Bram Verschuere
Tussen overheid en samenleving. Vermaatschappelijking als antwoord op menselijk lijden Van alle beleidsdomeinen waar de overheid verantwoordelijk voor is, is welzijn en gezondheid wellicht datgene dat het sterkst wordt geconfronteerd met menselijk lijden: chronische ziekte, fysieke of mentale beperkingen, armoede en dementie bij bejaarden zijn maar enkele voorbeelden. De essentie van het overheidsbeleid rond welzijn en gezondheid is het proberen verminderen van het menselijk lijden. Sinds een aantal decennia is het vanzelfsprekend dat de overheid een grote verantwoordelijkheid draagt voor kwetsbare groepen in de samenleving. In de loop der jaren werden vele publieke middelen geïnvesteerd. Dit leidde tot een fijnmazig netwerk aan professionele voorzieningen, zoals ziekenhuizen, woonzorgcentra, instellingen voor kwetsbare jongeren en mensen met een beperking. Vandaag is er dus voor veel doelgroepen een uitgebreid aanbod aan professionele dienstverlening. Dat systeem is zeer sterk vanuit het aanbod gestuurd en strak gereguleerd. Organisaties bieden zorg aan volgens geëigende methodieken en binnen een regelgevend kader dat moet toelaten dat de overheid zicht hoedt over de manier waarop de vele overheidsmiddelen besteed worden.
Een zorgsysteem dat onder druk staat Dit systeem staat evenwel sterk onder druk omwille van verschillende redenen1. De vraag naar professionele ondersteuning neemt toe. De vergrijzing van de bevolking leidt tot een toename van het aantal ouderen die hulpbehoevend worden en de groeiende diversiteit in de samenleving leidt tot een toename van het aantal mensen dat ondersteund moet worden bij integratie. Ook de gevolgen van een samenleving die in toenemende mate gericht is op ‘presteren’, mag niet onderschat worden. Dit blijkt onder meer uit de groei van het aantal vragen in sectoren zoals geestelijke gezondheidszorg 1
Verschuere, B. (2014): Welzijn in Vlaanderen (3de editie). Brugge: Die Keure
Tussen overheid en samenleving. Vermaatschappelijking als antwoord op menselijk lijden 19
en gezins- en jeugdhulp. Mensen moeten noodgedwongen afhaken, ervaren stress en dreigen in problemen te komen waarvoor professionele hulp nodig is. Ook de invloed van medische vooruitgang mag niet onderschat worden. De overlevingskans van vroeggeboren baby’s of van mensen na een zwaar ongeval is sterk gegroeid. Het gevolg is echter vaak een blijvende beperking waarvoor professionele ondersteuning noodzakelijk is. Tegelijkertijd is er het besef dat de publieke middelen schaars zijn, zodat het aanbod aan gesubsidieerde professionele dienstverlening de vraag niet altijd kan volgen en er dus wachtlijsten ontstaan. Bovendien lijkt er steeds minder speelruimte te zijn voor hulp en zorg in het eigen sociaal netwerk van hulpvragers. Veranderende familiale verbanden (zoals de toename van eenoudergezinnen, tweeverdienergezinnen en kinderen en ouders die verder van elkaar gaan wonen) maken dat informele mantelzorg niet altijd evident is. Daarnaast zien we steeds meer complexe problematieken die niet onder één noemer te vangen zijn en ‘maatwerk’ vergen. Individuen hebben noden die meestal heel individueel zijn. ‘De’ hulpbehoevende bejaarde of ‘de’ persoon met een beperking bestaat niet. Dit stelt een systeem dat nog vaak op een gestandaardiseerd zorgaanbod gebaseerd is voor grote uitdagingen. Daarmee samenhangend wordt de burger/hulpvrager steeds mondiger. Hij of zij wil inspraak in het dienstverleningsproces en zorg op maat van het individuele probleem. Een laatste reden waarom het bestaande zorgsysteem onder druk staat, is dat het sterk gebaseerd is op maatschappelijke solidariteit. En dat is niet altijd meer evident. De gigantische sommen overheidsgeld die gespendeerd worden aan een relatief kleine groep in de samenleving moeten steeds meer verantwoord worden. In steeds meer kringen klinkt de vraag of de gespendeerde middelen wel terecht komen bij de juiste doelgroep en – een stap verder – of die doelgroep dat wel ‘verdient’. Wie door ‘eigen schuld’ moet lijden (bv. rokers die ziek worden of verslaafden die in financiële problemen komen) kunnen op steeds minder maatschappelijk begrip rekenen.
