Cdr jg2 nr1 vanregenmortel

Page 1

Tine Van Regenmortel

Empowerment Times Een uitdagend en hoopvol kader voor de bestrijding van armoede en uitsluiting Maatschappelijk kwetsbare groepen (zoals mensen in armoede, dak- en thuislozen, mensen met een psychiatrische beperking) hebben een bijzondere positie in onze samenleving. Ze staan in een sterke afhankelijkheidsrelatie waarbij ze vooral ontvangen en waarbij de krachten van henzelf en hun omgeving niet of te weinig worden aangesproken. Tegelijkertijd wordt hun eigen verantwoordelijkheid voor de situatie waarin ze zich bevinden sterk benadrukt. Empowerment staat voor een andere kijk en aanpak. Vanuit een ruime erkenning voor kwetsbaarheid en het psychisch lijden dat dit met zich meebrengt, focust empowerment op krachten van mensen. Het gaat erom mensen in staat te stellen zich optimaal te ontplooien, hen te versterken door hen te verbinden met de samenleving binnen een sfeer van respect en vertrouwen. Kwetsbaarheden worden hierbij niet herleid tot louter individuele problemen, maar bekeken in relatie met de bredere sociale, institutionele en politieke omgeving. Empowerment is een zaak van vele actoren, vraagt om een brede inbedding in de samenleving, vraagt om ‘Empowerment Times’.

Wederkerigheid en erkenning als bindmiddel De huidige gangbare tendens van aanscherping van regels en meer voorwaardelijke hulp, controle en sanctionering gaat hand in hand met een sterkere individualisering van bredere sociale problemen als armoede of werkloosheid. Er is in se niets mis met de wederkerigheid die vervat zit in het actuele ‘voor wat hoort wat’-principe. Alleen heeft dit discours nood aan een warme inbedding waarbij solidariteit, mededogen, altruïsme evenzeer aan de orde zijn. Wederkerigheid vergt iets van iedereen, is een individuele én collectieve verantwoordelijkheid, is een belangrijk bindmiddel in de samenleving. In

Een uitdagend en hoopvol kader voor de bestrijding van armoede en uitsluiting 17


onze ‘superdiverse’ samenleving betekent dit zoeken naar een verbondenheid waarbij vertrouwen en respect centraal staan met een erkenning en bespreekbaarheid van verschillen. Door miskenning keren mensen zich af van de samenleving en plooien ze terug op de eigen identiteit. Net erkenning bevordert de integratie van ‘anderen’ in de samenleving (in het wetenschappelijk discours de ‘integratie-erkenningsparadox’ genoemd). Erkenning met interactie tussen verschillende gemeenschappen en (sub) culturen laat toe om te komen tot een ‘gedeeld wij’, een gedeeld burgerschap met een breed gedragen waardenpatroon. Dit is de basis voor sociale cohesie, voor een inclusieve samenleving waarin iedere burger een ‘thuis’gevoel kan hebben. De verstoorde geven-nemen-balans met een (nefaste) afhankelijkheidspositie van maatschappelijk kwetsbare groepen dient hersteld te worden. Om zich ‘thuis’ te voelen dient men te kunnen bijdragen aan de samenleving. ‘Zwakkere’ groepen dienen kansen te krijgen om te kunnen, mogen en durven geven én om waardering te krijgen voor dit geven (ook als dit zich niet in economische termen laat vertalen). Dit houdt in dat men openstaat voor én appelleert aan potenties en talenten, op de ‘eigen kracht’ van mensen, in het bijzonder van de meest kwetsbare groepen.

