Respons: Thierry de Grunne
Plattelandsuitdagingen in Vlaanderen Ons platteland is met de jaren behoorlijk verstedelijkt. De fusie van gemeenten in de jaren 70 heeft ervoor gezorgd dat een aantal basisinfrastructuren op het vlak van sport, cultuur, wegenis, riolering en andere nutsvoorzieningen, sociale ondersteuning en soms zelfs ouderenzorg tot in de meest landelijke gebieden uitgebouwd werden. De meeste open percelen in de dorpskernen werden volgebouwd. Tuinbouw en veeteelt hebben er plaats moeten ruimen door een enorme stijging van de bouwgrondprijzen.
Kleinhandel verdween, als gevolg van de concentratie in de distributiesector, quasi volledig uit het straatbeeld, zeker in de kernen waar geen verkeersas voorhanden was. De meeste ambachten en vrije beroepen gingen dezelfde weg op. Voor gezondheidszorg moet je naar de stad en liefst een grotere. Meer nog, we zien zelfs een duidelijke trend naar één groot medisch centrum per provincie. De vraag wordt natuurlijk of je morgen nog naar een ander ziekenhuis wilt als je echt ziek wordt. Dezelfde planologische visie heeft de kleinste woonkernen als het ware in de mottenballen gestoken. Nieuwe bouwmogelijkheden zijn er schaars en zonder jonge gezinnen staat de lokale school, als die er nog is, onder druk. De cohesie van het dorp gaat erop achteruit en de vergrijzing slaat hard toe, ook in het verenigingsleven. De dorpskerk opent haar deuren enkel nog voor een begrafenis. Om toch nog een beetje tewerkstelling op eigen bodem te behouden, zijn de burgemeesters van de landelijke gemeenten permanent op zoek naar mogelijkheden om toch maar een KMO-zone te mogen ontwikkelen. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen helpt hen daar niet in. Landbouw blijft de voornaamste economische activiteit op het platteland, maar ook hier is het schaalvergroting alom. Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) is in de jaren 60 een succesverhaal geweest. Voor Europa en voor de sector. De samenwerking tussen de oorspronkelijke zes Europese landen heeft vorm gekregen rond het landbouwbeleid. De sector behaalde jaar na jaar substantiële productiviteitswinsten zodat de tekorten aan allerhande producten die na de Tweede Wereldoorlog heersten snel vervangen werden door overschotten die in de jaren 70 en 80 dan weer niet te overzien waren.
48
Plattelandsuitdagingen in Vlaanderen
Het succes van deze beginfase zorgde ervoor dat, mede door de Europese steun, een aantal saneringen die zich in de landbouw opdrongen steeds uitgesteld werden. De vrees voor hogere werkloosheid speelde daar tussen de oliecrisissen van 1974 en 1979 een grote rol in. Maar zoals vaak betekent uitstel nog geen afstel en de herstructurering kwam op het einde van de jaren 90 toch op gang. Het zijn beschermende maatregelen voor de landbouwers zelf die er meestal toe geleid hebben dat een landbouwbedrijf binnen de familie geen opvolger meer vond. Wanneer een jongere het inkomen van ettelijke jaren op tafel moet leggen om immateriële vaste activa (melkquotum, bietenquotum, mestrechten en andere productierechten) over te nemen vooraleer hij ook maar één euro aan grond, machines of veestapel kan spenderen, is zo’n overname gedoemd om te mislukken. De modale landbouwer werd zo bij het begin van de jaren 2000 een 55+’er zonder opvolger. Er zijn de laatste jaren duizenden bedrijven definitief gestopt. Het probleem voor de landbouworganisaties was dat dit ook het profiel van hun leden werd. De verdediging van het modale lid komt op die manier soms haaks te staan op wat belangrijk is voor de toekomst van de sector. Het, bij landbouwers, populaire forfaitair belastingstelsel is nog zo’n voorbeeld. Gunstig tot zeer gunstig voor wie niet (meer) investeert, maar puur gif voor de toekomst van die bedrijven als je weet hoe kapitaalintensief de sector is. Het siert de leden van de Boerenbond dat zij zich begin jaren 2000 in vraag hebben gesteld en op het congres van december 2006 een