Peter De Waele
‘Was het mijn kind, ik zou hem vermoorden’ Een vaste oneliner uit de mond van ouders die mijn verhaal horen, luidt: ‘Mocht het mijne kleine zijn waar hij aangezeten had, dan maakte ik hem kapot. Ik wil hier gerust voor naar de gevangenis.’ Het is een van die uitspraken die ik het vaakst hoor wanneer ik probeer uit te leggen wat mijn werk zoal inhoudt. Dat overkomt me wel eens, op trouwfeesten bijvoorbeeld. Ik zit dan met een tiental onbekende mensen aan tafel, tot dé vraag valt: ‘Wat is jouw job precies?’ Terwijl het hele rijtje tafelgenoten een voor een wordt afgegaan, besef ik al dat ik de gezellige sfeer voor minstens een halfuur naar beneden zal moeten halen. En niet alleen dat kan ik voorspellen. Ik weet ook exact welke steeds weerkerende vragen ze op mij zullen afvuren. Soms overweeg ik even om te antwoorden dat ik ambtenaar ben bij het ministerie van Landbouw. Ik vermoed dat zijn job, met alle respect voor deze ambtenaren, een pak minder vragen oproept. Misschien moet ik in de toekomst wel enkele exemplaren van mijn boek meenemen naar dergelijke feestjes...
‘Ik vermoord hem!’ Deze felle reactie van ouders is begrijpelijk maar stemt – eigenaardig genoeg – totaal niet overeen met wat ik echt hoor van de ouders van slachtoffers. Wanneer zij tegenover mij aan mijn bureau zitten en uit mijn mond vernemen wat er met hun kind is gebeurd, zijn hun toon en houding helemaal anders. Ik kon nog nooit straffe, uitzinnige of agressieve uitspraken van hen optekenen. Ook non-verbaal zitten ze meestal ineengekrompen naar mij te luisteren. In plaats van moorddadige gedachten te formuleren tegenover de dader, kampen ze meestal met enorme schuldgevoelens. Ze vinden vaak dat ze gefaald hebben in hun primaire opdracht als ouders: je kind beschermen. De ‘ik vermoord hem’ maakt plaats voor ‘we moesten het geweten hebben’, ‘waarom hebben we het niet gezien?’, ‘ik heb het nog zitten denken’… Ik haal dan alles uit de kast om hen ervan te overtuigen dat zij zichzelf niets hoeven te verwijten, maar in de meeste gevallen overvalt me daarbij een gevoel van onmacht omdat ik aanvoel dat niets hen op andere gedachten kan brengen. Het is vreemd dat zij zichzelf het etiket ‘slechte ouder’ opkleven, hoewel de
‘Was het mijn kind, ik zou hem vermoorden’ 19
verantwoordelijkheid voor het misbruik bij de dader ligt. De steeds weerkerende vraag die me gesteld wordt, luidt: ‘Wat moeten we volgens u doen om ons kind te beschermen tegen pedofielen?’ Het antwoord is complex. Enkele jaren geleden kwamen enkele veldwerkers rond seksueel misbruik van kinderen samen bij Child Focus. We brainstormden over een formule die moest beginnen met: de beste preventie voor seksueel kindermisbruik is... Toen ik als lid van deze vergadering de andere deelnemers zag, was ik goedgehumeurd. Het waren stuk voor stuk niet alleen veldwerkers, maar – veel belangrijker – mensen met een open mind en een progressieve, genuanceerde kijk op het fenomeen. Op het einde van de dag kwamen we tot een consensus waar iedereen maar matig enthousiast over was. We vonden onszelf niet vernieuwend of fris, maar eerder oubollig. De zin luidde als volgt: ‘Het bevorderen van weerbaarheid en respect bij kinderen en jongeren is in eerste instantie gestoeld op een goede en warme opvoeding, waarin ook aandacht is voor seksualiteit en relaties.’ De meest beklijvende uitspraak die ik ooit hoorde over hoe we als ouder onze kinderen kunnen beschermen tegen pedofielen, is simpel maar zo treffend juist. Ik hoorde het uit de mond van een van de verantwoordelijken van het National Centre of Missing and Exploited Children in de VS: ‘We zouden zo dikwijls mogelijk, als het kan dagelijks, tegen onze kinderen moeten zeggen dat we ze graag zien en dat we fier op hen zijn. Want anders zou iemand anders het wel eens in onze plaats kunnen doen.’ En toch vind ik, tussen al mijn oproepen tot waakzaamheid en preventie door, dat het ook mijn taak is om op te roepen niet paranoïde te worden. Het is toch bijzonder erg dat ouders, grootouders, jeugdbegeleiders en noem maar op zich onterecht slecht voelen wanneer ze kinderen knuffelen. Ik begrijp dat mensen enige achterdochtig hebben, maar het maakt me tegelijk ook zo kwaad dat enkele perverten er misschien voor zorgen dat een hele generatie kinderen warmte ontzegd wordt. Ik hoor soms ook krankzinnige verhalen uit scholen. In een school hadden ze op een bepaald moment een systeem bedacht waarbij één kleuterleidster toezicht moest houden op drie klassen, telkens wanneer er een kleutertje naar het toilet moest. Op die manier konden twee leerkrachten de kleuter naar het toilet begeleiden. Dit werd louter gedaan om eventuele verdachtmakingen over het toiletbezoek te kunnen ontkrachten.
