” : “La Maison des Amis”.

C’est au 25 septembre qu’avait été fixé le jour de l’inauguration officielle et de la bénédiction. C’est donc en compagnie du Fr. Veron, supérieur provincial pour l’Europe, du Fr. Adrian, mon assistant et traducteur, du Fr. Marcellinus, supérieur régional pour l’Indonésie, ainsi que du Fr. Polikarpus le coordinateur régional de Fracarita, que nous sommes partis le 24 septembre de Yogyakarta pour Ruteng. Le voyage a pris toute une journée avec un vol de Yogyakarta à Denpasar sur l’île de Bali, un autre de Denpasar à Labuan Bajo sur l’île de Florès. Il fallait ajouter à cela quatre heures de route sinueuse à travers les plantations de thé et les collines de l’île pour atteindre Ruteng tard dans la soirée.

Après avoir salué rapidement des Frères encore tous occupés aux préparatifs de la cérémonie du lendemain et avoir pris notre repas dans un restaurant local, nous nous sommes alors rendus dans la communauté des sœurs pour y loger et nous réveiller le lendemain, requinqués de ce long périple.

La célébration eucharistique avec l’inauguration et la bénédiction des bâtiments prévue à 10 heures démarra finalement à 10h30. L’évêque s’était fait excuser, étant

usa

Eye on

psychiatry

20

A

s Brothers of Charity we cannot avoid paying attention to World Mental Health Day. Looking forward to the future, we are reminded that 200 years ago our pioneering Brothers freed some mentally ill people from their chains at the crypts of Gerard the Devil’s Castle in Ghent. More specifically, on 30 September 1815, Bro. Bernard and the other pioneering Brothers descended into the cellars to deliver the mentally ill people as the Brothers were moved by the dire circumstances in which these people were doomed to live. Their charity elicited compassion for these unfortunate; they freed them from their chains; it was the start of the Brothers’ care for the mentally ill, a revolutionary start in Belgium.

Dr Joseph Guislain got to cooperate with the Brothers so that a more professional approach to nursing was achieved and this work became part of the caritas of the Brothers of Charity – love, compassion expressed in real action in a professional way.

On 9 October 2014, World Mental Health Day was started by the presentation of the third Dr Guislain Award to Robin Hammond. The motto was “Breaking the Chains of Stigma”. It took place in New York so that the attention of the United Nations was drawn to the Brothers of Charity and Fracarita International on this World Day. The award winner was Robin Hammond, a New Zealand photographer who has made impressive photo reports on the life circumstances of the mentally ill in Africa.

The previous awards went to people who had founded self-help groups, based on their own experience of the sickness so that they became advocates of their fellow patients to defend the interests of the mentally ill and to break the taboo and stigma surrounding the sickness. This year, we crowned a professional photographer who considered it his mission to spread striking pictures of mentally ill people, especially in Africa. The award is presented by the Dr Guislain Museum in association with Janssen Pharmaceutica; it is a kind of Nobel prize for good practice in mental health care, particularly with regard to

breaking the taboo about psychiatry. The “noble” Dr Guislain, after whom the award is called, played a pioneering role in giving the mentally ill a human face.

The following day we were the guests of UN with a symposium about the care for mentally ill and the specific focus on children and youths who have fallen victim to the force of arms in Central African Republic. After much preparation for the day of mentally illness within the UN, the Brothers of Charity and their international Fracarita Foundation succeeded in making the day a success.

The result surpassed all expectation. Together with Unicef we pleaded for a proper approach to the worldwide problem of the younger generations that are hit by the ravages of war and suffer a post-traumatic stress disorder.

We concluded the symposium by proposing to investigate the possibility of establishing a service of the Brothers of Charity in Bangui, Central African Republic.

Thus, 10 October 2014, World Mental Health Day became a special day for the Brothers of Charity. It is the start of the jubilee year in which we will commemorate the “breaking of chains” in Ghent, 200 years ago, a story that is perpetuated in many places in Africa, where the Broth-

ers are at work and mentally ill patients are brought to us in chains having been locked ways in a shed at the back of the house for years. In Indonesia, we opened a new psychiatric rehabilitation centre some weeks ago in Flores. It remains our task to break chains, to break the stigma that surrounds mental illness. It shows how very much alive the Congregation’s mission is today.

Our history in Ghent, Belgium inspires us to continue in this direction. After 200 years of nursing the sick, we see that society there provides a platform for the care of the sick. But in many a country we have not yet reached that stage as chains have still to be broken there.

The 2014 World Mental Health Day is a meaningful event, and we hope it will lead to so much more. The cries of the many children and youth in the Central African Republic should move us, Brothers of Charity, to again show resourcefulness and daring to take the initiative. Of course, it is not just our doing; we hope that the symposium at the UN has woken new partners to share with us the care of the mentally ill. ¶ Bro. René Stockman

deus caritas est

usa

psychiatrie

in de kijker A

magazine | 2015 # 01

zieken te verdedigen en zo het taboe en stigma rond geestesziekte te breken. Dit jaar mochten we een beroepsfotograaf lauweren die het als zijn missie vindt om via heel treffende foto’s het lot van de geesteszieken bijzonder in Afrika bij het brede publiek bekend te maken. Deze award, die vanuit ons museum Dr. Guislain samen met Janssen Pharmaceutica wordt behartigd, kunnen we als een alternatieve Nobelprijs beschouwen voor “good practice” in de geestelijke gezondheidszorg en meer bepaald gefocust op het neerhalen van het taboe rond psychiatrie. Om nog eens met het woord te spelen: het is de “nobele” Dr. Guislain naar wie de award is genoemd en die in zijn tijd wel een voortrekkersrol heeft gespeeld om de zorg voor geesteszieken een menselijk gelaat te geven. ’s Anderendaags waren we dan te gast in de gebouwen van de Verenigde Naties met een symposium over de zorg voor geesteszieken en met de focus op de ontwikkeling van een specifieke zorg voor kinderen en jongeren die het slachtoffer zijn van het oorlogsgeweld in de Centraal Afrikaanse Republiek.

Het had heel wat voorbereiding gevraagd om dit op de dag van de geestelijke gezondheidszorg binnen de Verenigde Naties te kunnen organiseren en eigenlijk waren het de Broeders van Liefde met hun internationale vereniging Fracarita International die deze dag binnen de Verenigde Naties dit jaar kleur en vorm mochten geven.

Het succes van dit evenement oversteeg ruim onze verwachtingen en samen met Unicef werd een pleidooi gehouden om de vele kinderen en jongeren wereldwijd die het slachtoffer zijn van oorlogsgeweld en daardoor een post-traumatisch stress syndroom ontwikkelen met een gepaste benadering te helpen.

We eindigden het symposium met een concreet voorstel om in Bangui als Broeders van Liefde de mogelijkheden te exploreren hoe we een eigen dienst kunnen opzetten.

10 oktober 2014: Werelddag voor de Geestelijke Gezondheidszorg en een speciale dag voor de Broeders van Liefde. We zien het als de start van een jubileumjaar dat zal uitmonden bij de herdenking van 200 jaar boeien breken. Het is een verhaal

dat verder gaat. We moeten maar denken aan de vele plaatsen in Afrika waar we werkzaam zijn in de geestelijke gezondheidszorg en waar patiënten geboeid naar onze centra worden gebracht en waar we geesteszieken vinden die reeds jaren in boeien gekluisterd zitten ergens weggestopt in een stal achteraan het huis. Maar ook in Indonesië waar we twee weken geleden een nieuw psychiatrisch rehabilitatiecentrum openden, werden ons boeien getoond. Boeien breken, letterlijk in vele gevallen en zeker de boeien van het stigma blijft onze opdracht. Het toont hoe actueel de missie van de congregatie blijft.

Het verhaal van België spoort ons aan moedig deze weg van het boeien breken verder te zetten. We mogen er de resultaten zien van 200 jaar werk in de geestelijke gezondheidszorg, een zorg die vandaag ruim maatschappelijk wordt gedragen en meegedragen. In vele landen echter zijn we nog niet zover, en moeten eerst nog letterlijk boeien worden gebroken.

De Werelddag voor de Geestelijke Gezondheidszorg 2014 was dan ook meer dan zinvol en we hopen dat het echt gevolgen zal mogen krijgen. De kreet van die vele kinderen en jongeren in de Centraal Afrikaanse Republiek mag ons niet koud laten. Het is een oproep voor ons, Broeders van Liefde, om opnieuw vindingrijk en durvend initiatieven te nemen. Natuurlijk kunnen we dat niet alleen, maar we hopen met dit symposium binnen de muren van de Verenigde Naties nieuwe partners te hebben ontmoet die met ons deze zorg op een heel actieve wijze willen delen. ¶ Br. René Stockman

21

ls Broeders van Liefde kunnen we moeilijk de Werelddag voor de Geestelijke Gezondheidszorg zomaar laten voorbijgaan.

Vooruitkijkend naar de toekomst worden we eraan herinnerd dat het volgend jaar 200 jaar geleden zal zijn dat we Broeders van Liefde de boeien braken van de geesteszieken die opgesloten zaten in de kelders van het Gerard de Duivelsteen in Gent. Het was meer bepaald op 30 september 1815 dat Vader Triest, Broeder Bernardus en de eerste broeders de kelders ingingen om daar de geesteszieken te ontmoeten. Het was een ontmoeting waarbij de broeders zich lieten raken door de levensomstandigheden van deze zieken die alle menswaardigheid waren verloren.

Vanuit hun liefde kregen ze compassie met deze mensen en ze bevrijdden de zieken van hun boeien. De start van een zorg voor geesteszieken was gegeven en we mogen gerust spreken van een revolutie binnen de psychiatrische zorg in België. Het zal Dr. Jozef Guislain zijn die enige jaren later de broeders zal vervoegen om een meer professionele noot aan de zorg toe te voegen en voortaan zou dat de caritas zijn die de Broeders van Liefde ontwikkelden: liefde, medelijden, vertaald in een daadwerkelijke actie op een professionele wijze.

Op 9 oktober 2014 werd de dag voor de geestelijke gezondheidszorg ingezet met de uitreiking van de derde “Dr. Guislain Award”, onder de motto: boeien van stigma breken. We waren dit jaar te gast in New York, met de bedoeling om als Broeders van Liefde en Fracarita International binnen de Verenigde Naties een extra accent te plaatsen bij de Werelddag voor de Geestelijke Gezondheidszorg.

De winnaar van de award was de NieuwZeelander Robin Hammond, een vermaarde fotograaf die in Afrika beklijvende fotoreportages maakte waarmee hij de levenssituatie van de geesteszieken in de kijker wil plaatsen. De vorige awards gingen naar mensen die vanuit een eigen ziekte-ervaring advocaten werden voor hun lotgenoten en zelfhulpgroepen oprichtten om de belangen van de geestes-

états-unis

la psychiatrie

mise en exergue

22

E

n tant que Frères de la Charité, nous aurions difficilement pu traiter comme un quelconque événement une journée aussi importante que celle de la Journée mondiale dédiée aux soins de santé mentale.

Considérant l’année à venir, il fallait en plus marquer le fait qu’ il y aura en 2015 deux siècles que les Frères de la Charité ont brisé les fers dans lesquels les malades mentaux se trouvaient enchaînés dans les sous-sols du Château de Gérard-le-Diable à Gand en Belgique. C’est plus exactement le 30 septembre 1815 que le Père Triest, le Frère Bernard et les premiers frères sont descendus dans ces caves à la rencontre des malades mentaux. Plutôt que d’une rencontre, il s’agissait d’une confrontation, d’un choc au cours duquel les frères furent touchés par les misérables conditions de vie de ces malades ayant perdu toute dignité humaine. Partant de l’amour qu’ils avaient en eux, ils prirent compassion et les libérèrent de leurs chaînes.

C’est ainsi que furent lancés les soins aux malades mentaux en Belgique et qu’on put y parler d’une véritable révolution en matière de psychiatrie. Lorsque le Docteur Joseph Guislain rejoindra les frères quelques années plus tard, il leur apportera tout son savoir professionnel pour qu’à partir de là, l’œuvre caritative des Frères, la Caritas puisse être déclinée en charité et compassion traduites en actions effectives d’une manière professionnelle.

Mais revenons au 9 octobre 2014, date à laquelle la Journée mondiale des Soins de Santé commença par la remise du troisième “Dr Guislain Award”, sous la devise: briser les chaînes de la stigmatisation. Cette année-là, nous étions invités à New York dans l’intention que les Frères de la Charité et Fracarita International apportent au sein des Nations-Unies un accent particulier à cette Journée mondiale des Soins de Santé mentale.

Le lauréat du prix était cette fois le NéoZélandais Robin Hammond, qui, photographe réputé, avait réalisé en Afrique un poignant reportage photo pour attirer les regards sur la situation de vie des malades mentaux. Les précédents awards avaient été attribués à des personnes qui, partant

de leurs propres maladies, se firent les avocats plaidant pour leurs congénères et fondèrent des groupes d’auto- assistance pour défendre les intérêts des malades mentaux et lever le tabou planant sur la maladie mentale. Cette année, nous pouvions récompenser un photographe professionnel qui considère comme sa mission de prendre des photos saisissantes et révélatrices du sort réservé aux malades mentaux, et ce particulièrement en Afrique, pour les faire découvrir par un large public. Cette récompense qui, au départ de notre musée Dr Guislain et de concert avec Janssen Pharmaceutica a été mise en place, peut être considérée comme une sorte de prix Nobel décerné pour encourager les bonnes pratiques en matière de soins de santé mentale et plus spécialement l’élimination des tabous planant sur la psychiatrie. Sans s’appeler Nobel, notre Docteur Guislain, au nom duquel on appela ce prix, fit un bien noble apport en se faisant le pionnier du traitement moral, c’est-à-dire au visage humain pour les personnes frappées de troubles mentaux.

Nous étions accueillis le lendemain dans les bâtiments des Nations-Unies lors d’un colloque sur les soins aux malades mentaux avec un accent mis sur les soins spécifiques réservés aux jeunes et enfants victimes des sanglantes hostilités en République Centrafricaine. Il nous avait fallu beaucoup de préparation pour organiser cette journée des soins de santé mentale au sein des Nations-Unies au point qu’il revint aux Frères de la Charité avec leur organisation internationale Fracarita International à donner le ton et la forme attendue à cette journée programmée au sein des Nations-Unies.

Le succès de l’événement dépassa largement nos attentes si bien que, de concert avec Unicef, un vibrant plaidoyer put être tenu en faveur de ces enfants et des jeunes qui de par le monde subissent la cruauté des guerres et développent par la suite des syndromes de stress post-traumatique, afin de les secourir par des thérapies et une approche appropriée.

Nous avons conclu le symposium par une proposition concrète visant à ce que les Frères de la Charité explorent à Bangui la mise en place d’une propre structure.

10 octobre 2014: Journée mondiale des Soins de Santé mentale et une journée particulière pour les Frères de la Charité. Nous y voyons le début d’une année jubilaire commémorant le fait que pendant 200 ans des chaînes furent brisées. Depuis, l’histoire se poursuit. Il nous suffit de songer aux nombreux lieux où, en Afrique, nous œuvrons aujourd’hui au niveau des soins de santé mentale et où des patients sont amenés enchaînés dans nos centres et où nous trouvons des malades mentaux cloîtrés depuis plusieurs années ou incarcérés, enchaînés à l’arrière des étables ou dans de sombres réduits. En Indonésie aussi, où nous avons ouvert il y a deux semaines à peine un nouveau centre de réhabilitation psychiatrique, des chaînes ont été brandies. Briser les chaînes – encore physiquement dans beaucoup de cas – ou briser celles de la stigmatisation dans un sens plus dérivé, demeure une mission qui, pour notre congrégation, est toujours d’actualité.

Le récit de la Belgique ne peut que nous inciter à poursuivre courageusement la voie que nous avons choisie et de continuer à rompre les chaînes. Nous pouvons considérer les résultats après deux siècles d’efforts menés dans le domaine des soins de santé mentale, des soins qui aujourd’hui sont heureusement soutenus et partagés par une large part de la société, alors que dans beaucoup de pays toutefois, les choses n’ont à ce jour pas encore pu évoluer à ce point et qu’il nous faut encore les briser littéralement.

La journée mondiale des soins de santé mentale de 2014 prenait ici tout son sens et nous espérons qu’on y donnera suite.

Le cri des nombreux enfants et jeunes lancés en République Centrafricaine ne peut nous laisser indifférents. Ils ne peuvent que nous exhorter en tant que Frères de la Charité à faire une nouvelle fois preuve de créativité et de courage pour prendre les initiatives qui s’imposent. Bien sûr, nous ne pourrons y arriver seuls, mais espérons que ce symposium tenu au sein des Nations-Unies nous aura permis de rencontrer de nouveaux partenaires qui prendront avec nous à cœur le fait de mener à bien l’ensemble de ses actions. ¶ Fr. René Stockman

deus caritas est

romania

Effata in

timisoara

magazine | 2015 # 01

nancial support so that “Effata” could be started after a few months; it was named after our initiative in Ronse. A minibus was purchased to assure a commuter service for the little patients. During the first year, three children passed away. We administered the new medication which slowed down the HIV disease or even contained it so that the children could gradually be released from the hospital for a new accommodation or as adults could cater for themselves while monitored by the day centre. Their life was given a new perspective; together with Effata they sought to reintegrate with the society. Finding a job,

The presence of our associate members keeps Romania under the umbrella of the Congregation.

a proper school for them were new challenges to Effata.

When we visit Effata today we find that they provide a new service. They still focus on HIV youths and their integration, but finding a job proves to be very difficult; others have trouble to form a relation, or they face serious psychic problems with regard to AIDS. Effata tries to help solve these problems: they accompany 20 youths aged 25 or older. Their new target groups are the poor: children of broken homes, latch-key children, children who are given advice and a meal after school, children who need extra lessons as some of them are on the verge of mental disability. The Romanian school system foresees classes till 1 pm. Thereafter, Effata is open to some 40 children for accompanying them. Every room or corner of the centre is occupied by children who do their homework, get extra lessons and education in hygiene, are taught to cooperate; once a week there is an outing or a visit, a sports event to attend. It looks an organized chaos, and the children keep smiling, for they feel at home and receive more than they might have dreamt of.

Speranza, the ‘grandma’ of the children and active at the centre from its start, tells

23

T

he little AIDS patients at the general hospital of Timisoara, Romania, I will never forget. They were twenty in a big ward, dressed in pyjamas, passive lookers-on how their fellow patients died of AIDS one by one. They were the sad aftermath of the Ceausescu regime which had caused many child patients to be infected by the AIDS virus via blood transfusions. Their parents rejected and abandoned them at orphanages; the latter passed them on to hospitals to avoid further contamination. At that time we had made a contract in Romania to start a course of psychiatric social science; we met Dr Musta, who was concerned about the plight of these children: he invited us to visit their ward at a hospital. Indeed, we could not remain indifferent to the doleful situation of these little patients as they were doomed to spend the rest of their life at their ward. I felt as if I heard God Himself shed tears.

One proposed to establish a day centre for the children, where they would be educated and could relax. Via the municipal administration we got a house and volunteers on condition that we structured the project. Fortunately, a group of benefactors from Mariakerke, Belgium gave us fi-

24

me that they have to refuse many applications to the project, and that one is looking for a bigger home.

Finding a job for the aids youths is problematic partly because they hail from the lower class of society, so that Effata has another project – recycling second-hand clothes which they collect, process and sell. They hope to get the help of funds provided by the European Union to launch this project so that some 20 vulnerable people can be given work and even a salary for their activities. Thus financing the project remains a permanent concern.

Effata will be supported by Fracarita International. Our associate member, Roel Geboers, is the coordinator and our contact in Belgium. Romania has been closed as part of the Congregation because there are no longer any Brothers active; we try to find solutions and find them for the current projects. The presence of our associate members keeps Romania under the umbrella of the Congregation, and with the help of Fracarita International we continue to monitor and care for the projects.

Yesterday, we paid a visit to our school in Bucharest, which has achieved independence since a few years but still under the flag of “Fracaritatis”. The school is faced with problems as its recognition by the government has lapsed; but the teaching staff remains enthusiastic and hopeful to continue the classes. They refer to the plaque put up in September 1994 at the entrance of the school; since that year 600 students have followed the courses and received a diploma of specialized psychiatric nursing. This has been our contribution to enhance the care for psychiatric patients in Romania. It started in 1191 when a delegation of our Congregation visited several psychiatric institutes in new independent Romania. Our impression was to be confronted with medieval situations; fortunately, there were nurses who wanted to develop their knowledge of psychiatry.

The education of these 600 people has been a drop in a bucket to improve the situation of psychiatric patients, but it is a real success of our activity in Romania. ¶ Bro. René Stockman

Effata in

timisoara D

e beelden van de kinderen lijdend aan aids in het algemeen ziekenhuis van Timisoara in Roemenië zal ik nooit vergeten. Met een twintigtal zaten ze op een grote ziekenhuiskamer, allen in pyjama, toeziend hoe ze één na één bezweken aan aids. Het waren de schrijnende naweeën van het regime van Ceausescu waarbij vele kinderen in ziekenhuizen door bloedtransfusie besmet werden met het aidsvirus. Ze werden door hun ouders verstoten en achtergelaten in weeshuizen die ze op hun beurt naar ziekenhuizen brachten om verdere besmetting te voorkomen. We hadden juist één van onze projecten in Roemenië afgesloten, de vorming van psychiatrische sociale werkers, toen we een geneesheer ontmoette, Dr. Musta, die zich het lot van deze kinderen aantrok en ons vroeg om de afdeling van het ziekenhuis te bezoeken. Neen, we konden niet onverschillig blijven voor deze kinderen die gedoemd waren de rest van hun dagen op deze ziekenhuiskamer door te brengen, letterlijk omringd door de dood. Het was alsof we God zelf hoorden schreien.

Het voorstel kwam om voor deze kinderen een dagcentrum op te richten waar ze overdag naartoe konden, les konden krijgen zoals hun leeftijdsgenoten en een aantal activiteiten konden doen. Via het stadsbestuur kon een huis verkregen worden en een groep vrijwilligers was bereid te helpen, mits een structureel kader kon worden gecreëerd. Gelukkig vonden we steun bij een groep uit Mariakerke in België die bereid was mee te helpen in het financieren van dit dagcentrum, en zo kon na een paar maanden gestart worden met “Effata”, naamgenoot van ons gelijknamig initiatief in Ronse. Er werd ook een klein busje gekocht waarmee de kinderen van en naar het ziekenhuis konden worden gebracht. Het eerste jaar overleden drie van deze kinderen die niet meer het geluk hadden om gebruik te maken van de nieuwe medicatie die de HIV kon afremmen en zelfs blokkeren. De anderen konden geleidelijk het ziekenhuis verlaten en

vonden een nieuw onderkomen of gingen eenmaal volwassen zelfstandig leven mits ondersteuning van het dagcentrum. Voor hen was een nieuw perspectief geboren, en “Effata” ging samen met hen op zoek hoe ze binnen de maatschappij konden gereïntegreerd worden. Het vinden van een nieuwe thuis, het vinden van werk, voor de jongeren het vinden van een school: het werden de nieuwe uitdagingen voor “Effata”.