Veranderend beleid Wanneer een bestaand systeem onder druk staat, moet een verantwoordelijke overheid handelen. Omdat de context zelf lastig te wijzigen is, zijn er systeemwijzigingen nodig. Dat is waar de Vlaamse overheid al langer op inzet. In het Vlaamse beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin wordt de ‘vermaatschappelijking’ van de zorg gepromoot. Dit begrip is niet onder één noemer te vangen 2: “een verschuiving binnen de zorg waarbij ernaar gestreefd wordt om mensen met een beperking, chronisch zieken, kwetsbare ouderen, jongeren met gedrags- en emotionele problemen, mensen die in ar2 Vlaamse overheid Departement Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (2013): De Kracht van het Engagement. De vermaatschappelijking van de zorg in de dagelijkse praktijk
20
Tussen overheid en samenleving. Vermaatschappelijking als antwoord op menselijk lijden
moede leven…, met al hun mogelijkheden en kwetsbaarheden een eigen zinvolle plek in de samenleving te geven, hen daarbij waar nodig te ondersteunen en de zorg zoveel mogelijk in de samenleving te laten verlopen. Begrippen die hierbij een rol spelen zijn onder meer de-institutionalisering, community care, empowerment, kracht- en contextgericht werken, vraagsturing en respijtzorg”. Zoals in de sector gebruikelijk is, is aan ingewikkelde termen geen gebrek. Maar eigenlijk komt het er op neer dat mensen met zorgnood sterker geïntegreerd moeten worden in de samenleving, dat de samenleving sterker haar verantwoordelijkheid moet nemen (aanvullend bij het werk dat door professionele voorzieningen wordt geleverd), dat de persoon met een zorgnood zelf meer regie en inspraak moet krijgen en dat de overheid de maatregelen moet nemen en de randvoorwaarden moet scheppen om dit alles mogelijk te maken. We proberen een en ander te illustreren door vier concrete initiatieven te bespreken die in de richting van vermaatschappelijking gaan, maar die ook de verscheidenheid van het begrip aantonen.
Collectieve Autonome DagOpvang (CADO) Een hulpbehoevende bejaarde heeft in grote lijnen drie opties van hulp: mantelzorg door naasten, thuiszorg door een erkende voorziening (bv. Familiehulp) of verblijf in een woonzorgcentrum. In veel gevallen is mantelzorg onvoldoende wegens de omvang van de zorgvraag of is mantelzorg afwezig. Maar opname in een woonzorgcentrum is misschien te ingrijpend omdat de oudere nog zelfstandig genoeg is. En de thuiszorg biedt misschien te weinig mogelijkheden op sociaal contact omdat de verpleger maar een uur per dag langskomt. In dergelijke gevallen is het CADO een mogelijke oplossing. In een CADO verblijven enkele ouderen overdag samen in een huiselijke sfeer, onder professionele begeleiding, waarbij dagelijkse doodgewone zaken samen worden gedaan: koken, boodschappen, de afwas of een koffie drinken. Eigenlijk is CADO een kleinschalige gesubsidieerde vorm van dagverzorging die wordt uitgebaat door thuiszorgdiensten, in een huis in de buurt, zodat de dienstverlening letterlijk ingebed is in de gemeenschap. Op die manier komen de gebruikers van CADO ook in contact met die gemeenschap (buren, de bakker, de kruidenier, en de medegebruikers), blijven de sociale contacten op niveau en wordt de mantelzorger ook wat ontlast.
