Read my lips
Read my lips © 2013, Petra Kruijt
Er zijn gevallen waarin het beter is om te liegen. Of eigenlijk: om niet de complete waarheid te vertellen. Dat is hoe ik deze baan heb gekregen. Natuurlijk, ik had hem ook kunnen krijgen als ik open was geweest over mijn slechthorendheid. Maar dan had ik ook meteen een stempel gehad en zouden mijn collega’s misschien vermoeden dat mijn positie gesubsidieerd was. Als ik iets niet wil, is het gesubsidieerd zijn. Daarbij wijk ik eigenlijk nauwelijks af van mijn collega’s. Ik heb een cochleair implantaat – een gehoorapparaat – maar omdat ik ook een wilde bos krullen heb, is daar niets van te zien. Ook kan ik als geen ander liplezen, want dat heb ik tegelijk geleerd met gebarentaal. Best handig als journalist, kan ik zeggen. Zelfs in een overvolle en lawaaiige ruimte kan ik op twintig meter afstand zien wat iemand zegt. Na een kopje koffie en een paar e-mails pak ik mijn spullen bij elkaar. Ik ga vandaag op reportage met Alex, een freelance fotograaf. Laatst heb ik hem al een keer over de redactie zien lopen en oh my… dat was een aangename verrassing. Niet dat al mijn collega’s er zo over denken, trouwens. Jessica noemde hem ‘smoezelig’ en vond hem lijken op Giel Beelen. Ik snap daar niks van. Oké, Alex had een stoppelbaardje van een paar dagen, maar dat stond hem juist goed. En hij is echt wel duizend keer knapper dan Giel Beelen. Ik check nog gauw in de spiegel bij de toiletten of ik er zo goed uitzie als ik hoop, voordat Alex me komt ophalen. ‘Ben jij Germaine?’ vraagt hij. Ik knik. ‘En dan moet jij Alex zijn.’ Wat ik natuurlijk allang weet, maar dat weet hij niet. ‘Leuk je te ontmoeten. Ben je er klaar voor?’ Mijn knieën zijn daar niet zo zeker van, maar ik zeg: ‘Meer dan.’ We nemen de lift naar beneden en lopen het gebouw uit, waarna we meteen in het drukke stadsverkeer belanden. Ik hou van deze plek. Veel redacties verhuizen door bezuinigingen naar een verafgelegen industrieterrein, maar wij zitten in hartje Amsterdam. Het is de kers op de taart van een toch al fantastische baan dat als ik ’s morgens op mijn fiets door de stad slinger, ik elke keer weer een shot levendigheid krijg geïnjecteerd. Net als we de straat willen oversteken worden we bijna aangereden door een taxibusje. O ja, dat is wel een nadeel van Amsterdam: sommige mensen denken dat de hele stad van hen is. Ik kijk het busje geïrriteerd na als me opvalt dat achterin een klein meisje zit. Ze gebaart naar me. Na twee keer knipperen heb ik door wat ze probeert duidelijk te maken. ‘Alex!’ roep ik. ‘Dat busje is gestolen!’ ‘Hè, wat?’
