Wouter Beke
De antwoorden van CD&V op de uitdagingen van morgen. Antwoorden in 3D. Deze ‘CDR-verkiezingsspecial’ ziet er een beetje anders uit. Eerder dan op elke bijdrage een respons te laten volgen, werd gekozen voor één overkoepelende ‘respons’ die de antwoorden van CD&V weergeeft op de door de experts geschetste uitdagingen. Dit leek de meest geschikte formule, daar tal van aangehaalde uitdagingen bijzonder nauw met elkaar verbonden zijn en dus een geïntegreerd antwoord verdienen. Daarnaast maakt Wouter Beke van deze bijdrage gebruik om nog enkele andere, niet aangehaalde, uitdagingen aan te stippen. Voor het volledige CD&V-verkiezingsprogramma en het 3D-plan kan u zich wenden tot www.cdenv.be/verkiezingsprogramma2014.
Elke uitdaging is een kans die gegrepen moet worden: het 3D-plan van CD&V Verschillende gezaghebbende auteurs stellen in deze ‘verkiezingsspecial’ van CDR de uitdagingen die op Vlaanderen, België, Europa en de wereld afkomen scherp. Of het nu gaat over arbeidsmarkt, concurrentiekracht, fi scaliteit, gezinsbeleid, woonbeleid, de toekomst van onze sociale zekerheid of het onderwijs: de uitdagingen komen met rasse schreden op ons af. CD&V kiest voor een positieve houding. Elk probleem, elke uitdaging, is een kans die wacht om gegrepen te worden. Mirakeloplossingen bestaan niet. Als die wél zouden bestaan, waren ze al lang beslist en uitgevoerd. Wél is het tijd voor realistische en duidelijke antwoorden. En die hoeven niet per se ‘extreem’ of ‘hard’ te zijn om effect te hebben. Beleid voeren is geen kwestie van de ene straffe maatregel na de ander de wereld insturen. Een duidelijk beleid waakt ook over het vertrouwen van gezinnen en ondernemers. Want vertrouwen is de motor van onze samenleving.
Wouter Beke: De antwoorden van CD&V op de uitdagingen van morgen. Antwoorden in 3D. 7
CD&V presenteerde zijn oplossingen in februari, bij de lancering van ons 3Dplan. Het is een 3D-plan omdat het verwoordt wat voor ons essentieel is: het economische én het sociale – twee communicerende vaten –, geschraagd op een sterke, maatschappelijke onderbouw. Voor CD&V zit de kracht van een sterk sociaal-economisch model in de samenhang tussen het economische luik en het sociale luik. Economische strategie en sociale strategie zijn elkaars hef bomen, ze versterken elkaar. Geen welzijn zonder welvaart. Welvaart creëert immers de budgettaire ruimte om welzijn voor eenieder mogelijk te maken. Maar evenmin welvaart zonder welzijn. Een maatschappij die enkel op welvaart en economische groei focust, is een samenleving die riskeert niet iedereen aan boord te houden. Het is ook een 3D-plan omdat de maatregelen die wij voorstellen altijd een drievoudige toets doorstaan. Elk voorstel is duidelijk, doelgericht en duurzaam. Het is geen plan enkel voor morgen, het is een plan voor het volgende decennium. De laatste betekenis van ons 3D-plan zijn de drie assen waarop we prioritair inzetten de komende jaren en waar onze keuzes op gericht zijn: lastenverlagingen, sociale vooruitgang en investeringen. En het is aan de hand van deze drie prioriteiten dat ik enkele van onze voorstellen naast de bijdragen van de auteurs zal leggen.
Onze eerste prioriteit: lasten verlagen om kansen te verhogen Lastenverlagingen voor werknemers Laat me beginnen met de grote groep werknemers in ons land. Ons uitgangspunt is eenvoudig: wie meer merkt moet netto meer overhouden. Het verschil tussen werken en niet werken moet groter. Mensen moeten zich beloond weten indien zij een tandje bijsteken. Het verschil tussen de loonkost en het nettoloon – de loonwig – moet afnemen. In ons 3D-plan trekken we daar 3 miljard euro voor uit. Dat geld willen we prioritair inzetten in de personenbelasting. De personenbelasting moet eenvoudiger en transparanter, zonder dat de progressiviteit afgezwakt wordt. Dat wordt deskundig uiteengezet in de bijdrage van prof. Bruno Peeters. Een eenvoudig belastingstelsel heeft veel voordelen: het is makkelijker te begrijpen, de rechtszekerheid neemt toe, administratie verloopt efficiënter en de kans op fraude neemt af. Op federaal niveau willen we het kluwen aan belastingvoordelen grondig evalueren. Bereiken alle fi scale voordelen nog wel hun doel? Zijn er meer efficiënte tools beschikbaar? De realiteit is immers dat veel voordelen hun doel voorbijschieten. Ze komen vooral ten goede aan een groep die het fi scale steuntje in de
8
Wouter Beke: De antwoorden van CD&V op de uitdagingen van morgen. Antwoorden in 3D.
