ben geweldig!
INLEIDINGSCURSUS IK BEGELEIDINGSBUNDEL20112012
INHOUDSOPGAVE
DEEL 1: WAT IS IK Inleiding: Welkom IK en SB Dagklappers De leefgroep Hoe geef je je cursus kleur? ( de Chiromethoden op cursus)
DEEL 2: DE BLOKKEN Groepsmomenten Soorten spelen DITMUSA VOWAS deel l VOWAS deel ll Een Chirozondag opbouwen Evalueren
DEEL 3: BIJLAGEN Naast deze uitgebreide bundel maakten we een aantal spiekbriefjes die je kunnen helpen tijdens de blokken. In de bijlage vind je ook al het materiaal dat je nog moet afdrukken voor de spelen uit de bundel.
DEEL 1: WAT IS IK? WELKOM! Je hebt de IK begeleidingsbundel in je handen. Met deze bundel willen we met de theorie niet alleen een antwoord bieden op de vraag: ”Wat moeten we geven?” We vulden de bundel ook met leuke voorbeelden waar je als gewestploeg inspiratie uit kunt halen of gewoon zo kunt gebruiken Deze map is een werkdocument waarmee jullie aan de slag kunnen. Neem de bundel bij de hand om je eigen IK met een kritisch oog te bekijken, aan te passen en te vernieuwen waar nodig. Met deze bundel proberen we een aanzet te geven tot een sterke cursus in elk gewest. We willen alle eerstejaars leiding, van Oostende tot Maasmechelen, dezelfde basisvorming geven. Het is niet deze bundel die er voor zorgt dat het een goede en plezante vorming wordt, maar het vele werk met jullie ploeg. Hopelijk is deze map een hulp. Alvast bedankt en véél succes. Je mag natuurlijk al je reacties op deze map of klanken van jullie cursus doorgeven aan de commissie Vorming via vorming@chiro.be of op het nationaal Chirosecretariaat: 03-231 07 95.
DE BASISVORMING: IK EN SB Onze Inleidingscursus (IK) blijft vooral de nadruk leggen op de Chironamiddag: spelen onder de loep nemen, een spel begeleiden en een programma ineen knutselen. Op Scholingsbivak (SB) hebben we het een dag over afdelingen, zetten we een goeie begeleidingshouding in de kijker, vertellen we meer over een plaatselijk netwerk en de grote Chiro, nemen we de werking van onze leiding onder de loep en stellen we ons de vraag: “Wat maakt onze Chirogroep tot Chiro?” IK, SB én de stage in de plaatselijke groep zijn één geheel! Beide cursussen zijn er voor iedereen die in leiding staat. We willen ze héél toegankelijk maken, op maat van iedereen. Ouder, jonger – nieuwer, minder nieuw – speelser, slomer – slim, slimmer – filosofisch, praktisch – gemotiveerd of alleen mee voor het attest – Chirofanaat en toevallig verzeilde. Iedereen die in leiding staat, mag dus mee. Voor aspi’s is er preleidingsvorming op Aspitrant of je kunt het spel ‘De Naakte Waarheid’ met hen spelen. Zij mogen dus niet mee op IK.
PRAKTISCH Een geslaagde Chirocursus is meer dan doelstellingen en werkvormen. Leefgroepduo’s, begeleidingshouding, inkledingen, tafelmomentjes, afspraken en leefregels, ploegsfeer, promotie, lavertjes, geluk en ongeluk en nog veel meer. Ook die wirwar van gebeurtenissen is van belang op een Chirocursus. In de Cursusbijbel vind je hier achtergrond over. Je gewest- of verbondsleiding ontving die bundel in september. Je kunt altijd een nieuw exemplaar aanvragen via vorming@chiro.be of op het nationaal Chirosecretariaat: 03-231 07 95.
