Saskia Van Uffelen
Pleidooi voor digitale opvoeding In november 2012 werd ik de eerste Digital Champion van BelgiĂŤ. Met die taak/titel wist ik me o.a. gestimuleerd om jongeren te prikkelen voor een job in de digitale economie. De digitale wereld draagt immers zoveel kansen in zich met het oog op de toekomst. Vandaar dat ik een programma heb ontwikkeld, Live Online, waarbij ik initiatieven wil nemen om de digitale vaardigheden in onderwijs, economie en bij kwetsbare doelgroepen in de samenleving te verbeteren. Naast de ongebreidelde mogelijkheden op vlak van communicatie, economie en onderwijs, zijn er ook gevaren verbonden aan de online wereld. Het is mijn rol als Digital Champion om alle actoren te sensibiliseren rond dit thema. Geweld in de digitale wereld komt in alle vormen voor en wij als ouder, opvoeder of onderwijzer hebben de taak om nauwgezet toe te kijken in welke mate onze jeugd daarmee wordt geconfronteerd. Alles begint met een goede bewustwording van ons allen over de mate waarin onze jongeren actief zijn in de online wereld.
Sensibilisering en onderwijs In de lente van 2013 heeft het VSKO beslist om vanaf het schooljaar 2013-2014 het vak informatica in het TSO en BSO te schrappen. Die beslissing komt er net op een moment dat er buiten het onderwijs om steeds meer initiatieven komen om jongeren al op zeer jonge leeftijd de passie voor de ICT bij te brengen. Denken we maar aan het CoderDojoproject dat onlangs in Antwerpen werd opgestart, waarbij kinderen op jonge leeftijd wordt geleerd om eenvoudige computerprogramma’s te schrijven. Of de Code.orgcampagne, met onder meer Mark Zuckerberg en Bill Gates, bedoeld om kinderen en scholen enthousiast te maken voor het leren coderen. Met een video op YouTube, die al bijna negen miljoen keer werd bekeken, willen de initiatiefnemers duidelijk maken dat wie het programmeren onder de knie heeft, iets kan maken dat het leven van miljoenen mensen kan veranderen.1 Voor en na schooltijd leven de leerlingen op het internet. Ze hebben profielen op het internet, ze kopen online muziek en games, ze downloaden apps en communiceren met vrienden via smartphones en tablets. Het is dan niet meer dan logisch (1) dat deze jongeren ook op de schoolbanken worden opgeleid om daar verstandig mee om
Pleidooi voor digitale opvoeding 39
te gaan, (2) dat ze worden gesensibiliseerd over de mogelijkheden en de gevaren van het internet, (3) dat ze worden geïnformeerd over het belang van online privacy en (4) dat ze ook leren welke ongebreidelde mogelijkheden ICT heeft en hoezeer ICT is ingebakken in onze dagdagelijkse samenleving.Ik stel vast hoe weinig ouders, opvoeders en onderwijzers beseffen wat onze kinderen en jongeren uitspoken op het internet. Om die reden kijk ik met belangstelling uit naar het onderzoek van professor Stefan Bogaerts, die criminologisch onderzoek doet in het kader van het B-CCENTRE. Dit Belgian Cybercrime Centre of Excellence for Training, Research and Education is een kenniscentrum dat is opgericht met Europese subsidies en tot doel heeft onderzoek en expertise rond cybercrime te verzamelen. Bogaerts voert momenteel onderzoek bij 1.700 kinderen uit het derde leerjaar (9-jarigen) en vijfde leerjaar (11-jarigen) van de lagere scholen in Vlaanderen, rond hun gedrag op het internet, de risico’s die ze daarbij nemen en hun inschattingen van de risico’s. De onderzoekers hebben aan de kinderen gevraagd hoeveel tijd ze doorbrengen op het internet, of hun ouders daarvan op de hoogte zijn, of ze wel eens chatten met mensen die ze niet kennen, of ze wel eens afspreken met mensen die ze online hebben