Jg3 nr2 geldof

Page 1

Dirk Geldof

De transitie naar superdiversiteit. Van grootstedelijke naar Vlaamse realiteit. Vlaanderen kent een transitie naar een superdiverse samenleving, net zoals vele andere West-Europese steden en regio’s. Die superdiversiteit van de 21ste eeuw is momenteel het sterkst zichtbaar in onze steden. Grote steden als Brussel, Amsterdam of Rotterdam – maar ook Genk – zijn vandaag al majority-minority-cities: steden waarvan de meerderheid van de inwoners wortels heeft in migratie. Binnen enkele jaren zal dit ook in Antwerpen zo zijn. Maar al te vaak kijken we alleen naar de grote steden als het gaat over superdiversiteit. Daardoor onderschatten we hoe ook in de centrumsteden tot in vele kleine Vlaamse gemeenten de superdiversiteit toeneemt. In deze bijdrage schetsen we eerst wat met het nieuwe paradigma van superdiversiteit wordt bedoeld. Vervolgens kijken we naar de verschillen in impact en snelheid van de transitie. Tot slot verkennen we verschillen in integratiedynamieken tussen de grote steden en kleinere gemeenten.i

België en Vlaanderen werden immigratiesamenlevingen In 2014 herdachten we ‘50 jaar migratie’ naar ons land: het was een halve eeuw geleden dat de Belgische regering migratieakkoorden afsloot met de regeringen van Marokko en Turkije. Die akkoorden waren een belangrijke stap in de naoorlogse migratie die begon bij de wederopbouw na WO2 toen ons land beroep deed op Polen en Italianen. In de jaren 50 rekruteerde België in Zuid-Europa (Italië, Spanje en Griekenland), om zich in de jaren 60 volop op het aantrekken van toenmalige gastarbeiders uit Marokko en Turkije te richten om de tekorten op onze arbeidsmarkt op te vangen. De olie- en economische crisis van 1973 zorgde voor een stopzetting van actieve rekrutering in de landen van oorsprong. Hierdoor daalde de instroom en verschoof ze naar volgmigratie via gezinshereniging en naar het vrij verkeer van werknemers in de

De transitie naar superdiversiteit. Van grootstedelijke naar Vlaamse realiteit. 65


EU. De jaren 90 vormden een kantelpunt naar de huidige superdiversiteit. Door de val van de Muur, de globalisering en militaire conflicten (Joegoslavië, eerste Golfoorlog) steeg de immigratie opnieuw sterk: uit Oost-Europa door uitbreiding van de EU en uit conflictgebieden door vluchtelingen. Als resultaat van een ruime halve eeuw migratie telt België anno 2015 zo’n 1,2 miljoen ‘vreemdelingen’ of inwoners zonder een Belgisch paspoort. Dat is zo’n 11% van de totale bevolking. Maar nationaliteit verschilt steeds vaker van etnische origine. Een goede 920.000 inwoners zijn Belg, maar hadden bij geboorte een andere nationaliteit. Zo bekeken is één landgenoot op vijf als niet-Belg geboren. Bij de kinderen die als Belg worden geboren, heeft een steeds groter aantal ouders met een Belgisch paspoort én een migratieachtergrond. België werd de voorbije halve eeuw, net zoals al onze buurlanden, een immigratiesamenleving. In 2012 kwamen 124.717 vreemdelingen legaal naar België. Tegelijk kenden we een (r)emigratie van zo’n 69.346 mensen die België dat jaar verlieten. Het resultaat was een positief migratiesaldo of netto instroom van ruim 55.371 mensen in ons land in 2012. Dit is een daling tegenover de 72.120 mensen in 2011 door de verstrenging van de wet op de gezinshereniging in 2011. Toch blijft per jaar een netto-instroom gelijk aan de bevolking van een kleine stad als Genk of Roeselare.

