Grond onder de voeten, Peter Schmidt

Page 1

Nr. 1

Grond

Trek weg uit uw land IDENTITEIT IN DE BIJBEL Prof. dr. Peter Schmidt

Prof. Peter Schmidt • Identiteit in de bijbel

onder

de

BROEDERS VAN LIEFDE

-1-


-2-


Nr. 1

Trek weg uit uw land IDENTITEIT IN DE BIJBEL Prof. dr. Peter Schmidt

Vooraf We hopen dat het begeesterende en gesproken woord ook mag doorklinken in deze geschreven tekst. Dr. Peter Schmidt gaf ons de toestemming om, onder onze verantwoordelijkheid, de redactie te doen van zijn inbreng.

Wat voorligt, is gegroeid binnen het kader van de identiteitswerking van onze organisatie Broeders Van Liefde. Deze identiteitswerking wil zo veel mogelijk mensen in onze organisatie aan het denken zetten rond de bezieling die vervat zit in onze werken. Als zorgvuldige rentmeesters willen we onze blik richten op de toekomst vanuit de kracht van onze traditie.

We willen deze brochure vooral verspreiden onder de directies en middenkaders van onze organisatie. We hopen dat deze brochure een bijdrage mag zijn tot de permanente dialoog rond onze spiritualiteit, onze identiteit en ons erfgoed.

De dialoog tussen de institutionele identiteit van de stichters, de professionele identiteit op het werkveld en de persoonlijke identiteit van de medewerkers beschouwen we als onze rijkdom.

In de bijlage van deze brochure bieden we een handreiking aan voor wie rond deze brochure in gesprek wil gaan met collega’s.

Vanuit de dienst identiteit kwam de vraag om deze dialoog ook theologisch in te bedden. Met deze vraag zijn we gaan aankloppen bij dr. Peter Schmidt, theoloog en exegeet.

In de toekomst denken we eraan om op regelmatige basis dezelfde werkwijze te volgen bij de uitgave van een inspirerende en bezielende brochure binnen de organisatie. Vandaar dat we deze brochure onderbrengen in een reeks die we de naam geven: ‘Grond onder de voeten’.

Peter Schmidt heeft voor onze raad van bestuur en voor de lokale begeleiders van ons identiteitsproces tijdens het voorbije werkjaar twee bezielende lezingen gehouden waarbij hij het thema ‘Identiteit’ benadert vanuit zijn werkveld dat de Bijbel is.

Deze brochure is een initiatief van de dienst Identiteit en de dienst Communicatie bij de Broeders van Liefde.

Voor de lezer is het goed om weten dat wat hier voorligt, een redactie is van onze hand, op basis van de audio opname van deze lezingen. We hebben in de omzetting van spraak naar tekst een poging gedaan om het narratieve karakter, vervat in deze lezingen te behouden.

Br. Veron Raes, Regionale Overste Broeders van Liefde. -3-

Prof. Peter Schmidt • Identiteit in de bijbel

Omwille van de leesbaarheid van de tekst brachten we ook een indeling aan.


-4-


Inleiding Als mij vanuit de organisatie Broeders Van Liefde gevraagd wordt om iets te zeggen over de christelijke identiteit, dan wil ik daar behoedzaam mee omgaan. Identiteit krijgt vooral vorm in het dagelijkse werk. Dat zou ik moeten merken aan het doen en laten van de directeur, net zoals ik dat moet kunnen merken in de manier waarop de tuinman van de instelling zijn werk doet. Zo stel ik me dat voor. Heb ik daar nu wel iets zinvols over te zeggen, vraag ik me af? Ik ben geen tuinman, noch directeur, noch begeleider, noch verplegende. Heeft zo iemand die professioneel aan het werk is bij ‘de broeders’ wel iets aan mijn bijdrage? Ik vraag het me af. Er ligt immers een spanning tussen iemand die professioneel dagelijks met zorg en onderwijs bezig is, en mezelf die dagelijks, professioneel met het verhaal van God aan de slag gaat.

Prof. Peter Schmidt • Identiteit in de bijbel

Het is dus met enige aarzeling dat ik, op vraag van de organisatie Broeders Van Liefde, volgende beschouwingen wil delen met deze mensen die beslagen zijn op het werkveld. Ik mag hopen dat hun persoonlijke overtuiging en hun professionaliteit hen kan toelaten om nieuwsgierig te worden naar de mogelijke band tussen hun werk en het werk waar ik mee bezig ben.

-5-


-6-


niets meer aan toegevoegd. Dat is eigen aan een boek. Maar het verhaal ‘waarover’ het gaat is nooit afgesloten.

Eén grote lijn Ik wil in deze bijdrage één grote lijn voorleggen. Een lijn die ik terugvind in het Bijbelse verhaal van Israël. Een lijn die aanwezig is doorheen het verhaal van Jezus en zijn leerlingen. Binnen dit opzet is de vraag: Wat kan die lijn voor ons vandaag betekenen als we onze christelijke identiteit gestalte willen geven? Deze lijn draagt een heel grote paradox in zich. Toch ben ik ervan overtuigd dat deze behoort tot de grondkenmerken van de Bijbel.

Het vreemde openbaart zich telkens weer aan de mens. Dat is zo doorheen de Bijbel, dat is zo doorheen ons eigen leven. We zijn verwant met dat volk van God, meer dan we denken.

Onze roots

Het is de lijn die ons aanzet om onze identiteit te zoeken en te vinden in relatie tot God, de medemens en onszelf. Tegelijkertijd bevat deze lijn een oproep om ons niet te hechten aan wat we gevonden hebben. Een oproep om die identiteit telkens terug prijs te geven. Het gaat hier over een voortdurend dialectische verhouding. Een paradox, een spanning die onoplosbaar is. Naar mijn aanvoelen betekent dit dan ook dat je nooit kan stellen: ‘Hier is het eindpunt van deze spanning!’ ‘Hier houdt deze paradox op met bestaan’.

Het is mijn overtuiging dat tussen de Bijbel en ons een relatie bestaat. Zonder die relatie zou de Bijbel vandaag trouwens niet langer een levend boek zijn. Als ik me tijdens deze inleiding op deze positie plaats, dat wij een relationele verbondenheid hebben met deze roots, dan zit hier ook een beperking in. Ik geloof niet dat de Bijbel een boek is van starre waarheden. Het is ook geen receptenboek noch een technische handleiding waarin voorschriften te vinden Zijn er regels die we best zo nauw mogelijk moeten volgen. De Bijbel is ook geen wetgevend boek waaruit je kunt halen wat mag en niet mag. De Bijbel zegt ons evenmin waarin we moeten en waarin we niet mogen geloven. Ik kan begrip opbrengen voor mensen die nood hebben aan zekerheid en houvast en die stellen dat ze dat in de Bijbel vinden.

Anders herhaald: we kunnen niet, zelfs nooit, zeggen: ‘We hebben nu onze identiteit gevonden!’ of ‘Dit is nu onze definitieve identiteit!’ of ‘We hebben eindelijk vaste grond!’ ‘Deze identiteitsverklaring is af.’ Zo werkt het niet. Juist de Bijbel nodigt ons uit om ‘gevonden identiteit’ altijd weer in vraag te stellen én prijs te geven. Dit gebeurt vanuit deze overtuiging: Je echte identiteit kan je nooit helemaal vinden. Op de belangrijkste existentiële en relationele vragen kan je nooit een definitief antwoord vinden. Hoe je je verhoudt met God, hoe je je verhoudt met de medemens, hoe je je verhoudt met jezelf: het staat nooit helemaal vast. De Bijbel is geen boek van stilstaande mensen. Het is het boek van mensen die altijd op tocht blijven. De Bijbel is nooit echt ‘ten einde’.

Er zijn ook mensen die hun eigen behoeften projecteren in deze verhalen. Ik wijs hier op een gevaar. Deze manier van bijbellezen kan tot problemen leiden. Een zeker fundamentalisme is nooit veraf bij deze benadering. Je kunt hier ook niet spreken van ‘een relatie’ met de Bijbel. Ik gebruik vaak het beeld van de relatie tussen de bron en de stroom. Zo ver-

Het boek dat we allemaal kennen is op een bepaald ogenblik afgesloten. Er werd -7-

Prof. Peter Schmidt • Identiteit in de bijbel

De context waarbinnen onze identiteit gestalte krijgt vandaag is anders dan die van vroeger. De Bijbel wordt geschreven in een heel ander tijdscharnier. Toch vinden we hier de roots waarvan wij leven. Hier vinden we een soort contact met onze wortels.


woord ik graag de relatie tussen de Bijbel en ons vandaag. Wie naar de bronnen van de Schelde zoekt in de omgeving van Saint-Quentin komt tot de vaststelling dat die moeilijk te vinden zijn. Ze zijn te vinden aan een klein beschermend monumentje. Het is verbazend hoe die grote stroom ontspruit uit een heel klein en bescheiden ding. Toen ik daar voor de eerste keer was, kwam er zelfs geen water uit die bron. ‘Vanwaar komt al dat water in de Schelde?’ is de vraag. De meeste bronnen van grote stromen in de wereld zijn heel bescheiden. Veelal is er niet één bron maar wel een verzameling van verschillende kleine bronnetjes! Antwerpen ligt aan de stroom. Tegen het moment waarop dat water uit de kleine bron van Saint-Quentin in Antwerpen passeert, zit daar al heel wat water bij uit andere omgevingen. Wat mijn beeld eigenlijk wil zeggen is dit: ‘Je kunt Antwerpen niet bouwen aan de bron.’

Het is ondermeer deze beperkte manier van kijken die veel mensen heeft afgestoten.

Aan de bron kan je geen haven bouwen. Aan een bron is er geen plaats voor een levende stad. Ik denk dat deze vergelijking iets zegt over de verhouding van de Bijbel met de mensen van vandaag. Wij leven in Antwerpen. Wij leven aan de stroom van de geschiedenis die gigantisch is.

Straks ga ik met de rode draad uit de Bijbel aan de slag. Ik ga dat verhaalmatig doen. Ook dat ligt geborgen in dit boek. De Bijbel vertelt het verhaal van Israël. En in dit ‘verhalen’ wil ik het punt plaatsen wat ik in deze bijdrage naar voor wil brengen.

Maar meteen wil ik hier duidelijk stellen: als je van de rivier de bron wegsnijdt, dan gebeurt er wel iets met de rivier. We leven wel niet aan de bron maar toch blijvend van de bron. Daarom is het zinvol om die roots te bekijken en ter harte te nemen.