leren kennen, of ze wel eens online gepest worden of zelf pesten, etc... Bogaerts gaat er van uit dat we eigenlijk niet goed beseffen wat het gedrag is van die doelgroep op het internet. De eerste resultaten van het onderzoek, die nog moeten gepubliceerd worden, lijken zijn hypothese te bevestigen. Het blijkt verontrustend te zijn hoeveel tijd kinderen besteden aan het internet en hoe onveilig ze dat doen. Volgens professor Bogaerts hebben we er als ouders en opvoeders geen idee van hoezeer onze kinderen elke dag gevaar lopen in de digitale wereld. Dan gaat het inderdaad bijvoorbeeld over chatten met onbekenden, afspreken met onbekenden en privacygegevens te grabbel gooien op het internet. Deze resultaten bewijzen voor mij nog maar eens hoe belangrijk het is dat we kinderen op jonge leeftijd vertrouwd maken met de digitale wereld en hen informeren over de spelregels en de gevaren. Professor Stefan Bogaerts ziet ook een grote rol voor de ouders – die veel meer dan nu het geval is – toezicht moeten houden op hun kinderen als ze actief zijn op het internet. Nu heeft meer dan tachtig procent van de ouders geen enkel idee wat hun kinderen precies doen op het internet. Dat is echt verontrustend. Dit onderzoek toont voor mij nogmaals aan dat het afschaffen van een vak als ICT in het onderwijs een slechte zaak zou zijn en een verkeerd signaal. Ik ben er meer dan ooit van overtuigd dat we nog meer moeten investeren in digitale opvoeding.
Misbruik op sociale media Uit een analyse van Eva Lievens, postdoctoraal onderzoeker van het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek Vlaanderen, verbonden aan het Interdisciplinair Centrum voor Recht en ICT (ICRI) van de KU Leuven, blijken de gevaren van sociale
40
Pleidooi voor digitale opvoeding
media legio. 2 Cyberpesten, grooming, sexting, lasterlijke of haatdragende uitspraken of het verspreiden van andere ongewenste inhoud zijn slechts een aantal voorbeelden (verderop worden deze vormen van geweld nader besproken). Gezien de specifieke kenmerken van informatie op sociale media – altijd beschikbaar, zichtbaar voor een groot publiek, gemakkelijk kopieerbaar – kunnen deze gedragingen een grote impact hebben op slachtoffers. Uit grootschalig Europees onderzoek3 blijkt dat 38% van de 9- tot 12-jarigen een profiel heeft op een sociale netwerksite. In de groep van 13- tot 16-jarigen is zelfs 75% lid van één of meerdere sociale netwerken. Belgische kinderen en jongeren blijken zeer actieve sociale mediagebruikers te zijn, met een hoog percentage (41%) gebruikers met meer dan 100 contacten. Waar een aantal jaar geleden voornamelijk bezorgdheid rees over ongewenst contact tussen volwassenen en kinderen op sociale media is recent de focus verschoven naar schadelijk gedrag tussen minderjarigen onderling. Het gaat dan om cyberpesten, maar ook om het posten van beledigingen, het delen van seksueel suggestieve of andere foto’s waarvan de persoon die wordt afgebeeld liever niet heeft dat die worden verspreid of het creëren van valse profielen. Een grootschalig Europees onderzoek, de EU Kids Online-studie 4, over de risico’s en opportuniteiten van online media voor jongeren, heeft de online risico’s opgelijst. Grooming is het manipuleren van een minderjarige via het internet, doorgaans via de chat, met het oog op seksueel misbruik. Sociale netwerksites kunnen op verschillende manieren worden gebruikt door groomers, als communicatiemiddel tussen slachtoffer en dader, als bron van informatie over het slachtoffer of om in contact te komen met de vrienden van het slachtoffer. Sexting is de seksueel expliciete inhoud die