Tussen overheid en samenleving. Vermaatschappelijking als antwoord op menselijk lijden 21
Nieuw Vlaams ondersteuningsbeleid voor personen met een beperking Dit beleid vertrekt vanuit vijf elkaar versterkende en complementaire ondersteuningscirkels. De binnenste drie cirkels zijn de zorg die de persoon voor zichzelf kan opnemen (1), de zorg die familie- of gezinsleden (2) en de zorg die vrienden, vrijwilligers en informele contacten opnemen (3). De vierde cirkel is de ondersteuning in de zogenaamde reguliere dienstverlening die in principe voor iedereen vrij toegankelijk is. Het is de professionele zorg die geboden kan worden door organisaties als het OCMW, diensten gezinszorg, de kinderopvang enzovoort. De buitenste cirkel is de professionele zorg door de voorzieningen in de sector personen met een beperking. Deze zorg is zeer specialistisch en niet vrij toegankelijk. Volgens dit cirkelmodel gaat men er dus van uit dat de ‘gebruikelijke’ zorg geboden wordt in eigen kring en dat deze zorg in het eigen netwerk desgevallend complementair en versterkend wordt aangevuld met andere (intensere en gespecialiseerde) zorgvormen.
Persoonsvolgende financiering Personen met een beperking zullen in de toekomst een ‘persoonlijk budget’ ontvangen. Reeds sedert begin de jaren 2000 is er het persoonlijk assistentiebudget (PAB). Dit PAB laat toe dat er personen worden aangeworven die assisteren bij de activiteiten van het dagelijkse leven (bv. huishoudelijke hulp zoals poetsen, boodschappen, verplaatsingen). Het is een belangrijke hef boom om personen met een beperking de regie over het eigen leven in handen te doen houden. Het maakt het immers mogelijk dat de gebruiker beslist wie hem of haar ondersteunt, op welke manier en door middel van welke activiteiten. Met het decreet op de persoonsvolgende financiering uit 2014 is deze evolutie naar persoonlijke financiering nog verder uitgebreid. Een groot deel van de overheidsmiddelen voor de ondersteuning van alle mensen met een beperking wordt aan de persoon gekoppeld en niet langer aan de voorziening die de zorg aanbiedt. Met het budget kan de persoon gespecialiseerde hulp inkopen bij gespecialiseerde voorzieningen. Het budget wordt verkregen nadat er een ondersteuningsplan werd opgemaakt door een Dienst Ondersteuningsplan (DOP). Deze DOP staat de personen met een beperking bij om de zorgvraag en de gewenste en mogelijke zorgvormen in kaart te krijgen. Ook bieden ze ondersteuning bij de versterking of oprichting van een netwerk van dienstverleners. De bedoeling van het systeem is om zo inclusief mogelijke oplossingen te bekomen: niet enkel focussen op de gespecialiseerde voorzieningen, maar ook op de reguliere diensten zoals poetshulp of thuisverpleging én op het sociaal netwerk van de zorgvrager.
22
Tussen overheid en samenleving. Vermaatschappelijking als antwoord op menselijk lijden
Buurtzorgnetwerken In steeds meer buurten en wijken worden buurtzorgnetwerken opgericht. De essentie van zo’n netwerk is dat mensen met een hulpvraag geholpen kunnen worden door andere mensen die nabij in de buurt wonen. Het gaat dus eigenlijk om het afstemmen van het aanwezige aanbod aan informele zorg (mensen die vrijwillig hulp kunnen en willen bieden) op de aanwezige vraag naar informele hulp (zorgbehoevenden die op zoek zijn naar ondersteuning voor allerlei dagdagelijkse problemen die ze zelf niet opgelost krijgen: boodschappen, vervoer, onderhoud van huis en tuin, …). Een bijkomend positief effect is dat mensen elkaar weer vinden en ontmoeten en de buurt misschien iets warmer kan worden in tijden van toenemende vereenzaming en individualisering. Veel lokale besturen of andere professionele organisaties proberen systemen en tools op te zetten om buurtzorg mogelijk te maken. De Vlaamse overheid spoort lokale besturen aan door middelen te voorzien die lokale besturen kunnen aanwenden om dergelijke systemen en tools uit te bouwen.