rug net niet nodig heeft (Mattheüseffect). Uitzonderingsregimes moeten afgebouwd worden waar ze hun doel voorbij schieten. Maar, en ik kom terug bij een van onze uitgangspunten, steeds zonder sociale af braak. De individuele situatie van de belastingplichtige (bv. kinderen, een beperking, alleenstaande, wettelijk samenwonend of gehuwd, etc.) blijven relevante criteria die een verschillende behandeling rechtvaardigen. Een vereenvoudiging van de personenbelasting volgens die principes laat toe om het vrijgestelde minimum – het deel van het inkomen dat niet belast wordt – te verhogen. CD&V wil dat minimum, de zgn. ‘belastingvrije som’, verhogen tot op het niveau van het leefloon van een alleenstaande: van 6.990 euro naar 9.808 euro. Dat komt neer op een maximaal belastingvoordeel van iets meer dan 700 euro per persoon.1 Voor een gezin betekent dat ruim 1.400 euro extra nettoloon. De voorgestelde maatregel pakt bovendien twee problemen aan. Ten eerste de werkloosheidsval. Die ontstaat door beroepsinkomsten zwaarder te belasten dan werkloosheidsuitkeringen. Belastingplichtigen met een netto-inkomen dat enkel bestaat uit werkloosheidsuitkeringen tot een referentiebedrag (AJ 2014: 17.477,08 euro), betalen vandaag geen personenbelasting. Door de belastingvrije som te verhogen van 6.990 euro naar 9.808 euro, verkleint het belastingvoordeel voor niet werken ten aanzien van werken. Een belastingplichtige met uitsluitend werkloosheidsuitkeringen betaalt nog steeds geen personenbelasting, terwijl een belastingplichtige met uitsluitend beroepsinkomsten minder personenbelasting betaalt (AJ 2014: 2.826 euro2, i.e. een vermindering van 696 euro). Ten tweede de zgn. ‘promotieval’. Die ontstaat door de toekenning van belastingvoordelen tot bepaalde inkomensgrenzen. Als de belastingplichtige een loonsverhoging krijgt ten gevolge van een promotie en de inkomensgrenzen overschrijdt, wordt een deel van zijn loonsverhoging (para)fi scaal afgeroomd. Concreet gaat het om de af bouw van de verhoging van de belastingvrije som (AJ 2014: 280 euro), indien het belastbare inkomen een grensbedrag (AJ 2014: 25.990 euro) overstijgt. Door de belastingvrije som te verhogen van 6.990 euro naar 9.808 euro, wordt deze promotieval weggewerkt. 3 De voorgestelde maatregel is ook een sociale maatregel. Iedere belastingplichtige met een volwaardig beroepsinkomen geniet volop van de verhoging van de belastingvrije som, ongeacht zijn inkomen. De ingreep gebeurt immers aan de onderzijde van het 1 Het belastbaar inkomen van 6.990 euro tot 8.590 euro valt binnen de inkomensschijf onderworpen aan 25% belasting, het belastbaar inkomen van 8.590 euro tot en met 9.808 euro valt binnen de inkomensschijf onderworpen aan 30% belasting, met als resultaat: (8.590 – 6.990) * 25% + (9.808 – 8.590) * 30% = 400 + 365,40 = 765,40 euro belastingvoordeel per belastingplichtige (AJ 2014). 2 Belastbaar inkomen – belastingvrije som: 17.477,08 – 9.808 = 7.669,08 euro, waarvan 2.412 euro onderworpen aan 30% belasting en 5.257,08 euro onderworpen aan 40% belasting, met als resultaat: 330 + 1.089 + 2.102,83 = 3.521,83 euro. 3 Bestaande belastingvrije som en verhoging belastingvrije som is kleiner dan nieuwe belastingvrije som: 6.990 + 280 = 7.270 euro < 9.808 euro.
Wouter Beke: De antwoorden van CD&V op de uitdagingen van morgen. Antwoorden in 3D. 9
belastingsysteem. Dergelijke maatregel is veel socialer dan het verbreden van belastingschijven of het afschaffen van belastingtarieven, zoals voorgesteld door andere partijen. Dergelijke alternatieve maatregelen om de belastingdruk op beroepsinkomsten te doen dalen, komen een beperktere groep belastingplichtigen ten goede, namelijk diegene met een inkomen vanaf de benedengrens van de gerealiseerde verbreding of de afgeschafte schijf. Hoe hoger het tarief dat wordt afgeschaft, of hoe hoger de inkomensschijf waarin de verbreding wordt gerealiseerd, hoe minder belastingplichtigen voordeel genieten. Bovendien bieden dergelijke alternatieve maatregelen geen oplossing voor de werkloosheids- en promotieval, zoals hierboven beschreven.
Lastenverlaging voor werkgevers Belgische bedrijven worden doorgaans geconfronteerd met hogere loonkosten voor hun werknemers dan in gelijkaardige bedrijven of vestigingen in andere landen. Dit heeft als resultaat dat België voor veel (internationale) bedrijven minder aantrekkelijk is om in te investeren, dat zij zoveel als mogelijk besparen op personeel en meer investeren in machines en kapitaaluitrusting en dat de Belgische producten duurder zijn en daardoor moeilijker verkocht raken in het buitenland. Dat is dan weer slecht voor onze concurrentiekracht en onze export (cf. bijdrage Marcia De Wachter). Dat verschil in loonkost met onze buurlanden is de zgn. ‘loonkosthandicap’. Sinds de ‘Wet tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen’ van 1996 wordt ook expliciet bepaald dat de Belgische loonkosten vergeleken worden met deze in Duitsland, Frankrijk en Nederland. Dit zijn onze belangrijkste handelspartners met een belangrijke rol voor onze export. Zowel Marcia De Wachter, als prof. Luc Sels, als Hans Naudts wijzen er in hun bijdragen op. De loonkosthandicap is een groot probleem voor onze ondernemingen. Het is niet de enige uitdaging die voor ons ligt en we mogen ons er niet op blindstaren, maar het is wel een belangrijke. Selectieve, duidelijke en duurzame keuzes dringen zich op. CD&V wilt de loonkosthandicap opgebouwd sinds het referentiejaar 1996 wegwerken tegen 2018. We zijn er van overtuigd dat met de maatregelen die we voorstellen, we in 2019 zelfs een kleine voorsprong kunnen nemen. De aanpak van de loonkosthandicap is een stappenplan. De eerste stappen zijn al gezet. In 2013-2014 zijn de lonen bevroren en werd het indexmechanisme aangepast. De index houdt nu o.m. rekening met soldenprijzen. Uit cijfers van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven blijkt dat deze ingrepen de handicap terugbrachten tot 3,8%. Het competitiviteitspact dat onder impuls van Kris Peeters werd gesloten eind 2013 – verschillende auteurs verwijzen er naar – was een tweede cruciale stap. We willen echter nog verder gaan. Zo gaan we voor specifieke lastenverlagingen voor groepen die het moeilijk hebben op de arbeidsmarkt:
10
Wouter Beke: De antwoorden van CD&V op de uitdagingen van morgen. Antwoorden in 3D.
