1 Violet Trafalgar Square is waarschijnlijk niet de beste plek om om één uur ’s nachts te staan. Het is waarschijnlijk überhaupt niet zo’n goede plek om op welk uur van de nacht dan ook in je eentje te zijn. De schaduw van de Zuil van Nelson op Trafalgar Square torende hoog boven me uit terwijl ik daar stond te rillen en de koele lucht van de julinacht tussen de gebouwen door kolkte. Ik huiverde weer, trok mijn jas dichter om me heen en begon er spijt van te krijgen als haren op mijn hoofd dat ik een zwart flodderjurkje had aangetrokken, de outfit die ik voor die avond had uitgekozen. Wat ik niet allemaal overheb voor een gezellig avondje uit. Toen er een duif bij mijn voeten neerstreek, sprong ik op en tuurde de lege straten af om te zien of mijn vrienden er al aan kwamen. ‘Lekker snacken’ op de late avond – het zou wat! De sushibar was maar twee minuten lopen, maar er waren al twintig minuten verstreken. Ik rolde met mijn ogen, er heilig van overtuigd dat sommige figuren nu al wel in hun onderbroek zouden staan. Fijn voor ze. Waarom zouden ze zich ook maar iets aantrekken van die ouwe kleine Violet Lee? Ik liep naar de bankjes, die werden overhuifd door het dunne en sombere bladerdak van de bomen. Ik slaakte een zucht terwijl ik met mijn handen over mijn knieën wreef om mijn bloedstroom weer op gang te krijgen en had erge spijt dat ik had besloten wel even te wachten. Na een laatste blik over het plein haalde ik mijn mobieltje tevoorschijn en drukte op een sneltoets. Het toestel bleef overgaan, totdat uiteindelijk de voicemail het overnam. ‘Hai, met Ruby. Ik kan nu de telefoon niet opnemen, dus laat een boodschap achter na de toon. Lie-hiefs!’ Toen de pieptoon klonk, kreunde ik van frustratie. ‘Ruby, waar zit je in vredesnaam? Als je bij die gozer bent, vermoord ik je, dat zweer ik! Ik sta hier te vernikkelen! Bel me terug zodra je dit hoort.’ Ik hing op, stak mijn mobieltje weer in mijn jaszak en had het idee dat het vast verspilde moeite was, omdat ze mijn boodschap waarschijnlijk in geen dagen zou afluisteren. Terwijl ik in mijn handen wreef en mijn knieën 9
9789401600552.indd 9
07-03-13 12:39
optrok tot mijn borst in een poging om warm te blijven, dubde ik of ik niet gewoon een taxi naar huis zou nemen. Maar als Ruby alsnog zou komen opdagen, zat ik dan wel in de problemen. Ik berustte er dus maar in dat ik lang zou moeten wachten, legde in de stilte mijn hoofd op mijn knieĂŤn en keek naar het oranje waas dat over hartje Londen was neergedaald. Aan de overkant verdwenen een paar late drinkers een zijsteegje in; ze zwalkten verder tot hun rauwe gelach wegstierf in het donker. Een paar minuten later kwam er een rode dubbeldekker met op de zijkant in grote letters de tekst bezoek de national gallery aanrijden, achter datgene waar hij voor adverteerde vandaan. Hij reed om het plein heen, waarna hij verdween in de doolhof van victoriaanse gebouwen waarvan het centrum van de stad vergeven was. Toen hij uit het zicht was, leek tegelijk het doffe gedruis van het Londense verkeer in de verte stil te vallen. Ik vroeg me af welke van de twee jongens die we die avond tegen het lijf waren gelopen bij Ruby in de prijzen was gevallen. Ik voelde een steek van spijt en wilde dat ik net zo zorgeloos en... tja... zo losjes kon zijn als zij. Maar dat lukte me niet. Niet na Joel. Er verstreek weer enige tijd en ik begon me ongemakkelijk te voelen. Al een een poosje was er geen dronkenlap meer langsgekomen en de koude nachtlucht daalde als een deken over mijn blote benen neer. Ik keek om me heen of ik een taxi zag, maar de wegen waren stil en het plein was verlaten, op de lichte rimpeling op het wateroppervlak van de twee fonteinen aan weerskanten van de zuil in het midden na. Ik haalde mijn telefoon weer tevoorschijn, van plan mijn vader te bellen en te vragen of hij me kon komen ophalen, toen ik aan de rand van mijn blikveld iets zag bewegen. Ik schoot overeind en liet mijn telefoon bijna vallen, en met mijn hart bonzend in mijn keel tuurde ik het plein af of ik nog meer beweging zag. Niets. Ik schudde mijn hoofd en mijn paniek zakte weer. Dat was waarschijnlijk alleen maar een duif, hield ik mezelf voor. Met gevoelloze vingers van de kou begon ik ons telefoonnummer thuis in te toetsen, hoewel ik om de paar tellen opkeek en welbewust langzaam adem probeerde te halen. Maar nee, er had ĂŠcht iets bewogen. Er was een schaduw over een van de gigantische fonteinen geflitst, zo snel dat mijn ogen er geen vorm in hadden kunnen ontdekken. Toch was het plein verlaten, afgezien van een paar duiven die paniekerig waren opgevlogen. Ik schudde mijn hoofd en drukte mijn mobieltje tegen mijn oor. De 10
9789401600552.indd 10
07-03-13 12:39
lijn kraakte en er klonk een zwak belsignaal, dat om de haverklap wegviel. Ongeduldig wipte ik met mijn voet op en neer. ‘Kom op nou...’ mompelde ik, met een blik op het schermpje. Volledig signaal. Terwijl het toestel maar bleef overgaan dwaalden mijn ogen rond, en ze bleven rusten op de Zuil van Nelson, die tientallen meters de lucht in rees. De felle spots die het beeld op de top verlichtten flikkerden, als een kaarsvlam in de wind. Toen kwamen ze weer tot rust en schenen weer even fel en helder als tevoren. Ik rilde, maar niet van de kou. Ik hoopte van harte dat iemand de telefoon zou opnemen, maar de lijn kraakte en viel met een laatste armzalig belsignaal dood. Met grote ogen staarde ik naar mijn mobieltje, waarna de adrenaline door mijn aderen begon te stromen en mijn instinct het overnam. Met mijn blik strak op de zuil gericht trok ik een van mijn hoge hakken uit, terwijl ik vol ongeloof toekeek hoe de schaduw die ik daarnet had gezien over het beeld heen streek en even snel als hij was opgekomen weer uit het zicht verdween. Friemelend aan het laatste bandje wurmde ik ook de andere schoen van mijn voet en allebei nam ik ze in mijn handen. Ik liep naar voren. Maar ik had nog slechts een paar stappen gezet of ik bleef al weer als aan de grond genageld staan. Een groep mannen, gekleed in bruine jassen en met lange, scherpe staken in hun hand, kwam de treetjes af. Hun barse, verweerde gezichten waren donker en zaten vol met littekens, en bij allemaal vormden hun wenkbrauwen een onwrikbare, vastberaden lijn. Hun zware tred dreunde zo hard in mijn oren dat ik geen afzonderlijke voetstappen op de straatstenen kon onderscheiden, en ze kwamen steeds dichterbij. Verbijsterd deinsde ik achteruit de schaduwen in en ik hurkte stilletjes neer achter het bankje. Bijna zonder adem te durven halen probeerde ik mezelf zo klein mogelijk te maken, om stukje voor stukje van het plein af te sluipen. De man aan het hoofd van de groep blafte iets en de mannen verspreidden zich; ze vormden een rij zo breed als het plein, van de ene fontein naar de andere. Ze waren minstens met z’n dertigen. Als één man kwamen ze vlak voor de zuil tot stilstand. Alleen hun jassen bewogen, die achter hen opbolden in de wind. Zelfs de bomen lieten geen geluid horen. De mannen tuurden allemaal gespannen voor zich uit. Ik wierp een blik op de top van de zuil, maar het beeld baadde zoals altijd in het licht en de enige schaduwen die er te zien 11
9789401600552.indd 11
07-03-13 12:39
waren, waren die van de mannen en de bomen waaronder ik mijn toevlucht had gezocht. Een paar blaadjes dwarrelden loom naar de grond en vielen neer op het bankje naast me. In een vlaag van beweging kwam het plein tot leven en plots sprong er iets achter de bomen vandaan, dat opsteeg tot hoog boven mijn hoofd en vervolgens een meter of drie van me af vrijwel geluidloos weer neerkwam op het harde plaveisel. Ik knipperde en dacht niet dat mijn ogen een mens hadden gezien, maar voordat ik nog eens kon kijken was het iets, wat het ook was, al weer verdwenen. De rij mannen, die net zo verrast waren als ik, wankelde in paniek een paar passen achteruit. Degenen aan het uiteinde van de rij bogen af naar binnen, en de orde werd pas hersteld toen de man van wie ik aannam dat hij de leider was zijn hand omhoogbracht. Uit zijn jas haalde hij een zilverkleurige staak, waarvan het ene uiteinde tot een dodelijke punt was geslepen. Na een beweging met zijn pols werd de staak twee keer zo lang. Hij liet hem een paar keer ronddraaien, alsof hij wilde bewonderen hoe mooi hij glom in het licht. Zijn lippen plooiden zich tot een tevreden glimlach toen hij zijn bewegingen staakte en weer bleef wachten. De leider was vrij jong, hooguit twintig. Hij was lang en slank, en anders dan degenen om hem heen had hij geen littekens in zijn gezicht. Zijn kortgeknipte haar was bijna wit gebleekt, in schril contrast met zijn jas, die van leer leek, en zijn gebruinde huid. Zijn glimlach werd breder toen zijn blik naar de gestalte schoot die zo dicht bij mij was neergedaald. Ik ademde scherp in, omdat ik verwachtte dat hij mij in de smiezen zou krijgen, maar zijn aandacht werd afgeleid toen er ergens bij de fonteinen een man naar voren stapte. Nee, geen man, maar een jongen, die niet veel ouder was dan ik. Zijn ogen lagen diep in hun kassen; zijn huid was asgrauw en bijna doorschijnend, en was strak over zijn holle wangen gespannen. Ook hij was lang, maar ik zag dat onder zijn strakke shirt zijn spieren zich aftekenden. Zijn armen waren al even bleek, maar zaten onder de rode vlekken, alsof hij last had van ernstige zonnebrand. Zijn lippen waren fel bloedrood gekleurd, evenals zijn haar, dat warrig alle kanten op piekte. Ik knipperde met mijn ogen, en weg was hij weer. Ik speurde het plein af, terwijl er ondertussen anderen verschenen, allemaal met dezelfde bleke huid en verwilderde blik. Ze liepen om de groep in het midden heen, hun gezichten vertrokken in een mengeling van geamuseerdheid en walging. Ze doken op vanuit het niets, schoten met onmenselijke snelheid van de ene 12
9789401600552.indd 12
07-03-13 12:39
kant naar de andere, en binnen een tel verdwenen ze en kwamen weer tevoorschijn. Ik wreef in mijn ogen en dacht dat ik domweg te moe was om mijn blik scherp te stellen. Zó snel konden ze niet bewegen. De jongen met het vlammende haar liet zich weer zien en leunde tegen de fontein alsof hij aan de bar stond. Naast hem stond een jonge man met zandblond haar die ik dacht te herkennen als degene die achter me vandaan was gesprongen. In totaal waren ze met z’n vijven, en achteloos dreven ze de groep bruinjassen als een kudde dieren samen naar het midden. De gezichten van de getaande mannen waren vertrokken van doodsangst en afkeer terwijl ze hun gelederen verbraken en met hun staken omlaag een paar passen achteruit strompelden. Alleen de leider had zich niet verroerd; zijn glimlach veranderde in een grijns toen hij zijn greep op de staak aan zijn zij verstevigde en zijn hoofd met een ruk ophief. Opeens duikelde er een man vanaf de zuil naar beneden, de volle vijfenzestig meter. Steeds sneller suisde hij omlaag naar de grond, een wisse dood tegemoet. Maar verbaasd zag ik hoe hij lichtvoetig op het plaveisel neerkwam en op zijn hurken voor de leider van de bende bleef zitten. Er daalde een stilte neer over het plein en de leider kwam als eerste in beweging. ‘Kaspar Varn, wat een genoegen om je weer te zien,’ zei hij, met een accent dat ik niet kon plaatsen. De man, Kaspar, kwam met een neutraal en ondoorgrondelijk gezicht overeind. Hij was net zo lang als de leider, maar door zijn manier van bewegen en zijn goedgebouwde en gespierde gestalte leek de andere man een stuk kleiner. ‘Het genoegen is geheel aan mijn kant, Claude,’ antwoordde hij koeltjes, en zijn ogen gingen van rechts naar links. Hij knikte kort naar de jongen met het zandkleurige haar en ik wist een tersluikse blik op hem te werpen. Net als de anderen had hij een vale, ietwat ziekelijke huid, zonder kleur of blos. Zijn donkere, bijna zwarte haar vertoonde bruine strepen; de wind had het in de war geblazen en een lok viel over zijn voorhoofd. Zijn trekken waren in elk geval hoekiger dan die van de anderen en er lagen schaduwen over zijn gezicht alsof hij dagenlang niet had geslapen. Misschien slaapt hij wel helemaal niet, mompelde een stemmetje vanbinnen. Terwijl die gedachte door mijn hoofd ging, leek hij langs de jongen met het zandkleurige haar heen te kijken, en er verscheen een lichte frons op zijn voorhoofd. Ik hield mijn adem in, want ik besefte dat hij nu recht 13