De transitie naar superdiversiteit Het resultaat is een veel diversere en complexere samenleving. De diversiteit vandaag verschilt fundamenteel met die van de jaren 70. Wie de migratiecijfers van de voorbije drie decennia en de demografische evolutie analyseert, ziet een sterke toename van het aantal inwoners met een migratieachtergrond, zowel door nieuwe migratie als door de toename van de tweede en derde generatie landgenoten met wortels in migratie. Tegelijk valt een sterke diversificatie op: migratie in de 21ste eeuw kent een veel grotere waaier aan landen van herkomst. We staan anno 2015 nog maar aan het begin van de overgang naar een superdiverse samenleving. Om deze veranderende realiteit te beschrijven schieten onze begrippen uit de 20

ste

eeuw tekort. Steven Vertovec gebruikte in 2007 voor het eerst het begrip super-

diversiteit om de veranderende migratiepatronen en hun impact op de (Britse) samenleving te beschrijven. Sindsdien wordt de notie steeds meer gebruikt (Vertovec, 2007; Blommaert, 2011a&b; Geldof, 2013a&b). Met dit nieuwe paradigma ligt de focus op twee cruciale veranderingen. Het vertrekpunt is de een kwantitatieve transitie, met de sterke toename van het aantal mensen met een migratieachtergrond de voorbije decen-

66

De transitie naar superdiversiteit. Van grootstedelijke naar Vlaamse realiteit.


nia. Daarnaast speelt een kwalitatieve transitie: de superdiversiteit van de 21ste eeuw verschilt van de migratie uit de 20 ste eeuw door een fundamentele verandering van de migratiepatronen en de impact daarvan op onze samenleving.

Stijgende diversiteit en de opkomst van ‘majorityminority cities’ De kwantitieve transitie wordt zichtbaar als we kijken naar de woonplaats van mensen van vreemde origine. Iedere gemeente kent vandaag diversiteit en ze neemt overal toe. In West-Vlaanderen vinden we de gemeenten die het minst met diversiteit vertrouwd zijn. In de oude mijn- en staalregio’s in Limburg en Wallonië vinden we veel mensen met een migratieachtergrond. Het was hier dat de eerste generaties gastarbeiders werk en woonplaats vonden.

Kaart 1: Woonplaats personen van vreemde herkomst in België naar gemeente, (in % en in absolute aantallen) (Bron: Studiedienst Vlaamse Regering, 2014).

De transitie naar superdiversiteit. Van grootstedelijke naar Vlaamse realiteit. 67


De voorbije dertig jaar is migratie in de eerste plaats een migratie naar de grote steden geworden. De impact van die voorbije en huidige migratie is momenteel dan ook het sterkst voelbaar in die grote steden. Daar voltrekt zich een fundamentele transitie. Brussel, Antwerpen of Gent zijn steden van aankomst geworden. In steeds meer Europese steden maken inwoners met een migrati-achtergrond stilaan de meerderheid van de stadsbewoners uit. Wereldsteden als New York, Sao Paolo, Toronto of Sydney zijn al langer ‘majority-minority cities’: steden waar de meerderheid van de bewoners wortels heeft in migratie, of anders gezegd: steden waar de meerderheid van de bewoners uit een brede waaier van minderheden bestaat. Dat begint zich nu ook in België en Nederland te manifesteren. In Brussel, Rotterdam en Amsterdam maken stadsbewoners van allochtone afkomst vandaag al meer dan de helft van alle inwoners uit. Ook Genk werd recent een ‘majority-minority city’. In vele steden elders in Europa, zoals Birmingham, Malmö, Marseille of Stuttgart, zullen de volgende jaren bewoners met wortels in migratie de meerderheid van de bevolking gaan uitmaken (Entzinger, 2012, p. 13, Scheffer, 2012, p. 35). Ook Antwerpen – waar vandaag ruim 44% van de inwoners wortels heeft in migratie – past in dit rijtje en zal voor het einde van dit decennium de overgang maken naar een stad waar de meerderheid uit minderheden bestaat. Iedereen in de grote Europese steden behoort straks dan ook tot een etnische minderheid, net zoals in New York, schrijft de Nederlandse socioloog Maurice Crul (2013, p. 12-13). Het verschil met New York is echter dat we in Europa komen van steden die tot voor kort een duidelijk herkenbare meerderheidsgroep kenden. Op twee generaties is dat in vele steden een minderheidsgroep geworden of aan het worden. In de nieuwe situatie waarin er geen duidelijke etnische meerderheidsgroep meer is, zoals in Brussel vandaag, evolueren we naar stedelijke samenlevingen waarin iedereen zich aan iedereen zal moeten aanpassen. Diversiteit wordt er de nieuwe norm. Dat vergt wellicht een van de grootste psychologische omschakelingen van onze tijd (Crul, e.a., 2013, p. 12-13). Toch is superdiversiteit niet alleen een verhaal van de steden. Tegelijk stijgt ook in kleinere gemeenten de diversiteit. Cruciaal is om oog te hebben voor de jongste leeftijdsgroepen. Veel meer dan autochtone inwoners vinden we mensen met een migratieachtergrond terug in de jongere leeftijdsgroepen. In heel wat schoolgemeenschappen in kleinere gemeenten komt de uitdaging van interculturalisering in het onderwijs op korte tijd op de agenda.

