psychiatrie verpleging
tijdschrift voor hulpverleners in de geestelijke gezondheidszorg 89e jaargang tweemaandelijks nr 1 | januari-februari 2013 afgiftekantoor 9000 Gent 1 P209961
psychiatrie verpleging tijdschrift voor hulpverleners in de geestelijke gezondheidszorg 89e ja argang | nr. 1 | januari-februari 2013
redactioneel
002 Over leeftijdsbewust personeelsbeleid, levenslooppsychologie en afscheid nemen
E. Impens
1
uitgediept
004 Overzicht innovatieve projecten Broeders van Liefde 022 Interview met Lon Holtzer, zorgambassadeur: “Alle studenten GGZ zouden een bad GGZ moeten krijgen�
E. Impens, L. Hoeyberghs en J. Leys
welbeschouwd
030 Tussen leven en dood: een a-thanasie-licht op psychisch lijden
meegedeeld uitgelezen recensie kunst
G. Otte
034 039 041 042
psychiatrie & verpleging | 2013-01
Speciaal nummer Reintegration Award 2012
Over leeftijdsbewust personeelsbeleid, levenslooppsychologie en afscheid nemen
O
r e dac t ione e l
2
p 5 december 2012 werd door Zorgnet Vlaanderen een studiedag georganiseerd met als titel: ‘leeftijdsbewust personeelsbeleid’. Zowel inhoudelijk als vormelijk was het een geslaagde dag met evenwicht tussen informeren en discussiëren, ernst en humor, proces en resultaat. Ouder worden en (blijven) werken is in de sector geestelijke gezondheidszorg nog meer dan in de andere sectoren een aandachtspunt. We weten dat er verhoudingsgewijs meer medewerkers ouder dan 45 jaar in deze sector werken in vergelijking met de sectoren ouderenzorg en algemene ziekenhuizen. In de context van de huidige politieke en economische opvattingen over werk en werkgelegenheid is het merkwaardig dat in het discours over leeftijdsbewust personeelsbeleid 45 jaar als een kantelmoment in functie van de eindeloopbaan(regeling) aanzien wordt. Vanaf die leeftijd worden de VAD (Vrijstelling Arbeidsduur) dagen – door de betrokkenen niet noodzakelijk als dusdanig benoemd – een realiteit. De Wereld Gezondheidsorganisatie is hieraan debet. De federale overheid volgt dit standpunt. Bij de Vlaamse overheid wordt 50 jaar als kantelmoment vastgesteld. Het kan interessant zijn naast deze standpunten een (levensloop)psychologische stem te laten horen. In het boek “De middag van het leven” gebruikt Professor Marcoen de zon als metafoor voor de levensloop. Geboren worden: de zon komt op. Van baby via peuter/kleuter/puber naar adolescent en (jong) volwassene: de zon stijgt en stijgt – het wordt warmer – tot het moment dat de zon op haar hoogste punt staat: het zenit. Het equivalent van dit zenit is 40 jaar: de middag van het leven. Na het zenit daalt de zon, maar uit ervaring weten we dat het in de zomermaanden ook om 18.00u nog behoorlijk warm kan zijn. Erik H. Erikson beschrijft in zijn boek “Identity and the life cycle” de levensloop, verdeeld in 8 fasen. De eerste fase – de babytijd – is uitermate cruciaal. Hier wordt het levensthema vertrouwen versus wantrouwen geactualiseerd en leert de baby ontvangen en opnemen. In de volwassenheid – de zevende fase – is het hoofdmotief zorgzaamheid en verantwoordelijkheid tegenover de volgende generatie. Tot (ongeveer) 40 jaar zijn mensen bezig met
psychiatrie & verpleging | 2013-01
Redactioneel
worden, vanaf 40 jaar zijn mensen bezig met zijn. In de laatste en achtste fase – de ouderdom – wordt het leven afgerond en wordt omgaan met ouder worden een thema. In een positieve balans komt integriteit naar voor: het leven is goed geweest en het is goed zoals het geweest is. In een negatieve dynamiek loert de afgrond van de wanhoop door het besef van niet meer te kunnen bijsturen. We worden dus ouder en we zullen het allemaal geweten hebben. De demografische uitdagingen zijn tweeledig. Ten eerste zijn er de dreigende arbeidstekorten: de groep oudere werknemers die uittreden is vandaag al groter dan de groep die in de arbeidsmarkt intreden. Er zullen met andere woorden veel vacatures vrijkomen door pensionering. Ten tweede zal de vergrijzingskost sterk toenemen. Hoe deze situatie betaalbaar wordt, blijft naar de toekomst één van de cruciaal te beantwoorden vragen. De vergrijzing versnelt (vergrijst) en er zullen (nog meer) arbeidstekorten zijn. De hele situatie lijkt wel op een roker die nog meer gaat roken en tegelijk meer lichamelijke inspanningen moet uitvoeren: dit kan niet gezond zijn. In een loopbaan- en levensloopperspectief kan gesteld worden dat veel energie gaat naar inscholing en bijscholing, maar ook aandacht naar het (psychosociaal) welzijn van de werknemer. In ditzelfde perspectief dient ook aandacht te gaan naar de afscheidnemende medewerker. Het is wezenlijk dat hij/zij vertrekt met
Ouder worden en (blijven) werken is in de sector geestelijke gezondheidszorg nog meer dan in de andere sectoren een aandachtspunt.
psychiatrie & verpleging | 2013-01
een gevoel van erkenning en dankbaarheid door patiënten, collega’s en directieleden voor de vele jaren van engagement. Dit betekent dat afscheid nemen van medewerkers die met pensioen gaan een beleidsthema dient te zijn en te blijven. Bij wijze van voorbeeld wordt de beleidslijn in het P.C. Sint-Jan-Baptist voorgesteld. We hebben binnen de tijdspanne van één maand afscheid genomen van 2 aardige en gewaardeerde medewerkers. In 2013 worden 4 mensen gevierd en bedankt voor de geziene en niet geziene inzet en betrokkenheid. We willen deze medewerkers in de bloemetjes zetten en hanteren hierbij 2 principes: de klant is koning en er wordt een bepaald budget voorzien. Met de klant bedoelen we dat de afscheidnemende medewerker zelf bepaalt op welke wijze zijn afscheid eruit ziet: met stille trom, in intieme kring of organisatiebreed. Het voorziene budget komt tegemoet aan de organisatie brede keuze. We voorzien een afscheidspremie en een afrondend (exit)gesprek, maar vooral hebben we de randvoorwaarden gecreëerd opdat het afscheid een dag mag zijn die op een deugddoende manier gegrift blijft in het hart en het geheugen van de medewerker. Ook dat is leeftijdsbewust personeelsbeleid.
3
uitgediep t Speciaal nummer Reintegration Award 2012
Innovatie
binnen de geestelijke gezondheidszorg
4
Innovatie is niet meteen een begrip dat geassocieerd wordt met de social profit sector. Die wordt vaak gepercipieerd als ‘log’ en ‘conservatief’, terwijl profit bedrijven doorgaans de reputatie genieten ‘flexibel’ en ‘innovatief’ te zijn. Maar ook een organisatie in de zorg moet zich ondernemend opstellen. Vernieuwen en veranderen zijn immers de enige manieren om de meest kwalitatieve zorg te kunnen blijven bieden. Broeders van Liefde wil een organisatie zijn die voortdurend in beweging is. Een organisatie waarin innovatie, inspiratie en wetenschappelijk onderzoek volop kansen krijgen. De volgende pagina’s willen een overzicht geven van alle onderzoeksprojecten die lopende zijn binnen de sector geestelijke gezondheidszorg van de Broeders van Liefde en mede gefinancierd worden door het Fonds Wetenschappelijk Onderzoek. Op 24 04 2012 werden de projecten voorgesteld tijden een ‘innovatiedag’ in het Vormingscentrum Guislain in Gent.
psychiatrie & verpleging | 2013-01
Pilootonderzoek naar de effecten van een bewegingsprogramma op fysiologisch en psychologisch vlak bij residentieel opgenomen patiënten met een middelenafhankelijkheid achtergrond De “gezondheidstrend” is niet meer weg te denken in zowel onze persoonlijke als professionele wereld. Ook de specifieke trend rond bewegen is populair. De duizenden “start to run”-adepten bewijzen dat. Verbetering van algemene conditie, meer spierkracht, betere uithouding, verhoogde lenigheid en evenwicht zijn reeds goed gekend als fysieke voordelen. Minder bekend zijn de psychologische voordelen, zoals verbetering van het psychologisch welbevinden.
onderzoeksopzet Met deze pilootstudie willen we nagaan of het geïntroduceerde fitheidsprogramma gunstige effecten heeft op het vlak van fysiologische en psychologische factoren. We willen in de Psychiatrische Kliniek Broeders Alexianen in Tienen immers een opname aanwenden als kans om de fysieke fitheid te bevorderen.
methodologie Aan een gerandomiseerde steekproef van patiënten met een middelenafhankelijkheid wordt een fitheidsprogramma aangeboden. Fysiologische en psychologische pa-
psychiatrie & verpleging | 2013-01
5
Innovatie binnen de geestelijke gezondheidszorg
rameters worden zowel voor als na het inspanningsprogramma geregistreerd. Een VAS (visual analogue scale) meet de psychische wellbeing voor en na een fysieke inspanning. Om de fysiologische factoren te meten, wordt er een submaximale inspanningsoefening afgenomen op een fietsergometer. Op basis daarvan wordt er een trainingsprogramma op maat opgesteld dat rekening houdt met de subjectieve vermoeidheid van de patiënt. Er wordt zowel collectief als individueel getraind aan een gemiddelde van 3 keer per week. Na een trainingsperiode van 5 weken wordt deze oefening opnieuw afgenomen. Daarnaast wordt eveneens een voedingsanamnese afgenomen door de diëtist waarbij gewicht, BMI en huidig voedingspatroon in kaart worden gebracht en een gepersonaliseerd voedingsschema opgesteld.
resultaten
6
Er namen uiteindelijk 51 patiënten deel: 34 mannen (26 rokers) en 17 vrouwen (12 rokers). Volgens paired sample t-tests is er een significant positief verschil tussen begin en einde op de fysiologische metingen en op de psychologische wellbeing. Repeated measures ANOVA’s tonen aan dat er geen significant verschil is voor wat betreft geslacht en het al dan niet roker zijn op het verschil tussen begin en nameting van de VO2 max relatief. Er worden duidelijk positieve verschillen opgetekend in fysiologische factoren, zoals maximale zuurstofopnamecapaciteit en maximaal vermogen. Eveneens is er een significant positief verschil aangetoond op de psychologische component van wellbeing. Patiënten voelen zich beter na het sporten. Het aangeboden gezondheidsprogramma ‘Start to Move’ heeft bij residentieel opgenomen patiënten een positief effect op de fysiologische en psychologische metingen. Bijkomend merken we op dat de “gezondheidscultuur” op de afdeling toeneemt. Deze resultaten tonen aan dat de implementatie van een “start to move”-programma een meerwaarde kan bieden bij residentieel opgenomen patiënten.
contactpersonen Luc Putseys is psychomotorisch therapeut in het P.K. Broeders Alexianen in Tienen. Ilse Ulens is voedingsdeskundige in het P.K. Broeders Alexianen in Tienen.
psychiatrie & verpleging | 2013-01
Ass ’t moet achtergrond Het project “ASS ’t MOET” is een screeningsproject naar ASS (autisme spectrum stoornissen) bij alle patiënten en bewoners van het P.C. en P.V.T. Sint-Amandus in Beernem. Het project is tot stand gekomen na de vaststelling dat er op veel afdelingen mensen verbleven van wie men een vermoeden had van ASS , zonder dat deze officieel gediagnosticeerd was. De hypothese was dat een officiële diagnose veel verheldering kan teweegbrengen naar beeldvorming, aanpak en psycho-educatie van de persoon.
onderzoeksopzet De directie van Sint-Amandus besliste dan ook om middelen te investeren in deze screening, in functie van verdere optimalisatie van diagnostiek en zorg. Eenmaal zicht – op het einde van het project (voorzien eind 2013) – op het aantal mensen met een ASS en op de verspreiding over de verschillende afdelingen, wordt op beleidsniveau gekeken hoe de zorg voor mensen met een ASS binnen Sint-Amandus verder te optimaliseren. Het project werd door het “adviescomité voor wetenschappelijk onderzoek CGZ Broeders van Liefde” ontvankelijk verklaard. Gedurende 1 jaar werd binnen Sint-Amandus 0;25 FT equivalent vrijgesteld; gedurende 1 jaar 0;75 FT eq. En voor de komende 16 maanden (tot eind 2013) 1.25 FT eq.
methodologie Het project bestaat uit twee grote luiken, zijnde een retrograde screening van alle opgenomen patiënten en screening naar aanleiding van individuele casuïstiek. Doelstelling is om de retrograde screening af te werken tegen eind 2013. De individuele casuïstiek zal steeds een gegeven blijven. De retrograde screening is als volgt opgebouwd : na opname van minimum één maand wordt een eerste vragenlijst ingevuld, de ASDASQ. Deze neemt niet veel tijd in beslag maar is toch een goede, ruime eerste screener. Bij een indicatieve ASDASQ -score wordt een screeningslijst ingevuld. Die is uitgebreider en polst, via open vragen, naar 11 domeinen, zijnde: sociaal gedrag en sociale interactie; communicatie; cognitief functioneren, inleving en emotie; rigiditeit in gedrag/belangstelling/activiteiten; executieve functies; invulling van vrije tijd; zintuiglijke ervaringen ; verbeelding/fantasie; motoriek en maniërismen. Indien ook de screeningslijst indicatief is, wordt met de effectieve testing van start gegaan, bij een goedgekeurde en ondertekende informed consent door de patiënt. De testing bestaat uit een gesprek met de patiënt zelf; een gesprek met een hulpverlener, een testbatterij en indien mogelijk zeker ook een gesprek met iemand uit het natuurlijk/familiaal netwerk van de patiënt in functie van informatie omtrent de ontwikkelingsanamnese. Bij gebrek aan expliciet kwantitatief testmateriaal voor testing van ASS bij volwassenen, bij aanvang van het project, werd gekozen voor kwalitatief onderzoek op basis van de klinische kenmerken van ASS, zoals: verstoorde communicatie; verstoorde
psychiatrie & verpleging | 2013-01
7
Innovatie binnen de geestelijke gezondheidszorg
sociale interactie; verstoorde informatieverwerking, gebrek aan fantasie, rigide gedragspatroon , gebrekkige Theory of Mind, centrale coherentie en executieve functioning. De testbatterij bestaat bijgevolg uit een aantal testen die één of meerdere van bovenstaande aspecten van ASS in kaart brengen. (enkele voorbeelden : emotieherkenningsgesprek; zelf en ideaal zelf; zinaanvultest; lees -de –ogentest; word -en figure -fluency test; towertest; stories of dewey; francesca happé; faux –pastest, AQ, WAIS, REY, … ; bij mensen met een verstandelijke beperking zeker de AVZ- r en de TOM-test-R) . Na het samenleggen van al deze verzamelde informatie en formulering van een advies, dient de diagnose geofficialiseerd te worden door de behandelende psychiater. Bij screening naar aanleiding van individuele casuïstiek wordt dezelfde methodiek gebruikt, echter op expliciete vraag , buiten het gangbare traject binnen het onderzoek.