9789401600552.indd 13
07-03-13 12:39
naar mij keek. Maar als hij me al zag, koos hij ervoor geen aandacht aan me te besteden, want hij wendde zich opnieuw tot de leider, terwijl zijn gezicht weer een onaangedane uitdrukking kreeg. ‘Wat moet je, Claude? Ik heb geen tijd om me met jou en de Pierre-clan bezig te houden,’ zei de man met het donkerder haar. Claudes glimlach werd breder, en met een vinger streek hij over de scherpe kant van zijn staak. ‘Maar je bent hier wel.’ Kaspar wuifde het weg. ‘We waren toch aan het jagen; het was niet ver.’ Ik huiverde. Wat valt er in een stad te jagen? Claude grinnikte ondoorgrondelijk. ‘Net als wij.’ In een flits bracht hij de staak omhoog naar de borst van de andere man, en hij stak hem naar voren. Maar de staak trof geen doel, want Kaspar duwde hem met zijn hand weg. Dat leek geen moeite te kosten; hij vertrok nauwelijks een spier, maar Claude schoot naar achteren alsof hij door een vrachtwagen was aangereden. De staak kletterde op de grond en het geluid van metaal weergalmde in de stilte. Claude wankelde, struikelde, hervond toen onhandig zijn evenwicht en kwam weer overeind. Zijn tot spleetjes geknepen ogen schoten naar de staak en vervolgens terug naar de man die voor hem stond. Zijn lippen plooiden zich tot een glimlach. ‘Vertel eens, Kaspar, hoe maakt je moeder het?’ Plotseling haalde de hand van de bleke man uit en greep Claude bij de keel. Vol afschuw keek ik toe terwijl zijn ogen bijna uit zijn hoofd puilden, zijn voeten loskwamen van de grond en alle kleur uit zijn gezicht wegtrok. Hij hoestte en proestte, terwijl hij met zijn voeten door de lucht trappelde. Zijn handen klemden zich om Kaspars polsen, maar hij gaf het algauw op, want langzaam, angstwekkend langzaam, liep hij paars aan. Zonder waarschuwing liet de bleke man hem los. Claude viel neer en begon happend naar adem over zijn keel te wrijven. Ik slaakte een zucht van verlichting, maar dat gold niet voor de man op de grond. Zijn gejammer ging over in smeekbeden en op zijn gezicht leek een blik van erkenning te verschijnen terwijl hij omhoogkeek naar de kwaaie kop van Kaspar. Hij schuifelde naar achteren en greep kermend de zoom vast van de jas van een van zijn mannen. Die vertrok geen spier. Kaspars borstkas ging zwoegend op en neer, en op zijn gezicht verscheen een gestoorde, misselijkmakende uitdrukking. Hij bracht zijn hand omlaag en balde die tot een strakke vuist. 14
9789401600552.indd 14
07-03-13 12:39
‘Wat zijn je laatste woorden, Claude Pierre?’ grauwde hij, terwijl hij de dreiging in zijn stem maar amper wist te beteugelen. De leider haalde een paar keer langgerekt, bibberig adem. Met zijn mouw veegde hij het zweet en de tranen weg, en hij zette zich schrap. ‘Ik mag hopen dat jij en dat ellendige Koninkrijk van je zullen branden in de hel.’ Kaspars lippen verbreedden zich tot een grijnslach. ‘Dat mocht je willen.’ Na die woorden dook hij naar voren en ramde zijn hoofd tegen Claudes keel. Er klonk een misselijkmakend gekraak. Ik kokhalsde en sloeg mijn handen instinctief voor mijn mond terwijl de gal in mijn keel omhoogkwam. Tranen druppelden uit mijn ogen, maar ik besefte dat ik als volgende aan de beurt zou zijn als ik ook maar een kik gaf. Mijn instinct tot zelfbehoud kwam me te hulp toen Claudes levenloze lichaam op het plaveisel zakte. Ik was getuige van een moord en ik had vaak genoeg naar het zesuurjournaal gekeken om te weten wat er gebeurde met getuigen die bleven hangen. Ik moet hier wegwezen. Ik moet iemand waarschuwen. Als je hier al ooit wegkomt, zei datzelfde pesterige stemmetje. Ik geef het niet graag toe, maar het stemmetje had gelijk: de hel was losgebroken. De bleekhuiden sprongen boven op de mannen en er brak een gigantisch, bloederig gevecht uit – als je het tenminste een gevecht kon noemen. De mannen kregen amper de tijd om zich met hun staken tegen deze killers te verdedigen: hun getaande lichamen stortten op de grond, als lammeren die naar de slachtbank waren geleid, en het bloed spatte alle kanten op. Mijn maag trok samen en ik slikte moeizaam toen ik een branderig gevoel kreeg in mijn keel. Omdat ik niet in staat was mijn blik af te wenden, kon ik alleen maar toekijken hoe Kaspar de zoveelste van de mannen naar zich toe rukte. Mijn verstand vertelde me dat hij een wapen moest hebben, maar mijn ogen zagen niks. In plaats daarvan zette hij zijn tanden in het vlees boven de kraag van de man en gaf er een ruk aan. Ik ving een glimp op van een verdraaide pees voordat de man met een jammerkreet op de grond stortte. Zijn moordenaar kwam achter hem aan, liet zich op één knie zakken en drukte zijn lippen rondom de wond, terwijl hij de man in zijn armen nam. Bloeddruppels verzamelden zich op het plaveisel onder hen en sijpelden in de kieren tussen de straatstenen. Mijn ogen volgden het bloed terwijl het verder naar buiten gutste en een bloederig raster vormde, samenstromend met het bloed van een andere man, en weer een andere, totdat mijn blik het 15
9789401600552.indd 15
07-03-13 12:39
hele bloedbad dat ze hadden aangericht bestreek. Alle getaande mannen waren dood, of stervende, hun nekken gebroken of verwond; sommigen waren op de bodem van de fonteinen terechtgekomen, waardoor het water macaber rood kleurde. Eén man vlak bij me lag op zijn rug, met zijn hoofd zo geknakt dat zijn oor tegen zijn schouder drukte. Zojuist hadden zes jongelui dertig man afgeslacht. Ik liet me ontzet op het bankje zakken, zo ver naar achteren in de schaduwen als ik kon, en bad tot elke god die er maar bestond dat ze mij niet zouden zien. ‘Kaspar, gaan we nog opruimen of laten we de boel zo liggen?’ zei degene die het dichtst bij de fontein stond, en zelfs zijn felrode haar verbleekte bij de kleur van het water waar hij met zijn vingers doorheen speelde. ‘We laten het hierbij, als een kleine boodschap voor eventuele andere slachters die denken dat ze de vloer met ons kunnen aanvegen,’ antwoordde hij. ‘Gajes!’ voegde hij eraan toe, met een fluim op het dichtstbijzijnde lichaam. Zijn stem klonk helemaal niet cool meer; die toon had plaatsgemaakt voor een diepe, voldane schampere spot, en mijn woede werd sterker dan mijn angst terwijl ik toekeek hoe hij achteloos de arm van een andere stervende man uit de weg trapte, wat hem nog een laatste armzalig gekreun ontlokte. ‘Klootzak!’ fluisterde ik binnensmonds. Hij bleef stokstijf staan. Ook ik verstijfde. Ik hield mijn adem in, mijn maag in een kramp. Hij kan me onmogelijk gehoord hebben vanaf de andere kant van het plein. Dat kan gewoon niet waar zijn. Maar langzaam, je zou bijna zeggen op zijn dooie gemak, keerde hij zich naar me toe. ‘Zo zo, en wat hebben we hier?’ Bij die woorden grinnikte hij duister en zijn lippen krulden zich weer tot een wrede grijns. Mijn instinct werkte sneller dan mijn verstand, en voordat ik het wist was ik al opgesprongen en sprintte ik er over het plein vandoor. Omdat ik mijn hoge hakken had laten liggen, kletsten mijn blote voeten over de koude straatstenen, terwijl ik letterlijk rende voor mijn leven. Het dichtstbijzijnde politiebureau was niet al te ver weg, en ik wilde wedden dat ik Londen beter kende dan zij. ‘En waar dacht jij heen te gaan, Meisje?’ Ik zoog mijn adem scherp naar binnen toen ik tegen iets hards en kouds aan botste, zo koud dat ik meteen achteruit sprong. Vlak voor me stond de 16
9789401600552.indd 16
07-03-13 12:39
donkerharige man. Ik deinsde terug en mijn ogen schoten van de plek waar hij eerst had gestaan naar waar hij nu stond. Dat is volkomen onmogelijk. Ik stapte naar achteren; mijn handen graaiden in de lucht achter mijn rug alsof ze verwachtten dat er als bij toverslag redding zou verschijnen. Hij gaf geen krimp, alsof het hem elke dag gebeurde dat er een meisje tegen hem op rende. ‘N-niets. Ik wilde net, eh...’ hakkelde ik, terwijl mijn blik heen en weer ging tussen de lichamen, de man en de weg: mijn enige mogelijke ontsnappingsroute. ‘Ga je ons aangeven?’ wilde hij weten. Het antwoord wist hij al, maar schuldbewust zette ik grote ogen op, en hij boog zich zo dicht naar me toe dat ik zag dat zijn ogen een levendige tint smaragdgroen hadden. Hij dempte zijn stem tot een fluistering: ‘Ik vrees dat dat niet zal gaan.’ Van zo dichtbij kon het me niet ontgaan hoe verpletterend knap hij was. Diep in mijn buik roerde zich iets. Ik deinsde wederom vol weerzin achteruit. ‘Let jij maar eens op!’ riep ik uit, terwijl ik langs hem heen dook en een nieuwe verwoede poging deed om te ontsnappen. Al rennend wierp ik een blik achterom. Tot mijn stomme verbazing kwam er niemand achter me aan. Ik spurtte verder en kreeg een piepklein sprankje hoop. Ik was nog maar een paar meter van de weg verwijderd toen ik nogmaals een blik over mijn schouder wierp. Dit keer leek hij een geërgerde zucht te slaken, maar ik verbood mezelf nog langer te blijven kijken, omdat ik mijn tempo niet wilde vertragen. Ik wilde net de weg op schieten, toen ik naar achteren werd getrokken door een hand die de kraag van mijn jas had beetgepakt. Ik wankelde en deed mijn best mijn evenwicht te bewaren, terwijl ik me tegelijkertijd verzette tegen de hand die me vasthield. Ik worstelde, schopte en schreeuwde, maar het was allemaal vergeefs: hij hield me met gemak in bedwang. Met een woeste blik en op een toon die veel dapperder klonk dan ik me voelde dreigde ik tierend: ‘Je krijgt tien tellen om me los te laten, engerd, want anders geef ik je zo’n trap tegen je ballen dat je zou willen dat je nooit geboren was!’ Hij grinnikte weer. ‘Jij bent wel een opgewonden standje, hè?’ Terwijl hij stond te lachen, werd me een blik vergund op zijn bovenste snijtanden, die allebei spierwit waren. Spierwit, en ze liepen taps toe in een onnatuurlijke punt. 17
9789401600552.indd 17
07-03-13 12:39
Jagen. Jagers. Iets in mijn brein registreerde dat dit niet normaal was. Het kwam niet eens in de buurt van normaal, maar even vlug wees mijn verstand de conclusie af die in mijn gedachten snel vorm aannam. Al worstelend probeerde ik dicht genoeg bij hem te komen om hem een trap te verkopen, maar hij verstevigde zijn greep op mijn kraag en hield me met harde hand van zich af. ‘Jij hebt het allemaal gezien.’ Zijn woorden klonken ijzingwekkend kil. Het was een constatering, geen vraag, maar toch gaf ik er antwoord op. ‘Wat dacht je dan?’ kaatste ik terug, met zoveel sarcasme in mijn stem als ik wist op te brengen. ‘Ik denk dat je met ons mee zult moeten,’ grauwde hij, en hij pakte me bij mijn elleboog en maakte aanstalten me mee te trekken. Ik deed mijn mond open, maar hij was sneller; hij sloeg een hand over mijn lippen. ‘Als je ook maar een kik geeft, vermoord ik je, ik zweer het.’ En tegenspartelend en bijtend werd ik weggesleurd, weggesleurd van het gruwelijke bloedbad dat deze bleke monsters hadden aangericht.