-30-jarigen en 55+’ers. Het aanwerven van jongeren en ouderen wordt zo significant goedkoper voor de werkgever. Wanneer we de optelsom maken van de maatregelen voor het wegwerken van de loonkosthandicap die reeds doorgevoerd zijn, degene die afgesproken zijn in het competitiviteitspact en tot slot de extra inspanning die CD&V voorstelt in haar 3D-plan, komen we op een globale inspanning van 6 miljard euro (fi guur 1 – in miljoen euro)
De evolutie van de loonkosthandicap hangt af van wat onze buurlanden doen. Recent bleek de verhoging van de Duitse lonen heel wat lager dan voorspeld. Het gevolg: een grotere handicap. Om dit te vermijden wilt CD&V de reeds vermeldde wet van 1996 herzien. Deze wet defi nieert het kader voor de loononderhandelingen tussen de sociale partners. Ons voorstel: in de loononderhandelingen moet teruggekeken worden naar de vorige periode(s). Als, om welke reden dan ook, de handicap in die periode(s) toenam, moet dit automatisch de marge voor toekomstige loonstijgingen beperken. De wet zoals die nu is, is te vrijblijvend. Het geld moet natuurlijk van ergens komen. We beperken ook de groei van de belastingvoordelen en verhogen de inspanningen in de strijd tegen fi scale fraude. We bepleiten een algemene lastenverschuiving van arbeid naar indirecte belastingen en ecofi scaliteit. Dit houdt o.m. een harmonisering van de btw in, met minder uitzonderingen en een grotere focus op arbeidsintensieve diensten voor de lagere tarieven. We gaan voor duidelijke scheidslijnen. Drie verschillende tarieven op gelijkaardige prestaties kunnen niet meer. Uit een barometer die de OESO jaarlijks berekent, blijkt dat in België op elke 100 euro aan verkochte goederen en diensten, waarop in een zuiver btw-systeem 21 euro btw zou gelden, de consument gemiddeld slechts 10 euro btw betaalt. In andere Europese landen is deze verhouding beduidend hoger. Daarnaast blijkt uit een recent, in opdracht van de Europese Commissie uitgevoerde, studie dat in België maar liefst 16%
Wouter Beke: De antwoorden van CD&V op de uitdagingen van morgen. Antwoorden in 3D. 11
van de potentiële btw-ontvangsten niet naar de schatkist vloeit. Fraude is een belangrijke oorzaak, naast faillissementen, statistische fouten en uitgestelde betalingen. We denken ook aan een vergroening van de accijnzen op brandstoffen, via een cliquetsysteem. Het is volstrekt onlogisch dat de meest vervuilende brandstof, diesel, het goedkoopste is. De gezondheidsproblematiek van het fijn stof dwingt ons om de brandstoffi scaliteit te herbekijken. Ook uit een hervorming van de tabaksaccijnzen halen we geld op. Dat is trouwens in lijn met wat het IMF, de OESO, de Europese Commissie en de Hoge Raad voor Financiën aanbevelen. In een aanbeveling van de Europese Raad van 19 juni 2013 lezen we bijvoorbeeld: “Establish concrete and time-specific proposals for shifting taxes from labour to less growth-distortive tax bases, notably by exploring the potential of environmental taxes, for example on diesel, heating fuels and the taxation of the private use of company cars. Simplify the tax system by reducing tax expenditures in income taxation, increasing VAT efficiency and improving tax compliance by closing existing loopholes.”
Een energienorm: broodnodig Een belangrijk onderdeel in de balans van bedrijven en gezinnen is de energiekost. Vaak wordt dit onderbelicht. In de bijdrage van Marcia De Wachter wordt duidelijk aangegeven wat de impact daarvan is. Met name Vlaanderen heeft veel energie-intensieve activiteiten, de petrochemie voorop. Voor zulke bedrijven is de energiekost minstens zo belangrijk, soms zelfs belangrijker, dan de loonkost. Een bedrijf als Nyrstar gebruikt bv. elektriciteit om zink uit erts te halen en staat in rechtstreekse concurrentie met vestigingen in Nederland en Frankrijk. 40% van de operationele kost gaat er naar elektriciteit, 30% naar lonen. Ze betaalden in februari aan elektriciteitsnevenkosten nog 10 euro/MWh meer dan de concurrentie in Nederland. Uit een studie van Deloitte van maart 2013 blijkt dat onze bedrijven 12% tot 45% meer voor elektriciteit betalen dan hun collega’s in onze buurlanden. De energieprijs voor energie-intensieve industrie is echt wel cruciaal voor de concurrentiepositie van onze bedrijven. CD&V wilt een energienorm invoeren, naar analogie met de loonnorm. Het pleziert ons natuurlijk dat nagenoeg alle partijen ons daar in zijn gevolgd. Het doel is ervoor zorgen dat de nevenkosten op energie (bv. distributie, transport, sociale openbare dienstverplichtingen) voor internationaal concurrerende bedrijven niet hoger liggen dan het gemiddelde in de buurlanden. Indien de maatschappelijke kosten de norm overschrijden, zullen de meerkosten verminderd (eerste keus) of uit de algemene middelen betaald worden (ultimum remedium). Let wel: het verlagen van het energieverbruik, zo-
12
Wouter Beke: De antwoorden van CD&V op de uitdagingen van morgen. Antwoorden in 3D.
wel bij gezinnen als bij bedrijven, is uiteraard prioriteit nummer één. Maar zij die beweren dat daar het grote probleem zit, dwalen. Onze energie-intensieve industrie behoort al tot de wereldtop qua energie-efficiëntie.
Onze tweede prioriteit: sociale vooruitgang Ik zei het reeds: geen welzijn zonder welvaart en geen welvaart zonder welzijn. Van de welvaartskant van de piramide stipte ik hierboven al enkele zaken aan. Maar voor CD&V is de welzijnskant minstens even belangrijk.
Kinderbijslagen Als eerste zou ik een onderwerp willen aanstippen dat niet expliciet aan bod kwam in een van de bijdragen maar voor CD&V wel een belangrijk strijdpunt is: de kinderbijslagen. Uiteraard willen we niet af van de kinderbijslagen, wel integendeel. Voor ons is de kinderbijslag immers een recht van het kind, verbonden aan het kind-zijn. Wél zetten we in op een modernisering van de kinderbijslagen: aangepast aan de samenleving van vandaag, budgettair houdbaar en sterk vereenvoudigd. Vandaag is het recht op kinderbijslag in principe gebaseerd op een beroepsactiviteit als werknemer in België of een daarmee gelijkstaande situatie. CD&V ziet kinderbijslag als een recht van het kind. Dit betekent dat elk kind woonachtig in Vlaanderen recht heeft op kinderbijslag. De band met de ‘beroepsactiviteit’ van een ouder verdwijnt in ons plan volledig. Aangezien elk kind gelijk is, heeft elk kind recht op eenzelfde basisbijslag. In onze oefening bedraagt deze ca. 135 euro per kind per maand4. Deze basisbijslag wordt verhoogd met een leeftijdstoeslag. Deze neemt toe per leeftijdscategorie (0 tot en met 5 jaar, 6 tot en met 11 jaar, 12 tot en met 18 jaar, 18 tot 25 jaar). De logica hierachter is eenvoudig: een kind in het hoger onderwijs is duurder dan bv. een peuter. Gemiddeld komen we aan een bedrag van 164,69 euro basiskinderbijslag per kind. We kiezen ervoor om een stevige universele kinderbijslag te behouden, in tegenstelling tot sommige andere partijen, omdat we vinden dat de opvoedingskost van kinderen niet volledig ten laste van de gezinnen moet gelegd worden, omdat de kinderbijslag voor middeninkomens een wezenlijke bijdrage levert om kinderen de kansen te geven die ze verdienen en omdat we het draagvlak voor ons solidair systeem behouden willen zien.
4 Dit bedrag is berekent op basis van een clean cut; dit bedrag houdt geen rekening met de kost voor overgangsmaatregelen en eventueel noodzakelijke bijsturingen om kinderarmoede niet te laten stijgen.