Een officiële diagnose kan veel verheldering teweegbrengen naar beeldvorming, aanpak en psycho-educatie van de persoon.
resultaten
8
Tot op heden werden er 507 ASDASQ’s afgenomen, waarvan er 181 positief waren. Van die 181 dienden 131 screeningslijsten ingevuld te worden; 98 van de 131 werden reeds ingevuld. Van die 98 waren er 49 indicatief waarvan reeds testing is gebeurd, lopende is of gepland is. Er werden ook reeds een tiental testingen gedaan in functie van individuele casuïstiek. Uit de tussentijdse resultaten blijken de eerste twee instrumenten (ASDASQ en screeningslijst) een goede en betrouwbare selectie door te voeren, niet te breed en niet te eng. Op de dag van vandaag is screening op ASS binnen Sint-Amandus opgenomen in het opnamebeleid, waarbij elke patiënt die langer dan één maand is opgenomen, het screeningsproces doorloopt. Op die manier wordt vermeden dat er in de toekomst opnieuw zo’n groot retrograad onderzoek dient te gebeuren. De gegevens van het project worden gekoppeld aan het EPD en in de toekomst aan Regas.
contactpersonen: Tine Morisse en Matthias Schillewaert werkzaam in het P.C. Sint-Amandus in Beernem.
psychiatrie & verpleging | 2013-01
Het ontwikkelen van een methodiek voor het voorkomen en terugdringen van tabaksgebruik bij psychiatrische patiënten. achtergrond Mensen met een psychiatrische kwetsbaarheid komen in aanraking met heel wat vooroordelen. Een van deze is dat zij niet willen en niet kunnen stoppen met roken. Dit idee lijkt nog het meest aanwezig bij de hulpverleners zelf. Tromp-Beelen (2005) vermeldt dat behandelaars in de verslavingszorg tabaksverslaving als een hardnekkiger en moeilijker te behandelen aandoening ervaren dan andere verslavingen. Dat het geen eenvoudige opdracht is voor zowel cliënt als behandelaar staat vast. Onze cliënten zijn vaker ernstig verslaafd aan tabak dan de gemiddelde mens, waardoor ze in aanmerking komen voor intensieve stopsteun om hun slaagkansen te verhogen. Ze schatten hun eigen slaagkansen ook vaak laag in, wat hen kan weerhouden om een poging te wagen. Onder de slagzin “Jij rookt? Wij laten je niet stikken!” wil dit project een poging zijn om deze self-fulfilling prophecy te doorbreken.
onderzoeksopzet Deze bedenkingen illustreren we met cijfers uit onze exploratieve studie uit 2009 waaruit blijkt dat 71,5 procent van de cliënten aangeeft dat ze roken. Wanneer hen gevraagd wordt naar hun voornemens, geeft 11% aan onmiddellijk te willen stoppen en wenste 17% actief te minderen. Aansluitend geeft 58% van de respondenten zich echter ‘een beetje’ tot zelfs ‘geen’ slaagkans bij een stoppoging. Bijgevolg starten we in 2011 met het implementeren van een rookstopmethodiek met aansluitend een interventiestudie om de werkzaamheid na te gaan. Daarbij wordt er een registratie voorzien van (abstinentie van) tabaksgebruik, ernst van de ontwenningsverschijnselen, craving, nicotinesubstitutie, stijging/daling bestaande depressieve en schizofrene klachten, medicatieverandering en tijdstip en hoeveelheid van informerende, motiverende en begeleidende contacten. Die registratiedocumenten werden door ons samengesteld. We vragen ons daarbij af of men erin slaagt cliënten te laten participeren aan een therapieaanbod rond rookstopbegeleiding en of het intensieve rookstoptraject meer rookstopkandidaten, vaker/langere abstinentie en voor meer hernieuwde pogingen na herval met zich meebrengt. Concreet worden er twee programma’s aangeboden: een basis- en een intensieve begeleiding. Dit eerste houdt in dat er centraal een huisarts en tabacoloog beschikbaar voor effectieve rookstopbegeleiding. De intensieve begeleiding omhelst een breder traject met als kern een lokaal aanspreekpunt tabakspreventie en werd opgestart in drie afdelingen en een organisatie voor beschut wonen. Het aanspreekpunt registreert gebruik, spreekt cliënten aan over het thema, motiveert hen en geeft zo de experimenteerruimte om te ondervinden hoe zij hun tabaksgebruik kunnen beperken en/ of volledig te stoppen. Ook na de stoppoging is er nog langdurige opvolging voorzien. Motivationele gespreksvoering en hervalpreventie worden zo mogelijk in de verblijfscontext van de cliënt zelf. Ook wordt er aandacht besteed aan de interactie tussen
psychiatrie & verpleging | 2013-01
9
Innovatie binnen de geestelijke gezondheidszorg
Onze cliënten zijn vaker ernstig verslaafd aan tabak dan de gemiddelde mens, waardoor ze in aanmerking komen voor intensieve stopsteun om hun slaagkansen te verhogen.
10
tabaksgebruik en de psychische moeilijkheden van de deelnemers. Tevens zijn de samenwerking met psychiater en behandelend team erg belangrijk.
resultaten
Binnen het basistraject (11 afdelingen) stelden 19 cliënten een stopdag in bij de tabacoloog. Daarbij startten 12 cliënten met nicotinevervangers. Een van hen was blijvend abstinent in december 2011. Daarnaast werkten 6 andere cliënten rond het minderen van hun gebruik. In het intensieve traject (3 afdelingen en beschut wonen) werden 156 cliënten bevraagd rond hun tabaksgebruik en stemden 53 cliënten in met een of meerdere motiverende gesprekken inzake hun tabaksconsumptie. Van hen stroomden 11 cliënten door naar de tabacoloog en startten er 12 met nicotinesubstitutie. Op het einde van het jaar waren er 5 deelnemers abstinent gebleven. Verder werd er regelmatig melding gemaakt van cliënten die hun sigarettengebruik verminderden met behulp van het aanspreekpunt. Deze eerste reeks inclusies (uit 2011) is uiteraard te beperkt om conclusies te trekken over de werkzaamheid van de methodiek. We hopen op langere termijn stapsgewijs meer data te verzamelen. Belangrijk is bovendien dat de waarde van dit traject niet enkel in de onmiddellijke stopcijfers voelbaar is. De gemiddelde roker heeft vaak meerdere pogingen nodig om definitief abstinent te blijven, dit is hier niet anders. We willen de drempel verlagen naar een (soms eerste) stoppoging om zo kennis en succeservaringen op te bouwen. De verworven mogelijkheden tijdens deze poging helpen hen de volgende keer op weg naar een geslaagde rookstop.
contactpersoon: Hilde Christiaens werkzaam in het U.P.C. Sint-Kamillus in Bierbeek.
referenties Christiaens en De Cort (2009 en 2011) Ontwikkeling van een methodiek voor het voorkomen en terugdringen van tabaksgebruik bij psychiatrische cliënten, rapport ten attentie van de FOD Network of Health Promoting Hospitals in Denmark; 2007; Smoking cessation in psychiatry Is there sufficient evidence to recommend smoking cessation activities? A review of the literature. Tromp-Beelen e.a., 2005, Behandeling van ernstige tabaksafhankelijkheid in de verslavingszorg; Verslaving, Volume 1, Number 2, 73-80
psychiatrie & verpleging | 2013-01
Figuur 1. Een overzicht van het basisaanbod
Tabacologe Experimenteren/ Minderen/ Stoppen Stopadvies huisarts
ambivalentie is geen exclusiecriterium
Interesse? Evaluatie door team
Roker Spontane hulpaanvraag
Huisarts Nicotinevervangers/ Medicatie
(toestandsbeeld)
Na 4 maanden: Opvolging via afdeling
Ind. Begeleider op afdeling (niet gespecialiseerd)
Figuur 2. Overzicht van het intensief aanbod. Rookstatus bevragen bij intake. Informeren over aanbod Motiverend gesprek aanspreekpunt
11 Rookstopadvies door huisarts
Infosessie op de afdeling Interesse? Evaluatie door team (toestandsbeeld)
Wij stoppen met roken
Twijfelt. Wil minderen
Wil stoppen in de toekomst
Wil niet stoppen met roken
Aanspreekpunt blijft beschikbaar. Biedt aan om 5R te bespreken.
Indien nodig: voorbereidende begeleiding door aanspreekpunt. Motivatie verhogen.
Wil stoppen. Team geeft tegenadvies
Stel voor om uit te stellen. Probeer nadien opnieuw.
Start rookstopbegeleiding Aanspreekpunt tabakspreventie
Ind. begeleider op afdeling
(= dagdagelijks contact)
(= dagdagelijks contact)
Huisarts nicotinevervangers/ medicatie
Tabacologe Experimenteren/ Minderen/ Stoppen ambivalentie is geen exclusiecriterium
psychiatrie & verpleging | 2013-01
Innovatie binnen de geestelijke gezondheidszorg
De wii als therapeutisch hulpmiddel? achtergrond De wii-spelconsole wordt meer en meer ter beschikking gesteld in talrijke revalidatiecentra, ziekenhuizen en rusthuizen. Veel professionele gezondheidswerkers (of het nu fysiotherapeuten, ergotherapeuten, kinesitherapeuten of zelfs psychologen zijn) prijzen de verdiensten ervan aan. De wii zou een groot aantal vaardigheden verbeteren, zowel op fysiek, cognitief als psychologisch gebied. Maar is dat waar? In welke mate is dit een modeverschijnsel en wat zijn de waarneembare resultaten? Het is dat wat een team van het psychiatrisch centrum Saint-Bernard in Manage wou te weten komen, zich baserend op wetenschappelijk onderzoek.
onderzoeksopzet
12
Onze starthypothese is dat het regelmatig werken met de wii de evenwichtszin, het zelfbeeld en de aandachtsfuncties bevorderen. Wij hebben beslist om die parameters te bestuderen bij onze oudere patiënten. Eerst en vooral moeten we opmerken dat weinige van hen vertrouwd zijn met deze nieuwe technologieën. Het is dus een beetje als leek dat zij in deze studie binnentreden. Bovendien leidt de leeftijd en de ongemakken ervan meer tot verlies van de evenwichtszin, tot cognitieve stoornissen en tot een verlaagd zelfbeeld.
methodologie Al de deelnemers van de studie zijn dat vrijwillig, zij worden toevalsgewijs in twee groepen onderverdeeld. Eén groep speelt twee maal per week aan de wii, terwijl ze ook de therapeutische activiteiten van hun zorgeenheid volgen. De anderen dienen als controlegroep. In beide gevallen ondergaan de kandidaten tal van testen (Tinetti, Time up and go, Rosenberg en SKT), op drie verschillende momenten (T0, T1, T2). De personen die met de wii spelen, doen twee soorten spelletjes. In het eerste deel gebruiken we het “wii balance board” dat appelleert aan de evenwichtszin. Anderzijds gebruiken we wedstrijden zoals tennis, golf, schieten, bowling, volgens de specifieke voorkeur van ieder. Dit soort spelletjes stimuleert de nauwkeurigheid, de coördinatie, de snelheid … De sessies verlopen over het algemeen in goede stemming en met gelach. Het competitieaspect in de groep is een belangrijk aspect en verstevigt de band tussen de spelers.
resultaten De studie is nog niet beëindigd en we kunnen nog geen concrete (statistisch bewerkte) resultaten geven, maar toch stellen we vast dat er werkelijk vooruitgang is, hoofdzakelijk wat betreft de evenwichtszin en de aandachtsfuncties. De patiënten zijn dolblij en fier om hun krachttoeren met hun kleinkinderen te delen. Sommigen overwegen een wii aan te kopen als ze het ziekenhuis verlaten. De wii heeft als bijzonderheid dat het de mensen op een ludieke manier doet bewegen, en die kenmerken zijn eerder goed aangepast aan oudere personen. De leercurves die bij iedere sessie werden opgetekend, stimuleren allen om hun prestaties te verbeteren.
psychiatrie & verpleging | 2013-01
Wij ontdekken bij bepaalde patiënten onvermoede mogelijkheden. Bij patiënten die lijden aan de ziekte van Korsakoff, bijvoorbeeld, neemt het procedurele geheugen het over en deze personen, die dikwijls mislukking ervaren, worden plots weer meester van de situatie.
contactpersonen Bérangère Henry de Frahan is klinisch psychologe in het P.C. Saint-Bernard in Manage. Emilie Timmermans is kinesitherapeute in het P.C. Saint-Bernard in Manage.
