Jg2 nr3 delva

Page 1

Respons: Paul Delva

Enkele maanden geleden kreeg ik de aangename vraag om in de jury van de Politieke Academie van CD&V te zetelen. Tal van beloftevolle, geëngageerde CD&V’ers schreven als sluitstuk van het werkjaar een paper waarin ze hun visie op een maatschappelijke topic weergaven. De papers rond onderwijs, die ik doornam en waarover ik vragen mocht stellen tijdens de afsluitende sessie, waren alle op hun eigen manier waardevol en interessant. Jonge en frisse ideeën zijn consequent nodig om een gezonde vinger aan de pols te kunnen houden op belangrijke thema’s. Het deed me warm aan het hart te zien dat zoveel jonge CD&V’ers met hart en passie over het onderwijs, de scholen, de leerkrachten en de leerlingen hun (vaak innovatieve) ideeën neerpenden. Voor deze respons herlas ik de twee winnende onderwijspapers: een van de hand van Lien De Vos, over hoe onderwijs een hefboom kan zijn voor kinderen en jongeren in kansarmoede, en de andere geschreven door Neal Van Loock, over de pro’s en contra’s van de vaak gecontesteerde vaste benoemingen in het onderwijs.

De quote waarmee Lien De Vos haar paper opent is scherp en duidelijk: “La chance d’avoir du talent ne suffit pas. Il faut encore le talent d’avoir de la chance” (H. Berlioz). Maar al te vaak worden we geconfronteerd met de slechte resultaten voor ons land en voor Vlaanderen, wat betreft de kloof tussen arm en rijk. Dit is helaas niet anders voor de schoolresultaten: de kloof tussen de goede leerlingen en de zwakste leerlingen (deze laatsten komen vaak uit kansarme gezinnen) blijft schrikbarend hoog. Steeds opnieuw wordt deze ‘gap’ bevestigd door de internationale PISA-onderzoeken. Enerzijds behoren onze leerlingen tot de besten van de Europese onderwijsklas. Anderzijds tellen we in Vlaanderen en Brussel teveel zwakke leerlingen die blijvend achterop hinken, en vaak de school verlaten zonder enig diploma of getuigschrift. Schrijnend. We slagen er dus niet in aan al onze leerlingen dezelfde kansen voor de toekomst te bieden. In Brussel en andere (centrum)steden worden we vaak met de neus op de feiten gedrukt: er is een groep van leerlingen die – ondanks gigantische inspanningen van leerkrachten en directies – afhaakt. Meer dan ooit moet het onderwijs dus een hef boom zijn die kinderen vooruithelpt, ongeacht wat hun thuissituatie ook moge zijn. Wat in deze problematiek van essentieel belang is, is de ondersteuning van onze leerkrachten. Zij zijn het die het moeten waarmaken in de klas. Zij mogen allerminst

100

Politieke Academie: Respons Paul Delva


de indruk hebben dat ze deze zware taak alleen moeten dragen. De lerarenopleiding is hier cruciaal, maar ook een continue bijsturing van leerkrachten met ervaring mag niet ontbreken. Zoals in de paper aangehaald wordt, kan het niet de bedoeling zijn om leerkrachten te overladen met bijkomende ondersteunende taken. Het is wel essentieel dat leerkrachten goed voorbereid zijn voor de verschillende achtergronden waarmee kinderen in hun klassen binnenkomen. Een degelijke ‘kindkennis’ is met andere woorden onontbeerlijk. De taak is heikel en kan niet onderschat worden: leerkrachten moeten – naast al hun andere taken – kunnen omgaan met (kans)armoede, met diversiteit, met soms hachelijke thuissituaties. Aandacht voor deze thema’s in de lerarenopleiding en in nascholingen zijn een must. Daarnaast kan ook het stelsel van ‘team teaching’ in sommige gevallen soelaas brengen. Wanneer, een paar uur of enkele dagen per week, twee leerkrachten in de klassen kunnen staan, kan één van hen zich specifiek richten op kinderen die het niet onder de markt hebben. Maar los van de individuele leerkrachten, moeten ook concrete, ondersteunende factoren verder uitgebouwd worden. Een concreet voorbeeld: wanneer in een grootstad als Brussel gewerkt wordt aan capaciteitsuitbreiding om nieuwe scholen en schoolplaatsen te creëren, dan moet daar onmiddellijk de uitbouw van ondersteunende organisaties zoals het ‘Onderwijscentrum Brussel’ aan gekoppeld worden. De demografi sche expansie van de grootsteden (waarbij het aantal kinderen uit kansarme milieus sterk toeneemt, heeft op onderwijsvlak dus zeker niet alleen ‘kwantitatieve’ consequenties. Kinderen die in kansarme situaties opgroeien bezitten evenveel talenten als anderen, maar ze worden minder makkelijk aangesproken. Ze hebben door een vaak beperkte leer- en leefomgeving een minder brede kennis van de wereld. Het is aan het onderwijs (niet alleen aan de individuele leerkracht, maar ook aan directies, de CLB’s, ondersteunende organisaties en vzw’s) om hen die kennis te bieden, maar dan wel wel op een manier waarop ze aanknopingspunten vinden bij hun eigen omgeving. Het heeft geen zin deze kinderen vol te proppen met informatie die ze niet kunnen koppelen aan wat ze al kennen. Wanneer de achterstand waarmee deze kinderen vaak op school toekomen niet voldoende aandacht krijgt, zal de kloof met kansrijke leerlingen groter worden. Het is die kloof die naarmate leerlingen ouder worden minder snel afneemt… Het thema dat Lien De Vos in haar paper aankaart, is dus van zeer groot maatschappelijk belang. De manier waarop leerkrachten met kansarmoede in hun klas omgaan is individueel verschillend, want elke klascontext is een andere context. Toch hebben bijkomende opleidingen nut. In Scandinavische landen moeten leerkrachten verplicht een