68

De transitie naar superdiversiteit. Van grootstedelijke naar Vlaamse realiteit.


Groeiende diversiteit in de diversiteit Naast de cijfermatige toename van de etnisch-culturele diversiteit is het tweede basiskenmerk van superdiversiteit de groeiende diversiteit binnen de diversiteit. Niet alleen in onze steden, maar in alle Vlaamse gemeenten kennen we vandaag een veelheid aan landen van herkomst, talen, culturen, religies, statuten en sociale posities. Dat zorgt zowel voor diversiteit tussen groepen en gemeenschappen als binnen deze groepen en gemeenschappen. De complexiteit en interacties tussen al deze factoren is de kern van superdiversiteit. Aan de basis van superdiversiteit ligt immers een cruciale verandering van het basispatroon van migratie: van “mensen uit een beperkt aantal landen van herkomst naar een klein aantal gastlanden’ naar ‘mensen uit een groot aantal landen van herkomst naar een groot aantal gastlanden” (Blommaert, 2011b, p. 26; Vertovec, 2007). De migratie van de laatste drie decennia komt uit heel Europa en uit de hele wereld. Marokko of Turkije blijven nog de belangrijkste herkomstlanden van buiten de Europese Unie, maar vertegenwoordigden in 2011 amper 6% van de officiële migratie naar België voor Marokko, en amper 2% voor Turkije (Centrum voor Gelijkheid van Kansen en voor Racismebestrijding, 2013, p. 10 & 22-25). Het resultaat is een groeiende pluriformiteit in de achtergronden van migranten, onder meer op etnisch, taalkundig, juridisch cultureel, religieus of economisch vlak. De vraag wie vandaag de migranten zijn, wordt steeds complexer. De diversiteit in de diversiteit werkt immers door op tal van domeinen en doorheen generaties. Er is de toename van het aantal nationaliteiten. Steden als Antwerpen of Brussel tellen ruim 170 verschillende nationaliteiten op hun grondgebied, maar ook de andere Vlaamse centrumsteden huisvesten 100 tot 150 verschillende nationaliteiten. Met de diversiteit aan nationaliteiten en etnisch-culturele achtergronden neemt ook de meertaligheid toe. Steden in superdiversiteit zijn de facto meertalige steden. Vertovec verwijst naar London waar ruim driehonderd talen worden gesproken. Als we alle verschillende talen optellen waarvan Brusselaars in de Taalbarometer verklaren dat ze ze goed tot uitstekend spreken, dan zien we een stijging van 72 talen in 2000 tot 104 talen in 2011. Het Frans blijft de best gekende taal, die door bijna 89% van de Brusselaars goed wordt gesproken. Dan volgen het Engels (30%) en het Nederlands (23%). Duidelijk in opmars is het Arabisch (18%). En volgen nog honderd andere talen die door kleinere groepen zijn gekend. In 2011 maakten eentalig Franstalige en eentalig Nederlandstalige Brusselaars samen al minder dan 40% van de bevolking uit (Janssens, 2013). Ook Antwerpen wordt in de toekomst alleen maar meertaliger. Bij 37% van de kinderen in het lager onderwijs in Antwerpen sprak men in 2011 thuis een andere taal dan het Nederlands, in 2008 ging het nog maar om 32% van de kinderen.ii