13
psychiatrie & verpleging | 2013-01
Innovatie binnen de geestelijke gezondheidszorg
Anterograde amnesie en associatief leren: een studie bij korsakoffpatiënten achtergrond
14
Letsels in de mediaal temporale en diencephale hersengebieden veroorzaken vaak ernstige geheugenstoornissen: patiënten vormen bijvoorbeeld geen bewuste herinneringen meer, hebben herkenningsstoornissen en zijn gedesoriënteerd in tijd en ruimte. Die klinische observaties hebben in de voorbije decennia heel wat wetenschappelijk onderzoek gestimuleerd, waarbij de structuur en organisatie van "het geheugen" het interessepunt bij uitstek was. Al snel zijn er twee onafhankelijke onderzoekstradities ontstaan (Gluck, Meeter & Myers, 2003). De eerste vertrok voornamelijk vanuit een geheugenperspectief en focuste zich op het verlies van expliciete, declaratieve of episodische herinneringen. Dit gebeurde doorgaans bij menselijke deelnemers: patiënten met verworven hersenletsel of een degeneratieve hersenaandoening. De andere baseerde zich voornamelijk op dierwetenschappelijke bevindingen en inzichten uit leerpsychologie waarbij de effecten van experimenteel toegebrachte letsels onderzocht worden aan de hand van associatieve leertaken. Ondanks belangrijke verschillen in procedures, deelnemers en theorieën is er tegenwoordig een sterke tendens tot integratie van beide onderzoekslijnen. De talrijke De talrijke bevindingen en bevindingen en theorieën uit associatieve theorieën uit associatieve leerproeven bij dieren met hippocampusletsels bieden mogelijk een beter begrip leerproeven bij dieren met van anterograde amnesie, en vice versa. hippocampusletsels bieden Zo biedt de configurele associatietheorie mogelijk een beter begrip van van Rudy & Sutherland bijvoorbeeld een potentieel verklarend kader voor de klinianterograde amnesie, en vice sche fenomen bij amnesiepatiënten. Toch versa. werden de theorie en de hypothesen die eruit voortvloeien nog maar zelden rechtstreeks bij mensen onderzocht.
onderzoeksopzet Het huidig onderzoeksproject wil de kloof tussen beide onderzoektradities helpen dichten door associatieve leermechanismen via de geëigende methoden te onderzoeken bij korsakoffpatiënten. Enerzijds met oog op meer fundamenteel wetenschappelijke kennis, maar anderzijds vanuit de overtuiging dat nieuwe inzichten in de resterende leerprocessen bij korsakoffpatiënten ook een klinische, praktijkgerichte relevantie hebben.
methodologie Op dit moment werden een drietal experimenten uitgevoerd: Experiment 1 onderzocht het leren van conditionele discriminaties (versus eenvou-
psychiatrie & verpleging | 2013-01
dige discriminaties) en het leren van symmetrische, transitieve en equivalente relaties tussen stimuli. In 2011 werd de dataverzameling beĂŤindigd en werd de data-analyse uitgevoerd. KorsakoffpatiĂŤnten bleken voornamelijk moeilijkheden te hebben met conditionele discriminaties en het leggen van transitieve verbanden. Experiment 2 onderzocht het leren van configurele relaties en inhibitie via het tranverse patterning paradigma als mogelijke verklaring voor het moeilijk leren van complexe discrilinaties. In 2011 werd de dataverzameling en de data-analyse uitgevoerd. Er werd geen evidentie gevonden voor inhibitie als verklaringsfactor. Experiment 3 onderzocht het leren van afgeleide relaties en acquired equivalence. Dataverzameling en -analyse wordt in oktober afgerond. Het onderzoeksproject loopt in samenwerking met het Centrum voor Leerpsychologie en Experimentele Psychopathologie van de KULeuven, onder leiding van Prof. Dr. F. Baeyens.
contactpersoon Bart Schepers werkzaam in U.P.C. Sint-Kamillus in Bierbeek.
15
psychiatrie & verpleging | 2013-01
Innovatie binnen de geestelijke gezondheidszorg
De effectiviteit van gezinsgroepstherapie in de residentiële behandeling van adolescenten met eetstoornissen onderzoeksopzet Een belangrijk onderdeel van de behandeling van jongeren met een eetstoornis betreft het werken met gezinnen. De laatste jaren werd geëxperimenteerd met diverse vormen van gezinsbegeleiding in groepsverband, de zogenaamde ‘multiple family therapy’ of gezinsgroepstherapie. Met deze gecontroleerde studie bij opgenomen patiënten met een eetstoornis willen we nagaan of het een meerwaarde is om de patiënt zelf te betrekken in de gezinsgroepstherapie en, zo ja, voor welke gezinnen en in welke vorm.
methodologie
16
Gezinsgroepstherapie wordt vergeleken met een oudergroepstherapie zonder aanwezigheid van de opgenomen dochter. Daarbij wordt een reeks variabelen vergeleken: motivatie tot deelname, opvattingen van ouders over eetstoornissen, draaglast van ouders als zorgfiguur (Experience of Caregiving Inventory), partnerrelatie van de ouders (Dyadic Adjustment Scale), gezinsprocessen zoals probleemoplossing en communicatie (Family Assessment Device), alsook ervaren groepsprocessen.
resultaten Er zijn eerste verkennende analyses gebeurd op basis van 3 interventies in 1 conditie en dit leverde reeds een aantal significante resultaten op (maar dus zonder controleconditie). De volgende stap is om deze resultaten te gaan vergelijken met de resultaten die de andere interventie al dan niet oplevert. We willen algemeen nagaan of we als we het gezinsklimaat en onrechtstreeks de symptomatologie van jongeren met een eetstoornis willen verbeteren of we daar de patiënt zelf best ook in betrekken of dat het volstaat om met de familieleden (in dit geval de ouders) apart een therapeutisch proces te doorlopen.
contactpersoon Lies Depestele werkzaam in P.K. Broeders Alexianen in Tienen.
psychiatrie & verpleging | 2013-01
Validering van de Young Schema Questionnaire in een Vlaamse klinische en niet-klinische populatie achtergrond Binnen de cognitieve therapie kent de schemagerichte therapie van Jeffrey Young een enorme opmars in Vlaanderen en wereldwijd. De schemagerichte therapie van Young (2002) gaat er vanuit dat disfunctionele schema’s aan de grondslag liggen van psychologische problemen. Deze disfunctionele schema’s ontwikkelen zich doorheen de kindertijd en bepalen de wijze waarop personen de wereld bekijken. De schema’s omvatten overtuigingen en gevoelens over de persoon en zijn omgeving en worden automatisch geactiveerd in bepaalde situaties. Die schema’s zijn hardnekkig en mensen zijn steeds geneigd om die schema’s (onbewust) te herhalen, te vermijden of te compenseren, waardoor die (maladaptieve) schema’s blijven bestaan.
onderzoeksopzet Het opzet van dit onderzoeksproject bestaat er eerst en vooral in om een zicht te krijgen op de internationale en nationale literatuur met betrekking tot de Young Schema Questionnaire (YSQ) (Studie 1). Vervolgens zullen de psychometrische kwaliteiten van de YSQ onderzocht worden in een niet-klinische populatie (Studie 2) en in een klinische populatie (Studie 3). Verder zullen we onderzoeken of de schema’s zich op een verschillende manier representeren in verschillende klinische populaties (o.a., eetstoornissen, verslaving) (Studie 4). Daarna zullen we de stabiliteit van de schema’s over tijd nagaan bij een klinische populatie (Studie 5). Ten slotte zullen we weergeven wat de klinische implicaties zijn van onze voorgaande studies (Studie 6).
methodologie Het onderzoek zal gebeuren aan de hand van de volgende vragenlijsten: YSQ, Assessment of DSM-IV Personality Disorders (ADP-IV), Symptom Checklist-90 (SCL-90) en de Utrechtse Copinglijst (UCL). De analyses die uitgevoerd worden zijn o.a. confirmatorische factoranalyses (bv., structuurbepaling van YSQ), MANOVA’S (bv., verschillen op YSQ schalen tussen verschillende patiëntengroepen) en regressie analyses (bv., voorspelling van As II diagnosen op basis van YSQ-schalen).
resultaten Op dit moment is de factorstructuur van de vragenlijst al bevestigd in een klinische steekproef (N=569) van eetstoornispatiënten en patiënten met een verslaving (studie 3). Resultaten geven een goede interne consistentie weer voor de YSQ-schalen en tonen ook samenhang met bepaalde persoonlijkheidskenmerken.
contactpersoon Els Pauwels werkzaam in P.K. Broeders Alexianen in Tienen.
psychiatrie & verpleging | 2013-01
17
Speciaal nummer Reintegration Award 2012
18
SAFE: System for Administration of Function field of view Examination onderzoeksopzet Het meten of evalueren van rijvaardigheid bij psychiatrische patiënten is op het eerste gezicht niet direct een functie die men zich in het kader van een psychotherapeutische relatie voorstelt, laat staan dat we het een plaats zouden moeten geven in het psychiatrische ziekenhuis. Artsen en therapeuten zijn nu eenmaal geen politieagenten die het tot hun taak moeten beschouwen patiënten van hun rijbewijs te beroven. Hoogstens kunnen ze hen wijzen op hun individuele verantwoordelijkheid en doorverwijzen naar respectabele instellingen als CARA en BIVV indien er problemen zich op dat vlak voordoen. Helaas leert de realiteit dat wachtlijsten lang zijn, patiëntmotivatie gering en veel van dergelijke goed bedoelde verwijzingen zelden concreet gerealiseerd worden. Dat kan een spanningsveld scheppen, want zoals ieder ander burger moet ook de arts zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid op dat vlak dragen. Daarom vonden wij het als centrum nuttig om te investeren in een meetmethode die dit risicogebied op snelle en niet-traumatiserende manier kan evalueren en de arts (en de patiënt) tijdig op de hoogte brengen van eventueel gevaar op dit vlak.
methodologie Onze kliniek (Neurolabo) heeft geïnvesteerd in een gevalideerd UFOV-toestel van de oorspronkelijke producenten (Visual Awareness). Via een PC-gebaseerd testonder-
psychiatrie & verpleging | 2013-01
zoek waarbij de proefpersoon drie eenvoudige testsituaties krijgt voorgeschoteld worden diverse aspecten van aandacht gemeten (snelheid van informatieverwerking, verdeelde aandacht, selectieve aandacht). Wij opteerden voor een nieuwe modulaire en open implementatie van die technologie in een Windows 7-omgeving onder de naam en eigen logo Safe met de bedoeling ze in de organisatie Broeders van Liefde op een breder draagvlak over diverse klinieken te kunnen verspreiden.
Het Safe-systeem kan gevalideerd worden ten opzichte van het bestaande UFOV-toestel en verder gebruikt worden als researchtoepassing voor wetenschappelijke studies en metingen.
resultaten Ondanks het reeds verkochte patent hebben we beslist dit toch verder te ontwikkelen in het kader van de masterthesis van Mr. Glenn De Vleeshouwer (industrieel ingenieur Howest). Gebruik van de Safe als klinisch meettoestel op individuele basis stelt de organisatie bloot aan een potentiĂŤle claim van de huidige patenthouder. Wel kan het Safe-systeem gevalideerd worden ten opzicht van van het bestaande UFOV-toestel en verder gebruikt worden als research toepassing voor wetenschappelijke studies en metingen. Het kan immers belangrijk zijn om de invloeden van bepaalde farmaca op vigilantie te meten maar ook om bijvoorbeeld effecten van bepaalde vigilantietrainingen in positieve zin op waakzaamheid en concentratie objectief te kunnen evalueren.
contactpersoon Dr. Georges Otte is hoofdgeneesheer in het P.C. Dr. Guislain in Gent.
psychiatrie & verpleging | 2013-01
19
Innovatie binnen de geestelijke gezondheidszorg
Voorkomen van angst- en stemmingsstoornissen bij NAH-patiĂŤnten. Affectieve stoornissen bij mensen met matig tot ernstig hersenletsel: een prospectieve cohorte-studie. onderzoeksopzet
20
In de literatuur wordt herhaaldelijk aangetoond dat mensen die slachtoffer werden van een hersenletsel na drie tot vijf jaar voornamelijk kampen met affectieve problemen. Nochtans wordt het eerste jaar bijna alleen ingezet op fysieke en cognitieve revalidatie. In deze studie proberen we te achterhalen of de affectieve symptomen eerder te herkennen of te voorspellen zijn door verschillende symptoomclusters op te volgen in het eerste jaar. Er worden ook enkele vermeende risicofactoren in kaart gebracht, waaronder de ernst van de letsels op beeldvorming, de ernst van het neuropsychologisch deficit en enkele premorbide kenmerken. We geloven dat een vroegtijdige herkenning en zeker aandacht voor het affectieve vroeg in de revalidatie, het optreden van affectieve stoornissen kan beperken en de levenskwaliteit aanzienlijk kan verbeteren. Op termijn denken we dan ook dat deze vaststellingen een meer geĂŻntegreerde behandelmeIn deze studie proberen we te thodiek kan opleveren voor mensen met een achterhalen of de affectieve NAH.
methodologie
symptomen eerder te herkennen of te voorspellen zijn door verschillende symptoomclusters op te volgen in het eerste jaar.
