Control Alt Liefde Anouk Hoefmans
Hoofdstuk 1 ‘We moeten praten.’ Dat zijn geen leuke woorden om een gesprek mee te beginnen. Het zijn al helemaal geen leuke woorden om het begin van een verhaal mee te vertellen. Als iemand zei ‘we moeten praten’, dan ging het zelden over iets leuks. Het was niet mijn keuze, het was Laurens zijn schuld. Hij koos ervoor om deze drie akelige woorden uit te spreken toen ik na een lange werkdag thuis kwam. De laatste tijd ging ik met steeds minder plezier naar mijn werk. Ik werkte nu al vijf jaar als marketing-‐ en communicatiemedewerker bij een herenmodemerk. In het begin was het een hele leuke baan en ik werd al snel gepromoveerd, maar nu begon het langzaam te vervelen. Die avond kwam ik vrij luidruchtig thuis. Ik hing mijn pastelgroene jasje aan de kapstok en struikelde nog net niet over de tas die in de gang stond. Ik plofte neer op de bank om de verschrikkelijk zittende, zwarte pumps uit te doen. Ik klaagde over onze nieuwe receptioniste Linde, mopperde over de kattenharen op de bank en vroeg of Laurens even een rood wijntje in wilde schenken. Op dat moment viel het me pas op dat het huis er schoongemaakt uitzag. En wat deed die tas in de gang? Ik klaagde nog verder over de nieuwe auto van de buren op het moment dat Laurens het nodig vond om die drie akelige woorden uit te spreken. ‘We zijn toch aan het praten?’ Ik hield me dom. Ik had heus wel aan zijn gezichtsuitdrukking gezien dat hij iets met me wilde bespreken. Wat kon er aan de hand zijn? Ik maakte me nog niet echt zorgen toen hij me hulpeloos aankeek. Ik drentelde op mijn pantysokjes naar de keuken en schonk voor mezelf een glas wijn in. Als hij het niet voor me wilde pakken, deed ik het zelf wel. ‘Wil je ook?’ vroeg ik Laurens. Hij haalde zijn schouders op en knikte. ‘Misschien is dat wel verstandig.’ Wat was er aan de hand? De druppeltjes zweet lagen op zijn voorhoofd en glinsterden zichtbaar. Misschien was er toch iets ergs aan de hand. Ik gaf hem de wijn en ging op de bank zitten. ‘Nou, vertel, hoe was je dag?’ begon ik. ‘Saar, we moeten praten. Echt praten, bedoel ik.’ ‘Ik praat toch al de hele tijd? Jíj bent degene die nog niets heeft gezegd.’ Laurens zuchtte en nam een slokje uit zijn glas. ‘Jij praat alleen maar over koetjes en kalfjes,’ merkte Laurens op. Ik haalde mijn schouders op. ‘Ik klets gewoon graag, dat weet je. Vandaag heb ik gewoon niet veel interessants te vertellen, maar dat is niets nieuws toch?’ ‘Ik wil iets serieus met je bespreken.’ Hij hield zijn hoofd schuin en keek me afwachtend aan. Volgens mij irriteerde ik hem. ‘Oké,’ zei ik, terwijl ik mijn nagels bestudeerde. Verschillende nagels beschikten nog maar voor de helft over een rode kleur. Ik moest ze nodig bijlakken, dit was geen gezicht. ‘Lieverd, ik meen het,’ zei hij nu bloedserieus, ‘ik wil je volledige aandacht.’ Ik schrok van de kalmte in zijn stem. Ik keek hem verwachtingsvol aan; hij had al mijn aandacht. Kom maar op. ‘Ik ga bij je weg,’ zei hij zachtjes, en zo vlug dat ik het amper kon verstaan. ‘Wat zei je daar?’ vroeg ik fel. ‘Ik ga bij je weg,’ zei hij luider en zelfverzekerd dit keer. Het klonk alsof hij zichzelf had moeten overtuigen. Zo te horen was het gelukt. Hij ontspande zich wat meer en zijn gezichtsuitdrukking werd
