Respons: Wim Verrelst
Tegenstellingen overstijgen De Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) bracht met haar MIRA Toekomstverkenning 20141 voor het eerst een rapport over de megatrends in onze samenleving en hoe die het milieu in Vlaanderen op termijn beïnvloeden. Ze onderscheidde zes megatrends: demografische
verschuivingen,
nieuwe
technologie,
grondstoffenschaarste,
multipolariteit, klimaatverandering en kwetsbaarheid van maatschappelijke en ecologische systemen. Deze trends grijpen in op het leefmilieu via vier maatschappelijke systemen: ruimtelijke ordening, mobiliteit, energie en productie/consumptie. Het rapport ziet in het systeem ‘ruimtelijke ordening’ toekomstoplossingen in meer multifunctionele ruimtelijke invulling, slimme verdichting door hoger te bouwen, gebruik van de ondergrond, en in nog meer samenwerking tussen de verschillende beleidsniveaus en -domeinen. In het systeem ‘productie & consumptie’ zijn aanzetten tot structurele verandering, o.a. nieuwe businessmodellen die de schaarste van hulpbronnen en nieuwe technologieën als opportuniteit gebruiken: vormen van collectieve consumptie, uitgekiende product-dienstcombinaties, de vele onlinemogelijkheden, productie op maat. Het zijn maar een deel van de suggesties van het MIRA-rapport, maar deze sluiten goed aan bij de zes toekomstverhalen van het Open Ruimte Offensief. Het concept ‘voedsellandschap’ van het Offensief wil bijvoorbeeld landbouw meer verbinden met de peri-urbane consument door korte voedselketens, met andere distributiemodellen en geholpen door digitale communicatie. De grenzen tussen stad en platteland vervagen inderdaad. Dat valt ook op te maken uit de gevoeligheid en mondigheid van buurtbewoners tegenover hinder in de buurt. Protesterende buurtcomités zijn al lang geen typisch fenomeen meer voor steden. De tijd dat stalgeur automatisch bij het leven op het platteland hoorde, lijkt voorbij. Ook in de open ruimte wonen hoe langer hoe meer residentiële bewoners met een eigen leefwereld. Bio-vergistingsinstallaties en windmolens zijn typische voorwerpen van protest in meer landelijk gebied. Die stijgende gevoeligheid is misschien een graadmeter van hoe diep de peri-urbane mentaliteit tot in het platteland is doorgedrongen.
VMM (2014) “Megatrends: ingrijpend, maar ook ongrijpbaar? - Hoe beïnvloeden ze het milieu in Vlaanderen?” Mira Toekomstverkenning 2014, Vlaamse Milieumaatschappij, Aalst (www.milieurapport.be). 1
36
Tegenstellingen overstijgen
Vele buurtprotesten hebben fundamenteel niets te maken met de grote milieuklippen waar Vlaanderen het écht moeilijk mee heeft om de Europese doelstellingen te halen: broeikasgas, NOx en fijn stof. Meestal is visuele en lawaaihinder de echte katalysator. Zelfs het meest gekende buurtprotest van dit moment, tegen de plannen voor de Antwerpse ring, bouwde haar lokaal draagvlak op rond het onder de grond stoppen van de Ring, zowel in de fase van de Oosterweelbrug als in de Ringlandfase. De luchtkwaliteit is niet de zorg die een voldoende grote groep Antwerpenaars warm krijgt. Anders waren een verbod op houtkachels en een sterke reductie van verkeer in de lokale stadscorridors veel effectievere maatregelen geweest om voor te strijden. Protesten in stad(srand) hebben vaak de neiging om de hinder verder weg te duwen. Autosnelwegen, waterberging, hoogspanningslijnen, windmolens en zelfs het afschakelen bij stroomschaarste: het zijn diensten die men wel wil, maar niet in de eigen buurt (NIMBY: not in my backyard). Het is de taak van overheid en politiek om bruggen te bouwen tussen stedelijke omgeving en open ruimte. De tegenstellingen uitvergroten of de macht van het bevolkingstal (dus stad en stadsrand) laten winnen, is een strategie die het vaakst impliciet wordt gebezigd door zogenaamde ‘niet-traditionele partijen’. Ze