Laat onze kinderen met rust In Engeland stond ooit een advertentie in de krant met de volgende tekst: ‘Oudinternational laat graag iedereen meegenieten van zijn jarenlange ervaring en geeft in park X iedere zondagmiddag van 15 tot 18 uur voetballes.’ De man zag iedere keer een vijftiental kinderen die netjes werden afgezet door hun ouders en die ook even netjes op tijd weer werden afgehaald. Achteraf bleek het om een pedoseksueel te gaan. Toen de politie de ouders ondervroeg, wisten sommigen zelfs zijn voornaam niet, laat staan zijn
20
‘Was het mijn kind, ik zou hem vermoorden’
naam of over wie het ging. Je kinderen beschermen tegen mogelijk seksueel misbruik is niet zo vanzelfsprekend. Vroeger deelde ik de mening van Hubert Van Gijseghem, professor psychologie. Hij deed heel wat onderzoek omtrent seksueel misbruik en beweerde: ‘Laisse nos enfants tranquilles!’ Zijn stelling was dat we kinderen vooral kinderen moeten laten zijn en dat het de opdracht van volwassenen is om kinderen te beschermen. Hij beweerde dat we die verantwoordelijkheid niet bij het kind moesten leggen. Hij heeft niet helemaal ongelijk, maar vooral bij internetpreventie vind ik toch dat we kinderen wel het best informeren zonder hen bang te maken. Het is alweer een delicate evenwichtsoefening in het opvoedingsproces. Ik erger me eraan dat er voor ieder probleem met kinderen steevast gezegd wordt dat het de taak is van het onderwijs en de overheid om dit grondig aan te pakken. Beide instellingen hebben hierin een taak, maar in de eerste plaats is het aan de ouders om hun kind te begeleiden. Zoals ik reeds heb gesteld, moet je niet paranoïde zijn, maar ik vind het op zijn minst eigenaardig dat sommige ouders meer aandacht hebben voor hun wagen dan voor hun kinderen. Wanneer hun voertuig in panne valt, trekken ze niet naar de eerste de beste garagist. Dan moet het iemand zijn van wie ze weten dat hij hen niet bedot, die professioneel is. Kortom, iemand die ze door en door vertrouwen. Ik had soms graag dezelfde basisreflex gezien als ze hun kinderen aan iemand toevertrouwen. Specifieke pedofiliepreventie werkt niet. Het is in deze heel simpel: ofwel maak je je kind weerbaar, ofwel niet. Het enkel pedofilieweerbaar maken kan niet. Bij een wetenschappelijk experiment lieten ze een oudere man aan kinderen de vraag stellen om mee snoepjes te gaan halen in zijn voertuig. Er waren kinderen die ingingen op het voorstel, anderen weigerden. Nadien gaven de onderzoekers de helft van deze kinderen preventielessen, waarbij hen verteld werd dat het niet verstandig is met een onbekende mee te gaan naar zijn auto en wat voor gevaren dat kon meebrengen. Een week later herhaalden ze dezelfde oefening met de oude man. Ze zagen dat de preventie gewerkt had. Maar toen ze het experiment na zes maanden opnieuw organiseerden, merkten ze wat anders. De onderzoekers stelden vast dat er geen verschil was tussen de reacties van de kinderen die preventielessen hadden gekregen en de kinderen die deze niet hadden gevolgd. Uit beide groepen gingen evenveel kinderen toch met de man mee. Om enigszins effect te hebben en te houden, zou je kinderen in theorie dus permanent moeten waarschuwen. Maar wat voor schade zouden we aanrichten door hen telkens bang te maken voor een gevaar waar ze misschien nooit mee geconfronteerd zullen worden? Wat als ze hierdoor overal gevaren gaan ontwaren die er niet zijn?