milder. De opluchting straalde van hem af en hij keek me afwachtend aan. ‘Je gaat bij me weg?’ herhaalde ik, ‘waar slaat dit op? Waarom zou je in hemelsnaam bij me weg gaan?’ Laurens zuchtte weer en wist niet goed waar hij kijken moest. Ik hield mijn ogen strak op hem gericht. Ik had nooit verwacht dat Laurens deze woorden tegen me zou durven zeggen. Ik begon een beetje te trillen. Ik kreeg die panische, innerlijke onrust die ik ook kreeg wanneer Laurens op stap ging of met andere vrouwen omging. Misschien kon ik hem nog over halen, waarschijnlijk was het gewoon een fase. Het zou zo kunnen zijn dat hij twijfelde. Toen hij net voor de eerste keer zei dat hij bij me weg wilde, klonk hij niet erg vastberaden. Dat kwam daarna pas. Laurens zou gek zijn als hij bij me weg zou gaan; ik gaf hem alles wat hij nodig had. We hadden ons leventje perfect op orde. ‘Ik heb vrijheid nodig. Je verstikt me,’ zei hij. Goed, ik wist van mezelf dat ik vrij dominant was. Dat was niets nieuws. Hoewel het niet zo was dat ik compleet over hem heen liep, toch? Laurens was toch een man? Mannen stonden toch stevig in hun schoenen, ze waren toch stoer en konden toch zo goed voor zichzelf opkomen? ‘Hoezo, Laurens? Wat is dit allemaal?’ vroeg ik. Ik begreep de situatie niet. ‘Luister, lieverd, ik houd van je. We zijn nu al zes jaar samen en we hebben een geweldige relatie gehad, maar-‐’ ‘Ja, dat klopt,’ onderbrak ik hem, ‘onze relatie is perfect. Daarom is het ook onzin om bij me weg te gaan.’ Laurens keek me verbouwereerd aan. Ik kreeg bijna medelijden met hem, zoals hij naast me op de bank zat. Hij leek net een klein, bang vogeltje. Op deze manier kende ik hem niet. ‘Saar, ik wil dit zo niet meer. Voor jou voelt onze relatie misschien goed, maar ik moet mezelf continu wegcijferen. Ik ben het beu. Ik wil een relatie waarin ik ook belangrijk ben. Ik wil er toe doen. Bij ons gaat het voornamelijk om jou. En dat is niet erg, want zo ben jij, jij hebt aandacht nodig. Heel veel aandacht. Maar voor mij is het klaar, Sarah,’ hij haalde diep adem voor hij afmaakte waar hij mee was begonnen, ‘ik kan het niet meer opbrengen om bij je te zijn en je te gehoorzamen; ik lijk wel jouw persoonlijke butler. Ik krijg nooit waardering van je. Het gaat gewoon niet, lieverd. Ik wil het niet meer.’ Tijdens de tirade van Laurens zat ik met grote ogen naar hem te kijken. Ik nam elk woord goed in me op. Elk woord deed pijn, alsof je een wond keer op keer weer open haalde. Was ik echt zo’n heks geweest? De tranen prikten achter mijn ogen, maar ik hield ze hardnekkig tegen. ‘Waarom heb je nooit iets gezegd? We hadden er aan kunnen werken.’ ‘We hebben er al zo vaak aan gewerkt maar het gaat gewoon niet zo. We zijn allebei aan het veranderen en we groeien uit elkaar. Dat gebeurt in relaties.’ ‘Dat gebeurt in relaties, dat is zeker waar, maar niet in mijn relatie.’ ‘Hoor je dan niet wat je zelf zegt? In jóúw relatie? Het lijkt inderdaad alsof je in je eentje een relatie hebt.’ Ik voelde me betrapt en keek Laurens boos aan. ‘Maar ons leven was goed zo, we hebben alles! Een huis, een auto, leuke vrienden en familie. Wat wil je nog meer? Wat denk je bij iemand anders te kunnen krijgen? Over een paar jaar zouden we gaan trouwen en kindjes krijgen...’ Geïrriteerd veegde ik een traan weg; het was er toch één gelukt om achter mijn oog vandaan te komen. Ik had mijn leven altijd perfect gepland, alles verliep op rolletjes. Tot nu.