wordt gecommuniceerd via SMS, smartphones, of sociale netwerksites. Recent onderzoek heeft uitgewezen dat sexting vaak onder dwang gebeurt en dat het in dergelijke gevallen moeilijk is om een duidelijk onderscheid te maken tussen sexting en cyberpesten. Soms maakt sexting deel uit van een wraakactie (bijvoorbeeld door een voormalig liefje) of van pestgedrag en kan dit een ernstige impact hebben op het slachtoffer. Volgens de EU Kids Online-studie ontvangt 15% van 12-16-jarigen soms seksuele berichten via het internet. Cyberpesten wordt gedefinieerd als “negatief, agressief en opzettelijk gedrag waarbij er een machtsonevenwicht is dat vaak herhaald wordt”. 5 Uit onderzoek van sociologe Sofie Vandoninck van de KU Leuven (onderdeel van het EU Kids Online onderzoek) over welke risico’s jongeren tussen 15 en 19 opzoeken bij het gebruik van netwerksites zoals Netlog, Facebook of Myspace, blijkt dat meer dan 22 procent van de jongeren aan cyberpesten doet.6 Twaalf procent was ooit al slachtoffer. Pestkoppen die het internet gebruiken om slachtoffers te maken, zijn vaker jongens, studeren aan het TSO of hebben laaggeschoolde ouders. Ik vind deze cijfers verontrustend genoeg om te pleiten voor een goede begeleiding van kinderen en jongeren die zich bewegen op sociale media. De studie van onderzoeker
Pleidooi voor digitale opvoeding 41
Eva Lievens toont aan dat er heel wat factoren eigen aan sociale media zijn die de impact van bovenstaande fenomenen nog groter maken. De mogelijkheid om anoniem te zijn, de voortdurende beschikbaarheid, het gebrek aan niet-verbale communicatie, het gebrek aan een onmiddellijke, zichtbare reactie, het gebrek aan supervisie en het publieke karakter van de online omgeving kunnen leiden tot meer psychologische, emotionele en sociale schade. Bovendien kunnen op sociale media commentaren of beelden heel gemakkelijk en zonder toestemming ge(re)produceerd, doorgegeven en gedeeld worden. Zo kan heel snel een bijzonder breed publiek worden bereikt. Wie verwacht dat asociaal gedrag door de sociale media zelf zal worden gebannen, komt bedrogen uit. Facebook bijvoorbeeld, is niet zelfregulerend en treedt niet op. Dat vloeit voort uit de logica dat de Facebookleden het product zijn. Facebook zonder leden stelt niets voor. Facebook onderneemt alleen actie als er ook in andere media commotie over een bepaald fenomeen ontstaat. Om te verhinderen dat adverteerders onrustig worden, wordt het minste bloot of de kleinste verwijzing naar seks wel gecensureerd, en gelden er nog een hele rist inhoudelijke regels. Gewelddadige games Een ander onlinefenomeen dat kan gerekend worden tot “geweld in de digitale wereld” betreft de onlinegames. Ik zie dat mijn eigen kinderen zich urenlang bezig kunnen houden met de meest gewelddadige onlinegames, en vraag me vaak af wat de schadelijke gevolgen kunnen zijn. In een studie stelde psycholoog Christian Montag van de Universiteit van Bonn dat wie vaak gewelddadige games speelt, emotioneel afgestompt raakt.7 Dat tonen hersenscans van gamers aan. De onderzoekers scanden de hersenen van gamers, terwijl ze beelden met gewonden na verkeersongevallen bekeken. Hun hersenen reageerden niet zoals we zouden verwachten: in bepaalde delen bleef het kalm. De twintig jongemannen die deelnamen aan de studie zijn allemaal verknocht aan ‘Counterstrike’, een schietspel vanuit het perspectief van één personage. Meer dan 15 uur per week lopen ze als soldaat door een virtueel oorlogsdecor en schieten ze de vijand neer. Volgens Montag zorgen de schietsessies zorgen ervoor dat gamers aan gewelddadige beelden wennen. Ook andere