18
9789401600552.indd 18
07-03-13 12:39
2 Violet We vlogen door de straten en renden uiteindelijk het plein af. Kaspar had mijn pols stevig vast en sleurde me in zijn kielzog mee. Zijn vingernagels boorden zich diep in mijn arm en ik voelde dat ze mijn huid openhaalden, waardoor er flinke wonden ontstonden. Ik jammerde – het was net alsof ik in slow motion omviel en mijn arm schaafde –, maar ik zei geen woord; die voldoening gunde ik hem niet. We sloegen het ene steegje na het andere in, met Kaspar voorop, die ons over wegen leidde waarvan ik nooit had geweten dat ze bestonden. Ik kon de jankende sirenes van politieauto’s al horen en in de zijstraatjes wemelde het van de blauwe zwaailichten. ‘Verrotte politie,’ bromde Kaspar. ‘Blijf hier wachten,’ gebood hij. Hij duwde me naar voren, tegen de borstkas van een van de andere mannen. ‘Fabian, let jij even op Meisje.’ Voor de tweede keer die avond stuitte ik op iets hards. Ook hij voelde koud aan en als gestoken sprong ik naar achteren, waarna ik in de goot naast het trottoir dreigde te belanden. Maar ik raakte de grond niet. Halverwege mijn val keek ik omlaag naar mijn arm, die was vastgepakt door een hand die bijna even bleek was als de mijne. ‘Niet vallen,’ zei een zachte stem. Verbluft keek ik langs de arm omhoog, tot ik het glimlachende gezicht zag van de jongen die op Trafalgar Square over me heen gesprongen was; zijn hemelsblauwe ogen keken licht geamuseerd op me neer. Een kort, bespottelijk moment lang bewonderde ik zijn blonde, warrige haar en gespierde borstkas, die onder de open kraag van zijn shirt nog net zichtbaar was, waarna ik weer bij zinnen kwam en vol afschuw over mijn gedachten mijn hand wegtrok. Maar hij liet zich niet van de wijs brengen. ‘Ik ben Fabian,’ zei hij, dezelfde hand weer naar me uitstekend. Ik deinsde achteruit en wreef met mijn handen en polsen, die zijn met bloed bevlekte handen hadden aangeraakt, over mijn jas. Hij fronste en bleef me aankijken terwijl ik naar achteren stapte, met zijn hand nog steeds in de lucht. ‘We doen je niets, hoor.’ 19
9789401600552.indd 19
07-03-13 12:39
Vier andere paren ogen keken toe, in gespannen afwachting of ik ervandoor zou gaan. Maar die hoop had ik opgegeven. In plaats daarvan vertrouwde ik er maar op dat die Kaspar zo lang zou wegblijven dat ondertussen een langsrijdende politieauto ons in de gaten zou krijgen. ‘Dat daar’ – hij maakte een gebaar in de richting van de straat – ‘was noodzakelijk. Ik weet dat het er niet zo uitziet, maar geloof me, het moest gebeuren.’ Ik bleef staan. ‘Noodzakelijk? Het is niet noodzakelijk, het is verkeerd. En doe maar niet zo uit de hoogte. Ik ben geen klein kind!’ Ik had het er al uitgeflapt voordat ik aan iets anders had kunnen denken dan tijdrekken. Mijn handen omklemden mijn polsen strakker en ik hield op met wrijven. Het leek hen hogelijk te verbazen dat ik überhaupt mijn mond had opengedaan en Fabians ogen schoten telkens naar wat zich achter mij bevond. ‘Hoe oud ben je eigenlijk, als je zo veel weet van wat goed en fout is?’ Hij hield zijn hoofd schuin en ik deed mijn mond weer dicht, omdat ik aarzelde of ik het hun moest vertellen, al was ik blij dat ze de rest van mijn uitbarsting negeerden. ‘Nou?’ Ik beet op mijn lip. ‘Zeventien,’ mompelde ik. ‘Ik wist niet dat meisjes van zeventien tegenwoordig zulke korte jurkjes droegen.’ Toen ik achter me een verwaande stem hoorde, sprong ik op en draaide me om; mijn donkere haar zwiepte achter me aan en mijn zware pony viel voor mijn ogen. Kaspar leunde tegen een lantaarnpaal met zijn vingers in zijn broekzakken en zijn duimen erbuiten, en er speelde weer een groteske glimlach om zijn lippen. Zijn ogen dwaalden over mijn lichaam en ik trok mijn jas strakker om me heen in een poging het niemendalletje dat ik droeg te bedekken. Zijn grijns werd breder. ‘Een blos staat niet zo fraai bij die paarse ogen van je, Meisje.’ Ik kromp in elkaar toen hij over mijn ogen begon; die hadden een bijzondere blauwe kleur en waren de reden dat ik Violet heette. Ik had aan dat soort spot gewend moeten zijn. Omdat ik rare ogen had, een bijpassende naam droeg, en omdat ik een fanatieke vegetariër was, kreeg ik zo vaak allerlei grappen over me heen. Ik deed mijn mond een paar keer open en weer dicht. Maar toen ik vanzelf weer van hem wegkeek, stond zijn gezicht weer neutraal. 20
9789401600552.indd 20
07-03-13 12:39
‘Komaan!’ De anderen hadden zich al uit de voeten gemaakt en waren opgeslokt door het donker van een steegje, terwijl ik met geweld opzij werd geslingerd en achter een rij vuilnisbakken belandde. Versuft keek ik om me heen. Het enige licht was afkomstig van een ongure kroeg een eindje verderop in de steeg, ingeklemd tussen een brandladder en een overvolle afvalcontainer. Happend naar adem krabbelde ik overeind, maar er werd een hand over mijn mond geslagen, terwijl een tweede hand me met een ruk omhoogtrok, waarna ik half door het steegje werd gesleept en half werd gedragen, mijn voeten overdekt met straatvuil. Net toen we aan het eind van de steeg de hoek om gingen, viel er een blauw schijnsel op de bakstenen muren. Een dronkaard, die in elkaar gedoken tegen de afvalcontainer zat, scharrelde weg, terwijl hij luidkeels zijn beklag deed en vloeken mompelde waar zelfs ik van bloosde. Maar zijn protesten wisten het aanzwellende geluid van sirenes niet te overstemmen, die een paar straten verderop steeds luider opklonken. ‘Schiet eens een beetje op jij,’ gaf Kaspar me te verstaan. De paniek was uit zijn stem verdwenen, maar zijn gezicht sprak boekdelen. De anderen keken ook angstig. Ik deinsde terug. ‘Ben je gek geworden, verdomme? Waarom zou ik voor jou harder gaan rennen? Moordenaar!’ De woorden rolden mijn mond uit zonder dat ik erover nadacht; de adrenaline was terug en drong mijn angst opzij. Zijn ogen flitsten vervaarlijk op, en heel even dacht ik dat ze hun smaragdgroene glans hadden verloren. ‘Wij zijn geen moordenaars.’ Hoewel hij het zei zonder stemverheffing en ook zijn toon niet veranderde, liepen de rillingen me over de rug en rezen de haren me te berge. ‘Wat ben je dan wel, en waarom hebben jullie die mannen om zeep geholpen?’ De vraag bleef in de lucht hangen; niemand gaf antwoord. In plaats daarvan werd ik voortgeduwd en van de ene steeg naar de andere gesleurd, waarbij we telkens van richting veranderden naarmate de politie een steeds groter deel van de binnenstad afzette; ze waren maar één straat achter ons toen we het centrum uit vluchtten. Londen begon tot leven te komen. Alle ramen lichtten cyaanblauw op terwijl de beschermende ring zich steeds verder naar buiten toe uitbreidde. ‘Kom op!’ siste Kaspar, aan mijn mouw trekkend. 21
9789401600552.indd 21
07-03-13 12:39
‘Ik kan het niet!’ riep ik uit. En ik kon het echt niet. Ik had scherpe steken in mijn zij en haalde met korte, rasperige stoten adem. ‘Je doet je best maar,’ zei hij kil. ‘Ik krijg geen a-adem,’ wist ik uit te brengen, terwijl dat precies was wat ik probeerde te doen. Er drupten een paar tranen uit mijn ogen, die ik haastig wegveegde. ‘Zo meteen stort ik nog neer en leg het loodje of zoiets!’ ‘Ach, en wat zou dát jammer zijn,’ mompelde hij droogjes, rollend met zijn ogen. ‘Ik heb hier niet voor gekozen!’ jammerde ik, en ik liet me op mijn knieën vallen, me afvragend waarom hij zo veel moeite had gedaan om me in leven te laten als het hem toch niets kon schelen of ik doodging. ‘Nee, inderdaad. Maar je zit er nu wel in, en ik zie het zo, Meisje...’ Hij rukte me overeind aan mijn kraag. ‘Je hebt geen keus. Vooruit nu.’ Ik verroerde me niet en wreef nog steeds over mijn borst. ‘Ik heet geen “Meisje”! Ik heet Violet!’ Hij schoot op me af en dwong me met zijn hand om mijn nek tegen de muur. Eén vinger drukte tegen mijn halsslagader en streek daaroverheen. ‘En ik ben de Prins, verdomme!’ snauwde hij, terwijl hij zijn greep verstevigde. Mijn ogen werden groot en ik kronkelde onder hem, maar hij pakte me alleen nog maar steviger vast. Ik sloot mijn ogen, want ik wilde zijn gezicht niet zien, zo dicht bij het mijne en stinkend naar bloed. Achter mijn gesloten oogleden zag ik één beeld: het levenloze lichaam van Claude Pierre, dat bloedend en in elkaar gezakt op de straatstenen lag. ‘Dat lekkere nekje van je breek ik zó in tweeën, en dat kost me minder moeite dan het jou kost om een kik te geven,’ fluisterde hij in mijn oor. ‘Dus ik stel voor dat je doet wat wij zeggen, want je kunt toch niet aan ons ontkomen en de politie kan ons niet tegenhouden.’ Ik had geen flauw idee wat hij bedoelde met ‘de Prins’, maar de rest van wat hij zei geloofde ik wel. Zijn stem was even oprecht als boosaardig. Verslagen boog ik mijn hoofd. ‘Dat is beter,’ mompelde hij. Hij greep mijn hand beet en rukte eraan. Terwijl ik me snel omdraaide om hem te volgen, zag ik aan het eind van de straat een man aan komen sprinten. Zijn saaie beige pak maakte een ongerijmde indruk in deze achterbuurt met zijn smalle steegjes en morsige kroegen. Hij vertraagde zijn pas, hield halt en keek ons recht aan, terwijl zijn hand naar zijn hoofd schoot, alsof hij zich gewonnen gaf. Ik ademde scherp 22
9789401600552.indd 22
07-03-13 12:39
in. Ik kende hem. Hij werkte samen met mijn vader. Of liever gezegd: hij werkte vóór mijn vader. Aarzelend zette hij een paar stappen naar voren, en zijn ogen bleven op mij rusten. Een kort moment keek ik hem aan, maar hij wendde zijn blik af en keek weg. Met opgeheven hand gebaarde hij achter zich op het moment dat politiemannen en -vrouwen de hoek om kwamen. Hun voetstappen vertraagden en ze bleven staan, waarna ze ons met angst in hun ogen aankeken toen Kaspar zich omdraaide en zijn blik over de agenten liet dwalen, bijna alsof hij hen wilde uitdagen. Hij liet zijn adem ontsnappen, rechtte zijn schouders en trok mij dicht tegen zijn borst. Ik probeerde me los te wurmen en om hulp te roepen, maar hij draaide mijn arm achter mijn rug, waardoor ik alleen maar naar adem kon happen alsof er dolken in mijn zij werden gestoken, op de plek waar ik toch al steken voelde. Met zijn arm om mijn middel zette hij een paar passen naar achteren en voerde mij met zich mee. Hij boog zich naar mijn oor en snauwde: ‘Dit gaat te langzaam.’ Zonder nog een woord te zeggen pakte hij me op in zijn armen en slingerde me over zijn schouder. Ik begon te protesteren en met mijn vuisten op zijn rug te beuken, maar hij leek er niets van te merken. Alles veranderde in een waas. De gebouwen flitsten voorbij en toen ik opkeek, waren alle mensen verdwenen. We bevonden ons niet eens meer in dezelfde straat. De moed zonk me in de schoenen. Hij had gelijk gehad: ze waren niet achter ons aan gekomen. Waarom hadden ze niet geprobeerd ons tegen te houden? In een ommezien hadden we alle chaos achter ons gelaten. Ik wilde niet weten met welke snelheid we ons verplaatsten; ik wist alleen dat het zo snel was dat het me duizelde. Ik sloot mijn ogen om mijn gedachten en ademhaling in bedwang te houden, maar een paar tellen later maakten mijn voeten contact met de grond en zakte ik als een hoopje neer bij Kaspars schoenen, naast twee erg duur uitziende auto’s. Ik knipperde met mijn ogen, ervan overtuigd dat ik dubbel zag. Ze waren precies hetzelfde, van het vlekkeloos gepoetste zwart van de carrosserie tot en met de donker getinte raampjes. Zelfs de nummerplaten waren gelijk, op één letter na. Wie zijn die lui in vredesnaam? Knap en schathemeltjerijk, maar wél moordenaars. Ik slikte, en mijn gedachten vervaagden weer. Ik kende Londen goed genoeg om te weten waaraan je de georganiseerde misdaad kon herkennen. Toch had de politie ons niet tegengehouden. 23
9789401600552.indd 23
07-03-13 12:39
Het verre geluid van sirenes verbrak de stilte in de zijstraat, en iemand pakte me van achteren op en plantte me als een bundeltje neer op de achterbank van de dichtstbijzijnde auto. Hij sloeg het portier dicht, liep om de auto heen en stapte aan de andere kant in. Het was de jongen die dezelfde smaragdgroene ogen had als Kaspar. Kaspar en Fabian gingen voor in dezelfde auto zitten, met Kaspar achter het stuur. ‘Doe je gordel om,’ gebood de jongen die naast me zat. Ik negeerde hem en bleef stokstijf zitten, met mijn armen over mijn borst gevouwen. Hij slaakte een geërgerde zucht en graaide over mij heen naar de gordel. ‘Engerd,’ mompelde ik. De jongen grinnikte. ‘Cain is de naam, niet “engerd”. Ik ben zijn jongere broer,’ vertrouwde hij me toe met een knikje in de richting van Kaspar om hun griezelige gelijkenis te verklaren. ‘Hoe zei jij ook weer dat je heette?’ ‘Violet. Violet Lee,’ mompelde ik, en verder deed ik er het zwijgen toe. Door het raampje zag ik nog meer politiewagens voorbijrijden. Mijn maag maakte een sprongetje toen ik een politieman onze kant op zag kijken. Heel even keken we elkaar in de ogen, maar toen wendde hij zich af alsof hij me helemaal niet had gezien. We reden de stad uit en hadden de grootste drukte al achter de rug. Toen we op de grote weg kwamen, voelde ik de auto vaart maken en wierp een blik op de snelheidsmeter. De wijzer naderde de honderddertig. Ik voelde een vertrouwde tinteling in mijn maag, maar ditmaal kwam die ongelegen. Mijn hoofd hamerde en er schoten nog steeds pijnlijke steken door mijn zij. Ik drukte mijn handen tegen mijn ribben en dat hielp wel een beetje, maar niet veel. Ik krulde me op op de achterbank, trok mijn knieën tegen mijn borst en leunde met mijn hoofd tegen het koele raampje. Mijn ogen dreigden dicht te vallen en mijn lichaam smeekte om de vergetelheid van de slaap, maar ik wilde er niet aan denken wat er zou gebeuren als ik daaraan toegaf. Terwijl ik mijn tranen in bedwang probeerde te houden, begon ik werktuiglijk mijn situatie zo objectief mogelijk te analyseren. Ik was zojuist getuige geweest van de massamoord op dertig mannen in het centrum van Londen. Ik was gekidnapt door zes snelle en sterke gozers die niet van plan leken mij te vermoorden – nog niet althans. Ik had geen flauw idee waar ik heen ging, wie die lui in vredesnaam waren en wat er ook maar zou gaan gebeuren, of hoe lang het zou duren voordat iemand in de gaten kreeg dat ik weg was. 24
9789401600552.indd 24
07-03-13 12:39
Ik begon te overwegen door het portier naar buiten te springen, maar net toen mijn plan concreet werd, hoorde ik een klik en werd de centrale portiervergrendeling ingeschakeld. Een droge snik ontsnapte aan mijn lippen. Terwijl we de verlaten m25 op reden, lieten we de stad waar ik zo veel van hield achter ons. Het landschap veranderde geleidelijk aan van stads in voorstedelijk en uiteindelijk in weidse velden met hier en daar een stadje of dorp. Op de borden waar we langs reden zag ik kent aangegeven staan en ik begon me al af te vragen of ze misschien koers zetten naar de haven van Dover om in Frankrijk te komen. Een glimpje hoop gloorde in mijn hart. Er zou geen sprake van zijn dat ze bij de haven doorgelaten zouden worden. Maar die hoop werd weer de bodem in geslagen toen we niet afbogen naar het zuiden, maar naar het noorden, richting Rochester. Er ontsnapte me weer een snik en ik zag dat Kaspar een dreigende blik in de achteruitkijkspiegel wierp. Zijn broer, Cain, legde een hand op mijn schouder en met grote ogen staarde ik hem aan. Hij zag er helemaal niet uit als een moordenaar; in mijn ogen was hij een jongen. Hij glimlachte. In gedachten hoorde ik een man kermen. Ik wimpelde hem af en draaide me weg; mijn haar vormde een gordijn dat me afschermde tegen blikken. Ik liet mijn voorhoofd tegen het raampje rusten. Zonder dat ik er iets aan kon doen drupten de tranen uit mijn ogen; ze biggelden over het glas en vormden patronen op het door mijn adem beslagen raampje. Met mijn armen om mijn schouders geslagen probeerde ik diep na te denken. Ik wist wat ik had achtergelaten. De vraag was: wat zou er voor me liggen?