‘Zoals ik al zei lieverd, voor jóú voelt het goed, maar ik ga er aan onderdoor.’ Het was duidelijk dat ik hem niet op andere gedachten zou kunnen brengen. Ik stond op en liep naar het aanrecht. Ik zette mijn duimen tegen mijn slapen en dacht na. Wat had ik fout gedaan in zijn ogen? Ik had toch altijd alles onder controle gehad? Nu was Laurens ons perfecte leventje aan het verpesten. ‘Waar ga je nu naar toe dan?’ ‘Ik was van plan om hier in dit huis te blijven. Misschien kun jij bij je zus gaan logeren.’ ‘Pardon? Je zet mij gewoon op de stoep? Wacht even, volgens mij ben jíj degene die míj verlaat. Hoor jij dan niet ergens anders heen te gaan? Door al het leed dat je me aandoet?’ Laurens rolde geërgerd met zijn ogen. ‘Ga nou geen scène schoppen, we weten allebei dat dit mijn huis is.’ Daar had hij gelijk in. Laurens woonde hier al voordat ik bij hem introk. Toch voelde het oneerlijk dat hij mij op de stoep zette. Hij kon me toch niet gewoon buiten zetten? ‘Waarom heb je jouw spullen dan gepakt?’ zei ik terwijl ik naar de tas in de gang wees. ‘Dat zijn jouw spullen,’ zei hij zachtjes. ‘Pardon?’ ‘Dat zijn jouw spullen,’ herhaalde hij. Ik kon mijn oren niet geloven. Had hij ook nog het lef gehad om al mijn spullen bij elkaar te zoeken en in te pakken? Ik rende de trap op en doorzocht de slaapkamer en de badkamer. Mijn kasten waren leeg en zelfs mijn tandenborstel stond niet meer op de wastafel. Dit alles deed ontzettend veel pijn. Het was dus definitief. Ik slenterde naar beneden, vechtend tegen de tranen. Er zat niets anders op; ik moest hier weg. Ik liet mezelf machteloos op de laatste traptrede vallen. Ik moest mezelf sterk houden, ik ging niet aan Laurens laten zien dat hij me pijn deed. Klootzak. Ik hoorde zijn voetstappen dichterbij komen en keek hem aan. Tot mijn verbazing stonden de tranen in zijn ogen. ‘Het spijt me lieverd. Ik heb het misschien niet helemaal goed aangepakt. Ik overval je waarschijnlijk nogal. Als je wil kan je hier nog wel een nachtje blijven.’ Ik keek hem boos aan. ‘Hier nog één nacht blijven?’ reageerde ik spottend. ‘Alsjeblieft niet! Ik moet er niet aan denken.’ Ik zat flink te piekeren daar op de traptrede. Ik schoof mijn pijn even aan de kant -‐ daar had ik nu geen tijd voor. Ook gunde ik het Laurens niet om te zien dat hij me pijn deed. Ik piekerde over mijn nieuwe slaapplek. Waar moest ik heen? Ik was waarschijnlijk welkom bij mijn ouders in Vlasdijk, maar daar zat ik niet echt op te wachten. Ik had het altijd heel goed gehad in mijn oude dorp, hoewel ik al op mijn zestiende uit huis was gegaan. Mijn ouders waren schatten van mensen, maar ik wilde graag op eigen benen staan. Daarbij vond ik het verschrikkelijk dat ik me altijd moest verantwoorden. Ik zou die optie open houden. Mijn meeste vriendinnen woonden al samen, net als mijn zus. Het leek me niet echt prettig om juist nu bij een stel in huis te gaan wonen. Dat was veel te confronterend. Mijn vriendinnen zouden er waarschijnlijk op staan dat ik bij één van hen in huis kwam, maar ik wist wel beter als ik die gezichten van de vriendjes zou zien. Nee, dat was geen optie. Ik kon eventueel in een hotelkamer overnachten. Laurens zou de kosten vast wel willen betalen. Dat was wel het minste wat hij zou kunnen doen. Toch leek een hotelkamer me ook niet ideaal. Waar kon een leuke, jonge en vooral vrijgezelle dame een tijdje overnachten?