Inhoudelijk werd bij het begin van het onderzoek een grondige literatuurstudie gerealiseerd. Op methodologisch vlak werden verschillende zaken uitgewerkt. Momenteel zijn alle organisatorische en praktische moeilijkheden van de baan waardoor de dataverzameling volop kan lopen en zijn er reeds 32 inclusies gerealiseerd. Op basis van die data zullen in de loop van april de eerste pilootanalyses uitgevoerd worden. Deze kunnen al sterk richtinggevend zijn voor de volgende analyses. Op heden ligt de prioriteit op dataverzameling, deze betreft een grote dataset die heel veel mogelijkheden zal bieden om de verschillende onderzoeksvragen uitgebreid te behandelen. De combinatie van data zal ons veel kunnen bijleren over affectieve stoornissen bij personen met een niet aangeboren hersenletsel, het voorkomen en de behandeling. De huidige onderzoeksactiviteiten tonen reeds dat de nood aan antwoorden op dit thema heel groot is. Ook voor toekomstig onderzoek binnen het domein van de niet-aangeboren hersenletsels worden deze data en onderzoeksgegevens heel zinvol.
psychiatrie & verpleging | 2013-01
resultaten Voor dit jaar zijn er reeds verschillende vragen vanuit het werkveld om verschillende vormingen te geven gebaseerd op het wetenschappelijk werk. Dat is geworteld in de algemene vaststelling dat de bejegening en de interesse voor de emotionele/ affectieve zijde bij hersenletsel op de lange termijn wellicht even belangrijk is dan de fysische of de neurocognitieve voor het uiteindelijke welzijn van de betrokkenen. Het op punt stellen van een meer emotioneel gerichte revalidatie, naast de reeds ingeburgerde neurocognitieve en fysische revalidatie op de afdeling, is ook een gevolg van dit onderzoek. Op die manier zal het onderzoek vrij snel een praktische toepassing kennen met klinische relevantie. Op de lange termijn, zal dit trouwens weer aanleiding geven tot verder gezet wetenschappelijk onderzoek o.a. met effectiviteitstudies.
contactpersonen Dirk Liessens werkzaam in U.P.C. Sint-Kamillus in Bierbeek. Godelinde Calmeyn werkzaam in U.P.C. Sint-Kamillus in Bierbeek.
21
psychiatrie & verpleging | 2013-01
uitgediep t
Gesprek tussen werkveld, onderwijs en zorgambassadeur Lon Holtzer
“Alle studenten verpleegkunde zouden een bad GGZ moeten krijgen” Vanaf dit academiejaar verandert het curriculum in de hogescholen. De afstudeerrichtingen worden afgeschaft en die verandering gaat gepaard met de invoering van onder meer postgraduaten en bachelor-na-bacheloropleidingen. Na 3 jaar verpleegkunde is een afgestudeerde ‘algemeen verantwoordelijk ziekenverpleger’ en de term ‘psychiatrische verpleegkundige’ wordt voorbehouden voor verpleegkundigen die een bijkomende vorming in de geestelijke gezondheidszorg hebben genoten. Eddy Impens, algemeen directeur van P.C. Sint-Jan-Baptist in Zelzate, Joris Leys, lector aan de Arteveldehogeschool, en Lieve Hoeyberghs, lector aan de Hogeschool Gent, spraken met zorgambassadeur Lon Holtzer over de hervorming in het onderwijs en de gevolgen ervan op het werkveld. 22
“Ik hoor van x-aantal oud-studenten in de hogescholen dat ze het eerste anderhalf jaar doorworstelden en op hun tanden beten om daarna te doen wat ze graag wilden doen: in de geestelijke gezondheidszorg stappen”, vertelt Eddy Impens. “Maar dat gaat dus allemaal stoppen.” “Noem mij ouderwets, maar ik heb een beetje schrik”, valt Lieve Hoeyberghs hem bij. “Er is gesleuteld aan de opleiding, studenten zullen de verschillende klinische domeinen doorlopen en de afgestudeerde zal zogenaamd algemeen inzetbaar zijn. De hamvraag is of we niet aan kwaliteit gaan inboeten?” Lon Holtzer: “Het is heel dubbel. Mijn opdracht als zorgambassadeur is het probleem van de instroom op te lossen – als ik het zo kort door de bocht mag formuleren. Ik kan dat uiteraard niet oplossen en er is ook véél meer nodig dan een reclamefilmpje (lacht). Maar de hele vraag is: wat doe je met de inzetbaarheid van mensen? In ziekenhuizen is het de normale gang van zaken dat je op de eerste dag verwelkomd wordt, de tweede dag mag meelopen en de derde dag moet meedraaien en de volle verantwoordelijkheid moet opnemen voor een aantal patiënten. Het werkveld vraagt onmiddellijk inzetbare, breed gevormde én terzelfdertijd gespecialiseerde mensen. Dat is uiteraard geen duidelijke boodschap en die onduidelijkheid is voor een stuk te verklaren vanuit de onmacht om met de toenemende tekorten aan personeel om te kunnen.”
afgestudeerd Lon Holtzer: “Veel studenten starten een opleiding verpleegkunde met het oog op een loopbaan in de pediatrie. Maar als iedereen in de pediatrie wil werken, wie zal
psychiatrie & verpleging | 2013-01
bijvoegsel van
psychiatrie verpleging Opgave van de artikels gepubliceerd in de 88e jaargang van Psychiatrie en Verpleging 2012
redactioneel
uitgediept
Verpleegkundigen uitdagen E. Impens — Nr.1 pag. 2
Over cognitieve veroudering, dementie, en de zin (en onzin) van cognitieve training B. Schepers — Nr.1 pag. 4
Tamme eenden (opnieuw) wild maken E. Impens — Nr.2 pag. 54 Portret van Jef. Bescheiden, natuurlijk E. Impens — Nr.3 pag. 98 Positieve psychiatrie E. Impens — Nr.4 pag. 154 Over vertrouwen E. Impens — Nr.6 pag. 282
DSM-5 of de teleurgang van de schizofrenie G. Otte — Nr.1 pag. 17 Gewenste en ongewenste effecten bij het gebruik van atypische antipsychotica S. Chullikal, K. Vanwezer, M. Eneman — Nr.1 pag. 23 PNES: een vreemde attractor op het grensvlak van de neuropsychiatrie Dr. G. Otte — Nr.2 pag. 56 De preventieadviseur en patiëntveiligheid M. Eggermont, E. Carrette — Nr.2 pag. 64 Fysieke fitheid bij patiënten met schizofrenie, aanbevelingen voor verpleegkundigen J.B. Willems, D. Vancampfort, M. De Hert
psychiatrie & verpleging | 2013-01
Bijvoegsel
— Nr.2 pag. 71 Informatie uitwisselen bij het samenwerken in de geestelijke gezondheidszorg A. Liégeois — Nr.3 pag. 100 Muziek en hersenen: into the groove! J.-E. Vanderheyden — Nr.3 pag. 114 Projectonderwijs: Kwakende leverpastei op een bedje van korenbloem? L. Hoeyberghs — Nr.3 pag. 118 Positieve psychiatrie in het Zuiden: een v(r)aag teken? P. De Meyer — Nr.4 pag. 156 Christelijke spiritualiteit en psychiatrische rehabilitatie, een eerste verkenning C. Moonen en K. Minnaert — Nr.4 pag. 166 Positieve psychologie in onderzoek met zelfstandig wonende, hulpbehoevende ouderen. Hoe de principes van empowerment de (onderzoeks)praktijk kunnen vormen B. M. Janssen, T. Van Regenmortel — Nr.4 pag. 176 Mensen komt kijken, ik leef G. Lissens, J. Corthouts en S. De Bruyne — Nr.4 pag. 188 Ziekte van Alzheimer: nog altijd begin van het einde, maar nu eindelijk ook een beetje einde van het begin? G. Otte — Nr.6 pag. 284
Psychiatrie-selectie op spoeddiensten en op acute opname-units. Kenmerken van de psychiatrische patiënt met een hoog risicoprofiel. Een narratief review V. Radoux, M. De hert — Nr.6 pag. 287 Integratieve Heliotherapie en Chronotherapie in de klinische psychiatrie en psychogeriatrie: een nog te weinig benutte vorm van behandeling? G. Otte — Nr.6 pag. 297
nr 5: themanummer ‘reintegration award 2012’, samen sterk redactioneel: Reïntegratie Jan Van Speybroeck — Pag. 210 uitgediept: Locomotions vzw Psylos — Pag. 212 ’t Vlot maakt kwartier in eetcafé Toreke vzw Domos — Pag. 215 De buddy als brug naar de gewone wereld Buddywerking Vlaanderen — Pag. 219 KunstAtelier OpperStraat vzw Kaos — Pag. 223 Als gezin samen plezier beleven PZ Bethaniënhuis — Pag. 226 Woonproject De Schorre PC Caritas — Pag. 229 JUSTI-PANI Arbeidscentrum De Keiberg — Pag. 232 OXOt: De leuke mix van ‘gewone’ en andere creatievelingen vzw OXOt — Pag. 235
psychiatrie & verpleging | 2013-01
Opgave van de artikels gepubliceerd in de 88e jaargang van Psychiatrie en Verpleging 2013
MengelMousse PZ Sint-Norbertus — Pag. 238 Samen draaien we (eigen)wijzer vzw De Vliering — Pag. 241 Ontmoetingshappening met picknick en voorstelling van brochure (“op zoek naar een dak binnen de private huurmarkt”) PC Dr. Guislain - opnameafdeling psychosen/ crisisinterventie — Pag. 244 Contro Il Bullismo (anti-pesten) vzw Samenwerkingsverband De Bolster — Pag. 247 Linkerock vzw De Link — Pag. 249 Samen aan de slag vzw De Oever — Pag. 252 Begeleiding en therapie voor plegers van seksueel grensoverschrijdend gedrag met een verstandelijke beperking CGG Ahasverus, deelwerking I.T.E.R. — Pag. 254 De hantering van het Dialoogmodel bij jongeren en hun context in een residentiële setting kinder- en jeugdpsychiatrie UCKJA, Adolescenten departement, Antwerpen — Pag. 256 Familie: een stap naar empowerment vzw Hand in Hand — Pag. 259 Het structuurhuis vzw Asster — Pag. 261 Wonen in de stad, mogelijkheden zat! PC Zoete Nood Gods, PVT Leilinde — Pag. 264 Den Tam Tam PC Sint-Hiëronymus — Pag. 267 Skills Lab - Maak er werk van! vzw Indigo — Pag. 270 Onze eigen herstelschool! vzw CGG Ahasverus — Pag. 274
psychiatrie & verpleging | 2013-01
welbeschouwd One mind for research Br. R. Stockman — Nr.1 pag. 37 ROPI: een index voor herstelondersteunende zorg G. De Geyter — Nr.1 pag. 39 Is weigeren van euthanasie onbarmhartig? Br. R. Stockman — Nr.3 pag. 134 Publicatie vonnis Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg in Eindhoven, Nederland — Nr.3 pag. 138 “Hoop bepaalt de kwaliteit, de intrinsieke waarde van de hulpverleningsrelatie” F. Verhoelst — Nr.4 pag. 200 Licht zijn in het duister - over stervensbegeleiding Br. R. Stockman — Nr.6 pag. 308
Bijvoegsel
actueel Gevolgen van de staatshervorming en de besparingsmaatregelen voor de sector geestelijke gezondheidszorg R. De Rycke — Nr.1 pag. 34 Wat biedt de toekomst voor de bacheloropleiding verpleegkunde? C. Nuyttens — Nr.3 pag. 130 “Samen werken aan kwaliteit van zorg” E. Impens — Nr.6 pag. 304
psychiatrie & verpleging | 2013-01
er dan nog in de bejaardensector werken? Daar kiezen veel minder achttienjarigen voor. Hetzelfde voor GGZ, waar de keuze nog veel specifieker en intrinsieker is. Dat de afstudeerrichtingen zijn afgeschaft, vind ik dus een goede zaak. Waarmee ik niet wil zeggen dat we alleen nog maar algemene verpleegkundigen moeten hebben, want daar kan de GGZ in het werkveld niets mee aanvangen. Bovendien kan je je de vraag stellen: wat is algemeen? En hoeveel moet een algemeen verpleegkundige kennen van GGZ? Mijn overtuiging is dat iedereen GGZ zou moeten kennen, want dat kom je overal tegen, zowel in het algemeen ziekenhuis als in thuisverpleging, etc.” “Een tweede probleem is het enorme verschil in de afstudeerrichtingen in Vlaanderen. In een afstudeerrichting psychiatrie in Vlaanderen schommelt het aantal studiepunten GGZ tussen de 20 en de 90. Terwijl je met 20 studiepunten als specialisatie niets bent, naar mijn aanvoelen. Toen ik een directiefunctie opnam in het UZ Leuven kregen we heel veel afgestudeerden binnen die beweerden ‘pediatrisch verpleegkundige’ te zijn omdat ze de afstudeerrichting pediatrie gevolgd hadden, met twee vakken en één stage extra. En die werden in het selectiegesprek ook meegezien door pediatrische hoofdverpleegkundigen. Dat heb ik stopgezet: ik vond dat ze in de selectie behandeld moesten worden als algemeen verpleegkundige. Om op pediatrie te werken, wordt verwacht dat die verpleegkundige een banaba pediatrie (bachelor na bachelor, red.) doet. Voor GGZ geldt dat zelfs in het kwadraat. Maar wanneer moet dat beginnen en welk bad moet je door om als verpleegkundige in de GGZ aan de slag te kunnen? Hoe belangrijk zijn fysieke kenmerken en kennis van pathologie in GGZ? Op die vragen heb ik geen antwoorden.”
lichaam en geest “Algemene (maar ook pediatrische) verpleegkundigen zijn bijzonder gericht op de fysiek-pathologische component van mensen”, zegt Eddy Impens. “Bij GGZ-verpleegkundigen proef ik meer interesse voor de hele persoon, met inbegrip van de beleving, het niet-somatisch deel. Er is een enorm verschil tussen patiënten die naar het algemeen ziekenhuis moeten voor een appendix en mensen die een levensprobleem hebben omdat ze manisch-depressief zijn. Ik denk dat het een denkbare piste is om een opdeling te gaan maken tussen verpleegkunde die te maken heeft met het lichaam en verpleegkunde waarin voornamelijk wordt ingezet op andere klemtonen. Daarom ben ik niet helemaal gelukkig met de wijzigingen in het curriculum. Onderzoek naar studie- en beroepskeuze maakt duidelijk dat mensen kiezen voor iets wat zeer concreet is. En wat is er vager dan een opleiding ‘bachelor in de verpleegkunde’? Een bachelor in de verpleegkunde zal iemand zijn die na drie jaar het voorgerecht geproefd heeft, maar die niet weet wat de betekenis is van een dessert.” Lon Holtzer: “In de jaren dat ik verantwoordelijk was voor GGZ in het UZ van Leuven heb ik geleerd dat de enige integrerende verpleegkunde die in de psychiatrie is. Ik heb er ook ondervonden dat de lijn heel erg dun is: zeg nooit ‘dat is iets geks of raars’. Ik heb ongelooflijk veel spijt gehad dat GGZ niet méér aanwezig was in de algemene opleiding. Het GGZ-bad voor een verpleegkundige zou groter moeten zijn dan het nu is. De strikte opdeling in vroedvrouwen, GGZ-verpleegkundigen of algemeen verpleegkundigen vind ik daarom een verlies, omdat een mens nu eenmaal een geheel is. Waarschijnlijk is de opleiding dus te veel op het acute en het algemene gericht en zit er te weinig GGZ in. Maar eigenlijk is de vraag: Waar moeten we nu naartoe met
psychiatrie & verpleging | 2013-01
23
“Alle studenten verpleegkunde zouden een bad GGZ moeten krijgen”
die opleiding? Wat is gemeenschappelijk en wat is specifiek? Wanneer verwerf je die specifieke kennis en onder welke omstandigheden?”
keuzevrijheid?
