Frank Beke
Pleidooi voor een warme en open stad We maken onzekere tijden mee. Het is moeilijk te voorspellen of het tijdsgewricht waarin wij nu leven ooit historisch zal kunnen worden genoemd. Maar lokale besturen – en zeker de steden – maken drastische veranderingen mee. En het gaat bovendien bijzonder snel. De gemeente heet autonoom te zijn. Dat zou inhouden dat ze zelf kan beslissen over wat haar wezenlijke taken en bevoegdheden zijn. Dat is natuurlijk fictie. Er zijn twee tendensen waaraan de gemeenten zich absoluut niet kunnen onttrekken.
Mondialisering en regionalisme Er is vooreerst de mondialisering, met als een van de meest uitgesproken gevolgen dat mensen almaar meer in de stad gaan wonen. Dat is een wereldwijd en niet te stuiten fenomeen. Nagenoeg 60 % van de wereldbevolking is stedeling. Verstedelijking ontstaat door migratie. Ook onze Vlaamse steden groeien weer en kennen een enorm diverse bevolking met meer dan 150 verschillende nationaliteiten. Je kunt je overigens afvragen in welke mate we in het dicht bevolkte Vlaanderen niet in één groot stedelijk gebied wonen. Dat 22 gemeenten tot het zogenaamde ‘pendelgewest’ van een eerder kleine stad als Gent behoren, spreekt voor zich. Ook de toenemende regionalisering maakt het allemaal niet eenvoudiger. Bovendien spoort het neonationalisme parallel met het neoliberale discours dat ons huidig maatschappelijk bestel domineert. In plaats van op solidariteit en inclusie, is het op uitsluiting gericht, zet het mensen tegen elkaar op in plaats van ze te verenigen. Lokale bestuurders die het algemeen belang voor ogen houden, hebben het vandaag niet gemakkelijk de juiste weg te vinden. Ik probeer hen toch enig houvast mee te geven, ook al besef ik dat ikzelf er lang niet altijd in geslaagd ben de beleidsmaatregelen die ik voorstelde, ten volle in de praktijk te brengen. Tot niet zo lang geleden lag het centrale gezag stevig bij de traditionele natiestaat. Maar de impact van de centrale overheid brokkelt af. Supranationale instellingen winnen aan invloed. Ook regio’s en steden krijgen als bestuurslagen een almaar grotere maatschappelijke en dus ook politieke betekenis. We evolueren naar een multilevel go-
Pleidooi voor een warme en open stad 7
vernance. Er is geen scherp afgelijnde stad meer. Er ontstaat een afhankelijkheidsrelatie tussen diverse bestuursniveaus. Zo krijgen we een vrij merkwaardige paradox. De globalisering wordt lokaal verankerd. Waardoor nogal vaak wordt gesproken van ‘glokalisering’. Is de wereld nog niet in alle aspecten van ons alledaagse leven doorgedrongen, ze is wel in de stad komen wonen. Globaal ingeschaalde netwerken kunnen niet zonder lokale inplanting. Dat maakt de stad net zo boeiend. Ze zit volop in de maalstroom van de niet te stuiten ontwikkeling van de mondiale samenleving. Ze kan zich niet op zich zelf terugtrekken. Ze moet uit haar oude karkan breken, zich openstellen voor impulsen en invloeden uit de hele wereld. De wereld die meer en meer een ‘global village’ wordt.