Een complex van verhalen Voor ik vanuit de Bijbel iets over identiteit wil zeggen wil ik iets zeggen over de aard van die Bijbel. De Bijbel is ‘een complex’ van verhalen. In die verhalen zit geen systematiek. De Bijbel is ook nooit bedoeld als een doctrine.

In dit complex van verhalen zie je het volk van Israël dat op zoek gaat om zijn eigen identiteit te vinden, binnen de plurale wereld die het omringt.

Wij moeten en mogen vandaag zoveel erven van wat in de Bijbel niet ter sprake komt. Cultuur, wetenschap, geschiedenis, ervaringen vreemd voor de Bijbelschrijvers van die tijd. Evoluties en openbaringen waarvan men toen geen weet had.

Tegelijkertijd vind je in de Bijbel verhalen van het loslaten van die ‘gevonden’ identiteit. Het is een dynamische beweging in deze verhalen van Israël. Het gaat over steeds opnieuw zoeken en vinden van eigen identiteit.

Hoe zou je deze Bijbel en het evangelie ooit kunnen gebruiken als een receptenboek voor het leven van vandaag? Wie zegt: ‘Laat ons eens kijken hoe ze dat vroeger in de Bijbel deden dan doen we dat vandaag ook zo, dan zijn we echt trouw aan de Bijbel’ kan maar best beseffen dat het zo niet kan. Wie enkel blijft hangen en stilstaan bij de antwoorden die ontstaan zijn in de tijdsgeest van vorige eeuwen, en wie daar vandaag naar wil leven dreigt in een tunnelbeleving terecht te komen in zijn relatie met de Bijbel en de traditie. -8-


Identiteit Identiteit is absoluut noodzakelijk voor een mens of voor een groep van mensen. Zonder eigen identiteit kan je als mens niet leven. Zonder identiteit of eigen autonomie wordt je al vlug een prooi voor anderen die je op een of andere wijze gebruiken. Degenen die anderen gebruiken zijn die, die zich wel de luxe kunnen permitteren om met een eigen identiteit in de wereld te staan. Het woordje identiteit is een ‘Laatlatijns’ woord uit de middeleeuwen. Het betekent: ‘id’ ‘esse’. Letterlijk: ‘dit (specifieke iets) zijn’. Het gaat over het herkenbaar zichzelf kunnen Zijn er voor iets staan. Ik zal het woord in breedheid gebruiken. Een mens zonder identiteit bevindt zich in een situatie waarbij hij door anderen geleefd wordt. Ik bedoel waar hij zichzelf niet (meer) als een ‘waardige waarde’ kan beleven. Je eigen identiteit beleven is absoluut noodzakelijk. Het lijkt bijna banaal te zeggen dat het een voorwaarde is om te kunnen spreken van iemand die als persoon door het leven gaat. Dat leren we uit de antropologie.

Hier vinden we een begrijpelijke reden voor het feit dat dictators of dictatoriale regimes identiteit steeds willen breken. Zij willen bijvoorbeeld individuele identiteit breken in functie van de identiteit van het systeem. Ik denk aan de Nobelprijs van de Vrede in 2010. De Chinese dissident Liu Xiaobo wordt opgesloten en monddood gemaakt omdat hij na de gebeurtenissen op het Tiananmen plein mensen oproept om een andere weg te bewandelen. Iemand opsluiten, afvoeren, uit de gemeenschap bannen en uit het collectieve geheugen weghalen dat zijn manieren om identiteit te breken. Laat me daarover volgend verhaal vertellen. Op 21 april 1967 pleegt een aantal kolonels in Griekenland een staatsgreep. Koning Constantijn wordt aan de deur gezet. Het is het verhaal van een smerige burgeroorlog, waarin het regime van de kolonels beschuldigd wordt van foltering en doodslag. Nadat in Griekenland terug een democratisch bestuur aanwezig is, zie ik bij ons op televisie een documentaire over dit noodlottige kolonelsregime waarin iemand aan het woord komt die door de kolonels van toen gebruikt wordt om te folteren. Hij getuigt in dit programma hoe hij ertoe gebracht wordt om hieraan deel te nemen. Deze man is oorspronkelijk een gewone boerenjongen. Zoals vele jongeren wil hij zijn land dienen. Men biedt hem een plaats aan in een elite eenheid. Hij is daar zeer mee opgezet. Hij gaat op deze aanbieding in met veel verwachting. Op een goede dag vertrekt hij naar de kazerne. Hij wordt thuis opgepikt en er naartoe gebracht in een gesloten vrachtwagen. Hij vertelt:‘We zitten daar met een aantal in die gesloten en ongemakkelijke vrachtwagen en we weten niet waar we precies naartoe gaan. We weten enkel dat we vanaf nu tot een elite eenheid gaan behoren en dat we naar een opleidingskamp gevoerd worden. De vrachtwagen stopt. Tot onze verbijstering worden we uit die vrachtwagen geschopt. We vallen op de grond. We worden geslagen en beschimpt. We worden weken aan een stuk mishandeld. We worden tot en met vernederd.’ -9-

Prof. Peter Schmidt • Identiteit in de bijbel

Een gemeenschap zonder identiteit is een gemeenschap die verwatert, of die opgeslorpt wordt binnen een andere. Gemeenschappen en entiteiten zonder identiteit lenen zich ertoe om gebruikt te worden. Zonder identiteit ben je in de letterlijke zin van het woord niemand. Het geldt zowel individueel als collectief.


families is men ook niet ongevoelig voor het opleggen van de familie-identiteit waarbij de persoonlijke identiteit ondergeschikt is. De familie zegt hoe het moet soms ten koste van de ontwikkeling van het individu.

Het hele opzet is om de identiteit te breken van deze soldaten. Op die manier dat ze alleen nog instrumenten zijn. Op een manier waarop ze alle menselijke waardigheid en alle menselijke individualiteit verliezen. Eenmaal zover en ‘zonder waarde’ kunnen ze als machines ingezet worden. Totaal ongevoelig beschouwen ze ‘de andere’ die voor hen komt op hun beurt als een object. De andere is niet langer mens maar wordt ‘de vijand’ of ‘het kwaad’. Deze ongevoeligheid laat hen toe de ander te mishandelen, te folteren, zelfs om te brengen.

Tot zelfs binnen de geneeskunde zou je dit patroon kunnen herkennen. Ik denk daarbij aan de spanning tussen de behandeling van de ziekte en de behandeling van de zieke. De zieke is wel eens het medisch object. Hij verliest zijn identiteit aan de ziekte. De identiteit van het systeem ligt hem in de behandeling van ziekte. Daardoor vermindert de waarde wel eens van de concrete mens drager van de ziekte.

Het heeft me altijd zo getroffen, dat dit de eerste fase is: folteraars worden eerst zelf als mens kapot gemaakt, vooraleer ze het snode werk opknappen en zich aan anderen vergrijpen in dit geval in naam van de identiteit van het systeem.

Wie zijn geschiedenis kent weet van praktijken in sommige kloosters waarbij men de identiteit van het individu wil breken. Men eist er gehoorzaamheid omwille van de gehoorzaamheid. Er is geen plaats voor de individuele identiteit.

Net zoals het verwerven van een eigen identiteit binnen familierelaties een belangrijk element is voor humane gezondheid, is de ontwikkeling van identiteit binnen organisaties en van organisaties heel belangrijk. Zoniet komt er een patroon tot stand, dat vernietigend is.

Alleen het systeem mag een identiteit hebben. Dit is een vorm van totalitarisme. Het fenomeen kan zich voordoen in organisaties, Kerken, religies families. Het is een eeuwig probleem. Het is ook het probleem van de Katholieke Kerk.

Het is deze identiteit die een mens tot persoon ‘stempelt’ die belet dat de mens een verwisselbare schakel is in dienst van een of ander onpersoonlijk systeem in een of andere onpersoonlijke organisatie.

In het evangelie heeft dit een naam: ‘De mens is er voor de sabbat’. Het is Jezus die echter zegt: ‘De sabbat is er voor de mens!’

Waar een systeem verabsoluteerd wordt is er slechts plaats voor de identiteit en voor de eigenheid van het systeem. Al het andere is ondergeschikt of ‘utilitair’. Net dàt is iets waar de Bijbel voortdurend doorheen breekt. De Bijbel verwerpt elk utilitair behandelen van mensen.

Werken rond identiteit is niet steeds onschuldig. Je kunt mensen en groepen vastspijkeren op hun identiteit. Zo zijn ze bruikbaar voor ons. Door iemand vast te spijkeren op het verschil met onze identiteit, kunnen we hem een definitieve plaats geven in onze relatie. De ‘goeden’ zitten aan de kant van onze eigen identiteit. De ‘verkeerden’ krijgen uiteraard plaats aan de andere kant. Een polariserend ‘partij’-denken dat ons goed uitkomt. We maken dat alle dagen mee, zowel Kerkelijk als politiek.

De verhalen rond de Goelag archipel, het strafkamp onder het Russische bewind, de verhalen rond Mao, Stalin of Hitler, ze hebben steeds met hetzelfde te maken. Het gaat over het breken van identiteiten ten voordele van de identiteit die men wil opleggen.

Enkele vrienden van mij zijn vrijmetselaar en zitten in de loge. Wat in deze kringen soms verteld wordt over de identiteit van

Identiteiten binnen families? In sommige -10-


reld ‘is’ God.’ De Bijbel spreekt nooit over ‘het goddelijke’ in de wereld. De Bijbel huivert bij deze aanname. Er ‘is’ niets goddelijks in de wereld. In die zin is de Bijbel het meest radicaal seculariserende boek dat op deze wereld te vinden is.

de Kerk roept veel vragen op. Maar ook het beeld dat Kerkmensen over de loge hebben is niet zelden bevreemdend. Dat vastspijkeren van elkaar heeft iets tragisch. Men meet de waarde van de mens af aan de eigen identiteit. Veel grote en kleine oorlogen tussen mensen zijn het gevolg van dit soort identiteitsaffirmaties.

Het beeldenverbod zegt: ‘Ge zult u geen enkel beeld maken van God.’ Wie zegt: ‘Niets is God.’ zegt ook: ‘Niets in de wereld kan verabsoluteerd worden.’ Het zet alles in zijn juiste waarde.

In een identiteit moet men staan om mens te kunnen zijn. Het is een noodzaak. Als mens mag je echter niet samenvallen met een identiteit. Je mag niet zeggen deze identiteit is nu absoluut. Wie vanuit die ‘absolute’ identiteit alles afweegt dat op zijn weg komt, vraagt om problemen. Het leidt tot de weigering van elke dialoog. Het leidt tot het weigeren van de confrontatie van je eigen identiteit met de werkelijkheid waarop je geen greep hebt. Hier ontstaat ‘cocooning’. Je veilig wentelen in de ideologie van: ‘Het grote gelijk’. Het is een ideologie die kwalijke gevolgen genereert.