24
Lon Holtzer: “Als je kort door de bocht wil gaan, is het helder: Je studeert algemene verpleegkunde. Wil je gaan werken op de afdeling geriatrie, pediatrie of oncologie, dan doe je daar een banaba bij en je zorgt ervoor dat je goed geschoold bent om je verantwoordelijkheid op te nemen. Het grote dilemma voor mij is de keuzevrijheid in specialisatie versus het bouwen aan een zorgzame maatschappij waarin alle patiëntenpopulaties bediend worden. Als alle verpleegkundigen zouden kiezen om met kinderen te werken, heeft de ouderenzorg een groot probleem. In het onderwijs staat keuzevrijheid hoog op het waardenlijstje omdat men er vanuit gaat dat dit het leren bevordert. Maar is dit wel zo? En hebben we voldoende middelen en de tijd om mensen op te leiden in hun persoonlijke voorkeur of moeten we toch trachten mensen algemeen op te leiden en hen vanuit een werksituatie te brengen tot verdere specialisatie.” “Ik begrijp de achterliggende gedachte van de keuzevrijheid wel: als je hooggemotiveerd bent, dan leer je spelenderwijs”, zegt Lieve Hoeyberghs. “En in die zin zijn de mensen die voor GGZ kiezen idealisten. Ik werk graag met die mensen, omdat ze echt super gemotiveerd zijn. Die zijn ontvankelijk en open. Dus op zich heb ik niet echt een probleem met die keuzes.” Lon Holtzer: “Mag ik dan het voorbeeld geven van de arts? Die moet door het hele bad. En dat is ook maar logisch. Beeld je eens een huisarts in die alleen oncologie gekregen heeft. Dat gaat niet! Maar tegelijk vind ik het beangstigend om daar echt stelling in te nemen, omdat we keuzes gaan moeten maken en beslissingen moeten nemen die heel verre gevolgen hebben. Ik pleit ervoor om studenten verpleegkunde het hele bad te laten doorlopen, met die bedenking erbij dat ik niet weet hoeveel van die bagage je nodig hebt in het werkveld. Als je daar niets meer van nodig hebt, dan is het een verspilling van je tijd geweest. In welke mate ben je in GGZ een verpleegkundige? Wat is de identiteit van een GGZ-verpleegkundige? Ik vraag me ook af hoe jullie de evolutie zien van GGZ in het kader van artikel 107?”
identiteit “Binnen een algemeen ziekenhuis is ook veel psychiatrie”, kaart Joris Leys aan. Zo heb je de psychiatrische liaison-verpleegkundigen: psychiatrische verpleegkundigen die rondgaan van dienst tot dienst. Maar ik heb de indruk dat de psychiatrie in algemene ziekenhuizen nog altijd een ver-van-ons-bedshow is. Terwijl ze er dagdagelijks middenin zitten. GGZ heeft gigantisch veel werk rond beeldvorming. En met de omschakeling in het onderwijs waarbij meer psychiatrie in de opleiding verpleegkundige zal sluipen, kan je alleen maar hopen dat die beeldvorming verandert.” Lon Holtzer: “Vanuit het onderwijs hebben jullie een heel sturende invloed. Ik denk dat we kleur moeten bekennen. Op één of andere manier moet je de identiteit van de psychiatrisch verpleegkundige zuiver krijgen. Nu overheerst vooral het beeld van de tweedeling: ‘In GGZ werken ofwel verzorgenden ofwel zijn het -peuten of -ogen’.” “Soms merk je bij bachelors inderdaad het -peutische”, beaamt Eddy Impens. “Dat zijn mensen die te weinig inzetten op het laagdrempelige en breed scopische aspect
psychiatrie & verpleging | 2013-01
in de relatie verpleegkundige-patiënt. Dat is niet juist. De identiteit van een verpleegkundige moet er één zijn van laagdrempelige, kwaliteitsvolle nabijheid. Dat sluit professionaliteit zeker niet uit. Integendeel, dat is precies het moeilijke.” Lon Holtzer: “Er komt een cursus Integrerende Verpleegkunde Revisited (IVR), specifiek voor GGZ en ouderenzorg. De aanleiding voor de cursus was aanvankelijk het tekort in de algemene ziekenhuizen aan verpleegkundigen en het integreren van zorgkundigen. Gezien de eigenheid van GGZ en ouderenzorg, kun je die principes echter niet zonder meer vertalen naar die omgevingen en vraagt dit ook een afzonderlijke discussie. De grote vraag is: wat is verpleegkunde? En wat is zorg? In de komende jaren zal de nood aan zorg geweldig toenemen, maar intussen moeten we de rol van verpleegkundigen durven herbekijken en in het geheel vastleggen. Dit geldt zeker ook voor de sector van geestelijke gezondheidszorg die door artikel 107 voor grote uitdagingen staat. Het zal er op aan komen de identiteit van ‘verpleegkundige geestelijke gezondheidszorg’ goed vast te leggen.”
bouwstenen
“Het werkveld vraagt onmiddellijk inzetbare, breed gevormde én gespecialiseerde mensen tegelijkertijd, maar dat is uiteraard een zeer ambivalente vraag.” – Lon Holtzer
“Daarom ligt voor mij net de uitdaging erin om GGZ van het eerste tot en met het derde jaar zo goed mogelijk te geven”, zegt Lieve Hoeyberghs. “Je komt als student in aanraking met psychiatrie in je stages: hoe ga je daarmee om? Wat is afstand-nabijheid? Die bouwstenen moeten op een systematische manier aangebracht worden.” Lon Holtzer: “De principes die in GGZ gehanteerd worden, zijn inderdaad zeer sterk. Omdat je daar de mens alle tools probeert te geven om zijn eigen leven weer uit te bouwen. Ook in andere diensten kan dat enorm nuttig zijn. Als ik bijvoorbeeld een oncologisch probleem heb, dan kunnen die principes me leren hoe ik verder kan, hoe ik achteraf mijn leven kan hervatten met dat oncologisch probleem. Wie let daar nu op? Terwijl dat wel essentiële dingen zijn.” “Verpleegkundigen hebben een toegevoegde waarde. Een mooi voorbeeld is het verhaal van mijn neef, die een beenmergtransplantatie onderging. Hij wees me erop dat het de oudere verpleegkundigen zijn die het ziekenhuis doen draaien vanuit een natuurlijke autoriteit. Het zijn zij die de patiënt benaderen op een rustige, kalme en zelfzekere manier die patiënten helpen. Zij dragen het genezingsproces. Welke hervormingen er ook zijn, die kracht van verpleegkunde moeten we vasthouden.”
psychiatrie & verpleging | 2013-01
25
“Alle studenten verpleegkunde zouden een bad GGZ moeten krijgen”
Eddy Impens: “Is het niet belangrijker om in te zetten op het relationele aspect van het beroep dan om te focussen op de technische kant?” Lon Holtzer: “Daar zijn heel wat discussies rond. In het onderwijs ligt de focus op kritisch nadenken. Het onderwijs moet ervoor zorgen dat de studenten er staan en dat ze mee kunnen met evoluties. HBO-5 traint dan weer ‘on the job’. Maar je ziet dat beide niveaus onvoldoende zijn. HBO-5 moet wat kritischer staan in het veld, en de bachelor moet om te overleven een aantal competenties hebben om onmiddellijk van start te kunnen gaan. Dat heeft ook te maken met zelfvertrouwen. Als ik in theorie weet hoe ik een blaassonde moet plaatsen, maar ik heb het nog nooit gedaan, dan voel ik me zeer onveilig. Dat soort vaardigheden moet opgebouwd worden, naast het kritisch vermogen om te kunnen anticiperen en klinisch te redeneren. Dat is heel erg veel om te verwezenlijken in een drie jaar durende opleiding. Het lukt niet om binnen die 3 jaar dan ook nog eens specialisatie te willen realiseren, volgens mij. Daarom volg ik de redenering om te stoppen met de afstudeerrichtingen. Om een goede basis te hebben en van alle pathologie thuis te zijn, heb je drie jaar nodig. Als je je wil specialiseren, kan je dat in een vierde jaar doen. Maar of dat het juiste antwoord is voor GGZ, weet ik niet. Hoeveel van die bagage van algemeen verpleegkundige heb je nodig in GGZ? En ga je in de GGZ-dienstverlening naar teams van zorgverleners met enkele verpleegkundigen, naast –peuten en –ogen, of blijven teams draaien op basis van de aanwezigheid van verpleegkundigen? Misschien heeft GGZ dan wel 2 jaar extra nodig.” 26
master “Het is bovendien bijzonder goed dat er een master is, maar we moeten met veel meer zorg communiceren dat een verpleegkundige een master kan volgen aansluitend op een bachelor. Dit is belangrijk om meer ASO-studenten aan te spreken voor verpleegkunde”, vindt Lon Holtzer. “Dan moet er wel een concrete functie tegenover staan, wat nu nog niet echt het geval is”, reageert Joris Leys. “Binnen het onderwijs is er steeds meer plaats voor masters in de verpleegkunde. Binnen de ziekenhuizen zijn de functies voor masters in de verpleegkunde voor mij onduidelijk. Toch studeren er jaarlijks tientallen master in de verpleegkunde af zonder enige werkervaring. Welke rol is er voor hen weggelegd in het werkveld?” Lon Holtzer: “Wat mensen als Eddy (Eddy Impens, red.) zouden moeten doen, is hun beste mensen aansporen om een masteropleiding te gaan volgen en les te gaan geven. Maar sommigen hebben het gevoel dat ze dan hun goede krachten buiten jagen. Ideaal is de combinatie werk-onderwijs maar dit is heel moeilijk. We moeten ons daar beter voor organiseren. Nu hebben die mensen twee contracten, twee werkgevers en doen ze er financieel verlies aan. We moeten ervoor zorgen dat die mensen de combinatie kunnen maken met één contract, dat het geen invloed heeft op hun pensioen, dat er één functioneringsgesprek is en dat de praktijk voor een stuk loslaat aan de rigide organisatie van de shiften, etc.” “Maar daarna moeten ze wel terugkomen”, zegt Eddy Impens. “We kunnen wel expertise van bij ons delen in het onderwijs door bijvoorbeeld te getuigen over wat wij doen in de forensische psychiatrie, maar daarna hebben we die mensen hier wel weer nodig.” Lon Holtzer: “En toch moeten we erover waken dat ze niet enkel optreden als gastprofessor. Ze moeten ook echt mee nadenken over de richting die het onderwijs uit
psychiatrie & verpleging | 2013-01
moet. Als je thuis een gast ontvangt, verzet die de meubelen niet, en dat is net wat de masters uit het werkveld wél zouden moeten doen in het onderwijs. Het belang van je zonen en dochters uit te sturen is ook voor jezelf van kapitaal belang. Want als zij lesgeven, dan zijn ze automatisch ambassadeur voor jouw instelling.” “Een grote ontgoocheling voor mij was toen artikel 107 gestart werd”, vertelt Joris Leys. “Van in het begin werden heel weinig uitnodigingen gestuurd naar het onderwijs om mee te denken in dat proces, terwijl je daar met jonge mensen zit vol frisse ideeën. Dat is een teloorgang van talent, ideeën en creativiteit.” Lon Holtzer: “Dat is heel mooi dat je dat zegt, want dat horen we niet overal. Waar het werkveld in tekortschiet is om thema’s die onderzocht moeten worden door te spelen naar het onderwijs. Als je gemengde aanstellingen hebt, dan kom je daar voor een stuk vanzelf aan tegemoet. We zouden moeten werken naar het model van de artsen. Daar heb je één lijn: onderwijs-onderzoek-werkveld. Die artsen dragen uiteraard niet de structuur van het onderwijs, maar de mix is al gezonder.”