Politieke Academie: Respons Paul Delva 101


aantal bijscholen per jaar volgen. Het houdt de geest scherp en laat ook toe om aan intervisie te doen met collega’s. Het uitwisselen van zogeheten good practices is wat mij betreft in een onderwijscultuur een enorme meerwaarde. Ik denk dat we in Vlaanderen hier nog werk voor de boeg hebben. Deze vaststelling sluit aan bij wat Neal Van Loock in zijn paper neerpent. Leerkrachten met veel ervaring doen er goed aan om deze te delen met collega’s, hetzij met nestors in het vak, hetzij met nieuwe scheuten die er nog aan moeten beginnen. Het voorstel in de paper om ‘heuveltjes’ aan te leggen op het parcours van leerkrachten vind ik op zich interessant, maar het kan niet de bedoeling zijn om de taak van leerkrachten te verzwaren. Leerkrachten kunnen, ondanks het feit dat lesinhouden weinig of niet veranderen over de jaren, wel op een originele manier met hun lesmateriaal omspringen. Het is ook hun verantwoordelijkheid om niet jaar na jaar dezelfde lessen te geven, of de handleidingen van a tot z te volgen. Een gemotiveerde leerkracht straalt dit uit op de kinderen die in de klas zitten. De intrinsieke motivatie die kinderen kunnen ontwikkelen is in grote mate afhankelijk van de leerkracht. Die maakt het zo interessant en boeiend als hij of zij wil. Ook hier weer: de uitwisseling van praktijkvoorbeelden is de meest efficiënte manier om iedereen ad rem te houden. De maatschappij heeft een snel evoluerend karakter en het is – ook in deze – niet goed om niet mee te evolueren. Ik weet niet of de “10%”-regel die Neal Van Loock voorstelt, waarbij 10% van de werktijd aan andere zaken dan ‘voor de klas staan’ gespendeerd moet worden, de meest efficiënte manier is om leerkrachten bij de les te houden. Het is vooral belangrijk dat leerkrachten zich in hun leerkrachtenteam thuis voelen en dat bijkomende taken, zoals het organiseren van activiteiten of het begeleiden van nieuwe leerkrachten als groep kunnen worden opgenomen. Hier speelt de directie een belangrijke rol: het is immers zij die moet waken op de productiviteit en constructieve houding van het leerkrachtenkorps.

Besluit Beide onderwijspapers geven terecht aan dat de leerkrachten onvervangbare ankerpunten in het onderwijs en de scholen. Hun taak is van het grootste belang, want de kinderen vandaag tekenen de samenleving van morgen. In grootsteden maar ook in meer landelijke gebieden, groeien steeds meer kinderen op in moeilijke thuissituaties: relationeel, fi nancieel… Leraren komen dagdagelijks met die leerlingen in contact. Daarom moet in de volgende legislatuur verder werk gemaakt worden van een beleid waarin de leerkrachten (i) gewaardeerd én (ii) gevaloriseerd worden. Opdat, zoals Lien De Vos terecht stelt, de leerkrachten beter voorbereid kunnen omgaan met kinderen en jongeren

102

Politieke Academie: Respons Paul Delva


die met ongelijke kansen aan hun schoolloopbaan beginnen. En omdat, zoals Neal Van Loock correct aangeeft, leerkrachten alleszins gebaat zijn met een loopbaan die blijvend uitdagingen en vernieuwingen aan elkaar koppelt. [Paul Delva is Vlaams parlementslid voor CD&V en een van de onderwijscommissarissen van de partij. Hij zetelde in de vakjury van de CD&V Politieke Academie 2013.] paul.delva@vlaamsparlement.be | Twitter: @Paul_Delva

Politieke Academie: Respons Paul Delva 103


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.