Angela Clark is op de bruiloft van haar beste vriendin met haar verloofde Mark. Als ze toch een beetje spijt krijgt van haar mooie-maar-veel-te-hoge-hakken loopt ze naar de auto om haar andere schoenen te halen… Op blote voeten, met mijn Louboutins in de hand, trippelde ik over de parkeerplaats, op zoek naar de auto. Daar, in een donker hoekje, half verstopt onder een prachtige treurwilg, stond Marks Range Rover. Toen hij die een halfjaar geleden kocht, had Louisa er direct een teken in gezien dat hij toe was aan kinderen; ik had het gezien als een teken dat hij mij er nooit alleen in zou laten rijden. Tot nu toe had alleen ik gelijk gekregen. Terwijl ik in mijn handtas stond te vissen naar de reservesleutels, zag ik ineens dat het lampje achterin brandde. Ik glimlachte. Wat zou Mark blij zijn dat ik hierheen was gekomen en zijn accu had gered! Ik drukte op het knopje om het alarm uit te zetten, maar in plaats van de geruststellende dubbele ‘bliep’, werd ik begroet door een luide sirene en knipperende lichten. Toen pas begreep ik dat er iemand in de auto zat. Shit, onze auto werd gestolen en ik strompelde hier blootsvoets over het grint in een lange jurk en met een paar schoenen van vierhonderd pond in mijn hand! En ik had net het alarm uitgezet: geniaal! Nu ging die autodief me natuurlijk vermoorden. O, Louisa zou woest zijn, als ik me op háár bruiloft liet vermoorden. Al haar trouwdagen waren voor de rest van haar leven bij voorbaat al verpest. Zou ze dan eigenlijk nog wel op huwelijksreis gaan? Misschien kon ik mijn hakken als wapen gebruiken. Of misschien toch beter van niet: ik wilde ze niet vies maken. Maar ja, de zolen waren toch al rood… Ik stond al helemaal in de startblokken om ’m te smeren toen ik ineens weer aan mijn schoenen dacht. Ze mochten Marks auto dan willen meenemen, ze bleven verdomme van mijn ballerina’s af! Oké, het waren dan misschien wel twee jaar oude Topshops, het waren ook de gemakkelijkste schoenen die ik ooit had gehad. Dus trok ik het achterportier open om de dief te laten zien dat hij er gloeiend bij was. En toen, in een onthutsend helder moment realiseerde ik me dat er op de achterbank geen vent lag die het had gemunt op Marks auto of mijn schoenen, maar twee heftig vrijende mensen. En een van hen was Mark. ‘Angela…’ stamelde hij, me aanstarend met een rood bezweet gezicht en de afdruk van mijn Hello Kitty-autogordelhoesje in zijn linkerwang dat ik van hem niet voorin mocht bevestigen.
Het duurde even voor ik ook de naakte vrouw onder hem opmerkte. Zij keek me aan, als bevroren onder Mark, met uitgelopen mascara en een rode kin van Marks eeuwige eindevan-de-dagstoppels. Ik kende haar niet: ze was blond, knap, aan haar knokige schouders te zien vrij dun, en ze had een mooi kleurtje. De pauwblauwe zijden jurk die verfrommeld op de hoedenplank lag verraadde dat ze ook op de receptie moest hebben rondgelopen en toen ik de schattige zilveren Gina-sandaaltjes zag die tegen de rug van mijn vriend gedrukt zaten, verbaasde het me dat ik haar niet eerder had opgemerkt – ik ben dol op een elegant schoentje! ‘Ik kwam mijn ballerina’s halen,’ zei ik dof. Ik stond er als verlamd bij. Toen Mark op zijn buik naar buiten gleed en vlak voor me op de grond bleef liggen, stommelde ik geschrokken achteruit. Zijn boxershort schoof nog wat verder over zijn benen naar beneden toen zijn bezwete huid langzaam loskwam van de leren bekleding. ‘Angela…’ Mark kwam overeind, trok zijn broek hoog op en worstelde zich in zijn overhemd. Ik gluurde om hem heen de auto in. Het meisje had haar jurk weer aan weten te wurmen en zat nu driftig onder haar ogen te wrijven om de mascaravegen weg te krijgen. Veel succes, dacht ik. Als dat van dezelfde kwaliteit is als die schoenen, krijg je dat er echt niet af. Die schoenen waren nog steeds geweldig. De trut! ‘Angela,’ begon Mark opnieuw en ik ontwaakte in één klap uit mijn schoenenroes. ‘Ik eh… wat doe jij hier eigenlijk?’ Ik keek hem aan. ‘Schoenen,’ zei ik, zwaaiend met mijn hoge sandaaltjes en wijzend naar de auto. ‘Je had mijn ballerina’s niet mee naar binnen genomen.’ Hij keek me verwilderd aan en zijn blik flitste van mij naar mijn hoge hakken en toen naar de auto. Langzaam, alsof ik een wild dier was dat elk moment kon vluchten, deed hij een stap naar achteren, stak zijn hand onder de passagiersstoel, trok er een linnen tas onder vandaan en stak me deze met gestrekte arm toe – bang om me aan te raken, bang om contact te maken. ‘Bedankt,’ zei ik en nam de tas van hem over. Daar stond hij dan, in het licht van de achterbank: rood, bezweet, zonder broek, sokken en schoenen, en met een steeds groter wordende natte vlek op de voorkant van zijn onderbroek, wat voelde als een extra trap op mijn gebroken hart. ‘Waar ben jij verdomme mee bezig?’ vroeg ik, welbespraakt als altijd. ‘Angela…’ Mark schuifelde een centimeter naar voren.