Een ethisch gefundeerd versterkingsproces op diverse niveaus Gedeeld burgerschap, gedeelde verantwoordelijkheid, wederkerigheid, sociale cohesie, erkenning en de kracht van het verschil zijn aspecten die vallen onder de bredere paraplu van het empowermentkader. Empowerment is geen panacee, maar wel een uitdagend (meta)paradigma dat het klassieke denken en handelen t.a.v. sociale problematieken als armoede en uitsluiting prikkelt. Ethisch gefundeerd op waarden als sociale rechtvaardigheid, (actief ) pluralisme, respect, gelijkwaardigheid, solidariteit staat empowerment voor een warme, inclusieve samenleving met een kwaliteitsvol leven voor iedereen als betrachting, niet in het minst voor de meest kwetsbare burgers. Doel hierbij is dat iedereen op een volwaardige manier kan participeren aan deze samenleving, dat ieder een gewaardeerde bijdrage kan leveren op maat, rekening houdend met specifieke kwetsbaarheden, maar met een duidelijk geloof en appèl op aanwezige krachten, talenten, potenties. De samenleving heeft de taak om ervoor te zorgen dat net de meest kwetsbare burgers hun capaciteiten kunnen ontwikkelen en hierbij keuzevrijheid kennen. Dit sluit aan bij Sen’s capability-benadering. Het gaat, zoals Martha Nussbaum het formuleert, om mogelijkheden scheppen. Empowerment kan niet gegeven worden aan anderen, men kan het niet ontvangen. Empowerment vraagt om een (oneindig) groeiproces dat men zelf dient te doorlopen, weliswaar met de nodige ondersteuning. Het concept ‘to enable’ vat de rol van de omgeving mooi samen, niet zozeer ‘zorgen voor’, maar wel ‘zorgen dat’ mensen optimaal in hun eigen kracht

18

Een uitdagend en hoopvol kader voor de bestrijding van armoede en uitsluiting


kunnen groeien. Empowerment is een bedrieglijk eenvoudig concept waarbij haar paradoxale aard leidt tot eenzijdige interpretaties. Bij empowerment gaat het immers om krachten én kwetsbaarheden, om versterken net door te verbinden. Haar intrinsiek relationele aard vertaalt zich in kernconcepten als autonomie in verbondenheid, samenredzaamheid, gedeelde verantwoordelijkheid, interafhankelijkheid, wederkerigheid, relationeel burgerschap. Dit specifieke lexicon van empowerment behoedt voor een eenzijdig beeld van maakbaarheid en voor een lineair (veelal individueel) schuldmodel. Het is in wezen een versterkend én verbindend gegeven binnen een sfeer van vertrouwen, mededogen, respect. Dit betekent ook geen soft en naïef gegeven, geen gepamper, maar mensen aanspreken op hun krachten én verantwoordelijkheid, mensen stimuleren, soms ook ‘hinderlijk volgen’, weliswaar steeds met respect voor hun mens-zijn en keuzes. Bij empowerment worden de uitersten van paternalistische bemoeienis enerzijds en naïef geloof in zelfzorg anderzijds vermeden. Niet distantie en segregatie, maar wel (positieve) ontmoeting en dialoog zijn aan de orde. Erkenning van verschillen tussen mensen, tussen (sub)culturen vormen een ingangspoort voor deze dialoog. Empowerment streeft steeds naar synergieën, waarbij empowerment van de ene niet mag indruisen tegen het empowerment van de andere (persoon, groep, gemeenschap). Bij empowerment gaat het immers om positieve vrijheid, of mooier geformuleerd: om relationele vrijheid. Deze basisvisie kleurt concepten en actuele thema’s als integratie, armoede, uitsluiting, inburgering, activering, onderbescherming niet alleen op een specifieke manier in, zij geeft ook duidelijk de richting aan voor de rol en aanpak van onder meer het beleid, organisaties, professionals en de bredere civil society. Richtinggevend, zonder evenwel een keurslijf te betekenen met strakke procedures en protocollen. ‘Out of the box’ denken, creatief handelen en op maat werken zijn inherent aan empowerment. Organisaties en uitvoerende professionals dienen de nodige ‘scharrelruimte’ te hebben en slimme, versterkende verbindingen te maken met andere professionals en organisaties (net ook met deze die dicht bij maatschappelijk kwetsbare doelgroepen staan). Empowerment houdt geen pleidooi in voor een grijze samenleving, maar voor een pluriforme, kleurrijke samenleving, een dynamische samenleving gevoed door empowerende verbindingen die zorgt voor een mooie balans tussen zelfzorg en ondersteuning. Empowerment wordt veel in de mond genomen, door basisbewegingen, professionals, wetenschappers, ook door beleidsmensen van divers pluimage. Zelden evenwel wordt dit concept helder gedefinieerd. Voortbouwend op Marc Zimmerman en Julian Rappaport omschrijven we empowerment als een proces van versterking waarbij individuen, organisaties en gemeenschappen greep krijgen op de eigen situatie en hun omgeving en dit via het verwerven van controle, het aanscherpen van kritisch bewustzijn en het stimuleren van participatie. Belangrijk is dat empowerment een ‘multilevel