De transitie naar superdiversiteit. Van grootstedelijke naar Vlaamse realiteit. 69


Ook de religieuze diversiteit neemt toe. Het gaat dan niet alleen om de aanwezigheid van de islam in westerse samenlevingen, met een veelheid aan stromingen en strekkingen en een brede waaier aan moskeeën. Ook bij andere etnisch-culturele gemeenschappen speelt religie een belangrijke rol, van Poolse katholieke missen in bestaande kerken, over de prestigieuze Jaïn-hindoetempel in het Antwerpse district Wilrijk tot een groeiende waaier aan ‘winkelpandkerken’ binnen Afrikaanse en hispanic-gemeenschappen in de steden. Verder groeit ook de diversiteit aan migratiemotieven, zowel tussen als binnen gemeenschappen. Mensen migreren in het kader van arbeidsmigratie, anderen doen aan gezinshereniging, nog anderen ontvluchten hun land om politieke redenen, om economische redenen of op zoek naar een beter leven. Studenten hebben de bedoeling tijdelijk te verblijven voor de duur van hun studies. Tegelijk groeit de diversiteit aan verblijfsstatuten: sommigen inwoners met een migratieachtergrond zijn Belg van geboorte, anderen zijn genaturaliseerd. Sommigen zijn asielzoeker, anderen erkend als politiek vluchteling, nog anderen zijn niet erkend en wachten op een uitspraak in hun beroepsprocedure. EU-onderdanen verblijven tijdelijk als toerist, doen beroep op het vrij verkeer van werknemers als werknemer of vestigen zich als zelfstandige. Er zijn mensen geregulariseerd op basis van humanitaire of medische redenen, sommigen definitief, steeds vaker tijdelijk. Er zijn mensen met twee nationaliteiten en er zijn staatlozen. Ten slotte herbergen onze steden ook een belangrijke groep van mensen zonder wettig verblijf, die al of niet een aanvraag tot regularisatie indienden. Bovendien evolueren deze verblijfsstatuten doorheen de tijd, telkens met andere (sociale) rechten er aan verbonden. Bij superdiversiteit zien we ook groeiende verschillen in sociaal-economische posities. We vinden mensen met een migratieachtergrond ondertussen op bijna alle sporten van de maatschappelijke ladder terug, zij het nog lang niet in dezelfde mate. Ondanks een onaanvaardbaar hoog armoederisico bij migranten, groeit er in de meeste gemeenschappen een opkomende middenklasse. Een laatste element van superdiversiteit is het groeiende belang van transnationalisme, of de mate waarin migranten contact houden met netwerken van familie, vrienden of kennissen over grenzen heen. Dit kan zowel gaan om contacten met familie in landen van oorsprong als in andere Europese landen. De explosieve ontwikkeling van communicatiemogelijkheden via telefoon, internet of Skype maken dat de meeste migranten vandaag de mogelijkheid hebben om permanent in contact te blijven met relevante anderen waar ook ter wereld. Men kan hier leven en ook nog elders. Ook het groeiende belang van transmigratie en circulaire migratie waarbij mensen niet de bedoeling hebben om zich hier permanent te vestigen versterkt de superdiversiteit.

70

De transitie naar superdiversiteit. Van grootstedelijke naar Vlaamse realiteit.


Superdiversiteit niet enkel in de (grote) steden De etnisch-culturele diversiteit is dus het grootste in de grote steden, maar stijgt overal, net zoals de diversiteit in de diversiteit. Met enige vertraging en met een lagere intensiteit zien we de diversiteit in (bijna) alle regio’s en gemeenten toenemen, het sterkst rond de grote steden en in Limburg, het minste in West-Vlaanderen. De gradatie tussen steden komt tot uiting in de studie over de verkleuring van de centrumsteden van Edith Lodewijckx (2013, pp. 15-40).