Vandaag bezoeken we “Effata” opnieuw en zien we een nieuwe werking. Nog steeds is er de focus op de jongeren met HIV en aids die ondersteuning nodig hebben om zich in de maatschappij te integreren. Het blijft voor sommigen moeilijk om aan werk te geraken, anderen zitten met zichzelf in de knoei omdat ze geen normale relatie kunnen aangaan, sommigen hebben ernstige psychische problemen om met aids te moeten leven. Op al deze vragen probeert het equipe van “Effata” antwoorden te geven, en momenteel begeleiden ze 20 jongeren van 25 jaar en ouder.

Maar daarnaast hebben ze hun deuren opengesteld voor een nieuwe doelgroep: naschoolse opvang voor kansarmen. Kinderen uit gebroken gezinnen, sleutelkinderen, kinderen uit arme gezinnen kunnen er na de schooluren terecht voor een maaltijd en begeleiding bij hun huiswerk.

Dikwijls ontvangen ze ook bijlessen, want verschillende van hen zijn rand-normaal

deus caritas est

roemenië

magazine | 2015 # 01

kunnen opstarten om een 20-tal “zwakkere” personen te kunnen tewerkstellen en tevens op termijn ook een inkomen te hebben voor hun activiteiten, waarvoor ze blijvend op zoek zijn, want financiering om te overleven is een blijvende bekommernis.

“Effata” wordt nu een project dat verder zal begeleid worden door Fracarita International, en aangesloten lid Roel Geboers is er de coördinator van en onze contactpersoon vanuit België. Roemenië wordt als regio binnen de congregatie gesloten omdat er geen broeders meer aanwezig zijn, maar voor de lopende projecten worden passende oplossingen gezocht en gevonden. Met de aanwezigheid van onze aangesloten leden blijft Roemenië op de kaart staan van de congregatie, rechtstreeks verbonden met het generalaat, en met de ondersteuning vanuit Fracarita In-

Met de aanwezigheid van onze aangesloten leden blijft Roemenië op de kaart van de congregatie staan.

ternational blijven we ook een aantal projecten begeleiden en behartigen, en dat in samenwerking met anderen.

Gisteren bezochten we onze school in Boekarest, sinds een aantal jaren volledig zelfstandig maar nog steeds onder de vlag van “Fracaritatis”. Ook zij hebben momenteel problemen omwille van het wegvallen van de erkenning, maar de groep leerkrachten blijven enthousiast en hoopvol toch te kunnen verder werken. Tegelijk verwijzen ze naar het bord aan de ingang: in september 1994 werd de school geopend en ondertussen hebben 600 leerlingen een opleiding gevolgd en een diploma ontvangen als gespecialiseerde psychiatrisch verpleegkundige. Dat was onze bijdrage om in Roemenië de zorg voor psychiatrische patiënten te verbeteren. Ook dit startte met een bezoek en een confrontatie in 1991 toen we met een delegatie de psychiatrische instellingen in het pas open gekomen Roemenië bezochten. We waanden ons in de middeleeuwen, maar zagen verpleegkundigen die bereid waren om meer te doen maar daartoe de nodige deskundigheid moesten ontberen. Met de vorming van deze 600 verpleegkundigen hebben we wellicht een kleine bijdrage kunnen leveren om de levenssituatie van vele psychiatrische patiënten te verbeteren. Dit hoort bij ons verhaal over Roemenië. ¶ Br. René Stockman

25

begaafd. Het schoolsysteem in Roemenië heeft lessen in de voormiddag tot 13 uur, en dan sluiten de scholen hun deuren. “Effata” wordt dan de plaats voor een 40-tal kinderen die er dagelijks begeleid worden.

Ieder plekje van het huis wordt gebruikt, en ook in de keuken en het kantoor zitten de kinderen hun huiswerk te maken, ontvangen ze een extra begeleiding, wordt aandacht besteed voor hun hygiëne, leren ze goed samenwerken en eenmaal per week is er een culturele activiteit met een uitstap, een bezoek, een sportmanifestatie, enz. Het is er een geordende chaos, maar vooral de lachende gezichten vallen ons op. De kinderen voelen er zich thuis en krijgen hier wellicht meer dan ze elders amper kunnen dromen.

Speranza, vanaf het begin bij het project betrokken en nu zowat de grootmoeder voor de kinderen, vertelt hoeveel aanvragen men moet weigeren en hoe men echt op uitkijk is om een ander en groter huis te vinden. Het blijft een zoektocht die ook onze aandacht vraagt.

Daar men tewerkstelling van zowel de jongeren met aids als deze die komen uit de lagere sociale klasse als een echt probleem ervaren, heeft het team van “Effata” nu een nieuw project ontwikkeld: de recyclage van tweedehandskledij die ze ter plaatse willen inzamelen, verwerken en verkopen. Ze hopen met fondsen van de Europese Unie dit ambitieus project te

roumanie

Effata à

timisoara

26

J

e n’oublierai jamais l’image de ces enfants sidéens tels que je les ai vus à l’hôpital général de Timisoara en Roumanie. Ils y étaient une bonne vingtaine dans une grande salle, tous en pyjama, à voir jour après jour dépérir leurs compagnons des séquelles de la maladie. Ce déchirant spectacle fut l’un des tributs à payer au régime de Ceausescu au cours duquel de nombreux enfants avaient été victimes de transfusions sanguines contaminées par le virus du sida. Rejetés par leurs parents, ils furent confiés à des orphelinats d’où ils furent transférés ensuite dans des hôpitaux pour contenir ainsi la propagation virale. Nous venions tout juste de conclure l’un de nos projets menés en Roumanie pour la formation d’assistants sociaux en psychiatrie lorsque nous avons rencontré un médecin, le Dr Musta, lequel s’était ému du sort de ces enfants et nous avait demandé de visiter ce département de l’hôpital. Nous ne pouvions bien sûr pas rester indifférents à la vue de ces enfants condamnés à passer le reste de leurs jours dans une salle d’hôpital qui tenait d’un mouroir. Dieu en aurait pleuré…

Ainsi fut-il proposé de créer, à l’intention de ces enfants, un centre de jour où ils pourraient passer leur journée, suivre des

cours au même titre que les autres enfants de leur âge et exercer un certain nombre d’activités. La municipalité nous avait mis une maison à disposition alors qu’un groupe de volontaires se disait prêt à nous aider à condition qu’un cadre structurel puisse être mise en place. Nous avions heureusement trouvé auprès d’un groupe de personnes de Mariakerke en Belgique un soutien financier de sorte que ce centre de jour put être démarré quelques mois plus tard sous la même enseigne que celui d’ “Effata”, utilisée pour l’initiative que nous avions mise en œuvre à Renaix en Belgique. Un minibus fut également acheté pour transporter des enfants au départ et vers le dispensaire. On dénombrait au cours de la première année trois décès parmi ces enfants qui n’avaient pas eu le bonheur de connaître les nouvelles médications freinant le virus HIV et en bloquant le développement. Les autres, plus chanceux, pourraient progressivement quitter l’hôpital, trouver une autre structure d’accueil ou, arrivés à l’âge adulte, mener une vie autonome avec l’appui du centre de jour. Une nouvelle perspective venait de s’ouvrir à eux et “Effata” cherchait à leur intention le meilleur moyen de les réintégrer dans la société en leur trou-

vant un nouveau foyer, du travail, et pour les plus jeunes, une école : autant de défis qu’ “Effata” aura relevés.

Aujourd’hui nous visitons à nouveau “Effata” et prenons connaissance de leurs nouvelles modalités de fonctionnement.

L’accent est toujours mis sur les jeunes séropositifs et les jeunes sidéens qu’il faut aider à retrouver une place dans la société. Certains d’entre eux éprouvent beaucoup de difficultés à trouver du travail, d’autres se disent bien malheureux de ne pas pouvoir entrer dans une relation normale, alors que d’autres souffrent de sérieux problèmes psychiques face au fait de devoir vivre avec le sida. C’est à tous ces besoins que l’équipe “Effata” essaie de répondre en encadrant actuellement une vingtaine de jeunes de 25 ans et plus. En outre, l’institution s’est ouverte à un nouveau groupe cible: l’accueil postscolaire d’enfants issus de milieux défavorisés.

Des enfants provenant de foyers désunis, relégués à eux-mêmes une clé à la main, des enfants de familles pauvres … peuvent s’y rendre et prendre un repas après les heures d’école et se faire aider pour leurs devoirs. Souvent, on leur donne des leçons supplémentaires, étant donné que certains d’entre eux sont à la limite des fa-

deus caritas est

C’est grâce à la présence de nos membres associés que la Roumanie garde sa place sur la carte de notre Congrégation.

magazine | 2015 # 01

projet pour y employer une vingtaine de personnes “précarisées” et générer ainsi à terme un revenu pour couvrir le coût de leurs activités, la recherche de moyens de subsistance demeurant un souci permanent.

“Effata” constitue désormais un projet qui continuera à être encadré par Fracarita International, et notre membre associé Roel Geboers s’est fait le coordinateur et notre personne de contact au départ de la Belgique. S’il est vrai que la Roumanie ne sera plus active au titre de région de la Congrégation du fait qu’on n’y compte plus de frères, des solutions sont recherchées et mises en œuvre pour mener à bien les projets en cours. C’est grâce à la présence de nos membres associés que la Roumanie garde sa place sur la carte de notre Congrégation. En liaison directe avec le généralat et avec l’aide de Fracarita International, nous continuerons à encadrer un certain nombre de projets, et les prendrons à cœur en collaboration avec d’autres bonnes volontés.

Nous avons visité hier notre école à Bucarest, qui depuis quelques années fonctionne d’une manière indépendante tout en opérant toujours encore sous la bannière de “Fracaritatis”. S’ils éprouvent à leur tour actuellement des problèmes étant donné le retrait de leur agréation, le groupe d’enseignants n’en poursuit pas moins son travail avec un même enthousiasme et espère pouvoir continuer. On s’arrête au passage au panneau figurant à l’entrée de l’établissement : l’école ouverte en septembre 1994 a pu entre-temps permettre à 600 élèves de suivre une formation et d’obtenir un diplôme de soins

infirmiers spécialisés en psychiatrie. Voilà ce que nous avons apporté à la Roumanie afin d’améliorer les soins aux patients psychiatriques. Là aussi, tout commença par une visite qui prit l’allure d’une confrontation lorsqu’en 1991 nous visitions avec une délégation les institutions psychiatriques dans cette Roumanie qui venait d’être désenclavée. Nous étions confrontés à des situations dignes du Moyen Âge, mais nous y avions trouvé un certain nombre d’infirmiers disposés à faire plus s’ils pouvaient acquérir le savoir-faire nécessaire dont ils avaient jusqu’alors malheureusement dû se passer. Avec cette formation de 600 infirmiers, nous aurons apporté notre écot à remédier à la situation de vie de nombreux patients psychiatriques. Cela aussi fait désormais partie de notre histoire en Roumanie. ¶ Fr. René Stockman

27

cultés normales. Dans le système scolaire roumain, les cours se donnent en matinée jusqu’à 13 heures, les écoles fermant leurs portes l’après-midi. “Effata” offre alors un accueil à une quarantaine d’enfants qui y sont chaque jour suivis. On y fait alors usage du moindre recoin de la maison.

Tant la cuisine que le bureau sont transformés en local de classe pour que les élèves puissent y faire leur devoir, recevoir une formation complémentaire, recevoir des conseils en matière d’hygiène, apprendre à bien travailler en groupe, le programme de chaque semaine débouchant sur une activité culturelle qui peut être une excursion, une visite, une manifestation sportive etc.

L’ambiance y est celle d’une effervescence ordonnée, à la limite du chaotique, mais nous en retiendrons surtout les nombreux visages souriants. Les enfants s’y sentent chez eux et sont heureux de recevoir ici sans doute plus qu’ils n’auraient pu que rêver ailleurs.

Speranza, qui depuis le début s’est engagée dans le projet et joue désormais le rôle de grand-mère pour ces enfants, nous raconte combien de demandes doivent être reléguées et combien ils se mettent en quête d’une plus grande maison, chose qui mérite aussi toute notre attention. Étant donné que trouver un emploi pour les jeunes sidéens, comme pour ceux issus des classes sociales défavorisées, constitue un véritable problème, l’équipe “Effata” a développé maintenant un nouveau projet: le recyclage de vêtements de seconde main qu’ils veulent collecter sur place, traiter et vendre. Avec l’aide des fonds de l’Union européenne, ils espèrent ainsi pouvoir démarrer cet ambitieux

china

The Joy of the 28

liturgy

I

n Beijing, the APEC, or Asia-Pacific Economic Cooperation, meets; since a week all factories near Beijing are closed and the number of cars entering the city is halved. It is Saturday, 8 November, and never was the azure above Beijing as blue as today. Last week, we had to wear a mask in the streets on account of the pollution of heavy smog; even the flower beds are protected and, hopefully, they will last another week, because the night temperature is below zero. Tomorrow the high guests will arrive, among whom President Obama, for the opening of the meeting on Monday. They will get a nice impression of the city and the weather promises to be sunny. The inhabitants of Beijing will enjoy the occasion.

But we ourselves will leave Beijing by train for Shijiazhuang in Hebei Province and continue our journey to Tangqiu, where two Brothers of Charity are working at a centre for youths with a mental disability managed by the Sisters of St Therese. Sr. Teresa Wang, an associate member of our Congregation, built a new centre for some 30 adults with a mental disability. We knew them when they were young in Biancui; their present new milieu offers them adequate monitoring. The Bros. James and Austin are doing well there and gain expe-

rience in line with our charisma for their apostolate. In 2015 they follow a course of special education in Belgium in preparation for their later work in this new sector in China.

It is a happy reunion; the enthusiastic Sr. Wang shows us around: the new centre has small living rooms, workshops, a gym and some classrooms. The smiling faces of the residents are typical. The centre is run by nine Sisters, two Brothers and and some volunteers. We meet Sr Catherine, a past student of the Canon Triest International Institute, and who is in charge of education. We are glad to see that our Institute bears fruit in China.

In the evening we meet all the Sisters and the Brothers, as well as the associate members who have come to Tangqiu. I give a lecture on care for people with a disability based on our Vincentian spirituality.

The lecture is followed by an interesting exchange of ideas. Indeed, Brothers and Sisters share the same spirituality.

On Sunday morning we gather partly frozen in the multipurpose room, serving as a chapel, at 6.30 pm. All residents are already seated there; a Sister plays the electronic organ. I am amazed at the singing of the residents, some of them singing from the top of their lungs. The

Eucharistic celebration is presided by two animated associate members, Rev. Joseph and Paul; the latter renews his promise to live as an associate member. I am moved by the way of praying and celebrating of the residents. I am reminded of my years as a young Brother when at St Julian’s in Ghent, we had to hurry to get our residents of the St Camillus ward ready for Sunday Mass at the Strop chapel. The atmosphere was quite animated as well in the presence of the patients of the St Alphonse Institute and the children of St Julian’s, supported by the singing of the Brothers from both communities. Some people questioned the effect of bringing these people to H. Mass, and whether it would not be advisable to leave them to themselves. We know the result of this attitude 40 years later‌ A deep nostalgia overwhelms me when I see how these residents recite the prayers of the faithful and look up at the Host with great reverence at the Consecration. And I regret that today so many of our charges are robbed of this spiritual consolation by our keeping them away from the H. Eucharist. I join Jean Vanier in his plea for bringing these people in contact with the liturgy and to believe that they experience the liturgy in their own way and with their possibilities. Is our present approach not

deus caritas est

china

De vreugde

van de liturgie

Bro. René Stockman

magazine | 2015 # 01

I

n Beijing komt de APEC samen, de “Asian Pacific Economic Commission”, en sinds een week liggen alle fabrieken rond Beijing stil en worden dagelijks slechts de helft van de auto’s in de stad toegelaten. Het is zaterdag 8 november, en nog nooit heeft men die periode een zo helder blauwe lucht over Beijing gezien. Vorige week moest men nog met een masker de straat op omwille van de hevige pollutie en de zware smog die heel de stad overdekte. Zelfs de bloemperken zijn speciaal voor de gelegenheid aangelegd en zullen het hopelijk nog een week uithouden, want de temperatuur gaat ’s nachts reeds onder nul. Morgen komen de presidenten, waaronder President Obama, aan om maandag met de vergadering te starten. Zij zullen alvast een mooi beeld hebben van deze wereldstad en het belooft ook nog een zonnige week te worden. De bewoners van Beijing mogen even meegenieten.

Maar wij verlaten in de vroege morgen Beijing per trein richting Shijiazhuang in de Hebei-provincie om van daaruit naar Tangqiu door te reizen om er onze twee jonge broeders op te zoeken die er bij de Zusters van de H. Teresia meehelpen in de zorg voor jongeren met een mentale handicap. Zuster Teresa Wang, één van onze

aangesloten leden heeft er een nieuw centrum uitgebouwd waar een 30-tal volwassenen met een mentale handicap worden opgevangen. We hebben ze allemaal als kind gekend in Biancui en nu zijn ze in een nieuwe omkadering waar ze aangepaste begeleiding ontvangen. Onze Broeders James en Augustin doen er mooi werk en kunnen zo helemaal in de lijn van ons charisma hun eerste ervaring in het apostolaat opdoen. Volgend jaar zullen ze in België de opleiding “special education” volgen, en natuurlijk hopen we ondertussen zelf met een nieuw apostolaat te kunnen starten.

Het wordt een blij weerzien, en we bezoeken onder de enthousiaste leiding van Zuster Wang het nieuwe centrum met kleine leefruimten, ateliers, een gymzaaltje en een aantal klassen. Vooral de lach op de gezichten van de bewoners treft ons.

Met negen zusters, nu twee broeders en een aantal vrijwilligers wordt dit centrum gerund, en we ontmoeten er ook Zuster Katrien die in ons International Institute Canon Triest de opleiding “special education” volgde en die er nu verantwoordelijk is voor de pedagogische begeleiding. We zien dat onze opleiding zijn vruchten afwerpt hier in China. ’s Avonds ontmoeten we alle zusters en ook de broeders en aangesloten leden die naar Tangqiu zijn gekomen en we geven een conferentie over de zorg voor mensen met een handicap vanuit onze vincentiaanse spiritualiteit. Het wordt een uiteenzetting gevolgd door een boeiende uitwisseling. Ja, hier vinden de broeders en de zusters elkaar werkelijk in eenzelfde spiritualiteit.

De zondagmorgen komen we half verkleumd om 6u30 in de multifunctionele ruimte die nu als kapel is ingericht. Alle bewoners zitten reeds op hun plaats en een zuster speelt op het elektronisch orgel.

Het verwondert me hoe de bewoners de liederen kennen en sommigen sparen geen

29

too rational, and is it not the umpteenth proof that wrongly understood secularization promotes alienation? I remember the residents of the St Camillus ward in Ghent, how during H. Mass some of them were touched by some mystery and turned calm. For is not that what the liturgy can work out in us by word and gesture?

Where heaven and earth meet.

We leave Tangjiu, and we arrive in Beijing by train the sun shines bright. Families relax in the public parks, enjoying the special day in late summer. The apartment of the Brothers is cosy and warm thanks to the sunshine. One is not allowed to warm the rooms until 15 November so that I had to adapt to the chill at night, with temperatures around zero degrees Celsius. We took out time to listen to every Brother privately and to share their dreams of a bright future. The following day we discuss concrete plans for our apostolate in Tanguian, a nursing home for the elderly. History repeats itself: a Brother suggests we could start the new project on 28 December 2017, 210 years after our pioneering Brothers started to care for the elderly at the Byloke in Ghent. May their dream come true. ¶

30

C moeite om uit volle borst mee te zingen.

Het wordt een geanimeerde eucharistieviering voorgegaan door onze twee aangesloten leden Joseph en Paul en waarbij Paul zijn belofte als aangesloten lid vernieuwt.

Tijdens de viering word ik steeds meer getroffen door de wijze dat de bewoners meebidden en meevieren. Het doet me terugdenken aan mijn eigen jonge jaren als broeder op Sint-Juliaan. Hoe we ons de zondagmorgen moesten haasten om de bewoners van de afdeling Sint-Kamillus klaar te krijgen om met hen naar de eucharistieviering te gaan in de Stropkapel. Ook daar ging het er soms geanimeerd aan toe in die volle kapel met patiënten uit Sint-Alfons, al die kinderen uit Sint-Juliaan en de broeders van de beide communiteiten die voor de zang zorgden. Sommigen stelden zich vragen of het goed was om met al deze jongeren naar de eucharistieviering te komen, of we hen die konden kiezen niet beter vrij konden laten en hen die niet konden volgen maar best niet meebrachten. We kennen het resultaat van deze discussies nu veertig jaar later.

Wanneer ik dan bij de voorbeden zelfs een aantal bewoners op een heel gebrekkige manier een aantal voorbeden hoor formuleren en dan zie hoe ze met eerbied opkijken naar de hostie wanneer deze bij de consecratie omhoog wordt geheven, dan overvalt me een dubbel gevoel: weemoed naar een verleden dat er niet meer is, maar ook spijt dat we vandaag aan zovele mensen met een handicap eigenlijk deze spirituele ervaring ontzeggen door hen weg te houden van de eucharistieviering. Ik begrijp plots zeer goed Jean Vanier wanneer hij een pleidooi houdt om toch aan deze mensen de liturgie niet te ontzeggen maar te geloven dat ze op hun wijze en met hun mogelijkheden een heel eigen spirituele

ervaring kunnen hebben. Hebben we het allemaal niet te rationeel gezien en aangepakt en is het niet het zoveelste bewijs hoe een misbegrepen secularisatie een echte vervreemding in de hand heeft gewerkt. Ik zie de eigen bewoners van Sint-Kamillus terug voor mijn ogen en herinner me hoe sommigen tijdens de eucharistieviering rustig werden, als het ware gegrepen door iets wat hen helemaal oversteeg. Maar is dat niet juist liturgie: proberen in woorden en gebaren te vatten wat ons overstijgt, een moment creëren waar het hemelse het aardse kan raken?

We nemen afscheid van Tangqiu en wanneer we met de trein Beijing binnenrijden is het opnieuw volle zon. Een echte zondag met een heldere lucht. In de parken verzamelen zich de families om te genieten van deze uitzonderlijke nazomerse dag. En op het appartement waar onze broeders verblijven is het aangenaam warm door de binnenvallende zon. Men mag slechts vanaf 15 november beginnen stoken, zodat het de voorbije dagen echt wennen was aan de nachtelijke temperaturen die rond het vriespunt lagen. We nemen de tijd om onze broeders één voor één te beluisteren en samen met hen dromen we van een bloeiende toekomst. Morgen zullen we de concrete plannen bespreken die ze hebben gemaakt voor ons nieuw apostolaat in Tanguian: een rustoord voor bejaarden.