beeldvorming Joris Leys: “In alle media wordt in interviews over GGZ vertrokken van een bepaald doemscenario dat men probeert te temperen. Dat negatieve beeld bepaalt ook de perceptie van jonge mensen om al dan niet voor GGZ te kiezen. Laat ons eerlijk zijn: het is niet het beroep dat het meest positief in beeld komt. Aan de andere kant stijgen de inschrijvingen wel bij ons, wat mogelijks te maken heeft met werkzekerheid. In elke crisisperiode zie je het aantal studenten verpleegkunde stijgen. Maar het is ook gewoon een mooi beroep en dat komt niet aan bod in de media. Dan is het toch fantastisch om te zien dat er toch nog heel wat jongeren bereid zijn om in de verpleging te stappen.” Lon Holtzer: “Jongeren zijn helemaal niet zo negatief als wij denken. Jongeren leggen heel veel positivisme en engagement aan de dag. Positief is ook dat we veel meer zijinstromers (nvdr: mensen die op latere leeftijd de opleiding van verpleegkunde starten) krijgen. Zij-instromers hebben een heel positief effect, omdat ze reeds door de wol van het leven geverfd zijn. Ze hebben een pak competenties en kiezen heel bewust voor verpleegkunde. Het aantal 18-jarigen in de maatschappij is aan het dalen, dus als we een stijging in het aantal studenten verpleegkunde willen teweegbrengen, dan moeten we ons ook focussen op de zij-instromers. Uiteraard is het een en-enverhaal: we mogen de 18-jarigen niet loslaten.” “Zij-instromers zijn droomstudenten”, getuigt Lieve Hoeyberghs. “En zeker in de psychiatrie heb je veel zo’n zij-instromers. Zij staan met beide voeten in het leven en beschikken over heel wat levenservaring. Ideaal voor een job in de GGZ. Lon Holtzer: “Zorg heeft veel meer aandacht gekregen en daar ben ik heel blij mee. We hebben nood aan goede zorg, pur sang en met de juiste houding. Door het ontstaan van zorgkundigen is de discussie van verpleegkunde en zorg veel meer op de voorgrond gekomen en ik denk dat we die nog meer op de spits moeten drijven. Niet om in stukjes te kappen, maar om het helder te krijgen en het profiel van verpleegkunde te krijgen dat we willen: mensen met hoofd, hart en handen. En je hebt ze alle drie nodig. Zorgkundigen gebruiken het ‘hoofd’ op een andere manier, maar bij verpleegkundigen blijft voor mij het proactieve, het communiceren, het observeren, het klinisch denken van kapitaal belang.”
psychiatrie & verpleging | 2013-01
27
“Alle studenten verpleegkunde zouden een bad GGZ moeten krijgen”
HBO-5
28
Lon Holtzer: “Intussen doen HBO-5-opleidingen goed georganiseerd verder. Hoe kijken jullie aan tegen psychiatrische HBO-5-verpleegkundigen?” Eddy Impens: “Op het werkveld zien we geen verschil, zeggen de studenten zelf. Er zullen altijd zwakke bachelors en heel sterke HBO-5’ers zijn. Maar in principe zou het zo moeten zijn dat je van de bachelors meer oplossend vermogen in complexe situaties mag verwachten. De beleving van A1’ers en A2’ers op het werk is eigenlijk identiek. De schuld daarvoor ligt bij het werkveld, dat A1- en A2-verpleegkundigen te weinig uitdaagt. Zijn er argumenten om HBO-5-verpleegkundigen te houden? Zeker wel. Je hebt niet voor elke specialisatie binnen GGZ bachelors nodig. En ik denk dat de instroom van verpleegkundigen in GGZ nog kleiner zijn als je zou bedanken voor HBO-5. Maar misschien zou de GGZ wel verder kunnen gestaan hebben als er relatief meer bachelors waren geweest en minder HBO-5’ers. In de GGZ loert immers het gevaar van het routinematig handelen.” Lon Holtzer: “Je hebt veel niveaus nu: verzorgenden, zorgkundigen, HBO-5, bachelors, banaba’s en masters. Zijn al die niveaus nodig? Het is de innerlijke strijd waar ik het meest mee worstel. Mijn oorspronkelijke doelstelling was verpleegkunde weer bespreekbaar te maken in het ASO. Ondertussen is die drive achterhaald door de enorme golf van zorg die op ons afkomt. Van de poetsvrouw in de thuiszorg tot de universitair die een groot ziekenhuis leidt en iedereen die daartussen zit: we hebben al die niveaus nodig en het is aan de zorgsector om zich zo te organiseren dat iedereen een zinvolle plaats krijgt in de zorgorganisatie. Maar hoe moet je dat gaan sturen? Ik zou me niet gerust voelen als we alleen de kaart van ASO zouden trekken. Als we alleen spelen op de achttienjarige, intellectueel capabele studenten, dan verliezen we de strijd gigantisch. Maar wat gaat nu de norm voor verpleegkunde worden? Daar vrees ik voor. Als we niet opletten, zou HBO-5 wel eens de norm kunnen worden.”
flexibilisering “Ik heb niet echt de indruk dat de studies gemakkelijker zijn geworden dan vroeger, maar waar ik wel bezorgd over ben, is het hele verhaal van de flexibilisering van het onderwijs”, kaart Joris Leys aan. “Als je studies bachelorniveau over 6 tot 7 jaar mag spreiden – om van de andere faciliteiten nog te zwijgen – dan krijg je er zelfs iemand die het al moeilijk had in het middelbaar nog door. Met alle gevolgen van dien. Sommige studenten worden erdoor getrokken onder het mom dat het nodig is, want dat er een tekort is. Maar dan krijg je een uitholling van het beroep en van het niveau van de bachelors en dat is een probleem.” Lieve Hoeyberghs: “Er studeren nog steeds enorm goede studenten af met een goed reflectief vermogen, theoretisch beslagen, zeer bekwaam. Maar het is geen norm meer. We moeten een kip een kip noemen: de instroom bestaat niet meer hoofdzakelijk uit ASO-studenten.” Lon Holtzer: “Daar moeten we wel terug naartoe. De oorzaak is duidelijk: alle meisjes die intellectueel in staat zijn om studies aan te vatten in onze sector, gaan voor de opleiding geneeskunde. Dàt is de uitholling geweest van ons beroep. Dat zijn de mensen waarop je kan bouwen en die zijn we kwijtgeraakt. Het grote gevaar is dat we ook veel minder leidinggevenden gaan vinden onder de verpleegkundigen, waardoor steeds meer psychologen in de plaats beginnen te komen en de verpleegkundigen afdalen
psychiatrie & verpleging | 2013-01
tot louter zorg. Vandaar mijn pleidooi voor het onderscheid tussen zorg en verpleegkunde.”
stages Lon Holtzer: “De grote moeilijkheid om mensen naar verpleegkunde te krijgen, is het fysieke aspect. Veel GGZ-verpleegkundigen vluchten weg voor het fysieke. Heel veel mensen hebben last met het tactiele. Stel: ik ben een 17-jarige jongen en ik moet een 85-jarige vrouw wassen. Daar moet je wel even je grenzen voor verleggen, hé. Het is niet evident. Dat wordt zwaar onderschat.” “Je moet dat in gedachten houden bij het toekennen van stageplaatsen”, vindt Eddy Impens. “Het zou niet mogen zijn dat eerstejaarsstudenten als eerste stage een plek in de ouderenzorg krijgen. Dat is geen goede eerste brug tussen onderwijs- en werkveld.” Lon Holtzer: “Stages organiseren en invullen is een heel moeilijke, maar heel cruciale opdracht. De opbouw van een stage, hoe je daarmee omgaat, wat je met die mensen doet, de ondersteuning, … Dat is zó belangrijk! Hoe kan je dat correct opbouwen? Je moet de studenten niet voor hun eerste stage naar geriatrie sturen, maar waar dan wel? Of moet je langer theoretisch opleiden en ze daarna pas confronteren met het werkveld? En hoelang moet een stage duren? Moet je daarin veel verschillende dingen doen of een paar dingen diepgaand? Ik hoor het onderwijs veel meer voor verdieping gaan dan voor verbreding, maar persoonlijk zou ik de verbreding niet laten vallen.” “Als je vindt dat een goede verpleegkundige iemand is die flexibel is, die zich in verschillende domeinen op verschillende momenten vlot moet kunnen integreren, dan moet je voor korte stages gaan”, reageert Joris Leys. Lon Holtzer: “Daar ga ik voor. Niet om ze op alle diensten te kunnen inzetten omdat er toevallig iemand te kort is, maar wel omdat elke patiënt anders is. We bepamperen de jongeren te veel. We moeten weer durven zeggen: ‘Go! En sta daar gewoon!’ Door korte stages te geven op alle mogelijke domeinen en hen te leren zich zeer snel aan te passen aan nieuwe situaties.” “De banaba is de passe-partout voor ons dossier van de vierjarige opleiding. We kunnen daar niet onderuit. Ik denk dat we water bij de wijn gaan moeten doen: bij de driejarige opleiding blijven, maar wel vragen naar een uitbreiding van de banaba’s, in combinatie met werken. Want een banaba van 60 studiepunten geeft je een bijkomend diploma en dat is toch een verschil met postgraduaat.”
Lon Holtzer is sinds november 2010 door Vlaams Minister Jo Vandeurzen aangesteld als zorgambassadeur in het kader van het actieplan ‘Werk maken van werk in de zorgsector’. Eddy Impens is algemeen directeur van P.C. Sint-Jan-Baptist in Zelzate en gastprofessor aan de Arteveldehogeschool in Gent, campus Kantienberg, opleiding bachelor in de verpleegkunde, keuzetraject GGZ. Joris Leys is lector aan de Arteveldehogeschool in Gent, campus Kantienberg, opleiding bachelor in de verpleegkunde, keuzetraject GGZ. Lieve Hoeyberghs is lector aan de Hogeschool Gent, faculteit Mens en Welzijn, opleiding bachelor in de verpleegkunde, keuzetraject GGZ.
psychiatrie & verpleging | 2013-01
29
welbeschouwd Speciaal nummer Reintegration Award 2012
Dr. G. Otte
Tussen leven en dood: een a-thanasie-licht op psychisch lijden
30
Ze was al een eindje in de 70 toen ze via de dienst Intensieve Zorgen van een nabij gelegen academisch ziekenhuis naar onze toenmalige afdeling “algemene psychiatrie en stemmingsstoornissen” werd overgebracht. “Vitale depressie en tentamen suïcide” wou het begeleidend briefje nuchter kwijt. Wanneer een boerin hoofd vooruit de waterput induikt, putje winter, dan is de kans dat ze dat overleeft zeer gering. Maar zij werd in extremis gered, zwaar onderkoeld weliswaar, half verdronken, met pneumonie en nierblokkering door de vele spierkneuzingen. De moderne geneeskunde haalde haar er na weken van volharding en wat men noemt ‘heroïsche strijd’ toch heelhuids door. “Somatisch alles OK”, wist het briefje nog opgewekt te vertellen. “Graag controle biologie na 14 dagen. Collegialiter.” Psychiatrisch was evenwel niet ‘alles OK’. Wel integendeel, verre van zelfs. Een uitgesproken vitaal depressief beeld, fragiele dame roerloos voor zich uitstarend, hoofdschuddend op alle vragen. Zelfs geen handenwringen meer, geen angst, maar enkel nog die eindeloos verre en lege blik en het periodisch zwak gestamel, berustend… “Laat mij nu toch maar… gaan.” “Dokter, ze gaat achteruit hoor. Ze drinkt niet en weigert voedsel”, appelleerde de verpleging kordaat terwijl de psycholoog bezig was uit te vissen wat er zoal kon mislopen dat men op die leeftijd zo abrupt de waterput induikt. Veel tijd kreeg men evenwel niet. Dehydratatie, elektrolytstoornissen,… op amper enkele dagen kan je dergelijke porseleinen patiënten verliezen. Een hydraterend infuus kon toen gelukkig nog op de afdeling ziekenzaal van de psychiatrie en het bracht wat tijd en respijt. Via haar huisarts kregen we het volledige achtergrondverhaal. “Zij en haar man zijn een hardwerkend koppel die elkaar in het harde werk op het boerenerf waard zijn. Vriendelijke, brave mensen die leven voor hun boerderij. Een tikkeltje aan de zuinige kant wellicht, maar overigens doodeerlijk. Een gelukkig diepgelovig gezin gezegend met twee kinderen. Toen ze ouder werden, nam de zoon de boerderij steeds meer over, maar ze hielpen alle dagen mee. Hun dochter is goed gehuwd en leeft in het zuiden van Frankrijk. Jaarlijks gaan ze er een weekje naartoe. De kleinkinderen zijn hun lange leven, maar werken wellicht nog meer. Nooit zitten ze stil of genieten ze, steeds zijn ze aan het helpen en werken. Zelfs in Frankrijk helpen ze mee. Schitterende mensen, eenvoudig maar echt. Het zit hen in het bloed.” Kerngezond was zij, tot het gesukkel met haar knie begon. “Gonarthrose”, zei Willy de orthopedist. Gaandeweg kreeg ze meer pijn.” Hij lachte wat groen met de ongewilde metafoor. “Ze kon steeds minder helpen op de boerderij en je zag dat het haar diep bedrukte. “Je moet begrijpen, geachte collega, voor mensen op den buiten en speciaal in de boerenstiel wil dat heel wat zeggen.”