2
DAGKLAPPER We geven je hier een voorbeeld van hoe je alle cursusblokken in een weekend kunt inpassen. 1,5 uur Soorten spelen 3 uur Een Chironamiddag opbouwen 3 uur DITMUSA 1 uur Evalueren 3 uur VOWAS 4,5 uur Groepsmomenten Vrijdag 09 uur 11 uur 12 uur 13.30 uur 15 uur 16 uur 16.30 uur 18 uur 19.30 uur 20.30 uur 21 uur 21.30 uur 22 uur 22.30 uur
Groepsmoment (onthaal) Soorten spelen (+ kennismaking) Groepsmoment (bv. zangstonde) Laver
Zaterdag DITMUSA Eten VOWAS deel l Groepsmoment (bv. massaspel/keuzemoment) Vieruurtje Chironamiddag opbouwen (voorbereiding) Eten Vowas deel ll (Beursspel)
Zondag Chironamiddag opbouwen Evalueren Opruimen + slot
Groepsmoment (bv. avondspel)
Laver
Tip:
Maak het niet te druk. Zorg regelmatig voor een pauze: op die momenten kunnen de deelnemers met elkaar praten en krijgen ze even de tijd om elkaar te leren kennen en ideeën uit te wisselen.
Stop op tijd. Probeer zondag rond de middag te stoppen zodat de leiding die namiddag hun nieuwe spelletjes nog kan uittesten met hun leden. Vele groepen gaan op IK met alle nieuwe leiding, zorg er voor dat ze ook gewoon nog leiding kunnen geven die namiddag.
HOE GEEF JE JE CURSUS KLEUR? Waarom? IK en SB zijn sterk belevende cursussen. Ze stralen onze Chiromethoden uit. Het samenleven met anderen staat er centraal in de leefgroep (gemeenschapsgericht). We kiezen bewust voor actieve methodieken die toegankelijk zijn voor iedereen (participatief). Er wordt veel geleerd op een belevende manier, door de inkleding, tafel- en slotmomentjes, enz. (intuïtief). Het is zinvol dat een leid(st)er weet hoe wij in de Chiro iets doen en nog niet noodzakelijk waarom wij iets doen. Een leid(st)er moet bijvoorbeeld weten dat we in de Chiro tafelmomentjes doen en moet er in de basisvorming ideeën voor meekrijgen. De vraag “Waarom doen we tafelmomentjes?” is voortgezette vorming. Het benoemen en uitleggen van onze Chiromethoden komt daar aan bod. Chirotaal is niet voor iedereen begrijpelijk. Laver, tafelmoment, dagklapper, leefgroep, enz. – verduidelijk op tijd en stond.
3
Voorbeelden Gewest Laanoitan kiest elk jaar een thema waar ze heel het weekend mee aan de slag gaan. Dit jaar kiezen ze het thema ‘ondersteboven en binnenstebuiten’, waarbij alles omgekeerd is. Ze zorgen voor voldoende Chiromomentjes tijdens hun IK. Thema
Verkleedkleren meenemen of verkleed naar een IK komen, is niet voor iedereen of voor elke cultuur evident. Zorg zelf voor wat attributen voor de deelnemers. Pas op met typetjes: misschien zit er wel zo’n typetje in de leidingsploeg van een van je deelnemers of is het de mama of papa van iemand uit de Chiro. We denken aan Mo met joggingbroek en witte sokken, ma Flodder, Kelly de marina enz. Kies een origineel thema. Bv.: Diep in de zee, Power Rangers, bebouwde kom, feest mee, enz. Kies je voor je weekend een thema, hou dat dan ook het hele weekend vol: van de uitnodiging voor de deelnemers tot de laver en de evaluatie. Met je thema kun je het jaarthema promoten en leiding er kennis mee laten maken. Je geeft hen een aantal praktische ideeën mee om er zelf mee aan de slag te gaan. Inkleding: Laanoitan knutselde en verzamelde heel wat materiaal waarmee ze de grote zaal willen inkleden. Tapijt aan het plafond, lusters op de grond, enz. Onthaal: Ze starten de cursus met afscheid nemen en evalueren, daarna start een chaosspel waarin de leefregels toegelicht worden, mensen krijgen voortdurend tegenovergestelde opdrachten. De deelnemers krijgen een warm welkomstgevoel, ze worden direct meegenomen in de sfeer en je vangt onaangename momenten op voor mensen die nog niemand kennen. Wekmoment: ‘s Ochtends wordt iedereen gewekt met slaapliedjes, of net een stevige fuif met chips en cola. Zo word je meteen weer ondergedompeld in de sfeer. Dat kan goed zijn om slaapkoppen toch wakker te krijgen. En het is gewoon tof om eens op een andere manier gewekt te worden.
