Jg2 nr2 vanthemsche

Page 1

Piet Vanthemsche

Recht op boeren in Vlaanderen, Europa en de wereld Blijft Vlaanderen in de toekomst nood hebben aan en ruimte hebben voor land- en tuinbouw? Een pertinente vraag voor het verstedelijkte Vlaanderen met een sterk versnipperde open ruimte. Maar het antwoord is even pertinent. De performante Vlaamse land- en tuinbouw heeft de morele verplichting verder mee verantwoordelijkheid op te nemen in de wereldwijde uitdaging om effectief en efficiĂŤnt voedselzekerheid en gezonde, gebalanceerde voeding te garanderen. Daar heeft Vlaanderen ook zelf baat bij. Het verzekert de verankering van een sterke Vlaamse agrovoedingsindustrie die bijdraagt tot welvaart en een leefbaar platteland. Op wereldvlak, Europees en Vlaams niveau moet werk gemaakt worden van beleidskaders die het recht op boeren verzekeren om voldoende, veilig, kwaliteitsvol, gevarieerd en duurzaam geproduceerd voedsel aan een eerlijke prijs voor boer en consument te produceren Concreet passen wij dit toe op de ziekenhuissector. In het derde deel van onze bijlage leest u onze visie op het ziekenhuis van de toekomst.

Globaal perspectief Wereldwijd staan we voor de uitdaging 60 % meer voedsel te produceren tegen 2050 om de vraag bij te benen en voedselzekerheid te garanderen. Het perspectief is uitdagend: in 2050 eten 4 miljard mensen in de wereld te weinig, te veel of onevenwichtig. De uitdaging bestaat er dus niet alleen in voldoende voedsel te produceren maar ook veilig, kwaliteitsvol voedsel dat op een gezonde en evenwichtige manier geconsumeerd wordt. Er is letterlijk nog weinig extra ruimte om bijkomend te produceren. Dus moet de bijkomende productie gerealiseerd worden door productiviteitswinsten, zoals in het verleden ook al het geval was. De Groene Revolutie heeft hier in belangrijke mate toe bijgedragen. Zonder Groene Revolutie zouden prijzen voor voedsel en voeder wereldwijd 35 tot 65% hoger liggen, zou de gemiddelde beschikbaarheid van calorieĂŤn 11 tot

Recht op boeren in Vlaanderen, Europa en de wereld 107


13% lager liggen en zou het aandeel ondervoede kinderen in ontwikkelingslanden 6 à 8% hoger liggen. Beleidsmatig moet dan ook ingezet worden op een duurzaam intensiveren van landbouwsystemen. De uitdaging is hoofdzakelijk de kloof in productiviteit en opbrengsten tussen ontwikkelde landen en ontwikkelingslanden te dichten. Productiviteitsverbetering draagt niet alleen bij tot het produceren van voldoende voedsel maar ook tot de betaalbaarheid ervan voor de consument en betere inkomensperspectieven voor de producent. Toenemende technische en economische efficiëntie dragen hier toe bij. Naast inzetten op onderzoek en ontwikkeling moet de overheid een stimulerend kader opzetten om efficiëntie te promoten. Maar meer is nodig. Met gemiddeld betaalbare prijzen overleven de armste groepen van de bevolking in ontwikkelingslanden periodes van piekprijzen niet. Velen zijn zelf producent. Hun inkomen én hun voeding hangen af van de markt. Stabiliteit in prijs- en inkomensvorming is voor hen letterlijk van levensbelang. Maar algemeen heeft de hele samenleving er baat bij, van riek tot vork. Inzetten op stabiele bevoorrading door het aanleggen van reserves en meer inkomenszekerheid door het aanbieden van verzekeringssystemen is een uitdaging voor landbouwbeleid wereldwijd.

Vlaams perspectief De productiviteit van de Vlaamse land- en tuinbouwsector behoort tot de wereldtop, de veiligheid en de kwaliteit van ons voedsel is optimaal geborgd en we produceren een waaier aan producten. De sector heeft daarom de morele plicht ook in de toekomst haar verantwoordelijkheid op te nemen. Hoewel de thuismarkt voor de Vlaamse agrovoedingsketen hoofdzakelijk in een straal van 500 km rond Brussel ligt, spelen we ook een rol in de internationale handel, het onmisbare sluitstuk tot voedselzekerheid en betaalbare, gevarieerde voeding het jaar rond. De Vlaamse land- en tuinbouw draagt dus in eerste instantie bij tot voedselzekerheid: lokaal, regionaal en globaal. Voedsel is energie voor de mensen en dus levensnoodzakelijk. Vanuit Vlaams perspectief en voor een kleine en open economie als Vlaanderen waar voedselverspilling hoger op de agenda staat dan de beschikbaarheid en betaalbaarheid van voedsel, lijkt dit eerder een non-argument. En toch komt deze discussie soms verrassend dichtbij wanneer bijvoorbeeld China babymelkpoeder komt opkopen in Europa. Voor de Europese retail is bevoorradingszekerheid al lang geen non-issue meer en stijgt het met stip op hun agenda. De nabijheid van een sterke toeleverende sector is dan ook vanuit Vlaams perspectief cruciaal.