Ik kreeg een geniale ingeving. Ik stond op, verwonderd over mijn eigen goede idee. Ik pakte mijn telefoon en zocht snel naar het goede nummer. Binnen vijf minuutjes was het geregeld. Laurens stond het hele telefoongesprek hulpeloos naar me te kijken. ‘Wat sta je daar nou?’ vroeg ik bits. ‘Het spijt me,’ zei hij. Ik haalde mijn schouders op. ‘Het geeft niet. We waren toch niet samen oud geworden, dat had ik je ook wel kunnen vertellen.’ Het was misschien kinderachtig om me zo te gedragen, verschrikkelijk kinderachtig, daar was ik me maar al te goed bewust van. Ik wilde niets liever dan me in zijn armen laten vallen om hem te knuffelen en te kussen. Ik wilde hem smeken om bij me te blijven. Ik wilde hem ervan overtuigen dat we er samen wel uit zouden komen, dat ik mijn best zou doen om mezelf te veranderen. Maar daar was ik te koppig voor. Ik was misschien dominant en arrogant, maar ik hield wel de eer aan mezelf. Ik zou hem mijn pijn niet laten zien. Geen denken aan. Het was tijd om afscheid te nemen. Ik had het huis nog doorzocht maar dat was eigenlijk niet nodig geweest. Laurens was heel secuur geweest in het sorteren van mijn spullen. Er stonden nog een aantal dingen in huis die van ons samen waren, zoals fotolijstjes. Op dit moment konden die me gestolen worden. Graag zelfs. Ik pakte de tas en liep ermee naar buiten. Shit. Ik had geen vervoer. We hadden Laurens zijn auto eigenlijk altijd gedeeld, ik was er vanzelfsprekend vanuit gegaan dat ik hem mee kon nemen. Maar ik kwam hier niet meer terug, in ieder geval niet in de nabije toekomst. Alsof hij mijn gedachten kon lezen vroeg hij: ‘Zal ik je even brengen?’ Ik knikte kort en liep richting de auto. Ik gooide mijn tas in de kofferbak. Mokkend ging ik naast hem zitten. Laurens liep langzaam naar de bestuurderskant en ging naast me zitten. Hij legde zijn hand op mijn bovenbeen. ‘Wil je het echt zo afsluiten?’ Ik gaf hem één van mijn vele boze blikken. ‘Ik wílde het in eerste instantie niet eens afsluiten. Maar nu jij je als zo’n klootzak gedraagt vraag ik me af waarom ik zo lang bij je ben gebleven.’ ‘Ik heb het inderdaad niet echt fatsoenlijk aangepakt,’ gaf hij toe, ‘maar is dat een reden om met ruzie uit elkaar te gaan?’ ‘Wat verwacht je dan? Dat ik je bedank voor een leuke tijd? Dat we vrolijk onze leukste momenten bespreken? Dat ik volgende week weer een kopje koffie bij je kom drinken?’ tierde ik. ‘Eigenlijk verwachtte ik dat niet van je.’ Wat was hij toch een stomme, serieuze eikel. ‘Ik voel gewoon een vijandige sfeer.’ ‘Toevallig. Die voel ik ook. Ik vind het heerlijk. Niets meer aan doen.’ ‘Doe nou niet zo koppig.’ Als reactie haalde ik mijn schouders op alsof het me niets kon schelen. De hele weg wisselden we geen woord. Ik had moeite met het tegenhouden van mijn tranen en volgens mij wist Laurens niet wat hij met de situatie aan moest. Toen we stil stonden voor het goede huis zette Laurens de radio zachter. Volgens mij wilde hij iets gaan zeggen. Ik keek hem aan, hij had het er echt moeilijk mee. Ik was niet van plan om hem te helpen. ‘Saar...’