Een uitdagend en hoopvol kader voor de bestrijding van armoede en uitsluiting 19


construct’ is dat zich op diverse niveaus bevindt (micro-, meso- en macroniveau) die met elkaar verbonden zijn. Het gaat dus niet enkel om het versterken van individuen (deze ‘individuele bias’ is een grote valkuil), maar ook om het versterken van groepen, organisaties, buurten, gemeenschappen, beleid enz. Voor een verdere doorvertaling van empowerment in praktijk, beleid en onderzoek formuleerden we een aantal handelingsprincipes1. Als centrale kern staat de twee-eenheid versterkend én verbindend werken, met verder het positief, participatief, inclusief, integraal, gestructureerd, gecoördineerd en proactief werken. Het zijn – niet toevallig – werkwoorden, want empowerment is een actief proces.

De psychologische dimensie van empowerment en uitsluiting Armoede is het gevolg van de inrichting van de samenleving op economisch, sociaal en cultureel vlak, van de manier waarop gemeenschappen, beleid en organisaties functioneren en van de wijze waarop individuen en groepen betekenis geven aan die maatschappelijke processen en de effecten daarvan interioriseren. Verschillende factoren spelen dus een rol, een integrale kijk is noodzakelijk die noopt tot een meerdimensionele, inclusieve aanpak van armoede en uitsluiting. Empowerment omarmt dit en stelt een multidisciplinaire, of beter een transdisciplinaire kijk voorop. Ondanks een groeiende aandacht voor psychologische (en filosofische) inzichten bij fenomenen als armoede en uitsluiting, blijft dit perspectief onderbelicht. Empowerment heeft uitdrukkelijk oog voor deze psychologische dimensie zonder dat dit gepaard gaat met individualisering (of psychiatrisering) van de problematiek of culpabilisering van de doelgroep. Armoede kan niet uitsluitend of bij voorrang verklaard worden vanuit attitudes of gedragspatronen van mensen in armoede. Bij empowerment gaat het daarentegen om een duidelijke onderkenning van de psychologische gevolgen van leven in maatschappelijk kwetsbare situaties, om deze gevolgen te begrijpen vanuit het perspectief van de betrokkenen zelf en om het uitklaren van psychologische mechanismen die een rol spelen bij de totstandkoming, instandhouding en bestrijding van sociale problemen. We gaan verder in op een aantal psychologische mechanismen die de vicieuze cirkel van armoede en ongelijkheid mede in stand houden.

‘Surplus powerlessness’ en ‘blaming the victim’ Herman Deleeck wijst in zijn – wellicht laatste – geschrift over de sociale ongelijkheid in ziekte en dood (de meest flagrante uiting van het Mattheüseffect aldus hem) op de fataliteit van mensen onderaan de ladder. Deze hebben immers weinig vooruitzichten 1

20

Lexicon van Empowerment (Van Regenmortel, 2011). Een uitdagend en hoopvol kader voor de bestrijding van armoede en uitsluiting


in de vele domeinen des levens (bv. werk, wonen, onderwijs). Lerner beschreef in 1979 dit fenomeen als ‘surplus powerlessness’. Het gevoel dat men niets waard is, niet van tel of betekenis is, niet kan bijdragen aan de samenleving, kan verinnerlijkt worden. Deze verinnerlijkte gevoelens van machteloosheid zijn een krachtig psychologisch mechanisme waardoor bv. personen in armoede niet ingaan op kansen die hen geboden worden. Het geloof, de hoop dat er iets nog het eigen leven ten goede kan veranderen is er niet meer. Ook de pijn van een volgende teleurstelling, afwijzing, faalervaring wordt hiermee vermeden. Dit mechanisme houdt geen veroordeling in van de betrokkene, maar biedt een verklaring waarbij ook de ‘machtige’ anderen, de samenleving een belangrijk aandeel hebben. Eerder dan de schuldvraag te stellen, wil empowerment inzicht krijgen in dit complexe samenspel van factoren en processen op micro-, mesoen macroniveau. Empowerment gaat duidelijk weg van het lineaire schulddenken (geen ‘blaming the victim’, maar ook geen ‘blaming the system’), gaat uit van circulaire causaliteit (ontleend aan het systeemdenken) waarbij iedereen een aandeel en invloed in het gebeuren heeft.