beelden laten hen dan onverschillig. De vraag of schietspelen ook geweld in het ware leven uitlokken, verdeelt de vakwereld. Anders Breivik raadt in zijn manifest het schietspel Call of Duty aan: het zou schutters voorbereiden op de oorlog tegen de islam. Ook Hans Van Themsche speelde regelmatig een gewelddadig computerspel. Montag waarschuwt echter voor die conclusie want zijn resultaten toonden enkel aan wat games met de hersenen doen. Dat zegt nog niets over het gedrag van de gamer. Volgens Benedict Wydooghe, onderzoeker van het expertisecentrum voor E-cultuur (Katho), veranderen schietspelen de gamer wel degelijk. Gamen heeft dus wel effect op de hersenen: de hersenscans tonen dat nu wel voor het eerst ook aan. Niettemin zegt de studie enkel iets over de reactie van gamers op beeldmateriaal. De onderzoekers hebben niet onderzocht of een gamer verontwaardigd is en ingrijpt als hij een echte gewelddaad ziet. Volgens Wydooghe maken de meeste spelers een strikt onderscheid
42
Pleidooi voor digitale opvoeding
tussen hun scherm en het echte leven. Gamers zijn zich doorgaans erg bewust van het verschil tussen geweld dat een computer af beeldt en reëel geweld. Er zijn veel studies die voorspellen dat gamers gewelddadig kunnen worden, maar ook evenveel die dat ontkrachten. Van Themsche ontspoorde, maar dat kan een uitzondering zijn. Volgens therapeut Herm Kisjes van de Antwerpse verslavingskliniek Solutions kunnen gamers emotioneel afstompen. Wie verslaafd is aan games, kan veel niet meer schelen. Hij kan ook niet meer van kleine, leuke momenten genieten, zoals van een heerlijke maaltijd of een wandeling in de herfstzon. Dat is ook een vorm van afstompen. Enkel het schietspel geeft de speler een adrenalinekick. Maar daarvoor moet hij steeds langer spelen.
Wetgeving nodig Sensibilisering, opvoeding en onderwijs om kinderen en jongeren te wapenen tegen de gevaren is één ding, maar daarnaast is ook wetgeving nodig die onze jeugd kan beschermen. En daar wringt vaak het schoentje. Volgens criminoloog Stefan Bogaerts kent ons Belgisch Strafwetboek te weinig wetten die onze jeugd kunnen beschermen tegen allerhande gevaren. Dat komt omdat ons strafwet vooral gebaseerd is op het bestraffen van delicten in de echte wereld, met zijn geografische grenzen. Cybercrime is vaak een internationaal fenomeen waarop onze wetgeving geen vat heeft. Daarbij komt nog dat dat er bij de politiemensen nog altijd te weinig kennis is over wat er zich allemaal afspeelt op het internet. Nochtans zien we dat heel wat van de georganiseerde criminaliteit tegenwoordig wordt voorbereid via afgesloten chatboxen, op het internet. Net omdat de informaticakennis van de gemiddelde politieman/ -vrouw niet in verhouding staat tot de schaal waarop cybercrime zich afspeelt, wordt er nu alvast in Oost-Vlaanderen gestart met een stoomcursus voor alle politiemensen. Een misdrijf waar een computer bij komt kijken, is in theorie een zaak voor gespecialiseerde politie, maar dat is niet houdbaar. Cybercrime is mainstream geworden. Alleen maakt het nog geen deel uit van de algemene basisopleiding bij de politie. Politiemensen krijgen een opleiding van één tot drie dagen, afhankelijk van hun functie en de noodzaak aan training. Die gaat onder meer over welke vragen ze moeten stellen bij aangiftes van cybercrime, hoe hacking precies verloopt of hoe ze sporen veilig kunnen stellen van pakweg een haatpagina op Facebook. De bedoeling is dat uiteindelijk elke politiezone ‘eerste hulp bij cybercrime’ kan geven, zodat de gespecialiseerde politiediensten zich kunnen concentreren op de meer geavanceerde vormen.