‘Er zit een meisje achterin, ze gebaarde naar me dat het taxibusje gestolen is. We moeten erachteraan!’ Alex bedenkt zich geen seconde en pakt zijn brommer, die hij eigenlijk zou laten staan omdat de reportagelocatie op loopafstand is. ‘Spring achterop.’ Even aarzel ik, maar dan zie ik welke geweldige kans me in de schoot wordt geworpen. Als ik achterop zit, moet ik mijn armen om hem heen slaan. Wie kan daar nu nee tegen zeggen? Hij start zijn brommer en al snel hebben we, na wat slalommen om andere auto’s in te halen, het taxibusje gevonden. Het staat stil voor een stoplicht en wij gaan ernaast staan. Ik kijk opzij. Het gezicht van het kleine meisje licht op, maar meteen kijkt ze ook weer angstig. Ik gebaar naar haar dat alles goed komt – wat ik niet zeker weet, maar ik hoop dat ik gelijk heb – en frommel mijn telefoon uit mijn tas. Met één hand tik ik het alarmnummer in en terwijl Alex weer optrekt, probeer ik aan de telefoniste uit te leggen wat er gaande is. Ze verzekert me dat ze er snel een politieteam op af stuurt. Ik hang op, enigszins gerustgesteld. Bij een scherpe bocht klamp ik me aan Alex vast. Ik druk mijn hoofd even tegen zijn rug. Het voelt beter dan ik zou willen toegeven. Helaas kan ik er niet zo lang van genieten, want ik zie dat het meisje mijn aandacht probeert te trekken. ‘Gaat het?’ gebaar ik naar haar. ‘Ik ben bang,’ gebaart ze terug. ‘Waarvoor dan? Je bent toch hartstikke heldhaftig!’ ‘Vind je echt?’ ‘Ja joh, ik denk dat de meeste meisjes allang in hun broek hadden geplast van de angst.’ Daar moet ze een beetje om lachen. ‘Wat vies!’ ‘Ik zeg het gewoon zoals het is.’ Ik haal mijn schouders op en knipoog naar haar. ‘Wie heb je net gebeld?’ gebaart ze. ‘De politie. Die kerel voorin weet het nu nog niet, maar hij wordt zometeen in de boeien geslagen.’ Haar ogen worden groot. ‘Moet hij dan naar de gevangenis?’ ‘Dat zou zomaar kunnen. Wat hij heeft gedaan mag niet.’ Alex moet uitwijken voor een man met een koffertje die de straat oversteekt zonder een seconde te kijken of er iets aankomt. Net als ik me afvraag of die kerel levensmoe is, schiet hij uit zijn slof en schreeuwt ons na: ‘Kijk toch eens uit waar je rijdt, man!’ ‘Dat deed hij ook!’ schreeuw ik terug. Dan richt ik mijn aandacht weer op het vasthouden aan Alex en op het meisje in de bus. Die meneer met zijn koffertje redt zich wel.
Omdat ik even afgeleid was probeert Alex tijdens het rijden contact te houden met het meisje. Hij wuift naar haar, wat hij waarschijnlijk goed bedoelt, maar naast me zie ik al dat het meisje dezelfde interpretatie heeft als ik. Ze ligt dubbel van het lachen. Ik gebaar: ‘Hij heeft geen idee dat hij net “wc” uitbeeldde. Alhoewel… misschien is hij zo gespannen dat hij het bijna in zijn broek doet.’ Daar moet ze nog meer om lachen. Ergens in de verte hoor ik de sirenes al loeien. Niet zo handig, want nu denkt de bestuurder natuurlijk ook dat ze hem moeten hebben. Aan zijn rijstijl merk ik dat hij nerveus wordt. Alex doet zijn uiterste best om hem bij te houden, ook als hij een smal straatje inslaat dat ineens aan onze rechterkant opdoemt. Dat was niet de allerbeste keuze. Het straatje is een drukke winkelstraat waar niet fatsoenlijk valt te rijden, om nog maar te zwijgen over de paaltjes aan het eind, waar je alleen langs kunt als je een vergunning hebt. Tot mijn verbazing gaan de paaltjes omlaag en rijdt het taxibusje gewoon door. Shit, dat is waar ook. Zulke busjes zijn uitgerust met een kastje (of knop, weet ik veel) om paaltjes naar beneden te krijgen. Gelukkig kan Alex op zijn brommer er sowieso langs, en op de brede weg waar we uitkomen heeft hij alle ruimte om het busje weer in te halen. Bij een stoplicht remt hij. ‘Hou je vast, Germaine,’ zegt hij tegen mij, waarna hij afstapt, naar het busje loopt, het portier openrukt en de verbaasde bestuurder eruit sleurt. Ik zit op de brommer en probeer het gevaarte in balans te houden terwijl Alex de man tegen de grond werkt. Met de handen op de rug houdt hij hem in bedwang. Het geluid van de sirene wordt luider en eindelijk zie ik vanuit de verte een politiewagen aankomen. Ik zit nog steeds roerloos op de brommer, niet wetend wat te doen. Maar Alex krijgt het zwaar. Als het nog even zo doorgaat, ontsnapt de man. Ik laat de brommer op de straat vallen en hoop maar dat het de goede keuze is als ik naar het tweetal toe spurt. Dan werp ik me naast Alex boven op de bestuurder en zo wachten we samen tot de politie het van ons overneemt. Ineens kan het moment me niet lang genoeg duren. Helaas komt er toch een einde aan, en als de bestuurder in de boeien is geslagen valt me pas op hoe verbaasd Alex naar me kijkt. En dan met name naar mijn oor. Shit, door al die voorwaartse wind en actie bedekt mijn haar mijn cochleair implantaat niet meer.
