Respons: Ward Kennes
Over de participatiemaatschappij en de vermaatschappelijking van de zorg Mensen staan er in het leven niet alleen voor. Ze kunnen rekenen op de overheid die, verspreid over diverse beleidsniveaus, zorgt voor veiligheid, sociale bescherming, onderwijs of een vrijetijdsaanbod. Maar een samenleving waarin individuen enkel in relatie zouden staan tot overheidsinstellingen zou een kille, mechanische samenleving zijn.
Gelukkig is het veld tussen de persoon en de staat druk bezet. Je hebt er enerzijds het spontane sociale netwerk van gezin, familie, vrienden, collega’s en de buurt. Mensen maken contacten met andere mensen in hun omgeving en de relaties die zo ontstaan zijn erg belangrijk om zich goed te voelen en de eigen talenten te ontwikkelen. Daarnaast bestaat een georganiseerd middenveld en dat is in Vlaanderen heel sterk ontwikkeld. Omdat de overheid er in de zorg, het onderwijs, de sociale zekerheid en de sociaal-culturele sector een aantal taken aan heeft uitbesteed, is de scheidingslijn tussen overheid en georganiseerd middenveld vervaagd. Maar wanneer het gaat over de sportclub, het oudercomité, de fanfare of de jeugdbeweging voelen we goed aan dat het om een verband gaat waarin mensen zich organiseren om samen iets te doen of sterker te staan en dat dit iets anders is dan de overheid. Luidens de tekst van Erik Sengers is in Nederland de vraag aan de orde welke de vlag ‘civil society’ nu precies dekt: die van het spontane middenveld, die van het georganiseerde middenveld, of beide? Nu alle overheden, ook in Vlaanderen en Nederland, de broeksriem moeten aanhalen, is het verleidelijk om taken die de overheid zichzelf heeft toegeëigend, terug te schuiven naar het middenveld, het georganiseerde maar ook het spontane. Probleem is natuurlijk dat ook het georganiseerde middenveld niet ruim in de was zit en voor vele opdrachten erg afhankelijk is geworden van overheidssubsidiëring. Veel dienstverlening gebeurt er door professionelen. Ook al kunnen middenveldorganisaties nog veel vrijwilligers mobiliseren, toch zijn ta-
44
Over de participatiemaatschappij en de vermaatschappelijking van de zorg
ken als zorgverlening of onderwijs zo complex geworden dat een professionele opleiding noodzakelijk is. De vraag is dan in welke mate er meer beroep kan worden gedaan op het spontane middenveld om de terugtredende overheid tegemoet te komen? Erik Sengers bekijkt de situatie van vrijwilligers en mantelzorgers in Amsterdam. Je kan ook kijken naar de kinderopvang in Vlaanderen. Vroeger werden veel jonge kinderen opgevangen door thuiswerkende ouders en door grootouders. Maar steeds meer ouders met jonge kinderen werken beide buitenshuis, vaak met flexibele uren. De families worden kleiner en de ouders wonen vaak ver van de grootouders. Die moeten zelf ook langer werken en als ze op pensioen zijn, maar nog zeer vitaal, hebben ze minder tijd dan ooit. Er zijn gezinnen die zeer creatief omgaan met deze uitdaging en er zijn private initiatieven die inspelen op de stijgende nood aan buitenschoolse kinderopvang. Maar dit neemt niet weg dat de samenleving in toenemende mate verwacht dat de overheid oplossingen aanreikt. Deze evolutie draai je niet met een vingerknip terug. Een koninklijk pleidooi voor de participatiemaatschappij zal niet volstaan. Het is jammer dat de participatiesamenleving uit de kast wordt gehaald in een context waarin de welvaartstaat kampt met budgettaire schaarste. Want de idee dat de overheid zich niet met alles moet bemoeien en voorrang moet geven aan de persoonlijke creativiteit en het initiatief dat uit de samenleving opborrelt, is eigenlijk een hertaling van het oerchristendemocratische begrip ‘subsidiariteit’. Christendemocraten willen de mens niet reduceren tot een consument van overheidsdiensten, maar zien in hem of haar een persoon die zowel helper is als geholpene, zowel gever als ontvanger, zowel iemand die deelt vanuit overvloed als iemand die zijn hand moet uitsteken vanuit schamelheid. Het is dus jammer dat wat eigenlijk een positieve maatschappijkeuze moet zijn, door de budgettaire context een stoplap dreigt te worden voor de groeiende gaten in de sociale welvaartstaat. Nederland en Vlaanderen delen de vaststelling dat de vergrijzing behoorlijk wat uitdagingen met zich meebrengt. De overheid kan dit niet alleen aan. Dat geldt trouwens ook voor de zorgvraag van personen met een beperking, mensen met psychiatrische problemen en chronisch zieken. Daarom rijst de vraag hoe de professionele zorg, mantelzorg en het vrijwilligerswerk, elk met een specifieke inbreng, een antwoord kunnen bieden op de toenemende maar zeer verscheiden zorgnoden. Wat in Nederland ‘participatiesamenleving’ heet, klinkt in Vlaanderen als ‘vermaatschappelijking van de zorg’.