Externe beheersingsoriëntatie Empowerment overkoepelt als metaparadigma verschillende theoretische kaders bv. de theorie van maatschappelijke kwetsbaarheid, de systeemtheorie en contextuele theorie, de kaders van gehechtheid en veerkracht, de presentietheorie. Een centrale plaats bij empowerment heeft de ‘sense of mastery’, regie hebben over het eigen leven. De theorie van beheersingsoriëntatie (‘locus of control’) is dan ook bijzonder relevant voor empowerment, in het bijzonder voor mensen uit de lagere sociale klasse. Personen die in armoede leven hebben veelal door een cumulatief proces van specifieke opvoeding, schoolervaringen, werksituatie en financiële situatie, minder inzicht, minder mogelijkheden, minder keuzevrijheid en ook minder macht en invloed in onze maatschappij kunnen verwerven. Ze worden tevens geconfronteerd met veel faalervaringen, met weinig succeservaringen en een gebrek aan positieve gevoelservaringen. Dit circulaire proces dat reeds vanaf de geboorte in het eigen gezin start, zal eerder leiden tot een meer externe beheersingsoriëntatie bij personen die in armoede leven. Het gevoel geen greep te hebben op de eigen situatie (externe beheersing) kan evenwel voordelen hebben. Zo kan het leiden tot collectieve sociale acties (om het ‘systeem’ aan te vechten en te veranderen). Op individueel vlak kan het ontschuldigend werken en beschermen tegen negatieve zelfevaluatie. Wanneer evenwel systematisch tegenslagen buiten de eigen verantwoordelijkheid worden gelegd kan dit leiden tot vervreemding, gebrek aan binding met de samenleving en op termijn mogelijk leiden tot onaangepast gedrag. De kunst (onder meer binnen de hulpverlening) bestaat erin om personen in armoede terug meer greep te doen krijgen op het eigen leven (via bv. controle- en succeservaringen, warme gevoelservaringen) zonder dat dit gepaard gaat

Een uitdagend en hoopvol kader voor de bestrijding van armoede en uitsluiting 21


met zelfverwijt en zonder de structurele oorzaken van maatschappelijke kwetsbaarheid te negeren. Integendeel, een actief opkomen tegen vernederende en discriminerende praktijken is aan de orde bij empowerment.

Een fundamentele attributiefout Een ander belangrijk mechanisme dat sociale ongelijkheid mede in stand houdt is de zogenaamde ‘fundamentele attributiefout’. De beheersingsoriëntatie lokt immers een aansluitende causale attributie uit. Onderzoek heeft aangetoond dat intern beheersten zich meer dan extern beheersten verantwoordelijk voelen voor de resultaten van hun gedrag. Ze gaan er immers van uit dat ze hun omgeving kunnen controleren. Intern beheersten zouden de oorzaak van sociale ongelijkheid in sterkere mate bij het individu zelf leggen. Extern beheersten daarentegen zouden meer het structurele karakter van sociale ongelijkheid benadrukken. Aangezien lagere sociale klassen meer extern georiënteerd zijn dan hogere sociale klassen betekent dit concreet t.a.v. armoede dat de beter gesitueerden de personen in armoede zelf verantwoordelijk achten voor hun armoedesituatie, terwijl personen in armoede de oorzaak van hun armoedesituatie buiten zichzelf leggen en deze eerder wijten aan structurele factoren. Dit mechanisme creëert een impasse die de sociale ongelijkheid en armoede in de samenleving in stand houden, culpabiliserend werkt voor mensen in armoede en de aanpak van structurele uitsluitingsmechanismen beperkt. Een andere reden voor deze fundamentele attributiefout zou het verschil in perspectief zijn tussen de zogenaamde ‘outsiders’ (observatoren) en ‘insiders’ (actoren of spelers). Outsiders weten te weinig af van de actuele en dagelijkse levensomstandigheden zodat de natuurlijke tendens speelt van eerder te focussen op personen dan op de minder zichtbare structurele oorzaken van de armoedesituatie. De tendens tot het beschuldigen van de personen in armoede zelf voor hun situatie wordt ook beïnvloed door de negatieve stereotypering van mensen in armoede (bv. in media). Lepianka stelde ook in haar doctoraatsonderzoek vast dat mensen die meer persoonlijk contact hebben met mensen in armoede (meer ‘exposure’) en meer insiderskennis hebben, eerder structurele verklaringen geven aan armoede. De inbreng van het insidersperspectief door bv. het luisteren naar een levensverhaal kan een hulpverlener of beleidsmaker helpen inzien dat er naast een eigen aandeel ook heel wat andere factoren op meso- en macroniveau hebben meegespeeld die leiden tot een kwetsbare situatie als bv. armoede. Bovendien wordt ook de veerkracht van de betrokkene meer zichtbaar.