aantal gedurfde stellingen hebben goedgekeurd die openingen creëren voor jongeren en voor de toekomst van de landbouw in Vlaanderen. Sindsdien werden intern wel enkele achterhoedegevechten gevoerd, maar het algemeen denkpatroon legt nu toch veel meer dan vroeger het accent op de toekomst van de sector, dan wel op de verdediging van het uitbollende modale lid. Zowel bij de Groene Beweging als bij tal van beleidsmensen en planologen is de misvatting ontstaan dat heel wat grond vrijkomt door de stopzetting van duizenden land- en tuinbouwbedrijven over de afgelopen decennia. De gronden van deze bedrijven komen niet vrij voor andere bestemmingen. De boeren die wel nog verder willen, hebben dat areaal broodnodig om hun eigen schaalvergroting te realiseren. Vaak werden deze gronden, in samenspraak met de stoppende boer, al lang door grotere bedrijven uit de buurt in exploitatie genomen. Zo’n proces kan jaren in beslag nemen. Het gaat dikwijls om de moeilijke overdracht van pachtrechten.
Plattelandsuitdagingen in Vlaanderen 49
De herziening van de pachtwet wordt op dit ogenblik besproken in het Vlaams parlement. Hopelijk worden een aantal knelpunten uit de huidige wetgeving weggewerkt. De aanvankelijke (goede) bedoeling van de wetgever om een maximale bescherming aan de zittende pachter te geven heeft er namelijk voor gezorgd dat het voor een landbouwer aartsmoeilijk is geworden om nog nieuwe pachtcontracten af te sluiten. Iemand die een stuk grond wenst te verpachten, verbindt zich theoretisch t.o.v. de pachter voor twee opeenvolgende periodes van negen jaar. In de praktijk is het echter voor onbepaalde duur. Om zijn grond terug te krijgen moet de verpachter, op enkele uitzonderlijke gevallen na, zelf landbouwer worden en opzeg voor eigen gebruik geven. Hiervoor moet hij aan de hand van diploma’s en attesten ook kunnen bewijzen dat hij daartoe in staat is. Indien hij dit niet kan, blijft hij aan de pachter gebonden tot deze er zelf mee stopt. Maar als iemand uit de naaste familie van de pachter de landbouwexploitatie verder zet, kan de pacht overgedragen worden en ben je voor een nieuwe generatie vertrokken. Uit een huwelijk treden is een fluitje van een cent ten opzichte van het verbreken van een pachtovereenkomst. Daarenboven ligt de pachtprijs wettelijk vast. Als we de pachtprijs omrekenen in maandelijkse huurprijs, betaal je voor een stuk grond dat twee voetbalvelden groot is 28€/maand voor de duurste grond (West-Vlaamse Zandleemstreek) en 16€/maand voor de goedkoopste (Limburgse Kempen). Aangezien de pachtvrije grond 50 à 70.000€/ha en soms meer waard geworden is, moet je geen psychologie gestudeerd hebben om te begrijpen dat grondeigenaars alle alternatieven zullen onderzoeken om hun grond toch maar niet aan een landbouwer in pacht te geven. Dit wordt stilaan een drama, want als jonge landbouwers die hun bedrijf willen uitbreiden, naast alle andere investeringen, ook nog grond aan zulke prijzen moeten kopen, kunnen zij er nooit aan uit. Lopende pachtovereenkomsten moeten omwille van rechtszekerheid blijven doorlopen, maar er is écht nood aan alternatieven voor nieuwe overeenkomsten. Waar de actoren op het platteland vandaag ook nog wakker van liggen, zijn de natuurdoelstellingen in de Speciale Beschermingszones (SBZ) of Europese Habitatgebieden. Het probleem is zeer actueel omdat de maatregelen die moeten genomen worden om de instandhoudingsdoelstellingen (IHD) te halen stilaan vorm krijgen. De invloed van de buitenwereld op de Habitatgebieden wordt ook in rekening gebracht. Voor landbouw is het voornaamste discussiepunt de uitstoot van stikstof in de omgeving. Deze werd in kaart gebracht in de ‘Programmatorische Aanpak Stikstof ’ (PAS). Daar zien we aan de hand van emissieberekeningen welke veebedrijven morgen geen hernieuwing van hun milieuvergunning zullen krijgen, welke hun uitstoot zullen moeten verminderen (en dus ook hun productie) en welke bedrijven geen probleem stellen.