Het is alsof de geschiedenis van de congregatie opnieuw wordt geschreven. Iemand laat vallen dat het de droom is om op 28 december 2017 te kunnen starten met het nieuwe project: 210 jaar na de start van onze eerste broeders in de Bijloke in hun zorg voor de bejaarden. Misschien wordt deze droom wel werkelijk. ¶ Br. René Stockman

’est en date du samedi 8 novembre qu’a eu lieu à Pékin la convention de l’APEC, acronyme de la « Commission économique pour l’Asie et le Pacifique ».

Pour l’occasion, les usines autour de la capitale chinoise avait été mises à l’arrêt et seule la moitié du parc automobile admis à circuler dans la ville, ce qui explique pourquoi jamais on n’avait au cours de cette dernière période été gratifié d’un ciel aussi clair et d’air aussi pur. On notera le fait que la semaine précédente encore, il fallait porter un masque en rue pour se prémunir des effets de la pollution et du smog qui enveloppait toute la ville. Même les parterres de fleurs avaient été aménagés pour l’événement en espérant qu’ils résisteraient au gel nocturne au cours de la semaine à venir. À la veille de l’arrivée des sommités et présidents dont Barack Obama – la convention devant s’ouvrir le lundi –, les hôtes auront en tout cas eu de quoi admirer la métropole sous son plus beau jour et avec le soleil en prime. Une aubaine pour ses habitants !

Quant à nous, nous quittons Pékin par le train en direction de Shijiazhuang dans la province de Hebei, afin de poursuivre de là notre voyage vers Tangqiu et d’y rencontrer les jeunes frères qui assistent les Sœurs de Sainte-Thérèse à bien s’occuper des jeunes atteints d’un handicap mental.

Sœur Teresa Wang, l’une de nos membres associées, y a développé un nouveau centre pouvant accueillir une trentaine d’adultes handicapés mentaux. Nous les avons tous connus enfants à Biancui alors qu’ils se trouvent maintenant dans une nouvelle unité où ils pourront recevoir la guidance, l’encadrement et les soins appropriés. Nos frères James et Augustin y font du bon travail et peuvent ainsi, dans la lignée de notre charisme, y vivre une première expérience d’apostolat. L’année prochaine, ils suivront en Belgique un programme d’Éducation spéciale, étant donné que nous songeons bien sûr à démarrer à notre tour un nouvel apostolat de ce type.

Nous voilà donc à nous laisser guider,

deus caritas est

La joie

chine

de la liturgie

magazine | 2015 # 01

nant de Saint-Alphonse et avec tous ces enfants de Saint-Julien chantant sous la guidance des frères issus des deux communautés. Certains se demandaient à l’époque s’il était finalement bon de convier ces jeunes à suivre l’office eucharistique et s’il n’était pas préférable de leur laisser le libre choix n’emmenant avec nous que ceux qui en avaient exprimé le souhait. À 40 ans de distance, nous observons maintenant les résultats de ce débat.

Lorsque aux préliminaires, j’entends des résidents formuler tant bien que mal leur prière comme ils le peuvent et que je vois avec quelle dévotion ils regardent le prêtre élever l’hostie à la consécration, j’en ressens à la fois de l’attendrissement nostalgique pour le passé qui n’est plus, mais aussi le regret de voir privées tant de personnes porteuses d’un handicap, d’une expérience spirituelle, mises à l’écart de cette célébration sacramentelle. Je comprends d’autant mieux le plaidoyer d’un Jean Vanier visant à ne pas priver ces per-

sonnes de célébrations liturgiques mais invitant plutôt à croire qu’elles pourront de leur façon et selon leurs possibilités y expérimenter une spiritualité qui leur est propre et dont elles se réjouiront. N’avonsnous pas suivi à ce propos une approche trop rationnelle, une sécularisation qui, ainsi interprétée et mise en œuvre, ne pouvait que les écarter, les aliéner encore davantage. ¶ Je repense aux résidents de Saint-Camille en me souvenant du calme, de la quiétude et de la sérénité que certains ressentaient lors de ces rites, pris par ce sentiment de vivre quelque chose de grand et qui nous dépasse lors de la célébration. N’est-ce pas là précisément à quoi sert la liturgie: à appréhender et à cerner en paroles et en gestes une chose qui nous dépasse, à créer un moment où la Terre s’élève jusqu’à toucher le ciel?

Nous quittons Tangqiu et lorsque le train se faufile à Pékin, le soleil luit à nouveau.

Un beau dimanche sous un ciel clair. Dans les parcs, on voit les familles se rassembler pour profiter pleinement du caractère estival de cette journée d’arrière- saison. Dans l’appartement où résident nos frères, l’ambiance est des plus chaleureuses sous les derniers rayons dardés par le couchant. La consigne étant de ne pas allumer le chauffage avant le 15 novembre, il nous fallait nous habituer aux basses températures même parfois négatives de la nuit. Nous prenons le temps de nous mettre à l’écoute de chacun de nos frères et de rêver avec eux d’un avenir prometteur. Demain nous traiterons concrètement des projets avancés pour leur nouvel apostolat à Tanguian: une maison de repos pour personnes âgées. C’est comme si on ouvrait de nouvelles pages de l’histoire de la Congrégation à l’annonce faite par quelqu’un : que le 28 décembre 2017 marquerait la mise en œuvre du projet, un rêve qui se réalise 210 ans après que les frères eurent commencé dans l’hospice de la Byloke à Gand, leurs soins aux pauvres et aux vieillards. Parfois les miracles se reproduisent… ¶ Fr. René Stockman

31

lors de ces heureuses retrouvailles, par l’enthousiaste Sœur Wang pour découvrir le nouveau centre avec ses petits espaces de vie et de séjour, ses ateliers, sa salle de gymnastique et un certain nombre de locaux de classe. Nous sommes frappés surtout par le sourire arboré par tous ces visages de résidents dans ce centre où deux frères et un certain nombre de volontaires mènent la barque. Nous rencontrons également Sœur Catherine qui a suivi dans notre Institut international Chanoine Triest le programme d’Éducation spéciale, si bien qu’elle peut maintenant assumer la responsabilité pédagogique du centre où nous nous trouvons. Nous sommes heureux de voir que cette formation porte déjà ses fruits ici en Chine.

Le soir venu, nous rencontrons toutes les sœurs ainsi que les frères et membres associés qui s’étaient rendus à Tangqiu et nous y donnons une conférence à propos des soins pour les personnes avec un handicap, vus dans la perspective de notre spiritualité vincentienne. L’exposé fut suivi d’un intéressant tour de table reflétant combien les frères et sœurs peuvent ici se retrouver, mus par une même spiritualité.

Le dimanche matin, nous arrivons vers 6h30 plutôt transis dans l’espace polyvalente aujourd’hui agencée en chapelle.

Tous les résidents s’y trouvent déjà à leur place alors que la sœur pianote sur l’orgue électronique. Je m’étonne de remarquer combien l’assistance maîtrise le répertoire, certains ne se retenant pas à le chanter à pleins poumons. L’office eucharistique n’en est que plus animé avec nos deux membres associés Joseph et Paul, ce dernier ayant saisi l’occasion pour renouveler sa promesse. Pendant l’office, je suis toujours plus frappé par la manière dont les résidents se joignent dans la prière et la célébration. Cela me rappelle mes jeunes années où, en tant que frère à Saint-Julien, il fallait se dépêcher le dimanche matin pour préparer les résidents de la section de Saint-Camille à se rendre à l’office dans la chapelle du Strop. Là aussi, l’ambiance était parfois effervescente dans cette chapelle pleine à craquer de patients prove-

rwanda | burundi

32

Two weeks spent in

rwanda & burundi D

uring the month of January 2015, the complete General Council and the Provincial Superiors went to Africa, specifically to Rwanda and Burundi.

The purpose was to really get to know the Congregation and its works in these African regions while having the usual meetings of the Council.

Ndera in Rwanda was our starting point: the first week was devoted to Council meetings in the presence of the Provincial Superiors, which was proved an enriching experience as the latter contributed to the input. It was an intensive exercise at the renovated meeting room of the Ndera community; as all members were accommodated in the same place, the meetings developed smoothly and agreeably in a brotherly atmosphere. The prayer moments were very carefully organised at the

chapel of the formation house next to the monastery; we attended H. Mass daily.

In the evening we relaxed in the recreation room together with the local Brothers. We felt at home and are thankful to the regional and local superiors, as well as to all other Brothers, for their great hospitality.

Indeed, they know that originally we were called Hospital Brothers of St Vincent!

It became a hectic week of meetings for we had a busy schedule. Every hour we were occupied; sometimes our siesta had to be cut short. The resolutions of the meetings can be read on another page of this magazine.

On Friday afternoon we started a series of visits to the respective houses of the region. Caraes Ndera topped the list: the visitors were surprised to ascertain the high-quality care given to the psychiatric patients. This reference hospital started

in 1968 and has remained an important psychiatric hospital in Rwanda; it renders enormous service to the Rwandan population via the new services of neurology, child psychiatry and the AIDS research centre. A festive New Year’s reception with all co-workers closed off our visit.

We had already visited the chronic patients and the new infant school specially established for the children of our coworkers. We paid a visit to the solar panel park laid out by Enforsa.

Thereafter it was Rwamagana’s school for the blind we saw; it is a real building site as the boarding, the chapel and monastery are being renovated. Bro. Gregoire had gathered his teaching staff so that, in the absence of the pupils, we were given a clear idea about the development of the education of the blind.

On Monday we left for Kigali where we

deus caritas est

magazine | 2015 # 01

support of a Spanish benefactor. In the evening we inaugurated the new community house of St John XXIII. The care of this psychiatric centre and studies at the local Catholic university are the purpose of this new community of the Brothers of Charity.

The following day we travelled to Gitaga, where Bro. Emile welcomed us and familiarized us with the care for the local psychiatric patients in his private way.

There we achieved the closest contact with the patients themselves. We availed ourselves of the opportunity to visit our former school which was taken over by the Brothers of St Joseph after 33 years; they will celebrate the 75th anniversary of the school this year. Here too we were warmly received; it was an emotional reunion for Bro. Jos Mathijssen, who taught here in 1972.

Late that evening we arrived in Bujumbura, the capital, where traditional drummers welcomed us. In the presence of the Archbishop, the Papal Nuncio and the Secretary of the Department of National Health, we enjoyed Burundian hospitality.

The next day we visited our new scholasticate and the psychiatric centre Kamenge.

We met the Archbishop and officers of the Department to discuss our working in Burundi.

On Friday we returned to Rwanda: in Butare we got a warm welcome at our community, where we met a few postulants.

We visited the cemetery and said a prayer for the deceased missionaries in front of Bro. Gabriel’s tomb. We saw the school and Caraes in Butare: at the school we were introduced to the new curriculum of higher education, and at Caraes we inaugurated a new section for women.

We made a short stop-over at the Sisters of Charity on our way to Gatagara; after a pleasant meal, Bro. Sabinus treated us

with an exhibition of his handcrafted Nativity scenes.

Gatagara was our final visiting place.

There we opened another vocational school and new dormitories for the girl students. The vocational training will cater for youth with a disability and who are void of higher education; with our help they get adequate vocational training to carve their way in the world.

If this article emphasizes the apostolic works of our Brothers in Rwanda and Burundi, it does not mean that the daily life of our Brothers did not make an impression on us. We met a lot of enthusiastic Brothers who are committed to their various tasks and who have a positive outlook on the future. It is probably in Butare that we saw past, present and future bundled together more than elsewhere. Indeed, Butare was the starting point and remains a strong witness to the pioneers symbolised by their graves at the cemetery, after more than 85 years of missionary activity. Many new initiatives were taken with regard to education, health care and mental health care. The future looks rosy when we see how our postulants dance and sing, convinced of their vocation to become Brothers of Charity.

This manifold working of our Brothers in Rwanda and Burundi moves us to gratitude for such a rich and sometimes agitated past; we feel thankful for the strong commitment of our Brothers and their co-workers who live our charisma in an inspired way.

The General Council members express their heartfelt thanks for the sympathetic hospitality they were received with: it will leave a lasting happy memory. ¶ Bro. René Stockman

33

visited Kycuciro psychiatric centre; there three new pavilions for patients with a light pathology, posttraumatic problems, or addiction problems have been erected.

An old dream came partly true when Ndera got a branch hospital in the nearby capital to take care of these patients. A section for priests and religious with psychic problems is still demanded by the Rwandan Bishops Conference.

Another branch of Gatagara in Kigali is in Kigondo, a centre for children and adults with a physical disability. The climax of this visit was the inauguration of the new primary school for children with a mental disability: on demand of the local people this project was realised thanks to financial support of the South Campaign in Belgium, the Belgian authorities, the Liliane Foundation, and a few benefactors. We hope to meet the great need of education in this place. We were reminded of Butare in the 1980s when we started a small-scale initiative for monitoring children with a mental disability there. At that time when we asked the local population whether there were children with a mental disability in the region, they neglected to answer till our special needs educator climbed the hill to enter the huts where he found children with a mental disability. Today’s mentality has changed; parents asked us for a special school for such children. We also visited “Humura”, a day centre for children with a mental disability, an offshoot of Butare. Bro. Pascal showed us around and explained the recent evolutions. Some 50 children are taken care of and prepared for fulfilling their own task in society according to their possibilities.

On Tuesday we travelled to Burundi to make the acquaintance of the recently opened psychiatric centre at Ngozi, another small-scale project realised with the

rwanda | burundi

Twee weken

rwanda & burundi

34

T

ijdens de maand januari 2015 reisde de voltallige generale raad en de provinciale oversten naar Afrika, meer bepaald naar Rwanda en Burundi.

Met het oog om beter het leven van de congregatie te leren kennen werd besloten de uitgebreide generale raad in Afrika te houden en deze vergadering te koppelen aan een uitgebreid bezoek aan één van de Afrikaanse regio’s.

Ndera in Rwanda werd onze uitvalsbasis en de eerste week werd besteed aan de raadsvergadering. Iedere maal dat we de raadsvergadering hebben in aanwezigheid van de provinciale oversten ervaren we een echte verrijking met de heel concrete inbreng van de provinciale oversten.

In een pas vernieuwde vergaderzaal in het klooster van Ndera en gebruikmakend van de bestaande accommodatie waarbij alle deelnemers op dezelfde plaats konden logeren werd het tegelijk een intensieve week wat de vergaderingen betreft en een aangename week wat het broederlijk samenzijn betreft. De gebedsmomenten waren zeer verzorgd met dagelijkse eucharistieviering in de kapel van het vormingshuis dat zich naast het klooster bevindt.

En ’s avonds konden we ons ontspannen in de recreatieruimte samen met de broeders van ter plaatse. We voelden er ons echt thuis en we zijn de regionale en de plaatselijke oversten en alle broeders van het huis zeer dankbaar voor hun grote gastvrijheid. Ze zijn er niet vergeten dat onze eerste naam was: Hospitaalbroeders van de Heilige Vincentius.

Daarnaast werd het een zeer drukke week wat de vergaderingen betreft, want we hadden een gevulde agenda. Ieder dagdeel werd gebruikt en soms moest ook de siësta even ingekort worden. De besluiten van deze vergadering kunt u op een andere plaats in ons tijdschrift vinden.

De vrijdagnamiddag startten we met onze bezoeken aan de verschillende huizen van de regio. Eerst was Caraes Ndera zelf aan de beurt en onmiddellijk waren de leden verrast door de hoge kwaliteit van de zorgen die aan de psychiatrische patiënten

worden verleend. Dit referentieziekenhuis dat startte in 1968 is nog steeds het belangrijkste psychiatrisch ziekenhuis in Rwanda, met de nieuwe diensten van neurologie en kinderpsychiatrie en het onderzoekscentrum rond aids bewijst het een enorme dienst aan de Rwandese bevolking. Het bezoek eindigde feestelijk met een ontmoeting met alle medewerkers aan wie een nieuwjaarsreceptie werd aangeboden.

Voorheen had de groep reeds de chronische patiënten bezocht en eveneens de nieuwe kleuterschool die speciaal werd opgericht voor de kinderen van onze medewerkers. Natuurlijk mochten ook de zonnepanelen niet ontbreken, want het is hier in Ndera dat Enforsa het eerste grote veld met zonnepanelen bouwde.

Daarna kwam Rwamagana aan de beurt, waar de school voor de blinden een echte bouwwerf is met de recente aanpassing van het internaat, de bouw van de kapel en de inrichting van een kloostergebouw.

Br. Gregoire had zijn medewerkers opgetrommeld om ons, ondanks de afwezigheid van de leerlingen, toch een goed inzicht te geven in het blindenonderwijs dat er wordt ontwikkeld.

De maandag trokken we richting Kigali, met een bezoek aan het nieuwe psychiatrisch centrum in Kycuciro waar drie nieuwe paviljoenen zijn uitgebouwd voor patiënten met een lichtere pathologie,

met post-traumatische problemen en met een verslavingsproblematiek. Het was een oude droom om vanuit Ndera ook een filiaal te hebben in de nabijgelegen hoofdstad om er deze specifieke groep te kunnen opvangen. Het blijft nog een onvervulde droom om er ook een afdeling te hebben voor priesters en religieuzen in moeilijkheden, een dienst die ons door de Rwandese bisschoppenconferentie werd gevraagd.

Eveneens in Kigali bezochten we in Gikondo het filiaal van Gatagara, voor de opvang en begeleiding van kinderen en volwassenen met een fysieke handicap.

Het hoogtepunt van dit bezoek was de inauguratie van de nieuwe lagere school voor kinderen met een mentale handicap.

Het is op vraag van de lokale bevolking dat deze school werd uitgebouwd en het project kon worden gerealiseerd dan zij de vroegere Zuidactie, de steun van de Belgische overheid, van het Lilianefonds en een aantal weldoeners. We hopen met deze nieuwe school een aangepast antwoord te kunnen geven aan een grote nood. Onwillekeurig gingen onze gedachten uit naar het initiatief eind de jaren ’80 waarbij we in Butare startten met een heel kleinschalig initiatief voor de begeleiding van kinderen met een mentale handicap.

Het was het eerste initiatief in Rwanda en wanneer we aan de populatie vroegen of er kinderen met een mentale handicap wa-

deus caritas est

magazine | 2015 # 01

tioneel weerzien van de plaats waar hij in 1972 les had gegeven.

Het was reeds laat toen we in Bujumbura aankwamen, maar ook daar was het feest en werden we met de klassieke tamboers verwelkomd. In aanwezigheid van de Aartsbisschop, van de Pauselijke Nuntius en de secretaris van het Ministerie van Volksgezondheid konden we kennismaken met de Burundese gastvrijheid. Het bezoek aan het psychiatrisch centrum Kamenge en aan ons nieuw scholasticaat was voor morgen. En met het bezoek gingen we ook naar het ministerie en naar de aartsbisschop om verder na te denken over onze aanwezigheid hier in Burundi.

Op vrijdag vertrokken we uit Burundi richting Rwanda, om er eerst in Butare gul ontvangen te worden in onze communiteit, waar we nu ook onze postulanten hebben. Het werd een historisch bezoek aan het kerkhof met een gebed bij het graf van onze eerste missionaris Br. Gabriël, een bezoek aan onze school en aan Caraes Butare. In de school werd ons het nieuw programma van het hoger onderwijs voorgesteld en in Caraes Butare mochten we de nieuwe afdeling voor de vrouwen met ons bezoek inhuldigen.

Met een korte tussenstop bij de Zusters van Liefde arriveerden we reeds laat in Gatagara, waar we na de maaltijd door onze ouderdomsdeken Br. Sabinus werden verrast met een originele tentoonstelling van zijn zelfgemaakte kerststallen.

Gatagara zou de laatste bezoekplaats worden, en ook hier konden we een nieuwe beroepsopleiding openen en nieuwe slaapzalen voor de meisjes. Vooral de beroepsopleiding trok onze aandacht, want hiermee zullen we ook aan jongeren met een handicap die niet de mogelijkheid hebben om hoger onderwijs te volgen, een aangepaste beroepsopleiding kunnen ver-

schaffen.

Wanneer we in dit artikel vooral de klemtoon leggen op het apostolaatswerk van de broeders in zowel Rwanda als Burundi, wil niet zeggen dat we niet getroffen waren door het leven zelf van de broeders. Overal ontmoetten we enthousiaste broeders, met grote inzet in het apostolaat en met grote hoop naar de toekomst toe. Misschien was het nergens sterker dan in Butare dat we het verleden, het heden en de toekomst hand in had zagen gaan. Inderdaad, het startte allemaal in Butare, en de aanwezigheid van het graf van onze eerste missionaris blijft een sterke getuigenis van de inzet van de vele missionarissen die hier reeds meer dan 85 jaar missiewerk hebben verricht. Vandaag werden er nieuwe initiatieven genomen zowel op het vlak van het onderwijs, de zorg voor mensen met een handicap en de zorg voor psychiatrische patiënten. En de toekomst gloort wanneer we onze postulanten zien dansen en zingen, overtuigd van hun roeping als Broeder van Liefde.

Het is met deze meervoudige beweging dat we dit bezoek afsloten: dankbaar voor een rijk, en soms heel moeilijk verleden, dankbaar voor de inzet van de broeders en de vele medewerkers in het huidig apostolaat en dankbaar dat God ons zegent met nieuwe roepingen. En dankbaar dat het charisma hier in Rwanda en Burundi zo duidelijk wordt beleefd, vanuit een sterke religieuze bezieling.

Als generaal bestuur zijn we dankbaar dat we deze ervaring mochten delen en we danken nogmaals alle broeders, aangesloten leden en medewerkers voor hun heel sympathiek onthaal overal waar we kwamen. We weten nu wat de Afrikaanse gastvrijheid betekent. ¶ Br. René Stockman

35

ren, negeerden ze deze vraag, tot we met onze orthopedagoog de heuvel opgingen om er in de huizen, meestal verborgen, toch kinderen met een mentale handicap te ontdekken. Vandaag is gelukkig de mentaliteit veranderd en nu waren het de ouders zelf die ons kwamen opzoeken met de vraag om voor deze kinderen een aangepaste school op te richten.

Aanvullend bezochten we Humura, het dagcentrum voor kinderen met een mentale handicap als verderzetting van het vroegere project in Butare. Daar was het Pascal die ons rondleidde en met fierheid de recente evoluties duidde. Dagelijks worden er een 50-tal kinderen opgevangen die er een echte voorbereiding krijgen om zich met hun mogelijkheden verder te kunnen ontwikkelen in de maatschappij.

Dinsdag vertrokken we richting Burundi, waar we in Ngozi het pas geopende psychiatrisch centrum bezochten, eveneens een kleinschalig initiatief dat er kwam dankzij de steun van een Spaanse weldoener. ’s Avonds mochten we er het nieuwe klooster openen dat geplaatst werd onder de bescherming van de heilige Paus Johannes XXIII. Dienst in het psychiatrisch centrum en studie aan de lokale katholieke universiteit is de zending van deze nieuwe gemeenschap. ’s Anderendaags trokken we richting Gitega, waar we door Br. Emile werden opgewacht die ons op zijn eigen wijze liet kennis maken met de zorg voor psychiatrische patiënten. Het was de plaats waar we het sterkst contact hadden met de zieken zelf.