Wouter Beke: De antwoorden van CD&V op de uitdagingen van morgen. Antwoorden in 3D. 13
Naast de basiskinderbijslag voorzien we in aanvullende, sociale toeslagen. Vandaag moet je aan twee voorwaarden voldoen om voor zo’n aanvullende toeslag in aanmerking te komen. Je moet tot een welomschreven doelgroep behoren en aan een bijkomende inkomensvoorwaarde voldoen. CD&V wilt dit vereenvoudigen op basis van een zuiver inkomenscriterium. Sociale toeslagen zullen in de toekomst enkel worden toegekend op basis van het bruto belastbaar gezinsinkomen. Dat is fair: we kijken immers naar het reële inkomen. Met een boutade: iemand die drie eigendommen verhuurt, moet geen aanspraak kunnen maken op een sociale toeslag. Uiteraard moduleren we naar gezinssamenstelling: we houden rekening met het aantal personen dat van een gezinsinkomen moet leven. Door sociale toeslagen toe te kennen op basis van een zuiver inkomenscriterium zullen mensen die dat vandaag niet kunnen, rechten kunnen doen gelden. Goed om weten: onze oefening is budgetneutraal. Er is geen meerkost ten opzichte van de door de Rijksdienst voor Kinderbijslagen geraamde reële uitgaven voor 2015. Gezinnen met één kind (44% van de gezinnen) zullen er substantieel op vooruitgaan. Ter illustratie: één kind onder de zes jaar krijgt vandaag 90,28 euro per kind per maand, in de toekomst zal dit 135 euro zijn. Ook gezinnen met twee kinderen (37% van de gezinnen) maken progressie. Een gezin met een kind van vier jaar en een kind van acht jaar krijgt vandaag 273 euro (90,28 basis eerste kind + 167,05 basis tweede kind + 15,73 leeftijdstoeslag oudste kind). In de toekomst zal dit 285 euro zijn.
Pensioenen Aan het andere uiterste van de leeftijdslijn vinden we de pensioenen. Uit allerhande opiniepeilingen en enquêtes die in de aanloop naar de verkiezingen van 25 mei worden gepubliceerd, blijkt dat de Vlaming, jong zowel als oud, inzit met zijn pensioen. Gaan de pensioenen verlagen? Ga ik überhaupt nog wel een pensioen hebben tegen dat ik op pensioen mag? En wanneer mag ik op pensioen? Eerst de feiten. Door de daling van het geboortecijfer en de toenemende levensverwachting, verandert de samenstelling van de bevolking. In verhouding komen er meer oudere en minder beroepsactieve mensen bij. Door de stijgende levensverwachting groeit de groept 80+’ers spectaculair. Dat wilt zeggen dat een steeds groter wordende groep aanspraak maakt op een wettelijk pensioen, terwijl een steeds kleinere groep moet instaan voor de fi nanciering van dat pensioen. Op zich is dat al een geweldige uitdaging voor het beleid. Maar tegelijk zien we ook dat de wettelijke pensioenen van vandaag niet altijd beschermen tegen armoede. Het armoederisico bij 65+’ers bedraagt 20,2%. Bij zij die jonger zijn dan 65 jaar is dit 14,4%.
14
Wouter Beke: De antwoorden van CD&V op de uitdagingen van morgen. Antwoorden in 3D.
Stappen werden al gezet. De minima werden gericht opgetrokken. Maar meer is nodig. Vaak is een laag pensioen het gevolg van een korte of een onvolledige loopbaan. Het streefdoel moet dus zijn: meer mensen aan de slag krijgen, in gemiddeld langere loopbanen. Dit kan uiteraard slechts indien dit ook werkbare, aangepaste loopbanen zijn. CD&V kiest uitdrukkelijk voor een pensioenloopbaan, eerder dan voor een pensioenleeftijd. De term beklemtoont dat een pensioen in de allereerste plaats gebaseerd is op bijdragen die gebeurden tijdens de actieve loopbaan. Wat telt voor het pensioen is het aantal jaren dat iemand werkt en bijdraagt. Wij streven naar volledige carrières van 45 loopbaanjaren als benchmark voor een 100%-pensioen. De wettelijke pensioenleeftijd houden we op 65 jaar. Dat is het ogenblik waarop desgevallend rechten kunnen geopend worden, maar uiteraard mag dit geen drempel zijn voor wie langer aan de slag wilt blijven. Dit betekent natuurlijk wel dat we vervroegde uittredingen tot een minimum beperken. De wettelijke pensioenleeftijd ligt dan wel op 65 jaar, de reële pensioenleeftijd ligt op 59,5. Dat is te laag en daar moeten we eerlijk in zijn. Uittreden voor de leeftijd van 60 jaar zal in de toekomst slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kunnen. En ja, zware beroepen zullen altijd een uitzondering zijn. Wie terechtkomt in een systeem van werkloosheid met bedrijfstoeslag zit in een situatie van werkloosheid en moet dus zo snel als mogelijk opnieuw geactiveerd worden (o.m. via bij/herscholing, begeleiding op maat en de al eerder aangehaalde verlaagde werkgeversbijdragen voor de aanwerving van 55+’ers). Dit alles is cruciaal om ons sociaal systeem in het algemeen en de pensioenen in het bijzonder te vrijwaren. Bovendien blijkt een uitstap uit de arbeidsmarkt op te jonge leeftijd een vergiftigd geschenk voor de betrokkene: er wordt ingeteerd op het spaargeld, waardoor het risico op armoede op latere leeftijd toeneemt. ‘Langere loopbanen’ betekent ook ‘andere loopbanen’. De loopbaan moet meer werkbaar worden. Zonder er in het kader van dit stukje te diep op in te gaan, stip ik graag enkele zaken aan die hiertoe kunnen bijdragen. Flexibele arbeidsvormen zoals telewerken, thuiswerken en glijdende uren moeten alle steun krijgen. We zetten in op meer leeftijdsgebonden arbeidsprocessen. Het moet mogelijk zijn om binnen een bedrijf een oudere werknemer een taak, aangepast aan zijn mogelijkheden te geven. Permanente vorming en loopbaanbegeleiding moeten een evidentie en een mentaliteit worden, ook bij oudere werknemers. En ook rustpauzes tijdens de loopbaan moeten mogelijk zijn. Maar ook hier past eerlijkheid. Gelijkstellingen in de pensioenopbouw kunnen helpen om langere effectieve loopbanen te bereiken. Met name de periodes van werkonderbreking om een zorgtaak met werk te kunnen combineren, willen we beschermen. Maar daarbuiten dringen keuzes zich op. Het spreekt voor zich dat gelijkstellingen meer haalbaar zijn naarmate de loopbaan langer is.