25
9789401600552.indd 25
07-03-13 12:39
3 Violet Een uur opgesloten zitten in een auto met drie gestoorde moordenaars vond ik bepaald geen pretje. Ik kon niet slapen, uit angst voor wat er zou kunnen gebeuren. Ik kon niet praten, omdat die gast die zichzelf Prins noemde me er voortdurend aan herinnerde dat ik aan zijn genade was overgeleverd en daarom maar beter mijn mond kon houden. Ik kon niet eens uit het raampje kijken, omdat het te donker was, dus bleef me niets anders over dan te luisteren naar een geanimeerd gesprek over de tieten van ene Amber von Hefner. Super. De zon zou straks opkomen en ik wierp een blik op mijn horloge, een vroeg verjaarscadeautje van mijn vader. Mijn vader. Wat zouden hij en mijn moeder doen als ze erachter kwamen wat mij was overkomen? En Lily, mijn kleine zusje? Ze was nog maar dertien; dit zou haar bespaard moeten blijven. Maar er gingen ook dringender gedachten door mijn hoofd: wat zouden deze vreemde moordenaars gaan doen? Zouden ze losgeld voor me eisen? Me ‘tot zwijgen brengen’? Ik durfde er niet eens aan te denken. Toen ik weer op mijn horloge keek, drong het tot me door dat het half vijf in de ochtend was en dat het al licht begon te worden. De velden verdwenen en maakten plaats voor dicht, ondoordringbaar bos. De weg werd kronkeliger en er reden steeds minder auto’s voorbij, terwijl we almaar hoger en hoger kwamen. De weg maakte een scherpe bocht naar links toen we onder een groot poortgebouw door reden. Gigantische hekken met ingewikkeld smeedwerk zwaaiden open; de gotische boogramen werden bewaakt door waterspuwers. Ik zou zweren dat ik in het voorbijgaan een paar gezichten door de ramen zag turen, maar voordat ik nog eens goed kon kijken werden we al weer omsloten door het bos. De weg liep slingerend verder door de steeds minder dicht opeenstaande naaldbomen en af en toe piepte het zonlicht erdoorheen. Een eindje verder maakten ze plaats voor loofbomen en toen we alle bos achter ons hadden gelaten, viel mijn mond in verbijstering open. Voor ons, omgeven door een groot gazon, stond een schitterend landhuis, zo groot dat het bos ervoor leek terug te deinzen. De architectuur was een 26
9789401600552.indd 26
07-03-13 12:39
merkwaardige mengeling: hoge gotische spitsen staken omhoog vanuit het lichtgekleurde steen en de drie verdiepingen waren voorzien van honderden en honderden boogramen, terwijl er vanuit het midden een elegant balkon naar voren stak, dat rustte op vier pilaren boven de ingang. In de verte kon ik rijen garages en stallen zien. Het vroegeochtendlicht weerkaatste op groepjes waterlelies die op het wateroppervlak dreven van een meer aan de voet van het terrein. Het geheel werd omsloten door bomen van elke denkbare vorm en afmeting, die uiteindelijk overgingen in de naaldbomen van het bos. Bij wijze van beschutting rees achter het landhuis een steile heuvel op, die ook bebost was. We reden de zanderige oprit op, reden om een fontein heen en kwamen voor de imposante entree tot stilstand. ‘En waar is de ophaalbrug?’ fluisterde ik bij mezelf. Maar in plaats van een ophaalbrug voerden brede treden naar dubbele deuren van marmer, die werden overhuifd door het stenen balkon. Het portier aan mijn kant werd opengerukt en iemand greep mijn schouders vast en trok me van de achterbank. ‘Hou je handen thuis!’ snauwde ik. Hij bleef trekken, maar ik wurmde me los en stapte zelf uit, hoewel ik op het scherpe gravel meteen mijn tenen kromde. Hij haalde zijn schouders op en liep weg. Kaspar gooide de autosleutels naar een jongen toe die ongeveer even oud was als ik. Mijn ogen volgden hem toen hij, in zijn zwarte pak dat was afgezet met smaragdgroen, in een van de auto’s stapte, die startte en naar de garages reed. Ik scheurde mijn blik van hem los toen Kaspar mijn pols beetpakte en de bordestreden op stoof, met de vijf anderen achter zich aan. De dubbele deuren zwaaiden naar binnen toe open en toen we naar binnen stapten viel weer mijn mond open. Langs de muur liep een statige trap, die helemaal van wit marmer was. Hij voerde naar een grote vide en een overloop, verlicht door toortsachtige lampen die hoog aan de muur waren bevestigd. Vlak voor me zag ik een stel dubbele deuren die er hetzelfde uitzagen als de deuren waar we net doorheen waren gegaan, maar we zetten koers naar een kleinere deur aan mijn linkerkant. We passeerden een butler, die boog. ‘Hoogheid. Heren. Meneer... en mevrouw,’ voegde hij eraan toe, duidelijk verrast om mij te zien. Ik nam hem aandachtig op, omdat ik niet zeker wist of het wel klopte wat ik hem net had horen zeggen. Hij herpakte zich. ‘Een gast, hoogheid?’ Kaspar grinnikte duister. ‘Nee, alleen maar iemand voor de lol.’ 27
9789401600552.indd 27
07-03-13 12:39
‘Heel goed, hoogheid.’ Hoogheid? Kaspar had al gezegd dat hij een prins was. Engeland had echter al een vorstenhuis. Tenzij hij natuurlijk een ver familielid van de koningin was. Maar als dat zo was, had ik het geweten. Als híj een lid van het koninklijk huis was, zou iedereen daarvan op de hoogte zijn. Kaspar bromde wat om te laten merken dat hij hem had gehoord, waarna hij weer grinnikte. Opeens had hij geen aandacht meer voor me, en na een hardhandige duw struikelde ik de kleine deur door een weelderig ingerichte kamer binnen. De muren waren met houten panelen bekleed en het tapijt had een vale donkerrode kleur; toortslampen van hetzelfde soort als bij de ingang waren in houders aan de muur bevestigd tussen enorme olieverfportretten in zilverkleurige lijsten. Maar de kamer was ook voorzien van allerlei moderne snufjes: er hing een plasma-tv aan de muur en eronder stonden verschillende spelconsoles; afstandsbedieningen lagen verspreid over een glazen salontafel, waar de jongen met het donkere haar en de bril zijn jasje overheen gooide voordat hij neerplofte op een van de leren banken. Kaspar liep naar de ramen, die werden omlijst door zware draperieën; ze reikten vanaf het hoge plafond omlaag tot aan de vensterbanken die schuilgingen achter de luiken. Hij rukte de stof naar opzij om het licht af te schermen, op één smalle baan na, die de kamer in tweeën deelde. ‘Moet ik je jas aannemen?’ zei een stem achter me, en geschrokken zoog ik mijn adem scherp naar binnen. Toen ik achteromkeek, zag ik dat het Fabian was. Ik schudde mijn hoofd. ‘Zeker weten?’ voegde hij er met een glimlach aan toe, en het viel me op dat zijn ogen in het schaarse licht in de kamer slechts twee stralend blauwe speldenprikjes leken, omringd door hoekige, holle schaduwen. Ik stapte van hem weg, maar deed toch mijn jas uit en gaf die aan hem. Er verscheen een klein, welwillend glimlachje om zijn lippen en hij gebaarde naar de banken. Ik liep er behoedzaam naartoe, maar besloot toen niet verder te gaan. In plaats daarvan bleef ik de kamer en degenen die daarin aanwezig waren in me opnemen. In totaal waren ze met z’n zessen: Kaspar en zijn jongere broer Cain, de blauwogige Fabian en drie anderen – degene met het vlammende haar, een andere knul met een bril op die zo te zien nep was, en de lange blonde gast die me uit de auto had getrokken. Opeens sprong Kaspar naar voren en stak zijn hand in een van de zakken van mijn jas, die Fabian nu vasthield. Hij haalde zijn hand weer omhoog en ik besefte dat hij mijn mobieltje te pakken had. 28
9789401600552.indd 28
07-03-13 12:39
‘Deze hou ik bij me,’ zei hij grijnzend. Hij haalde de vergrendeling eraf en begon op het schermpje te zoeken. ‘Laat dat!’ Ik dook op zijn hand af. Hij zette een stap opzij, zodat ik een paar passen voorover struikelde. ‘Hoezo, heb je soms iets te verbergen?’ schamperde hij. Zijn vingers dansten over de toetsen. ‘Schunnige berichtjes van je vriendje soms?’ ‘Nee!’ Ik stortte me weer op hem en deed een tweede poging om mijn mobieltje terug te krijgen. Maar hij hield het zo dat ik er niet bij kon. ‘Geef terug!’ schreeuwde ik, en ik sprong op om het uit zijn hand te grissen. Hij hield het nog hoger. ‘En wie mag Joel dan wel zijn?’ Ik wilde zijn pols beetpakken, maar in plaats daarvan greep hij de mijne en verdraaide die scherp, zodat ik het uitschreeuwde. Hij liet me weer los, en wrijvend over mijn polsen trok ik me terug. Grinnikend begon hij met een hoge en spottende stem te lezen. ‘“Hé, ik vroeg me af: moeten we niet iets afspreken? Alleen jij en ik. We moeten praten over wat ik heb gedaan. Ik mis je, schatje. Sms me terug, Joel.”’ Hij zweeg even en tuitte zijn lippen. ‘En kijk nou toch eens aan: hij heeft op het laatst zelfs een kusje gezet.’ Hij vond het duidelijk allemaal ontzettend amusant. Met een dreigende frons keek ik hem aan. ‘Ik heb zeker een gevoelige snaar geraakt, hè?’ ‘Fuck op,’ mompelde ik binnensmonds, zonder dat het mijn bedoeling was dat hij het zou horen. ‘Mmm, wat ben je heerlijk grof in de mond, Meisje.’ ‘Kaspar,’ zei Fabian zachtjes. Met gefronste wenkbrauwen en ogen als dolken keek hij Kaspar dreigend aan. Een volle minuut lang zeiden ze geen van beiden iets, totdat Kaspar Fabian het mobieltje toewierp, die het opving en in zijn zak stak. Schouderophalend liet Kaspar zich tegen de bank aan zakken en begon met zijn vingers te trommelen, terwijl hij mij met een geamuseerd gezicht opnam. ‘Jij hebt te veel gezien, en dat is voor ons een probleem. Dus mag je kiezen, Meisje: je kunt een van ons worden of we kunnen je hier voorgoed vasthouden.’ Ik hoefde niet na te denken; nog voordat hij was uitgesproken had ik een beslissing genomen. ‘Ik ben geen moordenaar, en dat zal ik nooit worden ook.’ 29
9789401600552.indd 29
07-03-13 12:39