108

Recht op boeren in Vlaanderen, Europa en de wereld


Want met de verankering van de land- en tuinbouwsector in Vlaanderen wordt ook een sterke agrovoedingsindustrie mee verankerd. 25.000 land- en tuinbouwbedrijven verschaffen voltijds werk aan bijna 40.000 mannen en vrouwen die samen een omzet realiseren van 6 miljard euro. Het Vlaamse agrobusinesscomplex dat toelevert aan en afneemt van de landbouwsector, genereert op basis hiervan een belangrijk bijkomend hef boomeffect. Het stelt ruim 150.000 mensen tewerk in meer dan 40.000 bedrijven die samen een omzet realiseren van bijna 45 miljard euro. De Vlaamse agrovoedingsindustrie is een belangrijke exporteur. Geografisch logisch, gezien de relatief kleine thuismarkt en onze centrale ligging in de Europese metropool. Zo draagt de sector bij tot een positieve handelsbalans en dus aan welvaartscreatie. De Belgische agrohandel heeft een batig saldo van ca. 3 miljard euro. Vlaanderen heeft een aandeel van ongeveer 80 % in de Belgische agrohandel. De Vlaamse agrovoedingsindustrie is daarenboven familiaal, op KMO-schaal gestructureerd en gelokaliseerd dicht bij de land- en tuinbouwsector op het platteland. Het landbouwareaal beslaat circa 625.000 ha of ongeveer 46 % van Vlaanderen. Voor de Vlaamse land- en tuinbouwsector is het de onmisbare basis om de economische hartslag van Vlaanderen letterlijk te voeden en hem samen met de agrovoedingsindustrie te laten voelen tot in elke uithoek van Vlaanderen. Zo blijft de landbouw de motor van economische ontwikkeling van het platteland en draagt ze bij tot de leef baarheid van het platteland. De sector draagt daarenboven bij tot de ‘beleef baarheid’ van het platteland. De Vlaamse land- en tuinbouwsector bepaalt in belangrijke mate het uitzicht van het Vlaamse platteland en is als belangrijkste gebruiker van de open ruimte de voornaamste behoeder van de open ruimte.

Recht op boeren: Vlaamse uitdagingen De open ruimte in Vlaanderen en meer specifiek het landbouwgebruik, staan onder druk bij de zoektocht naar ruimte voor water, natuur, infrastructuur, economische en maatschappelijke ontwikkelingen. Om het recht op boeren te realiseren is er nood aan een landbouwbeleid in brede zin. Dit begint bij een echt openruimtebeleid dat vertrekt van een gebiedsgerichte en geïntegreerde aanpak waarbij versnippering en opeenvolgende claims op de open ruimte vermeden worden. Verder wordt het principe van ‘zuinig ruimtegebruik’ gehanteerd en wordt maximaal gezocht naar win-winsituaties. Daarnaast moet het vergunningenbeleid de nodige zekerheid bieden richting het behoud en de verdere ontwikkeling van landbouwactiviteiten. Daarbij dringt zich een gedifferentieerd beoordelingskader op in functie van de gebiedsbestemming. Een zekere geur- of geluidshinder moet aanvaardbaar zijn in agrarisch gebied. Wanneer in een

Recht op boeren in Vlaanderen, Europa en de wereld 109


bepaald gebied niet langer toekomstkansen kunnen worden geboden aan de professionele land- en tuinbouw, moet de overheid haar verantwoordelijkheid nemen en zorgen voor een passende opkoopregeling voor deze bedrijven. Natuurlijk draagt de sector zelf de verantwoordelijkheid om te investeren in efficiëntie op alle vlakken. Maar een stimulerend investeringsbeleid helpt om uitdagingen versneld aan te pakken in een context waarin investeringen gebeuren op lange termijn met een onzekere return. Deze beleidsuitdagingen moeten bij uitstek op Vlaams niveau aangepakt worden om het recht op boeren te realiseren.