Onzekerheid en perspectieven Nogal wat mensen vrezen dat we aldus onze identiteit zouden opgeven en hebben schrik voor de toestroom naar onze steden van mensen uit alle hoeken van de wereld. Verre van mij om te beweren dat migratie rimpelloos verloopt en geen sociale spanningen veroorzaakt. Maar uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat de inwijking van allochtonen niet noodzakelijk leidt tot etnocentrisme, sociale desintegratie en de uitholling van de democratie door de electorale opgang van uiterst rechts. De meeste stedelingen beseffen en aanvaarden dat leven in een stad betekent dat je omgaat met de vreemdeling en met wat vreemd is. Sociale en culturele diversiteit ervaren zij lang niet allemaal als een bedreiging, maar veelal zien zij er de potentie in voor een inhoudelijk rijker en gevarieerder leven. In de steden voel je de maatschappelijke tegenstellingen het scherpst aan. Oude structuren komen er onder druk. Nieuwe samenlevingsvormen ontstaan er. Dat leidt soms tot onzekerheid, onbehagen zelfs. Maar het biedt vooral heel wat perspectieven. Opdat de stad niet langer en zeker niet uitsluitend als probleemgebied wordt ervaren, moet de stad het profiel ontwikkelen van een leefgemeenschap waarin allerhande boeiende en creatieve processen mogelijk zijn. En wie het over creativiteit heeft, spreekt als vanzelf over cultuur. Creativiteit laat zich niet opsluiten in starre structuren. Ze heeft vrije ruimte nodig. En die kan de stad bieden. Wie ruimte geeft aan cultuur, geeft cultuur aan de ruimte. Cultuur draagt bij tot wat een stad een stad maakt: bruisend, vol verrassingen, leerrijk en soms uitdagend. Wie het goed meent met de heropleving van de steden investeert in kunst en cultuur, bewaakt de kwaliteit ervan, zorgt ervoor dat de bevolking ermee kennis kan maken, er zelfs mee wordt geconfronteerd.
8
Pleidooi voor een warme en open stad
Het wat ‘oudmodische’ woord ‘volksverheffing’ is hier absoluut op zijn plaats. Door de mensen de kans te geven zich open te stellen voor kunst en kunstenaars, bied je hen de mogelijkheid het alledaagse anders te bekijken, de confrontatie toe te laten tussen de eigen blik op de wereld en de kijk van de kunstenaar op de werkelijkheid rondom ons. Kortom: ze leren omgaan met verschillen in visie en benadering, met diversiteit
Participatie Cultuur helpt mensen uit hun isolement. Maar dat kan ze lang niet alleen. Onze hedendaagse samenleving is te zeer opgedeeld in aparte leefwerelden. Er is bijzonder weinig mobiliteit tussen mensen die een verschillende rang en plaats. De stad geeft haar bewoners en bezoekers als vanzelf de kans met anderen in contact te komen en creëert veel ontmoetingsplaatsen. En toch constateren we dat ook in de steden mensen zich terugtrekken in de eigen kring. We moeten de schotten slopen die onze maatschappij opdelen. Zekerheid verkrijg je niet door je uit de maatschappij terug te trekken in een cocon, door terug te grijpen naar oude normen en gedachten. Het hele stedelijke beleid moet erop gericht zijn mensen volwaardig deel te laten uitmaken van de samenleving. Alleen een warme, open stad biedt de houvast waar de mens voortdurend naar op zoek is. Vlaanderen moet meer dan ooit beseffen dat we in een interculturele maatschappij leven, dat die evolutie onontkoombaar is en dat ze zich eerst in de steden voltrekt. Het moet zijn steden dan ook ten volle steunen. Ook de bewoners van die gebieden die nog als landelijk worden ervaren, hebben daar alle voordeel bij. Voor allerhande voorzieningen zijn ze op de steden aangewezen. Als de steden verkommeren, worden zij ook rechtstreeks getroffen. Omdat onze steden zo divers zijn geworden, zijn ze de plaats bij uitstek waar de burger uiting kan geven aan zijn engagement voor een hechte samenleving. Hij ontkomt niet aan het samenleven met mensen met een andere culturele achtergrond. Integendeel. Hij moet er dus het beste van maken. Steden bieden hem het voordeel dat ze overzichtelijk zijn, een concrete samenlevingscontext vormen. De mensen kunnen er de sociale complexiteit nog herkennen.
Buurten Binnen de steden heb je overigens buurten en wijken, kleinere en dus nog meer bevattelijke structuren. We zien dat veel mensen zich inzetten voor een gezellig en kwaliteitsvol buurtleven. Dat is van groot belang voor de leef baarheid van de hele stad, want buurt
Pleidooi voor een warme en open stad 9
of wijk zijn de niveaus waarop je vlot de link legt tussen je persoonlijke levenssfeer en de eerder anonieme wereld daarbuiten. Binnen de buurt is de vreemdeling niet langer een Turk, Marokkaan of Oost-Europeaan, maar gewoon een buur. Daarom geloof ik zeer sterk in voorzieningen op buurtniveau. Daarom ook heb ik destijds als burgemeester van Gent altijd veel belang gehecht aan het opzetten van inspraakstructuren op de schaal van de wijk. Soms is zelfs die schaal nog te groot. Om mensen echt betrokken te laten zijn, behoor je als het ware af te dalen tot op het niveau van hun straat. Elkeen die met lokaal beleid is begaan, kent het belang van de losliggende stoeptegel waarover de mensen af en toe letterlijk, maar vaak ook figuurlijk, struikelen met buitenproportionele ergernis tot gevolg. Natuurlijk kan het niet de bedoeling zijn dat je als bestuurder je alleen nog met losliggende stoeptegels inlaat. Het is w辿l belangrijk dat je voeling houdt met datgene waarmee de mensen begaan zijn, aanknopingspunten zoekt om ze bij het stadsleven op zich te betrekken. Zo schep je de voorwaarden opdat ze via participatie en het gemeenschappelijk zoeken naar oplossingen voor problemen die hun dagelijks leven betreffen, hun blik verruimen en blijk geven van een open, op de wereld gerichte mentaliteit.