Figuur: Personen van vreemde herkomst in het Vlaamse Gewest (links), per urbanisatiegraad (midden) en per centrumstad (rechts), in % van de bevolking, 2011. VG = Vlaams Gewest; GS = grootsteden; SB = stedelijk gebied rond Brussel; CS = centrumsteden; KP = kleinstedelijk provinciaal; SS = structuur ondersteunende steden; OG = overgangsgebied; GR = grootstedelijke rand; PL = platteland; RS = regionaal stedelijke rand. An = Antwerpen; Gt = Gent; Gk = Genk; M = Mechelen; L = Leuven; T = Turnhout; S = Sint-Niklaas; H = Hasselt; O = Oostende; K = Kortrijk; Aa = Aalst; B = Brugge; R = Roeselare. Bron: Lodewijckx, 2013, p. 21, op basis van Rijksregister 2011, SVR-bewerking

Geleidelijk waaiert de diversiteit verder uit. Hier spelen verschillende dynamieken. Volgmigratie versterkt de aanwezige diversiteit. Het gevoerde asielbeleid en het feit of gemeenten zich al dan niet gastvrij opstelden met Lokale Opvanginitiatieven spelen evenzeer een rol. Sommige sociale stijgers met een migratieachtergrond verlaten de steden: de ‘gekleurde stadsvlucht’ wordt dan de ‘ultieme vorm’ van integratie. Maar ook gentrificatie speelt een rol: de sterk stijgende woningprijzen in steden als Brussel en Antwerpen en de krapte op de woningmarkt of de krapte van scholen doet (ook) mensen met een migratieachtergrond uit de stad verhuizen, wat mee aan de basis ligt van een verhoogde instroom in onder meer Vilvoorde, Aalst, Ronse, Temse of Boom. Net zoals in de grote steden verloopt de overgang naar een grotere diversiteit in kleinere steden en gemeenten niet altijd rimpelloos. Geregeld dreigt dit bestaande vormen van anti-stedelijkheid te versterken. Illustratief is het verzet van inwoners van

De transitie naar superdiversiteit. Van grootstedelijke naar Vlaamse realiteit. 71


Brasschaat tegen het doortrekken van een tramlijn vanuit Antwerpen. Deze discussie gaat niet zozeer over mobiliteit, maar over het proberen tegen te houden van de stad en – misschien zelfs vooral – van een deel van haar bewoners. Toch is ook hier de trend onmiskenbaar: net zoals de grote steden evolueren naar majority-minority cities zal ook de etnisch-culturele diversiteit in steeds meer steden en gemeenten in de 21ste eeuw verder groeien.

Vooruitblikkend naar de impact op integratie In de voortdurende polarisatie tussen voor- en tegenstanders van de toenemende diversiteit missen we soms de nuchterheid om te erkennen dat de superdiversiteit op zichzelf noch een goede, noch een slechte ontwikkeling is. Het beschrijft de demografische transitie in onze samenleving. De kwaliteit van het samenleven hangt af van ons als samenleving en van alle burgers in die samenleving. Het is onze verantwoordelijkheid – wat ook de herkomst is of hoe lang of kort we deel zijn van deze samenleving – om er een succes van te maken. Daarbij stellen zich cruciale uitdagingen voor het volgende decennium. Een ervan is de vraag of we op een meer open manier over integratie zullen gaan denken. Vandaag wordt integratie vaak te eenzijdig gebruikt en bedoelt men de facto assimilatie, waarbij de verantwoordelijkheid bijna exclusief bij nieuwkomers wordt gelegd om zich te ‘integreren’. Het strategisch misbruiken van integratie om tot assimilatie te komen, zal in de 21ste eeuw nog minder dan vroeger werken. De overgang naar superdiversiteit en het ontstaan van majority-minority cities maakt dat we in de 21ste eeuw ook op een andere, meer open manier naar integratie zullen moeten kijken: niet vanuit een (al of niet uitgesproken) assimilatieverwachting, maar vanuit een houding van actief pluralisme en wederzijdse aanpassingen. In de nieuwe situatie waarin er geen etnische meerderheidsgroep meer is, krijgen we nieuwe samenlevingspatronen en evolueren we naar stedelijke samenlevingen waarin iedereen zich aan iedereen zal moeten aanpassen. Juist het omgaan met die diversiteit wordt de nieuwe norm. Spreken over integratie wordt dan niet meer de identificatie met de meerderheidsgroep, maar met de hybriditeit en superdiversiteit in de stad. In onze samenleving zien we bovendien niet alleen een superdiversiteit naar etnisch-culturele herkomst, maar ook een verregaande individualisering leidt ook tot grote variaties aan levensstijlen. De scheidingslijnen tussen levensstijlen lopen daarbij deels over andere breuklijnen en hangen deels samen met kenmerken als financiële positie, opleiding, leeftijd. Verschillen in levensstijl lopen zo door bijna alle etnisch-culturele groepen.