Recht op boeren: Europese uitdagingen Het eigenlijke landbouwbeleid wordt best verder op Europees niveau gevoerd met de nodige ruimte voor flexibiliteit op Vlaams niveau. Dit laat toe om rekening te houden met de eigenheid van de sector. Algemeen beschouwd is de landbouwsector al geen sector als een ander. De portefeuille van de boer ‘ligt in weer en wind’ en is onderhevig aan de grillen van de markt. Fundamenteel wordt de sector geconfronteerd met de onmogelijkheid om een voldoende hoog prijsniveau uit de markt te halen en met een sterke mate van onzekerheid en instabiliteit. Hiervoor zijn Europese beleidskaders nodig. De eigenheid van de Vlaamse landbouw in verstedelijkte context noodzaakt flexibiliteit in de Europese kaders om zeer gericht in te spelen op deze uitdagingen. In de agrovoedingsketen staan de individuele landbouwers zeer zwak tegenover de geconcentreerde en internationaal georganiseerde toeleveranciers en afnemers. Prijsstijgingen van grondstoffen kunnen door toeleveranciers doorgerekend worden aan de landbouwers, maar de landbouwers kunnen hun gestegen kosten moeilijk doorrekenen aan hun afnemers. Dit geldt ook voor de meerkosten verbonden aan maatschappelijke keuzes rond voedselveiligheid, milieukwaliteit, dierenwelzijn… Integendeel: afnemers verkeren vaak in de positie dat ze bijkomende eisen kunnen stellen aan landbouwers zonder de meerkosten ervan te vertalen in een meerprijs. Zo belandt de landbouwsector tussen hamer en aambeeld. Verder worden landbouwers geconfronteerd met extra kosten of verminderde opbrengsten in hun bedrijfsvoering omwille van natuurlijke omgevingsfactoren die ze niet in de hand hebben. Deze extra kosten of verliezen kunnen ze in een concurrentiële markt moeilijk doorrekenen of recupereren. Een duidelijk voorbeeld hiervan zijn de hogere productiekosten in berggebieden of de lagere opbrengsten in drassige gebieden. Ook landbouwproductie in verstedelijkte gebieden brengt extra kosten met zich mee door versnippering, hogere grondprijzen, bijkomende investeringen omwille van de

110

Recht op boeren in Vlaanderen, Europa en de wereld


hogere maatschappelijke eisen en verwachtingen… Deze bijkomende kosten kunnen in verstedelijkte gebieden slechts gedeeltelijk gecompenseerd worden door de nabijheid van een grote, kapitaalkrachtige markt. Onze magen kunnen geen ongelimiteerde hoeveelheden voedsel verwerken, wat de prijs ook is. Overschotten blijven dus op de markt wegen en trekken de prijs naar beneden. Als er tekort is, kan dit niet ‘snel snel’ opgevangen worden: een vaste productiecyclus moet doorlopen worden. Tekorten zetten de markt onder spanning en stuwen de prijs naar boven. De trage reactie van het volume op de prijs maakt dat de minste volumetekorten of –overschotten grote prijseffecten veroorzaken. De landbouwmarkt is dus weinig elastisch aan zowel de vraag- als de aanbodzijde. Dit resulteert in sterke prijsschommelingen. Prijsschommelingen verhogen het bedrijfsrisico. Dit geldt niet alleen voor de landbouwbedrijven, maar ook voor de agrovoedingsindustrie in zijn geheel. De landbouwproductie staat bloot aan klimatologische invloeden en aan ziekten en plagen die de productie sterk kunnen beïnvloeden. Grote productieverliezen kunnen het landbouwinkomen ernstig schaden. De impact kan dermate groot zijn dat het bedrijf niet verder kan gezet worden, zeker wanneer tegenslagen zich herhaaldelijk voordoen. De landbouwsector draait op investeringen die een laag rendement genereren en op lange termijn worden terugverdiend in vergelijking met investeringen in andere economische sectoren. Een laag rendement en lange terugverdientermijnen hoeven op zich geen obstakel te zijn voor zover de investering weinig risico in zich draagt. Maar de instabiliteit en prijsschommelingen van de landbouwmarkt vormen juist wel een groot risico. Daarom dringt het stabiliseren van de landbouwmarkten op lange termijn zich op. Het eigenlijke landbouwbeleid moet inzetten op meer zekerheid rond de inkomensvorming en een correctere waardering van de landbouwproductie in een eerlijke prijs. Een aanzienlijke uitdaging waarop het passende antwoord steeds verder weg lijkt. Het landbouwinkomen ligt sinds 2008 aanhoudend lager dan het gemiddeld landbouwinkomen gerealiseerd in de periode 1981-2007. Opvallend is ook de toegenomen volatiliteit: binnen Europa vooral door de hervorming van het Europees landbouwbeleid, buiten Europa vooral door de spanning tussen sterk stijgende vraag en moeizaam volgende productie geplaagd door klimatologische omstandigheden. Risicomanagement zal dus aan belang toenemen. Het beleid moet voldoende en betaalbare risicobeheersinstrumenten voorzien. Er wordt werk gemaakt van verschillende risico-instrumenten, zoals verzekeringssystemen, termijnmarkten en fiscale maatregelen, maar de implementatie laat op zich wachten. Daarnaast moet de overheid waken over de betaalbaarheid van risicobeheersinstrumenten door systemische risico’s te blijven indekken. Dit kan in hoofdzaak door haar rol als herverzekeraar concreet in te