is mediageniek en loont electoraal op korte termijn. Maar het is geen duurzame visie. Niet in het minst omdat het zogenaamde platteland zelf ook residentieel is geworden. Stad en open ruimte leveren diensten aan elkaar. Als de plattelandsbewoner meer moet betalen voor het distributienet van gas en elektriciteit omwille van de lagere densiteit, krijgt hij dan ook meer financiële lusten van de windmolens en hoogspanningslijnen die de stad niet wil? Als een landbouwer afgelegen moet wonen omwille van mogelijke hinder én omdat de landbouwgrond dichtbij de residentiële buurten gegeerd is voor hobbylandbouw en ‘verpaarding’, moet zijn partner dan gestraft worden via rekeningrijden omdat die niet anders dan met de auto naar het werk kan? Nuance en intermenselijk begrip zijn dus nodig. De eerste twee concepten van het Open Ruimte Offensief, ‘voedsellandschap’ en ‘stadsrandbouw’, passen in de visie om meer bruggen te vormen tussen de beheerders van de open ruimte en de naburige steden. De twee volgende concepten ‘landschapsbouw’ en ‘smarter agro’ zijn goede aanzetten om begrip voor te blijven hebben tussen landbouwers en de residentiële bewoners in de dorpen zelf. De laatste twee concepten van het Open Ruimte Offensief, ‘ambitieuze landschappen’ en ‘open ruimte infrastructuur’, zijn instrumenten van ruimtelijke planning. Het zijn plannen op lange termijn, waarvan slechts stap voor stap hier en daar realisaties zichtbaar kunnen worden.
Tegenstellingen overstijgen 37
Multifunctionaliteit, verweving en medegebruik zijn begrippen die in het Open Ruimte Offensief en in de megatrends van VMM terugkomen. Niet toevallig zijn dit ook prominente kapstokken in het jongste Vlaams regeerakkoord in het hoofdstuk over ruimtelijke ordening. Ruimtelijke ordening levert noodzakelijke fundamenten, maar daarmee is de bovenbouw er nog niet. En zeker een omslag in de hoofden van mensen krijg je niet met visionaire plannen van bovenaf. Verdraagzaamheid en begrip voor elkaar, zowel in de onmiddellijke buurt als wat verder af, zijn essentieel om verweving en medegebruik maatschappelijk te doen slagen. Het zijn zaken die enkel van onder uit kunnen groeien. Buurtprotesten ontstaan van onder uit, naar aanleiding van veranderingen in de buurt. Cynisch genoeg is het vaak een hinderlijk initiatief in de buurt dat bewoners van residentiële buurten elkaar voor het eerst doet ontmoeten. Eigenlijk ligt daar een opportuniteit voor de overheid om voor een mentaliteitshift en meer maatschappelijke verbondenheid te zorgen. Het vergunningstraject is immers een uitgelezen kans om tegenstellingen die vooral door onbekendheid veroorzaakt worden, in de richting van kennismaking, overleg, begrip voor elkaar en samenwerking te kanaliseren. Tussen de bewoners in de peri-urbane gebieden, en tussen de bewoners en de gebruikers van de open ruimte voor hun broodwinning. Maar ideaal is dit niet: het verloopt immers onder tijdsdruk en na de definitieve besluitvorming is de aanleiding verdwenen. Samenwerking en overleg vragen andere maatschappelijke bindmiddelen die juist op een heel andere voedingsbodem groeien dan een probleem van hinder. De personalistische visie van de christendemocratie – mens tussen de mensen zijn, met persoonlijke en gemeenschappelijke waarden en steeds met respect voor elkaar – is meer dan ooit een boodschap en opgave voor het Vlaanderen van de toekomst. Ze vraagt een bezieling die dieper graaft onder de megatrends, die we absoluut niet mogen kwijtraken. Nog meer concepten en concrete goede voorbeelden daarvoor aanreiken, is het minste dat we zullen moeten doen om deze waarden te kunnen bestendigen bij de Vlaming thuis: landelijk, stedelijk en peri-urbaan. [Wim Verrelst is adviseur energie & duurzaamheid bij Ceder, de CD&V-studiedienst.] wverrelst@cdenv.be
38
Tegenstellingen overstijgen