psychiatrie & verpleging | 2013-01
Ik begreep het overigens maar al te goed. Ik heb in mijn jeugd ook menig uur gespendeerd met het mennen van boerenpaarden. De geur van hooi, de alomtegenwoordige geur van mest en de bonte verzameling koeien en geiten, de honden en katten, konijnen en kippen op het erf. Het bonte wereldje van de boerderij met het zinken bad in de stal, waar het vuil van de week van je werd afgeschrobd en waar je nadien te drogen werd gezet bij een gloeiende Leuvense keukenstoof, aandachtig luisterend naar allerhande mysterieuze en altijd spannende boerenverhalen, is me welbekend. “Toen kreeg ze een ferme griep”, vervolgde de huisarts. “En sindsdien ging het snel achteruit. Maar wat die dag gebeurde, had niemand kunnen voorzien. Het zit niet echt in de familie.” Hij keek haar echtgenoot vragend aan. Ik volgde zijn blik. Haar echtgenoot beaamde met een stille hoofdknik. “Help haar toch”, smeekten zijn ogen. “Laat haar toch gaan”, adviseerde de verpleging. “Ze eet en drinkt niet meer en ze reageert niet op antidepressiva (we hadden inmiddels anafranil parenteraal opgestart). Ze is niet meer bereikbaar. Ze is duidelijk ‘op’, levensmoe, uitgeblust. Ze heeft het lastig. Ze lijdt. We moeten haar verlossen, laten gaan. Dit lijden mogen we niet rekken. Dat is niet menselijk.” Inderdaad, beaamde de psycholoog wat bedachtzamer. “Het is overigens “psychologisch.” Hij lachte wat nerveus. “Je moet het zo bekijken: ze is als de grootmoeder bij de indianen of beter nog, bij de eskimo’s. Ze is uitgeteld en op, ze kan niet meer helpen en wil niemand tot last zijn. De oude eskimo-vrouwen voelen aan dat hun rol uitgespeeld is, dat hun leven een einde neemt. Ze berusten daar in. Ze gaan dan op een ijsschots zitten en laten zich wegdrijven, diep in de nacht om de gemeenschap niet tot last te zijn. Heel haar leven was de vrouw van dit type dienstbaarheid. Echte hobby’s heeft ze niet, ze werkt alleen maar voor de boerderij en voor haar zoon. En nu lukt dat niet meer. Ze wil geen blok aan het been zijn. Haar leven heeft zijn zin verloren. We moeten haar laten gaan. Laten wegdrijven, als het ware.” Zijn blik ging in de verte. We ‘moeten’ haar laten gaan, weerklonk de echo in mijn hoofd. “Moeten? Moeten we dat nu echt”, twijfelde ik, licht opstandig. Het ego wordt niet graag ‘gemoeten’. Psycholoog en verpleegkundige knikten echter ferm. Sereen en zonder twijfels. Ik beneed hen de zekerheid. Klopt dat eigenlijk wel, die metafoor van die afdrijvende ijsschots of is het weer zo’n ‘urban legend’ zoals die zogezegde 50 verschillende namen voor sneeuw die eskimo’s zouden gebruiken, nog zo’n fabel. Toch gevaarlijk overtuigend zo’n metafoor. Opstandigheid en weerstand groeien. Het klinkt allemaal zo verdomd plausibel. Ook de zoon leek zowaar te twijfelen. Hij wil zijn moeder niet onnodig laten lijden. Het is een brave gast. De blik in de ogen van haar man echter twijfelde niet, want daar las ik nog steeds, stilzwijgend: “Help haar toch, aub.” Verdomme, vloekte ik bijna inwendig. Kan je dat niet luider zeggen of eisen! Maar het is geen eisende man. Het is een zachte, brave, discrete en gehoorzame man. Plots herkende ik in hem mijn overgrootvader op de boerderij. Mijn pépé. Ik twijfelde steeds minder. “Het kan toch een postgrippaal losgewoelde melancholie zijn”, overwoog ik luidop en iets te affirmatief opdat iedereen het zou horen. Puur afgrijzen voelde ik in de blik van de psychotherapeut bij zoveel onmenselijke therapeutische hardnekkigheid. Negatieve gevoelens en zelfs misprijzen in de ogen van de verpleegkundigen. Dat doet geen deugd, verre van. Maar weer zag ik de blik van haar echtgenoot voor mij. “Help haar”, vroeg de stille pépé. Of maakte ik me maar wat wijs?
psychiatrie & verpleging | 2013-01
31
Dr. G. Otte
32
Ik hakte dan, barser dan echt nodig, de We ‘moeten’ haar laten gaan, knoop door. “Bel de ambulance en we gaan naar weerklonk de echo in mijn een nabijgelegen psychiatrische kliniek hoofd. “Moeten? Moeten we waar ze nog ECT doen.” Ons verouderd dat nu echt”, twijfelde ik, licht ECT-machine doet enkel nog dienst in het museum als stille getuige van wat opstandig. de psychiatrie vroeger allemaal met de mensen deed. “Zo werden hier de mensen geschokt” huivert dan menig bezoeker als in een griezelfilm. Brrr… Wekenlang kwam er geen nieuws en voelde ik de beschuldigende blikken van de medewerkers branden in mijn rug. Ik heb helaas geen eelt op de ziel en evenmin een olifantenhuid, wat toen goed van pas gekomen zou zijn. Het was een akelige periode. De verpleegkundige bleven beleefd en zakelijk, maar de hartelijkheid, de kwinkslagen van weleer waren er die weken niet meer bij. Een dan, op een goede dag stond ze er terug. Laat ik haar voor het gemak Zulma noemen. Volledig opgeklaard, stralende blik, warme glimlach en meer dan blije familie. Ongelooflijk. Geen eskimo’s te bespeuren, behoudens wat onwennig personeel dat plots snel naar enkele dringende patiënten moest. Ze verliet al na enkele dagen de kliniek, huiswaarts naar ‘haar’ boerderij. Volledig ‘psychiatrisch OK’ noteerde ik wat trots op het voorlopig ontslagbriefje aan de huisarts, inmiddels ook vriend geworden. Ik volgde haar ambulant in private consultatie en na zes maanden bleef het beeld perfect stabiel. Geen wolkje aan de lucht. Tijd om de controle over te laten aan onze vriend, haar huisarts.
een niet erg psychologische vraag De laatste consultatie met Zulma diende zich aan en ik kon de verleiding niet weerstaan om een zeer onpsychologische vraag te stellen, de enige vraag die ik beter niet kan stellen. Een vraag die vermoedelijk weer een blik van puur ongeloof en verbijstering op het gezicht van mijn brave psychotherapeut getoverd zou hebben bij het aanhoren van dergelijke plompe, onpsychologische aanpak. Ik heb het hem dan ook maar vele maanden later durven te vertellen. “Hoe gaat het nu eigenlijk nog met Uw knieën, Zulma, nog veel pijn?” Ik vroeg het zo terloops mogelijk maar hield wel even de adem in, zelf geschrokken door het boude moment. “Zwijg meneer”, antwoordde ze bijna kreunend. “Zoveel pijn. Ik moet nu elke dagen speciale bollekes nemen van de huisarts en hij heeft zelfs al spuiten met cortisol moeten geven.” Roekeloos ging ik nog een stapje verder, dichter naar de afgrond van het recidief. “Kan je dan nog wel helpen op de boerderij?” “Neen”, antwoordde ze rustig glimlachend tot mijn grote opluchting. “Niet met lichamelijk werk. Maar ik maak mij wel nuttig, hoor. Ik help dagelijks de kleinkinderen met hun schoolwerk en leer hen koken. Niets zo goed als een gezonde boerenkeuken.” Ik beaamde volmondig. We begrepen elkaar. Ik ben ook kind van de boerenbuiten. Ze lachte en haar man lachte breed met haar mee. En ik lachte uiteraard ook. Opgelucht en blij voor hen. Een grote gemeenschappelijke boerenglimlach “sans paroles”.
psychiatrie & verpleging | 2013-01
De boerin
Een warm en uniek gedeeld moment, even warm als de glimlach die ik me steeds blijf herinneren van Vincent. Opgedragen in dankbare herinnering aan een goede vriend en mentor-neuropsychiater uit wiens eeuwige glimlach vele mensen steeds ongebreideld warmte voor hun ziel mochten putten, Vincent De Maere.
Dr. Georges Otte is hoofdgeneesheer in het P.C. Dr. Guislain in Gent.
33
H. Nouwen, Met de dood voor ogen, Lannoo, Tielt, 1994, 59.
2
psychiatrie & verpleging | 2013-01
Meegedeeld
34
psychiatrie & verpleging | 2013-01
Vorming
Vorming
Omgaan met conflictueuze patiëntensituaties
Kennismaken met de gedragsanalyse
In elke zorgsituatie kan je te maken krijgen met één van de volgende situaties: moeilijk cliëntengedrag, agressieve reacties, conflictueuze situaties en complexe gedragingen. Als zorgverlener wil je dan vooral het gedrag van de cliënt begrijpen om aangepast te reageren. In deze vorming wordt eerder naar het gedrag van de zorgverlener gekeken, in wisselwerking met het gedrag van de cliënt. Zo worden diverse gedragingen en reacties geëxploreerd die invloed kunnen hebben op het gedrag van de cliënten. Er wordt ook een inzicht in je persoonlijke stijl ontwikkeld om met diverse situaties om te gaan. De vorming werkt met concrete situaties en vragen van de deelnemers. Wie deelneemt, engageert zich om persoonlijke ervaringen uit te wisselen. Er is afwisseling met situatieanalyse, groepsinteractie, individuele en subgroepopdrachten. Elke deelnemer gaat naar huis met enkele persoonlijke leerpunten.
Gedragspsychologie of gedragsanalyse is de wetenschappelijke studie van het gedrag. Experimenteel onderzoek bij mens
Data: woensdagen 6 en 20 maart 2013 van 9.30 tot 16.30 uur Plaats: Vormingscentrum Guislain, Campus Huize Leven, Boeveriestraat 14, 8000 BRUGGE. Inlichtingen/inschrijvingen: derden (niet-Broeders van Liefde) betalen 260 euro per persoon (koffie, middagmalen en infomap inbegrepen), meer info en inschrijvingen bij Marc Keuleneer, marc.keuleneer@fracarita.org of op www.vormingscentrumguislain.be
psychiatrie & verpleging | 2013-01
en dier staat daarbij centraal. Aan de hand van voorbeelden wordt geïllustreerd hoe vrij abstracte begrippen en vermogens onderzocht kunnen worden. Daarbij wordt onder meer regelmatig verwezen naar de Relational Frame Theory, de theorie onderliggend aan Acceptance & Commitment Therapy (ACT). Zowel experimentele als meer wetenschapsfilosofische beschouwingen komen aan bod. Af en toe worden verbanden gelegd met de praktijk van de zorgverlening, doch slechts in beperkte mate. De nadruk ligt hier op kennismaking met de wetenschappelijke gedragsanalyse en niet op de klinische toepassingen. Data: donderdag 21 maart 2013 van 13.30 tot 16.30 uur Plaats: Vormingscentrum Guislain - Campus Huize Leven, Boeveriestraat 14, 8000 BRUGGE. Inlichtingen/Inschrijvingen: derden (niet-Broeders van Liefde) betalen 65 euro per persoon (koffie en infomap inbegrepen), meer info en inschrijvingen bij Marc Keuleneer, marc.keuleneer@fracarita.org of op www. vormingscentrumguislain.be
35
meegedeeld Speciaal nummer Reintegration Award 2012
36
Vorming
Studiedag
Farmacologische en psychofarmacologische aspecten bij ouderen
The long and winding road: 15 jaar op weg met plegers van seksueel grens-overschrijdend gedrag
De medicamenteuze therapie bij ouderen vraagt de nodige omzichtigheid, omdat tal van complicaties kunnen optreden ten gevolge van verschillende factoren waar we als zorgverlener dienen rekening mee te houden.
Zowel samenleving als hulpverlening hebben een hele weg afgelegd in het denken en handelen over grensoverschrijdend gedrag, zeker als het gaat over seksuele overschrijding. Emoties laaien telkens hoog op wanneer nieuwe feiten onder de aandacht komen. I.T.E.R., centrum voor hulpverlening aan plegers van seksueel grens- overschrijdend gedrag, bestaat 15 jaar en vraagt aandacht voor deze evolutie, maar tegelijk wil het ook getuigen over haar eigen ontwikkeling en toekomstige ontwikkelingen aanstippen.
Data: dinsdag 23 april 2013 van 13.30 tot 16.30 uur Plaats: Vormingscentrum Guislain - Campus Guislain, Jozef Guislainstraat 43, 9000 GENT. Inlichtingen/inschrijvingen: derden (nietBroeders van Liefde) betalen 65 euro per persoon (koffie en infomap inbegrepen), meer info en inschrijvingen bij Marc Keuleneer, marc.keuleneer@fracarita.org of op www.vormingscentrumguislain.be
Open dag Dag van de Zorg Op Dag van de Zorg openen organisaties uit zorg en welzijn en bedrijven uit de witte economie hun deuren voor het grote publiek. Dag van de Zorg werkt aan een correcte en positieve beeldvorming zet de aantrekkelijkheid van de zorgberoepen in de kijker; maakt mensen wegwijs in het brede aanbod; brengt zorg, welzijn en de witte economie samen. De Dag van de Zorg is dit jaar aan de tweede editie toe.