Vermaatschappelijking voorbij de karikatuur Er zijn natuurlijk nog veel meer concrete voorbeelden van vermaatschappelijking van de zorg, maar de bovenstaande illustraties tonen aan dat het aanwakkeren van de eigen kracht van mensen en hun netwerk (de mantelzorger, de buurt) essentieel is. Wat de bovenstaande voorbeelden ook aantonen, is dat er allerminst sprake is van een terugtredende overheid die haar verantwoordelijkheid afwentelt op de burger en de samenleving. De overheid speelt nog steeds een belangrijke rol. Faciliterend, als oprichter en ondersteuner van zorgnetwerken in de buurt (de nodige systemen ontwikkelen en aanbieden). Subsidiërend, als financier van organisaties die nieuwe initiatieven zoals bijvoorbeeld CADO ontwikkelen, of als verstrekker van een persoonlijk budget waarmee de zorgvrager zijn eigen zorg kan regisseren. En als organisator en financier van een uitgebreid netwerk aan professionele dienstverlening waar mensen een beroep kunnen op doen wanneer de eigen kracht of de informele zorg in de samenleving te kort schiet. Het is dus niet correct om vermaatschappelijking af te schrijven als een poging van de overheid om zich terug te trekken, vanuit een besparingslogica of vanuit een ideologische stellingname dat de verzorgingsstaat te groot is geworden en dus ingekort moet worden. Je kan de keuze voor meer vermaatschappelijking ook lezen als een keuze voor meer maatschappelijk engagement en responsabilisering en als een poging om de schaarse overheidsmiddelen zo efficiënt mogelijk in te zetten, zodat iedereen die dat no-
Tussen overheid en samenleving. Vermaatschappelijking als antwoord op menselijk lijden 23
dig heeft, kan terugvallen op de verzorgingsstaat en haar organisaties. Maar de keuze voor vermaatschappelijking kan ook meer fundamenteel zijn, vanuit een overtuiging dat kwetsbare mensen baat hebben bij verbondenheid en contact voorbij en naast de zorgrelatie die er is met professionele zorgvertrekkers. Zin in het leven en menselijke waardigheid kunnen maar ontstaan door dergelijke betrokkenheid en relaties met anderen.
Vermaatschappelijking vergt continu aandacht Deze positieve lezing van het vermaatschappelijkingsbeleid neemt echter niet weg dat we waakzaam moeten blijven voor mogelijke negatieve effecten en valkuilen. Er komt immers ook kritiek op de uitgesproken keuze voor meer vermaatschappelijking. In landen als Nederland en het Verenigd Koninkrijk, die met de ‘Doe-democratie’ en de ‘Big Society’ ook sterk inzetten op de verantwoordelijkheid die burger en samenleving kunnen opnemen, leeft het debat zeer sterk3. Zeker het Nederlandse beleid is een interessante case om vermaatschappelijking gezond kritisch te bekijken. We proberen hieronder de belangrijkste inzichten uit dat opvallend rijk en genuanceerd debat samen te vatten.
Omgaan met mantelzorger Een eerste belangrijk aandachtspunt heeft betrekking op de mensen die de informele zorg in de praktijk moeten brengen: de mantelzorgers. Uit cijfers van de studiedienst van de Vlaamse regering blijkt dat meer dan 25% van de Vlamingen zorgt voor een ziek, gehandicapt of oud familielid of vriend4. Een hoog percentage dat evenwel lijkt af te nemen. Zonder die basis van mantelzorgers kan er geen sprake zijn van informele zorg en vermaatschappelijking. Overheden die mantelzorg willen stimuleren hebben zicht nodig op de motivatie van mantelzorgers. Waarom doen ze het? Onderzoek door Tom Verhaeghe en Lara Devos legde vier ‘motivatieprofielen’ bloot 5. Sommigen nemen zorgtaken op vanuit een emotionele band met de zorgbehoevende. Zij zijn gedreven om de levenskwaliteit van het familielid verhogen en willen betrokken zijn bij alle aspecten van het zorgproces. Anderen vinden menslievendheid en
Zie bijvoorbeeld: -http://doedemocratie.net/ -https://www.gov.uk/government/publications/building-the-big-society 4 Eén op de vier Vlamingen doet aan mantelzorg. De Standaard, 13/8/2015 5 Verhaeghe, T. & Devos, L. (2013): Waarom coproduceren mensen? Een zoektocht naar motieven binnen twee cases: mantelzorg en buurtinformatienetwerken. Masterproef Hogeschool/Universiteit Gent 3
24
Tussen overheid en samenleving. Vermaatschappelijking als antwoord op menselijk lijden