Recht op boeren in Vlaanderen, Europa en de wereld 111


vullen. Maar de uitdaging bij uitstek voor het landbouwbeleid blijft de realisatie van een faire prijs- en inkomensvorming. Het beleid focust hierbij al te vaak op de consumentenprijs. Maar er moet ook gewaakt worden over een correcte producentenprijs en redelijke marges in de agrovoedingsketen. Een redelijke meerprijs ten opzichte van het vrijemarktscenario valt te verantwoorden. Maar de overheid en de landbouwsector zijn het aan de consument verplicht om continu te streven naar de meest efficiënte invulling van het landbouwbeleid om een zekere mate van voedselzekerheid te garanderen, de meerkosten verbonden aan maatschappelijke keuzes correct te vergoeden en extreme prijsvolatiliteit op te vangen. De overheid en de landbouwsector moeten dus continu streven naar productiviteit, efficiëntieverbetering en versterking van de concurrentiekracht. Zo kan een rendabele productie aan een redelijke prijs gegarandeerd worden. Dit impliceert dat de gecorrigeerde markt en het prijssignaal hun rol moeten blijven spelen om vraag en aanbod op elkaar af te stemmen, in tijd en ruimte, zowel kwalitatief als kwantitatief. Omdat de overheid een evenwicht moet zoeken tussen een eerlijke prijs tussen consument en producent heeft prijscorrigerend beleid zijn maatschappelijke grenzen. Voeding moet betaalbaar blijven en de inflatie moet in toom gehouden worden. Daarom blijft een stuk rechtstreekse overheidsondersteuning via subsidiëring een onmisbaar sluitstuk om een eerlijke vergoeding aan de producent te garanderen. Want de vaststelling blijft dat de Europese rechtstreekse steun met een gemiddelde bijdrage van 30% een cruciaal element is in het inkomen van land- en tuinbouw. Het is dan ook essentieel dat deze middelen maximaal worden toegekend aan de actieve boeren. Uiteindelijk kost het ogenschijnlijk miljarden verslindende Europese landbouwbeleid 30 cent per dag aan de Europese burger waardoor hij verzekert is van voldoende, betaalbaar, veilig en kwaliteitsvol voedsel, op een duurzame manier geproduceerd. Elke regio heeft recht een zekere mate van voedselzekerheid te garanderen door het eigen landbouwpotentieel te ontwikkelen. De vraag van landbouworganisaties wereldwijd, ook in de derde wereld, om een eigen landbouwbeleid uit te tekenen dat inzet op voldoende voedselzekerheid en inspeelt op eigen maatschappelijke keuzes, is legitiem.

Familiale landbouw als sleutel Geprikkeld door de vragen uit de markt en de samenleving toont de Vlaamse land- en tuinbouwsector een verrassende dynamiek en weerbaarheid. Het is een dynamiek die atomair groeit van onderuit. De sector is zeer divers qua verschijningsvorm en is bij