72

De transitie naar superdiversiteit. Van grootstedelijke naar Vlaamse realiteit.


In een wereld van superdiversiteit gaat het dan ook niet meer in de eerste plaats om de erkenning van en inpassing in een nationale identiteit, ongeacht of dit nu een Belgische of een Vlaamse identiteit zou zijn. We krijgen veeleer een realiteit van elkaar aanvullende en overlappende identiteiten, die elkaar ook wederzijds beïnvloeden en veranderen. Dat betekent dat we minder dan ooit kunnen vasthouden aan een statisch beeld van identiteit, alsof er een Belgische, Vlaamse of Nederlandse identiteit zou zijn die van de 19de tot in de 21ste eeuw en ver erna zou vaststaan. Evenmin bestaat er een vaste Marokkaanse, Turkse of Chinese identiteit doorheen de eeuwen heen. Terecht stelt Richard Sennet (2010, p. 50) dat samenlevingen primitiever worden naarmate mensen zich meer categorisch in termen van vaste identiteiten zien. Alleen een dynamische visie op identiteiten als meervoudig en veranderlijk – zij het langzaam – doet recht aan de complexiteit van de hedendaagse samenlevingen. Zo is superdiversiteit vandaag een onderdeel geworden van stedelijkheid en behoort het omgaan met die superdiversiteit tot een deel van de identiteit van de hedendaagse stadsbewoners

Integratie vereist sociale stijging Denken over integratie als emancipatie betekent dan ook afscheid nemen van een monoculturele visie. Maurice Crul, Jens Schneider & Frans Lelie (2013) geven in hun boek ‘Superdiversiteit. Een nieuwe visie op integratie’ een richting aan. Hun uitgangspunt is dat je emancipatie niet kan afdwingen, maar dat we ze als samenleving wel kunnen stimuleren en faciliteren. Het omarmen van progressieve waarden komt volgens hen in de eerste plaats tot stand via sociaal-economische stijging en niet via de dwang tot aanpassing. Zij vertrekken van de kracht en de energie die zich ontwikkelt en kan ontwikkelen in het emancipatieproces binnen de tweede en derde generatie. De belangrijkste vraag is dan ook hoe, waar en onder welke voorwaarden de emancipatie van de tweede en derde generatie zich het krachtigst doorzet. Hun conclusie is dat een positieve uitkomst stuurbaar is door in te zetten op sociale stijging, waarbij vooral onderwijs een cruciale hef boom vormt. Een emanciperend integratiebeleid is dan mee afhankelijk van de keuzes die gemaakt worden in het beleid op het gebied van onderwijs, arbeidsmarkt en huisvesting (Crul, e.a., 2013, p. 11 & 68). Net op deze domeinen doet Vlaanderen het vandaag minder goed: we worstelen met de groeiende superdiversiteit en zien op ieder van deze domeinen structurele achterstellingen van mensen van andere etnische origine. In het Nederlandse debat over het integratiebeleid stelt men vandaag dan ook dat een effectief algemeen (achterstanden)beleid, met waar nodig specifieke instrumenten en een doeltreffend antidiscriminatiebeleid, voor de komende jaren een wenkend perspectief is (Dagevos, e.a., 2013, p. 23)

De transitie naar superdiversiteit. Van grootstedelijke naar Vlaamse realiteit. 73