We maakten ook gebruik om de school te bezoeken die door de broeders voor 33 jaar werd bediend en nu door de Broeders van Sint-Jozef wordt geleid en die dit jaar tevens haar 75ste verjaardag viert. Ook hier werd het een hartelijk onthaal en vooral voor Br. Jos Mathijssen was het een emo-

rwanda | burundi

Deux semaines

au rwanda et au burundi

36

C

’est au cours du mois de janvier 2015 que les membres du conseil général et les supérieurs provinciaux se sont rendus au grand complet en Afrique, plus exactement au Rwanda et au Burundi.

Afin de mieux cerner la vie de la Congrégation, il avait été décidé de tenir le conseil général élargi en Afrique et d’assortir cette réunion d’une visite approfondie à l’une de nos régions d’Afrique.

Ndera au Rwanda avait été choisi comme base de départ et la première semaine consacrée aux assises du conseil. Comme ce fut le cas chaque fois que le conseil se réunit de concert avec les supérieurs provinciaux, nous l’avons en l’occurrence également apprécié comme un événement enrichissant grâce aux apports très concrets de la part de nos supérieurs provinciaux. Pouvant mener nos pourparlers dans cette salle de réunion complètement rénovée du couvent de Ndera et profitant de la façon de l’infrastructure d’hébergement, permettant à l’ensemble des participants de loger en un même lieu, nous étions ravis que la semaine n’en fut que plus intense et fructueuse au niveau des assemblées et agréablement assortie de convivialité fraternelle. Les moments de prière avaient été soigneusement préparés, avec une célébration eucharistique chaque jour dans la chapelle de la maison de formation qui jouxte le couvent. Le soir, nous pouvions nous détendre dans l’espace de récréation avec les frères de la place. Nous nous y sentions réellement chez nous et ne pouvons manquer de remercier encore les supérieurs régionaux et ainsi que l’ensemble des Frères de cette maison pour leur grande hospitalité. Ils ont à leur tour, fait honneur à notre première appellation : celle de Frères hospitaliers de Saint-Vincent.

Au demeurant, le programme de la semaine était chargé de réunions et d’un agenda bien rempli. Chaque partie de la journée était mise à profit au point de devoir parfois écourter la sieste prévue. Des

résolutions de l’assemblée figurent et sont à lire ailleurs dans cette édition.

Le vendredi après-midi, nous nous sommes mis en route pour visiter les différentes maisons que compte la région. Nous avons commencé par Caraes Ndera, et d’emblée les membres y ont été agréablement surpris par l’excellence des soins qui y sont prodigués aux patients psychiatriques. Cet hôpital de référence mis en place dès 1968 est encore toujours le plus important centre psychiatrique du Rwanda où les nouveaux services de neurologie et de pédopsychiatrie ainsi que le centre de recherche pour le sida continuent à rendre de considérables services à la population. La visite fut conclue par une réunion aux allures festives avec l’ensemble des collaborateurs conviés à une réception du Nouvel-An. Auparavant, le groupe avait rendu visite aux patients chroniques ainsi qu’à la nouvelle école maternelle spécialement créée pour les enfants de notre personnel. On ne pouvait bien sûr omettre au passage les panneaux solaires, étant donné que c’est ici à Ndera qu’Enforsa a mis en place la première grande aire réservée à ces dispositifs.

Vint ensuite Rwamagana où l’école pour les malvoyants a pris l’allure d’un chantier suite aux récents aménagements de l’internat, à la construction de la chapelle et à l’aménagement d’un couvent. Fr. Grégoire avait réuni tous ses collaborateurs pour nous donner un aperçu de l’enseignement aux aveugles malgré l’absence des élèves.

Le lundi, nous nous sommes mis en route pour Kigali, avec au programme une visite au nouveau centre psychiatrique à Kycuciro, où trois nouveaux pavillons ont été construits pour les patients aux pathologies plus légères, avec des problèmes post-traumatiques, d’assuétude et de dépendance.

Nous rêvions depuis longtemps de disposer au départ de Ndera également d’une antenne dans la capitale proche, afin de pouvoir y accueillir ce groupe spécifique.

Sans doute se réalisera-t-il un jour et pour-

rons-nous également y adjoindre un département pour les prêtres et les religieux en difficulté, service qui nous a été demandé par la conférence épiscopale du Rwanda.

Nous avons également visité à Kigali, plus exactement à Gikondo, une succursale de Gatagara, destinée à l’accueil et à l’encadrement d’enfants et d’adultes avec un handicap physique. Le point d’orgue de cette visite fut l’inauguration de la nouvelle école primaire pour enfants handicapés mentaux. C’est à la demande de la population locale que cette école a vu le jour, le projet ayant pu être réalisé grâce à l’Action Sud de l’époque, l’appui des autorités publiques belges et le fonds Liliane ainsi que d’un nombre de bienfaiteurs.

Nous espérons pouvoir donner, grâce à ce nouvel établissement, une réponse appropriée à une urgente et importante demande. Nous resongions spontanément à cette initiative lancée à la fin des années 80 à Butare, celle d’un petit projet destiné à l’encadrement des enfants frappés d’un handicap mental. Ce fut la première initiative au Rwanda, et lorsque nous demandions à l’époque aux gens s’ils y connaissaient des enfants handicapés mentaux, ceux-ci répondaient par la négative jusqu’à ce que nous ayons, avec notre orthopédagogue, pris le chemin des collines pour découvrir ces enfants handicapés mentaux qui vivaient cachés le plus souvent dans les maisons. Heureusement, les mentalités ont changé aujourd’hui, puisque ce sont les parents eux-mêmes qui sont venus nous trouver pour demander de développer un institut approprié pour leurs enfants.

Ensuite, ce fut le tour à Humura, le centre de jour pour les enfants handicapés mentaux, qui s’inscrit dans la continuité de l’ancien projet de Butare. Là, ce fut Pascal à nous faire le tour du propriétaire, fier d’en montrer les plus récents développements.

On y accueille quotidiennement une cinquantaine d’enfants qui y bénéficient d’une préparation de qualité pour s’épanouir et

deus caritas est

magazine | 2015 # 01

nir de notre présence ici au Burundi.

Vendredi, nous avons quitté le Burundi pour le Rwanda, avant d’être reçus royalement dans notre communauté à Butare où se trouvent également des postulants. Ce fut un moment historique avec la visite au cimetière et une prière commémorative à la tombe de notre premier missionnaire le Frère Gabriel, la visite de notre école et de Caraes Butare. Le nouveau programme de l’enseignement supérieur nous a été présenté dans ladite école alors qu’à Caraes Butare, nous avons inauguré par notre visite la nouvelle section destinée aux femmes.

Après nous être arrêtés brièvement en route chez les Sœurs de la Charité, nous sommes arrivés tard dans la soirée à Gatagara, où notre doyen d’âge, le Frère Sabinus nous fit la surprise après le repas de nous montrer les crèches exposées de sa propre fabrication.

Gatagara marquerait la dernière étape en nous offrant là aussi l’occasion d’inaugurer une nouvelle formation professionnelle ainsi que de nouveaux dortoirs pour les jeunes filles. Nous étions ravis que cette nouvelle formation surtout ouvrirait aux jeunes restreints par leur handicap et n’ayant pas la possibilité de faire leurs études dans l’enseignement supérieur, les possibilités de se qualifier professionnellement.

Si nous mettons dans cet article principalement l’accent sur les mérites des œuvres apostoliques de nos frères au Rwanda et

au Burundi, nous n’en étions pas moins touchés par la qualité de leur vie communautaire, leur enthousiasme, leur application dans l’apostolat et leur foi en l’avenir.

Nous n’avons nulle part autant qu’à Butare ressenti l’alliance du passé, du présent et de l’avenir. C’est en effet à Butare que tout avait commencé et la présence du tombeau de notre premier missionnaire témoigne de la ferveur avec laquelle de nombreux missionnaires ont ici assumé une noble tâche au cours des 85 ans passés. L’heure était aujourd’hui à la prise de nouvelles initiatives, tant sur le plan de l’enseignement, des soins aux personnes handicapées physiques que des soins aux patients psychiatriques. Les perspectives d’avenir n’en deviennent que plus prometteuses à la vue de nos postulants chantants, dansants, imprégnés de leur vocation de Frère de la Charité.

Ce fut donc dans la variété d’un grand engouement que nous avons conclu notre périple avec gratitude : reconnaissants pour les réalisations passées avec leurs épreuves, reconnaissants de l’engagement des frères et de nombreux collaborateurs dans le présent apostolat, reconnaissants envers Dieu qui nous gratifie de nombreuses nouvelles vocations, reconnaissants enfin de pouvoir vivre ici au Rwanda et au Burundi la joie et toute la vitalité d’une fervente vie religieuse à l’image de notre charisme.

En notre qualité de direction générale, nous exprimons notre gratitude d’avoir pu partager ces moments et tenons une nouvelle fois à remercier l’ensemble des Frères, membres associés et collaborateurs de leur accueil si chaleureux partout où nous sommes venus. Nous avons pu éprouver ce que représente l’hospitalité africaine. ¶ Fr. René Stockman

37

se développer par la suite dans la société au mieux de leurs possibilités.

Le mardi, nous avons mis le cap sur le Burundi, où nous avons visité à Ngozi le centre psychiatrique qui venait d’ouvrir ses portes et représente un micro projet, qui a pu voir le jour grâce à l’aide d’un bienfaiteur espagnol. Le soir venu, nous y avons inauguré le couvent placé sous la protection du saint Pape Jean XXIII. Assurer les services dans le centre psychiatrique et des études à l’université catholique locale constituent la mission de cette nouvelle communauté.

Le lendemain, nous nous sommes mis en route pour Gitega, où nous attendait le frère Émile qui, à la manière qui lui est propre, nous fit prendre connaissance des soins prodigués aux patients psychiatriques. C’est en ce lieu que nous aurons pu établir en tout cas le meilleur contact avec les malades. Nous avons, par ailleurs, visité par la même occasion l’école qui avait été gérée par les frères pendant 33 ans et se trouve maintenant dirigée par les Frères de Saint-Joseph et qui fête son 75e anniversaire. L’accueil fut également des plus chaleureux, le Frère Jos Mathijssen pouvant, non sans émotion, ainsi retrouver l’endroit où il avait enseigné en 1972.

Il était tard déjà lorsque nous arrivions à Bujumbura, mais là aussi un air de fête nous attendait, puisque nous y avons été accueillis au son des traditionnels tambours. En présence de l’Archevêque et du Nonce apostolique ainsi que du Secrétaire du Ministère de la Santé publique, nous nous y sommes réjouis de l’hospitalité burundaise dans toute sa splendeur. La visite au centre psychiatrique de Kamenge ainsi qu’à notre nouveau scolasticat serait remise au lendemain. Par la même occasion, nous nous rendrions également au ministère et à l’archevêché pour nous concerter sur l’ave-

rwanda

A Vocational School in

gatagara

38

T

he new education policy in Rwanda forced our school in Butare to change into an institute of higher education. What was started as a school for assistant technicians for youths with a physical disability in Gatagare, was transferred to our former “Tronc commun” in Butare and developed into a unique secondary school for youths with or without a disability. It became an “inversed” inclusion in that mainstream youths attended a school for youths with a disability.

We are glad that is has become a high school so that disabled youths can also enjoy mainstream secondary education.

But what about the young people who are so disabled that they cannot make this transition? What are their possibilities?

That was the question; therefore, we introduced vocational training for them.

The first plan was to develop such a school in Butare but later a project in Gatagara combined a primary school with a secondary one. Our German friends of Landau, “Rhénanie Palatinat”, who have given financial help to Gatagara several times, again provided the funds for developing a “vocational school”, or centre for vocational training especially meant for youths with a disability.

After an exploration of the market, a sew-

ing class and a beauty salon were chosen, because these professions offer opportunities in Kigali; thereafter, a course of metalworking will be added.

This new project is a welcome completion of the curriculum we want to offer via the respective sections in Gatagara. At bottom, we try to provide the opportunities to integrate with the society.

Anyway, it is in line with the original idea of the founder, Abbé Fraipont, who was ahead of his time, to offer a place in the sun to disabled people who had been discarded by the then society in Rwanda, particularly to polio victims, via proper vocational training. It is for good reason that he called his centre, “Home de la ­Vierge des Pauvres pour education, rehabilitation et reintegration des personnes avec un ­handicap physique.”

Due to the recent evolutions in Gatagara, where training, treatment and rehabilitation were emphasized, had we neglected the aspect of re-integration somehow? This new centre answers the demand, and also the blind in Rwamagana are challenging us to be creative about their education to help them on the way to reintegration into society via adequate vocational training.

Two new dormitories for the girls were built; those who know Gatagara will re-

alise that this is a big step forward. It reminded me of Fr. Triest, who was always intent on improving the accommodation of his charges, because he realised that a well-cared-for milieu showed respect for his charges. The new accommodation in Gatagara was needed as we picked up the word “discrimination” in the background.

Indeed, it has become the turn of the boys to get improved circumstances of life as soon as we find the necessary funds. For the means are always the crux of the matter; for both dormitories we could call on the help of the “Service of Development Cooperation” of the Belgian authorities via our NGO “Fracarita Belgium”.

The opening of both initiatives was the apotheosis of the visit of our General Council and Provincial Superiors to Rwanda and Burundi in January last. It was a proper conclusion, illustrating that the charisma of our Congregation is still alive and well.

We may paraphrase Fr. Triest by saying: “To provide adequate education to these children so that they make headway in society, to give them proper dormitories so that they feel respected, is that not creating sunshine, a new earth, drawing them from the jaws of death?” ¶ Bro. René Stockman

deus caritas est

rwanda

Een vakopleiding in

gatagara

M

een centrum voor beroepsopleidingen, speciaal toegankelijk voor jongeren met een fysieke handicap.

Na een exploratie van de markt werd gekozen voor een naaiatelier en een “beautysalon”, omdat dit beroepen zijn die vandaag vooral in Kigali mogelijkheden bieden.

Daarna zal een afdeling voor metaalbewerking worden toegevoegd.

Met dit nieuwe project wordt een zeer goede aanvulling gegeven met het pakket dat we via de verschillende afdelingen van Gatagara proberen aan te bieden. Uiteindelijk blijft de kernzaak dat we aan jongeren de mogelijkheid bieden om zich met hun handicap te integreren in de maatschappij.

Dit is ten andere helemaal in de lijn wat de stichter Abbé Fraipont, zijn tijd ver vooruit, vanaf het begin met zijn stichting in Gatagara op het oog had: aan mensen met een handicap, die totaal verstoten waren in de toenmalige maatschappij van Rwanda, en heel speciaal hen die het slachtoffer waren van polio, via een gepaste beroepsopleiding terug een plaats te geven in de maatschappij. Het is niet voor niets dat hij zijn centrum noemde: “Home de la Vierge des Pauvres pour éducation, réhabilitation et réintégration des personnes avec un handicap physique”.

Waren we met al de recente evoluties in Gatagara, waar sterk de nadruk wordt gelegd op opleiding, behandeling en rehabilitatie, het aspect re-integratie misschien

wat uit het oog verloren? Met dit nieuwe centrum wordt hier zeker een antwoord op gegeven en ook voor onze blinden in Rwamagana is het echt nodig om creatief te zoeken hoe we hen na de scholing ook op weg kunnen helpen, eveneens via een aangepaste beroepsopleiding, om zich te re-integreren in de maatschappij.

Met dit nieuwe centrum werden eveneens twee nieuwe slaapzalen voor de meisjes geopend en voor hen die Gatagara kennen beseffen we welke vooruitgang hier geboekt wordt. Het deed me denken aan Vader Triest die constant aandacht had voor de verbetering van de accommodatie, omdat hij begreep dat met een verzorgde omgeving ook respect wordt getoond voor hen die aan onze zorgen zijn toevertrouwd.

Een nieuwe accommodatie was hier meer dan nodig en ergens hoorden we het woord “discriminatie”. Inderdaad, nu is het aan de jongens om hen eveneens een beter kader te geven en we hopen ook voor hen de nodige fondsen te vinden. Want steeds gaat het over middelen. Voor de slaapzalen konden we beroep doen op de ondersteuning van de “Dienst voor Ontwikkelingssamenwerking” van de Belgische overheid via onze ngo “Fracarita Belgium”.

De opening van deze beide initiatieven was de “apotheose” van de bezoeken van de generale raad en de provinciale oversten aan Rwanda en Burundi in januari 2015. Het was een mooie afsluiting, waarmee we ons charisma als congregatie levendig dan ooit mochten ervaren.

“Aan deze kinderen een gepaste vorming geven, opdat ze hun weg zouden vinden in de maatschappij, hen een goede slaapzaal geven, zodat ze zich gerespecteerd voelen tijdens hun opleiding, is dat niet voor hen een zonne scheppen, een nieuwe aardbodem creëren, is dat niet hen trekken uit de schoot van de dood?” Wellicht zouden dit de woorden geweest zijn van Vader Triest indien hij in Gatagara bij deze opening zelf aanwezig zou zijn geweest. Het zijn woorden die we na 200 jaar gerust mogen herhalen! ¶ Br. René Stockman

magazine | 2015 # 01

39

et het nieuwe onderwijsbeleid in Rwanda werd onze school in Butare verplicht zich verder uit te bouwen als een instituut voor hoger onderwijs. Wat ooit startte als de laborantenschool voor jongeren met een fysieke handicap in Gatagara, werd overgebracht naar onze vroegere “Tronc commun” in Butare en ontwikkelde zich in een unieke secundaire school voor zowel jongeren met een handicap als zonder handicap. Het werd een “averechtse” inclusie: jongeren zonder handicap die les volgen in een school voor jongeren met een handicap.

Dat het nu een “high school” wordt kunnen we toejuichen en ook jongeren met een handicap hebben nu steeds meer de mogelijkheid om ook hoger onderwijs te volgen. Maar wat met hen die omwille van limieten deze stap niet kunnen zetten?

Wat zijn hun toekomstmogelijkheden? Dat is de vraag die we ons stelden en met de beweging richting hoger onderwijs werd het voorstel ontwikkeld om ook beroepsopleidingen te voorzien.

Wat eerst een plan was om uit te bouwen in Butare zelf, werd nu een project in Gatagara, verbonden met de lagere school die nu ook een deel van het secundair onderwijs bevat. De fondsen kwamen van onze Duitse vrienden van Landau, de groep “Rhénanie Palatinat”, die reeds verscheidene malen projecten in Gatagara steunden. Ze werden bereid gevonden een “beroepsschool” uit te bouwen of beter

rwanda

Une formation professionnelle

à gatagara

40

L

a stratégie nouvellement mise en place pour l’enseignement au Rwanda a fait que notre école située à Butare a dû se réorganiser en tant qu’institut d’enseignement supérieur. L’établissement à Gatagara, qui avait connu ses débuts en tant qu’école pour laborantins destinée aux jeunes handicapés physiques, avait été intégré dans notre ancien « Tronc commun » à Butare pour devenir une école secondaire unique en son genre, étant donné qu’elle impliquait des jeunes aux restrictions physiques avec ceux qui n’en avaient pas, constituant ainsi une sorte d’inclusion ‘a contrario’.

Nous ne pouvons qu’acclamer le fait d’en avoir fait une « high school », puisque des jeunes handicapés auront ainsi encore plus l’occasion de suivre un enseignement supérieur. Par contre, qu’adviendra-t-il de ces jeunes qui par leur restriction ne pourront faire ce pas? Quelles sont leurs perspectives d’avenir? Suite à ce questionnement, dans la mouvance de l’enseignement supérieur nous avons dès lors élaboré des propositions visant à prévoir également des formations professionnelles.

Ce qui fut d’abord envisagé à mettre en place à Butare, devint ainsi un projet transféré à Gatagara, en concomitance avec l’école de base dans laquelle serait désormais également imbriqué un volet du secondaire. Les fonds nous ont été mis

à disposition par nos amis allemands de Landau, plus exactement par le groupe de “Rhénanie-Palatinat”, qui, à plusieurs reprises déjà, avait soutenu des projets à Gatagara. Ils s’étaient déclarés disposés à mettre en place une « école professionnelle », ou plus exactement un centre de formation professionnelle spécialement accessible aux jeunes frappés d’un handicap physique.

Après l’exploration du marché, il fut opté pour un atelier de couture et un « salon de beauté », vu que ces professions offrent, aujourd’hui surtout, des possibilités d’avenir à Kigali. Une section « Métal » viendra s’y ajouter par la suite.

Ce nouveau projet étoffe ainsi judicieusement l’offre d’enseignement que nous voulons proposer à Gatagara avec l’éventail de nos formations et orientations. L’objectif poursuivi est d’offrir avant tout aux jeunes handicapés l’occasion de s’intégrer dans la société.

On rejoint ce faisant ce que le fondateur, l’Abbé Fraipont, visait – bien en avance sur son temps – par le dispositif mis en place à Gatagara : offrir aux personnes frappées d’un handicap, totalement rejetées par la société rwandaise de l’époque, et tout particulièrement à ceux affectés par la polio, une formation professionnelle appropriée et susceptible de leur donner ou rendre une situation dans la société. Ce n’est pas sans raison qu’il dénomma à son centre : « Home de la Vierge des Pauvres pour l’éducation, la réhabilitation et la réintégration des personnes avec un handicap physique ».

Toutefois, n’avions-nous pas, dans la foulée des récents développements à Gatagara, en prônant fortement la formation, le traitement et la réhabilitation, perdu de vue l’aspect réintégration ? Grâce au nouveau centre, il y a certes été répondu alors qu’ailleurs, à Rwamagana, il fallait également faire preuve de créativité et trouver le moyen de réinsérer, par une formation professionnelle appropriée, nos aveugles sur le marché de l’emploi au sortir de l’école.

Nous avons également ouvert, au sein du nouveau centre, de nouveaux dortoirs pour jeunes filles, et ceux qui connaissent la situation à Gatagara concevront d’autant mieux le progrès que cela représente.

Cela me rappelait le Père Triest qui, toujours attentif à l’amélioration du cadre de vie et d’apprentissage, était convaincu qu’un environnement soigné constituait un signe de respect à l’égard des personnes qui nous sont confiées. Un nouveau cadre de vie était ici plus que jamais à l’ordre du jour, le mot ‘discrimination’ étant tombé à plusieurs reprises. Il appartient maintenant aux jeunes de développer ce cadre dans sa version améliorée et nous espérons pouvoir leur fournir, à ce propos, les fonds nécessaires. Car à chaque fois, il s’agit bien de sous et ce fut donc pour nous un bonheur, en vue de la construction des dortoirs, d’avoir pu faire appel à l’appui de l’ « Office de Coopération au Développement » que les autorités belges ont mis à disposition par le biais de notre O.N.G. Fracarita Belgium.