Ge誰ntegreerd In deze complexe wereld, waarin alles betrekking heeft op alles, valt het menigeen moeilijk zijn levenspad uit te stippelen. Onzekerheid leidt tot wantrouwen. Lokale politici kunnen door een ge誰ntegreerd beleid het vertrouwen herstellen of versterken. Even terzijde: als we over vertrouwen spreken, hebben we het meteen over integriteit. Beleidsvoerders moeten hun publieke daden kunnen verantwoorden, dienen daartoe vanzelf bereid te zijn maar daartoe desnoods ook te kunnen worden gedwongen. Een ge誰ntegreerd beleid houdt vanzelfsprekend integratie in. Dat is heel wat anders dan assimilatie. Iedereen heeft recht op zijn eigenheid. Sociale cohesie kan pas ontstaan als we begrip hebben voor het feit dat we zo verschillend zijn, als we met andere woorden erkennen dat we als mensen, hoe divers we ook zijn, meer gemeenschappelijke kenmerken en belangen hebben dan verschillen. En die verschillen niet alleen aanvaarden maar ze als een persoonlijke en maatschappelijke verrijking gaan beschouwen. Enkel als we diversiteit erkennen, kunnen we desintegratie en uitsluiting tegengaan. Wie geen schrik heeft van het onbekende, heeft immers vertrouwen in en geeft vertrouwen aan de andere.
10
Pleidooi voor een warme en open stad
De stad is een plek van heterogeniteit. En ze wordt het almaar meer. Stadsbestuurders creëren best de platformen waarop de mensen elkaar met open geest ontmoeten. De inrichting en de bestemming van het openbaar domein schept daartoe mogelijkheden. Vandaag zijn straten en pleinen eerder plekken waar mensen elkaar verdringen dan elkaar ontmoeten. Dat moet en kan helemaal anders. Kiezen voor meer spontane ontmoetingsruimte is kiezen voor openbaar groen en voor het trage verkeer. De auto hoort een veel bescheidener plaats in het verkeer in te nemen. Een stad ingericht op maat van de voetganger, is een stad op mensenmaat. Ook het opzetten van infrastructuur waarin men ongedwongen in een actief pluralistische geest elkaar kan ontmoeten, biedt een meerwaarde. De overheid moet inwoners zeker helpen in de omgang met verscheidenheid. En dat is absoluut niet gemakkelijk in een maatschappij waarin de kloof tussen arm en rijk groeit. Van wie de samenleving kansen tot zelfontplooiing ontneemt, moeten we niet meteen verwachten dat hij of zij een groot samenhorigheidsgevoel ontwikkelen. Dat alles heeft dan weer als consequentie dat we verder moeten ijveren voor het slopen van de verzuiling en van de verkokering van onze samenleving en zeker niet de vorming van nieuwe zuilen mogen in de hand werken.