Ik keek hem hoopvol aan. Ging hij nu vertellen dat het allemaal één grote maar slechte grap was? Over een tijdje zouden we er samen om kunnen lachen. Dan zouden we nu naar huis rijden, elkaar uitkleden en in bed gaan liggen, dicht tegen elkaar aan. Rond een uur of zeven zouden we samen koken, naakt, met als toetje lemon cheesecake. We zouden kroelen in bed en daarna een filmpje kijken onder het genot van toastjes met kipkerrie-‐ en eiersalade. De gedachten aan ons vertrouwde oude leventje deden me pijn. ‘Ja?’ vroeg ik terwijl ik hem aankeek. Met mijn blik probeerde ik hem duidelijk te maken dat hij een grote fout zou begaan. Helaas voor mij was hij een man, en voor het oppikken van hints waren ze niet in de wieg gelegd. ‘Het welkomstcomité staat al voor je klaar.’ Ik draaide mijn hoofd weer richting Laurens en zag inderdaad een klein groepje meiden staan. Mette, mijn beste vriendin, stond voorop. Ze zwaaiden allemaal vrolijk naar me en ik zwaaide gemaakt vrolijk terug. Ik keek terug naar Laurens. Er was nu geen tijd om intiem afscheid te nemen. Niet dat ik het van plan was, maar misschien wilde Laurens me nog een knuffel geven. Misschien wilde hij zeggen dat hij gewoon een paar weken tijd nodig had, zodat we daarna weer samen verder konden gaan. We konden toch ook gewoon een pauze inlassen? Hij zou me vanzelf wel gaan missen. Ik keek hem hoopvol aan maar hij leek niets meer te willen zeggen. ‘Dus dit was het dan?’ vroeg ik. ‘Dit was het dan,’ knikte hij instemmend, dankbaar dat ik hem wat te zeggen had gegeven. ‘Oké,’ reageerde ik kortaf. Ik wachtte nog even maar hij nam geen aanstalten om iets te doen. Ik liep boos de auto uit en smeet met de deur. Ik pakte mijn tas uit de kofferbak, smeet ook met die deur, en liep toen met mijn kin omhoog richting de voordeur. Ik hoorde Laurens gas geven, hij toeterde, maar ik keurde hem geen blik meer waardig. Mette stormde op me af en bekeek me onderzoekend, haar ogen namen me van top tot teen op. Daarna gaf ze me een stevige knuffel. Een uur later zat ik met mijn voeten omhoog op de knalroze bank in de woonkamer. Er was niet veel veranderd; het was nog even rommelig als jaren geleden. Nu ik weer zo op de bank zat besefte ik dat het eigenlijk wel had gemist. Dit was vier jaar lang mijn thuis geweest. Mette zat mijn nagels te lakken. Ze had gekozen voor een mooie rode kleur. Ik keek tevreden naar een aflevering van Sex and the City. De enige momenten dat ik mijn blik afwendde was wanneer ik moest kijken of ik mijn lepel wel goed in de bak Ben & Jerry-‐ ijs stopte. Mette-‐Sophie was mijn beste vriendin. Naast haar had ik nog een groepje vriendinnen die allemaal al gesetteld waren en daar had ik ook altijd bij gehoord. Ik wilde hen nog niet onder ogen komen. We wilden namelijk allemaal het perfecte koppel zijn met het perfecte leven. Als ik zou vertellen dat ik gedumpt was zouden ze me steunen, dat zeker. Maar ik zou ook degene zijn die als eerste gefaald had. Ze waren goede vriendinnen voor me, maar Mette was altijd mijn nummer één, onvoorwaardelijk. Tijdens mijn studie woonde ik in dit studentenhuis. Mette en ik konden elkaar eerst niet uitstaan, we hadden zelfs een keer ‘gevochten’, maar daarna waren we onafscheidelijk. Ik zou iedereen aangeraden hebben om een beste vriendin zoals Mette te nemen. De andere meiden waar Mette nu mee samen woonde kende ik niet, behalve Elodie.
