Respons: Nathalie Muylle
Pleidooi voor een sereen debat Is het zo slecht gesteld met onze gezondheidszorg? Krijgen we vandaag niet de beste zorg die we voor ons globaal gezondheidsbudget kunnen krijgen? Is onze ziekenhuiszorg dan zo weinig efficiënt? Neen. Wel staan we voor grote uitdagingen. Overconsumptie en onderbehandeling zijn gevolgen van het huidige financieringsmodel. Iedereen erkent dat een herziening zich opdringt. Maar aan de zijkant blijven roepen lost weinig op. Enkel een sereen debat leidt tot resultaat. Alle actoren zullen uit hun comfortzone moeten komen.
In België is 99% van de bevolking financieel gedekt voor een belangrijk aandeel van de zorguitgaven via de publieke verzekering. De collectieve ziekteverzekering biedt een vast pakket van zorg aan iedereen en maakt geen onderscheid tussen patiënten. De toegankelijkheid van de zorg is groot en België kent nagenoeg geen wachttijden in de gespecialiseerde gezondheidzorg. De zorg voor ‘Jan met de pet’ is dezelfde als de zorg voor de CEO van een groot bedrijf. We dragen hiervoor bij in verhouding tot ons inkomen en herverdelen die middelen in solidariteit met de zieken. Er is een grote tevredenheid bij de burger over het gezondheidszorgsysteem en over de zorgverstrekkers en zorgaanbieders, wat in belangrijke mate verband houdt met de grote keuzevrijheid. We staan voor grote uitdagingen. We moeten de betaalbaarheid van het systeem garanderen in een gewijzigde economische context. Daarbij moeten we rekening houden met de vergrijzing en andere maatschappelijke evoluties. De financiële toegankelijkheid moet worden gewaarborgd en voor de laagste inkomensgroepen en de gezondheidsongelijkheden vergroot worden. Bovendien zullen we de inefficiënties en niet wetenschappelijk verklaarbare praktijkverschillen in sommige sectoren moeten vermijden, de versnippering en complexiteit verminderen en vernieuwing toelaten binnen een beperkt budget. Natuurlijk moet de huidige financiering van ziekenhuizen herzien en vereenvoudigd worden. Dat de ziekenhuisfinanciering historisch zo gegroeid is dat ongewenste mechanismen zijn ontstaan, kan niet ontkend worden. Weinigen kennen nog de finesses, hetgeen voor bestuurders en management tot een
88
Pleidooi voor een sereen debat
complexe taakstelling leidt. Geen enkele minister van Volksgezondheid slaagt erin zo’n gigantische operatie te realiseren als niet voorafgaand een pact wordt gesloten met alle sleutelactoren. Iedereen, van artsenorganisaties, ziekenhuiskoepels, ziekenfondsen tot patiëntenorganisaties, roept luid in zijn congressen en memoranda dat het vijf voor twaalf is, maar ieder bewaakt in de voorstellen de eigen belangen. Er zal meer moed nodig zijn. Vraag dat maar aan Jean-Luc Dehaene die als minister van Sociale Zaken de basis heeft gelegd voor grondige hervormingen in het ziekenhuislandschap. De opdracht die minister Onkelinx aan het Federaal Kenniscentrum gaf om binnen een stappenplan een nieuw financieringsmodel te ontwikkelen verdient ook elke kans. Dit plan moet ‘de’ prioriteit worden van een nieuwe federale regering. De bouwstenen voor een nieuwe financiering zijn gekend: transparantie, samenwerking en kwaliteit. Ik volg de uitspraak van Jo Libeer niet dat “onze ziekenhuiszorg weinig efficiënt is”. De kwaliteit van medische zorg staat in ons land op een hoog niveau en situeert zich trouwens qua kost in het verhouding tot het BNP net boven het gemiddelde van de OESO-landen. Dat onze levensverwachting in Vlaanderen de laatste vijftig jaar met tien jaar is gestegen, is grotendeels te danken aan toegankelijke en kwaliteitsvolle ziekenhuiszorg. Wel heeft Jo Libeer gelijk dat we de kwaliteit van de zorg moeten objectiveren. Op dat vlak lopen we achter t.o.v. onze buurlanden. Kwaliteit moet goed worden gedefinieerd als veilig, effectief, efficiënt, tijdig, continu, toegankelijk en patiëntgericht. Met de zesde staatshervorming ligt hier een grote uitdaging voor de volgende minister van Welzijn. De eerste stappen zijn hier al gezet door Jo Vandeurzen. De vervanging van de klassieke visitatie en inspectie door een accrediteringssysteem wijst op een evolutie in ons kwaliteitsbeleid. Hopelijk neemt Wallonië deze visie op kwaliteit over en krijgen we geen twee snelheden in ons ziekenhuislandschap. Ons financieringsmodel is allesbehalve doorzichtig. Patiënten zullen hun keuze van ziekenhuis meer en meer zelf gaan beoordelen op kwaliteit en veiligheid, hetgeen ziekenhuizen en artsen, terecht, moet dwingen tot meer openheid over hun klinische prestaties, tarieven en resultaten. Systematische rapportering verhoogt het maatschappelijk draagvlak voor wat wetenschappelijk en medisch verantwoord is. Objectieve en onafhankelijke informatie in deze lijkt me cruciaal. Het debat rond verloning van artsen kan hier niet los worden van gezien. Ik ben helemaal akkoord dat de nomenclatuur en de wijze van het vergoeden van artsen aan herziening en herijking toe is. Het huidige systeem is onrechtvaardig en onderwaardeert knelpuntendisciplines als geriatrie en pediatrie. Het dwingt ziekenhuizen tot akkoorden rond solidaire afdrachten met haar artsen. Dit leidt, met de huidige onderfinanciering, tot spanningen tussen artsen en directies. De
Pleidooi voor een sereen debat 89
grote verschillen in artsenverloning zijn buiten verhouding. We weten dit al lang. De ‘Commissie tot herijking van de nomenclatuur’ kwam nooit echt van de grond. Om tot een billijke herverdeling van de honorariamassa te komen, gekoppeld aan onderlinge samenwerking en afstemming en gekoppeld aan een gezonde vverhouding tussen intellectuele en technische prestaties, moet men durven loskomen van verworven rechten. Waar Jo Libeer zedig over zwijgt is of het wel ethisch blijft dergelijke maximumlonen, grotendeels gefinancierd met publieke middelen, te verantwoorden. Dit in tijden waar men de mond vol heeft van exuberante toplonen en bonussen, zowel in privé- als overheidsbedrijven. [Nathalie Muylle is lid van de Kamer van volksvertegenwoordigers voor CD&V en schepen in de stad Roeselare] nathalie.muylle@dekamer.be | Twitter: @nathaliemuylle
90
Pleidooi voor een sereen debat