Zeggenschap en dialoog Essentieel is ‘zeggenschap’. Wie denkt geen invloed te kunnen uitoefenen op de evolutie van onze maatschappij, haakt af en vereenzaamt dus. Wat dan weer tot verbittering leidt. Zeggenschap begint bij een degelijke communicatie. Dat is een sleutelbegrip voor elk lokaal bestuur. Communicatie is in de eerste plaats overheidsinformatie. Die moet oprecht en volledig zijn. Het bestuur moet niet alleen doen wat het zegt, het moet ook zeggen wat het doet of waarom het bepaalde dingen niet kan of niet wil doen. Het is absoluut fout informatie achter te houden omdat men vreest dat bepaalde beslissingen weerstand zullen opwekken. Het is mijn ervaring dat de burger doorgaans best in staat is om met een moeilijke boodschap om te gaan en een beslissing te aanvaarden, ook als hij het er niet mee eens is, als ze maar voldoende wordt gemotiveerd. Het is natuurlijk lang niet gemakkelijk de burger met je boodschap te bereiken. Maar de huidige media en communicatietechnieken zijn zo divers, dat als je ze in een weldoordachte mix gebruikt, je een heel groot deel van de bevolking kunt informeren. Waarbij je er dient op te letten dat niet alle burgers dezelfde zijn, dat ze danig kunnen verschillen qua bevattingsvermogen of referentiekader.
Pleidooi voor een warme en open stad 11
Bestuurders verliezen helaas vaak uit het oog dat communicatie veel meer is dan voorlichting. Communicatie houdt ook luisteren in. Enkel wie goed luistert naar de meningen van de burgers, kan een afgewogen oordeel vellen. En dat is iets anders dan hen klakkeloos op hun wenken te bedienen of naar de mond te praten. Goed bestuur vergt dat je beleid uitzet en keuzes maakt. Luisteren heeft vele voordelen. Je neemt sowieso meer tijd om te beslissen, wat in onze jachtige wereld een kostbaar iets is geworden. Je beslissingen winnen daardoor meestal aan kwaliteit. Ze krijgen vrijwel zeker meer draagkracht. Het allerbelangrijkste vind ik dat je als bestuurder, door te luisteren, blijk geeft van betrokkenheid bij wat de mensen bezighoudt. En wie zich ‘beluisterd’ weet, voelt zich betrokken. Geen enkele democratie kan functioneren als de burger zich niet voor de samenleving kan en wil inzetten, niet participeert. Participatieve democratie is een noodzakelijke aanvulling op, en zelfs correctie van, de representatieve democratie waarbij alles wordt geregeld via verkiezingen. Bestuurders moeten opnieuw de dialoog aangaan met de bevolking. Stadsbesturen en burgers zullen zich op de samenspraak met hun inwoners moeten voorzien. Burgers behoren de kans te krijgen, maar ook de kans te grijpen, om zich zelfstandig te organiseren. Alleen goed voorbereide burgers kunnen zinvol de tweespraak met de beleidsvoerders aangaan. Bestuurders geven daarbij bij voorkeur aandacht aan die groepen die in dergelijke processen vaak niet of op zijn minst ondervertegenwoordigd zijn. Dialoog is betekenisloos als er geen vertrouwen heerst. Politici kunnen veel vertrouwen winnen als ze de burgers ruimte geven voor eigen initiatieven, hun verantwoordelijkheid toebedelen. Ik geef het toe, dat vergt van de politici een mentaliteitswijziging. Zelf heb ik als doorgewinterd bestuurder ook niet altijd zonder probleem die mentale klik weten te maken. Halsstarrig vasthouden aan het zogeheten ‘primaat van de politiek’ is dom en bovenal arrogant. In wezen behandel je de burger zo als onmondige schepsels.
Het is mijn rotsvaste overtuiging dat het participatiemodel de beste manier is om de democratie weer meer diepgang te geven. En ik ben evenzeer de mening toegedaan dat de stad vanuit haar specificiteit een heel geschikte proeftuin is voor tal van experimenten die de burger dichter bij de maatschappij, bij de ‘polis’ en dus bij de politiek betrekken. Er zijn talrijke voorbeelden. Bij het instellen van de openbaarheid van be-
12
Pleidooi voor een warme en open stad
stuur, de wettelijke erkenning van het samenleven van holebi’s, de opzet van een ombudsdienst en van een gedegen klachtenmanagement en bij de uitbouw van een integratiebeleid zijn steden de hogere overheid met goed gevolg voorgegaan. Natuurlijk zijn niet alle pogingen van de steden om de burgers bij de politiek te betrekken, succesrijk. Maar het feit dat ze worden ondernomen, is op zich significant. Bij het voortdurend zoeken en streven naar een harmonieuze en dus warme en open samenleving, kunnen we rol en de taak van steden niet hoog genoeg inschatten. [Frank Beke is voormalig burgemeester van de stad Gent.] frankbeke@skynet.be
Pleidooi voor een warme en open stad 13