Toen ik wegging uit het studentenhuis en mijn kamer vrij kwam, kwam Elodie in mijn kamer. Ik kende haar dus alleen oppervlakkig. Dan waren er nog drie meisjes die ik hier weleens had gezien, maar niet echt kende. Ik had me zojuist netjes voorgesteld aan Eveline, Bo en Daphne. Dan was er nog één kamer over, want er waren zes kamers in dit studentenhuis. Dat werd nu tijdelijk mijn slaapkamer. Ik zou zo lang als het nodig was even in die kamer mogen overnachten. Het was de kleinste kamer, maar ik mocht absoluut niet klagen. Zoals ik al zei, het was toch maar tijdelijk. Ik schoot in de lach om Carrie op de televisie en Mette keek verrast op. ‘Wat heerlijk dat je weer lacht,’ merkte ze op. Ik glimlachte naar haar. ‘Dankjewel dat je me opvangt.’ ‘Vanzelfsprekend.’ Ze wuifde mijn woorden weg. ‘Het komt allemaal wel goed. Bovendien vind ik het hartstikke gezellig dat je hier weer bent. Net zoals vroeger.’ Ik glimlachte. Mette was een schat. Ik had gezegd dat ik niet over hem wilde praten, dus als vanzelfsprekend vroeg ze ook niets. Ik focuste me weer op de televisie en nam een grote hap ijs. De eerste nacht in mijn oude studentenhuis had ik slapeloos doorgebracht. Ik was het niet meer gewend om alleen te slapen. Laurens en ik vielen altijd tegelijkertijd in slaap. We lagen altijd lepeltje-‐ lepeltje, hij achter mij. Daarna gingen we altijd onbewust apart liggen. Die nacht nam ik onze relatie door, tot in de details. Laurens had me nooit verteld dat hij twijfelde over onze relatie. We hadden wel vaak meningsverschillen gehad, maar dat gebeurde toch in elke relatie? Mijn probleem was dat ik het leven altijd net een stapje voor wilde zijn. Helaas gebeurden er ook dingen waar ik me niet op voor kon bereiden. Ik had een probleem om mezelf aan te passen, ik wilde overal de controle over hebben. Laurens had ons leventje samen gewoon weggegooid, terwijl ik er zo mijn best voor had gedaan om een geweldige relatie te hebben. Ik dacht echt dat alles goed ging. Ik lag de hele nacht met mijn telefoon in mijn hand, in de hoop dat Laurens me iets zou laten weten. Helaas bleef mijn scherm de hele nacht leeg. Ik had mijn achtergrondfoto maar veranderd naar een foto van mezelf op Ibiza, in plaats van onze foto samen. Het was te pijnlijk. Uiteindelijk sliep ik maar een paar uurtjes. ‘Pannenkoeken! Pannenkoeken!’ Ik moest glimlachen toen ik Mette over de gang hoorde lopen. De geur van, inderdaad, pannenkoeken, vulde mijn neusgaten. Ik had honger als een paard. Mette klopte zachtjes op de deur en ik riep gelijk dat ze binnen mocht komen. Met een grote glimlach en een bord met een stapel pannenkoeken kwam ze op mijn bed zitten. ‘Goedemorgen!’ zei ze vrolijk. Ik viel gelijk aan. Toen we hier samen woonden gingen we vaak samen op stap. Ons ultieme recept tegen een kater was pannenkoeken eten. Daarom aten we in onze studententijd vaak ’s ochtends pannenkoeken. Het was regelmatig voorgekomen dat we een jongen mee naar huis namen. Soms kregen we hen zo gek om ‘s ochtends pannenkoeken voor ons te maken, terwijl wij dan samen in bed lagen te wachten op ons ontbijt. Ik moest glimlachen als ik terugdacht aan die tijd. ‘Zo, wat is het plan voor vandaag?’ vroeg Mette toen ik mijn eerste pannenkoek naar binnen had geschoven.