Tafelmomentjes: Ook aan tafel doen ze alles omgekeerd: starten met het nagerecht, liedjes achterstevoren zingen, onder de tafel zitten om te eten, mes en vork in de verkeerde hand houden. Tafelmomentjes creëren sfeer en groepsgevoel, wat samengaat met samen eten.
Kan iedereen op je cursus mee-eten zonder problemen te krijgen met zijn of haar principes of geloof? Voorzie aangepaste voeding wanneer nodig. Slotmomentjes: Elke avond sluiten ze af met een slotmomentje voor of na de laver. Een momentje om even stil te staan. Een filmpje van een zonsopgang met een mooie tekst of een liedje erbij, een snoezel- opstaangedicht, enz. Na een intensieve dag kan een slotmoment rust brengen. Je kijkt uit naar wat er nog te gebeuren staat, je mijmert over wat voorbij is, je kunt nog iets kwijt aan je groep, enz. Laver: Ook tijdens de lavers voorzien ze animatie, ontbijtgranen als hapjes, omgekeerde versnelde of vertraagde muziek, geluiden van fluitende vogeltjes, een dauwtrip, ochtendgymnastiek, een fuif in pyjama, enz. Nadat de cursusblokken gedaan zijn, kunnen de deelnemers nog iets drinken, een praatje slaan of een feestje bouwen. Laat ze even op adem komen, geef ze de tijd om elkaar wat beter te leren kennen en nog wat verder te praten over hoe het er in hun groep aan toe gaat. Randanimatie: Ze zorgen altijd dat er animatie voorzien wordt voor wie daaraan wil deelnemen: pongping, een koffer met spelmateriaal, enz. Soms heb je ‘dode momenten’ tijdens de cursus: terwijl een deel aan het afwassen is, vlak voor het eten ‘s ochtends of tijdens het vieruurtje.
4
DE LEEFGROEP Tijdens de IK deel je de deelnemers op in verschillende leefgroepen (+/-12 pers. per leefgroep). Je zorgt best dat je in de leefgroepen een mix hebt van mensen uit verschillende groepen, meisjes en jongens, leiding van verschillende afdelingen, enz. Zo kun je veel uitwisselen over de werking van de verschillende groepen. Voor de begeleiding zijn er een aantal dingen waar je rekening mee moet houden. Een positieve sfeer opbouwen Om feedback te kunnen geven over de manier van spelaanbreng en spelbegeleiding is het nodig dat er een open en positieve sfeer is in een leefgroep. Als begeleiding moet je voldoende veiligheid creëren, zodat iedereen zich goed voelt in de groep. Goeie kennismakings- en onthaalspelen zijn al een goeie aanzet. Kunnen luisteren naar elkaar en iedereen laten uitspreken, is een vereiste. Feedback geven We geven feedback op het spel en de manier van begeleiden, niet op de persoon die het aanbrengt. Er is bijvoorbeeld een verschil tussen de volgende twee uitspraken: “Jij kunt geen spel uitleggen” en “Jouw speluitleg was verwarrend”. In de eerste uitspraak wordt er iets gezegd over de persoon, in de tweede over het voorbije spel. Let erop dat je het over het spel blijft hebben. Laat de deelnemers eerst zichzelf evalueren, laat hun collega’s eventueel aanvullen, en vul dan als begeleiding aan. De deelnemers kunnen van elkaar veel leren. Zo kom jij ook niet als enige aan het woord. Op die manier maak je de deelnemers vaardig in het uiten van hun mening en het aanvaarden van kritiek. Feedback geven en krijgen is leren, om sterker te worden. De deelnemers komen uiteindelijk op cursus om iets bij te leren. Zo worden ze ook sterker in wat ze doen. Niet alle groepen zijn hetzelfde! Sommige groepen zijn groot, andere klein. Sommige hebben te veel leden, andere te weinig. Sommige groepen worden ondersteund door een netwerk van oud-leiding, andere kennen weinig mensen in de buurt. Sommige groepen werken met een uniform, in andere laten ze hun leden vrijer in hun keuze van Chirokleren. Het valt op dat groepen in een stadscontext vaker wat verschillen van het ‘mainstream’ Chiromodel. Probeer als begeleiding de ideeën en tradities van jouw eigen Chirogroep achterwege te laten en vel geen oordeel over de manier waarop ze in andere groepen werken.