Alex zegt er niets over, hij glimlacht alleen maar naar me. Ik draai me snel om en zoek het meisje waarmee ik net een gesprek had. Ze zit nog steeds in de auto, half bibberend en half lachend. Logisch, dat ze nu niet zo goed weet wat ze ervan moet denken. ‘Held!’ gebaar ik naar haar. ‘Ik ken niemand die zo onverschrokken is als jij.’ Heel even schiet door mijn hoofd wat er had kunnen gebeuren als ze niet mijn aandacht had getrokken. Welke gek jat er dan ook een taxibusje? Wat kan zijn doel daarmee in vredesnaam geweest zijn? En wat was er met dit meisje gebeurd, eenzaam op een van de achterste stoelen, als de dief erin was geslaagd? Ik wil er niet eens aan denken. ‘Ben jij ook doof?’ vraagt het meisje. ‘Nee,’ gebaar ik. ‘Maar wel zeer slechthorend.’ Ze knikt. ‘Ik ben er nog nooit zo blij mee geweest als nu,’ vertrouw ik haar toe. ‘Nee, ik ook niet.’ Ze kijkt even naar buiten als de dief langs het busje wordt geleid, richting de achterbank van de politieauto. ‘Dank je wel dat je me hebt geholpen.’ ‘Geen dank, lieverd. Het is nu allemaal weer goed.’ Een andere agent stelt voor dat hij het meisje naar huis brengt. Ze was eigenlijk op weg naar school, maar vandaag hoeft ze daar niet meer naartoe. ‘Ik denk dat het voor haar nu het beste is om een bekend gezicht te zien,’ zegt de agent. Ik knik. ‘Zeg maar dat ze haar flink in de watten moeten leggen. Deze kleine held heeft een ijsje verdiend!’ Daarna loop ik weer naar de brommer, die nog steeds op straat ligt. Alex komt op me af en inspecteert de schade. ‘Sorry daarvoor,’ zeg ik. ‘Het geeft niet. De verzekering vergoedt zoiets neem ik aan wel.’ Hij lijkt te aarzelen, dan vraagt hij: ‘Heb je zin om wat te drinken? Ik denk dat we die reportage vandaag wel kunnen vergeten.’ ‘Ja, daar ben ik ook bang voor.’ ‘Ach joh, we hebben een goede reden, toch?’ ‘Ik geloof niet dat er veel betere zijn dan dit.’ Hij glimlacht, pakt de brommer op en trekt die de stoep op. Ondanks de schade zet hij de brommer met een ketting vast aan een lantaarnpaal en we lopen samen een café binnen, waar hij een cappuccino bestelt en ik een glas water. ‘Ik zag net dat je een gehoorapparaat hebt,’ zegt hij. ‘Ja, ik ben zeer slechthorend.’ Het heeft nu geen zin meer om het te verbergen. ‘Al van jongs af aan.’
‘Dat zou je echt niet zeggen.’ ‘Ik kan wel iets horen, dat scheelt heel veel. En ik kan ook heel goed liplezen.’ ‘O ja?’ Alex trekt zijn wenkbrauwen op en kijkt me uitdagend aan. Tenminste, er is geen andere manier om zijn blik te interpreteren. Geluidloos vraagt hij: ‘Wat zeg ik dan nu?’ ‘Wat zeg ik dan nu,’ herhaal ik. ‘Wow, jij bent echt goed.’ Ik glimlach. ‘Het vergt wat oefening, maar het is niet zo moeilijk als het lijkt.’ ‘Nog een test,’ zegt hij. Ik kijk naar zijn lippen als hij vormt: ‘Ik vind je leuk.’ Het bloed stijgt naar mijn wangen. ‘Dank je.’ ‘Echt heel erg leuk,’ mimet hij. ‘Heb je soms zin om…’ ‘Om wat?’ vraag ik. Het zal wel raar overkomen, zo’n gesprek waarin ik steeds iets zeg en hij alleen zijn lippen beweegt. ‘Om dit weekend samen wat te gaan eten?’ ‘Natuurlijk. Dat zou ik heel leuk vinden.’ Hij glimlacht. ‘Super. Wie weet kun je mijn lippen dan ook nog wat beter leren kennen.’ ‘En jij de mijne,’ zeg ik. Alex pakt mijn hand en drukt er een kus op. ‘Lijkt me geweldig.’