Respons: Tinne Rombouts
Partnerschap voor een duurzame landbouwtoekomst Sommigen stellen zich in het parlement luidop de vraag: “Is het wel verantwoord dat Vlaanderen ruimte vrijwaart voor landbouw?” Meer dan terecht onderstreept Piet Vanthemsche dat onze land- en tuinbouw een onontbeerlijke sector is, ook in verstedelijkt Vlaanderen. De levenskwaliteit op het platteland berust in grote mate op hoe er met de open ruimte wordt omgegaan. Landschappen waarin bos, weide en akkerland elkaar afwisselen, zijn daarbij van groot belang. Zowel voor de beleving van het platteland, de leefbaarheid en de sociale samenhang in het dorp, speelt de land- en tuinbouwsector een sleutelrol.
Maar in de eerste plaats hebben onze 25.000 land- en tuinbouwbedrijven als doel om veilig en kwaliteitsvol voedsel te produceren. Daarmee zijn zij vandaag de basis voor een groot Vlaams agro-businesscomplex met zo’n 40.000 bedrijven en 150.000 jobs. Vlaanderen heeft dan ook een sterke exportmarkt en kan een belangrijke rol spelen in de steeds maar groeiende wereldvraag naar veilig en kwaliteitsvol voedsel. De verwachtingen die de maatschappij heeft ten aanzien van de land- en tuinbouwers zijn niet min en nog steeds groeiende. De beschikbare ruimte voor land- en tuinbouw daarentegen zal niet toenemen. Meer doen met minder is trendy, maar heeft zijn grenzen. De land- en tuinbouwer wordt dan ook permanent uitgedaagd en dan hebben we de weersomstandigheden en prijsschommelingen nog buiten beschouwing gelaten. Meer doen met minder is een complexe uitdaging waarmee de sector te maken krijgt. Minder ruimte dwingt de landbouwer te zoeken naar enerzijds alternatieve (productie)methoden, afzetmarkten of toegevoegde waarden. Met verbrede landbouwactiviteiten zoals thuisverkoop, CSA-bedrijven (‘Community Supported Agriculture’), hoevetoerisme, landschapsbeheerders… kan een landbouwer extra inkomen vergaren. Een ondersteunende, faciliterende rol in deze
Partnerschap voor een duurzame landbouwtoekomst 115
vanuit de overheid is belangrijk voor het voortbestaan van de sector. Weliswaar zit in deze markt van verbrede activiteiten nog groeimarge, maar blijft de markt beperkt. Meer doen met minder betekent eveneens dat de weg van intensifiëring om de productiviteit te verhogen en mogelijks ook de schaalvergroting ingeslagen wordt. Anderzijds eist de maatschappij, terecht, dat de sector duurzaam werkt. ‘Productiviteit’ en ‘duurzaamheid’ in één adem noemen, klinkt controversieel, maar onze Vlaamse land- en tuinbouw slaagt daar technisch gezien wonderwel in. Al gaat die duurzaamheid vaak gepaard met grote investeringen. Grote investeringen voeden bovendien vaak de negatieve perceptie. Een groot en intensief bedrijf beschouwen mensen als ‘mega’ en helemaal niet meer gelinkt aan goede praktijken. Onze land- en tuinbouwers staan letterlijk en figuurlijk stevig met de voeten op de grond. Maar het voorgaande sterkt me in de overtuiging dat elke hectare die vandaag door landbouw wordt benut onmisbaar is voor de sector. De landbouwer is een ondernemer in het kwadraat. Het erf van het landbouwbedrijf is vaak de ontmoetingsplaats van de meest diverse maatschappelijke debatten. Eén bedrijf kan de vraag verwerken naar ruimte voor water, ruimte voor instandhoudingsdoelstellingen, bescherming van het landschap… waardoor we moeten vaststellen dat het vaak de landbouwer is die als enige weet welke processen er allemaal lopende zijn. Met het vastleggen van de instandhoudingsdoelen, is het duidelijk dat er her en der in Vlaanderen discussies ontstaan. Het zal er op aankomen alle vragen en noden in een gebied samen te bekijken in gebiedsmanagementplannen zodat win-win-oplossingen worden gevonden met een zo zuinig mogelijk grondgebruik. De administraties (RO, Water, Natuur…) spelen hierin een centrale rol. Zij moeten over de beleidsdomeinen