5
Deel 2: De blokken
6
GROEPSMOMENTEN: 4 UUR 30 MIN Doelstellingen De groepsmomenten reiken de deelnemers ideeën aan waarmee ze in hun eigen werking aan de slag kunnen. De IK-begeleidingsploeg plant de groepsmomenten en werkt ze uit. Ze zijn creatief en volgens de Chiromethoden: intuïtief, participatief en gemeenschapsgericht.
De theorie Groepsmomenten kunnen heel veel verschillenden activiteiten zijn: van het korte spelletje voor het eten tot een uitgewerkt avondspel waarbij de leegroepen het tegen elkaar opnemen. Je verspreidt de groepsmomenten best over de hele cursus. Als begeleidingsploeg mag je zelf kiezen hoe je die 4 uur en 30 minuten invult. Zo zijn er gewesten die kiezen voor workshops of keuzeactiviteiten, gewesten die een bezinning in elkaar steken en gewesten die afdelingsspelen uitwerken.
Zorg er wel voor dat je geen theorie of werkvormen aanbiedt die op SB aan bod komen, zoals afdelingswerking en de groeilijn, EHBO, de leidingskring, Chirostructuur, enz. Neem contact op met het verbond zodat je duidelijke afspraken kunt maken. Sommige diensten en commissies bieden workshops aan voor op IK. Je vindt het overzicht in de Kadergrasduiner en de methodiekendatabank. De deelnemers ondervinden dankzij die groepsmomenten zelf hoe een goede activiteit opgebouwd wordt. Als begeleidingsploeg hou je dus ook rekening met de theorie van VOWAS en DITMUSA wanneer je bijvoorbeeld een avondspel of massaspel bedenkt en begeleidt. Wil je meer weten over de opbouw van een vormingsmoment of over de Chiromethoden? Dan moet je zelf zeker meegaan op KIC, de instructeursvorming van Chirojeugd Vlaanderen.
De indeling Je kunt als gewest zelf beslissen welke groepsmomenten je wilt organiseren en wanneer je ze het beste inpast in de dagklapper. Voorzie net als bij de opbouw van een Chironamiddag een onthaal en opening, activiteiten, tussendoortjes, slot en evaluatie. Bijvoorbeeld: Onthaal (1 uur) Slotmomenten, tafelmomenten, wekmomenten (4 x 15 min) Avondspel (2 uur) Workshops / keuzeactiviteit (60 min) Zangstonde / bezinning / massaspel (30 min) Voorbeelden van uitgewerkte groepsmomenten kun je vinden in de methodiekendatabank. Schrijf je eigen voorbeelden uit volgens het sjabloon, dat je vindt in de bijlage, en voeg ze zelf ook toe aan de deelnemersbundel en de databank.
Zangstonde : Zeg niet: “De Notenkraker zit in het borstzakje van ons Chirohemd”. Zowel het hemd als De Notenkraker zijn geen vanzelfsprekendheid. Zorg voor teksten en melodieën van Chiroliedjes, niet iedereen kent ze uit zijn hoofd. Is er alleen sfeer wanneer iedereen heel het repertoire aan Chiroliedjes kan meezingen of knalt het pas echt wanneer er ook andere toffe chansons en R&B-nummers in je zangstonde opgenomen worden?
7
Spelen maken: “Verdeel je groep in vijf ploegjes.” – “... Oepsie, we zijn maar met vijf rakwi’s op zondag”. Komen spelen voor kleine groepen aan bod op je IK? “Ikke alleen voor 12 speelclubbers? Shit, daar gaat mijn ‘wie-wordt-speelclubkoning-spel?’ met zeven posten en drie pakkers”. Sommige groepen hebben per afdeling maar één leid(st)er. Vang je dat voldoende op door bijvoorbeeld leden die bepaalde rollen in het spel opnemen, een cassette met de speluitleg, enz.? “Dit spel spelen we op een groot grasveld”, “Voor dit spel trekken we even naar het bos”. Dat soort uitspraken doet bij leiding uit de stad misschien even de wenkbrauwen fronsen. Komt creatief omgaan met lokalen en terreinen aan bod? Niet iedereen heeft namelijk alle verschillende terreintypes binnen handbereik. “Leden hebben gepaste kleren en het nodige materiaal mee”. Verwacht niet te veel van je leden op het vlak van verkleedkleren of extra materiaal. Voor sommige gezinnen uit een meer kwetsbaar milieu schrikt het soms af. We willen ervoor ijveren om diversiteit binnen de Chiro voldoende aan bod te laten komen op een IK. Let op met opdrachten en voorbeelden, ga er niet eenzijdig van uit dat al je deelnemers uit een typisch Vlaams middenklassegezin komen. Op die manier vermijd je opdrachten als: ‘Noem vijf verschillen tussen een Turks gezin en je eigen gezin.’