Dat wil zeggen veel is relatief! Relatief wil niet zeggen: het doet er niet toe of het heeft minder waarde of het is zonder waarde. Relatief wil zeggen: het staat ‘in relatie tot’.

Dat is, de rode draad van het Bijbelse verhaal dat ik nu verder wil duiden. Als mens bouw je voortdurend aan je identiteit. Je vindt hem met veel vallen en opstaan. Je vindt je identiteit doorheen ‘The struggle of life’. Steeds weet je: ‘De horizon roept me altijd op om verder te gaan.’ Net de aanwezigheid van de horizon houdt die uitdaging in zich. Daar is de vindplaats van wie wij God noemen: God als liefde.

Monotheïsme Eén van de absolute hoofdideeën in de Bijbelse benadering van geloof en van God stelt: ‘Niets kan verabsoluteerd worden’. Niets kan verabsoluteerd worden! De Kerk niet, haar vorm niet haar structuur niet: niets… Dit is de kern van het monotheïsme.

Als het Nieuwe Testament God uiteindelijk ‘Liefde’ noemt duidt dit erop dat wij in de liefde – hoezeer ook in realiteit beleefd – God het meest nabij komen. Dat we op die wijze onze identiteit als ‘Kinderen van God’ het dichts benaderen.

Over de betekenis van dit monotheïsme leeft een groot misverstand. Het gaat niet over het feit dat men vroeger zestig goden diende te aanbidden en vandaag maar één. Men denkt daar misschien bij: ‘Eén god is goedkoper bij het offeren dan vele, zo is het efficiënter’. Het lijkt op de gedachtegang die zegt: ‘Vroeger hadden we één parlement met vele goden die elk hun zegje deden, nu is er één goddictator die de klus op zijn eentje klaart.

Identiteit in de Bijbel Tegen deze achtergrond wil ik een aantal dingen naar voor brengen uit het boek. Ik wil ze uitzetten op één lijn die doorheen dit heel complexe boek loopt. Een lijn die gegroeid is uit een uiterst complexe realiteit. Dat moeten we blijvend onder ogen zien. De Bijbel is het verhaal van mensen die leven in een wereld die ze als gege-

Zo is dit monotheïsme niet! Het monotheïsme in de Bijbel is iets heel anders dan de reductie van veel goden tot één god. Dit monotheïsme wil in de eerste plaats zeggen: ‘Niets, maar dan ook niets, in de we-11-

Prof. Peter Schmidt • Identiteit in de bijbel

Daar waar identiteit verabsoluteerd wordt is de boodschap telkens: ‘Let op de relativiteit ervan!’.


haal. Het gaat nooit over wat deze verhalen opleggen in ‘moeten’ termen of ‘niet mogen’ termen. De Bijbel toont ons Abraham. Het is de eerste die zijn weg gaat met God. Abraham is helemaal mens van God. Hij is ‘van’ en ‘voor’ God. Om dat te zijn, zegt het verhaal, heeft hij alles prijs gegeven.

ven ervaren. Deze wereld wordt gekleurd door de feiten die zich in die tijd voordoen. Ook door de cultuur, de gewoonten en de gebruiken van die tijd. Het tekent hun identiteit. Deze mensen zijn op zoek naar God. We lezen in het boek de verhalen waarin ze op zoek zijn naar wat het hoogste is in hun bestaan. Ze zijn op zoek naar wat dit bestaan zin geeft in relatie tot de horizon van die tijd. Het boek bevat de verhalen van die mensen, die men ervaart als de grootste zoekers. Telkens zijn het verhalen waarin wat verworven is losgelaten wordt. Telkens gaat het over loslaten van wat gefixeerd en verworven is. Het gaat over loslaten wat veiligheid biedt.

Dit verhaal begint met die woorden: ‘Trek weg uit uw land, uw stam en ouderlijk huis, naar het land dat Ik u zal aanwijzen’. (Gen 12,1-9) Verlaat uw land dat betekent: verlaat de cultus van dat land en verlaat uw goden. Aan goden en cultus ontlenen mensen hun identiteit. Zeker in die tijd. Het is wat hen verbindt. Het is wat ‘garantie’ geeft, wat ‘waar’ en ‘juist’ is.

Nét als ze denken: ‘Nu hebben we God gevonden!’ Nét als ze overtuigd zijn: ‘Nu weten we hoe het in elkaar zit!’ Nét nu ze weten: ‘Hoe het is’ en ‘Hoe het moet’. Nét dan wordt er gezegd: ‘Laat los!’ ‘Dat is het niet!’ ‘Het is niet wat je denkt’.

Wat voor een opdracht! (ook voor ons?). ‘Trek weg uit het land dat veiligheid biedt’. ‘Trek weg uit het land dat u verbindt’. ‘Ga naar een land dat ik zal aanwijzen’. Verlaat wat vertrouwd is, ga het vreemde tegemoet! Abraham weet niet waar hij naar toe gaat. Hij weet niet wat het wordt. Dit is een fantastisch verhaal. Als we dit op ons eigen leven leggen vertelt onze ervaring ons: wij weten het soms ook niet meer! Waar gaat dit naartoe? Wij denken dat we het weten… hoewel. We vermoeden het? Is het onze hoop? Wat blijft er over van onze tienjarenplannen?

Abraham! ‘Trek weg uit uw land’ Alle Kerken benoemen Abraham als de vader van het geloof. De verhalencyclus die je in de Bijbel vindt rond Abraham is geen historiek. Die verhalen zijn geen relaas van gebeurtenissen noch feiten, noch reportages. De cyclus is een geheel van legenden en sagen, die symbolisch moeten gelezen worden. Ze tonen ons intussen wel een goed beeld over de cultuur van die tijd.

Het is zo een schitterend beeld van de existentie: je gaat op tocht en je bent op tocht. Waarheen je tocht je brengt? Niemand die het kan zeggen!

Het gaat uiteindelijk over mensen van toen die in deze verhalen zin vinden. Ook vandaag zijn er verhalen die zin en betekenis aan ons leven geven, meer dan we dit vermoeden.

Het ‘loslaten’ ‘wegtrekken’ en ‘prijsgeven’ gaat ver bij Abraham. Het gaat in dit verhaal over het fundament van het leven van Abraham. Deze ‘Man Gods’ moet wegtrekken uit zijn eigen godsvoorstellingen. Het is het verhaal van altijd weer loslaten.

Het verhaal van Abraham heeft enkel maar zin in de mate waarop we het op ons eigen levenservaring kunnen leggen. Dit ‘leggen’ wil niet zeggen dat we moeten leven zoals Abraham. Het gaat over de bezieling en de geest achter dit ver-

Voor ons mensen is net dit het hinderlijke aan onze God. Of je een verhaal leest in de Bijbel, of je een verhaal leest over God, of het een verhaal is binnen het christelijk geloof, je komt er niet onderuit. Je weet nooit waar je God hebt. We weten niet -12-


Dat is economisch en militair van het hoogste belang voor de mensen in die tijd. God zegent deze mensen nog het best met mannelijke nakomelingen. Zonen zijn heel belangrijk. Een clan kan zich op die manier goed verdedigen! De mate waarin je gezegend bent door God wordt in die tijd afgemeten aan de nakomelingschap.

wie Hij is of hoe Hij in elkaar steekt. Waar Hij gevat wordt in systemen, waar Hij vastgelegd wordt in doctrines, waar Hij deel is van wetenschap of waarheid: daar loopt het altijd verkeerd af. Abraham weet niet meer wie deze God is. Hij heeft er geen grip meer op. Hij kan hem nog nauwelijks begrijpen. Wat God met hem voorheeft: het ontsnapt hem. Net hierin vindt Abraham de ruimte waarin hij kan vertrouwen. Een vertrouwen in een God die groter is dan zijn eigen voorstellingsvermogen.

In de schoenen van Abraham Laten we in de schoenen van Abraham staan. We blijven stilstaan bij zijn cultuur. We willen zien wat Abraham ertoe brengt om die God, groter dan zijn voorstellingsvermogen, te vertrouwen. Het verhaal van Abraham begint in de Mesopotamische cultuur. Hij heeft een familie. Hij heeft een goede thuis en is niet onbemiddeld. Het is de tijd van het patriarchaat. Mensen trekken rond en zijn op zoek naar een vaste stek. Vele van hen wonen in tenten. Veelal zijn het herders. Ze vestigen zich ergens om te zaaien en te oogsten. Daarna vervolgen ze hun tocht. Ze hebben ‘het trekken’ in het bloed. We spreken over een periode ergens tussen 1500 en 1000 jaar voor Christus in volle bronstijd, in het Midden Oosten.

God tegen Abraham: - ‘Kom eens buiten Abraham en kijk eens naar de sterren! Zo groot zal uw nakomelingschap zijn!’ Abraham fronst de wenkbrauwen en zegt: ‘Jamaar ik heb geen kinderen! Hoe zal dat gaan?’ ‘Mijn erfenis zal naar mijn slaaf Eliëzer van Da‘Kom eensgaan!’ buiten Abraham en kijk eens mascus Toch zegt God: naar de sterren! Zo groot zal uw nakome‘Nee, Abraham, uw nakomelinglingschap zijn!’ schap komt langs zoon van Abraham fronst de een wenkbrauwen en zegt: u!’ ‘Jamaar ik heb geen kinderen! Hoe zal d

Daarop lezen we in de tekst ‘En Abraham geloofde hem’. Geloven wil hier niet zeggen in dingen geloven. Geloven wil voornamelijk zeggen erop vertrouwen! De wegen van God zijn, evenals God, zelf ondoorgrondelijk

Wat is het voor deze mensen als ze zeggen: ‘We zijn gezegend door God? Wat is voor deze mensen ‘heil’? Welke belofte doet God aan zo’n volk?’ We weten vandaag dat het antwoord op deze vragen in de Bijbel aanvankelijk zeer aards wordt voorgesteld. Het Oud Testament kent immers geen beloning in het hiernamaals. Gezegend zijn is land bezitten dat van u is. Gezegend zijn is: kunnen blijven waar uw familie blijft. Het is vooral nakomelingen hebben. Gods zegen kan je ervaren door een grote familie te hebben.