La mise en place de ces deux projets constitue ainsi en quelque sorte le point d’orgue des visites du conseil général et des supérieurs provinciaux au Rwanda et au Burundi en janvier 2015. Ce fut un bel aboutissement par lequel le charisme tel que vécu par notre congrégation n’en devint que plus vivant. « Donner à ses enfants une formation appropriée pour qu’ils puissent trouver leur voie dans la société, leur mettre à disposition de jolis dortoirs pour qu’ils se sentent dignement respectés au cours de leur apprentissage, n’est-ce pas créer pour eux un nouveau soleil, un nouveau terreau et les soustraire ainsi au dépérissement? » Voilà, sans doute, le discours que le Père Triest aurait pu tenir s’il avait été présent à cette inauguration à Gatagara. Cela peut en tout cas faire pleinement écho aux paroles qu’il a prononcées il y a 200 ans! ¶ Fr. René Stockman

deus caritas est

burundi

On the occasion of the 75th anniversary of

the teachers’ ­college in gitega

O

n 7 February 2015, the diamond jubilee of the teachers’ college, now a high school, was celebrated.

During the visit of the general council and provincial superiors to Burundi, we had the opportunity to drop in at the school, “our” school till 1974 where many generations of teachers were educated. We got a heartfelt reception as if the jubilee feast had started.

In 1974, the Congregation had to give up the school because foreign missionaries were no longer desirable and we had insufficient local Brothers to run the school.

A historic sketch of this school would be quite suitable

We quote a text of Bro. Honorius from “Deus Caritas Est” from 1949, which describes the origin of the school. “Education of the youth, hope of the future, has always been one of the main concerns of the Apostolic Vicar, and no less of Mgr. Grauls, Apostolic Vicar of Urundi, one of the most thriving vicariates in the world. Unqualified monitors were teaching; they were recruited from among boys who had completed the 5th grade or who had stopped learning at the minors seminary. Teaching and education make great demands on a teacher: he has to master the curriculum and possess a number of qualities and the

magazine | 2015 # 01

eral. The official opening of the community took place on 1 May 1939; the school opened on 1 February 1940.

Among the 41 original pupils, 34 were intern; the other eight were indigenous Brothers who were accommodated at the Fathers’ station. It was a difficult beginning: after a week, a pupil died; Bro. Malchius suffered from prolonged sickness.

Due to World War II, contact with Belgium was hampered; the promised sending of more Brothers had to be postponed for several years. Gradually, the initial plans could be realized. The above-mentioned article says that 213 populated the teachers college in 1949. It had a preparatory year, four compulsory years, and a preparatory year to go to the school in Astrida. The basic training school counted 450 pupils. A vocational section was launched in 1955: Bro. Adrion was head of the carpentry; later Bro. José Yperman till 1972 when this section faded out.

Another quotation of Bro. Honorius’ article says: “Twenty-one of our certified students have entered the group of indigenous Brothers; the others (he talks about 102 old pupils) are posted in 13 different places, and the inspectors highly praise their performances. Every January holidays the old pupils gather at the school to do a salutary retreat. We hope to publish an educational magazine soon so the

41

Care of education of the youth

means to convey the subject matter to the pupils and to exert a beneficial influence on their minds and hearts. No wonder that these qualities were lacking in most of the improvised teachers. In spite of admirable engagement and exemplary guidance by the Fathers who were overcome by arduous missionary work, the results did not come up to the expectations. Therefore, an urgent need of certified teachers made itself felt.”

When Mgr. Grauls was appointed Apostolic vicar of Urundi (the present Burundi which was then a Belgian mandate territory) in 1937, he approached our general council and asked to send Brothers to Gitega, where he wanted to establish a teachers college. The Congregation agreed and the construction of the buildings was started in the shade of the cathedral. Mgr. Grauls visited our “Groupe Scolaire” in Butare (then “Astrida”) to discuss the plan with the Brothers. On 8 February 1939, the first group of Brothers, viz. Glassinus, Cherubinus and Turianus, arrived and were accommodated at the vicariate. They started learning the local language. They remembered Bro. Gabriel’s advice not to forget that the language is the gateway to the heart of the youth. A month later, Bro. Malchius, the local superior, arrived. The new community got St Philemon as patron saint, named after the then superior gen-

holy fire of their zeal will be kindled, these young inexperienced teachers will get advice and guidance, and their professionalism will be completed.”

In the 1950s, an earthquake damaged the buildings twice, but no human lives were lost.

The school population rose in 1964.

Whereas the number of Brothers rose to twelve, the school population reached 1,110: 320 future teachers, 40 vocational students, and 750 at the training school. A juniorate was planned, and from 1965 the first juniors were educated by Bro. Augustin. However, in 1968 this enterprise came to an end.

Still hopeful about the future, the Congregation built four new classrooms in 1970, for nobody had an inkling of the hard times that were coming. We treat of this time in the second part of this article – the swan song of the school complex.

42

Gitega was closed On 24 July 1974, Bro. Agnel, the then general superior, wrote that the Gitega community was temporarily closed and the school returned to the Archbishop. What had preceded this letter?

In 1972, a rising of the Hutu had been suppressed in a bloody way; the missionary work was greatly hampered. Bro. Roger Torremans and Bro. Albertinus Goverde were expelled from the country, and the 1972-1973 school year would start without foreign Brothers. Bro. Charles Biraro became local superior and Bro. Marcel Mukwindi principal of the teachers’ college.

But Bro. Marcel declared he was not up to the task after 1973 and the Archbishop was asked to appoint an local priest as principal. A team of young Brothers, mostly from Rwanda would try to manage the school. But this proved not feasible after 1974. The bottom line was that the Brothers would leave the school for which the General Council was approached on 31 May1974. The answer was that the superior general would close the community temporarily. The Archbishop of Gitega, Mgr. Makarakiza pursued the same policy and hoped the Brothers would return after some time.

History showed that this was impossible, but Gitega was put on the map again when a care centre for psychiatric patients was established, run by a small community of Brothers. The school was transferred to the local Brothers of St Joseph in 1979 and became a fully-fledged secondary school

with a teachers’ section. “Science, culture and holiness” is the school’s slogan; as theme for the jubilee the Brothers chose: “Always together for a better education of the future leaders of the country and the Church”.

A hearty visit What was planned as a short break from our journey turned out to be a long visit: the drummers welcomed us at the school gate. Both the general superior and the local principal received us warmly and all students got a free afternoon. After the traditional speeches we gave them a relic of Father Triest, his photo to be placed in the chapel, and a escutcheon of the Congregation to be hung up on the wall. We felt at home with these Brothers. The Brothers of Charity were not forgotten, neither had we forgotten our former school. On the occasion of the jubilee we wanted to confirm it.

Almost half the celebration could be put to our credit.

Bro. Jos Mathijssen, who had taught at the school, recognised his former classroom and the local Brothers asked us a lot about the past.

The role of Mgr. Grauls, founder the local Brothers Congregation was highlighted several times; his significance for both the school and the Brothers of St Joseph has been great. Our visit came to an end at the monastery, which still looks as when our Brothers left Gitaga in 1974. We thought of Bro. Charles Biraro, now living at Ndera, who might tell us his own story of the mission station in his own lively way we have heard him do so often.

We carried a piece of history with us to our following destination – Bujumbura, of which we also know the story of enforced closing and re-opening our institute. It seems history repeats itself as an unavoidable development of missionary work.

Bro. René Stockman

deus caritas est

burundi

Naar aanleiding van 75 jaar

normaalschool in gitega O

Zorg voor de opvoeding van de jeugd We citeren een tekst van Br. Honorius uit “Deus Caritas est” in 1949, waarin het ontstaan van de school wordt beschreven.

“De opvoeding van de jeugd, hoop der toekomst, is steeds één van de hoofdbekommernissen geweest van de Apostolische Vicarissen en niet het minst van Mgr. Grauls, Apostolisch Vicaris van Urundi, één van de bloeiendste vicariaten van de wereld.

Het onderwijs werd er gegeven door ongeschoolde moniteurs, gerecruteerd onder de jongens die de 5de klasse voleindigd hadden of om de ene of andere reden hun studies in het klein seminarie hadden moeten schorsen. Onderwijs en meteen opvoeding geven aan de kinderen stelt aan de onderwijzer hoge eisen: hij moet degelijk de stof bezitten die hij aan de jeugd moet meedelen en tevens over een som kwaliteiten en middelen beschikken om ze in de kindergeest te prenten en tezelfdertijd heilzaam op geest en hart in te werken. Dat die eigenschappen bij ’t merendeel van die geïmproviseerde onderwijzers ontbraken, zal niemand verwonderen. Ondanks bewonderenswaardige toewijding en voor-

magazine | 2015 # 01

beeldige leiding van paters, die daarbij nog overstelpt waren met ander missiewerk, beantwoordden de resultaten niet aan de verwachting. Er was dus een dringende behoefte aan geschoolde leerkrachten”.

Toen Mgr. Grauls werd benoemd tot Apostolisch Vicaris van Urundi (het huidige Burundi, toen nog samen met Rwanda en Congo als Belgische kolonie) in 1937, stelde hij onmiddellijk de vraag aan het generaal bestuur van de Broeders van Liefde om broeders te sturen naar Gitega waar hij een normaalschool wou oprichten. De congregatie stemde in, en de bouw kon worden aangevangen in de schaduw van de kathedraal. Hij ging zelfs onze Groupe scolaire in Astrida (nu Butare) opzoeken om met de broeders aldaar over de concrete uitwerking te overleggen. Op 8 februari 1938 arriveerden de eerste broeders: Broeders Glassianus, Cherubinus en Turianus die gingen logeren bij Mgr. Grauls en een aanvang namen met het leren van de taal.

Ze waren de raadgeving van Br. Gabriël niet vergeten die de taal de ingangsdeur noemde naar het hart van de jeugd. De overste Br. Malachius zou een maand later arriveren om stilaan de nieuwe communiteit, die onder de bescherming wordt geplaatst van de heilige Filemon, genoemd

naar de toenmalige generale overste, vorm te geven. De officiële opening van de communiteit was voorzien op 1 mei 1939 en de school zou starten op 1 februari 1940.

Ze startten met 41 leerlingen, waarvan er 34 intern waren, en de anderen waren inlandse broeders die bij de Paters logeerden. Ook hier kon van een moeizame start worden gesproken: na één week overleed een leerling, en ook Br. Malachius was langdurig uitgeschakeld omwille van ziekte. Het was ook juist de tijd dat de contacten met het vaderland sterk bemoeilijkt werden door de oorlog, en ook de beloofde “aanvoer” van nieuwe broeders moest verschillende jaren worden uitgesteld.

Maar geleidelijk konden de broeders de school laten uitgroeien volgens de initiële plannen, en in hetzelfde artikel van 1949 spreekt men van 213 leerlingen in de normaalschool, die een voorbereidend jaar telt, vier leerjaren en een voorbereidend jaar voor de school in Astrida. Daarnaast is er de lagere oefenschool die een 450 leerlingen telt.

Vanaf 1955 wordt ook gestart met een beroepsafdeling voor houtbewerking, geleid door Br. Adrion en later door Br. José Yperman tot in 1972 toen deze afdeling werd afgebouwd.

43

p 7 februari 2015 vierde men in Gitega het diamanten jubileum van de Normaalschool, nu Lyceum. Op bezoek in Burundi met de generale raad en de provinciale oversten hadden we de gelegenheid een stop te maken bij de jubilerende school, “onze” school die we vanaf de start tot 1974 leidden en er vele generaties onderwijzers hebben opgeleid.

We werden er uitbundig ontvangen, alsof het jubelfeest reeds aangebroken was.

Het was noodgedwongen dat de congregatie de school in 1974 moest verlaten, omdat buitenlandse missionarissen er op dat ogenblik niet meer gewenst waren en er onvoldoende Burundese broeders voorhanden waren om de school te bemannen.

Een woordje geschiedenis over een plaats waar de broeders voor 34 jaar actief waren.

44

Nog even een zin uit het artikel van Br. Honorius: “Een en twintig van onze gediplomeerden hebben hun intrede gedaan bij de inlandse broeders, de andere (hij spreekt reeds van 102 oud-leerlingen) zijn in 13 verschillende missieposten werkzaam en de inspecteurs zijn vol lof over hun prestaties. Elk jaar gedurende de januarivakantie komen al deze oud-leerlingen terug samen in hun normaalschool om er een weldoende retraite te doen.

Binnenkort ook hopen we met een pedagogisch tijdschrift van wal te steken dat het heilig vuur van hun ijver zal zoeken te onderhouden en aan deze jonge leerkrachten, nog zonder veel ondervinding, raadgeving en leiding bezorgen en tevens hun beroepsvorming vervolmaken”.

Tijdens de jaren ’50 is het enige negatieve bericht dat tweemaal een aardbeving de gebouwen ernstig beschadigde, zonder echter slachtoffers achter te laten.

De aantallen gaan de hoogte in, en in 1964 telt de communiteit niet minder dan 12 broeders met een schoolbevolking van 1110 leerlingen: 320 normalisten, 40 in de beroepsschool en 750 in de oefenschool.

Er werden ook plannen gemaakt om er een juvenaat te starten, en vanaf 1965 werden in de annexen van het klooster de eerste juvenisten opgevangen, onder de leiding van Br. Augustin. Het werd echter een korte geschiedenis, want in 1968 sloot men reeds het juvenaat.

Nog vol hoop in de toekomst worden er in 1970 vier nieuwe klassen gebouwd en niemand kon toen vermoeden dat er weldra een moeilijke tijd voor de broeders zou aanbreken. Het is het tweede deel van de geschiedenis en meteen de zwanenzang van de school.

cel deze opdracht niet meer aan en werd aan de aartsbisschop gevraagd om een inlandse priester als directeur te hebben.

Men zou proberen het schoolleven verder te zetten met een ploeg jonge broeders, overwegend komende uit Rwanda, maar na het schooljaar 1973-1974 werd ook dit niet meer als haalbaar beschouwd. Er was dan geen uitweg meer dan de school te verlaten, en op 31 mei 1974 werd daartoe de toelating gevraagd aan het generaal bestuur. In het antwoord liet de generale overste nog een opening naar de toekomst toe, door te spreken over een voorlopige sluiting van de communiteit. En ook de aartsbisschop van Gitega, Mgr. Makarakiza, reageerde op dezelfde wijze en hoopte dat de broeders na een tijd zouden kunnen terugkeren.

De geschiedenis heeft uitgewezen dat dit niet mogelijk was, maar Gitega werd opnieuw op de kaart gezet met de opening van een opvang voor psychiatrische patiënten en de stichting van een kleine broedergemeenschap. De school kwam vanaf 1979 in handen van de lokale Broeders van Sint Jozef en werd omgevormd tot een volwaardige secundaire school met een afdeling voor de vorming van leerkrachten. “Science, culture et sainteté” is het devies van de school, en als thema voor hun jubileum kozen de broeders: “Toujours, ensemble pour une meilleure formation de futurs responsables du pays et de l’église ».

Een hartelijk bezoek Wat eerst voorzien was als een korte tussenstop, werd een heus bezoek, en met de tamboers werden we aan de schoolpoort van het lyceum begroet. Zowel de generale overste als de plaatselijke directeur ver-

welkomden ons en alle leerlingen hadden de namiddag vrijaf gekregen. Na de klassieke toespraken overhandigden we een reliek van Vader Triest en een foto van de stichter om deze in de kapel te plaatsen, en met het schild van de congregatie in de muur van de kapel was het alsof we er thuiskwamen. Neen, de Broeders van Liefde waren er niet vergeten, en ook wij waren onze vroegere school niet vergeten en bij gelegenheid van het jubileum wilden we dit ook speciaal bevestigen. Want bijna de helft van het jubileum mocht op onze naam worden geschreven.

Br. Jos Mathijssen die er nog had lesgegeven, herkende zijn vroegere klas en de plaatselijke broeders stelden heel wat vragen over het verleden.

Verschillende malen viel de naam van Mgr. Grauls, die ook de stichter was van de lokale broedercongregatie en die blijkbaar heel veel heeft betekend voor zowel de broeders als voor de school. We eindigden in het kloostergebouw dat er nog net uitziet als op de dag dat onze broeders in 1974 Gitega verlieten. We dachten aan Br. Charles Biraro die nu in Ndera verblijft en die wellicht een eigen verhaal had kunnen vertellen indien zijn geheugen het nog toeliet. Hij zou het op zijn eigen kleurrijke wijze hebben gedaan, zoals we hem vroeger zo dikwijls over de geschiedenis hadden horen vertellen.

We droegen een stukje geschiedenis mee naar onze volgende bestemming: Bujumbura, waar we ook een verhaal kennen van verplicht stopzetten en opnieuw opstarten. Dit hoort nu eenmaal bij het missiewerk! ¶ Br. René Stockman

Gitega wordt gesloten Op 24 juli 1974 schrijft Br. Agnel, de toenmalige generale overste, dat de communiteit van Gitega voorlopig wordt gesloten en dat de school opnieuw in handen wordt gegeven van de aartsbisschop. Wat was er aan deze brief voorafgegaan?

Het was begonnen in mei 1972, toen een opstand van de hutu’s op bloedige wijze werd onderdrukt en het voor de missionarissen heel moeilijk werd om er nog te functioneren. Br. Roger Torremans en Br. Albertinus Goverde werden verplicht het land te verlaten, en het schooljaar 1972-73 zou starten zonder buitenlandse broeders. Br. Charles Biraro werd er de overste en Br. Marcel Mukwindi de directeur van de normaalschool. Maar na dit schooljaar kon Br. Mar-

deus caritas est

burundi

À l’occasion du 75e anniversaire de

l’école normale à gitega

E

45

n date du 7 février 2015, se fêtait à Gitega le jubilé (diamant) de l’école normale devenue aujourd’hui lycée.

Alors que nous visitions le Burundi avec le conseil général et les supérieurs provinciaux, l’occasion nous fut donnée de faire un arrêt à l’école jubilaire, “notre” école telle que nous l’avions gérée depuis ses débuts jusqu’en 1974 pour y former plusieurs générations d’instituteurs. Nous y avons été accueillis dans une effervescence qui portait à croire que le jubilé avait déjà commencé.

La Congrégation avait été contrainte de quitter l’établissement scolaire en 1974 vu que la présence des missionnaires étrangers n’était plus souhaitée à ce momentlà et que l’on comptait trop peu de frères burundais pour faire tourner l’école. Nous retracerons ci-après quelque peu l’histoire de cet établissement où les frères ont œuvré pendant non moins de 34 ans.

L’œuvre d’éducation des jeunes Nous reprenons ici un texte écrit par le Frère Honorius du “Deus Caritas est” de 1949, dans lequel il décrit la manière dont l’école a vu le jour. « L’éducation de la jeunesse est un gage d’avenir et a toujours constitué l’une des premières préoccupations des vicaires apostoliques et, non des moindres, de Mgr Grauls, vicaire apostolique de l’Urundi, qui représentait alors l’un des vicariats les plus florissants du monde. L’enseignement y était assuré par des moniteurs non qualifiés recrutés parmi des garçons ayant terminé leur cinquième année qui, pour l’une ou l’autre raison, avaient dû interrompre leurs études au petit séminaire. Enseigner et dans un même mouvement éduquer les jeunes n’est pas sans poser de hautes exigences à l’instituteur : il lui faut bien maîtriser la matière à transmettre aux jeunes gens et disposer d’un ensemble de qualités et de facultés pour en imprégner durablement ses élèves, tout en produisant un effet

magazine | 2015 # 01

bénéfique tant sur le cœur que sur l’esprit.

Que ces qualités requises n’aient que rarement été réunies dans le chef de la plupart des instituteurs, n’étonnera personne.

Malgré le dévouement admirable et l’encadrement exemplaire des Pères qui, par surcroît, étaient surchargés de tâches leur incombant dans l’œuvre missionnaire, les résultats ne répondaient guère aux attentes. Il y avait donc un besoin pressant de disposer d’enseignants qualifiés. » Lorsqu’en 1937, Mgr. Grauls fut nommé vicaire apostolique de l’Urundi (c’est-à-dire l’actuel Burundi, qui avec le Rwanda et le Congo ressortissait à l’époque encore du régime colonial belge), il demanda d’emblée à la direction générale des Frères de la Charité que des frères soient envoyés à Gitega, où il voulait fonder une école normale. La Congrégation acquiesça et le complexe fut érigé à l’ombre de la cathédrale.

Il alla même visiter notre Groupe scolaire

d’Astrida (l’actuel Butare) pour y envisager avec les frères la mise en œuvre pratique.

C’est en date du 8 février 1938 qu’arrivèrent les premiers frères : Glassian, Chérubin et Turian, qui résidèrent chez Mgr. Grauls et se mirent à apprendre la langue. Ils n’avaient pas omis la recommandation faite par le Frère Gabriel, qui disait que la langue locale était la porte d’accès au cœur des jeunes. Le supérieur Fr. Malachius arriverait un mois plus tard pour développer progressivement la nouvelle communauté placée sous la protection de saint Philémon, faisant ainsi honneur au prénom du supérieur général de l’époque.

L’inauguration officielle de la communauté avait été fixée au 1er mai 1939, pour que l’école puisse démarrer le 1er février 1940 avec au départ 41 élèves, dont 34 étaient internes et les autres des Frères indigènes logeant chez les Pères. Ici aussi, les débuts n’étaient pas faciles : après une semaine

46

seulement, un élève décéda et le Fr. Malachius avait dû longuement interrompre ses fonctions pour cause de maladie. Ce fut aussi l’époque où la liaison avec la Mèrepatrie se trouvait gravement perturbée par les hostilités, si bien que “l’apport” de nouveaux frères avait dû être différé pendant plusieurs années. Cela n’empêcha toutefois pas que les frères pouvaient petit à petit développer l’école selon les plans prévus à l’origine et que, toujours dans ce même article datant de 1949, on put faire état de 213 élèves inscrits à l’école normale, laquelle comptait également une année préparatoire, alors que l’école d’Astrida comprenait quatre classes et une année préparatoire. En outre, l’école modèle inférieure comptait quant à elle 450 élèves. À partir de l’année 1955, une section professionnelle ‘Bois’ y fut ajoutée et placée sous la direction du Fr. Adrion et plus tard sous celle du Fr. José Yperman jusqu’en 1972, l’année de sa fermeture.

Citons encore un passage de l’article du Fr. Honorius : « 21 de nos diplômés sont entrés pour rejoindre leurs Frères indigènes, les autres (il avance à ce propos le nombre de 102 anciens) sont actifs dans 13 missions, alors que les inspecteurs sont toute éloge à propos de leurs prestations. Chaque année, l’ensemble de ces anciens élèves se retrouve pendant le mois de janvier pour y participer à une bienfaisante retraite. Nous espérons par ailleurs pouvoir lancer bientôt une revue pédagogique qui veillera à stimuler le feu sacré de leur dévouement et fournira à ses jeunes enseignants, encore sans grande expérience, des recommandations et une guidance, tout en perfectionnant leur formation professionnelle. » Les seules mauvaises nouvelles entendues au cours des années 50 étaient qu’à deux reprises un tremblement de terre endommagea sérieusement les bâtiments sans heureusement faire de victimes.

Les chiffres étaient à la hausse, puisqu’en 1964 la communauté comptait non moins de 12 frères pour une population de 1110 apprenants : 320 normaliens, 40 élèves à l’école professionnelle et 750 à l’école modèle. Il fut également envisagé de créer un juvénat, les premiers juvénistes étant accueillis à partir des années 1965 dans les annexes du couvent sous la conduite du Fr. Augustin. L’aventure ne fit pas long feu, vu que le juvénat en question fut déjà démantelé en 1968.