Andere integratiedynamieken in superdiverse steden dan in kleinere gemeenten Iedere stad en gemeente zal in deze 21ste eeuw van superdiversiteit sterker moeten inzetten op het managen van die diversiteit en de effecten op de woningmarkt, in het onderwijs, in het sociaal beleid, op de arbeidsmarkt of in het samenleven. Tegelijk zal eenzijdige assimilatie of een ‘one size fits all’-aanpak in een wereld van superdiversiteit minder dan ooit werken. Maatwerk betekent dan ook rekening houden met verschillen tussen steden en gemeenten. In een superdiverse samenleving hebben mensen meervoudige identiteiten. Een belangrijke deelidentiteit is de lokale gemeenschap. De identificatie met de stad of gemeente waarin men duurzaam woont is voor velen vaak belangrijker dan de identificatie met de natiestaat of een deelstaat. In de stedelijke of gemeentelijke realiteit komen alle beleidslijnen samen. Juist op dat lokale niveau krijgt superdiversiteit gestalte, steeds vaker in een meertalige steden en gemeenten. Werken aan integratie in superdiverse steden kan dan ook alleen door de stedelijkheid en het stedenbeleid te versterken, vanuit een open, uitnodigende en pluralistische houding tegenover diversiteit. Tegelijk zullen we in de toekomst meer oog moeten hebben voor de verschillende dynamiek van samenleven en integratie in de meertalige majority-minority cities versus kleinere steden en gemeenten met een minder verregaande diversiteit. Beleidsmatig betekent dit dat we ruimte zullen moeten scheppen voor visies op integratie die verschillend kunnen en moeten zijn al naargelang de schaalgrootte van de gemeente en de graad van superdiversiteit. Waar de klassieke benadering van integratie in een veranderende meerderheidssamenleving de leidraad zal blijven in kleinere gemeenten, zal in de grote steden het omgaan met superdiversiteit in een meertalige context de realiteit van de 21ste eeuw worden. [Dirk Geldof doceert o.m. diversiteit en stadssociologie aan de Universiteit Antwerpen en de Karel De Grote Hogeschool. In 2013 publiceerde hij ‘Superdiversiteit. Hoe migratie onze samenleving verandert.] dirk.geldof@kdg.be

Literatuurlijst: Blommaert, Jan, 2011a. De heruitvinding van de samenleving. Berchem, Epo.

74

De transitie naar superdiversiteit. Van grootstedelijke naar Vlaamse realiteit.


Blommaert, Jan, 2011b. “Superdiversiteit”. In: Samenleving en politiek, nr. 9, pp. 24-35. Blommaert, Jan, 2011c. “Superdiversiteit maakt integratiebeleid irrelevant”. In: Sociale vraagstukken, geplaatst op 27/10/2011 op www.socialevraagstukken.nl/ site/2011/10/27/superdiversiteit-maakt-integratiebeleid-irrelevant/#more-4516 Centrum voor gelijkheid van kansen en racismebestrijding, 2013. Jaarverslag migratie 2012. Brussel, CGKR. Crul, Maurice, Schneider, Jens & Lelie, Frans, 2013. Superdiversiteit. Een nieuwe visie op integratie. Amsterdam, VU University Press. Dagevos, Jaco, Huinder Chris & Odé, Arend, 2013. “Van specifiek naar generiek: het integratiebeleid af bouwen of verbouwen? Een inleiding.” In: Laura Coello e.a. (red.), 2013. Het minderhedenbeleid voorbij. Motieven en gevolgen. Amsterdam University Press, p. 23. Entzinger, Han, 2012. “Amsterdam – Rotterdam: allebei divers, maar ook verschillend.” In: De staat van integratie. Rotterdam Amsterdam. Rotterdam: Gemeente Rotterdam, pp. 11-33. Geldof, Dirk, 2013. “Superdiversiteit als onverwerkte realiteit. Een uitdaging voor sociaal werk”. In: Alert, jrg. 39, nr. 3, pp. 12-24.

Deze bijdrage bouwt verder op Geldof, Dirk, 2013 (4de druk 2014). Superdiversiteit. Hoe migratie onze samenleving verandert. Leuven/Den Haag, Acco. ii Cijfers verzameld in het kader van het decreet Gelijke Onderwijskansen (GOK) voor het schooljaar 2010-2011. www.antwerpen.buurtmonitor.be i

De transitie naar superdiversiteit. Van grootstedelijke naar Vlaamse realiteit. 75


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.