Data: donderdag 7 maart 2013 Plaats: HUB, Warmoesberg 26, 1000 Brussel Inlichtingen/inschrijvingen: Deze studiedag is een samenwerking van I.T.E.R. en de Vlaamse Vereniging voor Geestelijke Gezondheid, met steun van HUBrussel. Accreditering - rubriek ethiek en economie - voor Belgische artsen is aangevraagd. Meer info en inschrijvingen op www.vvgg.be
Data: zondag 17 maart 2013 Inlichtingen/Inschrijvingen: Een bezoek brengen aan ĂŠĂŠn of meer voorzieningen, instellingen of bedrijven die deelnemen aan de Dag van de Zorg is gratis. Meer info op www.dagvandezorg.be
psychiatrie & verpleging | 2013-01
Brochure
Dossier
Gewetensclausule voor gezondheidswerkers
Euthanasie in België: 10 jaar toepassing van de wet
Geconfronteerd met vragen over onze gezondheid en ons leven, zijn wij vaak gedwongen moeilijke keuzes te maken bij bepaalde medische technieken, bij confrontatie met het lijden, bij bepaalde denkrichtingen…. Onze antwoorden verdienen een grondige studie en een rijp beraad. Daarom wil het Europees Instituut voor Bio-ethiek (E. I. B.), met de hulp van zijn wetenschappelijk comité iedereen de mogelijkheid bieden om zich in te lichten en te verdiepen in de problematiek van de bio-ethiek, zodat men er beter de maatschappelijke uitdagingen van kan begrijpen. “Kan een arts weigeren een euthanasie uit te voeren? Kan een verpleegster assistentie weigeren bij een abortus? Mag een apotheker weigeren om bepaalde producten af te leveren? Wordt de legitimiteit van dergelijke houding bevestigd in ons recht, of zelfs erkend in de wet?” Deze brochure probeert op een synthetische manier, in de vorm van vraag en antwoord, een stand van zaken te geven over deze vragen. De brochure ‘Gewetensclausule voor gezondheidswerkers’ is te verkrijgen via de website www.ieb-eib.org/nl/index.php
Op 28 mei 2012, is het 10 jaar dat België euthanasie gedepenaliseerd heeft, in het kielzog van Nederland dat de stap naar een dergelijke wetgeving een jaar eerder had gezet. Luxemburg inspireerde zich op deze wetten in 2009. Tot nu toe zijn deze drie Benelux-landen de enige die het feit ‘iemand die erom gevraagd heeft opzettelijk te doden’ uit de strafwet hebben gehaald. Op het ogenblik dat de depenalisering van euthanasie in verschillende staten ter discussie staat, ondermeer in Frankrijk, lijkt het het E.I.B. nuttig om een balans op te maken van 10 jaar toepassing van de wet over euthanasie in België. Het dossier, gestaafd door officiële documenten, legt de nadruk op problemen bij de toepassing van de wet. Ook wordt gewezen op de gevolgen die het ontbreken van een effectieve controle van de wet heeft. Het themadossier ’Euthanasie in België: 10 jaar toepassing van de wet’ kan je in pdfversie downloaden op de website www.ieb-eib.org/nl/index.php
psychiatrie & verpleging | 2013-01
37
meegedeeld Speciaal nummer Reintegration Award 2012
Oproep Dr. Guislain Award 2013 De Dr. Guislain Award beloont individuen, organisaties of projecten die een bijdrage lever(d)en op sociaal en cultureel gebied om af te rekenen met het stigma waarmee geesteszieken te maken krijgen. De Award is bedoeld voor initiatieven die geestelijke gezondheidszorg behandelen op een verantwoordelijke, duidelijke en dynamische manier en voor initiatieven die de creativiteit vooropstellen van zij die lijden aan een geestesziekte en zo sociale uitsluiting tegengaan. Initiatieven dus met de klemtoon op eerbiedwaardigheid, op een passionele, creatieve en innovatieve wijze.
38
De Award wordt jaarlijks uitgereikt op de Werelddag voor Geestelijke Gezondheid. Aan de internationale Dr. Guislain Award is een prijs van 50.000 dollar gekoppeld. Dat geld dient de winnaar te gebruiken in de geest van de Award.
Ken je een initiatief dat deze Award verdient? Nomineer het op www.drguislainaward.org! Uit de nominaties zal een winnaar gekozen worden door een onafhankelijke jury van leden met een wereldwijde authoriteit op vlak van geestelijke gezondheidszorg. Nomineren kan nog tot en met 10 maart. In een eerste fase worden projecten genomineerd door een korte vragenlijst in te vullen op de website. Uit deze nominaties wordt in een volgende fase een selectie gemaakt van projecten die gevraagd zullen worden om een uitgebreidere presentatie te geven voor de jury. De prijsuitreiking gebeurt op 10 oktober 2013, de Werelddag voor Geestelijke Gezondheidzorg. Heb je vorig jaar al een project genomineerd? Dan vragen we je graag om dat dit jaar opnieuw te doen. Nieuwe ontwikkelingen kunnen jouw project dit jaar immers tot een winnaar maken. Initiatieven van de organisatie Broeders van Liefde kunnen helaas niet meedingen naar de Dr. Guislain Award, gezien het Museum Dr. Guislain zelf ook een initiatief is van de Broeders van Liefde. De Dr. Guislain Award is een samenwerking van het Museum Dr. Guislain en Janssen Research and Development. www.drguislainaward.org
psychiatrie & verpleging | 2013-01
uitgelezen
Recent verschenen
bruffaerts r. (e.a.)
vermetten e. (e.a.)
Crisisopvang voor middelengebruikers in België. Reeks Wetenschap en Maatschappij
Handboek Posttraumatische stressstoornissen.
2012 | Academia Press Gent | 290 p.
Spoedgevallendiensten en crisiscentra spelen een belangrijke rol in het verstrekken van eerste hulp aan personen met middelengebonden problemen. Zij kunnen op dat moment ook het meer gespecialiseerde hulpverleningsaanbod kenbaar maken.
2012 | De Tijdstroom Uitgeverij Utrecht | 808 p.
Oorlog, rampen, geweldsmisdrijven, ongevallen, seksueel geweld, de plotselinge dood van een geliefde persoon. Het zijn schokkende gebeurtenissen waarmee ieder mens kan worden geconfronteerd en die kunnen leiden tot ernstige en soms ook langdurige gevolgen. verhagen p.
rober p.
Gezinstherapie in praktijk. Over ontmoeting, proces en context 2012 | Acco Leuven/Den Haag | 234 p.
Het gezin komt in therapie. Ze zitten nog even in de wachtkamer. De juf had moeder erop attent gemaakt dat er iets was. Ook de huisarts vond het zinvol dat het gezin er met een therapeut over zou praten.
psychiatrie & verpleging | 2013-01
Handboek Pychiatrie, religie en spiritualiteit. 2012 | De Tijdstroom Utrecht | 548 p.
Ooit werden patiënten met psychische problemen in opvallend veel culturen ‘behandeld’ door priesters, religieuze voorgangers. In Europa is die situatie al heel lang voorbij, al spelen volksgeneeswijzen met hun religieuze riten nog altijd hun rol.
39
uitgelezen
Recent verschenen
Speciaal nummer Reintegration Award 2012
renodeyn s. (e.a.)
Zie wie ik ben. Autisme in woord en beeld 2012 | Lannoo/Autisme Centraal Tielt/Gent | 192 p. 40
dierick m. (e.a.)
Handboek Psychofarmacotherapie.
Nog te vaak leeft het beeld dat autisme gelijk zou staan aan extreme geslotenheid, waarbij de betrokkene helemaal in een eigen wereld vastzit. Maar autisme verschijnt in veel meer vormen dan dit klassieke plaatje.
2012 | Academia Press Gent | 621 p.
Deze derde editie van het Handboek Psychofarmacotherapie bevat een grondige herziening van de bestaande data en aanvulling met meer recente wetenschappelijke gegevens en aanbevelingen. borms m.
Alzheimer. Een ongewenste, verwenste bezoeker 2012 | Davidsfonds Leuven | 72 p.
stinckens n. (e.a.)
Vinger aan de pols in psychotherapie. Monitoring als therapeutische methodiek 2012 | Acco Leuven/Den Haag | 262 p.
In dit boek wordt monitoring als een vorm van kwaliteitszorg voorgesteld die meer dan andere methodes aansluiting vindt bij de complexiteit van de alledaagse therapierealiteit.
Een bejaarde tante wordt door haar familie in een rust- en verzorgingstehuis geplaatst en spoedig daarna overgebracht naar een ander tehuis met een speciale afdeling voor dementen. De nicht die haar tijdens de laatste levensjaren begeleidt, observeert het dementeringsproces.
psychiatrie & verpleging | 2013-01
Recensie
Dood gelukkig leven, hoopvolle verhalen uit het ziekenhuis. jan de cock
Jan De Cock is geen onbekende in de literaire wereld. Met zijn verhalen uit de gevangenissen, “Hotel Prison”, waarin hij verslag uitbracht over de levenssituatie in niet minder dan 160 gevangenissen, en die hij met zijn eigen vloeiende stijl beschreef, heeft hij velen bewogen. Ook over Congo heeft hij een beklijvend verhaal geschreven, “De kelders van Congo”. Ditmaal begeeft hij zich in zijn eigen beroepsactiviteit, waar hij verhalen put voor bijna iedere dag van de maand. Hij is nu ziekenhuispastor in een Antwerps ziekenhuis en bundelt in het boek “Dood gelukkig leven” een reeks korte verhalen uit het leven gegrepen. Hij deelt er als het ware zijn ervaringen als ziekenhuispastor en de voorvallen die hij meemaakt, die hij ludiek weet in te kleuren. Een enkele keer gaat hij dieper en gewaagt zich om zijn visie over de zorg voor de medemens, zijn strijd met het lijden en de wijze waarop hij zijn pastoraal werk vervult prijs te geven. Steeds gaat het over de verborgen wijze waarop God aanwezig is, soms op een zeer verrassende wijze verschijnt en ter sprake wordt gebracht. Soms gaat het over de strijd die mensen leveren om nog zin te vinden in een leven dat door zwaar lijden is getekend, om dan weer een hoopvol verhaal te brengen van iemand die ondanks alles toch nog kan zeggen dat hij gelukkig is. Een aantal verhalen hebben een vervolg en we kunnen de beleving van de patiënt en zijn familie als het ware van maand tot maand volgen. We ontvangen hier geen handboek over ziekenhuispastoraal, nog minder een theologisch werk over de zin of onzin van ziekte, lijden en dood. Maar doorheen de levensechte verhalen gaat een wereld open die door een ziekenhuispastor vandaag beleefd wordt. Sommigen zullen kritiek hebben over de onduidelijkheid die hij schept over de plaats van de leek-pastor in het toedienen van de ziekenzalving, en over de visie die hij geeft op een euthanasie-aanvraag die toch overmatig positief wordt afgeschilderd, alsof dit nu het enige antwoord is dat gegeven kon worden. Hij gaat mee met de trend die we in de hedendaagse romans wel meer vinden, om alles wat met het erotische te maken heeft wat uit te kleuren in een platvloerse taal. Daarmee mist de humor, die tenandere sterk aanwezig is en dikwijls uit onverwachte hoek te voorschijn komt in het boek, soms haar fijnmenselijkheid. Een boek dat vlot, zeer vlot leest zonder een moment te vervelen. Br. René Stockman is de generale overste van de congregatie Broeders van Liefde. Hij is doctor in de Maatschappelijke Gezondheidszorg.
de cock, j.
Dood gelukkig leven, hoopvolle verhalen uit het ziekenhuis. 2012 | Lannoo Tielt | p. 245
psychiatrie & verpleging | 2013-01
41
42
Kunst in de kijker
Reginald Van de Velde: kunstenaar, fotograaf
V
oor de fotoliefhebbers onder ons kan fototechniek op zichzelf een enthousiasmerend onderwerp zijn. Vragen zoals “welke diafragmasluitertijd in combinatie met welke focus om een bepaalde scène het best in beeld te brengen?”, zijn vaak goed voor uren discussie. Maar de echte fotograaf-kunstenaar is diegene die die techniek in de perfectie beheerst om er dan bovenuit te stijgen, die met andere woorden de techniek ondergeschikt maakt aan het onderwerp. Daardoor belicht de kunstenaar bepaalde details, invalshoeken of objectassociaties die ons emotioneel niet onberoerd laten. Hij doet dat nooit provocerend, maar contemplatief. Wat Reginald van de Velde doet, gaat zelfs nog verder. Hij is de filosoof van de camera die ons confronteert met de relativiteit der dingen. Het thema is merkwaardig constant en kunnen we samenvatten als de “schoonheid van het verval”. Hij is de gids die je respectvol rondleidt in vervallen kastelen, fabrieken, huizen, brouwerijen, klinieken, theaters en kerncentrales die bevroren lijken in de tijd. Niet als voyeur maar als een museumbezoeker geraak je diep onder de indruk. Doorheen de foto’s proef je de vergankelijkheid der dingen, je ruikt het stof van de eeuwen en je wordt geraakt door onmiskenbare tekenen van een desintegratieproces dat bevroren lijkt in de oneindige stilte van de tijd.
psychiatrie & verpleging | 2013-01
Kunst in de kijker
43
Reginald van de Velde is een meester-tijdreiziger in het opzoeken van dergelijke sites over De wereld is een heel Europa. Hij laat je dingen zien waarvan schouwtoneel maar Reginald je nooit had kunnen vermoeden dat ze (nog) is er de meester van de bestaan. Hij gunt je een blik achter het gordijn coulissen. van deze wereld. De wereld is een schouwtoneel maar Reginald is er de meester van de coulissen. Een fascinerende ervaring. Zo ontdekte hij midden in de bossen een begraafplaats van 1.700 psychiatrische ex-asylaire patiÍnten. In stilte, anoniem begraven zonder ceremonie. Hij geeft ze terug een stem. Maar iedere foto heeft zo zijn eigen (vaak avontuurlijk) verhaal. Je kan zijn werk bekijken op zijn website http://www.suspiciousminds.com/, maar er is ook een grote collectie van zijn foto’s op Flickr terug te vinden (www.flickr.com/ photos/lenzz/). Uw bezoek waard.
Dr. Georges Otte is hoofdgeneesheer in P.C. Dr. Guislain in Gent.
psychiatrie & verpleging | 2013-01
Beste Belgische Koffiebrander 2012-2013 Unieke origine koffies, toestellen, barista workshops www.java.be 016 58 99 99
psychiatrie & verpleging | 2013-01