De vrouw van Abraham, Sara, kan dus geen kinderen krijgen. Toch wil ze mannelijke kinderen voortbrengen, wat ook voor de stabiliteit van de liefde een grote rol speelt. Sara zegt tegen Abraham: - ‘Kijk hier mijn slavin Hagar.’ ‘Verwek een zoon bij haar!’ -13-

Prof. Peter Schmidt • Identiteit in de bijbel

God zegt dus tegen Abraham: ‘Ik zal je een heel grote nakomelingschap bezorgen.’ Maar Abraham zijn eerste vrouw, zijn hoofdvrouw, de enige die vrij is, kan geen kinderen hebben! Wat een probleem voor Abraham! Hoe gaat God dat aan boord leggen? We volgen mee in het vijftiende hoofdstuk van Genesis. God tegen Abraham: -


God bij de geboorte van Ismaël. Nu hem tegen alle voorspelbaarheid in toch een zoon geschonken wordt door zijn eigen vrouw Sarah komt de situatie anders te liggen.

Abraham doet wat moet gedaan worden. Hagar de slavin van Sara krijgt een zoon. Juridisch is dit ook de zoon van Sara. Op die manier kan Sara aan Abraham een officiële zoon schenken. Deze zoon krijgt de naam Ismaël. Hij wordt de stamvader van de moslims in hun ontstaansverhalen. Abraham is opgelucht. Hij weet dat God hem op deze wijze zegent met nakomelingen. Hij begrijpt dat zijn grote nakomelingschap hem geschonken wordt langs Hagar. Hij weet de bedoeling van God en voelt zich goed bij de weg die God met hem gaat volgens zijn inzichten. Hij weet zich door God gezegend.

Abraham herziet zijn inzichten rond Gods zegening. Hij weet dat hij het onvoorstelbare nu moet aanvaarden. Hij heeft nu een echte zoon. Nu begrijpt hij eindelijk Gods wegen. De grote nakomelingschap is nu echt nabij. Abraham weet hoe God heil is voor zichzelf en voor zijn familie. Hij is daar zeer gelukkig mee. Maar… Nét nu komt er in dit verhaal iets dat, in onze ogen, psychologisch en moreel verschrikkelijk is. Zouden ze vandaag nog zo’n gruwelijkheden opnemen in de huidige literatuur? Wat nu komt gaat ons voorstellingsvermogen te boven.

Tot God bij Abraham, in dit verhaal, een stukje kalfsvlees komt eten. En ondertussen zijn voeten laat wassen. Het zijn wel sappige verhalen. God zegt: - ’Volgend jaar zult gij een zoon hebben!’ Daar reageert de nu honderdjarige Abraham toch met enig ongeloof op: -‘Laat Ismaël maar liever van uw gunst genieten…’

-’Abraham?!’ vraagt God? -‘Hier ben ik!’ zegt Abraham. ‘Ga met uw zoon, uw échte zoon, die van uzelf, die zoon die ge liefhebt als geen ander, ga daarmee naar de Moria en offer hem!’

Het is een begrijpelijke reactie van een honderdjarige man. De ‘gunsten’ om kinderen op te wekken zijn in hem niet zo sterk meer aanwezig…

Daar wordt Abraham, de man van God, onwel van! Alles stort in elkaar bij wat God nu vraagt. Alles van de nakomelingsschap, waarover zoveel te doen was, eerder in het verhaal, zal teniet gaan in het vuur van het offer.

Maar God weerspreekt hem onmiddellijk, zelfs een beetje gekrenkt: -‘Niets daarvan Abraham!’ -‘Het zal uw vrouw Sara zijn die je een kind baart!’ Schitterend is dit verhaal want intussen staat Sara te luistervinken achter het tentzeil, en ze lacht… Waarop God vraagt: - ‘Waarom lacht Sara?’ Als God uit de tent komt en haar aanspreekt zegt Sara: -‘Ik heb niet gelachen!’ -’Ge hebt wel gelachen!’ zegt God! …

Hoe kan hij nu nog geloven dat God heil is als deze hem vraagt om zijn zoon en zijn nakomelingschap prijs te geven? Abraham weet het nu helemaal niet meer! Hoe moet hij nu nog geloven in deze God? Hoe moet hij zich die zegening van God dan wel voorstellen?! God vraagt nu van hem dat hij zijn laatste ‘voorstelling’ die hij uiteindelijk verworven heeft, loslaat. Dat hij, wat hij verworven weet, nu opoffert en prijsgeeft. Voor Abraham is dit een totale ontlediging. Het is deconstructie. Hij moet alles loslaten van wat hij dacht te weten en te verstaan van God en over God. Hoe kan je op zulke momenten nog geloven? Hoe kan je nu nog vertrouwen in het heil van God? Toch gaan vader en zoon op weg naar de Moria (hun Golgotha?).

Lachen of niet, of het in werkelijkheid kan of niet, in dit verhaal is het zo! Enkele maanden na dit gesprek baart Sara een zoon. Hij wordt Isaak genoemd. De Bijbelschrijvers hebben ons blijkbaar voorbereid op die naam. Isaak wil zeggen: ‘Hij lacht’. Eerst weet Abraham zich gezegend door -14-


Als Abraham zijn zoon klaarmaakt voor dit onmenselijke offer, nét op het ultieme moment is God daar weer. Hij komt tussen en hij roept Abraham op om daar nu maar mee te stoppen. Isaak wordt niet geofferd, wel een dier, zegt het verhaal.

van het water. Hij blijft achter. Daar ontstaat een worsteling met iemand. Heel de nacht worstelt Jacob met ‘een man’ tot het aanbreken van de dag. Wij weten als lezer dat het God is. Voor Jacob is hij ‘Iemand’. ‘Iemand’ die Jacob niet klein kan krijgen.

- ‘Abraham nu heb ik u, waar ik u moet hebben!’ Zegt God. - ‘Nu gaat het erom dat ge met mij wilt meegaan en niet met uw eigen voorstellingen die ge over mij hebt.’

Ik vind dat schitterend voor ons: God kan ons niet klein krijgen. Hij wil ons nooit verpletteren. Voor God is het gemakkelijk om Jacob klein te krijgen vermits hij God is! Voor God is het gemakkelijk om de mens klein te krijgen… Maar God - de Iemand - raakt Jacob tegen de heup en Jacob moet het gevecht opgeven. Sindsdien zegt het verhaal, ‘Loopt Jacob mank.’

Dit is één van de grote bekoringen van het christendom en van de dogmatiek: dat we zouden gaan denken dat onze menselijke voorstellingen van God, en onze uitgewerkte formules over God, ‘God zélf’ zouden zijn. Omwille van zulke voorstellingen, van zulke formules zijn veel mensen opgeofferd, zelfs op de brandstapel terechtgekomen. Omwille van de God die men zich voorstelt. Omwille van de bijhorende identiteit die men zich aanmeet en die men niet kan of wil loslaten.

Iemands naam kennen heeft een heel diepe betekenis. Het is een zekere vorm van ‘grip’ hebben op iemand. Daarom spreken Joden nooit ofte nimmer Zijn naam uit.

Omwille van het verabsoluteren van wat, hoe eerbiedwaardig ook, niet te verabsoluteren valt namelijk een menselijke uitspraak over God.

Ook dit verhaal is schitterend. Mensen in veiligheid brengen, inzet tonen voor mensen. Maar ook dit: vaak in de nacht worstelen met een onbekende, die jou niet klein krijgt. Geraakt worden door ‘Iemand’ ‘de Niet Gekende’ waar we geen ‘grip’ op krijgen. Geraakt worden aan de heup om, als ‘mankepoten’, on-zeker of zonder zekerheden door het leven gaan. Is het geen mooi beeld voor christenen in deze maatschappij? Dingen doen, omdat we bewogen zijn door degene wiens naam we niet kennen?

Het verhaal van Jacob Jacob wordt de grote stamvader van Israël. We vinden dit prachtige verhaal in het 32ste hoofdstuk van Genesis. Het is een mooi verhaal dat ons iets zegt over het antwoord op de vraag: ‘Wat betekent het om met God door het leven te gaan?’ Jacob komt met zijn familie, terug doorheen de gevaarlijke woestijn. Zijn twee vrouwen en twaalf kinderen zijn met hem. Hij stuit op een bepaald ogenblik op een gevaarlijk riviertje de Jabbok. Hij brengt zijn familie in veiligheid aan de overkant -15-

Prof. Peter Schmidt • Identiteit in de bijbel

Dan zegt Jacob tegen de overwinnaar: -‘Zeg mij uw naam!’ En de overwinnaar vraagt: -‘Waarom vraagt ge naar mijn naam?’ en hij verdwijnt uit zijn gezicht. Jacob krijgt de naam van ‘Iemand’ niet te horen. Hij krijgt in het verhaal wel zijn zegen!


Voor het volk van God is dit een lastig ‘epos’. Al vergaan de Egyptische strijdwagens, in het begin van het verhaal, in het geweld van de zee, ook voor dit volk van God wordt het geen lachertje. Ze trekken door de woestijn hun leven lang. In Bijbelse termen heet dat ‘veertig jaar’. In Deuteronomium staat dat niemand van de groep die in Egypte vertrekt aankomt in dat beloofde land. Zelfs Mozes niet. De woestijn intrekken wil zeggen dat ze alles achter zich laten waar ze zich kunnen aan hechten. Dingen die hen staande houden, dingen die veiligheid bieden. Als een steeds weerkerend refrein door dit verhaal klinkt het dat ze die tocht beu zijn.

Het verhaal van Mozes Mozes is het symbool van geloofsleven in Oud en Nieuw Testament en in heel de Kerk. Het is het grote en gigantische epos van Exodus: de uittocht, het woord zegt het zelf. Ze zitten daar in Egypte. ‘Ze zijn daar een volk geworden’ zegt de Bijbel. Historisch is dat laatste eigenlijk niet correct. Pas later in Kanaän wordt Israël pas werkelijk een volk. Het hele verhaal handelt wel over het vinden van zijn identiteit, als volk, door zich te scharen achter een gezamenlijke set van na te leven regels, wetten en voorschriften. Het is mogelijk dat dit verhaal in de Bijbel zo dominant wordt net op het ogenblik dat hun identiteit door vreemde machten sterk bedreigd wordt. Sommige geleerden denken onder meer aan de ballingschap in Babylon. Het verhaal van Exodus mag alleszins sterk symbolisch gelezen worden.