Wouter Beke: De antwoorden van CD&V op de uitdagingen van morgen. Antwoorden in 3D. 15
Het mogelijk maken van langere loopbanen betekent ook dat we verschillen tussen pensioenstelsels evalueren. Die zijn immers vaak een rem op arbeidsmobiliteit en bij uitbreiding dus op langere loopbanen. Niet-objectiveerbare verschillen tussen pensioenstelsels (werknemer, zelfstandige, ambtenaar) moeten verkleinen en uiteindelijk uitdoven. De negatieve gevolgen van een gemengde loopbaan moeten we wegwerken. Laat me dat illustreren met een voorbeeld. Een professionele brandweerman – ambtenarenstatuut – komt op een bepaalde leeftijd tot de vaststelling dat de interventies fysiek niet meer zo vlot gaan. Waarschijnlijk zal je wel enkele van de brandweermannen in zo’n situatie kunnen gebruiken om jonge collega’s op te leiden. Maar één-op-één zal dit niet mogelijk zijn. Maar diezelfde brandweerman zou net zo goed – mits een bijscholing – in de privésector, pakweg bij een verzekeringsfi rma, aan de slag kunnen als bv. brandexpert. In de huidige organisatie van onze arbeidsmarkt en ons pensioenstelsel zou hij wel ‘goed gek’ zijn dit te doen. Een gemengde loopbaan wordt immers, op z’n zachtst uitgedrukt, niet beloond. Dat kan en moet anders. Tot slot: om het risico op armoede te voorkomen, laten we de minima, door middel van een welvaartskoppeling, mee evolueren met de levensduurte. De tweede pensioenpijler willen we doen evolueren tot een volwaardige aanvulling op de eerste, wettelijke pijler. Een uitkering in de vorm van rente wordt aangemoedigd. Alle gepensioneerden moeten een levensstandaard boven de Europese armoededrempel kunnen handhaven. Ook wie al even met pensioen is, mag niet in armoede eindigen.
Werkloosheid In januari 2014 kende België 672.643 vergoede werklozen. De werkloosheidsgraad steeg, deels ten gevolge van de economische crisis, van 7,2% in 2011 tot 8,5% in 2013. In totaal besteedt de overheid in België ongeveer 6,5 miljard aan werkloosheidsuitkeringen in al hun varianten. Deze cijfers, gekoppeld aan de sterke bijdrage van prof. Luc Sels, stellen de uitdagingen meteen op scherp. Zeker als we deze problematiek koppelen aan het betaalbaar houden van ons sociaal systeem (zie bv. hierboven voor pensioenen). Simpel gesteld: er moeten meer mensen aan de slag. En dat is nog zonder de specifieke problematiek van o.m. jeugdwerkloosheid en werkloosheid bij 50/55+’ers gerekend. Om ons welvaartsniveau op peil te houden, moeten we meer dan ooit streven naar een situatie van volledige tewerkstelling. CD&V streeft ernaar de werkzaamheidsgraad in Vlaanderen tegen 2020 naar 76% te brengen. Dat wilt zeggen dat 76% van de mensen op arbeidsleeftijd ook beroepsactief zijn. Ter illustratie: thans ligt die in Vlaanderen op iets meer dan 70%. Dat is een grote uitdaging, rekening houdend met een nieuwe situatie op de arbeidsmarkt. Bedrijven en overheid stevenen af op een krimpend arbeidsaanbod. Dat is zeker het geval in Vlaanderen omdat de werkgelegenheidsgraad er
16
Wouter Beke: De antwoorden van CD&V op de uitdagingen van morgen. Antwoorden in 3D.
hoger en de werkloosheid lager is, en de impact van de vergrijzing sneller te voelen zal zijn dan in o.m. Brussel en Wallonië. Om het einddoel te bereiken, pleit CD&V voor een ambitieus banenpact met de sociale partners rond vijf grote luiken: opleiding, stages en werkervaring, strijd tegen jeugdwerkloosheid, langere loopbanen en kansengroepen. Daarnaast blijven we inzetten op lokaal, op maat gesneden arbeidsmarktbeleid. In geval van werkloosheid zetten we in op een snelle begeleiding en intense opvolging. De werkloze zo snel mogelijk naar nieuw werk leiden: dat is het doel. Zo moeten ontslagpremies een opstap naar nieuw werk betekenen. CD&V wilt dat een deel van de premie verplicht naar opleiding gaat, zoals dat ook in Duitsland het geval is. Een ontslag is inderdaad een soort eindpunt, maar moet vooral een nieuw begin betekenen. Wij pleiten voor een activerend ontslagrecht. Met een veralgemeend recht op outplacement, een sterkere begeleiding en een nauwe opvolging van werklozen, komen we al een heel eind. Voor de volledigheid en omdat het tegenwoordig een onderwerp is dat ‘er vlot in gaat’: CD&V pleit niet voor een beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd. De degressiviteit van de uitkeringen hebben we in de federale regering mee goedgekeurd, maar ze tot nul herleiden: daar passen wij voor. Een beperking van de uitkering in de tijd is immers niets meer dan een verschuiving van het probleem. Als mensen na pakweg twee of drie jaar zonder uitkering vallen, verdwijnen zij immers niet. Zij komen terecht bij het OCMW voor een leefloon. Ook dat leefloon moet uiteraard betaald worden met belastingsgeld. Het beperken van de werkloosheidsuitkering in de tijd voorstellen als een besparing is dus fout. Het is een vestzak-broekzakoperatie. Permanente opvolging en begeleiding zijn veel betere alternatieven. Wie zal immers durven beweren dat de ongeveer 650 (oudere) werknemers van Opel Antwerpen die na twee jaar nog geen nieuwe job vonden zonder uitkering moeten vallen? Profiteren van het sociaal systeem doen zij alvast niet. Hen op een leefloon zetten is hen quasi defi nitief afschrijven voor de arbeidsmarkt en bovendien vernederend. Daar passen wij voor. Voor oudere werknemers, we haalden het al meermaals aan, zetten we ook in op lagere werkgeversbijdragen. Dat maakt het aanwerven van een oudere werknemer goedkoper voor de werkgever. Tot slot nog iets over de strijd tegen jeugdwerkloosheid. Het stuk van prof. Luc Sels staat er uitgebreid bij stil. Eerst een nuance. Met een jeugdwerkloosheidsgraad van 12,8% doet Vlaanderen het op Europese schaal nog zeer goed, dat is de Europese kopgroep. In Wallonië (27,1%) en in Brussel (36,4%) is de situatie echter dramatisch. Het zijn nog geen Spaanse of Griekse toestanden, maar elke jongere zonder werk is er één te veel. In Vlaanderen zijn dit er vandaag 41.831.
