Respons: Benjamin Dalle
Uitdagingen voor de social profit en de overheid Professor emeritus Wim Moesen is niet alleen een eminent macroeconoom met een bijzondere belangstelling voor de rol van de overheid, als voorzitter van de Vereniging voor Social Profit Ondernemingen (Verso) is hij ook zeer vertrouwd met de social profitsector. In zijn bijdrage gaat hij in op de grenzen van de private marktwerking, het belang van een performante overheid en de betekenis van de social profit.
De grenzen van markt en overheid De private marktwerking kan niet zonder regelgeving en interventies vanwege de overheid. Door recente gebeurtenissen als de bankencrisis bestaat daarover geen ernstige discussie meer. Een belangrijke randvoorwaarde voor een goede marktwerking, het vertrouwen van financiële instellingen in elkaar en het vertrouwen van spaarders in die financiële instellingen, werd toen ernstig aangetast. De overheid zorgt er ook voor dat een aantal goederen en diensten voor iedereen toegankelijk zijn. Komt de overheid tussen met de juiste diensten en middelen? Merkwaardig is dat er tussen de omvang van de budgettaire middelen en de performantie van de overheid geen enkele correlatie kan worden vastgesteld. Concreet is de kwaliteit die de Belgische overheid levert niet in lijn met de budgettaire middelen die uitgetrokken worden: inzake de omvang van de publieke sector staan we op plaats 4 op 21 landen; voor performantie doen we het met een elfde plaats ondermaats.
De ‘tikkeltjes meer’ van de social profit Volgens professor Moesen doet de social profit het een pak beter en is het een economische sector “met net dat tikkeltje meer”. De cultuur van de social profit heeft te maken met twee principes: onderprijzing (door tussenkomst van overheidsmiddelen wordt de kostprijs voor de burger betaalbaar gehouden) en
18
Uitdagingen voor de social profit en de overheid
vrije keuze (de burger is vrij te kiezen op wie hij beroep doet en dat oefent een opwaartse druk uit op de kwaliteit). Op die manier wordt het beste van twee modellen gecombineerd: de kwaliteit en de kostenefficiëntie van het marktmodel en de toegankelijkheid en betaalbaarheid van de publieke sector. Onder meer als gevolg van demografische ontwikkelingen (veroudering, kleinere gezinnen, eenoudergezinnen, opnieuw samengestelde gezinnen, enz.) heeft de social profitsector een grote expansie gekend. Vele nieuwe of bijkomende taken die gerelateerd zijn aan deze ontwikkelingen worden – anders dan in andere landen waar de lokale overheden een grotere rol spelen met een sterke stijging van hun uitgaven als gevolg – tot tevredenheid van de burger opgenomen door de social profit. De social profit wordt ook sterk gereguleerd door de overheid. Zo zijn er regels rond erkenning en subsidiëring, prijszetting en financieel beheer. Ook op andere terreinen scoort de social profit goed, onder meer op het vlak van werkzekerheid, balans werk-gezin, geografische goede spreiding met positieve gevolgen voor de mobiliteitskost, enz. Om Wim Moesen te parafraseren: de social profit is een economische sector met vele tikkeltjes meer.
Christendemocratie en de social profit De centrale stelling van professor Moesen rond het belang van de social profit kan volledig worden onderschreven. Het is een sector met een zeer groot belang en het is een uitstekende keuze om diverse taken aan haar uit te besteden. Zoals professor Moesen terecht aanhaalt, combineert de sociale profit het beste van twee modellen. De centrale rol van de social profit bij de aanpak van maatschappelijke uitdagingen spoort ook volledig met een christendemocratische visie op de rol van de overheid, de markt en het middenveld. De social profit is een sector die wordt gekenmerkt door vrij initiatief en ondernemerschap, maar die tegelijkertijd inzet op solidariteit en ondersteund wordt door de overheid om de dienstverlening toegankelijk, betaalbaar en kwaliteitsvol te houden voor iedereen. Voor christendemocraten moet de overheid dergelijke initiatieven zoveel mogelijk ondersteunen zonder in de plaats te treden van het vrije initiatief. We leggen de nadruk op het versterken van het vrije initiatief, zien erop toe dat de kwaliteit wordt gegarandeerd en dat ook en vooral de zwakkeren voldoende aan bod komen.
Uitdagingen voor de social profit De afgelopen twee decennia werd enorm geïnvesteerd in de social profit. Denken we bijvoorbeeld aan de sterke stijging van de budgetten (voor uitbreiding van de
Uitdagingen voor de social profit en de overheid 19
capaciteit, verbetering omkadering, betere arbeidsvoorwaarden) en de professionalisering van de sector. Toch kunnen we er niet omheen dat we nog steeds aankijken tegen structurele tekorten: wachtlijsten in verschillende sectoren, moeilijke toegang tot jeugdzorg en geestelijke gezondheidszorg, enz. Daarbij komen nog de maatschappelijke evoluties als vergrijzing, complexere gezinssituaties en dergelijke meer. Een grote opdracht voor de social profit bestaat erin om te bekijken op welke manier en in welke mate noden kunnen worden beantwoord waarvoor vandaag geen of onvoldoende aanbod bestaat. Daarbij moet nog meer vraaggestuurd worden gewerkt, eerder dan te vertrekken van vaste (aanbodgestuurde) structuren en processen. Gelet op de schaarse middelen en de enorme vraag moet nog meer worden ingezet op de efficiĂŤnte inzet van middelen door onder meer professionalisering, schaalvergroting, nieuwe organisatievormen en strategisch personeelsbeleid.
‌ en voor de overheid Ook de overheid staat voor grote uitdagingen. Met begrensde middelen moet toch rekening worden gehouden met steeds grotere maatschappelijke noden. In heel Vlaanderen, maar zeker ook in grote steden als Brussel, stellen zich aanzienlijke problemen die om een oplossing vragen. Denken we bijvoorbeeld aan (jeugd) werkloosheid, armoedecijfers, de dualisering van de samenleving, jongeren zonder diploma, gebrekkige huisvesting, enz. De vraag van de burger is dat we steeds meer doen met dezelfde (of zelfs minder) middelen. Meer dan ooit moet de politiek dus prioriteiten stellen, doen wat essentieel is en besparen waar het mogelijk is. Het is goed dat de overheid sterk betrokken is, maar er moet op worden toegezien niet tÊ regulerend op te treden en teveel verplichtingen op te leggen. Er moet gefocust worden op bepaalde resultaten inzake kwaliteit en toegankelijkheid, zonder de manier waarop dit doel moet bereikt worden al te zeer in detail vast te leggen. De overheid moet zich dus concentreren op het ontwikkelen van het beleid (visie, strategische en operationele doelstellingen, opvolging resultaten) met een adequate regelgeving die het ondernemerschap stimuleert en ondersteunt. [Benjamin Dalle is kabinetschef van staatssecretaris voor Staatshervorming Servais Verherstraeten en in Brussel CD&V-lijsttrekker voor de Kamer van Volksvertegenwoordigers bij de verkiezingen van mei 2014.] benjamin.dalle@servais.belgium.be | Twitter: @dalle_benjamin
20
Uitdagingen voor de social profit en de overheid