8
SOORTEN SPELEN: 1 UUR 30 MIN Doelstellingen
Deelnemers ontdekken de rijke verscheidenheid in spelen. Aan de hand van verschillende soorten spelen kun je de deelnemers ook laten kennismaken met elkaar. Dan moet je wel meer naamspelletjes of kennismakingsspelletjes kiezen.
De theorie Kinderen en jongeren die naar de Chiro komen, spelen graag. Wat ze graag spelen, verschilt van persoon tot persoon. De ene loopt graag heel de dag kaartjes te smokkelen, de andere knutselt liever een nieuw galakleed. Als de ene vrolijk in modder springt, speelt nog een ander liefst de regisseur van ‘Radio Chiro’. Kortom, er zijn voorkeuren in alle maten en geuren, net zoals er verschillende soorten spelen zijn! Tijdens ieder spel worden verschillende talenten aangesproken: goeie lopers, krachtpatsers, snelle denkers, handige harry’s, strategen, enz. Ieder talent past bij een van deze ‘soorten spelen’. Zo heeft een actieve sportmens waarschijnlijk een voorkeur voor hevige, actieve spelen terwijl een eerder ingetogen kind meer geniet van rustige spelen in het lokaal. Tijdens verschillende spelen wordt ook de groep anders ervaren door de deelnemers. Welk effect brengt een spel teweeg als het gespeeld wordt in één grote groep, in kleine groepjes, tegen elkaar of met elkaar? Een laddercompetitie is iets anders dan een één-tegen-allen en samen expressie doen, is iets anders dan een talentenjacht. We willen in de Chiro kinderen en jongeren prikkelen met onze activiteiten. . Sommige kinderen zijn graag vuil, sommigen fantaseren graag, sommigen zijn graag moe, een tito is geen aspi, sommigen zijn het liefste alleen bezig, er zijn vlinderaars, verkenners, presteerders, samenwerkers, creatievelingen, bewegers, construeerders en onderzoekers. Daarom houden we met alle voorkeuren rekening. We voorzien een gevarieerd aanbod waarmee we onze leden prikkelen en enthousiast maken voor het onbekende spel, zelfs al zijn ze tevreden met één spel. Op het lijstje hieronder sommen we een aantal tegenstellingen op. We plaatsten ze recht tegenover elkaar maar het spreekt voor zich dat een spel vaak eigenschappen heeft die ergens tussen de uitersten liggen. Het is natuurlijk niet de bedoeling om bij ieder spel of programma deze (onvolledige en overlappende) lijst te overlopen. Het is wel nuttig om ergens in je achterhoofd rekening te houden met al deze parameters. fysiek niet belastend laat maar los proper realiteit rustig (in groepjes), in grote groep verkennend, open uitdagend, voor de kick vaste opdrachten uitvoerend spel om het spel doelgericht met elkaar
fysiek zwaar veel hersenwerk vuil fantasie hevig individueel sterk afgelijnd vertrouwd creativiteit aansprekend inhoudelijke input belevend tegen elkaar
9
Stop je programma vol variatie, doe telkens iets anders, wees creatief, informatief, speel met veel beweging of speel rustig, speel met veel regels of speel net zonder, fantaseer, construeer, onderzoek, enz. Doe alles waar we hier niet op konden komen, doe alles wat nog niet uitgevonden was én doe alles wat we al lang vergeten waren!