‘In bed liggen, zielige films kijken en de rest van het ijs opeten?’ probeerde ik hoopvol. ‘Fout.’ ‘Naar buiten gaan en alle mannen uitschelden die ik tegenkom?’ ‘Fout,’ zei Mette weer, maar ze moest lachen. ‘We gaan al je spullen uitpakken zodat jij je hier thuis voelt. Dan gaan we lekker shoppen, naar de kapper en vanavond gaan we sushi eten met de meiden.’ ‘Waarom moet ik naar de kapper?’ protesteerde ik. ‘We gaan er gewoon iets nieuws mee doen. Zo kun je het Laurens-‐tijdperk afsluiten.’ Zo snel kun je een tijdperk niet afsluiten, dacht ik bij mezelf. Maar misschien was het een begin. Ik hees mezelf uit bed, stond bijna een halfuur onder de douche en bekeek mezelf in de spiegel. Ik voelde me echt klote. Mijn ogen waren nog dik van het huilen ‘s nachts. Mette zou er vast binnen de kortste keren voor zorgen dat ik me weer beter voelde. Het was maar goed dat ik weer samen met haar in één huis woonde. Ik maakte me op en kleedde me aan. Samen met Mette maakte ik de tas met mijn spullen leeg. Mette haalde wat frutsels uit de woonkamer en besloot dat ik ze zo lang op mijn eigen kamertje mocht hebben, zodat ik me thuis zou voelen. Mette zorgde voor precies de goede afleiding die ik nodig had. We gingen shoppen en ik kocht een laag uitgesneden, zwart jurkje voor mezelf. Ik kocht een bijpassend, goudkleurig jasje. Ik had geen idee waarom ik het kocht, want ik was toch niet van plan om mezelf op te tutten voor iets of iemand. Mopperend ging ik mee naar de kapper. Mijn bruine, steile haren vielen nu over mijn schouder heen. De puntjes moesten nodig geknipt worden. Misschien was het toch geen slecht idee. Ik hoorde Mette iets bespreken met de kapper en ik hoorde de naam ‘Bob’ vallen. Bob? Wie was Bob nou weer? Het duurde even voordat het begon te dagen. Mette probeerde me een boblijn aan te smeren. Ik wist niet waarom ik zo overstuur was, maar ik begon te huilen. Mette praatte even op me in en het lukte haar om me over te halen. Ik denk dat ik moest huilen omdat ik nu alwéér de controle was verloren. Net als bij Laurens. Nu dat element uit mijn leven was, leek niets meer te kloppen. Na ons kappersbezoek zochten we een tentje op om te gaan lunchen. Mijn haar was prachtig. Het maakte mijn gezichtsuitdrukking gelijk een stuk spontaner. Behalve dan als ik zo verdrietig keek. Het was even wennen, maar zeker een verbetering. Laurens zou spijt krijgen als hij me zo zou zien. Misschien had hij al wel spijt. Tijdens de lunch met Mette vertelde ik haar het hele verhaal. Zoals het een goede vriendin betaamt, luisterde ze naar me, zei ze af en toe ‘ja’ en ‘uhu’ en knuffelde me op het einde terwijl ik een traantje wegpinkte. Het was fijn om er even over te kunnen praten. Daarnaast was het naar, omdat het nu zo definitief voelde. Het was uitgesproken, Laurens en ik waren uit elkaar. We waren allebei weer vrijgezel. Na de geslaagde sushi-‐avond was ik blij dat we weer thuis waren. We waren met alle huisgenoten uit eten geweest en iedereen was heel erg lief geweest voor mij. Ze hadden zelfs met zijn allen voor mij betaald. Toen we weer in het studentenhuis waren, ging iedereen zijn eigen ding doen. Eveline, Elodie en Daphne gingen vanavond uit. Bo ging naar haar vriendje toe. Mette en ik waren aan het uitbuiken op de bank. Wij waren qua uiterlijk heel verschillend. Ik had bruine haren en een lichtbruine huid. Mette was blank en had blonde, lange krullen. Ze was mooi, maar niet uitzonderlijk knap. Een beetje net zoals ik. Daarbij was Mette ook nog eens lang, en ik was vrij klein met mijn één meter