Aanvankelijk heerst het enthousiasme na hun spectaculaire vertrek uit Egypte. Nadien echter mort dit volk ten voeten uit: ‘Op deze manier hebben we het ons toch ook niet voorgesteld!’ ‘Dat is geen leven zo!’ ‘We hebben geen eten geen drinken’. En dan komt het! Dan komt datgene waar het vroeger en vandaag ook steeds op uitdraait: ‘Laat ons terugkeren!’ ‘Terugkeren naar vroeger!’ ‘In Egypte hebben we ten minste eten, drinken en houvasten’. ‘Zelfs de Egyptische goden zijn goden die tenminste zichtbaar zijn…’

Ze hebben het niet goed in Egypte zegt het verhaal. Ze houden zich vast aan wat ze hebben. Op die manier bewaart dit volk van God zijn identiteit binnen de Egyptische omgeving en cultuur die ze als heel anders ervaren. Dan komt Mozes, zegt het verhaal. Hij neemt zijn volk mee. Ze trekken weg uit Egypte. Wat is het hele idee achter Exodus? Het is deze boodschap: ‘God bevrijdt zijn volk uit slavernij’. God voert hen weg uit wat hen gevangen houdt. God brengt zijn volk naar het beloofde land. Het land waar ze als kinderen van God in vrijheid zullen leven. Een land, een symbool voor bevrijding uit alles wat ons bedrukt en knelt.

Daarom is Exodus zo een buitengewoon symbool voor de Kerk! Er zijn er in de Kerk ook genoeg die zeggen: ‘Laat ons terugkeren!’ ‘Vroeger staat voor wat beter is!’ ‘Laat ons terugkeren naar de manier van werken die we gewoon zijn!’ ‘Laat ons vooral terugkeren naar wat duidelijk was…!’ ‘We kunnen toch niet alles in vraag stellen!’ ‘Bij onze mensen groeit enkel verwarring’.

Zo gezegd zo gedaan! Het is een merkwaardig epos een beetje zoals de Ilias. Generaties lang worden jongeren daardoor ingewijd in de Griekse identiteit. Het is alleen, veel grootser.

Het is het volk dat wil terugkeren! Het is Mozes die zegt: ‘Nee, we moeten vooruit!’

God toont zijn macht en bindt met zijn volk de strijd aan tegen de Egyptenaren. Het is alsof God zegt: ‘We zullen nu eens zien wie hier de sterkste is!’ De Egyptenaren krijgen een hele reeks plagen over zich heen.

Terugkeren is geen oplossing. Het is terugkeren naar de slavernij van Egypte. Het is terugkeren naar andere goden dan die God, met zijn eigen aard, waar we onze identiteit aan ontlenen. -16-


Het bevrijdt ons van de doem om onszelf te fixeren en de anderen te willen fixeren op wat bereikt is.

Mozes moet bijna vechten tegen zijn mensen! Op een bepaald moment is hij razend, woedend: ‘Laat ons nu nét beweging krijgen in dit proces en ze staan al te roepen dat ze hun houvasten en zekerheden kwijt zijn!’ Hij gooit passioneel de stenen tafelen tegen de grond.

De geschiedenis laat ons nooit toe om te zeggen: ‘We zijn er!’ Ook dogma’s laten ons niet toe om dit te zeggen. Een dogma dat zegt: ‘Zo is God en daarmee uit!’ zegt niets. Het dogma kan ideeën en beelden over God uitzuiveren en kanaliseren maar het dogma ‘is’ God niet.

‘Laat ons terugkeren naar het Egypte waar alles duidelijk en voorgeschreven is’ roepen de stemmen in het volk. Altijd opnieuw en opnieuw hetzelfde verhaal: ‘We willen terugkeren want we zijn onze houvasten kwijt!’ ‘We willen terugkeren naar vroeger want nu zijn we onze zekerheden kwijt!’ ‘Laat ons nu maar terugkeren naar de vleespotten van Egypte.’ ‘Dan hebben we ten minste de zekerheid dat we ‘s morgens eten hebben.’ ‘Niet dus!’ zegt God. ‘L’avenir est dans le futur’ zeggen de Fransen in een voor ons onvertaalbare spreuk.

De hele geschiedenis van de ballingschap in Babylon spoort met wat vooraf gaat. In het Israël van de koningen geldt David als de man die rust en veiligheid brengt. Iedereen heeft nu zijn werk en zijn plaats binnen de gemeenschap. Ze zeggen onder elkaar: -‘Nu weten we hoe God het voorzien heeft met ons’. -’Onze God is een God die wil redden…’ -‘Zo willen we God kennen en aanbidden’.

De woestijn is een prachtig beeld voor de plaats waar we in terecht komen. Niet omdat we voorzien hebben om er ooit terecht te komen. Wel omdat er gevraagd wordt om datgene waar we mee samenvallen, om datgene waarmee we ons identificeren om dat prijs te geven…

Het beeld van God dat zo ‘vast-gesteld’ wordt, en dat ook deel uitmaakt van andere culturen, is het beeld van een God die dient om het volk te beschermen. Aan ieder die je beschermt hoor je dankbaarheid te tonen. Wie bescherming en veiligheid biedt moet daarvoor dus ook beloond worden. Het levert uitspraken op in deze zin: ‘We moeten heel vriendelijk zijn tegen God!’ ‘We moeten veel offers brengen want dat heeft hij graag!’ ‘Veel cultus beoefenen en veel psalmen zingen!’ ‘Veel naar de tempel gaan’. ‘Die God heeft dat nu eenmaal graag, dan doet Hij, op zijn beurt zijn job. Dan beschermt hij ons’. ‘Hij verslaat onze vijanden’… ‘Gott mit uns…’

Nooit zegt de Bijbel: ‘Nu zijn we er!’ Ook de grote marxistische filosoof Ernst Bloch, in zijn groot filosofisch werk over de hoop, kent dit beeld van Exodus. Het beeld van een mensheid die altijd verder gaat. In de terugkeer naar de oude zekerheden ligt geen heil. Het behoort juist tot de identiteit van de Kerk en van de gelovige om altijd opnieuw zijn tent op te breken. Het behoort tot die identiteit om altijd opnieuw te zeggen: ‘Het is goed, het is zinvol zoals het nu is maar we zijn er nog niet!’ Deze kijkwijze is heel bevrijdend. Het bevrijdt je van de opdracht om ‘wat je bereikt hebt’ absoluut te willen vasthouden voor alle komende generaties.

Tot vandaag hebben vele mensen deze utilitaire visie over God. Het is tijdens de Babylonische ballingschap dat deze voorstelling van God stukgeslagen wordt. Tot de grote verbijstering van het volk van God komt God niet tussen als Jeruzalem moet beschermd worden. Zelfs als

Het is zinloos om voor dit behoud ten strijde trekken of om daarvoor mensen op te offeren of kapot te maken! -17-

Prof. Peter Schmidt • Identiteit in de bijbel

Babylon, de ballingschap


waar!’ ‘Jullie zien niet wat er aan de hand is!’ Het gesprek drijft hen verder uit elkaar.

de Tempel tegen de grond gaat reageert God niet! Het is de meest diepgaande religieuze crisis geweest van het oude Israël. Eén les is hieruit te leren: God kan men niet gebruiken voor eigen veiligheid.

Op het einde zegt God tegen die vrienden, die Hem tegen de protesten van Job hebben zitten verdedigen: -’Jullie moeten nu een offer brengen want mijn vriend Job heeft veel beter over mij gesproken dan dat jullie dat gedaan hebben…!’

Bij oneindig veel devoties is dit utilitair gebruik van God aanwezig. ’Ik beloof u plechtig God dat ik ‘dit’ zal doen als Gij me nu maar helpt, als Gij me geneest, of achter mij staat als ik het gevecht moet aangaan’.

Er is een dualiteit die steeds terug komt in de Bijbel. Enerzijds kan je niet anders dan in een bepaald tijdsgewricht en in een bepaald cultuurgewricht op een bepaalde manier uw relatie met God beleven. Dat is dan je religieuze identiteit op dat ogenblik. Maar anderzijds blijft de Bijbel zeggen: ‘Hoe je daar nu over denkt, zo is het niet.’ ‘Aan wat je je nu hecht: dàt is het definitieve niet.’ Hier moet je weer loslaten.

Deze vorm van godsverstaan is één van de meest religieuze houdingen die er bestaat. Maar nét deze wijze van godsverstaan wil de Bijbel loslaten.

Het verhaal van Job Het verhaal van Job is één van de grote werken uit de wereldliteratuur. Het is een uitnodiging aan ons om onze ideeën prijs te geven rond hoe God zich verhoudt tot het lijden in de wereld en in mijn wereld.

Jezus Van Nazaret Het is dezelfde rode draad die Jezus van Nazaret uit zijn lezing van het Oud Testament haalt. Het is de leidraad waarnaar hij leeft. Jezus komt voortdurend in conflict. Eigenlijk is het evangelie heel conflictueus. Jezus komt voortdurend in conflict situaties terecht. Ook bij Paulus lezen we dat.

Als er onheil in onze omgeving komt, zijn mensen vlug geneigd tot ‘schulddenken’. Men zegt dan: ’Het is mijn eigen schuld…’ ‘Het is onze schuld…’ ‘Het is zijn eigen schuld…’ ‘Waar heb ik dat verdiend?’ Maar in het boek Job valt deze manier van denken door de mand. Het boek Prediker is daar trouwens nog sterker in.

Het is goed dit te weten omdat het ons behoedt voor valse schuldcomplexen wanneer we zelf soms in confrontatie moeten gaan. Conflict betekent niet noodzakelijk gebrek aan liefde! Jezus is uiteindelijk gestorven naar aanleiding van een niet uitgepraat conflict. Een conflict dat in zijn geval de dood voor gevolg had.

Job krijgt het in zijn leven hard te verduren. Zijn vrienden komen hem goede raad geven en hem uitleggen waarom dat zo is. De vrienden van Job kennen God. Het zijn waarschijnlijk heel goede theologen. -’Als ge zo in de problemen zit’ zeggen ze tegen hem, -’Dan moet het zijn dat je het verdiend hebt’. -’Misschien weet u het niet’ zeggen ze hem, -’Maar u moet u toch aan iets schuldig gemaakt hebben?’ -’Bekeer u, Job, en het zal beter gaan!’ En Job zegt: -’Zo is het niet!’ ‘Het is niet juist!’ ‘Het is niet

Op wie is Jezus van Nazareth dikwijls boos? Vaak op de religieuze mensen. Op degenen die voorgaan in het religieus Zijn er die menen te weten hoe God is. In zijn geval zijn dat de geestelijke leiders van Israël. Het zijn de farizeeën en de Schriftgeleerden. Het is altijd met deze mensen dat hij botst. Tevens is dit het bewijs van hoe dicht hij bij deze religieuze mensen staat. -18-


pleiters voor een grote duidelijkheid met betrekking tot de identiteit niet meer zien.

Je botst enkel met de mensen die je nabij bent. Je wrijft alleen maar tegen mensen die dichtbij staan. De spiritualiteit waar Jezus het dichtst tegen aanleunt, is zeer waarschijnlijk die van de farizeeën.