112

Recht op boeren in Vlaanderen, Europa en de wereld


uitstek familiaal georganiseerd. Dit laat toe gepast te reageren op uitdagingen en in te spelen op kansen die zich voordoen. De sector moet voldoende, veilig, kwaliteitsvol en betaalbaar voedsel produceren. Daarom groeien en specialiseren de meeste landbouwbedrijven. Ze produceren de broodnodige hoeveelheid voedsel. Maar landbouw moet ook nabij zijn en herkenbaar blijven. De sector moet tonen hoe landbouw werkt en uitleggen waarom we in bepaalde zin evolueren. Bepaalde vormen van landbouw spelen in op de zoektocht naar nabijheid en herkenbaarheid. Denk aan streekproducten, verbrede landbouw met hoevetoerisme en thuisverkoop, ‘community supported agriculture’, stadstuinieren en zorg- en kinderboerderijen. Dit is geen of-of-verhaal maar een en-en-verhaal dat van onderuit groeit uit individuele keuzes. Als vrije, familiale ondernemer zoekt elke boer de weg die het best past bij zijn mogelijkheden en aanvoelen. Door deze individuele keuzes biedt de Vlaamse landbouw finaal wat de markt en de samenleving van de sector verwachten. Familiale landbouw is geen gimmick maar de sleutel tot wereldwijde voedselzekerheid. Dit wordt ook beleidsmatig erkend. De Verenigde Naties hebben niet zonder reden 2014 uitgeroepen tot het internationale jaar van de familiale landbouw

Tussen markt en staat De overheid kan mee op weg gaan, ondersteunend en alle kansen biedend op slagen. Dit past in de rol als faciliterende overheid die ruimte geeft aan zelfstandig initiatief maar ook aan het middenveld. Want waar mensen samen zijn, staan ze sterker, zowel in de markt als in de samenleving. Of dit nu gebeurt vanuit het gestructureerde middenveld of door vrijwillige samenwerking. Het laat toe om beter gehoord te worden, maar ook om beter te luisteren. De sector moet met open vizier het gesprek aangaan met de overheid en de burger, met de consument en met de buurt. We willen signalen opvangen en meenemen maar ook begrip en steun zoeken voor de uitdagingen waar de sector voor staat. Daarom moet het brede middenveld in de eerste plaats onderling met in gesprek om op basis daarvan het gesprek met de overheid aan te gaan. Vanuit onderlinge verstandhouding en gedeelde analyses komen betere oplossingen die de overheid mee kan dragen. Binnen de agrovoedingsketen moet samenwerking en overleg tussen de beroepsorganisaties in het kader van het ketenoverleg leiden tot meer transparantie, stabiliteit en efficiëntie. Dit is niet enkel in het belang van de keten, maar ook in dat van de consument en de samenleving. Het is een vorm van zelfregulering die sneller en efficiënter tot gedeelde oplossingen komt, zonder de markt te verstoren, dan wat van overheidswege

Recht op boeren in Vlaanderen, Europa en de wereld 113


mogelijk is. Toch blijft overheidsinitiatief hier nodig om een wettelijk kader te voorzien voor dit overleg. Dat creëert ruimte voor dit overleg, geeft richting aan de agenda, zorgt voor evenwicht tussen de partners en kan gemaakte afspraken ondersteunen. Maar ook mensen ontmoeten elkaar, spontaan, op eigen initiatief of omkaderd binnen algemene of specifieke initiatieven van het gestructureerde middenveld. Boeren werken samen in machineringen, producentenorganisaties of coöperaties, maar ook in agro-beheergroepen en in agro-aanneming. Ze gooien hun deuren open voor buren en buurt op de Dag van de Landbouw, in het kader van Plattelandsklassen en gaan het gesprek aan met het Boerenburenplan. Het verenigingsleven in al zijn facetten dat op zeer uiteenlopende wijze actief is rond zeer uiteenlopende thema’s draagt bij tot een leef baar platteland. Dit spontane middenveld is van onschatbare waarde. Het is de basis van een dynamische, responsieve en weerbare samenleving die zich verder vertaalt in een dynamische en weerbare landbouwsector en een leef baar platteland. De kracht van mensen in markt en maatschappij, elk op zich, vrijwillig samenwerkend, ondersteund door middenveldorganisaties, vraagt in hoofdzaak een kaderend beleid van een faciliterende overheid. Vlaanderen heeft recht op boeren en een leef baar platteland. Het kan recht geven op boeren en een leef baar platteland door een landbouw- en plattelandsbeleid in ruime zin op te zetten dat zekerheid en waardering biedt, dat gebaseerd is op het onderling overleg tussen boeren, buur, burger en consument. Daarbij moet Vlaanderen met beide voeten in België, Europa en de wereld staan. Het zelf bewuste Vlaanderen met ruime bevoegdheden moet de dialoog aangaan met het Belgische en Europese niveau. Enkel zo wordt rekening gehouden met de eigenheid van Vlaanderen en krijgen we binnen de Belgische en Europese beleidskaders de nodige flexibiliteit om het recht op boeren en een leef baar platteland te verzekeren. [Piet Vanthemsche is voorzitter van de Boerenbond en de Landelijke Gilden] piet.vanthemsche@boerenbond.be | Twitter: @pvanthemsche

114

Recht op boeren in Vlaanderen, Europa en de wereld


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.