Wouter Beke: De antwoorden van CD&V op de uitdagingen van morgen. Antwoorden in 3D. 17
De oplossingen situeren zich op een aantal verschillende assen. Eerst en vooral in het onderwijs. Een werkervaring is een geschikt middel om competenties op te bouwen en de juiste arbeidsattitudes te verwerven. Bedrijven en onderwijs moeten wat dat betreft veel nauwer samenwerking. De tweede en derde graad van het middelbaar onderwijs moeten meer afgestemd worden op het beroepsleven. Er is nood aan een geintegreerd beleid van werkplekleren en stageperiodes. Niet alleen in de technische richtingen, ook in de meer abstracte richtingen. We willen ook een eenvormige attestering en internationale erkenning voor het herkennen, erkennen en valideren van verworven ervaring en competenties. De leertijd is een opleidingsvorm die we willen opwaarderen. Het stelsel Leren-Werken is voor ons een speerpunt in de strijd tegen jeugdwerkloosheid. CD&V gaat voluit voor een jeugdgarantieplan. Dat betekent dat elke jongere beneden de 25 jaar, binnen de vier maanden na inschrijving, die al vier maanden geen werk of opleiding meer had een aanbod op maat krijgt van opleiding, baan en/of vorming. We kijken naar het specifieke profiel van elk van die jongeren en gaan gericht te werk. Wie niet de juiste competenties heeft voor de jobs die beschikbaar zijn, krijgt de nodige herscholing om meer kansen te maken op de arbeidsmarkt. Wie nog werkattitudes mist, bieden we een stage aan om zo ervaring op te doen. Tegelijk stimuleren we werkgevers om jongeren kansen te geven. Wie een jongere tewerk stelt, moet minder werkgeversbijdragen betalen (zie boven). Hiervoor hebben we 125 miljoen euro extra uitgetrokken in het kader van het competitiviteitspact en we gaan op dit elan door in ons 3D-plan. En neen: wij wensen niet te raken aan de inschakelingsuitkering (vroeger â&#x20AC;&#x2DC;wachtuitkeringâ&#x20AC;&#x2122;). Het principe dat men een risico loopt om de uitkering te verliezen, is een element in het verhogen van het zoekgedrag. Opnieuw: snelle begeleiding op maat, daar gaan wij voor. Uitsluitingen zijn de allerlaatste stok achter de deur, voor mensen die echt te weinig moeite doen om aan een job te geraken. Stel uzelf de vraag: zou u willen dat uw kind dat volgende maand afstudeert op niets aanspraak zou kunnen maken? Meteen een leefloon moet aanvragen? De vraag stellen is ze beantwoorden.
Onze derde prioriteit: investeringen Het past niet om de mensen in budgettair moeilijke tijden de hemel op aarde te beloven of voor te spiegelen dat de budgettaire bomen tot in de hemel groeien. De budgettaire middelen zijn beperkt. Ook in het investeringsbeleid moeten dus keuzes worden
18
Wouter Beke: De antwoorden van CD&V op de uitdagingen van morgen. Antwoorden in 3D.
gemaakt. CD&V gaat voor investeringen in 3D: in mensen, in innovatie, onderzoek en ontwikkeling en in infrastructuur. Het zou ons te ver leiden hier alle aspecten van het 3D-plan aan te raken, maar ik wens wel even stil te staan bij een aantal domeinen die aangeraakt werden door de auteurs.
Investeren in innovatief ondernemerschap Prof. Debackere wijdde er een heel artikel aan, ook Marcia De Wachter stipte het aan. Op de website van De Tijd publiceerde prof. Jozef Konings er recent een opiniestuk over. 5 Misschien vat de titel van dat opiniestuk nog het beste samen wat het 3D-plan naar voren schuift en wat ik wil zeggen: “Alleen innovatie en meerwaarde kunnen de industrie redden.” Om met duurzame economische groei de welvaartsstaat te vrijwaren, willen we innovatie en ondernemerschap als de economische grondstroom in Vlaanderen en België versterken. Enkel zo kunnen we uitmunten als innovatieve en economische groeiregio. Innovatie en ondernemerschap leveren een dynamiek van groei op in een internationaal competitieve omgeving. We hebben op dit vlak een goede startpositie. 62% van de Vlaamse bedrijven zijn innovatief volgens Eurostat. Daarmee bevinden we ons in de Europese top drie. De voorbije jaren investeerden overheid en bedrijfsleven, ondanks de crisis, verder in onderzoek en ontwikkeling (O&O). Ondertussen besteden we 2,4% van ons BBP aan O&O. Dat is goed, maar niet zo goed als de Scandinavische landen en Duitsland. We moeten meer doen en verder gaan. Onze voornaamste grondstoffen zijn kennis en hoogtechnologische niche-expertise. Er verder in investeren is cruciaal voor onze economische groei. Het innovatiebeleid moet resoluut gericht worden op de transformatie van het (oude) industriële weefsel en de groei van onze KMO’s. Volgens ons – en het doet goed de twee aangehaalde professoren ons daarin te horen bijvallen – moet het innovatiebeleid de samenstelling van clusters in Vlaanderen stimuleren. In clusters werken complementaire bedrijven, samen met kennisinstellingen (universiteiten, hogescholen) en de overheid, aan vernieuwende, kwalitatieve producten en diensten. Dat is slim specialiseren, dat is onze eigen niches af bakenen waarin we uitblinken in een concurrentiële wereld. De overheid moet hier niet de lead nemen, dit moet bottom-up verlopen. Ondernemers en kennisinstellingen moeten de dans leiden. De overheid moet faciliteren en belemmeringen wegnemen. Goede voorbeelden zijn bv. de micro- en nanotechnologie, de fotonica en de industriële biotechnologie. http://www.tijd.be/dossier/mobiliteit/Alleen_innovatie_en_meerwaarde_kunnen_de_industrie_redden.9496732-2336.art.