- ‘Waarom geeft ge het slechte voorbeeld?’ vragen de farizeeën hem impliciet. - ‘Waarom met tollenaars en zondaars aan tafel zitten op de sabbat?’ - ‘Waarom doet ge dat toch?’ ‘Het is tegen de wet’. ‘Het is tegen onze identiteitsverklaring!’ ‘Het maakt je onrein!’

Die farizeeën en schiftgeleerden, waar Jezus tegenaan botst en waarmee hij in conflict gaat zijn heus geen slechteriken zoals ons al eens voorgehouden wordt. Dat is fout. Het zijn mensen die proberen er het beste van te maken. Ze hebben het beste voor met het religieuze leven en proberen de mensen daarin zo goed mogelijk te begeleiden.

Ik beschrijf nu twee typische voorbeelden van hoe hij ergernis opwekt.

Jezus gaat vooral tegen die dingen in, die heel sterk de religieuze identiteit van de Jood karakteriseren. Dit gebeurt op het ogenblik dat er een vrij lange periode achter de rug is waarin de Joden verschrikkelijk hebben moeten vechten tegen mensen die hun identiteit belagen.

Jezus die aren leest op de sabbat (Mt, 12 1-7)

Dit gevecht begint twee eeuwen voordien. Op het moment dat de Griekse overheersers al hun onderdanen in ‘eenheid’ proberen samen te brengen. Ze proberen de eigen Joodse gebruiken uit te roeien met de bedoeling om iedereen onder te brengen in één nationaal en religieus geheel, als in een spons waarin alle religies opgezogen worden.

Hij is met zijn vrienden in de buurt van de korenvelden aan het wandelen. Hij plukt aren uit het koren. Hij begint ze te pellen en op te eten. Voor de farizeeën is dit ‘lezen van de aren’ ergerniswekkend! Het is ergerniswekkend omdat dit één van de fundamenten aantast van het Jood zijn: op de sabbat mag je niet werken.

Zoals dat steeds gaat wanneer men bedreigd wordt in het voortbestaan, worden de normen strenger. Bij wie in de verdediging gedwongen wordt lijkt een strakkere beleving van de identiteit meer houvast te bieden. Het is een sociologische wetmatigheid.

De sabbat is één van de sterkste elementen van de Joodse ‘identiteitskaart’. Hem onderhouden is wezenlijk. In de omgevende culturen is dat anders. Er steekt een diepe spiritualiteit achter. De Joden inspireren de theologie van de sabbat op het fameuze scheppingsverhaal in het eerste hoofdstuk in Genesis. God werkt zes dagen. Hij ziet dat het goed is. De zevende dag rust hij van al zijn werken. Hij zegent die zevende dag.

Ik denk dat dit mechanisme ook vandaag bij ons zichtbaar is. We hebben de meerderheid niet meer. Wij christenen hebben niet langer de macht. We verstrakken. Overal steken de pleidooien op voor meer duidelijkheid rond onze christelijke identiteit. Waar brengt ons dit?

Zegenen ‘bene-dicere’ is letterlijk vertaald: ‘zeggen dat het goed is’. Deze schepping zoals die uit zijn handen komt is goed. Die bewuste zevende dag laat God de schepping met rust. Deze sabbat is voor Joden een steeds weerkerend symbool. Op de zevende dag willen de Joden zich daarbij aansluiten en rusten.

Wij hebben tot vandaag zoveel over Jezus gelezen en er zoveel over gezongen, wij hebben hem zodanig vastgespijkerd op wat wij denken wie hij is, dat we de ergernis die hij wekt bij de toendertijdse -19-

Prof. Peter Schmidt • Identiteit in de bijbel

Het is een verhaaltje dat op het eerste zicht heel onschuldig lijkt: het gaat over aren lezen op sabbat, eigenlijk op zich iets van niets.


Jezus heeft geen mandaat. Hij zit niet in de gezagstructuren. Waarom doet hij dat? Waarom mensen in verwarring brengen? Waarom, wat duidelijk is, weghalen bij mensen die het al lastig hebben met hun Identiteit?

Men wil God loven en danken voor de schepping die uit zijn hand komt en die ‘gezegend is’. Daarom werken we niet op die zevende dag. Werken is arbeiden. Arbeiden is verandering aanbrengen in de schepping tot het voordeel van de mens. Op de sabbat houden we het rustig en werken we niet. We willen de schepping die dag laten zoals ze uit Gods handen komt. We blijven eraf.

Hetzelfde gebeurt op het ogenblik als hij de verdorde hand op de sabbat geneest in de synagoge. Het is zijn synagoge niet en hij is er geen pastor….

Op de sabbat ga je niet naar de dokter als je ziek bent. ‘Er is iets, zelfs hoger dan mijn gezondheid, waaraan ik me wil overgeven.’

Jezus tast hun identificatie met hun identiteit aan. Hoe meer ik het evangelie lees, hoe meer ik kan verstaan dat ze gezegd hebben: ‘Hij tast onze identiteit aan: hij moet eruit!’ Hoe zou dat vandaag gaan? We zouden misschien wel hetzelfde doen!

Daarin ligt de identiteit geborgen van de Joden. Op de sabbat laten ze alles in Gods handen. Oogsten doe je niet op de sabbat. Op de sabbat neemt men de sikkel, het werktuig om te oogsten, niet ter hand. En het zal, ook in die tijd, wel zo zijn dat slimmeriken nét dan aan de Schriftgeleerden de vraag stellen:

Jezus vraagt aan mensen, opgegroeid in de omgeving van deze bevochten identiteit, na de Griekse en tijdens de Romeinse overheersing, om deze identiteit niet te verabsoluteren. Wie identiteit verabsoluteert verliest uit het oog waar het eigenlijk om gaat.

-‘Indien ge nu zelf een aar met de handen uittrekt terwijl je de sikkel thuis laat, kan dat dan?’ Dan zeggen de Schriftgeleerden: -’Doe nu niet dunnetjes’ ‘Dat is tegen de geest van de wet!’ Dit is een antwoord dat best verdedigbaar is.

De identiteit die ‘liefde’ heet Jezus zet ons steeds weer op dit spoor: er is maar één identiteit die altijd weer zal uitnodigen om ernaar toe te groeien. Eén identiteit die steeds weer de al verworven identiteit zal lospeuteren. Het is de identiteit die je mag ervaren doorheen de concrete naastenliefde.

Jezus en zijn leerlingen wandelen naast een akker, die trouwens niet van hen is. Ze voelen een beetje honger en ze beginnen aren te plukken. Op de sabbat!

Het is niet de identiteit van theorieën of die van de voorstellingen. Het is wel de identiteit van het concrete.

Bij een noodsituatie met hongersnood ben ik ervan overtuigd dat er minder reactie zou zijn, maar er is nu geen hongersnood, en er is geen noodsituatie… Net daarom is dit verhaal schokkend en ronduit aanstoot gevend.

Het is niet toevallig dat in het Nieuwe Testament gezegd wordt: ‘God is liefde.’ Alleen in de beoefening van de liefde kunt ge de weg met God blijven gaan. Alleen deze weg is er om samen te gaan. Alleen in die liefde kan je God geloofwaardig met elkaar delen.

De kwestie is dat de farizeeën zeggen: -‘Gij daar, Jezus!’ -‘Door met het sabbat gebod geen rekening te houden brengt ge mensen in verwarring!’ -’Wie denkt ge wel dat gij zijt?’ -’Gij hebt geen mandaat, ge zijt noch priester noch theoloog noch Schriftgeleerde!’

Het is datgene wat in uw aanspreektitel klinkt. Jullie zijn Broeders van Liefde. Deus Caritas est. -20-


Het verhaal van de barmhartige Samaritaan Lc 10, 25-37

En nu stelt Jezus een Samaritaan als voorbeeld. Stel dat je een protestant als voorbeeld zou stellen in de opvoeding van uw Katholieke kinderen…

Een tweede voorbeeld kennen wij beter. Tot mijn spijt moet ik vaststellen dat het verkeerd wordt uitgelegd. Eigenlijke wordt dit verhaal zelden gezien in de draagwijdte die het heeft.

Het verhaal. Er wordt iemand half doodgeslagen. Er komt een priester voorbij die er met een boog omheen loopt. Ook een leviet komt en gaat voorbij. ’Die lelijke egoïsten!’ denken we nu. Ten onrechte! Ze zitten met het probleem van reinheidswetten die zeggen dat een priester en een leviet zich niet aan een lijk mogen verontreinigen.

Er is een schiftgeleerde, iemand die aangesteld is om aan de mensen te zeggen: ‘Dàt is onze identiteit!’ Hij komt bij Jezus en stelt hem de vraag: -‘Meester, wat is het voornaamste gebod?’ We moeten niet onmiddellijk denken dat deze schriftgeleerde een slecht karakter heeft of denken dat hij een valkuil spant voor Jezus zoals het nogal eens voorgehouden wordt. Deze schriftgeleerde heeft het volste recht, of is het een plicht voor hem, om daarover in dialoog te gaan. Als antwoord op de vraag zegt Jezus zijn catechismus op. Hij vindt het zelf niet uit. Alle Joden kennen dit voornaamste gebod: ‘Ge zult de Heer uw God beminnen met geheel uw ziel geheel uw hart, al uw krachten en met geheel uw verstand’. Het laatste is voor mij de mooiste definitie van theologie: de Heer beminnen met geheel uw verstand.

En dan komt de man langs met de verkeerde identiteit. De Samaritaan. Wat er dan gebeurt weten we. Dan spreekt onze ingebakken psychologische logica als we dit verhaal beluisteren. Zo gaat dat altijd. Spontaan stellen wij: Jezus wil ons duidelijk maken dat we, wie daar op straat ligt, moeten helpen. Wie je ook bent je moet helpen! Maar dat zegt dit verhaal niet! Jezus vraagt: - ’Wie is er naaste geworden van de man die daar op straat ligt?’ De schriftgeleerde zegt: -‘Ik denk dat ik het weet: het is hij die hem barmhartigheid bewezen heeft!’

Het tweede gebod is: ‘Ge zult uw naaste beminnen als uzelf.’ Die schriftgeleerde kent dat ook natuurlijk. Het staat letterlijk in Deuteronomium en in Leviticus. De schriftgeleerde zegt, om de vraag te verantwoorden:‘Ik weet ook wel wat er staat!’ ‘Maar dat is toch niet zo simpel: Wie is mijn naaste? Is het Pilatus? Zijn het de Romeinen?’