50
Plattelandsuitdagingen in Vlaanderen
Overal in Vlaanderen stelt dit problemen. Om u een voorbeeld te geven dat ik goed ken, zal ik het even over Haspengouw hebben. Bij ons zit de veeteelt daar waar de weides liggen, namelijk in en rond de dorpen of in de valleigebieden. Veeteelt, mest en verstedelijkte bewoning gaan moeilijk samen en bijgevolg liggen de meeste moderne en grotere veeteeltbedrijven in de valleien. Daar liggen ook nog de meeste bossen en natuurgebieden. De rest van de discussie zal ik u besparen. Zij heeft de afgelopen maanden vaak genoeg de pers gehaald. Het meest schrijnende is natuurlijk dat het juist bedrijven zijn die geïnvesteerd hebben om uit de woonkernen weg te trekken en minder overlast te genereren die nu hun toekomst in vraag gesteld zien. Voor eigenaars van bos of natuurgebieden is het hele IHD-proces ook uitdagend. Vlaanderen heeft ambitieuze natuurdoelstellingen bij de Europese Commissie ingediend in het kader van de ‘Natura 2000’-doelstellingen. Op zich niets mis mee, maar toch geen lachertje in ons verstedelijkte Vlaanderen. De af bakening van de Habitatgebieden vond vooral plaats rond bestaande bosgebieden. Het Agentschap Natuur en Bos bepaalt op dit ogenblik welke doelstellingen kunnen verwezenlijkt worden binnen de eigendommen van de overheid en de natuurverenigingen. Het overige zal bij de privéeigenaars gerealiseerd worden, hetzij contractueel, hetzij opgelegd indien het eerste niet lukt. De teksten die voorliggen hebben het nog steeds veel te veel over aankoop door de overheid. Het kan niet zijn dat het milieubeleid van de Vlaamse regering tot gevolg heeft dat bos- en natuureigenaars het bestaan van interessante habitattypes op hun gronden angstvallig verzwijgen in de plaats van er fier op te kunnen zijn en dat de administratie enkel heil ziet in het verwerven van alle interessante gebieden. Zo komt er voor veel geld bitter weinig natuur bij. Ik heb het hier vooral over de meest landelijke gebieden gehad. De uitdagingen zijn er groot. Het romantische beeld van dorp, kerktoren, enkele koeien en een paar boerderijtjes hoort, samen met de kamsalamander, thuis op de rode lijst. Zoals voor de bescherming van bedreigde soorten dringen een aantal maatregelen zich op. Zij moeten omzichtig inspelen op de problemen. Het platteland is aangetast, maar het leeft. Landen tuinbouw moeten er een belangrijke rol kunnen blijven spelen. De natuur moet er beschermd worden en ook de mens moet er kunnen gedijen, opgroeien, werken en oud worden.
Plattelandsuitdagingen in Vlaanderen 51
Alles is een kwestie van evenwichten zoeken. Tussen mens en natuur, tussen overheid en particulieren, tussen beschermen en kansen bieden, tussen doelstelling en middelen, tussen beleidskeuzes en regulitis, tussen utopie en realiteit. Deze zoektocht heeft een naam: politiek. [Thierry de Grunne is land- en bosbouwer, voorzitter van CD&V-regio Zuid-Limburg en gemeenteraadslid te Bilzen.] thierry.degrunne@telenet.be
52
Plattelandsuitdagingen in Vlaanderen