Kaspar schokschouderde. ‘Dan blijf je hier, tot je erin toestemt om te veranderen. En denk maar niet dat iemand je komt redden. Menselijke wezens kunnen hier niet binnenkomen zonder dat wij het in de gaten hebben.’ Ik fronste. ‘Menselijke wezens?’ ‘Ja. Menselijke wezens.’ Grijnzend wendde hij zich tot de anderen. ‘Het is veel beter als ze geen idee hebben, vinden jullie niet?’ Er ging een instemmend gemompel op, maar Fabian deed daar niet aan mee. ‘Geen idee waarvan?’ vroeg ik, terwijl ik op mijn hoede van het ene gezicht naar het andere keek. ‘Hoe oud denk je dat ik ben?’ vroeg Kaspar. Het leek een onzinnige vraag, maar ik gaf toch antwoord, want ik wilde hem niet kwaad maken. ‘Een jaar of negentien?’ Grinnikend keken ze elkaar aan, en ze leken een besluit te nemen. ‘Fout. Ik ben honderdnegenenzeventig.’ Ik trok mijn wenkbrauwen op. ‘Zo lang leeft niemand...’ ‘Mijn soort wel, en nog wel langer ook,’ kapte Kaspar me af. ‘Vampiers, Meisje.’ Ik schudde mijn hoofd, terwijl er een rilling over mijn rug liep. Ze waren knettergek. Ik zette een paar stappen achteruit en begon zenuwachtig te lachen, deels omdat het zo mal klonk wat hij net had gezegd en deels omdat ik me afvroeg wat voor soort spelletje ze speelden, en met welke reactie ik mezelf het langst in leven kon houden. ‘Is dit een of andere misselijke grap?’ Kaspars grijns vervaagde. ‘Zie je mij lachen?’ antwoordde hij, en hij deed zijn lippen vaneen en trok ze terug van zijn tandvlees. Op de bolling van zijn onderlip rustten twee scherpe tanden, die in het donker niet zo snel opvielen, maar die nu, in het licht, overduidelijk een puntige vorm hadden. ‘Die zijn nep,’ zei ik, terwijl ik ernaar staarde. Ik klonk uitdagender dan ik me voelde. ‘Wil je het eens proberen?’ luidde Kaspars antwoord. ‘Vampiers bestaan niet,’ zei ik zachtjes, nog steeds mijn hoofd schuddend. ‘Jullie zijn gewoon een stelletje gekken.’ Voordat ik nog een woord kon zeggen, werd ik tegen de muur gedrukt en streken Kaspars lippen langs mijn hals. Zijn borstkas zwoegde en ik voelde hoe sterk hij was – zijn kracht, zijn honger. Onder zijn adem werd mijn huid niet warm, zoals bij de adem van ieder ander zou gebeuren, maar verkilde hij, en kippenvel verbreidde zich over mijn schouders en armen. Ik voelde mijn hart zo onregelmatig bonzen dat de aderen in mijn polsen van 30
9789401600552.indd 30
07-03-13 12:39
binnenuit tegen mijn huid drukten en zich daar vlekkerig op aftekenden. Toen ik mijn ogen sloot, voelde ik een lichte druk van zijn tanden langs de lijn van mijn kloppende halsslagader strijken, waarna een van zijn messcherpe hoektanden mijn huid doorboorde en zich een weg naar omlaag zocht, door de lagen van mijn huid heen, die een voor een meegaven. Een kreet ontsnapte aan mijn lippen en mijn ogen schoten open; mijn handen balden zich tot vuisten en terwijl ik knarsetandde kneedden mijn vingers mijn handpalmen. Ik was volkomen hulpeloos. Hij was erop gebouwd om te moorden, maar ik écht niet. Hij trok zich terug, zijn lichaam nog steeds tegen het mijne gedrukt om te voorkomen dat ik ervandoor ging. Hij keek me recht in mijn ogen en mijn adem stokte: de zijne waren niet langer smaragdgroen, maar rood. ‘Nou moet je eens goed luisteren, Meisje. Ik ben niet zomaar de eerste de beste vampier. Ik ben een koninklijke vampier, en jij doet wat ik zeg. Dus let op je woorden, want je weet maar nooit wanneer ik honger krijg.’ Hij maakte zich van me los en stapte achteruit. ‘Doe met ons mee of blijf hier. Aan jou de keus.’ Ik bleef niet wachten tot hij nog meer zei. Achter mijn rug tastte mijn hand naar de deurkruk. Die vond ik, en ik trok de deur open en tuimelde de kamer uit. De deur smeet ik achter me dicht en tegen de marmeren wand van de hal bij de ingang bleef ik staan. Met mijn handen op mijn knieën en een hoofd dat tolde, boog ik voorover en hijgde steeds harder. Er sijpelde iets warms langs mijn hals naar beneden en ik streek met mijn vinger over mijn huid. Toen ik hem terugtrok, staarde ik vol afgrijzen naar mijn nu rode, vochtige vinger. Ze waren geen moordenaars; ze waren roofdieren. In mijn brein klikte iets en de adrenaline stroomde mijn aderen in en sijpelde langs mijn hals naar omlaag. Ik sprintte naar de deuren – godzijdank was de butler nergens meer te bekennen. Ik moest maken dat ik wegkwam, en wel nú! Takken van braamstruiken haalden mijn huid open en mijn blote voeten klopten in protest toen er doorns en vergane dennennaalden door mijn voetzolen heen drongen. Maar ik draafde verder. Ik besefte dat het niet lang zou duren voordat het tot hen zou doordringen dat ik was gevlucht, en als ze echt waren wat ze zeiden dat ze waren – vampiers –, zouden ze weten dat ik mijn toevlucht zou zoeken in het bos. 31
9789401600552.indd 31
07-03-13 12:39
Vierentwintig uur geleden zou ik om het hele idee hebben moeten lachen. Vampiers waren fantasiefiguren om kinderen mee bang te maken. Vampiers waren mythische wezens waar meisjes bij wegzwijmelden. Ze waren niet echt. Om me heen werden de naaldbomen steeds hoger en de ruimtes ertussen steeds kleiner. Het licht dat omlaagfilterde was vlekkerig en ietwat wazig door de vroegeochtendnevel, zodat ik als ik mijn snelheid vertraagde en achteromkeek niet veel verder kon kijken dan een paar bomen, laat staan dat ik kon zien welke route ik had gevolgd. Hoe zouden mensen nĂĂŠt van hun bestaan af kunnen weten? Hou zouden zes vampiers in hartje Londen terecht kunnen komen en zich te goed kunnen doen aan dertig mannen? Mijn keel brandde en de nattigheid die zich om mijn tenen wikkelde voelde bijna welkom aan. Bloed sijpelde omlaag langs mijn geschramde benen en zweet vermengd met vet hield mijn pony naar achteren, waarvan de puntjes aan elkaar plakten. Mijn jurkje was opgekropen en een van de schouderbandjes was gerafeld en dreigde te knappen. Vampiers. Belachelijk! Maar toch... Ik reikte omhoog en raakte de plek aan waar Kaspar me had gebeten. Die bloedde niet meer en er zaten nog maar een paar schilfertjes gedroogd bloed op, die ik wegknipte. Maar daaronder was de huid glad. Ik drukte mijn vlakke hand tegen mijn keel om na te gaan of ik een wondje voelde. Ik fronste. Er was niets, behalve een klein deukje in mijn huid daar waar hij me moest hebben gebeten. Er knapte een twijgje. Ik draaide me met een ruk om en speurde om me heen of ik de bron van het geluid kon ontwaren, maar alles was rustig. Ik haalde met diepe, korte teugen adem; mijn borst zwoegde. Er streek een briesje over mijn huid en frunnikend aan mijn haar bleef ik een poosje in het halfduister staan staren. Rennen, fluisterde het stemmetje in mijn hoofd. Of misschien was het alleen maar de wind tussen de bomen. Rennen, zei het nog eens. Maar ik bleef waar ik was en tuurde tussen de boomstammen door. De stilte werd verbroken toen het geluid van iets wat door het struikgewas heen brak mijn oren bereikte. In de mist tekenden zich donkere omtrekken af en de stem in mijn hoofd schreeuwde nu heel hard: Rennen! Ik stoof ervandoor en keek om de paar tellen over mijn schouder, er vast 32
9789401600552.indd 32
07-03-13 12:39
van overtuigd dat handen zich naar me zouden uitstrekken, ook al haalden ze me niet in. Maar ik hoorde hen wel. Bladeren ritselden en takken kreunden; de mist kolkte rond alsof er iets aangerend kwam – en snel ook. Mijn voeten voerden me dieper het bos in, maar ik wist dat ik dit niet lang zou kunnen volhouden. Ik zoog de lucht met grote teugen naar binnen, maar mijn longen waren leeg en onder aan mijn ribben voelde ik weer een steek in mijn zij. Ze zouden me inhalen, en iets zei me dat ze dit keer niet zo genadig zouden zijn. Opeens kwam ik van tussen de bomen op een grote open plek terecht. Ik spreidde mijn armen en stond te wankelen op mijn tenen toen ik abrupt tot stilstand kwam. De aarde brokkelde af onder mijn voeten en ik schuifelde voorzichtig naar achteren, terwijl ik mijn ogen opsloeg en mijn omgeving in me opnam. Ik stond op de oever van een klein meer, waarvan de donkere diepten schemerden in de ochtendzon; op de tegenoverliggende oever hing een lage mist. Er daalde een griezelige stilte neer. Er klonk geen gekraak, geen geluid van voetstappen – niets. Ik wierp een lange blik achter me en speurde het bos af naar een teken van de moordenaars, die vast en zeker achter me aan zouden komen. De stilte was nog verontrustender dan het lawaai, en ik begon voorzichtig langs de oever te lopen, waarbij ik af en toe versteend van angst bleef staan. Zodra ik weer in beweging kwam, keerde het gekraak terug; dit keer waren het duidelijk voetstappen, en ze kwamen achter me aan. Als ik vaart maakte, deden zij dat ook, en toen ik bij de andere oever was, besefte ik dat zij vanaf de andere kant ook om het meer heen kwamen. Ik kon nergens heen. Ik trok me zo ver terug als ik durfde en wachtte af, als een prooi die in de val is gelokt. Zonder waarschuwing kwamen er zes gestalten tussen de bomen vandaan gestuiterd, en geschrokken krabbelde ik naar achteren, waarbij ik vergat dat ik op de oever stond, en met een schreeuw viel ik wankelend het water in. Voordat ik het wateroppervlak raakte voelde ik de kilte er al vanaf slaan en ik zag mijn huid ijzig blauw kleuren. Toen het water om me heen opspatte, stroomde het mijn in een kreet opengesperde mond in. Ik hoestte en proestte, en kreeg nog meer water binnen. Trappelend zochten mijn benen naar de bodem, en ik leek meer op een octopus dan op een mens. Toch wist ik lang genoeg mijn hoofd boven water te steken om een teug adem te halen. Maar het was niet lang genoeg om een kreet te slaken, want er wikkelde 33
9789401600552.indd 33
07-03-13 12:39
zich iets om mijn enkel wat aanvoelde als zeewier. Met ĂŠĂŠn ruk trok het me weer onder. Na een blik omlaag besefte ik dat er een tentakel om mijn been geslagen zat en dat ik oog in oog stond met iets wat veel weg had van een reusachtige inktvis. In gedachten kreunde ik. Waarom kan mijn leven niet normaal zijn? In paniek stortte ik me op de tentakel om die van mijn huid af te pellen, maar de inktvis leek er niets van te merken en trok me alleen nog maar verder naar beneden. Mijn longen begonnen te branden en om lucht te schreeuwen, en ik besefte dat ik niets anders kon doen dan me gewonnen geven. Mijn hoofd werd wazig toen ik vanuit mijn ooghoek een witte flits zag. Een wit licht. Wat ontzettend origineel. Vagelijk registreerde ik dat het bewoog en dat de vage omtrek op een lichaam leek, waarna mijn ogen knipperden en vervolgens dichtvielen. Gekidnapt door een vampier, dood door een inktvis. Wat tragisch.