Met andere woorden Jezus doorbreekt hier alle muren die identiteiten eigen zijn: Je wordt naaste aan wie je liefde betuigt. Het zegt niet: ‘Ik moet op voorhand weten wie mijn naaste is, want dan kan ik hem liefde betuigen of niet!’ Je wordt de naaste van degene aan wie je liefde betuigt. Je bent niet zomaar naaste door regelgeving, familieband, godsdienst peergroup of door het toeval van een al of niet gelukkige ontmoeting. Je bent niet zomaar naaste omdat je moet helpen vanuit formele of informele wetten… Je wordt naaste van wie je liefhebt!

Het verhaal dat volgt is schitterend! Jezus draait de hele situatie om! Vergeet niet wie de vraag stelt: het is een wetgeleerde. Het is iemand die garant moet staan voor de doctrine. Hij is identiteitsbegeleider. Hij weet hoe alles moet en hoe er moet gehandeld worden. Hij kent zijn zaken en zijn vocabularium. Hij weet wat de priesters moeten doen. Hij heeft kennis van wat de levieten moeten doen. Hij weet ook welke ketters de Samaritanen zijn. -21-

Prof. Peter Schmidt • Identiteit in de bijbel

Als de dood misschien nog niet is ingetreden is het toch maar beter om op afstand te blijven om zelf het risico niet te lopen om deze wet te overtreden. Het gaat hier niet om egoïsme maar eerder om het met grote zorg toepassen van de wet, om met grote zorg trouw te zijn aan de eigen identiteit.


Maar ze behoren niet tot een piramidale gezagsvorm zoals die vandaag wel in de Kerken te vinden is.

En dat is nét het vervelende van Jezus. In zekere zin loopt hij als een hond in een kegelspel doorheen alle afgebakende identiteiten. De honderdman, de zondaars, de tollenaars, Zacheus: hij gaat met hen aan tafel. ‘Dat doét ge toch niet!’ zegt de goegemeente. ‘Dat is verontreinigend en het bezoedeld onze identiteit’ zeggen de geleerden. Kijk maar naar die mensen die hun vingers niet wassen voor ze aan tafel gaan! Die zondaars tegen de wet verplaatsen we buiten onze levenssfeer omwille van de andere identiteit…

Ik denk dat het een geweldige uitdaging is voor de Kerk in alle tijden om daarvan de consequenties aan te gaan. Het heeft geen enkele zin om terug te gaan naar vroeger, en wel juist om de liefde niet aan banden te leggen. Soms bewegen wij ons in spiralen. Sommige betekenisvolle elementen die we hebben laten vallen nemen we terug op. Maar de hele weg terug gaan heeft geen zin. Volgens mij is dit iets waar de Kerk van vandaag hard aan toe is om er over na te denken. Zeker hier bij ons!

De enige alles doorbrekende identiteit is die van de caritas waarin ge zelf naaste wordt. Vanuit het evangelie kan je niet anders dan vaststellen: daarover gaat het hem werkelijk. Johannes tekent van Jezus deze woorden op: ‘Ik heb één gebod voor u: bemin elkaar’.‘Want mijn Vader is liefde’. Daarover gaat het natuurlijk.

Jezus zegt immers: ’Denk eraan nieuwe wijn in nieuwe zakken!’ (Mt. 9, 17) ‘Niemand naait een nieuwe verstellap op een oud kleed want ge trekt eraan en de scheur wordt nog groter.’

Slot – Paulus

Moeten we soms niet vaststellen dat dit de grootste zorg lijkt die de Kerk vandaag bij ons heeft? Het oude kleed tot elke prijs bewaren en af en toe een nieuwe lap opsteken?

En als ik dan mag eindigen dan mag ik dat doen met de man die toekomst is voor de Kerk: Paulus.

Helaas dat is nu nét wat ge niet moet doen volgens Jezus.

Paulus verstaat dat op een eigen wijze. Paulus werkt vanuit zijn Joodse strenge identiteit. Die identiteit zal hij altijd bewaren. Die zit hem tot in de toppen van zijn tenen. Al zijn redeneringen zijn zo Joods als maar zijn kan. Maar hij gaat naar Athene en naar Korinthe en zegt daar: -‘Ik breng hier God, omwille van Jezus, als caritas.’ -‘Aan jullie zeg ik: jullie kunnen hierbij zonder de Thora!’ Dit identiteitsverhaal hebben jullie niet nodig.’ Niet het ontbreken van de Thora is zonde, wel het ontbreken van de liefde klinkt het bij de Joodse Paulus ‘Als je de liefde niet hebt…’ Dat is voor deze Jood, in hart en nieren, de meest gedurfde exodus geweest ooit.

Wat de Kerk nodig heeft is een grotere vrijheid tegenover haar verleden, tegenover haar tradities, tegenover haar structuren, tegenover haar vormen. Hoe goed en zinvol deze in het verleden ook waren. Neem bijvoorbeeld negentiende eeuwse congregaties die nu bijna allemaal verdwenen zijn. Ze hebben goed werk gedaan! In ziekenzorg of in onderwijs. Maar op een bepaald ogenblik vraagt de caritas om exodus. Je kan je dus vragen stellen bij het ten alle prijze willen behouden van deze congregaties. Een grotere vrijheid tegenover zichzelf innemen is tevens een grotere openheid maken met ruimte voor creativiteit.

Paulus zal later aan zijn christenen ook regels voorschrijven. Dat is ook nodig, het kan niet anders. Paulus zal in zekere zin ook wetten voorschrijven.

Het lijkt me een gepaste uittocht van-22-


daag om vanuit die enige identiteit van de caritias creatief om te gaan met de vraag ‘Hoe worden we best de naaste van de mensen die vandaag leven?’ Mensen die zoals in een woestijn de weg wel eens verliezen in het geheel van evoluties en veranderingen kenmerkend voor deze tijd. Hiervan ben ik van overtuigd: als wij God ter sprake kunnen brengen dan zal het langs de weg zijn waarbij we naaste worden van elkaar.

Prof. Peter Schmidt • Identiteit in de bijbel

Sta me toe te eindigen met iets dat in deze dimensie enkel aan kracht kan winnen!

-23-


Paulus: Kor, 13 Al spreek ik de taal van mensen en engelen – als ik de liefde niet heb, ben ik een galmend bekken of een schelle cimbaal. Al heb ik de gave van de profetie, al ken ik alle geheimen en alle wetenschap, al heb ik het volmaakte geloof dat bergen zou kunnen verzetten – als ik de liefde niet heb, ben ik niets. Al deel ik al mijn bezit uit, al geef ik mijzelf prijs om mij daarop te kunnen beroemen als ik de liefde niet heb, helpt het mij niets. De liefde is geduldig en vriendelijk; de liefde is niet afgunstig, zij praalt niet, zij verbeeldt zich niets. Zij gedraagt zich niet onfatsoenlijk, zij zoekt zichzelf niet, zij laat zich niet kwaad maken en rekent het kwade niet aan. Zij verheugt zich niet over onrecht, maar vindt vreugde in de waarheid. Alles verdraagt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles verduurt zij. De liefde vergaat nooit. De gave van de profetie, ze zal verdwijnen; het spreken in talen, het zal verstommen; de kennis, ze zal ooit hebben afgedaan. Want ons kennen is stukwerk, en stukwerk ons profeteren. Maar wanneer het volmaakte komt, heeft het stukwerk afgedaan. Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, voelde ik als een kind, dacht ik als een kind; nu ik volwassen ben, heb ik het kinderlijke achter mij gelaten. Nu kijken wij nog in een spiegel, we zien raadselachtige dingen, maar straks zien we van aangezicht tot aangezicht. Nu ken ik nog slechts ten dele, maar dan zal ik ten volle kennen zoals ik zelf gekend ben. Deze drie dingen blijven altijd bestaan: geloof, hoop en liefde; maar de liefde is het voornaamste.

-24-


Bijlage 1: Verwerkingsmogelijkheden

In elk geval is het goed om voor ogen te blijven houden dat volgende citaten en vragen deel uitmaken van het geheel van de brochure. We bevelen aan om elke vorm van werken met deze stellingen pas aan te vangen nadat elke deelnemer de gelegenheid gekregen heeft om vooraf de hele tekst door te nemen.

WERKWIJZE Uit de brochure brengen we een reeks citaten naar voor. We voorzien deze citaten van vragen niet om te gaan zoeken naar het juiste antwoord, wel om samen de dialoog aan te gaan. Een consensus vinden is geen betrachting. Het is vooral belangrijk om te ontdekken hoe verschillend we met deze vragen kunnen omgaan en hoe antwoorden anders kunnen zijn.

Nog een gouden regel: zorg ervoor dat wie in de dialoog gaat er telkens zijn verhaal van vandaag kan naastleggen, gebruikmakend van het eigen vocabularium, dat ook gestalte krijgt vanuit de individuele en de professionele identiteit. Deze brochure is in die zin een voorzet tot dialoog vanuit onze institutionele identiteit.

De dialoog staat hier centraal. Een dialoog die de betekenis heeft van echte dialoog. De dialoog waarin we de andere de toelating geven om iets in ons in beweging te zetten, of waar we de andere de toelating geven om ons te beroeren - ‘te vervoeren’. Anders genoemd waar we op een authentieke wijze de andere toelaten om ons een beetje te ver-‘anderen’.

STELLINGEN

‘Tegelijkertijd bevat deze lijn een oproep om ons niet te hechten aan wat we gevonden hebben. Een oproep om die identiteit telkens terug prijs te geven’

Onderstaande vragen kunnen gebruikt worden om een gesprek te starten. Hoe je daarmee omgaat, doet er in feite niet toe.

Deze uitspraak draagt het karakter van ‘onthechting’. Waar kan in ons dagelijks werk een houding als ‘onthechting’ bijdragen tot de kwaliteit van ons werk?

Je kunt elk van de mensen laten kiezen wat hun voorkeursuitspraak is, en je krijgt dadelijk heel wat stof voor dialoog.

Je kunt vragen nummeren en op kaarten afdrukken. Het toeval maakt dan uit rond welke vraag of welk citaat je in dialoog gaat.

‘Hoe je je verhoudt met God, hoe je je verhoudt met de medemens, hoe je je verhoudt met jezelf: het staat nooit helemaal vast.”

Je kunt er zelfs in een pedagogische studiedag mee aan de slag.

Onze roots

Wat herken je van deze gedachte in je eigen levenervaring in je ervaring met relaties? Beangstigt deze stelling je? Hoe ga je daarmee om?

Je kunt aan verschillende teamleden vragen om elk rond een vraag of uitspraak in de komende vergaderingen een voorzet te doen, en om dan de nodige ruimte voor gesprek te voorzien.

Wen je er niet aan om zelf met deze stellingen te werken dan kan je op begeleiding rekenen vanuit de Dienst Identiteit.