‘En wie is dát, verdomme?’ vroeg ik, wijzend met mijn linker-Louboutin. Gekooid op de achterbank van de auto keek het meisje snel weg, als een ziek vogeltje. ‘Angela…’ stamelde Mark, voorzichtig wegkruipend van de perfect gevormde, op zijn slaap gerichte leren neus. ‘Nee: Angela, dat ben ík! Maar ik begrijp de verwarring,’ zei ik, en ik voelde de tranen achter mijn ogen prikken. Mijn vriend lag te vrijen op de achterbank van ónze auto – de auto van onze mooie toekomstige kinderen – tijdens de bruiloft van onze beste vrienden… Maar ik ging hier echt niet onder zijn ogen staan huilen omdat hij tien jaar samen had weggesmeten voor een ordinaire wip op de parkeerplaats. ‘Angela, dit is Katie. Ik eh… ik…’ Hij keek weer om en zocht heel even haar blik. En ik zweer je dat ik toen een vage, sullige grijns op die rotkop van hem zag – het pijnlijkste moment van deze hele onverkwikkelijke toestand. ‘Wij eh… wij tennissen samen en eh… nou ja…’ ‘Tennissen? Noem jij dit tennissen? Shit, weet Louisa al dat je ook met Tim hebt “getennist”?’ Ik wilde hem een knal verkopen en haar ook! En net toen ik wilde tossen om wie ik het eerst te grazen zou nemen, viel het kwartje: ‘Jij hébt helemaal niet met Tim getennist,’ zei ik. ‘Nee.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘En je hoefde ook niet over te werken.’ Alle puzzelstukjes begonnen op een gruwelijke manier op hun plek te vallen. ‘Nee.’ Met een zucht liet hij zijn schouders zakken. ‘Weet Tim hiervan?’ vroeg ik. ‘Ja.’ Ik kon hem niet aankijken. ‘En Louisa?’ Ik klampte me vast aan mijn schoenen, me slechts vaag bewust dat er een gespje in mijn handpalm drukte. ‘Ik geloof van wel,’ zei hij knikkend. ‘Ik bedoel… nou ja, af en toe tennissen we wel echt samen… dubbels. Maar ik weet het niet zeker, hoor.’ ‘Jullie speelden met z’n allen dubbel?’ vroeg ik, naar adem happend. Ik voelde me alsof ik moest overgeven. Hij keek me met opgetrokken wenkbrauwen en ingehouden adem aan. ‘Angela, niet doen.’ Hij stak een hand naar me uit. ‘Waag het niet!’ riep ik. Ik voelde de gal al in mijn keel omhoogkomen. Ik trok mijn arm weg. ‘Waag het niet om me aan te raken!’ Met die punthak hoog boven mijn hoofd, zag
ik in een flits hoe makkelijk het zou zijn: hij als bevroren voor me, zij gevangen op de achterbank… en Louboutins worden uitstekend gemaakt: ik wist haast zeker dat ze zonder moeite twéé schedels zouden aankunnen… Maar in plaats van twee bloederige lijken, zag ik alleen maar Tim en Louisa voor me in hun witte tenniskleding, overdreven lachend na een partijtje dubbel met Mark en Katie… terwijl ik thuis zat te tikken op mijn laptop, wachtend met het eten tot mijn liegende, bedriegende klootzak van een vriend thuiskwam. Met het potentiële moordwapen nog steeds in mijn hand draaide ik me resoluut om en beende terug over de parkeerplaats. Mark stond nog steeds meelijwekkend mijn naam te roepen toen ik de dubbele deur openduwde en over de dansvloer stampte, dwars door het groepje minibruidsmeisjes dat op kinderdisco stond te swingen. Tim en Louisa stonden naast de dansvloer met een glas champagne in de hand, wachtend tot de dj hun eerste dans zou aankondigen. Louisa zag me als eerste. ‘Angela!’ zei ze, toen ik vlak voor hen tot stilstand kwam. Ik zag meteen dat ze wist dat ik het wist. ‘Waarom heb je me niks verteld?’ gilde ik. Het kon me allang niet meer schelen dat ik haar trouwdag verpestte. Ik was compleet verraden door degenen die ik het meest had vertrouwd! ‘Angela, ik eh… kom, zullen we…’ Tim legde een hand op mijn onderarm. Voor ik wist wat ik deed, trok ik mijn arm weg en bewerkte ik zijn knokkels met mijn schoen. ‘Willen jullie verdomme allemaal eens ophouden met mijn naam voor je uit te prevelen alsof het een of andere mantra is,’ siste ik tussen mijn tanden. ‘Ik heb Mark net op de achterbank van onze auto betrapt met jullie tennismaatje!’ Als ik nog niet alle aandacht naar me toe had getrokken door de knokkels van de bruidegom kapot te slaan, dan had ik dat nu wel. ‘O, Angela,’ zei Louisa met een snik in haar stem. ‘Ik heb geprobeerd het je te vertellen, maar… ik dacht gewoon dat je het wel wist… je weet wel, diep vanbinnen.’ ‘Wannéér dacht je dat precies? Toen ik je vertelde dat ik volkomen gelukkig was; dat ik er nog steeds van overtuigd was dat ik met Mark ging trouwen? Of toen ik je níét vertelde dat ik wist dat mijn vriendje een vieze vuile vreemdganger was? Of toen je voor het eerst ging “dubbelen” met hem en die slet?’ Louisa barstte in tranen uit, draaide zich om en wilde de zaal uit rennen, maar botste bij de dubbele deur tegen Mark op.
Nog steeds in zijn bevlekte onderbroek, sokken en half dichtgeknoopte blouse, stond hij als bevroren onder de starende blik van driehonderd bruiloftsgasten, van wie de meesten inmiddels zo’n beetje hadden doorgekregen wat er speelde. Toen ik me eindelijk weer herinnerde dat ik moest blijven doorademen, bestudeerde ik de situatie. Tim stond me in bleke doodsangst aan te staren, zijn bloedende hand beschermend in de andere; Louisa stond midden op de dansvloer te blèren, omringd door een stel huilende kinderen; Mark klemde zich vast aan de deurpost alsof dat het enige was wat hem nog overeind hield en keek me vol ongeloof aan. Toen ik omkeek naar de rest van de gasten, stapte mijn moeder uit de menigte naar voren. Zij bekeek iedereen even van top tot teen, tuitte toen haar lippen en beende op mij af. Ze pakte mijn witte knokkels vast, wrikte de Louboutins uit mijn linkerhand en nam ze van me over. ‘Kom,’ zei ze kalm, legde een hand op mijn onderrug en leidde me de zaal uit. Ik zag alleen de vloer voor mijn voeten en verstond niets van het gemompel om me heen. Het enige waar ik me bewust van was, was mijn moeders hand op mijn rug en het grint dat nog steeds onder mijn blote voeten plakte. Ik zal om een uur of vijf in de ochtend wakker zijn geworden. De kamer was groot en stil; ik hoorde alleen de baleinen van mijn bruidsmeisjesjurk tegen mijn ribben knerpen. Toen ik me omdraaide, besefte ik dat naast me in dat mooie grote bed niet mijn verloofde lag – mijn Mark – maar mijn moeder. Haar perfecte bruiloftsoutfit lag zorgvuldig over de rugleuning van een stoel gedrapeerd. Ik aarzelde even voor ik durfde te kijken wat ze nu droeg. Best raar om wakker te worden en je moeder te zien liggen in een oud Blondie-shirt en een boxershort van je vriend. Eh… ex-vriend. Ik kwam langzaam overeind en deed mijn best vooral geen glimp van mezelf op te vangen voor ik me veilig achter de gesloten deur van de badkamer bevond. Mijn haarwrong was veranderd in een soort vogelnest, mijn make-up was één grote vlek geworden door een combinatie van slaap, tranen en kussenvouwen en de delen van mijn jurk die niet gescheurd of bemodderd waren, zaten zo gedraaid en gekreukeld dat ze amper nog als kledingstuk te herkennen waren. Ik trok alles uit (inclusief oorbellen, halsketting en verlovingsring), stapte onder de gigantische douchekop en liet het water stromen en stromen… Hoe was het toch allemaal zo ver gekomen? Om nog maar even te zwijgen van het feit dat ik de bruiloft van mijn allerbeste vriendin had geruïneerd, hoe kón het dat ik niet had