34
9789401600552.indd 34
07-03-13 12:39
4 Kaspar ‘Violet! Wakker worden, verdorie!’ zei Fabian, terwijl hij zich over haar slappe lichaam boog en tegen haar wang sloeg. Hij bracht zijn hand omhoog om haar weer een klap te geven, toen haar ogen openschoten en er water uit haar mond spoot. Ik ving een glimp op van haar vlezige gehemelte en haar puntloze tanden. Fabian schoot naar achteren en trok zijn hand weg. Maar ik stapte naar voren en maakte het klusje voor hem af. Met een bevredigende pets maakte mijn hand contact met haar huid en haar wang kleurde bloedrood. Fabian keerde zich met donkere ogen naar me toe. Kaspar, gromde hij in mijn gedachten. Ik haalde mijn schouders op en streek mijn druipende pony van mijn voorhoofd. ‘Gewoon voor de zekerheid,’ antwoordde ik hardop. Haar jurkje was doorzichtig geworden en mijn ogen dwaalden over haar lichaam, terwijl ik me afvroeg waar ik het aan verdiend had dat zo’n prachtexemplaar mijn pad had gekruist. Fabian trok zijn jasje uit en sloeg het om haar schouders toen ze rechtop ging zitten, waarbij zijn bewustzijn aan de rand van het mijne bleef hangen. Maar haar ontging mijn blik ook niet. ‘O, Kaspar, mijn held,’ zei ze tussen twee ademteugen door; het sarcasme droop ervanaf. ‘Ja, en jij bent de jonkvrouwe in nood,’ antwoordde ik al even sarcastisch, en ik trok mijn doorweekte t-shirt omhoog en over mijn hoofd. ‘Meer dank krijg je niet, dus stel ik voor dat je die maar aanvaardt,’ mompelde ze, terwijl ze kennelijk dacht dat ik niet in de gaten had dat ze tersluiks naar mijn borstkas keek. Ik negeerde haar en riep naar Cain en de anderen dat ze terug moesten gaan. Met z’n tweeën moesten we een halfverzopen mensenmeisje toch wel de baas kunnen, ook al had ze dan een nogal kort lontje. Fabian stak haar een hand toe en ze kwam overeind, maar zakte meteen weer in elkaar, terwijl haar ogen, die voor een mens een heel ongewone kleur hadden, wazig werden. Fabian ving haar op en ik stapte met een zucht naar voren, want ik zag al aankomen dat ik haar zou moeten dragen. Haar 35
9789401600552.indd 35
07-03-13 12:39
blik werd scherp en vervolgens weer onscherp terwijl ze zich jammerend dieper in Fabians armen begroef. ‘Neem jij haar maar,’ zei ik tegen hem, met het idee dat de kans dan kleiner was dat ze een scène zou schoppen. Hij fluisterde een paar woorden in haar oor en tilde haar op. Ze reageerde voorbeeldig. Ik trok een wenkbrauw naar hem op en hij knipoogde terwijl hij zijn hand om haar blote knieholte sloeg. Ik wendde me af en stapte de schaduw van de bomen in. Achter me hoorde ik dat ze hem naar de inktvis vroeg. Hij gaf een vaag antwoord en vertelde kort iets over waar die vandaan kwam en wie hem aan ons had gegeven. Om ons heen trok de mist op en het terrein rondom het huis kwam weer in zicht. Nieuwsgierig tastte ik met mijn geest de hare af. Meteen werd ik getroffen door een stortvloed van emoties, waarvan de eerste angst was en de tweede woede. Beelden van het water en haar zwemfobie liepen over in die van Trafalgar Square, die zich telkens weer, als een vastgelopen langspeelplaat, in haar geest op de voorgrond drongen. Er kwamen ook kiekjes van haar vrienden en familie voorbij, en heel even werd mijn aandacht getrokken door een man van in de vijftig. Ik concentreerde me erop en trok me toen van haar geest terug alsof ik een klap had gekregen. Ik bleef staan en draaide me met een ruk om. ‘Meisje, wat is je achternaam?’ ‘Lee,’ zei ze. ‘Ik zei al...’ ‘Wie is je vader?’ wilde ik weten. ‘Hij is een heel machtig man,’ zei ze prompt. ‘Hou maar op met die jonkvrouwenact; die past niet bij je,’ grauwde ik. ‘En trouwens, ik wil er mijn erfenis onder verwedden dat mijn vader stukken sterker is dan de jouwe. Maar hoe heet hij? Wat doet hij?’ Triomfantelijk hief ze haar kin. ‘Michael Lee, en hij is staatssecretaris van Defensie.’ Ik wisselde een blik met Fabian, die eruitzag alsof hij op het punt stond haar te laten vallen. ‘Shit,’ zei ik. ‘Dat heb je deze keer dan mooi voor elkaar, Kaspar,’ kreunde Fabian in mijn richting, en zijn ogen werden kleurloos, net als de mijne, en verraadden zijn zorg. Het meisje staarde me openlijk aan; zodra ik haar blik ontmoette keek ze weg, en ik was blij dat ik, ondanks haar scherpe tong, macht over haar hield. ‘De Koning gaat dit niet leuk vinden,’ voegde hij eraan toe. 36
9789401600552.indd 36
07-03-13 12:39
Nee, natuurlijk gaat hij dit niet leuk vinden. En de raad ook niet. Maar ik zei niets en draafde verder naar het landhuis, met Fabian op een afstandje achter me aan, die een hoop drukte om haar maakte en zijn best deed haar lichaam zo in zijn armen te nemen dat hij haar geen pijn zou doen. Onderweg was er tijd genoeg om in paniek te raken. Met de raad stond ik toch al op gespannen voet; als ik me ook maar even misdroeg, kwam mijn positie als erfgenaam meteen op de tocht te staan. Als ik de dochter van een man die zo’n hoge positie in de regering bekleedde onze wereld binnenbracht, zou dat zonder meer onder het hoofdstuk wandaad vallen. Waarom heb ik haar niet gewoon gedood? Toen Fabian me inhaalde, pakte ik meteen haar pols beet en sleurde haar het bordes op. Ze kermde en zette een paar lichte stappen, en ik wierp een korte blik op haar kapotte voeten. Met een berustende zucht trok ik nog wat harder. ‘Wat doe je?’ wilde ze weten, terwijl ze zich ondanks de pijn die ze duidelijk leed schrap zette. ‘Zorgen dat deze ellende zo snel mogelijk achter de rug is,’ antwoordde ik, opgelucht dat ik binnen onder aan de trap mijn zus Lyla zag staan wachten. ‘Denk je dat dat gaat lukken zonder mijn pols aan flarden te scheuren?’ Ik dreigde even uit mijn doen te raken door de bewondering die ik opeens voelde voor het gemak waarmee ze ons bestaan aanvaardde, maar ergerde me tegelijk aan haar onverschrokkenheid. Die meid weet gewoon niet van opgeven. Lyla, die nog irritanter was dan welk zeiknat mensenmeisje ook ooit zou kunnen zijn, plooide haar gelaatstrekken tot een frons, die op haar meestal zo popperige gezichtje groot effect had. Zonder een woord tegen Violet te zeggen pakte ze haar pols en richtte zich tot mij, in plaats van tot haar. ‘Dit keer heb je er echt een zootje van gemaakt, broertje,’ bromde ze. Vol ontzag staarde Violet omhoog naar de andere vrouw, die bijna een kop groter was en een heel stuk slanker dan zij. Lyla besteedde er geen aandacht aan. Ze was zich bewust van de uitwerking die ze had, op beide seksen. Veel plezier met die stomme mensenoorlog van je, besloot ze in mijn geest, en met een zwierig gebaar ging ze de trap op met Michael Lees dochter in haar kielzog. Ik maakte me helemaal niet druk over wat voor oorlog dan ook. De kans was bijzonder klein dat ik lang genoeg zou blijven leven om die mee te maken, nu de vertoornde Koning door de hal naderbij kwam. 37
9789401600552.indd 37
07-03-13 12:39
Fabian zakte op zijn knieën om een diepe buiging te maken, kneep zijn ogen dicht. ‘Majesteit.’ Ik rechtte mijn rug, vouwde mijn handen achter me en keek alle kanten op behalve naar de holle grijze ogen die me doordringend aanstaarden. Doen alsof ik niet wist wie ze was zou niet gaan werken, dus liet ik de storm die dreigde op te steken zo gelaten als ik maar kon over me heen komen. ‘Goedemorgen, vader. Ik heb een ontbijtje meegebracht.’
38
9789401600552.indd 38
07-03-13 12:39
5 Violet ‘Hier,’ zei het meisje dat zich had voorgesteld als Lyla. Ze glimlachte toen we ongeveer halverwege de gang voor een open deur bleven staan. Ze stapte naar binnen. Ik aarzelde, maar volgde haar toen. De kamer was gigantisch. De houten vloer glansde, hoewel hij grotendeels door een zwart kleed werd bedekt; op dat kleed stond een mahoniehouten hemelbed, met donkere indigoblauwe draperieën die tot aan de grond reikten. Voor een stel openslaande deuren, met aan de buitenkant een ijzeren balustrade ervoor, hingen zwarte en paarse dunne gordijnen. Daarnaast waren verscheidene boogramen aangebracht, met vensterbanken die diep genoeg waren om erop te zitten. Ik nam het allemaal in me op terwijl Lyla begon te redderen en me verschillende dingen aanwees, ook al luisterde ik maar half. ‘Dat daar is de kledingkast, een inloopkast. We zullen zorgen dat je wat spullen krijgt, maar tot die tijd kun je wel wat van mijn kleren dragen. Ik bedoel, zó veel dikker dan ik ben je nu ook weer niet. De badkamer is aan de overkant van de hal.’ Ze fronste. ‘Het leek ons beter je geen badkamer naast je eigen kamer te geven, maar in de inloopkast is een wastafel, mocht je die nodig hebben,’ voegde ze eraan toe, en haar gezicht klaarde op. Ze glimlachte opnieuw, maar haar glimlach vervaagde toen ze zich weer naar me toe draaide. ‘Je bent niet echt een prater, hè?’ Ik staarde haar aan. Als zij denkt dat ik een vriendelijk babbeltje met haar ga maken, zal ze nog van een koude kermis thuiskomen. Vooral omdat ik me knap beroerd begon te voelen. Ik wist niet zeker of ik al het water dat ik in het meer binnen had gekregen wel had uitgespuugd. Ze gooide het over een andere boeg. ‘Nou ja, die jurk kun je maar beter uittrekken, dus laat ik je nu alleen.’ Ze wilde al weglopen, toen ze ineens bleef staan. ‘Ik zal de bedienden je ook iets te eten laten brengen. Je bent vegetariër, toch?’ vroeg ze. Mijn ogen werden nog groter dan ze al waren. Hoe kon zij dat nou weten? Ik gaf geen antwoord en nadat ze even was blijven staan waar ze stond, liep ze naar de deur. Vlak voordat ze naar buiten stapte, deed ik mijn mond open. 39
9789401600552.indd 39
07-03-13 12:39
‘Jij ziet er helemaal niet uit als een moordenaar,’ flapte ik eruit. Ze lachte, als een volwassene die moet lachen om een kind dat een domme vraag stelt. ‘Omdat ik dat ook niet ben.’ Na die woorden stapte ze de kamer uit en deed de deur achter zich dicht. Zodra ze weg was, vloog ik op de kledingkast af, die net zo groot was als mijn slaapkamer thuis, dook naar binnen en vond de wastafel in een apart kamertje. Ik boog eroverheen, kokhalsde een paar keer en wilde dat ik kon overgeven, zodat dat rotgevoel in mijn maag overging. Uiteindelijk lukte dat ook. Nadat ik wat water in mijn gezicht had gespetterd, dronk ik een paar druppels uit het kommetje van mijn handen, die ik onder de koude kraan hield. Onafgebroken staarde ik in de spiegel, maar ik zag telkens alleen maar Claude Pierre die dood op de straatstenen stortte. Denk daar toch niet telkens aan, zei het stemmetje in mijn hoofd. Concentreer je liever op je eigen overleven. Daar zat iets in en ik rukte mijn blik van de spiegel los en liep weer de kledingkast in. Er waren schone kleren voor me klaargelegd en ik trok ze aan, blij dat ik mijn doornatte en gescheurde jurk kon uitdoen. De spijkerbroek zat een tikje strak rond mijn heupen en sneed in mijn huid, en het kostte de nodige moeite om het T-shirt over mijn borsten te sjorren. Maar de kleren waren droog, dus moest het maar. Toen ik de kast weer uit kwam, was er een dienblad op het nachtkastje neergezet, met daarop een bord met sandwiches die in piepkleine driehoekjes waren gesneden, een rechthoekig stuk papier en een glas water, dat ik in één teug leegdronk. Ik pakte het papier op en raakte de sandwiches niet aan. Ik vouwde het open en zag in een groot, onregelmatig en vrijwel onleesbaar handschrift de boodschap staan: Violet, Je mag door het huis dwalen wanneer je maar wilt, maar ga niet naar buiten. Als je mijn vader tegenkomt, maak dan een knicksje en spreek hem aan met ‘majesteit’. Als je iets nodig hebt, zal ik doen wat ik kan; vraag maar gewoon aan de bedienden of ze me willen roepen. h.k.h. Lyla ps: Moordenaars doden voor hun plezier. Vampiers doden om te overleven. 40
9789401600552.indd 40
07-03-13 12:39
Ik las het briefje nog twee keer door, waarna ik het verfrommelde en de prop in de hoek van de kamer gooide. ‘Je kunt de pot op,’ mompelde ik, terwijl ik naar de openslaande deuren liep. Ik voelde aan de handgreep en stond er een poosje aan te morrelen. De deuren zaten op slot. Ze willen zeker geen risico nemen. Al zou ik er na een val van de eerste verdieping vast niet al te best aan toe zijn. Ik leunde met mijn hoofd tegen het koele raam, drukte gefrustreerd mijn handpalmen tegen het glas en voelde dat de hoge muren die ik om me heen had opgetrokken dreigden in te storten. Ik besefte dat ik niet veel langer sterk zou kunnen zijn en in mijn ogen begonnen tranen te prikken. De hoop die ik had weten te bewaren vervaagde en maakte plaats voor een groeiende frustratie toen tot me door begon te dringen dat ik in deze situatie niets in te brengen had. Ik liep terug en haalde een grote zijden deken van het bed, die ik om mijn schouders sloeg toen ik me op een van de vensterbanken oprolde, luisterend naar het zachte getik tegen het raam, want het was gaan regenen. Het geluid kalmeerde me, uitgeput als ik was. Na een poosje ging het gemiezer over in zware regengordijnen die neerklaterden op het terrein, dat er in het zonlicht weelderig had uitgezien, maar nu mistroostig en vijandig overkwam. Of misschien kwam dat doordat ik nu wist wie hier woonden. Wat een clichĂŠ, dacht ik toen de eerste donderklappen weerklonken en het raam deden trillen. Een storm. Ik sloot mijn ogen en hield mijn tranen in toen er ergens diep vanuit het landhuis een klok negen keer sloeg. Ik ga geen traan laten om een stelletje gestoorde moordenaars. Nooit van mijn leven.