‘Het is mijn overtuiging dat tussen de Bijbel en ons een relatie bestaat’. Is dit een vreemde uitspraak voor jou? Hoe -25-

Prof. Peter Schmidt • Identiteit in de bijbel

Eén grote lijn


‘Ik bedoel waar hij zichzelf niet meer als een waardige waarde kan beleven’.

kan iemand op zinvolle wijze omgaan met deze uitspraak? Wat kunnen gebeurlijke consequenties zijn die merkbaar kunnen zijn in een professionele mensbenadering?

Hoe wordt in jouw omgeving getracht om medewerkers of cliënten of gasten aan te sporen tot het beleven van het eigen leven als een waardige waarde?

‘Wie enkel blijft hangen en stilstaan bij de antwoorden die ontstaan zijn in de tijdsgeest van vorige eeuwen, en wie daar vandaag naar wil leven dreigt in een tunnelbeleving terecht te komen in zijn relatie met Bijbel en de traditie’

‘Iemand opsluiten, afvoeren, uit de gemeenschap bannen en uit het collectieve geheugen weghalen dat zijn manieren om identiteit te breken.’

Heb je weet van mensen die volgens jou in deze tunnelvisie zitten? Hoe ga je daar zelf mee om? Wat kunnen drijfveren van mensen zijn om zich over te leveren aan een tunnelvisie? Kan je tegelijkertijd én de zorg van deze mensen zien in het bewaren van wat waardevol is én tegelijkertijd een betrouwbare weg voorgaan die wegleidt uit de tunnelvisie?

Zijn er mensen uit jouw omgeving die op een of andere manier niet aan bod kunnen of mogen komen? Hoe zit dat op deliberatievergaderingen? Teamvergaderingen? Stafvergaderingen? … (vul zelf in). Bannen we lastige ‘cliënten’ ‘leerlingen’ ‘confraters’? Waar worden anderen gestimuleerd ofschoon ze andere inzichten of een andere kijkwijze hebben?

Een complex van verhalen

‘Waar een systeem verabsoluteerd wordt is er slechts plaats voor de identiteit en voor de eigenheid van het systeem. Al het andere is ondergeschikt en utilitair’.

‘In dit complex van verhalen zie je het volk van Israël dat op zoek gaat om zijn eigen identiteit te vinden binnen de plurale wereld die het omringt.’

Waar zijn in jouw omgeving positieve hulpbronnen aanwezig die mensen stimuleren tot autonomie en gemeenschap binnen het kader van onze missie? Poog deze te benoemen. Zoek voorbeelden van constructieve bevestiging van collega’s, bewoners, leerlingen…

Worden in jouw omgeving verhalen verteld die iets zeggen over de identiteit van je dienst, of je instelling? Zoek hierbij zowel stimulerende als remmende verhalen.

‘ Werken rond identiteit is niet steeds onschuldig. Je kunt mensen en groepen vastspijkeren op hun identiteit. Door iemand vast te spijkeren op het verschil met onze identiteit, kunnen we hem een definitieve plaats geven in onze relatie.’

Identiteit ‘Zonder identiteit of eigen autonomie wordt je al vlug een prooi voor anderen die je op een of andere wijze gebruiken.’ Ken je mensen in je omgeving die op één of andere wijze gebruikt worden? Waarop je deze stelling kan toepassen? Geef positieve voorbeelden van hoe voorkomen wordt in jouw omgeving dat anderen gebruikt worden.

Zoek een voorbeeld van hoe dit vastspijkeren negatief werkt. Zoek dit bij voorkeur in je werkomgeving.

-26-


Abraham ‘Trek weg uit uw land’

‘Hier gebeurt iets tragisch. Men meet de waarde van de andere mens af aan de waarde van de eigen identiteit.’

‘Het verhaal van Abraham heeft enkel maar zin in de mate waarop we het op onze eigen levenservaring kunnen leggen’

Zoek voorbeelden waar in je omgeving de waarde van de mens gemeten. Welke hulpbronnen zijn bruikbaar om de andere niet alleen in zijn waarde te houden maar ook te bevestigen ook op moeilijke momenten waarop die ander jou confronteert?

Ben je akkoord met deze stelling dat Bijbelverhalen enkel zin hebben in de mate waarop je ze op de eigen levenservaring kan leggen?

‘Als mens mag je echter niet samenvallen met een identiteit’.

‘Trek weg uit uw land, uw stam en ouderlijk huis, naar het land dat ik u zal aanwijzen’

Zoek voorbeelden in jouw omgeving en bespreek ze. Wat zijn preventieve ingrepen, stappen of procedures die kunnen voorkomen dat mensen zich vastzetten en dreigen samen te vallen met een identiteit?

Waar kunnen voor ons uitdagingen liggen, om weg te trekken uit manieren van kijken en denken die ons meegegeven zijn in onze vertrouwde omgeving?

Monotheïsme

Hoe is jouw godsvoorstelling? Is God voor jou zinloos? Of welke betekenis heeft God voor jou? Wat kan het voor jou betekenen dat je moet wegtrekken uit de eigen godsvoorstelling? Wat wil zeggen wegtrekken uit de eigen godsvoorstelling als gelovige of anders gelovige? Wat wil zeggen wegtrekken uit de eigen godsvoorstelling als niet gelovige?

‘Er is ‘niets’ goddelijks in de wereld’. Hoe begrijp je dit? Hoe denk je hierover? Wissel van gedachte met je collega’s. ‘Net de aanwezigheid van de horizon houdt die uitdaging in zich’. Laat jij jezelf uitdagen door de aanwezigheid van de horizon? Daag jij anderen daarin uit?

‘Abraham weet niet meer wie deze God is. Hij heeft er geen grip meer op.’

Identiteit in de Bijbel

Kan er geloof zijn zonder ‘grip te hebben’?

‘Ze zijn op zoek naar wat dit bestaan zin geeft in relatie tot de horizon van die tijd’.

In de schoenen van Abraham

Ben je zelf iemand die op zoek is? Ken je mensen die op zoek zijn? Hoe zie je dat ze hun bestaan zin geven in relatie tot de horizon van deze tijd?

‘Dit is één van de grote bekoringen van het christendom en de dogmatiek: dat we zouden denken dat onze voorstellingen van God, God zelf zijn.’ Waar kom je op het spoor in je eigen omgeving van menselijke voorstellingen die hardnekkiger en absoluter zijn dan de realiteit die -27-

Prof. Peter Schmidt • Identiteit in de bijbel

‘Deze ‘Man Gods’ moet wegtrekken uit zijn eigen godsvoorstellingen’.


Babylon de ballingschap

ze pogen te benoemen? Hoe ga je daarmee om zonder te polariseren?

‘Tot vandaag hebben vele mensen deze utilitaire visie over God’

Het verhaal van Jacob

Ga op zoek naar hoe mensen ook vandaag nog God utilitair kunnen betrekken in hun levenswandel. Heb je daar ervaring mee op de werkvloer? Hoe is je houding daartegenover?

‘Dingen doen omdat we bewogen zijn...’ Ga op zoek bij jezelf, waar en in welke mate je professioneel engagement ook voor een deel ontstaat vanuit een bewogen zijn. Wat kan jou ‘in beweging’ brengen?

Het verhaal van Job ‘Als er onheil in onze omgeving komt, zijn mensen vlug geneigd tot ‘schuld-denken’ ‘Het is mijn eigen schuld’ ‘Het is onze schuld’ ‘Het is de schuld van hierboven’...

Het verhaal van Mozes ‘Mogelijk is het verhaal in de Bijbel zo dominant geworden toen hun identiteit door vreemde machten sterk bedreigd werd’

Hoe denkt men in uw omgeving over schuld in relatie met mens en God?

Zijn er momenten waarop je bij jezelf of in je professionele omgeving een radicalisering ziet van denken en handelen onder druk van een of ander vorm van onveiligheid?

Jezus Van Nazaret ‘Conflict betekent niet noodzakelijkerwijze gebrek aan liefde’

‘Laat ons terugkeren naar de manier van werken die we gewoon zijn’’Laat ons vooral terugkeren naar wat duidelijk was... We kunnen toch niet alles in vraag stellen, bij onze mensen groeit enkel verwarring’

Hoe kijk jij daartegenaan? Kan men in uw omgeving de kansen zien die verscholen liggen in de meeste conflicten? Kan men de vormen van zorg en betrokkenheid zien die mensen in conflict brengt? Is er sprake van vormen van conflictmanagement in uw omgeving waarin ‘het andere’ en ‘afwijkende’ op gepaste wijze ook waarde kan hebben?

Herken je dit taalgebruik binnen je (professionele) omgeving? Hoe kan je daar op een gepaste manier mee omgaan zodanig dat je de vruchten kan plukken van de ervaring maar ook die van mogelijke vernieuwing en verandering? Wat zijn de voorwaarden voor zo’n evenwicht?

Jezus die aren leest op de sabbat

‘Het bevrijdt je van de opdracht om ‘wat je bereikt hebt’ absoluut te willen vasthouden voor alle komende generaties’

‘Wie identiteit verabsoluteert verliest uit het oog waar het eigenlijk om gaat’. Kan je dit illustreren met eigen observaties rondom jou? Wat kan ons in onze omgeving helpen om op een gepaste wijze de ‘liefde boven de wet’ te huldigen?

Hoe worden we ons bewust van een manier van denken en handelen waarbij we dingen willen doorgeven aan de volgende generatie zonder dat dit wel echt nodig is? Wat zijn ‘die dingen’? voor ons als psycholoog, maatschappelijk werker, verplegende, leerkracht, directie....(vul verder in). -28-


Het verhaal van de barmhartige Samaritaan

Bijlage 2: Biografie Dr. Peter Schmidt

‘Wie je ook bent je moet de naaste helpen’ en ‘ Je wordt naaste van wie je liefhebt’

- Geboren te Gent, 18 december 1945 - Filoloog, Theoloog - Priesterwijding 3 juli 1971 - Titulair kanunnik Sint-Baafskapittel – Gent

Poog samen het verschil te doorgronden tussen beide uitspraken. Wat zijn de consequenties van ‘Naaste worden van wie je liefhebt’?

Slot – Paulus ‘Niemand naait een nieuwe verstellap op een oud kleed want ge trekt eraan en de scheur wordt groter’.

Prof. Peter Schmidt • Identiteit in de bijbel

Wat zegt dit over pastoraat in onze instellingen en in onze werkomgeving?

-29-


De reeks ‘Grond onder de voeten’ is een initiatief van de diensten identiteit en communicatie bij de Broeders van Liefde. Deze reeks wil directies, medewerkers en andere geïnteresseerden geregeld uit te dagen om na te denken over de grond van hun missie. -30-


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.