5
Wouter Beke: De antwoorden van CD&V op de uitdagingen van morgen. Antwoorden in 3D. 19
Industriële vernieuwing, onderzoek en ontwikkeling zijn de beste stimulans voor jonge, nieuwe Vlaamse bedrijven. Het is op die schaal dat zich de beste nichespelers ontwikkelen. Daarom moet het innovatiebeleid van de overheid ook – en meer dan vandaag – KMO’s begunstigen. Zo willen we dat KMO’s met een minimum aan rompslomp een eerste studie of project door het Instituut voor Wetenschap & Techniek (IWT) gesubsidieerd kunnen krijgen. Verder willen we investeringen van KMO’s in innovatie-infrastructuur fi nancieel ondersteunen en de bescherming van intellectuele eigendom door KMO’s vergemakkelijken. We zijn ook voorstander van een verruiming van de steunmaatregelen voor onderzoekers. Die steun moet minder afhankelijk zijn van het diploma van de werknemer en breed gelden voor alle onderzoeksactiviteiten. Dat is KMO-gericht beleid. Ook de link tussen onderwijs en de kenniseconomie moet verder versterkt worden. Ik sluit dit stukje graag af met een citaat uit het opiniestuk van prof. Konings: “Dat het Europese beleid steeds meer wordt afgestemd op de Vlaamse aanpak en dat zestien van de meest industrieel vernieuwende regio’s Vlaanderen daarin gevolgd zijn, bewijst dat die omslag in het industrieel beleid de juiste weg is. De voorbeelden van groei in de nieuwe Vlaamse industriële clusters tonen aan dat er zoiets bestaat als nieuw industrieel ondernemen. Het is de weg bij uitstek om de teloorgang van de oude industrie op te vangen met een nieuwe dynamiek. We moeten beseffen dat de meeste banen die in de oude industrie verloren gaan, voorgoed verloren zijn. Alleen een nieuwe industrie, die in de eerste plaats competitief is door innovatie en meerwaarde, zal banen en welvaart opleveren.” Het is zo’n beleid dat CD&V mee wilt voeren.
Investeringen in slimme netwerken & infrastructuur Een tweede speerpunt die CD&V naar voren schuift in het investeringsbeleid: slimme netwerken en infrastructuur. Ik zou het hier specifiek willen hebben over het subthema mobiliteit. Voor de onderdelen energie, kringloopeconomie, etc. verwijs ik u graag naar het CD&V-verkiezingsprogramma. Mobiliteit is het bindmiddel tussen onze dagelijkse activiteiten. We verplaatsen ons naar het werk of naar school, om te winkelen, op bezoek te gaan of te reizen. Tal van goederen moeten van en naar hun bestemming gebracht worden. We verplaatsen ons bovendien meer en meer. En liefst van al verlopen al die verplaatsingen vlot, veilig en duurzaam.
20
Wouter Beke: De antwoorden van CD&V op de uitdagingen van morgen. Antwoorden in 3D.
Enkele cijfers: bij ongewijzigd beleid zal het personenvervoer in België tegen 2030 met 30% gestegen zijn tegenover 2005. Het vrachtvervoer met zomaar even 60%. De gemiddelde snelheid zou dalen met 31% tijdens de spits en met 17% tijdens de daluren. Zonder maatregelen zou dat een bijna permanente gridlock betekenen. Twee op de drie verplaatsingen van de Vlaming gebeurt met de auto. Zelfs voor korte ritjes kiest de helft de wagen. Zeker in stedelijke omgeving is nog veel verschuiving mogelijk van autogebruik naar de fiets en het openbaar vervoer. Een toekomstgerichte visie op mobiliteit kan je niet beperken tot ‘meer wegen’. Ons verkiezingsprogramma bevat dan ook een zeer uitgebreid luik mobiliteit waar wordt ingezet op het ondersteunen en stimuleren van alternatieve vervoersmodi. Maar gerichte infrastructuurwerken zijn wel degelijk een deel van het antwoord. De Nederlandse ervaring heeft dat intussen aangetoond. Door fi legevoelige plaatsen aan te pakken, is het fi leleed daar substantieel verminderd. Specifiek voor de investeringen in infrastructuur willen we de Europese draaischijf voor logistiek en transport blijven. De belangrijke economische poorten van ons land moeten dus goed bereikbaar blijven. Dat zorgt immers voor welvaart en werkgelegenheid. De verdere uitbouw van een efficiënt, veilig en duurzaam mobiliteitsnetwerk is dan ook cruciaal, incl. de ontsluiting van onze havens, luchthavens, de hoofdstad en de centrumsteden. Nooit eerder werd zoveel geïnvesteerd in mobiliteit en openbare werken als de voorbije legislatuur. In 2013 en 2014 bedroeg het budget telkens meer dan 3 miljard euro. Het klaverblad in Lummen werd heraangelegd, op cruciale plaatsen werden spitsstroken aangelegd. De Kempense Noord-Zuidverbinding, de R4 in Gent en de noordelijke ontsluiting van de luchthaven in Zaventem werden gerealiseerd. Ook het openbaar vervoernetwerk werd uitgebreid met het Brabo 1-project, de doortrekkingen van de tramlijnen Mortsel-Boechout, Deurne-Wijnegem en het Livan-project in Antwerpen. De investeringen in dynamisch verkeersmanagement werden verzesvoudigd en het budget voor fietsinfrastructuur werd van 60 miljoen euro opgetrokken tot meer dan 100 miljoen euro per jaar. Het resultaat: 1.750 kilometer nieuwe fietspaden. Extra inspanningen zijn echter nodig, we moeten verder op het ingeslagen pad. Ons 3D-plan voorziet daarvoor in de nodige middelen. De resterende missing links willen we wegwerken. In Antwerpen gaan we voor de integrale uitvoering van het Masterplan Antwerpen 2020. We vervolledigen de Ring met het Oosterweeltracé, met de A102 en de R11bis als belangrijkste schakels. De overkapping van de Ring blijft mogelijk met de Oosterweelverbinding. Rond Brussel wordt de Ring geoptimaliseerd: meer verkeersveiligheid en een vlottere doorstroming. In Limburg staat de realisatie van het
Wouter Beke: De antwoorden van CD&V op de uitdagingen van morgen. Antwoorden in 3D. 21
SALK voorop en de sneltramlijnen. In Oost-Vlaanderen staan de R4 rond Gent en de expressweg N49 bovenaan het lijstje. Voor West-Vlaanderen zijn de A11 en de N49 tussen Damme en Maldegem prioriteit. We blijven investeren in slimme mobiliteitstechnieken voor betere doorstroming, zoals digitale communicatie om bij fi les alternatieven aan te moedigen of mobiele fi ledetectie- en beveiligingssystemen bij werven van grote wegenwerken.