Sans perdre aucunement l’espoir en l’avenir, quatre nouvelles classes furent construites en 1970 sans que personne ne puisse alors supposer que les frères auraient un dur moment à passer. Ce fut l’autre versant d’histoire lequel signifia également le chant de cygne de l’école.

également une section pour la formation d’enseignants. L’école avait pour devise « Science, culture et sainteté », alors que le thème retenu par les frères pour le jubilé était : « Toujours, ensemble pour une meilleure formation de futurs responsables du pays et de l’église ».

Gitega est fermé

Un accueil cordial

En date du 24 juillet 1974, Frère Agnel, le supérieur général de l’époque, écrivit que la communauté de Gitega serait fermée jusqu’à nouvel ordre, l’école étant remise aux mains de l’archevêché. Quels furent donc les tenants de cette missive ?

Tout avait commencé en mai 1972 lorsqu’une insurrection des Hutus avait été matée avec grande effusion de sang et qu’il était devenu très difficile pour les missionnaires d’exercer encore leurs fonctions. Les Frères Roger Torremans et Albertin Goverde furent contraints à quitter le pays, l’année scolaire 1972-73 devant s’effectuer en l’absence des Frères de nationalité étrangère. Fr. Charles Biraro y devint le frère supérieur et Fr. Marcel Mukwindi le directeur de l’école normale.

Mais après cette année scolaire-là, le Fr. Marcel ne pouvait plus assumer sa tâche, si bien qu’il fut demandé à l’archevêque de désigner un prêtre indigène aux fonctions de directeur. On tenterait de poursuivre l’activité scolaire avec une équipe de jeunes frères provenant principalement du Rwanda, jusqu’à ce qu’après l’année scolaire 1973-1974 on dut se rendre compte qu’il fallait pour l’avenir changer son fusil d’épaule et que finalement la seule issue serait d’abandonner l’école, la demande de sa fermeture ayant été adressée à la direction générale en date du 31 mai 1974.

Dans sa réponse, le supérieur général ménageait une ouverture à l’égard de l’avenir en parlant d’une fermeture provisoire de la communauté, l’archevêque de Gitega, Mgr Makarakiza réagissant pour sa part de la même manière en espérant que les frères pourraient y revenir après un certain temps.

L’histoire en prouvera l’impossibilité jusqu’à ce que Gitega soit à nouveau cité avec l’inauguration d’un dispensaire pour patients psychiatriques et la fondation d’une petite communauté de frères.

L’école passa en 1979 aux mains des frères locaux de Saint-Joseph et fut transformée en une école secondaire comprenant

Ce qui devait n’être au départ qu’une halte intermédiaire en route, prit l’allure d’un accueil très festif, tambour battant aux portes du lycée. Tant le supérieur général que le directeur de la place étaient là pour nous accueillir, l’ensemble des élèves ayant reçu congé l’après-midi. Après les discours d’usage, nous avons remis une relique du Père Triest, et une photo représentant notre Fondateur fut affichée dans la chapelle, laquelle avec l’emblème de la Congrégation également fixée au mur ne pouvait qu’accroître le sentiment de nous sentir chez nous. Non, les Frères de la Charité n’y étaient pas devenus un simple souvenir, tout comme nous n’avions nousmêmes rien oublié de notre ancienne école, chose que nous tenions à mettre en exergue à l’occasion de ce jubilé, lequel, pour la moitié du programme, nous était bel et bien dédié.

Le Fr. Jos Mathijssen, qui y avait encore enseigné à l’époque, reconnaissait son ancien local de classe, alors que les Frères locaux nous assaillaient de questions à propos du passé. À plusieurs reprises, on entendit citer le nom de Mgr. Grauls, qui avait également fondé la congrégation locale des Frères et représentait beaucoup tant pour les frères que pour l’école. Nous avons terminé notre visite par le couvent où rien ne semblait avoir changé depuis que les frères avaient quitté Gitega en 1974. Nous songions au Fr. Charles Biraro qui réside actuellement à Ndera et aurait pu y aller de sa propre histoire si sa mémoire l’avait encore permis.

Il l’aurait fait avec cet engouement qui lui était propre lorsque nous l’entendions, auparavant, faire le récit des événements passés.

Nous emportions donc avec nous ce petit bout d’histoire vers notre destination suivante. N’est-ce pas un passage coutumier sinon inévitable dans l’histoire des missions ? ¶ Fr. René Stockman

deus caritas est

associate members aangesloten leden membres associés ö China

ö Roemenië

The presence of the Congregation of the Brothers of Charity in Iasi Romania continues through the life of the associate members. Father Triest continues his mission by inspiring the work in the sheltered living project as well as the lives of the four associate members.

31 October is an important date for us here, because, in the presence of Brother Superior General René Stockman and our friend and associate member Roel Geboers, we renewed our promise for the next three years, with promises of continuing to dedicate our lives to God, to our Lady and to Father Triest, by cherishing our gifts of life and by sharing everything that we can for the people in need. It was a very emotional moment for all of us and we know that it was a sign that all that we live here is guided by love and charity!

Although the brothers no longer have a community here, we, as associate members, we will keep the flame of faith burning, always spreading the gifts of beauty around us, inside people’s hearts. We are grateful for this special relationship of almost 15 years and pray that God will provide His Grace over the brothers, the associate members and co-workers all over the world!

We share our joy with all of you and we hope to meet each of you day by day, through our prayers!

Associate members in Iasi: Sebastian and Carmen Teacu, Felicia Ciobanu, Rodica Cantoriu

On 9 November 2014, Paul Liu Jiangang reaffirmed his promise as an associate member with the Brothers of Charity in the presence of Brother Superior General during a lively celebration of the Eucharist with the mentally challenged residents at Tangqiu Chapel. Paul presided over the Eucharist along with associate member Joseph Quo.

De Congregatie van de Broeders van Liefde blijft aanwezig in Iasi (Roemenië) doorheen het leven van de aangesloten leden.

Vader Triest blijft zijn missie verderzetten door het inspireren van het werk in het project beschut wonen evenals het leven van de vier aangesloten leden.

31 Oktober is een belangrijke datum voor ons hier, omdat we, in aanwezigheid van Broeder Generale Overste René Stockman en onze vriend en aangesloten lid Roel Geboers, onze belofte hernieuwden voor de komende drie jaar: de beloften om voortdurend ons leven te wijden aan God, aan Onze-Lieve-Vrouw en aan Vader Triest, om onze gaven van het leven te koesteren en om alles te delen wat mogelijk is voor mensen in nood. Het was een zeer emotioneel moment voor ons allemaal en we weten dat het een teken was dat alles wat wij hier beleven, geleid wordt door de liefde en de caritas!

Hoewel de broeders hier niet langer een gemeenschap vormen, willen wij als aangesloten leden de vlam van het geloof brandend houden, de gaven van de schoonheid om ons heen altijd verspreiden in de harten van mensen. We zijn dankbaar voor deze speciale verbondenheid van bijna 15 jaar en bidden dat God Zijn genade zal geven over de broeders, de aangesloten leden en medewerkers over de hele wereld!

We delen onze vreugde met u allen en we hopen u allemaal dag na dag te ontmoeten, door onze gebeden!

Aangesloten leden in Iasi: Sebastian en Carmen Teacu, Felicia Ciobanu, Rodica Cantoriu

ö Belgium On 10 January 2015, Associate Members’ Day was held in Ghent, Belgium. ‘Where do we want to be in 30 years as associate members?’ was the theme of the evening.

We had talks and questions were raised about the identity of associate membership, the bond with the Congregation and the brothers, an associate member’s commitment, etc. This day constitutes as the basis for future considerations of these topics. Prior to the celebration of the Eucharist, the attending associate members and brothers had the opportunity to cast their votes, which gave us an initial idea of their positions on these matters.

This kind of reflection is particularly important for the activities of the associate members in Belgium as the number of associate members will soon be higher than the number of brothers. In November 2014, 5 more French-speaking associate members made their promise.

ö China Op 9 november 2014, in aanwezigheid van Broeder Generaal, tijdens een geanimeerde eucharistieviering samen met de bewoners met een mentale handicap hernieuwde Paul Liu Jiangang in de kapel van Tangqiu zijn belofte als aangesloten lid bij de Broeders van Liefde. Paul ging samen met aangesloten lid Joseph Quo voor in deze eucharistie.

magazine | 2015 # 01

47

ö Romania

48

ö België Op 10 januari 2015 werd in Gent de Dag van de Aangesloten Leden gehouden.

De avond stond in het teken van de vraag: waar willen wij als aangesloten leden binnen 30 jaar staan? Via een aantal tussenkomsten werden vragen gesteld naar de identiteit van het aangesloten lidmaatschap, de band met de congregatie en met de broeders, het engagement als aangesloten lid,… Deze dag vormt de basis om op deze thema’s in de toekomst verder door te gaan. Vóór de eucharistie was er nog gelegenheid om via een stemming een eerste zicht te krijgen op de houding van de aangesloten leden en aanwezige broeders op deze thema’s. Een dergelijk denkoefening is voor de werking van aangesloten leden in België bijzonder van belang, omdat het aantal aangesloten leden in België weldra hoger zal liggen dan het aantal broeders.

In november 2014 legden nog vijf nieuwe Franstalige aangesloten leden hun belofte af.

ö Roumanie La présence de la Congrégation des Frères de la Charité à Iasi Roumanie continue à travers la vie des membres associés. Le Père Triest continue sa mission en inspirant le travail dans le projet de vie protégé ainsi que la vie des quatre membres associés.

Le 31 octobre est une date importante pour nous ici, parce que, en présence du Frère Supérieur général René Stockman et notre ami et membre associé Roel Geboers, nous avons renouvelé notre promesse pour les trois prochaines années, avec les promesses de continuer à consacrer nos vies à Dieu, à la Sainte Vierge Marie et au Père Triest, en chérissant nos cadeaux de la vie et en partageant tout ce que nous pouvons pour les personnes dans le besoin. C’était un moment très émouvant pour nous tous et nous savons que c’était un signe que tout ce que nous vivons ici est guidé par l’amour et la charité !

Bien que les frères ne forment plus de

communauté ici, en tant que membres associés, nous allons garder la flamme de la foi ardente, toujours diffuser les dons de la beauté autour de nous, à l’intérieur du cœur des gens. Nous sommes reconnaissants de cette relation spéciale de près de 15 ans et nous prions pour que Dieu déverse Sa grâce sur les frères, les membres associés et les collaborateurs partout dans le monde !

Nous partageons notre joie avec vous tous et nous espérons rencontrer chacun de vous de jour en jour, par nos prières !

Les membres associés à Iasi : Sebastian et Carmen Teacu, Felicia Ciobanu, Rodica Cantoriu

ö Chine Le 9 novembre 2014, en présence du Supérieur général, lors d’une célébration eucharistique animée avec les résidents handicapés mentaux, Paul Liu Jiangang a renouvelé sa promesse en tant que membre associé auprès des Frères de la Charité dans la chapelle de Tangqiu. Paul a présidé l’Eucharistie avec le membre associé Joseph Quo.

ö Belgique Le 10 janvier 2015, la Journée des Membres associés a été tenue à Gand. La soirée a été placée sous le signe de la question : où allons-nous voir nos membres associés en 30 ans ? Grâce à un certain nombre d’interventions, des questions ont été posées à propos de l’identité des membres associés, la relation avec la Congrégation et avec les frères, l’engagement en tant que membre associé,... Cette journée est la base pour faire avancer ces thèmes à l’avenir. Avant l’Eucharistie, il y avait une possibilité d’obtenir un premier coup d’œil, grâce à un vote, sur l’attitude des membres associés et des frères présents sur ces thèmes.

Une telle réflexion est d’une importance particulière pour le fonctionnement des membres associés en Belgique, parce que le nombre de membres associés en Belgique va bientôt dépasser le nombre de frères. En novembre 2014, encore cinq nouveaux membres associés francophones ont fait leur promesse.

deus caritas est

news from the communities nieuws uit de huizen nouvelles des communautés Visit from the Belgian royal couple Distinguished guests at the Sint-Jan-Baptist Psychiatric Centre in Zelzate, Belgium.

King Philippe and Queen Mathilde came by as part of their traditional Christmas visit.

They were informed about the centre’s activities and took their time to greet the staff and the patients. At noon, they had lunch with the regular guests at the social restaurant. Clients from the employment agency work in the kitchen where they gain work experience. The visit from the Belgian royal couple was the icing on the cake of a successful festive year for the 150th anniversary of the Sint-Jan-Baptist centre.

Vorstenpaar op bezoek

Visite du couple royal

Hoog bezoek in psychiatrisch centrum Sint-Jan-Baptist in Zelzate. Koning Filip en koningin Mathilde gingen er langs in het kader van hun traditionele kerstbezoek.

Ze kregen uitleg over de werking van het centrum en namen uitgebreid de tijd om de medewerkers en de patiënten te begroeten. ’s Middags aten ze, samen met de dagelijkse gasten, in het sociaal restaurant. In de keuken staan cliënten uit het arbeidscentrum. Ze proberen er werkervaring op te doen. Het bezoek van het vorstenpaar was de kers op de taart van een geslaagd feestjaar voor 150 jaar psychiatrisch centrum Sint-Jan-Baptist.

Haute visite au centre psychiatrique SaintJean-Baptiste à Zelzate. Le roi Philippe et la reine Mathilde y sont allés dans le cadre de leur visite de Noël traditionnel. Ils ont été introduits dans le fonctionnement du centre et ont pris leur temps pour saluer le personnel et les patients. À midi, ils ont mangé au restaurant social en compagnie des hôtes quotidiens. La cuisine comprend des clients du centre d’emploi. Ils essaient d’acquérir une expérience de travail. La visite du couple royal était la cerise sur le gâteau d’une année de fête couronnée de succès pour les 150 ans du centre psychiatrique Saint-Jean-Baptiste.

49

Music DVD

DVD musical

(A/C: Fiston Murhula, excepté 5 avec Dieudonné Bagalwa et 10. A/C: Gatier)

DEUS CARITAS EST DIEU EST AMOUR | Chorale choeur de la Charité

‘Choeur de Charité’, a choir group con1. Ilsla ont besoin de toi 2. Prêchons par les actes nected to3.the Fundi Maendeleo Technical La crainte de l’eternel 4. Au soir de notre vie Institute or ITFM, which the only techni5. Ceux qui respirent louent leis Seigneur 6. Aide-moi serezsouth ‘UN’ cal school7. Car invous the of the Kivu region 8. En route vers le Congo 9. Louez l’eternel Republic of the Congo, in the Democratic 10. Watu wote duniani 11. Nouveau has released a commandement DVD called ‘Deus Caritas Est - Dieu est Amour’. All proceeds go to ITFM. The General Administration in Belgium is promoting the DVD. Order your copy (€20) now by sending an e-mail to publications@fracarita.org.

DEUS CARITAS EST DIEU EST AMOUR Chorale choeur de la Charité Frères de la Charité • ITFM • Bukavu

Muzikale DVD Het koor ‘Choeur de la Charité’ verbonden met het Institut Technique Fundi Maendeleo, de enige technische school in het zuiden van de Congolese Kivustreek, bracht een DVD uit: ‘Deus Caritas Est - Dieu est Amour’. De volledige opbrengst gaat naar het ITFM. De DVD wordt vanuit België door het Generaal Bestuur gepromoot. Bestellen (€ 20) kan via publications@fracarita.org.

magazine | 2015 # 01

Brothers of Charity Publications

La chorale « Chœur de la Charité », associée à l’Institut Technique Fundi Maendeleo, la seule école technique dans le sud de la région du Kivu congolaise, a publié un DVD : « Deus Caritas Est - Dieu est Amour ».

Les revenus iront à l’ITFM. Le DVD est promu depuis la Belgique par l’Administration générale. Commander (€ 20) est possible via publications@fracarita.org

50

Synergy project in Tanzania officially launched

Synergieproject voor Tanzania officieel van start

Le projet de synergie en Tanzanie a officiellement démarré

On 28 January 2015, the four partners of the Syn4Led Project signed a memorandum of understanding in Kigoma, Tanzania. This is a synergy project in which the partners aim to support and complement each other when it comes to activities.

These activities are subdivided into 3 large groups and are connected to projects of the Brothers of Charity: Construction, in which partner AHD or ‘Action Humanitaire contre la Déliquance’ sets up workshops to train young people for a job. These workshops will be held in Rumonge.

Agriculture, in which partners AHD and Fracarita Tanzania join forces to provide agricultural education, including growing new, sustainable crops on land in Kasaka.

Energy/Electricity, in which partners AHD and Enforsa work together to organise workshops on electricity, and Enforsa will install solar panels.

The fourth partner, Fracarita Belgium, will be in charge of coordinating the project.

The cost for the entire operation amounts to 500,000 euros, 80% of which is funded by the Belgian Ministry for Development Cooperation in the form of a grant. By signing this memorandum, the project is now officially launched.

Op 28 januari 2015 ondertekende de vier partners de Memorandum of Understanding voor het Syn4Led project’in Kigoma.

Dit is een synergieproject waarbij de partners tot doel hebben om elkaar in de activiteiten te vinden en aan te vullen. De activiteiten zijn onder te verdelen 3 grote groepen en hebben telkens plaats bij een project van de Broeders van Liefde: Construction, waarbij de partner AHD (Action Humanitaire contre la Déliquance) workshops inricht om jongeren te trainen voor een job. Deze workshops gaan door in Rumonge Agriculture, waarbij de partners AHD en Fracarita Tanzania elkaar versterken in het geven van vorming over landbouw en ze nieuwe duurzame gewassen zullen kweken op het terrein van Kasaka Energy/Electricity: waarbij de partners AHD en Enforsa elkaar aanvullen in het geven van workshop over elektriciteit en waar Enforsa zonnepanelen zal plaatsen.

De vierde partners is Fracarita Belgium die instaat voor de hoofdcoördinatie van het project.

Het totaalproject kost 500.000 euro waarbij 80% gesubsidieerd wordt door het Belgisch Ministerie voor Ontwikkelingssamenwerking. Met deze ondertekening kan het project nu officieel van start gaan.

Le 28 janvier 2015, les quatre partenaires pour le projet « Syn4Led » ont signé à Kigoma (Tanzanie) le protocole d’entente. Il s’agit d’un projet de synergie dans lequel les partenaires visent à s’entendre les uns les autres dans les activités et à se compléter. Les activités sont divisées en trois grands groupes et ont toujours lieu lors d’un projet des Frères de la Charité: La construction, où le partenaire AHD (Action humanitaire contre la Déliquance) organise des ateliers pour former les jeunes à un emploi. Ces ateliers ont lieu à Rumonge.

L’agriculture, où les partenaires AHD et Fracarita Tanzania se renforcent mutuellement dans l’éducation sur l’agriculture et où ils cultiveront de nouvelles plantes durables sur le terrain de Kasaka.

L’énergie / l’électricité, où les partenaires AHD et Enforsa se complètent mutuellement à donner des ateliers sur l’électricité et où Enforsa installera des panneaux solaires.

Le quatrième partenaire est Fracarita Belgium, qui est responsable pour la coordination principale du projet.

Le coût du projet total s’élève à € 500.000, dont 80% est financé par le Ministère belge de la Coopération au Développement. Avec cette signature, le projet peut maintenant démarrer de façon officielle.

deus caritas est

news from the general administration nieuws uit het generaal bestuur nouvelles de l’administration générale From 12 to 16 January 2015, the General Council convened with the Provincial Superiors in Ndera, Rwanda. The Provincial Superiors presented an outline of life in the provinces and tabled their specific issues.

They took time to meet and to hear the reports from the general-level committees.

There was also a general Fracarita International meeting during which the organisation’s mission was phrased.

magazine | 2015 # 01

Van 12 tot 16 januari 2015 kwam de generale raad in Ndera (Rwanda) samen met de provinciale oversten. De Provinciale oversten gaven een overzicht van het leven in de verschillende provincies en brachten hun specifieke problemen ter bespreking aan. Er werd tijd genomen voor de samenkomst en de verslaggeving van de verschillende commissies op generaal niveau en een dag werd gewijd aan de algemene vergadering van Fracarita International met de formulering van de missie van de organisatie.

Tijdens de vergadering werden volgende beslissingen genomen: q Broeders: – Aan Broeder Adrian Astorga (Filippijnen) werd dispensatie verleend voor zijn tijdelijke geloften.

– Broeder Joseph Chemana (Zuid-Afrika), onder tijdelijke geloften, werd om disciplinaire redenen weggezonden uit de congregatie.

– Broeder Christoph Welvaert (Sri Lanka) werd aanvaard voor de eeuwige professie.

– Het Vaticaan verleende dispensatie voor eeuwige geloften aan Br. Ignasio Vu Sang.

– Aan Broeder Joseph Dat (Vietnam) werd dispensatie verleend voor zijn tijdelijke geloften. w Er werd besloten een positief antwoord te geven aan de Aartsbisschop van Kisangani (Congo) voor de overname van het Centrum voor de behandeling van mensen met een fysieke handicap Simama. Er zal een conventie met het aartsbisdom worden opgesteld voor de volledige overname van het centrum en de oprichting van een communiteit in Kisangani. e Er werd besloten voor de Amerikaanse provincie een nieuw internationaal noviciaat op te richten in Lima (Peru). De provinciale overste krijgt de opdracht dit besluit op te volgen. r Er werd besloten om het huis in Baguio (Filippijnen) als communiteit op te heffen en tot de verkoop van het huis over te gaan. t Voor China werd aanvaard om het huis in Beijing te sluiten en over te gaan tot het openen van een nieuw huis in Taiyuan (Shanxi provincie), in het licht van de animatie van roepingen en de verdere uitbouw van het project voor de opvang van bejaarden. y Er werd besloten, in opvolging van een vroeger genomen besluit, om de aanwezigheid van de congregatie in Roemenië

51

The following decisions were made during the meeting: q Brothers: – Brother Adrian Astorga (Philippines) was granted dispensation from his temporary vows.

– Brother Joseph Chemana (South Africa), under temporary vows, was dismissed – from the Congregation for disciplinary reasons.

– Brother Christoph Welvaert (Sri Lanka) was accepted for the perpetual profession.

– The Vatican granted dispensation from the perpetual vows to Bro. Ignasio Vu Sang.

– Brother Joseph Dat (Vietnam) was granted dispensation from his temporary vows. w The Archbishop of Kisangani, Congo received an affirmative response to the takingover of Simama, a treatment centre for the physically challenged. An agreement will be drawn up with the archdiocese for the full transfer of the centre and the establishment of a community in Kisangani. e It was decided to establish a new international novitiate for the American province in Lima, Peru. The Provincial Superior is tasked with the follow-up of this decision.

r It was decided to discontinue the community in Baguio, the Philippines and sell the house. t The meeting agreed to close down the house in Beijing, China and open a new one in Taiyuan, Shanxi Province, in view of the animation of vocations and the continued development of the care for the elderly project. y As a follow-up of a decision that was made earlier, it was decided that, as of 30 June 2015, the Congregation’s presence in Romania will be formally discontinued. The sheltered living facilities will be taken over by the Orthodox Church and the project in Timisoara will be continued under supervision of Fracarita International. For that purpose, a Fracarita Romania office will be established, which will be entrusted to our associate members. This will ensure that our ties with Romania will be preserved for the future. u The following appointments were made for 2015 and 2016: – From 30 March until 2 April: General Council in Rome.