Veerkracht, participatie en ervaringskennis Vanuit een wezenlijke krachtgerichte kijk heeft empowerment uitdrukkelijk oog voor de veerkracht van mensen (ook al is deze niet onmiddellijk zichtbaar), voor de ‘survivor’s 22

Een uitdagend en hoopvol kader voor de bestrijding van armoede en uitsluiting


pride’. Veerkracht wordt opgebouwd, niet in het minst door confrontatie met moeilijke omstandigheden en crisissen. Het is een vorm van kapitaal, psychologisch kapitaal, een investering waaruit men kan putten. Liliane Rubin stelt dat veerkrachtige personen geen slachtofferrol opnemen, meer nog, ze willen de eigen ervaring gebruiken om anderen te helpen en weigeren de ondergeschikte positie aan te nemen die hen door de maatschappij wordt opgelegd. Ervaringsdeskundigen in de armoede zijn hiervan een mooi voorbeeld. Geen internalisering van de uitsluiting en geen slachtofferrol opnemen zijn bouwstenen van veerkracht. Deze werken bovendien andere bouwstenen als de kracht van het geven (‘power of giving’) en herstel van zelfrespect door positieve identiteitsvorming in de hand. Boris Cyrulnik spreekt ook over het belang van het kunnen omgaan met de zogenaamde ‘tweede klap’. Niet zozeer het gebrek aan materiële middelen, maar vooral de afwijzing, de vernedering en gebrek aan waardering die hiermee gepaard gaan, zouden traumatisch zijn. Ook het openstaan voor en aanvaarden van hulp blijkt een bouwsteen te kunnen zijn voor veerkracht en empowerment. Dit vonden we in onderzoek bij kwetsbare ouderen die net door acceptatie van hun kwetsbaarheid en hulp, sterker in hun krachten konden blijven staan en regie konden houden over het eigen leven. Empowerment staat immers niet voor onafhankelijkheid, wel voor interafhankelijkheid. Mensen kunnen des te sterker worden en groeien in hun eigen kracht net door een goede inbedding in een warme sociale omgeving en samenleving. Deze focus op krachten van mensen staat ook centraal bij de opkomende positieve psychologiebeweging. Peetvader Martin Seligman stelt dat het genezen van ziektes steeds voorop stond bij psychologie, terwijl het op zoek gaan hoe mensen een kwaliteitsvol en zinvol leven kunnen opbouwen, een lang vergeten missie is geweest van de psychologie. Bij de opbouw van veerkracht - en dus ook empowerment - heeft de omgeving een belangrijke rol te spelen. Mensen in armoede dienen kansen te krijgen op actorschap, op mogelijkheden tot geven, op succeservaringen en controlegevoel, op positieve gevoelservaringen. Zowel individuele participatie (bv. in hulpverlening) als collectieve participatie (bv. in buurtwerk, verenigingen waar armen het woord nemen, cliëntenraden) en participatieve interventies en methodieken zijn belangrijk. Participatie is een kernaspect van empowerment naast controle en kritische bewustwording. Participatie dient steeds in functie te staan van het beoogde versterkingsproces en ook verbindend te werken. Participatie wordt snel vertaald als ‘meedoen’. In wezen gaat het om ‘samen iets met anderen delen om iets te realiseren’. Dit kan gaan om het delen van kennis of inzichten, van gevoelens en ervaringen, van handelingen en van invloed en macht. Belangrijk is dat dit delen staat in functie van iets, iets beoogd te realiseren. Een veel gehoorde klacht is dat steeds meer mensen in armoede of armoedeverenigingen (denk aan de steeds scherpere reacties van het Vlaams Netwerk Tegen Armoede) hun stem laten horen en rond de tafel mogen zitten, maar dat dit niet steeds leidt tot concrete veranderingen, bv. binnen organisaties, regelgeving of beleid. Bovendien gaat participatie om partnerschap, om een proces in twee richtingen, om wederkerigheid, een zich openstellen voor andere perspectieven, waarbij de wijze waarop dit gebeurt Een uitdagend en hoopvol kader voor de bestrijding van armoede en uitsluiting 23