Over de participatiemaatschappij en de vermaatschappelijking van de zorg 45
Het concept van de ‘sociale makelaar’ slaat deze weg in. Het wil de zorgnetwerken van ouderen versterken, met specifieke aandacht voor ouderen in een kwetsbare positie De sociale makelaar biedt ouderen ondersteuning om langer kwaliteitsvol thuis te blijven wonen. Door in te zetten op het versterken van wederzijdse dienstverlening tussen bewoners in een wijk of buurt, draagt de sociale makelaar bij tot de vermaatschappelijking van de zorg. Hij stelt zich ten dienste om thuisverzorging te verbreden naar buurtzorg. Zo kan een woonbuurt uitgroeien tot een zorgzone. Nederland heeft al heel wat ervaring opgedaan met proefprojecten rond het concept van ‘sociaal makelen’. Maar thans lopen er ook projecten om dit naar de Vlaamse context te vertalen. Centrale uitgangspunten daarbij zijn: (1) empowerment van kwetsbare ouderen, (2) wederkerigheid, (3) kleinschalig en lokaal verankerd, en (4) met specifieke aandacht voor de doorverwijsfunctie naar professionele hulp. Het kernbegrip in sociaal makelen is wederkerigheid en het diepe besef dat mensen iets voor elkaar kunnen betekenen. Ouderen worden niet alleen aangesproken op hun tekorten, maar ook op hun competenties en wat ze kunnen betekenen voor anderen. De meerwaarde van de sociale makelaar ligt in zijn faciliterende positie om de zorgnetwerken rond ouderen te versterken. Maar zo nodig kan hij doorverwijzen naar professionele diensten. Wanneer het sociaal makelaarschap op kruissnelheid komt, omvat het alle levensdomeinen en ook het ganse zorgcontinuüm, van licht tot zwaar zorgbehoevend. In dit domein ligt ongetwijfeld een belangrijke ondersteunende rol weggelegd voor allerlei ICT toepassingen. Het onderzoek op dit vlak verdient alle steun van de overheid en het georganiseerde middenveld. Een ander fenomeen dat in dit kader aandacht verdient, is de ontwikkeling van een gemeenschapsmunt. Zo zijn er ‘sociale munten’ ontwikkeld om in te spelen op sociale noden, vergrijzing, milieuproblemen of mobiliteitsvragen. Time 2Care bijvoorbeeld ontwikkelt samen met de stad Turnhout, De Ark, SPK
en Cirkant in Turnhout de gemeenschapsmunt ‘Troeven1’. In het kader van de proeftuin voor zorginnovatie Licalab wil men in Turnhout deze zorgmunt aanwenden als hef boom voor kwaliteitsvolle en betaalbare ouderenzorg, intergenerationele solidariteit, active ageing en het doorbreken van de digitale kloof. Een gemeenschapsmunt wil het sociaal engagement waarderen, mensen aanmoedigen hun tijd te geven aan anderen en aan de gemeenschap, en de burgerparticipatie stimuleren. En dat met als finale doelstelling dat burgers en gemeenschappen meer verantwoordelijkheid nemen voor zichzelf, voor elkaar en voor hun gemeenschap. Zo worden de zelfredzaamheid, de sociale cohesie en
1
46
Verwijzing naar de Turnhoutse spelkaartenindustrie (nvdr). Over de participatiemaatschappij en de vermaatschappelijking van de zorg
het gemeenschapsgevoel versterkt. De initiatiefnemers van Troeven willen de onvervulde behoeften koppelen aan de on(der)benutte sociale capaciteit. De overheid, bedrijven en organisaties kunnen sociaal gedrag waarderen met Troeven. Concreet worden burgers die zich vrijwillig inzetten voor de zorg van buren gewaardeerd met Troeven, waarbij ĂŠĂŠn uur vrijwilligerswerk wordt beloond met 60 Troeven. Met de verdiende Troeven kan je in je buurt hulp en diensten ruilen, of ze kunnen verzilverd worden in een gemeentelijk cultuurcentrum of in sommige handelszaken. De toepassingsmogelijkheden zijn legio: een RVT dat beroep doet op vrijwilligers voor een uitstap, vrijwilligers die een cursus geven in een dienstencentrum, ouderen die voorlezen voor kinderen, huiswerkklasjes voor kinderen uit kwetsbare gezinnen, oppassen op een kind, een zieke, een huisdier of gewoon het huis. Of wil u het nog concreter? Een alleenstaande moeder heeft een kind dat ouderen helpt bij hun PC-cursus. Met de Troeven die dat oplevert, kan het gezin de gepensioneerde leerkracht waarderen die de schoolachterstand van een ander kind helpt wegwerken. De mogelijkheden op dorps- of stadsniveau zijn schier eindeloos om de participatiemaatschappij concreet invulling te geven. [Ward Kennes is Vlaams volksvertegenwoordiger voor CD&V en burgemeester van Kasterlee] ward.kennes@vlaamsparlement.be
Over de participatiemaatschappij en de vermaatschappelijking van de zorg 47