– From 11 until 14 May: Gathering of the Commission for Justice, Peace, and the Integrity of Creation.

– From 14 until 18 September: General Council in Rome.

– From 12 until 18 October: Formation session for the superiors from Asia in Indonesia (charism and leadership).

– From 11 until 16 January 2016: Gathering of the General Council and the Provincial Superiors in Rome.

– From 18 until 29 January 2016: Gathering of the full Council with the Regional Superiors in Rome, and an opportunity to attend the closing of the Year of Consecrated Life on 2 February 2016.

52

op 30 juni 2015 formeel stop te zetten. De huizen voor beschut wonen in Iasi worden overgenomen door de Orthodoxe Kerk en het project in Timisoara gaat verder onder de begeleiding van Fracarita International.

Daartoe zal in Iasi een kantoor van “Fracarita Roemenië” worden opgericht en worden toevertrouwd aan onze aangesloten leden.

Zo blijft de band met Roemenië naar de toekomst toe bewaard. u Volgende data voor 2015 en 2016werden afgesproken: – Van 30 maart tot 2 april: generale raad in Rome.

– Van 11 tot 14 mei: samenkomst van de Commissie van Rechtvaardigheid en Vrede en heelheid van de Schepping.

– Van 14 tot 18 september: generale raad in Rome.

– Van 12 tot 18 october: vormingssessie voor de oversten van Azië in Indonesië (charisma en leiderschap).

– Van 11 tot 16 januari 2016: samenkomst met de generale raad en de provinciale oversten in Rome.

– Van 18 tot 29 januari 2016: samenkomst van de uitgebreide raad met de regionale oversten in Rome, met gelegenheid tot het bijwonen van de afsluiting van het Jaar van het Godgewijde leven op 2 februari 2016.

Le conseil général s’est réuni du 12 au 16 janvier 2015 à Ndera (Rwanda) avec les supérieurs provinciaux. Les supérieurs provinciaux ont donné un aperçu des évolutions dans les différentes provinces et ont par la même occasion fait part de leurs problèmes spécifiques. Le temps requis fut imparti aux différentes réunions et aux comptes-rendus des différentes commissions au niveau général, alors qu’une journée par ailleurs fut consacrée à l’assemblée générale de Fracarita International au cours de laquelle a eu lieu la formulation de la mission de l’organisation.

Les décisions suivantes ont été prises en cours de l’assemblée: q Frères: – Le Frère Adrian Astorga (Philippines) a reçu dispense de ses vœux temporaires.

– Le Frère Joseph Chemana (Afrique du Sud), sous vœux temporaires, a été écarté de la Congrégation par mesure disciplinaire.

– Le Frère Christoph Welvaert (Sri Lanka) a été admis à faire profession de ses vœux perpétuels.

– Le Vatican a dispensé le Frère Ignasio Vu Sang de ses vœux perpétuels.

– Le Frère Joseph Dat (Vietnam) a été dispensé de ses vœux provisoires.

w Il fut décidé de réserver une suite favorable à la demande de l’Archevêque de Kisangani (Congo) en ce qui concerne la reprise du Centre de soins Simama pour les personnes avec un handicap physique. Une convention sera passée avec l’archevêché en vue de la reprise complète de ce centre et de la mise en place d’une communauté à Kisangani. e Il a été décidé de prévoir un nouveau noviciat international à Lima au Pérou pour la province américaine. Le responsable provincial a reçu pour mission d’assurer le suivi de cette résolution. r Il a été décidé de supprimer la maison de Baguio (Philippines) en tant que communauté et de procéder à la vente du bâtiment. t Pour la Chine, il a été convenu de fermer la maison à Pékin et de procéder à l’ouverture d’une nouvelle maison à Taiyuan (province de Shanxi), dans le cadre de l’animation des vocations et du développement ultérieur du projet relatif à l’accueil des personnes âgées. y Faisant suite à une résolution précédente, il a été décidé de mettre formellement un terme à la présence de la Congrégation en Roumanie dès le 30 juin 2015. Les maisons d’habitat protégé à Iasi seront reprises par l’Église orthodoxe et le projet de Timisoara sera poursuivi sous la guidance de Fracarita International. Un bureau de “Fracarita Roumanie” sera à cet effet créé à Iasi et confié à nos membres associés afin de préserver ainsi pour l’avenir nos liens avec la Roumanie. u Le calendrier suivant a été fixé pour les années 2015 et 2016: – du 30 mars au 2 avril : conseil général à Rome.

– Du 11 au 14 mai: réunion de la Commission pour la Justice et la Paix et l’Intégrité de la Création.

– Du 14 au 18 septembre: conseil général à Rome.

– Du 12 au 18 octobre: session de formation pour les supérieurs d’Asie et d’Indonésie (charisme et leadership).

– Du 11 au 16 janvier 2016 : réunion avec le conseil général et les supérieurs provinciaux à Rome.

– Du 18 au 29 janvier 2016 : réunion du conseil élargi avec les supérieurs régionaux à Rome et possibilité d’assister à la clôture de l’Année de la Vie consacrée en date du 2 février 2016.

deus caritas est

In memoriam † brother ghislain haelterman 1938-2014

magazine | 2015 # 01

broeder ghislain haelterman 1938-2014 Broeder Ghislain is de laatste maanden door een zware lijdensperiode moeten gaan. Hij wist dat hij niet meer beter zou

worden en aanvaardde zijn situatie bewonderenswaardig. Heel zijn leven was ziekte voor hem als een gezel, maar desondanks wist hij deze steeds te boven te komen en met moed zijn levensweg verder te zetten.

Als jonge broeder was het zijn droom om missionaris te worden en na zijn studies aan de Normaalschool en een jaartje SintJozef mocht hij, ondanks zijn toen reeds zwakke gezondheid, naar Afrika vertrekken. Het werd Butare waar hij aan de Groupe Scolaire onmiddellijk leraar werd in de 6de moderne. We schrijven september 1961. Na drie jaar keerde hij terug om zich te bekwamen in het Frans en verbleef daartoe in Brussel en Dave om in 1965 terug te keren naar Afrika, maar ditmaal naar Lusambo waar hij 10 jaar zou verblijven als leraar, overste en directeur. Het waren de topjaren van zijn missieleven, waarbij hij zich met jeugdig enthousiasme ten volle mocht geven, samen met een nog bloeiende communiteit missionarissen en reeds een groep inlandse broeders. Br. Ghislain was een missionaris nieuwe stijl die met beide groepen best kon samenwerken en inzag dat de toekomst lag in het geven van de verantwoordelijkheid aan de lokale broeders. Lusambo was voor hem daarvoor een ware leerschool.

Toen in 1974 dringend nood was voor broeders in Zuid-Afrika, werd beroep gedaan op de taalkundige Br. Ghislain. Ditmaal zou hij zich echt kunnen bekwamen in het Engels. En we weten uit ervaring hoe nauwkeurig hij met talen wist om te gaan.

In 1977 keerde hij terug naar zijn vertrouwde Lusambo, en het is daar dat hij in 1979 de eerste districtoverste wordt van Congo na de splitsing met Rwanda en Burundi waarmee Congo tot dan één provincie vormde. Omwille van praktische redenen werd gekozen om het districthuis twee jaar later over te brengen naar Kananga, waar Br. Ghislain het centrale huis voor Congo uitbouwt. Hij organiseerde er de eigen vor-

53

Bro. Ghislain went through a difficult time in the past few months: he realised that there was no cure for him but accepted this resignedly. His whole life he had been sickly, but time and again he overcame the crises and went his way courageously.

As a young Brother he cherished the dream of becoming a missionary. Having obtained his teaching certificate and after a year of teaching at St Joseph’s he was allowed to leave for Africa, in spite of his weak health. He was immediately appointed at the “Groupe Scolaire” of Butare, class teacher of first year of secondary school. In September 1961 he returned to Belgium to improve his French: he stayed in Brussels and at Dave (Namur), and returned to Africa, but this time to Lusambo (Congo) in 1965. He functioned as a teacher, superior and principal. These years were the height of his missionary life while he could give free rein to his enthusiasm along with a thriving community of missionaries and indigenous Brothers. He turned out a new style missionary who was convinced that both foreign missionaries and indigenous Brothers could live in harmony and that local Brothers had to be given responsibilities. In this respect, Lusambo was a model school..

In 1974, South Africa urgently needed new missionaries: Bro. Ghislain and three more missionaries of Central Africa were sent there; Bro. Ghislain’s knowledge of languages came in good stead; he made a success of his stay in South Africa.

But in 1977 he returned to Lusambo, where he became the first district superior after the congregational province had been split into Congo and Rwanda-Burundi.

Two years later the district house moved to Kananga for practical reasons, where Bro. Ghislain built the central house for Congo. He organized the own formation

programme for local Brothers; those who have known him express their appreciation for their district superior’s leadership.

But in 1987 came an abrupt end to his missionary life when he was chosen as general assistant, and became secretary general at the Casa in Rome till 1994. Jokingly he would say that there he was also a missionary. He returned to Belgium and functioned as local superior at Brakel (East Flanders), where he assisted his aged mother. From 2000 to 2012 he was again secretary general at the Generalate in Rome. When he came back to Belgium he was marked by a sickness which would undermine his health.

Those who have had the good fortune of living with Bro. Ghislain will have appreciated him for his consistent religious life without compromise, though quiet about his spiritual life. As a superior he was straightforward and caring; as a teacher he excelled at his subjects. In the community he was a loyal confrere, would listen to others and joined the discussions. His secretarial work was done to perfection; had an eye for detail; and kept the computer park going at the Casa with much patience. Faithfulness and obedience were no empty boxes to Bro. Ghislain: he accepted new tasks as a consequence of his religious commitment.

We are grateful to have had Bro. Ghislain as a colleague and to have shared a lot with him. He was a main factor in the genesis of our Congolese region. Eternal happiness will be his share, in the peace and love of the Lord whom he served faithfully till the very end of his religious life.

54

ming en broeders die hem van deze tijd hebben gekend spreken met veel waardering over hun districtoverste.

Hij die dacht van nog lang in de missies te kunnen verblijven, werd in 1987 verrast met de keuze tot generale assistent, en het jaar nadien werd hij secretaris-generaal met een verblijf in Rome tot 1994. Al lachend zei hij wel eens dat hij zich daar ook missionaris voelde. En dan kwam een periode dat hij naar België terugkwam, om overste te worden van de communiteit in Brakel met de mogelijkheid om zijn oude moeder bij te staan. Van 2000 tot 2012 mocht hij opnieuw in Rome verblijven als secretaris van de generale overste, waarna hij naar België terugkwam, reeds getekend door de ziekte die hem verder zou ondermijnen.

Zij die met Br. Ghislain hebben mogen leven hebben hem leren kennen als een consequente religieus, zonder compromissen maar niet direct bereid om zijn diepe religieuze gevoelens prijs te geven. Als overste was hij rechtlijnig en bekommerd en als leraar primeerde de deskundigheid en de inzet voor het vak dat naar de perfectie ging. In de gemeenschap was hij een aangename medebroeder, graag luisterend en als het thema hem interesseerde overvloedig in het participeren. Dienstbaarheid uitte zich in het zorgvuldig secretariaatswerk, oog voor ieder detail en de aandacht voor het computerpark van het generalaat dat hij met een oneindig geduld probeerde in gang te houden. Trouw en gehoorzaamheid waren voor Br. Ghislain geen ijdele woorden en met een evidentie aanvaardde hij nieuwe opdrachten als consequentie van zijn religieuze gegevenheid.

We zijn dankbaar om Broeder Ghislain als medebroeder te hebben gekend, met hem te hebben geleefd en met hem veel te hebben gedeeld. Hij heeft mede de geschiedenis geschreven van onze Congolese regio en daar zijn velen hem eeuwig dankbaar voor. De echte eeuwigheid wordt hem nu gegund in de vrede en vriendschap van de Heer die hij als Broeder van Liefde trouw heeft gediend en liefgehad, en dat tot het uiterste.

frère ghislain haelterman 1938-2014 Frère Ghislain a passé au cours de ces derniers mois un véritable calvaire. Tout en sachant que son état ne pouvait s’améliorer, il l’accepta avec une résignation admirable. Si tout au long de son existence, la maladie était sa compagne, il arrivait malgré tout à chaque fois à la surmonter et à poursuivre courageusement le chemin de sa vie.

Jeune frère, il rêvait de devenir missionnaire et put, après avoir fait l’école normale et passé une petite année à SaintJoseph, partir pour l’Afrique, même si sa santé était déjà précaire à l’époque. Il arriva ainsi à devenir d’emblée enseignant de sixième moderne dans le Groupe Scolaire.

Nous sommes alors en septembre 1961.

Après une première période de trois ans en Afrique, il revint en Belgique afin de parfaire son français à Bruxelles et à Dave pour y retourner en 1965, cette fois à Lusambo où il assumera pendant 10 ans les fonctions d’enseignant, de supérieur et de directeur. Il se trouvait alors au zénith de sa vie missionnaire pendant ces années, au cours desquelles il pouvait, avec son jeune enthousiasme, se consacrer pleinement à sa mission dans une communauté alors encore florissante de missionnaires déjà complétée d’un groupe de frères indigènes. Fr. Ghislain était un missionnaire nouveau style qui arrivait à collaborer parfaitement avec les deux populations et comprenait que l’avenir consistait à attribuer des responsabilités aux frères locaux.

Lusambo aura été pour lui à ce titre un précieux lieu d’apprentissage.

Lorsqu’en 1974 on réclamait d’urgence des frères en Afrique du Sud, on fit appel au Fr. Ghislain en tant que linguiste après qu’il eut parfait à cet effet sa maîtrise de l’anglais. Nous savons par expérience combien il pouvait être minutieux dans le domaine des langues.

En 1977, il revint à son cher Lusambo, pour y devenir en 1979 le premier supérieur du district du Congo après la scission de ce pays avec le Rwanda et le Burundi, avec lesquels le Congo n’avait formé jusqu’alors qu’une seule et même province. Mais voilà que pour des raisons pratiques, il fut alors décidé de transférer le siège à maison du

district à Kananga, où le Fr. Ghislain développa la maison centrale. Il y élabora lui-même le programme de formation et les frères qui se souviennent de lui à cette époque ne tarissent pas d’éloges à propos de leur supérieur de district.

Il songeait à pouvoir rester longtemps encore dans cette mission jusqu’à ce qu’il fût nommé en 1987, non sans surprise, à la fonction d’assistant général pour devenir l’année suivante secrétaire général en résidence à Rome jusqu’en 1994. Il poussait parfois la plaisanterie à dire qu’il s’y sentait tout autant missionnaire. Vint alors le retour en Belgique pour devenir supérieur de la communauté à Brakel et pouvoir ainsi venir en aide à sa mère âgée. Entre 2000 et 2012, il put par la suite séjourner à nouveau à Rome en tant que secrétaire du supérieur général, après quoi il lui fallut revenir en Belgique, déjà marqué par cette maladie qui continuerait à le miner.

Ceux qui ont pu vivre aux côtés du Fr. Ghislain ont rencontré en lui un religieux conséquent, sans compromis, même s’il se retenait de faire trop directement état de la profonde dévotion dont il était animé.

En tant que supérieur, sa droiture n’avait d’égal que son souci de l’autre, alors qu’en tant qu’enseignant, son expertise et son application pour la matière enseignée touchaient à la perfection. On l’appréciait dans la communauté comme un confrère affable, se mettant volontiers à l’écoute ou participant intensément à tout débat éveillant son intérêt. Son dévouement à servir se reflétait dans la minutie avec laquelle il s’acquittait de son travail de secrétaire, dans son sens du détail et dans la patiente attention portée à la maintenance du système informatique du généralat. Fidélité et obéissance n’étaient pas de vains mots pour le Fr. Ghislain au point d’accepter comme une évidence les nouveaux défis et tâches dans le prolongement de son engagement religieux.

Nous sommes reconnaissants au Frère Ghislain d’avoir pu le connaître en tant que confrère, d’avoir pu vivre à ses côtés et d’avoir pu partager avec lui dans de bonnes choses et moments. Il aura écrit quelques riches pages de notre histoire dans la région du Congo, où tant éprouvent à son égard une gratitude éternelle. L’éternité lui est maintenant réservée dans la paix et

deus caritas est

in memoriam

l’amour du Seigneur qu’il a, tout au long de sa vie de Frère de la Charité, fidèlement servi et chéri jusqu’à son dernier souffle.

brother antoine theunis 1920-2014

magazine | 2015 # 01

broeder antoine theunis 1920-2014 Na zijn studies als broeder-onderwijzer zou de jonge Broeder Junius slechts 4 jaar les geven in de lagere school van SintPaulus te Gent, want onmiddellijk na de oorlog in 1945 mocht hij vertrekken naar het toenmalige Astrida in Rwanda. Zijn droom om missionaris te worden, verstoord door de oorlogssituatie, kon dus vlug in vervulling gaan. Wellicht heeft hij toen niet vermoed dat hij de rest van zijn

55

Having obtained his teaching certificate, young Brother Junius would teach at St Paul’s primary school for only four years, because just after W.W. II, in 1945, he left as a missionary for what was then called Astrida in Rwanda. His dream of becoming a missionary came true in spite of W.W. II. He did not have an inkling that his career would be intimately bound to Astrida, the later Butare. He was immediately appointed to the secondary school the “Groupe Scolaire” would become his task in life.

Many generations of Rwandans would pass through his hands and meet him later as former pupils. He also experienced crisis moments when the country obtained independence and when the genocide of Hutu and Tutsi store the country apart.

Meanwhile he turned out an all-round missionary, and took on more and more responsibilities at the big school complex. He saw to it that the technical service was developed; he built a sports park which was named after him, Kamena. He constructed a swimming pool and many houses for the teaching staff. Every brick of the Groupe Scolaire could tell a story about him. He laid out the botanic garden and big ponds in the valley. He loved Rwanda, its nature, its people. In his spare time he sometimes went hunting or fishing; but he liked to join the Brothers community which looked like a beehive where Brothers were always occupied with their teaching tasks or serving at the boarding section.

When Rwanda entered the throes of the 1994 genocide Bro. Junius experienced the darkest period of his life: in a few days he saw the total destruction of what he had created. He had to flee his beloved Butare, not knowing if he would ever return. But he kept courage in spite of the sad events, and was among the first to fly back to Bukavu, where he joined the Rwandan Brothers of Charity. There he tried to make the

local school a model school in cooperation with Bro. Bernard in particular and other Brothers. But something seemed to have snapped in him. He decided to return to Belgium in 1997 to take a rest. However, after a year he asked to return to Butare where “Kamena” was needed to manage the houses. For another eight years the ageing Brother could quietly rebuild the region although the sense of mourning had not left him.

In 2006 Bro. Junius returned to Belgium for good; he lived in the Merksem community for some years till his health required special care given at St Arnold’s, Beernem, where he was well accommodated and cared for till he passed away and entered eternal life.

Bro. Junius counted among our last thoroughbred missionaries who had gone through all phases of missionary life and realised them. He adapted readily and was among the few Brothers who returned to Rwanda after the genocide to serve there.

He made the most of his talents and gave his task a highly personal interpretation, in the service of the Lord. He was completely uncompromising; he kept his word. People like him are few and far between. We feel grateful that we have had such a confrere among us and he will remain a great example to many. May he rest in peace.

leven met Astrida, later Butare verbonden zou blijven. Onmiddellijk werd hij er ingeschakeld in de humaniora en de Groupe Scolaire zou zijn leven worden. Hoeveel generaties Rwandezen heeft hij er niet zien passeren en later als oud-leerling opnieuw ontmoeten? Maar ook heeft hij de vele crisismomenten meegemaakt die het land doormaakte: eerst rond de onafhankelijkheid en daarna bij de bloedige twisten tussen de Hutu’s en de Tutsi’s. Ondertussen ontpopte hij zich als een all-round missionaris en kreeg hij steeds meer verantwoordelijkheden in dat grote complex van de Groupe Scolaire. Hij zorgde er voor de uitbouw van de technische dienst, hij bouwde een sportstadium dat zijn Rwandese naam zou dragen tot op vandaag: Kamena, hij bouwde een zwembad en de vele huizen voor de professoren van de school.

Van iedere steen in de Groupe Scolaire kon Br. Junius wel een verhaal vertellen en ook voor de aanleg van de botanische tuin en de grote vijvers in de vallei kon men op Br. Junius beroep doen. Hij hield van Rwanda, van de natuur, van het land. In zijn weinige vrije tijd ging hij jagen en vissen en de rest werd doorgebracht in het gezelschap van zijn medebroeders in de communiteit die op een bijenkorf leek: steeds broeders in de weer om hun opdracht in de school en op het internaat goed te vervullen.

Toen Rwanda getroffen werd door de genocide in 1994 was het ook voor Br. Junius een zwarte bladzijde, misschien wel de meest zwarte bladzijde van zijn leven.

Hij zag er in een paar dagen tijd quasi alles vernielen wat hij met veel moeite had opgebouwd. Hij moest vluchten, zijn dierbaar Butare in de steek laten, niet wetend of hij er ooit nog zou terugkeren. Maar ondanks de diepe pijn voor wat er gebeurde, behield hij zijn moed en was hij bij de eersten om terug het vliegtuig te nemen en in Bukavu de Rwandese broeders te gaan vervoegen. Hij zou er proberen om samen met de broeders en vooral met Br. Bernard Heylen ook van de school die men er had overgenomen een modelschool te maken.

Maar ergens was er iets gebroken en in 1997 besloot hij terug te keren naar België.

Hij dacht dat de tijd gekomen was om te rusten. Maar na één jaar zogenaamde rust vroeg hij of hij terug kon, ditmaal naar Butare, want daar had men Kamena nodig

56

in memoriam

voor het beheer van de huizen. Het werd een mooie invulling voor de ouder wordende broeder en acht jaar heeft hij rustig kunnen meewerken aan de heropbouw van de regio, natuurlijk zonder de pijn kwijt te geraken van wat was gebeurd.

In 2006 kwam Br. Junius voorgoed terug naar België en verbleef nog enige jaren in nog relatief goede gezondheid in ons klooster in Merksem, tot het moment dat hij meer zorgen nodig had en het kloosterrusthuis Sint Arnold in Beernem hem met veel liefde en toewijding heeft opgevangen en begeleid tot de dag dat de verrijzenis ook voor hem was aangebroken.