cruciaal is. Deze participatie dient op maat te worden ingevuld, de kwaliteit van participatie staat voorop en participatiedwang is hierbij uit den boze. Participatie kan pas echt gedijen wanneer ook de cultuur en structuur van organisaties en breder de samenleving, participatief wordt ingevuld. De kracht van participatie, in het bijzonder van kwetsbare groepen, ligt in hun ervaringskennis om met deze kwetsbaarheden om te gaan en hoe de omgeving hier mee omgaat. Empowerment gaat uit van drie gelijkwaardige vormen van kennis: wetenschappelijke of theoretische kennis, professionele of praktijkkennis en deze ervaringskennis. Deze kennisvormen dienen met elkaar gekruist te worden, in praktijk, beleid, ook in onderzoek. Dit vraagt om innovatieve vormen van samenwerken (zie bv. het concept van ‘empowerende academische werkplaats’). Idealiter betekent participatie voor de betrokkenen een groeiproces van ervaringskennis naar ervaringsdeskundigheid.

Een moedige onderkant De armoedebarometer stelt het duidelijk, de armoede daalt niet, de werkloosheid was nooit hoger in de laatste tien jaar, een groeiende inkomenskloof tussen arm en rijk, een toenemende financiële druk op gezinnen (niet enkel trouwens bij gezinnen die van een uitkering of één inkomen moeten leven). Vandaag zien we – jammer genoeg – ook een heropleving van het Mattheüseffect, bv. in de kinderopvang, studietoelagen, fiscaliteit, aanvullende pensioenen, energie, preventieve gezondheidszorg. Dit mechanisme is nefast voor een (sociaal) beleid. Uitdagingen genoeg: hoe kunnen we de armoede en uitsluiting terugdringen en de lagere inkomensgroepen meer laten genieten van (sociale) voordelen van de samenleving, zonder evenwel de ‘sterkere’ groepen te ontmoedigen en zonder een negatieve sfeer tussen sociale groepen te installeren die op zich segregatie en ongelijkheid in de hand werken en bestendigen? Hoop en vertrouwen zijn nodig om toekomst te creëren, om mensen te motiveren, te enthousiasmeren, net als een gemeenschappelijk waardenkader voor een noodzakelijke binding en sociale cohesie in een samenleving. Empowerment biedt een dergelijk kader aan, gestoeld op waarden die verschillende perspectieven met elkaar verbinden: de individuele bestaansethiek, de zorgethiek en de rechtenethiek. Empowerment is bij uitstek een en-en-verhaal. Kritische analyses van de samenleving zijn ongetwijfeld zinvol, maar dienen hand in hand te gaan met discoursen van hoop en vertrouwen die ook focussen op positieve inzet, positieve interventies en creatieve initiatieven. Deze zijn er wel degelijk. Denk aan bv. vermaatschappelijking van de zorg, coöperatieve initiatieven, de strijd tegen onderbescherming, een toenemende cliëntenparticipatie en dialoog met kwetsbare groepen. Empowerment omarmt dit. Interventies dienen zo ‘minst ingrijpend’ mogelijk te zijn en de toets van de menselijke waardigheid voorop te stellen. Empowerment focust op preventie en een proactief beleid waarbij de eerste beweging niet steeds van de burger hoeft te komen, maar ook van de zijde van de samenleving en haar instituties om rechten voor iedereen te realiseren, om ieders mogelijkheden optimaal te kunnen laten 24