heen denken en werken. Zoals landbouwers ondernemers in het kwadraat zijn, moeten de administraties ook instanties in het kwadraat worden. Een zo zuinig mogelijk grondgebruik betekent ook dat er bepaalde percelen zullen omgezet worden naar andere bestemmingen. Belangrijk is dan dat de landbouwer kan rekenen op een goed vangnet. Een vangnet dat kansen biedt om verder te doen of het bedrijf te heroriënteren. De komende weken zal in de Commissie Leefmilieu van het Vlaams Parlement het Landinrichtingsdecreet besproken worden. Dit decreet zorgt ervoor dat er een uitbreiding komt van het aantal instrumenten dat ingezet kan worden bij de inrichting en beheer van het platte-
116
Partnerschap voor een duurzame landbouwtoekomst
land. Denk maar aan planologische ruil, grondenbanken, vrijwillige herverkaveling, etc. Hierdoor kunnen landinrichtingsprojecten vlotter worden uitgevoerd met respect voor de eigenaar en gebruikers van gronden in het gebied. Hiermee kan een volwaardig flankerend beleid worden uitgebouwd met meer rechtszekerheid voor de betrokkenen. Tot slot is er ook nog het omvangrijke dossier van de omgevingsvergunning. Ook dit decreet zit in de pijplijn om gestemd te worden in de commissie. De goedkeuring van dit decreet zal ervoor zorgen dat de bouwvergunning en de milieuvergunning geïntegreerd worden. Dit zorgt voor een aanzienlijke administratieve vereenvoudiging. Er moet namelijk nog maar één vergunningsaanvraag ingediend worden en er is maar één openbaar onderzoek en één adviesronde waarbij alle betrokken administraties één geïntegreerd advies moeten afleveren. Dit versterkt de stabiliteit waar de sector zo naar hunkert. Het mag niet zo zijn dat elk initiatief bij de minste klacht op de helling komt te staan. De macht van de klacht moet binnen de marges van het redelijke blijven. Straks, met de inkanteling van de 6 de staatshervorming, komen er nieuwe bevoegdheden in handen van de gewesten. Deze bieden mogelijkheden om ook meer beleid op maat van onze Vlaamse land- en tuinbouwers te maken. In het groenboek van de 6 de staatshervorming staat dat zowel het Rampenfonds als het Landbouwrampenfonds gewestelijke materies worden. De gewesten zullen na de staatshervorming bevoegd zijn voor de erkenning van een natuurlijk fenomeen als landbouwramp. Ze zullen ook bevoegd zijn om de regels te bepalen rond de vergoedingen van slachtoffers. Zo kan meer regionaal en op maat van de landbouwers worden gewerkt. Daarnaast wordt met de 6 de staatshervorming ook de pachtwetgeving geregionaliseerd. Aangezien 65% van de landbouwgrond wordt gepacht, moet de discussie uitmonden in zekerheid en het voorrecht om landbouw langdurig te kunnen blijven beoefenen in agrarisch gebied. We kunnen uiteraard niet naast andere actoren en sectoren. Duurzaamheid kan je niet op je eentje, of met je sector alleen realiseren. Net als goed beleid, trouwens. De uitdaging bestaat er in om de land- en tuinbouwsector niet in een hokje te drummen, maar vanuit verschillende invalshoeken te benaderen, met respect voor iedere invalshoek op zich. Efficiënt en zuinig ruimtegebruik is een kwestie van goede afspraken. Zo halen we er het maximale voor landbouw uit, zonder andere sectoren te beschadigen. Onze boeren willen oprecht boeren, met respect voor elkaar en de beschikbare ruimte, op een duurzame manier. Oprecht boeren en recht op boeren gaan hand in hand, ook al is het niet altijd vanzelf-
Partnerschap voor een duurzame landbouwtoekomst 117
sprekend. Wederzijds respect moet de basis vormen van waaruit we vertrekken. De verantwoordelijkheid wordt gedragen door zowel het middenveld als de sector. Door overleg kom je tot duurzaam beleid. [Tinne Rombouts is Vlaams parlementslid voor CD&V en burgemeester van Hoogstraten] tinne.rombouts@vlaamsparlement.be
118
Partnerschap voor een duurzame landbouwtoekomst