Met Broeder Junius, want zo was hij door velen gekend, verliezen we één van onze laatste missionarissen die alle fasen van dit missionarisleven heeft meegemaakt en mee heeft vorm gegeven. Hij wist zich steeds aan te passen, en hij was één van de weinigen die na de genocide naar Rwanda terugkeerde, gewoon om er te dienen en om bij zijn medebroeders te zijn. Hij was een broeder die met zijn talenten heeft gewoekerd en een heel eigen invulling heeft gegeven van een leven helemaal in dienst van de Heer. Hij was een man zonder compromissen en een woord van hem was heilig waarop men onvoorwaardelijk kon bouwen. Neen, mensen als Br. Junius bestaan niet meer, we kunnen alleen maar dankbaar zijn hem als medebroeder gehad te hebben en zelfs over de dood heen blijft hij voor velen van ons een groot voorbeeld. Hij ruste nu in de vrede van de Heer.

frère antoine theunis 1920-2014 Le jeune frère Junius n’aura, après l’obtention de son diplôme en tant que frère instituteur, enseigné que pendant quatre ans à l’école primaire de Saint-Paul à Gand, vu qu’il put, au lendemain de la guerre qui l’en avait empêché, partir en 1945 pour le Rwanda, plus exactement pour l’Astrida de l’époque. Son vœu, qui avait toujours été celui de devenir missionnaire, put ainsi heureusement se réaliser à la fin des hostilités. Sans doute ne pouvait-il s’imaginer à l’époque qu’il passerait la plus belle part de sa vie à Astrida, et plus tard à Butare.

Il y fut sans tarder engagé au niveau de

l’enseignement des humanités, faisant de lui l’un des piliers du Groupe Scolaire.

Combien de générations de Rwandais n’at-il ainsi pas vu passer pour les rencontrer par la suite avec un égal plaisir en tant qu’anciens élèves ? Cela n’empêche qu’il y aura vécu aussi les nombreux moments de crise dont le pays fut frappé: d’abord à l’indépendance et par la suite lors des sanglants affrontements entre Hutus et Tutsis. Cela ne l’empêcha pas non plus d’y devenir ce missionnaire tout-terrain à qui l’on pouvait confier un nombre toujours plus important de responsabilités dans le grand complexe du Groupe Scolaire. Il y assura d’abord le développement du service technique, construisit par la suite un stade sportif portant jusqu’à ce jour son nom rwandais ‘Kamena’, puis une piscine et de nombreuses maisons destinées aux enseignants de l’école. Frère Junius aurait pu retracer l’histoire du Groupe Scolaire pierre par pierre, alors que l’aménagement du jardin botanique et des grands étangs de la vallée put également être mis à son actif. Il aimait ce Rwanda pour sa nature et pour tout ce que pouvait lui offrir ce beau pays. Dans ses rares loisirs, il allait à la chasse, à la pêche ou passait du bon temps en compagnie de ses confrères dans cette communauté qui, à l’époque, ressemblait à une ruche où les frères s’activaient à assumer à-qui-mieux-mieux, l’ensemble de leurs activités tant à l’école qu’à l’internat.

Lorsque le Rwanda connut les affres du génocide de 1994, ce fut également une page bien noire pour le Fr. Junius, sans doute la plus sombre de son existence. Il lui fallut assister à la destruction quasi totale de tout ce qu’il avait jusqu’à ce jour construit à grande peine. Il lui fallait fuir son cher Butare, l’abandonnant sans savoir s’il y reviendrait un jour. Et malgré toute la douleur ressentie face aux événements, jamais il ne se découragea et fut même l’un des premiers à reprendre l’avion en direction de Bukavu pour y rejoindre les frères rwandais. Il y mettra tout en œuvre en collaboration avec les frères, et plus particulièrement avec le Fr. Bernard Heylen, pour faire également de cet établissement une école modèle. Il ne pouvait toutefois nier les meurtrissures face à ce qu’il avait vécu ni la fatigue qui l’amena à solliciter en 1997 un retour et un repos en Belgique.

Mais voilà que moins d’un an après cette période de répit, il demanda de retourner cette fois à Butare, vu qu’on y réclamait ‘Kamena’ pour assurer la gestion des maisons. Ce fut une belle mission pour ce frère aîné qui n’hésita pas à contribuer huit ans encore à la reconstruction de cette région malgré toutes les souffrances qu’il y avait vues et vécues.

En 2006, Fr. Junius revint définitivement en Belgique, séjourna pendant quelques années encore avec un état de santé relativement satisfaisant au couvent de Merxem, jusqu’au moment où un nombre croissant de soins requit son admission à la maison de repos du couvent SaintArnold à Beernem où il put être accueilli et soigné avec beaucoup de dévouement jusqu’au jour où l’heure de la résurrection avait sonné pour lui.

Avec le Frère Junius, car c’est sous ce nom que la plupart le connaissaient, nous perdons l’un de nos derniers missionnaires qui aura traversé toutes les phases et les aléas d’une mission qu’il ne manqua pas de marquer de son empreinte. Doté d’un pouvoir d’adaptation remarquable, il fut l’un des rares à retourner au Rwanda après le génocide pour continuer à y servir en compagnie de ses confrères. Ce fut l’un de ces frères qui n’ont jamais négligé le moindre de leurs talents pour mettre tout en œuvre au service du Seigneur. Ce fut un homme qui, sans se perdre en compromis, avançait une parole sur laquelle on pouvait construire. Des hommes de la trempe du Fr. Junius ne se font plus et nous ne pouvons qu’être d’autant plus reconnaissants d’avoir pu le connaître comme confrère et de le commémorer comme un exemple à suivre même au-delà de la mort. Qu’il repose désormais dans la paix du Seigneur.

brother patricius ignatius candra pancawala kurniawan 1980-2014 Bro. Patricius was born on May 16, 1980, at Gombong, Central Java Province, Indonesia. His father, Sugiran, and his mother Patricia Suparmi are devout Catholics as well as well-known educators and tea-

deus caritas est

magazine | 2015 # 01

Bro. Adrian Hartotanojo

broeder patricius ignatius candra pancawala kurniawan 1980-2014 Bro. Patricius werd geboren op 16 mei 1980 in Gombond, in Centraal Java, Indonesië.

Zijn vader, Sugiran, en zijn moeder, Patricia Suparmi zijn godvruchtige katholieken en bekende opvoeders en onderwijzers in zijn geboortedorp. Na zijn humaniora in 1999, sloot Br. Patricius zich aan als aspirant bij de Broeders van Liefde. Twee jaar later begon hij het postulaat in Yogyakarta. Hij begon zijn pre-noviciaat in België in 2002, samen met drie andere postulanten. In augustus 2002 vatte hij het canoniek jaar van het noviciaat aan

in Sint-Maria-Aalter. Hij vervolgde het 2e noviciaatsjaar eerst in Kruibeke voor 6 maanden; daarna reisde hij terug naar Indonesië en sprak zijn eerste geloften uit op 15 augustus 2004 in Purworejo. Na zijn professie studeerde hij twee jaar psychiatrische verpleegkunde aan het Canon Triest International Institute in België. Hij behaalde zijn diploma in 2006 en keerde terug naar Indonesië waar hij werd aangesteld als assistent in de Kunci ontwenningskliniek in Yogyakarta. Hij werd ook vormingsassistent voor de aspiranten en roepingenanimator. Br. Patricius kreeg de kans theologie te gaan studeren aan de katholieke universiteit van Sanata Dharma.

In augustus 2010 legde hij zijn eeuwige geloften af. Hij werd benoemd als verantwoordelijke voor de vorming van de tijdelijk geprofeste broeders. Nadat hij in 2012 zijn bachelordiploma theologie behaalde, startte hij de masteropleiding. Hij zou dit jaar afstuderen. Na het generaal kapittel van 2012 werd Br. Patricius lid van de regionale raad van Indonesië en secretaris van de regionale overste. Vorig jaar werd hij bestuurslid van de Karya Bakti Foundation in Yogyakarta, en hij werd aangesteld als verantwoordelijk voor de vorming van de aspiranten en postulanten.

Velen onder ons herinneren zich Br. Patricius als een zeer zachtmoedige, vriendelijke, godvruchtige en nederige broeder, zeer getalenteerd en altijd bereid om te helpen, te luisteren naar anderen. Hij bezat een diep spiritueel leven en gebedsleven, met een bijzondere devotie tot St.-Vincentius en P.J. Triest, onze stichter. Hij schreef meerdere artikels rond St.-Vincentius en Vader Triest. Zowel zijn bacholerthesis als zijn masterthesis hadden als onderwerp de spiritualiteit van St.-Vincentius in verhouding tot die van Vader Triest.

Het nieuws van zijn onverwacht overlijden op jonge leeftijd op 2 december kwam als een schok. De dag voor zijn dood ruimde hij nog zijn kamer op in de gemeenschap van Yogyakarta. Hij overhandigde zelfs enkele van zijn bezittingen aan de plaatselijke overste omdat hij zijn vertrek naar Wonosobo voorbereidde waar hij zijn masterthesis zou voltooien. De volgende dag werd hij gepijnigd door hevige hoofdpijn en diarree; hij werd onmiddellijk naar het katholiek ziekenhuis van Panti Rapih

57

chers in his hometown. After finishing his high school education in 1999, Bro. Patricius joined the community of the Brothers of Charity as an aspirant. Two years later, he was accepted as a postulant at Yogyakarta. Together with three other fellow postulants, he went to Belgium in 2002, to start his pre-novitiate formation program.

And, in August 2002, he started his canonical year of the novitiate program in Maria-Aalter, Belgium. Then, he did the first six months of his second-year novitiate in Kruibeke, Belgium. Afterwards, he returned to Indonesia to finish up the remaining period of his second-year novitiate in Indonesia. He pronounced his profession in Purworejo, Indonesia on August 15, 2004. After his profession, he continued his two-year professional formation at the Canon Triest International Institute, where he studied psychiatric nursing. After his graduation in 2006, he returned to Indonesia and was assigned as assistant at the Kunci Drug Rehabilitation Center, in Yogyakarta, as well as assistant formator for the aspirants and the vocation animator.

Then, he was given the opportunity to pursue a baccalaureate program in Theology at the Sanata Dharma Catholic University.

During that period, Bro. Patricius did his final profession in August 2010. Then, in addition to his previous tasks, he was also nominated as formator for the temporarily professed brothers. After he completed his baccalaureate program in 2012, he started his master’s program in Theology and was due to graduate by the end of this year.

After the General Chapter in 2012, Bro. Patricius was nominated as a member of the Regional Council of Indonesia as well as secretary of the Regional Superior. And, last year he was assigned as a board member of the Karya Bakti Foundation of Yogyakarta and also in charge of formation of the aspirants and postulants.

Many of us still remember Bro. Patricius as a very gentle, friendly, pious, and humble

brother who had many talents and was always ready to help and listen to others. He always showed us his very deep spiritual and prayer life. He had a particular interest and devotion to St Vincent and Our Founder, P.J. Triest. For this purpose, he has written several articles about St Vincent and Fr Triest, and he even wrote his baccalaureate and master thesis on the subject of the spirituality of St Vincent in relation to the spirituality of Fr Triest.

The news of his sudden passing at a very young age on December 2, was quite a shock for most of us. Just a day before his departure, he was still busy cleaning up his room in the community of Yogyakarta. He even handed out some of his belongings to his local superior, as he was officially transferred to the community of Wonosobo in order to finish up writing his thesis there. The next morning, he was feeling unwell, vomiting and suffered from severe headache and diarrhea, and was immediately taken to the Catholic Hospital of Panti Rapih. In the hospital he was still able to talk to the brothers till just about one hour before his passing during which he turned into a coma condition.

Despite all the efforts from the medical staff of the hospital there to save his life, at about 18:20 on December 2, he passed away peacefully at the age of 34 at the same hospital. Let us pray for the eternal rest of his soul in the Lord’s loving peace.

in memoriam

overgebracht. Daar kon hij nog met zijn medebroeders praten tot één uur voor hij in coma geraakte en overleed. Ondanks alle inspanningen van het medisch personeel om zijn leven te redden, overleed hij zachtjes om 18u20 op 2 december, op 34-jarige leeftijd. Laten we voor zijn zielerust bidden dat hij in Gods liefde mag opgenomen worden.

Br. Adrian Hartotanojo

58

frère patricius ignatius candra pancawala kurniawan 1980-2014 Fr. Patricius est né le 16 mai 1980 à Gombong, dans la province centrale de Java en Indonésie. Son père Sugiran et sa mère Patricia Suparmi sont de fervents catholiques ainsi qu’éducateurs et enseignants bien connus dans sa ville natale. Après avoir terminé ses études secondaires en 1999, Fr. Patricius a rejoint la Congrégation des Frères de la Charité comme aspirant.

Deux ans plus tard, il fut accepté comme postulant à Yogyakarta. Avec trois autres collègues postulants, il s’est rendu par la suite en Belgique en 2002, pour y entamer son programme de formation pré-noviciat.

En août 2002, il a commencé son année canonique du programme de noviciat à Maria-Aalter en Belgique. Puis, il a fait les six premiers mois de son noviciat de deuxième année à Kruibeke en Belgique.

Ensuite, il est retourné en Indonésie pour

terminer la période restante de son noviciat de deuxième année. Il prononça ses vœux à Purworejo le 15 août 2004. Après sa profession, il a poursuivi sa formation professionnelle de deux ans à l’Institut International Chanoine Triest où il a étudié les soins d’infirmier en psychiatrie.

Après avoir obtenu son diplôme en 2006, il est retourné en Indonésie et a été affecté comme assistant au Kunci Drug Rehabilitation Center à Yogyakarta, ainsi que comme assistant formateur pour les aspirants et animateur de vocations. Puis, il a eu la possibilité de poursuivre un programme de baccalauréat en théologie à l’Université catholique Dharma Sanata.

C’est aussi au cours de cette même période que le Fr. Patricius a prononcé ses vœux perpétuels, en août 2010. Ensuite, en plus des tâches précédentes, il a également été désigné comme formateur pour les frères profès temporaires. Après avoir terminé son programme de baccalauréat en 2012, il a commencé son programme de maîtrise en théologie et aurait dû en être diplômé à la fin de cette année. À l’issue du Chapitre général 2012, Fr. Patricius a été nommé membre du Conseil régional de l’Indonésie ainsi que secrétaire du Supérieur régional. Et l’année dernière, il a été nommé membre du conseil de la Fondation Karya Bakti de Yogyakarta et également en charge de la formation des aspirants et postulants. Beaucoup d’entre nous se souviennent encore bien du frère Patricius comme d’un frère très doux, amical, pieux, humble, doté de beaucoup de talents et

toujours prêt à aider et écouter les autres.

Il nous a ainsi toujours reflété une vie spirituelle et de prière profonde. Il portait un intérêt particulier et une sincère dévotion à saint Vincent ainsi qu’à notre fondateur P. J. Triest. À ce titre, il a écrit plusieurs articles à propos de saint Vincent et du Père Triest, et consacra même son baccalauréat et sa thèse de maîtrise à la spiritualité de saint Vincent en relation avec la spiritualité du Père Triest. La nouvelle de son décès soudain, à son très jeune âge, le 2 décembre dernier a produit un véritable effet de choc pour la plupart d’entre nous.

La veille encore , on le trouvait toujours occupé au nettoyage de sa chambre dans la communauté de Yogyakarta. Il avait même remis une partie de ses biens à son supérieur local, étant officiellement transféré à la communauté de Wonosobo pour y achever la rédaction de sa thèse. Le lendemain matin, il ne se sentait pas bien, souffrant de vomissements et de maux de tête sévères ainsi que de diarrhée, si bien qu’il fut immédiatement transporté à l’hôpital catholique de Panti Rapih. À l’hôpital, il était encore capable de parler aux frères jusqu’à ce qu’il tombât dans le coma, à peu près une heure avant son décès. Malgré tous les efforts produits par le personnel médical de l’hôpital pour lui sauver sa vie, il y expira le 2 décembre à environ 18h20 heure, paisiblement, âgé d’à peine 34 ans.

Prions pour le repos éternel de son âme dans la paix et l’amour du Seigneur.

Fr. Adrian Hartotanojo

Our deceased confrères 2014 Onze overleden medebroeders Nos confrères défunts Joseph Benoit Poulin

26.12.1923 – 20.02.2014

St-Sulpice S.A.

Henri Vanrooy

06.06.1919 – 24.02.2014 Zelzate S.V.

Albert Deloof

29.12.1914 – 15.03.2014

Beernem S.V.

Gerard Van Selst

17.08.1922 – 19.04.2014

Gent S.V.

Frans Leemans

27.08.1922 – 27.07.2014

Zelzate S.V.

29.08.1926 – 07.08.2014 Zelzate S.V.

Odilon Brantegem

30.11.1924 – 03.09.2014 Sijsele S.V.

Albert Vanwetswinkel 03.03.1920 – 05.09.2014 Zelzate S.V.

Fra Angelico, The Transfiguration, 1442, San Marco • Florence

Jozef Creemers

André Pass

28.09.1940 – 10.09.2014 Ronse S.V.

Ghislain Haelterman

18.07.1938 – 09.11.2014

Patricius Kurniawan

16.05.1980 – 02.12.2014 Yogyakarta R.S.

Antoon Theunis

16.04.1920 – 12.12.2014

Zelzate S.V. Beernem S.V.

Associate members – Aangesloten leden – Membres associés Justine Nuwayezu

22.04.1955 – 27.07.2013

Gatagara S.F.X.

deus caritas est

Italia Casa Generalizia dei Fratelli della Carità Via Giambattista Pagano, 35 00167 Roma Italia tel.: *39-06.66.04.901 fax: *39-06.66.31.466 casa.generalizia@fracarita.org

america _ Brazil Los Hermanos de la Caridad Aldeia Infantil “Estrêla de Manha” Rua Papa João XXIII, 540 86240 São Sebastião Da Amoreira Parana – Brasil tel.: *55-43-3265.11.77 fax: *55-43-3265.17.08 eric.verdegem@hotmail.com

_ Canada Frères de la Charité 1445, rue Notre-Dame Saint-Sulpice, QC – J5W 3V8 Canada Tel: +1 450 589 3530 Fax: +1 450 589 9098 gastonpaquet@icloud.com

_ Nicaragua Los Hermanos de la Caridad Carretera Granada – Nandaime, Km 51 Nicaragua tel.: *505 2552-7497 kadiodehoua.fc@fracarita.org.ni

_ Peru Los Hermanos de la Caridad Jr Carlos Arrieta 937 - Urb. Santa Beatriz Lima 01 Peru Tel: *51-1-433.85.43 jimi.huayta.fc@fracarita.org.pe

_ U.S.A. Brothers of Charity 1359 Monroe Street, NE Washington, DC 20017 U.S.A. tel.: *1-202-636.43.06 joelponsaran@yahoo.com

europe _ Belgium Broeders van Liefde Stropstraat 119 – 9000 Gent België tel.: *32-9-221.45.45 fax: *32-9-221.98.89 luc.lemmens@fracarita.org

worldwide

Brothers of Charity | Broeders van Liefde | Frères de la Charité

_ Ireland

_ D.R. Congo

Brothers of Charity Kilcornan House Clarinbridge – Co. Galway – Ireland tel.: *353-91-79.63.89 fax: *353-91-79.63.52 bronoelcorcoran@galway.brothersofcharity.ie

Frères de la Charité Av. Pumbu 9 B.P. 406 – Kinshasa – Gombe 1 R.D. Congo tel.: +243.8136.56.067 jeanmariemukonkole@yahoo.fr

_ Netherlands

_ Ethiopia

Broeders van Liefde Aalsterweg 289 5644 RE Eindhoven – Nederland tel.: *31-40-21.41.600 fax: *31-40-21.41.604 provincialaat@broedersvanliefde.com

Brothers of Charity P.O. Box 55297 Mekanisa – Addis Ababa Ethiopia tel.: *251-929 011 834 negatali@yahoo.fr

_ Romania

_ Ivory Coast

Fratii Caritatii Aleea Grigore Ghica Voda, 13 700469 Iasi Romania tel.: *40.722.267.798 sebteacu@hotmail.com

Frères de la Charité B.P. 2473 – Yamoussoukro Côte d’Ivoire tel.: *225-05-30.61.09 ngendahimanafeli@yahoo.fr

_ United Kingdom Brothers of Charity Lisieux Hall – Whittle-le-Woods Chorley PR6 7DX – Lancashire – England tel.: *44-125-724.88.01 fax: *44-125-726.09.93 brotherdermot@yahoo.co.uk

_ Kenya Brothers of Charity P.O. Box 24080 00502 Karen – Nairobi Kenya tel.: *254-719.671.159 paulkindambu@yahoo.fr

_ Rwanda

africa _ Burundi Frères de la Charité B.P. 666 – Bujumbura – Burundi Tel./ fax: *257-23.21.18 abwampamye@yahoo.fr

_ Central African Republic Frères de la Charité B.P. 2516 Begoua-Bangui République Centrafricaine tel.: *236-75 21 12 47 cleophasmukinayi@yahoo.fr

Frères de la Charité B.P. 423 – Kigali – Rwanda tel.: *250-788 30 78 84 deorwamasasi@gmail.com

_ South Africa Brothers of Charity 59 Rose Street P.O. Box 2296 Florida 1710 – South Africa tel.: *27-11-472.60.60 antoine.colpaert.fc@gmail.com

_ Tanzania Brothers of Charity P.O. Box 612 Kigoma Tanzania Tel: *255-28-280.41.82 imparagerard.fc@gmail.com

_ Zambia Brothers of Charity Mwalule Road 1 (Northmead) P.O. Box 31203 10101 Lusaka Zambia tel.: *260-01-239.269 kkconstantino@yahoo.com

asia _ India Brothers of Charity Meena Vayal Village – Ariyakudi Post – Karaikudi Taluk Sivagangai District – 630 202 Tamil Nadu South-India tel.: *91-944.21.40.863 swamy.willy.fc@fracarita.org

_ Indonesia Bruder Karitas Jl.K.Wahid Hasyim 4 – Purworejo 54111 Indonesia tel.: *62-275-32.12.05 fax: *62-275-32.26.34 marcellinus28@yahoo.com

_ Japan Brothers of Charity Fushino, 1656 689-0201 – Tottori-Shi – Japan tel./fax: *81-857-59.00.82 brsjapan@crux.ocn.ne.jp

_ Pakistan Brothers of Charity G/block Mundri Chock Youhanabad P.O. Box 10352 – Ferozepur Road, Lahore 54600 – Pakistan tel.: *92-42-35951099 vihugo81@hotmail.com

_ Papua New Guinea Brothers of Charity Catholic Church Mission of Sangurap P.O. Box 191 Wabag-Enga Province Papua New Guinea tel.: *675-547.11.80 fcjacobustaru@gmail.com

_ Philippines Brothers of Charity 2002, Jesus Street Pandacan, 1011 Manila – Philippines tel.: *63-2-564.01.97 fax: *63-2-33.85.499 edcel_lacierda@yahoo.com

_ Sri Lanka Brothers of Charity 565, Gohagoda Road Katugastota, 20800 – Sri Lanka tel./fax: *94-81.249.86.29 bekaertgodfried@hotmail.com

Brothers of Charity Broeders van Liefde Frères de la Charité Fratelli della Carità Via Giambattista Pagano 35 I-00167 Roma deus.caritas.est.editor@fracarita.org

www.brothersofcharity.org