Een uitdagend en hoopvol kader voor de bestrijding van armoede en uitsluiting


ontplooien. Een positieve basishouding is nodig, niet enkel in de zorg, maar in de hele samenleving. Empowerment Times staat voor een veerkrachtige samenleving met een moedig midden, een emanciperende hulp- en dienstverlening, een proactief en innovatief beleid en verantwoordelijke burgers. Empowerment Times biedt ‘enabling niches’ voor de meest maatschappelijk kwetsbaren en houdt rekening met hun ervaringskennis, zodat ook hun moed en krachten worden belicht en Mattheüs wandelen wordt gestuurd [Prof. Tine Van Regenmortel is hoofd van de Onderzoeksgroep ’Armoede, maatschappelijke integratie en migratie’ aan HIVA-KULeuven] tine.vanregenmortel@kuleuven.be Literatuur: Beke W. (2013), Het moedige midden. Voor het versterken van mensen, Pelckmans Uitgeverij. Cyrulnik B. (2000), La résilience, ou le ressort intime, in Pourtois & Desmet (red.), Relation familiale et résilience, L’Harmattan, Paris, 95-111. Deleeck H. (2002), Dood en verdeling. Over sociale ongelijkheid in ziekte, zorg en dood, CSB- Berichten, 13. De Wachter W. (2012), Borderline Times. Het einde van de normaliteit, Uitgeverij Lannoo Campus. Driessens K. & Van Regenmortel T. (2006), Bind-Kracht in armoede. Leefwereld en hulpverlening, Uitgeverij Lannoo Campus. Janssen B., Abma T. & Van Regenmortel T. (2012), Maintaining mastery despite age related losses. The resilience narratives of two older women in need of long−term community care, Journal of Aging Studies, 26 (3), 343−354. Lepianka D. (2007), Are the poor to be blamed or pitied? A comparative study of popular poverty attributions in Europe, Proefschrift, Universiteit Tilburg. Lerner M.P. (1979), Surplus powerlessness, Social Policy, 9, 4, 18-27. Nussbaum M. (2012), Mogelijkheden scheppen. Een nieuwe benadering van de menselijke ontwikkeling, Uitgeverij Ambo, Amsterdam.

Een uitdagend en hoopvol kader voor de bestrijding van armoede en uitsluiting 25


Sen, Amartya K. (1992), Inequality Re-examined, Oxford: Clarendon Press. Sen,AmartyaK.(1993),“CapabilityandWell-being”,inMarthaC.NussbaumenAmartyaK.Sen (eds), The Quality of Life, Oxford: Clarendon Press, 30- 53. Van Regenmortel T. (2011), Lexicon van empowerment, Marie Kamphuis-lezing 2011, Marie Kamphuis Stichting, Utrecht. Van Regenmortel T. (red.) (2010), Empowerment en participatie van kwetsbare burgers. Ervaringskennis als kracht, Amsterdam: SWP Uitgeverij. Van Regenmortel T. (2008), Empowerment in de zorg. Krachten en kwetsbaarheden, Welzijnsgids-Methodiek, Afl.67 (januari), Reg.1-Reg.24 (p.111-134), Kluwer. Van Regenmortel T. (2008), Zwanger van empowerment. Een uitdagend kader voor sociale inclusie en moderne zorg, oratie, Fontys Hogescholen, Eindhoven. Van Regenmortel T. (2002), Empowerment en Maatzorg. Een krachtgerichte psychologische kijk op armoede, Acco, Leuven/Leusden. Van Regenmortel T., Hermans K. & Steens R. (2013), Het concept ‘Empowerende academische werkplaats’. Een innovatieve vorm van samenwerken aan werkzame kennis, Tijdschrift voor Welzijnswerk, jaargang 37, nr.333 (juli), 36-48. Van Regenmortel T. & Ackaert J. (2011), Integratie en empowerment. Een pleidooi voor relationeel burgerschap, in Ackaert J. & Van Regenmortel T (red.) Gelijk oversteken. Een staalkaart van bevindingen rond integratie. Reeks Burger bestuur & beleid, Vanden Broele: Brugge, 1-16. Van Regenmortel T. & Peeters J. (2010), Verbindend werken in de hulpverlening: bouwsteen voor een veerkrachtige samenleving, in: Peeters J. (red.), Een veerkrachtige samenleving. Sociaal werk en duurzame ontwikkeling, Berchem, EPO, 133-146. Rubin L. (2003), Het onverwoestbare kind. Verhalen over overwinningen op het verleden, Flamingo/Ambo, Amsterdam. Zimmerman M.A. (2000), Empowerment theory: psychological, organizational and community levels of analysis, in: Handbook of Community Psychology, J. Rappaport & E. Seidman (eds.), Kluwer Academic/Plenum Publishers, New York, 43-63.

26

Een uitdagend en hoopvol kader voor de bestrijding van armoede en uitsluiting


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.