41
9789401600552.indd 41
07-03-13 12:39
6 Violet De regen striemde nog steeds over het glas toen ik wakker werd. Buiten was het donker en de deken die ik van het bed had gehaald was van mijn schouders gegleden en lag in een knoedel op de grond. Er gleden een paar druppels water over mijn wang toen ik die losmaakte van het vensterglas, dat beslagen was door mijn adem. Mijn handen gingen naar mijn hals. Vampiers. Het was allemaal te gek voor woorden. Toch kun je het niet ontkennen, zei het stemmetje, en ik schudde mijn hoofd in een poging het met andere gedachten te overstemmen. Buiten gleden een paar regendruppels vanaf de bovenkant van het kozijn naar beneden. Ik knipperde. Drup, drup, drup. Achter mijn gesloten oogleden kon ik een bevlekt lichaam op de straatstenen zien liggen. Nee, ik kan het niet ontkennen. Ik wil het ook niet ontkennen. Als ik dat zou doen, zou dat betekenen dat een mens dát een ander mens had aangedaan. Vampiers zijn monsters. Monsters doen monsterlijke dingen. Mensen niet. Op de klok naast me zag ik dat het vijf uur ’s morgens was. Ik wreef in mijn ogen en besefte dat ik in geen jaren zo vroeg was opgestaan en dat er nu een nieuwe dag moest zijn aangebroken, de eerste augustus. Eén dag. Eén dag zou voor de politie lang genoeg zijn om getuigen te vinden, een zoektocht op touw te zetten en uit te komen bij mij. Er waren bewijzen te over. De vrienden met wie ik omging. Mijn hoge hakken. De man die voor mijn vader werkte had me zelfs gezien. Toch had hij geen poot uitgestoken. Een ongemakkelijk gevoel verbreidde zich door mijn borstkas. Stel nou dat hij van de vampiers op de hoogte was geweest? Had hij zich op afstand gehouden omdat hij zijn eigen leven niet in de waagschaal wilde stellen? Het was niet zo vergezocht dat mensen binnen de regering van de vampiers zouden weten; er moest toch iemand van hen weten. Maar als hij ervan wist en toch niets had gedaan, betekende dat dan dat ze niet naar me op zoek zouden gaan? Ik wilde er niet over nadenken. Mijn vader zou me komen zoeken. Mijn vader zou me niet in de steek laten, zelfs niet als het om vampiers ging. Of toch wel? zei het stemmetje in mijn hoofd. 42
9789401600552.indd 42
07-03-13 12:39
Ik wierp een blik op Lyla’s briefje, op het tapijt. Ik pakte het op en las het nog een keer door. Ze had geschreven dat het me vrijstond om door het huis te dwalen en ik wilde ontzettend graag het vuil van mijn voeten wassen. Ik legde het briefje neer en haastte me naar de deur, terwijl ik een van de sandwiches – die nu uitgedroogd en oudbakken waren – in mijn mond propte. Met mijn oor plat tegen de deur gedrukt bleef ik staan luisteren. Aan de andere kant leek het stil, maar de deur was van hout en waarschijnlijk dik, zodat ik er niet van op aan kon. Ik haalde diep adem, deed hem open en trof de gang verlaten aan. Een stukje verderop zag ik in de tegenoverliggende muur een andere deur, die vast en zeker naar de badkamer leidde waar Lyla het over had gehad. Daar weer tegenover, in de muur aan dezelfde kant als ‘mijn’ kamer, was een stel dubbele deuren. Ze waren bekleed met panelen en zouden onopvallend in de wand zijn opgegaan als ze niet iets naar achteren in een nisje waren geplaatst. Aan weerszijden hingen twee gaslampen in houders, hoewel ze niet brandden en de gang alleen werd verlicht door het daglicht dat naar binnen viel vanaf de andere kant van de gang. Voorzichtig stapte ik het vertrek uit, gespannen en klaar om als het moest meteen mijn kamer weer in te schieten. Er kwam niemand en ik begon me al te ontspannen; ik waagde het zelfs mijn hand om een van de deurknoppen te slaan. Die voelde glad aan en werd bij mijn aanraking meteen warm, als glas, hoewel hij er hetzelfde uitzag als het marmer beneden. Ik legde mijn andere hand om de knop van de tweede deur en draaide eraan. De linkerknop ging rond en liet moeiteloos een klikje horen, maar in de rechterknop was geen beweging te krijgen. De linkerdeur zwaaide een fractie open. Ik staarde ernaar. Zou ik? De verleiding was groot, maar mijn nieuwsgierigheid zou me vast slecht bekomen. Net toen ik de deur weer wilde sluiten, hoorde ik voetstappen op de trap. Mijn hart hamerde en ik glipte snel door de deuren heen. Terwijl ik die zo zachtjes mogelijk sloot, bleef ik de knop vasthouden, zodat hij niet vanzelf kon draaien, en klikte hem dicht. Als versteend bleef ik staan wachten, en pas toen alles weer stil werd stond ik mezelf toe het vertrek in me op te nemen. Dat was gigantisch – een stuk groter dan de kamer waarin ik had geslapen. Alle wanden waren met hout bekleed, en de ene kant werd in beslag genomen door een diepzwart hemelbed van smeedijzer en de andere kant door een open haard. Boven de schoorsteenmantel, die bezaaid lag met tijdschriften, hing een schilderij van een man en een vrouw. De man leek op Kaspar, al zag hij er ouder uit. 43
9789401600552.indd 43
07-03-13 12:39
De vrouw naast hem was waarschijnlijk zijn echtgenote, want de man had zijn hand op haar blote schouder gelegd. Ze zat op een kruk en haar smaragdgroene japon omsloot een welgevormd lichaam. Haar donkere kastanjebruine krullen reikten helemaal tot aan haar middel, dat zo smal was dat ze haast wel een korset moest dragen. Haar ogen waren groot en helder, met precies dezelfde kleur en glans als haar jurk. Maar wat me het meest opviel was haar huid: terwijl die van haar man er bleek en papperig uitzag, had haar teint een zweem van olijfbruin, al werden haar ogen, die diep in hun kassen lagen, omlijst door donkerpaarse kringen – ze was zonder twijfel een vampier. Zo zachtjes als ik kon trippelde ik om het bed heen, waarbij ik bijna struikelde over een gitaar die eronder uitstak. Een luchtstroom speelde om mijn enkels en toen ik bij de haard was gekomen bewogen de zwarte draperieën die de geopende openslaande deuren omgaven. Een ongemakkelijk gevoel kroop over mijn armen omhoog. Je laat de deuren alleen open als je niet ver uit de buurt bent. De lampen die her en der in de kamer stonden waren ook aan gelaten, hoewel het eerste daglicht al door de bomen filterde en over het terrein viel. Terwijl ik mezelf dwong om rustig te blijven, ging ik op mijn tenen staan en streek met een vinger over het doek van het schilderij. Er zat een dikke laag stof op en toen ik het afveegde, warrelde het in vlokken omlaag; het rook sterk naar muskus, vermengd met de geur van duur reukwater die toch al in de lucht hing. Hoestend en proestend wapperde ik met mijn handen. Ik kan wel zien – of liever: ruiken – waarom de deuren open zijn gelaten. Ik pakte een van de tijdschriften op om er het stof mee weg te vegen, maar toen ik zag wat er op de cover stond, liet ik het blozend vallen, omdat tot me doordrong wiens kamer dit moest zijn. ‘Verdorie,’ zei ik zachtjes, achterwaarts naar de deur lopend. Ik nam niet de moeite om te checken of er iemand aan de andere kant was, maar tuimelde zo ongeveer naar buiten en schoot meteen door een andere deur de badkamer in. Met een klap viel hij achter me dicht en tot mijn opluchting zag ik dat er een zware grendel op zat, die ik dichtschoof. Toen ik me omdraaide, werd ik weer getroffen door alle luxe. Bijna het hele vertrek was bekleed met rood marmer, zelfs het bad. De douche had royale afmetingen; er zouden wel drie mensen onder kunnen staan zonder dat ze bewegingsruimte tekortkwamen. Het was er ook brandschoon. Nergens zag ik een oude tandenborstel of een uitgeknepen tube tandpasta liggen. Ik 44
9789401600552.indd 44
07-03-13 12:39
morrelde wat aan de douchekranen, waarvan ik niet helemaal begreep hoe ze werkten, totdat er water uit de douchekop kwam. Ik begon me uit te kleden, maar toen ik in de spiegel een glimp van mezelf opving staakte ik mijn bewegingen. Ik zag er niet uit. Mijn haar leek wel onder stroom te hebben gestaan en er zaten kleine takjes tussen de klitten. Op mijn hals zaten talloze sneetjes en schrammen, en mijn gezicht zat onder de modder, vermengd met uitgelopen make-up. Met de rest van mijn lichaam was het al niet veel beter gesteld. Opgedroogd bloed vormde korstjes op mijn armen; mijn voeten waren bruin en bemodderd, en ik besefte dat ik vast een uur in de wind stonk. Maar mijn ogen zagen er het allerbelabberdst uit: oud en vermoeid, alsof ze getuige waren geweest van honderd jaar ellende in plaats van twee dagen. Ik schudde mijn hoofd en wendde me vol walging en woede af. Ik deed de rest van mijn kleren uit, stapte onder de douche en liet het water over mijn pijnlijke spieren stromen. Toen het water niet meer warm aanvoelde op mijn huid, kwam ik onder de douche vandaan. Ik pakte een handdoek, droogde me af en trok het t-shirt en de spijkerbroek weer aan. Ik wrong zo veel mogelijk water uit mijn haar en glipte terug naar ‘mijn’ kamer, waar ik verstijfde toen ik zag dat er iemand binnen was geweest en had opgeruimd. De deken die ik de vorige dag van het bed had gepakt was daar weer op neergelegd en de lakens waren ingestopt. Het bord met eten was weggehaald, en alsof dat een teken was begon mijn maag meteen te knorren. Ik besteedde er geen aandacht aan en liet me op het bed zakken. Maar het werd alleen maar erger, en ik besefte dat ik Lyla zou moeten gaan zoeken om nog wat te eten te krijgen. Zij leek me de kwaadste niet, maar toch was het geen prettig vooruitzicht. Buiten op de gang was het nog steeds rustig, hoewel ik het idee had dat dat niet kwam doordat iedereen sliep. Ik passeerde de dubbele deuren, bloedzenuwachtig omdat dat Kaspars kamer moest zijn. Boven aan de trap gekomen wilde ik me vooroverbuigen om de butler te vragen waar Lyla was. Net op dat moment kwam beneden Fabian door de gang aanlopen. Ik schoot weer omhoog en wilde me al weer terugtrekken in de schaduwen, maar hij zag me en glimlachte. ‘Môge,’ zei hij opgewekt terwijl hij bleef staan. Ik reageerde niet, maar liep terug naar de balustrade en wierp hem een behoedzame blik toe. ‘Honger?’ vroeg hij. Zodra hij iets over eten zei begon mijn maag weer te knorren en 45
9789401600552.indd 45
07-03-13 12:39
hij grinnikte. ‘Vast wel. Kom maar mee, dan gaan we op zoek naar iets te eten voor je.’ Hij gebaarde dat ik hem moest volgen en zette koers naar de deur van de woonkamer. Toen ik niet achter hem aan kwam, bleef hij, weer met een glimlach, staan. ‘Ik doe je heus niks. Dat beloof ik.’ Hij kwam oprecht op me over en ik klom de trap af en voegde me bij hem. Hij opende de deur en ging me door de woonkamer heen voor naar een andere deur. Het was net of ik door een tijdsluis stapte. Terwijl de hal bij de hoofdingang eruitzag alsof er in geen honderden jaren iets aan was veranderd, was het gangetje waar we nu doorheen liepen heel modern, en toen we de keuken binnenkwamen zag ik overal roestvrij staal en glazen werkvlakken, kastjes en tafels, al bestond de vloer uit hetzelfde marmer als de ingang. Fabian liep om de ontbijtbar heen en begon de kasten te doorzoeken. ‘Hou je van toast?’ vroeg hij, met zijn hoofd boven het tafelblad uit. Ik knikte en hees me op een kruk. ‘Dan maken we toast,’ zei hij, terwijl hij een paar sneetjes bruinbrood in een broodrooster stopte. Ik sloeg hem gade terwijl hij uit een andere kast een bord pakte, gefascineerd door zijn vloeiende bewegingen. Hij onderschepte mijn blik. ‘Hé, ik weet ook wel dat ik bloedstollend knap ben, maar je hoeft niet zo te staren.’ Er verscheen een brede glimlach op zijn gezicht en hij knipoogde. Ik kreeg een kop als een biet en sloeg mijn ogen neer, waarna ik ze meteen weer opsloeg. ‘Ik staarde niet.’ Hij stak zijn handen in de lucht en grinnikte. ‘Vast niet. Maar fijn om je weer te horen praten. Op mij kom je niet over als een schuchter type.’ Daar heeft hij gelijk in, dacht ik. Meestal ben ik helemaal niet verlegen, maar ja, meestal word ik ook niet gevangengehouden door vampiers. Ik bleef naar hem kijken terwijl hij de deur van de koelkast opentrok en daar de boter uit haalde. Voordat hij hem weer dichtdeed, ving ik een glimp op van verscheidene grote flessen met een rode vloeistof erin die er niet uitzag als wijn. Ik huiverde. ‘Sorry dat ik niets beters te bieden heb dan toast, maar hier bewaren we alleen snacks,’ babbelde hij, terwijl hij boter op het brood smeerde, dat aan de randjes verbrand was. ‘De bedienden koken meestal beneden als we echt iets willen eten, anders dan bloed.’ Hij schoof het bord naar me toe, keek even naar mijn gezicht en zei toen: ‘Oké, je hebt vragen.’ Ik knikte, bijtend op mijn onderlip. ‘Mogen er dan vragen gesteld worden?’ 46
9789401600552.indd 46
07-03-13 12:39