zestig. Qua innerlijk leken we meer op elkaar. Onze negatieve eigenschappen zoals dominant, arrogant, koppig, jaloers en kritisch hadden we gemeen. We hadden ook heus wel positieve kanten. We waren allebei heel zorgzaam en eerlijk. We waren spontaan, gedreven en energiek. Toch waren we in sommige opzichten ook verschillend. Mette was slordig, flexibel en vergeetachtig, terwijl ik heel opgeruimd, nauwkeurig en stipt was. Ik piekerde veel, terwijl Mette nuchterder in het leven stond. Zij kon problemen wegwuiven waar ik nachten van wakker zou liggen. Dat bewonderde ik zo aan haar. Misschien was dat ook één van de redenen dat ik het zo fijn vond in haar gezelschap. Ik hoorde de hele dag niets van Laurens. De dagen die volgden ook niet. Ik ging gekunsteld vrolijk naar mijn werk en probeerde niet te laten merken dat ik verdriet had. Ik huilde mezelf in slaap. Als Mette me ‘s nachts hoorde huilen kwam ze bij me liggen. Ik huilde dan door totdat ik weer rustig werd, zei er verder niet veel over en Mette vroeg er ook niet naar. Maar soms keek ze met zo’n bezorgde blik aan dat ik niet wist waar ik kijken moest. Ik probeerde langzaam mijn leven weer op de rails te krijgen. Ik mocht geen controle verliezen over mijn hele leven. Dan zou het alleen maar nog chaotischer worden in mijn hoofd. Ik was één keer langs Laurens zijn huis gelopen, met de hond van Mette. Ik probeerde naar binnen te kijken, maar de zon scheen en vertroebelde mijn uitzicht. De indruk die ik kreeg was dat het huis er vredig bij lag. Net alsof alles koek en ei was. Alsof er een stel woonde dat heel gelukkig was met elkaar. Ik was benieuwd hoe het leven van Laurens er nu uitzag. Hij kwam natuurlijk alleen thuis in een huis waar we jaren samen hadden gewoond. Ik was benieuwd of hij er moeite mee had. Ik deed echt mijn best om mijn leven weer op een rijtje krijgen. Elke maandagavond ging ik sporten met Mette en op donderdagavond gingen we altijd op stap met alle huisgenoten. Het was raar om weer tussen de studenten te zitten. Die tijd had ik al lang geleden achter me gelaten. Toch was het eigenlijk heel verfrissend om weer op stap te gaan. De aandacht van mannen deed me goed. Toch moesten ze niet te dichtbij komen, ik hield het bij oppervlakkig geflirt. Ik ging dag in, dag uit naar mijn werk en at ’s avonds altijd met Mette. Als er iemand anders thuis was schoof diegene ook aan. Het was echt gezellig om met alleen maar meiden samen te wonen. Ik las veel boeken als ik niets te doen had en hielp Mette met haar schoolwerk. Mette was de eeuwige studente. Ze was nu bezig met haar derde studie en was volgens mij al een jaar aan het afstuderen. Ik snapte niet waarom ze niet gewoon haar best deed om het af te sluiten, dan had ze ten minste haar diploma op zak. Ze moest het trouwens ook zelf weten, want ze vond het wel prima zo. Dat afstuderen kwam nog wel, zei ze steeds. Op een avond kwam ze mijn kamer binnen met een vers geprint papiertje in haar hand. Ik keek op uit mijn boek. ‘Wat heb je daar?’ ‘Ik ga me inschrijven voor een datingshow,’ zei ze stralend. ‘Een datingshow?’ lachte ik, ‘hoe kom je dáár nou weer bij?’ Ze haalde haar schouders op. ‘Het is toch lachen?’ Ze duwde het papiertje in mijn hand. Ik scande de tekst vluchtig en keek weer naar Mette. ‘Waarom zou je meedoen aan een datingshow?’ ‘Kijk dan,’ Mette wees met haar vinger naar het papier, ‘je kunt vijfentwintigduizend euro winnen!’ ‘Wat moet je daar precies voor doen dan?’
‘Ehm...’ Mette dacht even na, ‘volgens mij moet je verschillende spelletjes doen. Ik weet het niet precies. Het programma is nieuw, dus ze hebben geloof ik nog geen specifieke ideeën. Ik vond gewoon een oproep om me op te geven.’ Ik knikte. ‘Jezelf opgeven kan geen kwaad.’ ‘Waarom geef jij je ook niet op?’ ‘Nee! Dacht het niet,’ reageerde ik fel, ‘ik ben even helemaal klaar met mannen.’ ‘Je zegt net dat jezelf opgeven geen kwaad kan.’ ‘In jouw geval, ja. Ik ga echt niet meedoen. En haal het maar uit je hoofd om me stiekem op te geven.’ Mette lachte. ‘Oké dan. Eveline wilde ook wel meedoen, dus dan geef ik alleen ons tweeën op. Jammer hoor, nu loop je een groot geldbedrag mis.’ Ze stak haar tong uit en ik moest ook lachen. ‘Ik beloof je dat ik je mee op vakantie neem als ik win,’ zei Mette. Ze vormde haar vingers voor haar lippen en spuugde op de grond, als erewoord. ‘Gadverdamme!’ riep ik lachend, terwijl ik naar mijn vies gemaakte grond keek, ‘mijn kamer uit!’