Weerbaarheid In een Europees land had de overheid het idee opgevat om kinderen specifiek te
‘Was het mijn kind, ik zou hem vermoorden’ 21
waarschuwen voor pedofielen. Er werd een strip gemaakt en verdeeld waarin een oude man, gehuld in een dikke jas en hoed, de pedofiel symboliseerde. Dit experiment werd voortijdig gestopt. Veel kinderen die de les hadden gevolgd en de strip gelezen, wilden niet meer mee naar huis met de persoon die hen na schooltijd afhaalde. Soms riepen ze hem toe: ‘Je bent een pedofiel.’ Het ging dan bijvoorbeeld om hun opa, gekleed met een dikke jas en een hoed. Iedereen heeft de mond vol van weerbaarheid. Ik denk dat openheid even belangrijk is, om niet te zeggen nog belangrijker, zonder me te wagen aan pedagogie of psychologie. Soms krijg ik de indruk dat ouders van mij ingewikkelde wetenschappelijke formules verwachten wanneer ze me vragen hoe ze hun kind weerbaar kunnen maken. Maar het vergt geen universitair diploma om weerbaarheidstrucs toe te passen. Het zit hem vaak in alledaagse dingen. Toen ik onlangs voorbij de plaatselijke voetbalclub reed, zag ik een spelertje van amper zes jaar naar de training stappen, gevolgd door zijn vader die voor hem zijn sporttasje droeg. Onmiddellijk moest ik denken aan de vele ouders die me om oplossingen vragen voor hun weerloze kinderen. Dát is dus ook weerbaarheid kweken, daar begint het. Een kind dat wil voetballen, kan gerust zelfstandig een tas met twee voetbalschoenen en een chocoladewafel dragen. Ik kan me daar soms echt druk over maken. Als kinderen steeds met de auto naar de sportclub of de scouts worden gebracht, een paar straten verderop, alleen maar omdat het regent, hoe wil je dan dat zo’n kind zich leert te verweren als het ooit terechtkomt in een foute situatie? Soms heb ik écht de indruk dat bepaalde ouders denken dat regendruppels dodelijk zijn. Het is natuurlijk gemakkelijk om in theorie suggesties te doen aan ouders. De praktijk – ook mijn eigen ervaring als vader – toont aan dat opvoeden tot weerbaarheid soms gecompliceerd is in plaats van eenduidig. Neem nu het belonen van eerlijkheid bij kinderen. Wanneer je kind uit zichzelf komt bekennen dat het wat heeft stukgemaakt, hoor je het als ouder te prijzen voor deze eerlijke onthulling en dit in de verf zetten. Maar je kind heeft wel iets fouts gedaan en een straf is misschien ook wel gepast? Dat moet je afwegen. Kinderen die onaangename dingen kunnen opbiechten zonder dat er een uitbrander op volgt, zullen echter ook geneigd zijn om vlugger wat te vertellen over een onprettige seksuele ervaring. Een leerrijke theorie tot op het moment dat ze je nieuwe iPad uit het venster laten vallen en dit eerlijk aan jou komen vertellen. Zoals de lezer wellicht zelf merkt, is pedofiliepreventie meer dan louter wat regeltjes opsommen die je uit het hoofd kan leren. Het is bijna als je kind leren zwemmen: je moet het waarschuwen dat hij/zij kan verdrinken als hij/zij het zwemmen niet onder de knie krijgt, maar je mag hem/haar ook geen watervrees bezorgen of de kans is reëel dat het kind niet meer wil leren zwemmen. Weet wel dat je een schip niet voor één onderdeel zeewaardig kan maken. Je maakt het helemaal waterproof of niet. Zo werkt het ook met weerbaarheid: je kan je kind niet voor één onderdeel alleen weerbaar maken.
22
‘Was het mijn kind, ik zou hem vermoorden’
Elk moment dat zich aanbiedt om over dit onderwerp te praten met je kind, kan je aangrijpen, zonder het onderwerp ‘pedofilie’ verplicht op het menu te zetten. Zo kan je al vroeg, wanneer je dochtertje bijvoorbeeld in bad zit en gefocust is op haar vagina, op een normale toon zeggen dat dit plekje alleen van haar is. [Peter De Waele is hoofd van de cel Pedofilie van de Gerechtelijke Politie van Brussel] Literatuur: Peter De Waele, Kan je een geheim bewaren? Mijn vijftien jaar ervaring als pedofiliespeurder, Leuven: Van Halewijck, 2011.
‘Was het mijn kind, ik zou hem vermoorden’ 23