Heel even streek er iets van twijfel over zijn gezicht, maar die was al snel weer verdwenen. ‘Natuurlijk,’ antwoordde hij. Ik bleef even zwijgen, terwijl ik in gedachten repeteerde wat ik wilde gaan zeggen. Hij zei niets, schonk een glas sap in en schoof ook dat naar me toe. ‘Dit is allemaal echt, hè?’ Hij plantte zijn ellebogen op de bar en liet zijn kin op zijn handen rusten, terwijl hij mij even geboeid opnam als ik hem had opgenomen. ‘Jazeker. Hoezo?’ ‘Ik wil niets van dit alles geloven, maar dat doe ik wel. Ik heb te veel gezien om er geen geloof aan te hechten.’ Ik trok aan een lok van mijn haar en tuurde naar de patronen op de marmeren vloer. ‘Hoeveel mensen hebben jullie om het leven gebracht?’ ‘Ik weet niet of ik jou dat wel moet vertellen,’ mompelde hij. ‘Hoeveel?’ vroeg ik nog eens. ‘Honderden, duizenden misschien... Ik ben de tel kwijtgeraakt,’ zei hij. Ik voelde mijn ogen groot worden en boog me van hem weg. Zo veel? Hij schudde zijn hoofd. ‘Kijk me niet zo aan. Zo’n gek aantal is dat niet, gezien het feit dat ik tweehonderd-en-een ben.’ Het kalme blauw van zijn ogen loste op en werd zwart. ‘En de anderen?’ wist ik fluisterend uit te brengen; mijn stem klonk hees terwijl ik mijn afgrijzen probeerde te bedwingen. ‘Kaspar duizenden en Cain een stuk of dertig, maar dat is alleen omdat hij nog niet volledig ontwikkeld is. Van de anderen weet ik het niet precies.’ Mijn vingers grepen de rand van de stalen eetbar vast en verwarmden het plekje dat ze aanraakten. ‘Kunnen jullie geen donorspul drinken?’ ‘Jawel, hoor.’ ‘Maar in plaats daarvan kiezen jullie ervoor mensen te doden.’ ‘Nee,’ snauwde hij, en ik schrok van de plotselinge verandering in zijn stem. ‘We kiezen ervoor bij mensen te drinken. We zijn er niet op uit ze te doden.’ ‘Aha, ik snap het,’ zei ik zachtjes. ‘Was dat het plan toen jullie al die mensen op Trafalgar Square om zeep hielpen? Want het zag er in mijn ogen niet naar uit dat jullie alleen maar een glaasje kwamen halen.’ Zijn wenkbrauwen gingen omlaag. ‘Dat was anders.’ ‘O ja?’ Hij gaf geen antwoord en ik at verder van mijn toast. Omdat ik me ervan bewust was dat hij me gadesloeg, boog ik mijn hoofd en verstopte me achter 47
9789401600552.indd 47
07-03-13 12:39
mijn haar, dat weer droog begon te worden en kleine krulletjes vormde. Ik verkilde bij de gedachte dat hij over mensen die hij had gedood kon praten alsof ze alleen maar getallen waren, en geen mensen die dierbaren hadden en hoop en dromen koesterden. Ik kreeg het er nog kouder van dat hij blijkbaar mijn goedkeuring wilde. Maar ze waren zijn prooi en het was waarschijnlijk makkelijker voor hem om zo te denken. ‘Ik weet dat je denkt dat we moordenaars zijn, Violet. En ik weet dat je er op dit moment alles aan zou willen doen om hier weg te komen, maar voor je eigen bestwil is het misschien beter als je je oordeel nog even opschort tot je ons beter hebt leren kennen.’ Ik bleef strak naar mijn bord kijken, want ik was bang dat hij zou zien dat ik ongelovig mijn wenkbrauwen optrok. Ik ga jullie helemaal niet beter keren kennen, dacht ik. Ik ben niet van plan hier zo lang te blijven. Het stemmetje in mijn hoofd grinnikte. Wees daar maar niet zo zeker van. Ik stelde me niet voor dat ik iemand hoorde grinniken, maar hoorde het echt en het geluid weerkaatste binnen in mijn schedel. Ik hoorde Fabian iets zeggen en kwam knipperend met mijn ogen weer bij zinnen. ‘Wat betekent “volledig ontwikkeld”?’ Hij liep om de eetbar heen en trok er naast me een kruk onder vandaan. Ik schoof mijn kruk naar achteren. ‘Over een ander onderwerp beginnen, hè?’ Zijn ogen waren nu weer blauw en hadden een waterige glans gekregen, zodat ze twinkelden in het licht dat door de smalle ramen hoog in de muren naar binnen viel. ‘Een “volledig ontwikkelde” vampier is een volwassen vampier.’ Toen hij mijn verwarde gezicht zag, moest hij glimlachen. ‘Een vampier die als vampier geboren is – ja, de meeste vampiers worden als vampier geboren en veranderen niet pas later,’ voegde hij eraan toe, zichzelf onderbrekend. ‘Een geboren vampier ontwikkelt zich op een normale manier, tot hij of zij achttien is. Elk jaar zien ze er weer een jaartje ouder uit. Maar ze zijn nog niet helemaal volgroeid, dus zijn ze iets zwakker en hebben nog niet zo veel dorst. Cain is zestien, dus het duurt nog twee jaar tot hij volledig ontwikkeld is. Gesnopen?’ Ik knipte een kruimeltje weg over het bord. ‘Zo’n beetje. Maar wat gebeurt er dan als een vampier achttien wordt?’ Ik wilde nog een kruimeltje wegknippen, maar het bord kantelde en viel van de eetbar af. Ik zette me al schrap omdat het rinkelend kapot zou vallen. Maar er volgde geen geluid, want Fabian stak zijn hand omlaag en griste het 48
9789401600552.indd 48
07-03-13 12:39
uit de lucht. Zonder te verblikken of te verblozen zette hij het weer op de bar en veegde de kruimels die er nog op zaten op de grond. ‘We worden sneller en sterker,’ zei hij met een lage stem, terwijl hij toekeek hoe ik naar hem keek, met mijn mond half open. Hij had zich zo snel bewogen, zo moeiteloos. ‘En we beginnen te verouderen, maar heel langzaam. Er kunnen eeuwen verstrijken zonder dat we er ook maar een jaar ouder uitzien.’ ‘Dus vampiers zijn niet onsterfelijk?’ vroeg ik, terwijl ik een heel klein beetje belangstelling begon te voelen. ‘Strikt genomen niet. Maar we verouderen zo langzaam dat we dat wel bijna zijn. De oudste vampier in het Koninkrijk is hondderdduizend jaar oud, en hij gaat nog steeds als een speer.’ ‘Wauw,’ fluisterde ik. Ik kon me niet eens voorstellen dat iemand zo oud zou kunnen zijn. Er kwamen een heleboel vragen in me op nu ik mijn aanvankelijke weerstand van me af zette. ‘Kunnen jullie ook naar buiten, de zon in?’ ‘Jawel, maar dan lopen we het risico flink te verbranden. Dus ik ga niet dood als je me naar buiten duwt, mocht je dat overwegen,’ zei hij terwijl hij gekke bekken trok en probeerde uit te beelden dat hij wegsmolt. ‘En als je dacht dat je me van je af kunt houden door me knoflookbrood te eten te geven: ik krijg er alleen maar een slechte adem van; en met een ketting met een kruis eraan zie ik er alleen maar uit als een geestelijke; en als je wijwater over me heen giet, word ik gewoon nat.’ Bij zijn spottende toon proestte ik in mijn drankje. ‘Hoe kun je een vampier dan wél ombrengen?’ ‘Je kunt een staak door zijn hart drijven en zijn nek breken, of zijn nek breken en erin bijten, of hem leegzuigen,’ legde hij met een schalkse blik in zijn ogen uit. ‘Wat er dan overblijft wordt vaak verbrand, maar dat hoeft niet per se.’ ‘Wat beestachtig. Kunnen jullie je in vleermuizen veranderen?’ Zijn lippen trilden, en ik zag aan hem dat hij zijn best deed om niet te lachen. ‘Nee.’ ‘Kunnen jullie over stromend water lopen?’ ‘Nee.’ ‘Hoezo niet?’ ‘Omdat dat van slechte manieren zou getuigen. En om antwoord te geven op je volgende vraag: de enige manier waarop een mens een vampier kan 49
9789401600552.indd 49
07-03-13 12:39
worden is door zijn bloed te laten wegzuigen door een vampier terwijl hij zelf het bloed van de vampier drinkt, en ja: onze ogen veranderen van kleur al naargelang onze stemming.’ Ik sloeg mijn armen voor mijn borst over elkaar en schoof een stukje bij hem weg. ‘Hoe wist je dat ik dat wilde gaan vragen?’ Grijnzend tikte hij met een vinger tegen zijn slaap en hij blies zijn wangen rond en bol. ‘Helderziendheid.’ Ik trok een wenkbrauw op. ‘Meen je dat serieus?’ ‘Ja, en we zijn ook telepathisch, maar niet met mensen,’ deelde hij op feitelijke toon mede. ‘En ik zal je een beroepsgeheimpje verklappen: zolang je hier bent, kun je alles wat privé is het best in gedachten in een doosje stoppen en je maar op één ding focussen wanneer iemand je geest probeert binnen te komen. Ik weet dat het idioot klinkt, maar het lachen vergaat je wel als het tot je doordringt dat er hier figuren rondlopen die geen enkel respect hebben voor je privacy.’ Dat ontnuchterde me. ‘Zoals Kaspar?’ ‘Wie weet.’ Hij haalde zijn schouders op en draaide zich rond op de kruk om achter zich te kijken. ‘Als je het over de duvel hebt...’ Naast de koelkast stond ineens Kaspar, en binnen een oogwenk had de donkerharige jongen met de bril plaatsgenomen op de kruk naast me en vouwde de krant die hij onder zijn arm had uit op de bar. Over de rand van zijn bril heen turend begon hij te lezen. Even later kwamen ook de andere vampiers binnen. De betrekkelijk ontspannen sfeer die tussen Fabian en mij was ontstaan was tegelijk met de warmte in het vertrek meteen verdwenen. ‘Môge. Ik zei toch dat mijn kleren je goed zouden passen?’ merkte Lyla monter in mijn richting op. ‘En ik hoor dat dit stelletje rouwdouwen zich nog niet eens behoorlijk heeft voorgesteld,’ kwetterde ze verder. ‘Dat is Charlie.’ Ze knikte naar de blonde jongen, die op zijn beurt ook een knikje gaf. ‘Dat is Felix.’ De jongen met het vlammend rode haar zwaaide. ‘En dat is Declan.’ De laatste jongen keek op van zijn krant. ‘Tot genoegen, neem ik aan,’ zei hij met een vet Iers accent – zo vet dat ik hem amper kon verstaan. ‘Die malle broers van me ken je al.’ Ze gaf een kneepje in Cains wang en met een opgelaten kreun schuifelde hij van haar weg. Haar lippen krulden zich licht en ze ging aan de andere kant naast hem zitten toen een van de rode flessen en diverse glazen werden doorgegeven. 50
9789401600552.indd 50
07-03-13 12:39
‘Kaspar,’ mompelde Declan met een duistere ondertoon in zijn stem, terwijl hij een pagina van zijn krant omsloeg. ‘Moet je dit eens zien.’ Kaspar kwam naar hem toe en zwijgend schoof Declan de krant zo zijn kant op dat hij hem kon lezen. Ik verschoof mijn kruk een stukje en wierp een blik over zijn schouder. Mijn ogen rolden bijna uit mijn hoofd. Het grootste deel van een dubbele pagina werd in beslag genomen door een luchtfoto van Trafalgar Square, dat was afgezet en grotendeels voor het publiek was afgeschermd door grote witte tenten. Het was een zwart-witfoto, maar op het plaveisel zag je donkere plekken waar zich plassen bloed hadden verzameld. Erboven stond in vette letters de kop: bloedbad in londen: massamoord op trafalgar square. Het drong tot me door dat ik was opgestaan en me had vastgegrepen aan de ontbijtbar om niet om te vallen. Gisterochtend werd Londen in alle vroegte opgeschrikt door een van de ergste massamoorden die in eeuwen hebben plaatsgevonden, nadat dertig slachtoffers, allen mannen, dood op Trafalgar Square waren aangetroffen. De Londense politie zette op 31 juli om ongeveer drie uur het gebied af. Toen ze ter plekke arriveerde, werd geconstateerd dat alle slachtoffers waren overleden. Alle dertig mannen, die nog niet geïdentificeerd zijn, werden aangetroffen met een gebroken nek en ernstige vleeswonden, eveneens aan het keelgebied. Negen van hen hadden ook geen bloed meer in hun lichaam, wat onder het publiek veel stof deed opwaaien. John Charles, hoofd van de Londense politie: ‘We zijn diep geschokt door dit afschuwelijke incident, en we hebben ons vast voorgenomen deze kwaadaardige en uiterst gevaarlijke moordenaars voor het gerecht te brengen. Er zijn momenteel forensische teams ter plaatse aan het werk, maar we verzoeken getuigen die zich in de nacht van 31 juli tussen middernacht en twee uur op het plein hebben opgehouden zich te melden.’ Mevrouw Ruby Jones, die het bloedbad ontdekte, was niet in staat commentaar te geven en wordt bij het Chelsea and Westminster Hospital behandeld voor shock. Tevens is er een paar schoenen met hoge hakken gevonden; deze worden als bewijsmateriaal behandeld, hoewel deskundigen van mening zijn dat ze mogelijk toebehoren aan een jonge vrouw die tijdens het 51
9789401600552.indd 51
07-03-13 12:39
incident ter plekke aanwezig kan zijn geweest. Gevreesd wordt dat zij door de moordenaar(s) is meegenomen, hoewel dat nog niet is bevestigd. Deze afschuwelijke moord wordt vergeleken met het beruchte incident omtrent de ‘Bloedzuigers van Kent’, waarbij tweeënhalf jaar geleden drie jonge vrouwen in de omgeving van Tunbridge Wells dood werden aangetroffen. Bij hen alle drie was de nek gebroken en het bloed was uit hun lichaam verdwenen. Eventuele getuigen wordt door de Londense politie dringend verzocht zich te melden ofwel bij een plaatselijk politiebureau, ofwel door het speciale telefoonnummer voor deze zaak te bellen: 05603 826111. Meer beeldmateriaal is te vinden op pagina 9. Zie pagina 23 voor commentaar. Door Phillip Bashford. Ik pakte het hoekje van de pagina al vast, omdat ik verder wilde bladeren naar de andere foto’s, maar Declan legde zijn hand zo stevig over de mijne dat het papier scheurde toen ik hem optilde. Ik liet los en hij vouwde de krant op, met de sportpagina naar boven. Ik proefde zout op mijn lippen en besefte dat ik huilde. Het was om niet goed van te worden. Maar mijn tranen golden vooral Ruby, omdat zij als eerste had moeten zien wat er was gebeurd. Ze was niet zo sterk als ik. Ik keek op en zag Kaspar naast me staan, met een glas bloed in zijn hand. Ik viel tegen hem uit: ‘Waarom hebben jullie het gedaan?’ Hij fronste en toen hij zijn ogen tot spleetjes kneep om me aan te kijken, verschenen er kleine plooitjes bij zijn ooghoeken. ‘Dat begrijp jij toch niet,’ mompelde hij, vrijwel zonder zijn lippen te bewegen. ‘O nee?’ daagde ik hem uit, en ik zette een stap naar hem toe. ‘Nee.’ Zijn lippen gingen wat verder vaneen en het leek alsof hij nog iets wilde zeggen, maar zich bedacht. Op het geluid van mijn zware, onregelmatige ademhaling na was het doodstil in de keuken. ‘Die mannen hadden familie!’ ‘Wij ook,’ mompelde hij. Ik schudde mijn hoofd. ‘Jullie zijn ziek!’ beet ik hem toe, terwijl ik mijn handen tegen het shirt drukte dat zijn borstkas omspande. Ik duwde tegen hem aan en wilde hem met alle emotie die ik in me had iets aandoen. Tot 52
9789401600552.indd 52
07-03-13 12:39
mijn grote verrassing zette hij een stap achteruit. Niet omdat hij wankelde; ik had hem niet van zijn plek geduwd. Hij liet zich gewoon zonder een woord te zeggen door mij naar achteren duwen. ‘Ziek!’ zei ik nog eens. Ik wrong me langs hem heen en stormde de keuken uit, terwijl de tranen zonder dat ik er iets tegen kon doen over mijn wangen biggelden. Almaar moest ik denken aan de mannen die in een plas van hun eigen bloed lagen, en bij die gedachte draaide mijn maag zich om. Ik vloog de trap op naar de badkamer, en toen was het mijn beurt om ziek te zijn.
53
9789401600552.indd 53
07-03-13 12:39