liefdadigheid belangrijk. Zij willen zich ook gewaardeerd voelen en vinden persoonlijke voldoening en af en toe een schouderklop zeer belangrijk. Een derde type mantelzorger handelt vanuit een zeker eigenbelang en doet aan mantelzorg om een goede levenskwaliteit voor het familielid te realiseren, maar vanuit de overtuiging dat coproductie maatschappelijk belangrijk is. Een duur zorgsysteem heeft nood aan een stuk vrijwillige ondersteuning. Het laatste type verleent mantelzorg omdat hij dit vanzelfsprekend vindt. Hij is er van overtuigd dat de naaste dat ook voor hem zou hebben gedaan. Het ‘hoort immers zo’. Dat mantelzorgers door verschillende motivaties gedreven worden, maakt het lastig om als overheid een uniform beleid te voeren om mantelzorg te stimuleren. Het (moreel) verplichten, zoals een Nederlands rusthuis enkele jaren geleden probeerde, lijkt alleszins geen goed idee. Er werd verwacht dat de familie van cliënten minstens enkele uren per maand mantelzorg leverde. Hier kwam heel wat protest tegen omdat het ‘oprechte’ mantelzorgers zou beledigen6 . Voor mensen die mantelzorg zien als iets wat zo ‘hoort’, kan een verplichting negatieve gevolgen hebben voor hun motivatie. Het lijkt dan verstandiger om als overheid de voorwaarden te scheppen die mantelzorg moeten stimuleren en ondersteunen. Via systemen als tijdskrediet bijvoorbeeld, of via het bieden van mogelijkheden voor mantelzorgers om er even te kunnen uit stappen zodat het haalbaar blijft, zoals kortverblijf en dagopvang in het woonzorgcentrum7. Het is ook belangrijk dat professionele zorgorganisaties (zoals woonzorgcentra) een duidelijke visie formuleren op mantelzorg en de grenzen ervan. Wie kan er benaderd worden en wat kunnen we verwachten aan engagement van die vrijwilligers8 ?
Eigen regie in handen nemen Het teruggeven van de regie over het eigen leven aan de zorgvrager is een ander belangrijk deel van het vermaatschappelijkingsbeleid. We bespraken hierboven het voorbeeld van de persoonsvolgende financiering. Onderzoek naar het persoonlijk budget in de Engelse gezondheidszorg 9 toont aan dat dit systeem de zorggerelateerde levenskwaliteit en het psychisch welbevinden van mensen kan verhogen, in vergelijking met mensen die op de conventionele manier zorg krijgen (via aanbod van voorzieningen, in dit geval kli-
http://nos.nl/artikel/541851-verplichte-zorg-voor-ouder-familielid.html Vandeurzen, J. Het klopt niet dat bejaarden die niet mee kunnen op reis slechter af zijn dan huisdieren. www.knack.be 8 Broese van Groenou, M.: Eigen regie en mantelzorg hebben hun grenzen. www.socialevraagstukken.nl 9 Jones, K., Forder, J., Caiels, J., Welch, E., Glendinning, C. & Windle, K. (2013): Personalization in the health care system: do personal health budgets have an impact on outcomes and cost? Journal of Health Services Research and Policy, 18/2, pp.59-67 6 7
Tussen overheid en samenleving. Vermaatschappelijking als antwoord op menselijk lijden 25
nieken). Op het vlak van gezondheid en overlijdensratio werden geen verschillen vastgesteld. Bovendien concludeerden de onderzoekers dat het systeem ook kosteneffectief is. Budgethouders ervaren de voordelen van het systeem, wat de gemaakte investering verantwoordt. Ondanks de potentiÍle voordelen, zijn er ook aandachtspunten. Het regisseren van de eigen zorg vergt een minimale kennis van het complexe zorgsysteem. Om effectief te kunnen regisseren, moet de zorgvrager weten wat het aanbod aan voorzieningen is. En soms is kennis van meerdere sectoren nodig: wanneer de problematiek meerdere kanten heeft, zoals in het geval van de combinatie van mentale, fysieke en gedragsproblemen. Daarom heeft de overheid ook hier weer een belangrijke rol te spelen in het ondersteunen van de zorgvrager bij het toeleiden naar de juiste ondersteuning. Het ondersteuningsplan voor personen met een beperking dat we hierboven bespraken is daar een mooi voorbeeld van. Tenslotte moeten we ons de vraag stellen of de sterke behoefte aan zelfregie van mensen – op zich positief – in sommige gevallen niet kan doorslaan in onverantwoordelijkheid. Wie zal de verantwoordelijkheid opnemen om professionele hulp in te schakelen als het objectief gezien echt nodig is, maar wanneer de zelf-regisserende zorgvrager dat niet nodig vindt10? Dit toont opnieuw de noodzaak aan van een systeem dat zorgvrager, mantelzorger en professionele hulp verbindt, ook wanneer de zorgvrager zelf de regie in handen heeft.