Investeringen in mensen: een versterkt onderwijsaanbod Last but certainly not least: het onderwijs. We hebben sterk onderwijs in Vlaanderen en zijn er terecht trots op. Dat blijkt keer op keer uit internationaal vergelijkend onderzoek (zoals PISA). Uit datzelfde onderzoek blijkt echter ook dat de voorsprong verkleint. We moeten blijven investeren in onderwijs om onze toppositie te vrijwaren. Alert blijven is de boodschap. De verborgen kampioenen – hidden champions ¬– van morgen zitten vandaag op de schoolbanken. Elke leerling moet de kans krijgen het beste uit zichzelf te halen en voorbereid het hoger onderwijs en/of het beroepsleven in te stappen. CD&V heeft in het 3D-plan en in de rest van het verkiezingsprogramma een uitgekiend plan klaar om ons onderwijs te versterken, in al zijn facetten. Leerlingen, leerkrachten, directies en schoolbesturen moeten versterkt worden. Onderwijs is de hoeksteen van ons sociaal-economisch programma. Zonder onderwijs is er niets. Sterk onderwijs is noodzakelijk voor Vlaanderen als innovatieve groeipool, sterk onderwijs is noodzakelijk om de jeugdwerkloosheid tot een minimum te beperken, is nodig om jongeren warm te maken voor ondernemerschap, is de enige weg richting bv. hernieuwbare energie, is de grondstof voor innovatie. Meer dan ooit hangt de toekomst van Vlaanderen, van welvaart én welzijn, af van de manier waarop we omgaan met ons onderwijs, met onze talenten. Voor al onze plannen voor het onderwijs, verwijs ik opnieuw naar ons verkiezingsprogramma.6 In het kader van het luik investeringen van het 3D-plan wil ik nog even stilstaan bij de schoolinfrastructuur en de hoge noden op dat vlak. Iedere Vlaamse school is een warme en veilige plek die het leer- en leefproces stimuleert. Leerlingen krijgen kansen om competenties te verwerven in het deeltijds kunstonderwijs, door werkplekleren of door een engagement in het gemeenschapsleven. De brede school van morgen blijft verbonden met haar lokale en regionale omgeving, maar ook met Europa en de wereld.
6
22
www.cdenv.be/verkiezingsprogramma2014.
Wouter Beke: De antwoorden van CD&V op de uitdagingen van morgen. Antwoorden in 3D.
De school van de toekomst moet kunnen rekenen op moderne infrastructuur en een goede didactische en ICT-uitrusting. In ons 3D-plan voorzien we daartoe ook de nodige middelen. We verbeteren en versoepelen de regelgeving voor een meer duurzame en meer toegankelijke scholenbouw. CD&V engageert zich om zo vlug als mogelijk een denktank op te richten van beleidsverantwoordelijken, onderwijsactoren en fi nanciële experts die oplossingen en fi nancieringsmogelijkheden aanreikt en een langetermijnaanpak mee vorm geeft. Gelet op de omvang van de noden en de beperkte middelen is een enkele wonderformule op het vlak van infrastructuur niet realistisch. Daarom voorzien we overheidsmiddelen en PPS-formules die ontspruiten uit de lokale realiteit. We willen de mogelijkheden verkennen van formules zoals de volkslening voor scholenbouw, de mogelijkheid van crowd funding en de fi scale aftrek voor giften aan scholen. Voor (nijverheids)technische en beroepsgerichte opleidingen in het secundair onderwijs voorzien we middelen voor didactische uitrusting. Nieuwe schoolinfrastructuurprojecten komen best in een campusgedachte tot stand. Ook gemeenschapsvoorzieningen van andere sectoren (bv. welzijn, cultuur, sport) hebben er een plaats. Maar ook woningen kunnen erin verwerkt worden. Zo’n projecten bestaan al, o.m. in Brasschaat. Infrastructuur kan zo optimaal ingezet, benut en herbestemd worden. Bestaande schoolgebouwen stemmen we af op de in de buurt aanwezige infrastructuur. Dit mondt uit in een wisselwerking waar de school haar infrastructuur ter beschikking stelt van de buurt en de buurt haar infrastructuur deelt met de school. Ook de herbestemming van bestaande (leegstaande) panden moet bijdragen tot het lenigen van de noden. Het oplossen van het infrastructuurprobleem bij scholen is dus geen of/of-verhaal, maar een verhaal van heel veel ‘en’.
Tot slot: het momentum grijpen CD&V is ervan overtuigd dat Vlaanderen op een kruispunt staat. De voorbije maanden trokken we massaal ‘de boer op’ om ons oor te luisteren te leggen. Een Vlaams topindustrieel zei me: “Wij hopen nu maar dat wat er in deze legislatuur bereikt is, niet gefnuikt wordt. Want nu is er de opportuniteit van een matuur beleid in een matuur Vlaanderen.” En de man had gelijk. De 6 de staatshervorming hevelt de nodige bevoegdheden en middelen over om zo’n beleid mogelijk te maken. En het begin van economisch herstel is er, het plantje van onze economie kan stilaan terug groeien. Het is nog broos en verdient dus alle zorg die het kan krijgen, als in een serre. Het is nu niet het moment om het broze plantje in onvoorspelbaar stormweer buiten te plaatsen.
Wouter Beke 23
We hebben in het verleden al vaak moeilijke maar juiste keuzes gemaakt. We hebben niet gewacht, maar aangepakt. Ondernemen en besturen zit in ons DNA. In overleg hebben we de crisis de ergste wapens uit handen geslagen en realiseerden we de grootste staatshervorming ooit. We willen nu, ook in moeilijke tijden, mensen zekerheid bieden. De zekerheid dat ze niet in de steek gelaten worden als ze pech hebben. En dat zij die het goed hebben alle kansen krijgen om zichzelf te ontplooien. We besparen, ja. Maar niet ten koste van de kleinsten, de jongsten of zij die hulp- of zorgbehoevend zijn. Dat zit in ons DNA, dat maakt deel uit van onze ideologie. Nooit zullen wij de intermenselijke solidariteit loslaten. We staan op een kruispunt. Op federaal niveau zullen weldoordachte aanpassingen in de sociale zekerheid, de fi scaliteit en het arbeidsrecht moeten doorgevoerd worden. De auteurs in dit nummer schrijven erover, wij hebben het voorzien in ons 3D-plan. In Vlaanderen staat de inkanteling van de 6de staatshervorming op stapel, een gigantische operatie waar we het komende decennium zoet mee zullen zijn. Voor Vlaanderen is dat een momentum. We hebben nu baat bij een constructief klimaat van samenwerking. Het is tijd om de krachten te bundelen om Vlaanderen, BelgiĂŤ, Europa en de wereld sterker te maken dan ooit te voren. CD&V doet een duidelijk aanbod aan de kiezer. Wij gaan voor economische groei ĂŠn sociale vooruitgang, als elkaars hef bomen. Het een niet zonder het ander. Iedereen moet aan boord. Zij die het goed hebben, moeten de vleugels kunnen spreiden, zij die het moeilijk hebben kunnen op onze steun rekenen. Steun van een overheid die zal optreden waar het moet, maar ook zal terugtreden waar het kan, waar ze niet moet zijn (bv. minder regeldrift in het onderwijs). Geniet u van dit rijkelijk gestoffeerde nummer. Deze CDR zet het belang van 25 mei nog wat meer in de verf. [Wouter Beke is algemeen voorzitter van CD&V, burgemeester van Leopoldsburg en Limburgs CD&V-lijsttrekker voor de Kamer van volksvertegenwoordigers op 25 mei 2014.] info@wouterbeke.be | Twitter: @wbeke
24
Wouter Beke