gemerkt dat mijn vriend me bedroog – en wel al zó lang en zó openlijk dat mijn hele vriendenkring ervan afwist? Want het ging duidelijk niet om zomaar een avontuurtje: dit was serieus! Wat moest ik doen? Waar moest ik naartoe? Terwijl het douchehokje volstoomde en ik me inzeepte, afspoelde en toen nog eens van voren af aan begon, probeerde ik rationeel te blijven denken. Het hoofd koel houden in elke situatie – mijn moeder zei altijd dat dat een van mijn sterke kanten was. Allereerst zou ik naar huis moeten om mijn spullen op te halen. Mijn huis… Dat was het waarschijnlijk al niet eens meer. Hij liet haar vast morgen al bij hem intrekken. Katie! zei een elfachtig stemmetje in mijn hoofd: niet ‘haar’, maar Katie… ‘Zalige douche!’ zei ik hardop (om dat stemmetje in mijn hoofd te overstemmen), terwijl het gloeiend hete water vanuit drie verschillende richtingen over mijn lichaam plensde. Alles leek ineens niet echt meer. Kon ik maar in dit hotel blijven wonen; hoefde ik maar niet terug naar die klerezooi om mijn spullen uit te zoeken alsof ík degene was die iets verkeerds had gedaan. Jezus, het verdelen van de cd’s… Ik wilde er niet eens over nadenken! Een paar verdwaalde tranen vielen uit mijn ogen. Kon ik maar voor eeuwig in dit hotel blijven en doen alsof het alle maal nooit was gebeurd… Waarom zou ik ook eigenlijk niet in een hotel blijven? Niet dít hotel natuurlijk – ik had zo’n gevoel dat ik bij het ontbijt niet erg vrolijk zou worden verwelkomd – maar een ander. Ergens waar het prachtig was en onpersoonlijk; waar het personeel zich er enkel druk over maakte of ik tevreden was, niet over of ik nóg een feest zou verpesten… Ik had wel wat geld. We spaarden immers al jaren voor de bruiloft die we nu nooit meer zouden houden en het leek me best toepasselijk om Mark zíjn deel hiervan te laten inleveren nu hij mij zo vreselijk had bedonderd. Verder was ik freelancer, had ik mijn paspoort, creditcards en rijbewijs bij me (die liet ik echt niet thuis liggen terwijl ik bijna een week weg was voor een bruiloft zodat een of andere inbreker mijn identiteit kon jatten), evenals genoeg kleren en mijn lievelingsschoenen. Wat had ik nog meer nodig? Ik had beslist zat bij me om een hele poos niet naar huis te hoeven. Stik zelfs maar in die cd’s: ik had immers mijn iPod. Nee, er was werkelijk geen enkele reden om ’m niet te smeren (god weet dat ik mezelf alles kan wijsmaken als dat betekent dat ik daarmee een confrontatie kan vermijden). Ik dwong mezelf onder de douche uit te komen. Daarna bleef mijn blik hangen bij Marks toilettas, naast mijn verlovingsring. Het was een fraai, leren exemplaar dat ik hem afgelopen kerst cadeau had gegeven. Daar komt hij vast nog voor terug, dacht ik, terwijl ik
mijn oorbellen in- en mijn ketting omdeed. Er zaten immers al die luxe scheerspullen in die zijn moeder altijd voor zijn verjaardag kocht. Ik dacht er net over om het ding vol te spuiten met scheerschuim, toen ik bij het oppakken van de bus ineens een flashback van Mark kreeg: bezweet en verward over die trut heen gebogen. Misschien moest ik ’m maar het raam uit smijten! En toen zag ik ineens weer voor me hoe hij naar haar had gegrinnikt: hij stond vlak voor me, in die gore boxershort van ’m en hij grinnikte naar háár! Dus ging ik zitten… en plaste in de toilettas. Het was het smerigste wat ik ooit had gedaan, maar o, wat was ik trots op mezelf. Toen de tas voorgoed geruïneerd was, liet ik mijn verlovingsring erin vallen, trok de rits dicht en verliet de badkamer. ‘Mam,’ fluisterde ik, terwijl ik naast haar op het bed ging zitten. ‘Mam, ik ga nu.’ Ze opende haar ogen en keek wat verward voor zich uit, tot ze zich alles weer herinnerde en me aankeek alsof ze me naar hetzelfde tehuis wilde brengen waar ze mijn oma had opgeborgen. ‘Hoe bedoel je?’ zei ze, terwijl ze overeind kwam en nog verwarder naar haar eigen nachtkleding keek. ‘Jíj hoeft toch niet weg vanwege die klootzak?’ Het was voor het eerst dat ik haar Mark iets anders hoorde noemen dan ‘lieve jongen’ of ‘die schat van een Mark’. Het ontroerde me. ‘Weet ik,’ zei ik. Ik knikte richting mijn ingepakte weekendtas. ‘Maar gezien die toestand op de bruiloft, lijkt het me beter dat ik er niet te laat vandoor ga. Weet je, ik heb net bedacht dat ik er een paar daagjes tussenuitknijp om alles weer een beetje op een rijtje te krijgen.’ ‘O nee,’ zei ze en ze pakte mijn hand. ‘Jij gaat fijn met je vader en mij mee naar huis. Pap komt ons zo ophalen. Jij hebt niks verkeerd gedaan, weet je. Nou ja…’ ‘Ik weet het, mam,’ zei ik vlug. ‘Maar ik denk dat het me goed zal doen om even weg te zijn. Ik heb al gebeld voor een taxi naar het vliegveld.’ Ze keek me wat merkwaardig aan. ‘Echt?’ zei ze. ‘Ga je met het vliegtuig?’ ‘Ja.’ Ik stond op en pakte mijn tas. ‘Maar waar ga je dan naartoe?’ vroeg ze, met een blik op de klok. ‘Wil je echt niet liever met pap en mij mee?’ ‘Hmm…’ zei ik, en ik gaf haar een kus op de wang. ‘Ik denk toch dat ik me bij mijn oorspronkelijke plan hou.’ Ze schudde haar hoofd. ‘Waar kun je nu beter zijn dan thuis, in dit soort situaties?’
Het vliegtuig landde zonder enige vertraging op JFK. De Amerikaanse beveiligingsbeambte leek niet bijster geïnteresseerd in mijn verbroken relatie (de opties ‘zaken’ of ‘plezier’ leken mij de lading niet echt te dekken), maar liet me toch het land binnen. Goed begin. Maar pas toen ik de zon in stapte, begon het echt te lijken. De taxi’s waren geel, reden aan de andere kant van de weg en mijn chauffeur vloekte erop los terwijl hij mijn tas in de kofferbak van zijn auto gooide. En man, wat was het heet! Als vrouwen gloeien, mannen transpireren en paarden zweten, dan was ik op dat moment een verdomd zweterig paard. ‘Waarheen?’ vroeg de chauffeur. ‘Eh… een hotel,’ zei ik, terwijl ik mijn gordel vastmaakte. We reden weg. ‘Ik zoek een hotel.’ ‘Ben je verdomme niet goed bij je hoofd?’ zei hij. Voor ik daar iets op kon zeggen, was hij de snelweg al opgedraaid. ‘Wélk hotel dan? D’r zitten er hier verdomme duizenden.’ ‘O… ik eh… nou ja, ik…’ Voor ik mijn zin af had, had ik het al spaans benauwd. ‘Ik weet het niet… maakt niet zoveel uit. Ik ben hier nog maar net.’ ‘Zeg, wijffie,’ schreeuwde de chauffeur. ‘Ik ben verdomme taxichauffeur, geen VVVkantoor! Moet ik je verdomme midden in Queens afzetten of kom je verdomme met de naam van een hotel?’ Als antwoord barstte ik in tranen uit. Sterke zet, Angela. ‘Godgloeiende tering! Ik zet je gewoon af bij het eerste hotel dat we tegenkomen, hoor,’ bromde hij en zette de radio loeihard aan. Twintig minuten radiogeklets later, hing ik uit het raampje als een hond met een halsdoek en was ik nét opgehouden met huilen, toen ik het zag: de skyline van New York – Manhattan, het Empire State Building, het magnifieke Chrysler Building, het Woolworth Building met die grote kerktorenachtige spits. En ik was verliefd – halsoverkop. Ik hield meteen op met huilen, denken, ademhalen. Het voelde alsof er een frisse wind door mijn lichaam blies. Ik draaide mijn raampje naar beneden en snoof diep: de wolkenkrabbers, de gigantische reclameborden, de bedrijven en fabrieken langs de rivier, de zweterige stoomlucht… Ik was in New York! Niet thuis in Londen, niet op Louisa’s trouwerij en al helemaal niet in de buurt van mijn vieze vuile vreemdganger van een verloofde. En omdat ik toch niets beters te doen had, barstte ik, vlak voor we de Midtown Tunnel in doken, opnieuw in tranen uit.