Belangrijke rol voor de overheid De overheid blijft dus belangrijk. Schillemans11 stelt dat maatschappelijk initiatief van onderuit, vanuit de samenleving, vaak slechts kan bestaan dankzij tussenkomst van de overheid. Thomashuizen12, een kleinschalige woonvorm voor volwassenen met een beperking die wordt opgericht en gerund door particulieren en een huiselijke sfeer moet garanderen met maximale betrokkenheid van de zorgvrager en zijn familie, kunnen vaak slechts bestaan dankzij de middelen die de gebruikers ontvangen van de overheid (persoonsgebonden budget en/of uitkering). De overheid moet er ook rekening mee houden dat vermaatschappelijking niet voor iedereen even haalbaar is. Mensen die zelf initiatief nemen om voor zichzelf of naasten zorg te organiseren, hebben vaak een specifiek profiel: hoger opgeleid, met kennis van zaken en met een goed netwerk om een en ander in beweging te zetten. De imBroese van Groenou, M.: Eigen regie en mantelzorg hebben hun grenzen. www.socialevraagstukken.nl Schillemans, T. Verleg de aandacht van de mooie woorden over de participatiemaatschappij naar de concrete praktijken. www.socialevraagstukken.nl 12 http://thomashuizen.nl/wonen.aspx 10 11
26
Tussen overheid en samenleving. Vermaatschappelijking als antwoord op menselijk lijden
plicatie is dan dat waar de overheid zich terug trekt en er initiatief vanuit de samenleving verwacht wordt, dit wellicht tot een zekere ongelijkheid zal leiden omdat sommigen zich beter kunnen organiseren dan anderen. De les is dat als we zelforganisatie willen stimuleren, er goed moet overwogen worden of dit wel overal even haalbaar is. En of de overheid in wijken waar de sociale samenhang klein is en de inwoners te weinig competenties hebben niet een extra inspanning moet doen (ondersteuning bieden en eventueel zelf voorzieningen organiseren)13. Zoals Tonkens stelt: vermaatschappelijking en eigen burgerinitiatief moeten in het verlengde liggen van de door de overheid georganiseerde verzorgingsstaat, niet in de plaats ervan. Om te grote ongelijkheid te voorkomen zal de overheid blijvend moeten tussenkomen met eigen initiatief 14. Want in veel gevallen gaan de burgers niet uit zichzelf voor elkaar zorgen.
Tot slot We eindigen deze bijdrage met nog enkele fundamentele bedenkingen. Ten eerste wijst Dekker op de beperkte reikwijdte van de zogenaamde ‘doe-democratie’15. Hij stelt dat participatie en eigen initiatief zich vaak beperken tot de directe leefwereld en dat het vaak om kleine en concrete zaken gaat, zoals meewerken als vrijwilliger in het buurthuis of het lokale dienstencentrum. Dat is op zich zeer waardevol, maar de eenzijdige focus op de ‘handelende burger’ dreigt diezelfde burger een stuk te vervreemden van de politieke besluitvorming. Want als we van burgers verwachten dat ze actief zijn voor zorgbehoevende buren in de buurt, zonder hen te betrekken bij het lokale sociale beleid en de prioriteitenstelling in het publieke debat, dan worden democratische waarden als betrokkenheid bij en zeggenschap over beleidsdoelstellingen verwaarloosd. Tonkens16 gaat nog een stap verder en stelt dat veel burgers eigen initiatief starten uit een soort frustratie. Omdat ze een stuk het geloof in de democratie kwijt zijn. “Als de overheid de maatschappelijke problemen niet meer kan aanpakken, dan doen we het zelf wel op onze eigen kleinschalige manier”. In democratische processen, zoals het beïnvloeden van de politiek en de overheid ter verantwoording roepen, hebben ze minder zin. Vermaatschappelijking leidt dus niet automatisch tot een verhoging van democratische kwaliteit in een samenleving, al wordt dat soms wel gepretendeerd.