Mediawijsheid Een betere wetgeving, een grotere sensibilisering en vooral een doorgedreven digitale opvoeding, dat is noodzakelijk om onze jeugd te wapenen tegen de valkuilen van de onPleidooi voor digitale opvoeding 43
line wereld. Net daarom steun ik ten volle de oprichting van het Vlaams Kenniscentrum voor Mediawijsheid dat eerder dit jaar van start is gegaan. De opdracht van het centrum is mensen kritischer en bewuster leren omgaan met een gemediatiseerde samenleving. Het Kenniscentrum is een initiatief van minister van Media Ingrid Lieten (sp.a), die daarvoor samenwerkt met iMinds, het expertisecentrum van de Vlaamse overheid dat innovatie moet stimuleren. Gezien de snelle evolutie van technologieën en mediatoepassingen is er dringend nood aan meer mediawijsheid. Media en ICT spelen immers een steeds belangrijker rol in ons leven: 91,4 procent van de Vlamingen heeft thuis internet, 65,8 procent van de computergebruikers zoekt dagelijks info op op het internet of surft. Meer dan de helft van de jongeren heeft een account op Youtube, 80 procent surft dagelijks naar Facebook en 62 procent sms’t wekelijks over huiswerk. Bij de opstart van het centrum voorspelde Ingrid Lieten dat de snelle evolutie in media en mediagebruik ons zal veranderen. We moeten er vooral voor zorgen dat die snelle evolutie een goede zaak is voor alle mensen. Het Vlaams Kenniscentrum voor Mediawijsheid zal daarom de volgende twee jaren allerlei initiatieven opstarten en ondersteunen. Zo zal het onder andere concrete projecten lanceren voor jongeren, leerkrachten en ouderen. In een van de projecten zal bijvoorbeeld een testpakket rond mediawijsheid uitgewerkt worden dat kan gebruikt worden in het onderwijs. Mediawijsheid draait bijvoorbeeld niet enkel om ‘hoe surf ik veilig op het internet?’ of ‘hoe ga ik om met cyberpesten?’ Het gaat ook om inzicht verwerven in de mechanismen van reclame en de media-industrie. Mediawijsheid is een algemene vaardigheid om kritisch met informatie om te gaan om zo te komen tot een verantwoord en veilig mediagebruik. Het Kenniscentrum wil daarbij niet vertrekken van een benadering van angst en verbod, maar vanuit een stimulerende visie waarin men media gebruikt om zichzelf uit te drukken. We moeten een evenwicht zoeken tussen emanciperen en beschermen, daar ben ik ook van overtuigd. Als Digital Champion wil ik dit soort van initiatieven ten volle ondersteunen. Onze maatschappij is in volle verandering en we moeten proactief inspelen op wat op ons afkomt. Een goede begeleiding van kinderen en jongeren is voor mij essentieel. [Saskia Van Uffelen is CEO van Bull en sinds 2012 Digital Champion België]
44
Pleidooi voor digitale opvoeding
Zie http://youtu.be/nKIu9yen5nc Risico’s voor jongeren op sociale netwerken bekeken vanuit juridisch perspectief, in: Peggy Valcke, Pieter Jan Valgaeren en Eva Lievens, Sociale media: Actuele juridische aspecten, Mortsel: Intersentia, 2013 (in druk). 3 Sonia Livingstone, Leslie Haddon, Anke Görzig en Kjartan Ólafsson, EU Kids Online Final Report, 2011: http:// eprints.lse.ac.uk/39351/ 4 Zie www.eukidsonline.net 5 Bullying Olweus, Prevention Program, ‘Bullying’, 2011: http://www.violencepreventionworks.org/public/bullying. page, geciteerd in Valcke, Valgaeren en Lievens, o.c. 6 Zie https://lirias.kuleuven.be/handle/123456789/373679 7 Does excessive play of violent first-person-shooter-video-games dampen brain activity in response to emotional stimuli?, in Biological Psychology, DOI:10.1016/j.biopsycho.2011.09.014 - http://www3.uni-bonn.de/Pressemitteilungen/278-2011 1
2
Pleidooi voor digitale opvoeding 45