Helleman, G. Zelforganisatie: durf te kiezen voor minder gelijkheidsdenken. www.socialevraagstukken.nl Tonkens, E. Misverstanden over de participatiesamenleving. www.socialevraagstukken.nl / Tonkens, E. et al. We kunnen niet te veel aan vrijwilligers overlaten. www.socialevraagstukken.nl 15 Boele, A., Dekker, P. & van Houwelingen, P. Doe- of doei-democratie? www.socialevraagstukken.nl 16 Tonkens, E. Misverstanden over de participatiesamenleving. www.socialevraagstukken.nl 13
14
Tussen overheid en samenleving. Vermaatschappelijking als antwoord op menselijk lijden 27
Ten tweede kan het vermaatschappelijkingsbeleid pas echt slagen als er een hardnekkige sociale regel verandert, namelijk dat veel mensen geneigd zijn om bij problemen in eerste instantie een beroep te doen op de voorzieningen17. Deze regel benadrukt ‘zelfredzaamheid’ (het zelf snel kunnen toestappen op een professionele voorziening), maar kan tegelijkertijd onderlinge zorg vanuit een afhankelijkheidsrelatie ontmoedigen. Vooral hoger opgeleiden, die de weg kennen, redeneren zo. Lager opgeleiden en kwetsbaren zoeken eerder hulp bij lotgenoten, deels ook uit angst voor te grote bemoeienis van de overheid. Er is dus sprake van MattheĂźseffecten, maar dat wisten we al langer. Dit fenomeen is een weeffout in het systeem van de verzorgingsstaat die volgens de Nederlandse Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) slechts kan worden opgelost door een zekere rechtsongelijkheid toe te staan18 . Mensen met de zelfde zorgnood maar in een verschillende sociale situatie moeten niet noodzakelijk dezelfde voorzieningen of ondersteuning kunnen krijgen. Anders gezegd: sommige mensen hebben een sterker netwerk en hoeven misschien minder snel toegang te krijgen tot de voorzieningen, in vergelijking met mensen die in een kwetsbaardere situatie leven. Dit is een gewaagde stellingname, maar de bedenking moet zeker gemaakt kunnen worden omdat het volgens Jager-Vreugdenhil een belangrijke nuance in het vermaatschappelijkingsverhaal is. Erkennen dat er verschillen zijn, dat de ene kwetsbaarder is dan de andere. De onbeantwoorde vraag hierbij is wel hoe we informele sociale regels in formele regels kunnen vastleggen. En of, en in welke mate, we ook een stuk rechtsongelijkheid kunnen toelaten. Hoe dan ook vergt vermaatschappelijkingsbeleid dat effectief wil slagen een zekere verandering van onze gangbare sociale regels.
Besluit De conclusie van deze bijdrage is dat de overheid en de samenleving beide verantwoordelijkheid moeten dragen om het menselijk lijden in onze samenleving te verlichten. Evoluties in de welzijns- en gezondheidssector maken het noodzakelijk dat we niet enkel en in de eerste plaats naar de overheid blijven kijken voor oplossingen. Dit is ook het uitgangspunt van het vermaatschappelijkingsbeleid, namelijk de vraag aan de samenleving om van onderuit iets meer verantwoordelijkheid op te nemen voor de zorgbehoevende medemens. Maar het zou niet correct zijn om vermaatschappelijking te bekijken als een terugtreden van de overheid. Integendeel. Zonder een sterke overheid kan er van
17 Jager-Vreugdenhil, M. Participatiesamenleving kan alleen slagen als sociale regels veranderen. www.socialevraagstukken.nl 18 RMO (2004): Verschil in de verzorgingsstaat. Over schaarste in de publieke sector. Den Haag, 71p.
28
Tussen overheid en samenleving. Vermaatschappelijking als antwoord op menselijk lijden
vermaatschappelijking geen sprake zijn. Een sterke overheid die faciliteert, ondersteunt en klaar staat in het geval vermaatschappelijking tekortschiet. Enkel dan is het geloofwaardig om als overheid van burgers en samenleving engagement te vragen. [Bram Verschuere is docent overheidsmanagement en bestuurskunde aan de Universiteit Gent en deeltijds raadgever bij Vlaams minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Jo Vandeurzen.] bram.verschuere@ugent.be | Twitter: @VerschuereBram
Tussen overheid en samenleving. Vermaatschappelijking als antwoord op menselijk lijden 29