De methodiek ZELF SPELEN (1 UUR) In dit eerste deel van de ‘soorten spelen’ wordt er niets anders gedaan dan gespeeld. We hebben hieronder een aantal uiteenlopende, vernieuwende spelletjes uitgeschreven. Tijdens dit blok kun je ook verschillende soorten naamspelletjes en kennismakingsspelletjes spelen. Zo doet gewest laanoitaN het : Draai (tegen de klok in) aan het ‘Rad der Omgekeerden’. Dat zal bepalen welk spel je speelt. Hier staan er alvast een aantal voor je opgesomd. Chinees voetbal met bierbakken Alle spelers staan in een kring, met de benen gespreid. Je probeert een bal door de benen van de andere spelers te rollen. Iedereen mag de bal wegslaan vanop zijn/haar plaats in de kring. Wanneer de bal door je benen passeert, moet je met elke voet op een bierbak gaan staan. Gaat hij er nog eens door, dan komt er nog een bak bovenop.
Kenmerken: actief buitenspel, individueel Materiaal: bal, bierbakken
Schoenengevecht Verdeel je groep in twee ploegen. Elk ploegje duidt één schoen aan van iemand uit het eigen groepje, bijvoorbeeld de linkerschoen van Mieke. Dat is de 'beschermschoen'. De ploeg probeert de 'beschermschoen' van de andere ploeg uit te doen, en die van de eigen ploeg te beschermen. De ploeg die als eerste de schoen van de andere ploeg verovert, heeft gewonnen.
Kenmerken: hevig, doelgericht, tegen elkaar, fysiek zwaar, binnen. Materiaal: voorzie een duidelijk afgebakend terrein
Dit spel speel je best met oudere groepen, om 'traantjes' te vermijden. Je kunt dit spel uiteraard ook buiten spelen, maar dat is niet noodzakelijk. Let natuurlijk op, binnen is de ondergrond meestal iets harder. Ezeltje Je loopt door het lokaal en duidt mensen aan om mee te lopen. Iedereen die je een knipoog geeft, moet een dier nadoen dat jij kiest. Wanneer je “ezel” roept, moet iedereen zo snel mogelijk gaan zitten. Kenmerken: concentratie, met elkaar, rustig
Gaskamer De leefgroep is in twee ploegen verdeeld. De ene ploeg ligt in een donker leefgroeplokaal. De spelers van de andere ploeg moeten om de beurt naar binnen gaan. Wanneer ze binnen zijn, hebben ze 1 minuut de tijd om iemand van de andere ploeg buiten te krijgen en te redden. Wie na die minuut niet buiten is, moet in het lokaal blijven en daar gaan liggen. Je moet zelf de tijd inschatten.
Kenmerken: rustig, individueel, proper Materiaal: een stopwatch om 1 minuut te timen
Zwevende beker De deelnemers houden een dienblad of plank omhoog door touwtjes op te spannen die aan de plank vastgemaakt zijn. In het midden staat een beker water die niet mag omvallen. Nu moet iedereen door een fietsband kruipen, zonder de koord los te laten. De koord mag maar met één hand vastgehouden worden en je mag niet van hand wisselen. Kenmerken: met elkaar, in groep, rustig, hersenwerk Materiaal : bekertje water, fietsband, ronde plank met touwtjes eraan vastgemaakt voor elke deelnemer Naamspelletje: Plakkerspel Alle spelers hebben met plakkertjes met letters hun naam op hun rug gekleefd. Je moet nu zo snel mogelijk proberen om jouw naam op de voorkant van je T-shirt te kleven. Dat doe je door de nodige letters van iemand anders’ rug te nemen en op je eigen borst te plakken. Eens je een letter op je borst gekleefd hebt, kan niemand hem nog afnemen. Kenmerken: individueel, proper, hevig Materiaal: etiketten, balpennen
10
Bouffe-spel De groep wordt in twee ploegen verdeeld. Elke ploeg heeft een kamp, aan weerskanten van het terrein. Elk kamp heeft een berg eten. Je moet om het eerste het andere kamp leegeten. Je mag maar een halve minuut per keer binnen blijven, daarna moet je terug naar je eigen kamp om een nieuw leven te krijgen. Je moet je leven afgeven op het moment dat je het kamp van de anderen binnengaat.
Kenmerken: actief, buiten, doelgericht, tegen elkaar Materiaal: kaartjes voor de levens, een hoop eten, twee begeleid(st)ers met een timer, afbakenlint voor de kampen
Let op ! Spelen waarin eten verkwist wordt vinden we niet oké ! Dat hoort niet in de chiro. Allitererende dieren Eén iemand van je leefgroep begint met een alliteratiedier uit te beelden, de bedoeling is dat het zo snel mogelijk geraden wordt. Diegene die het juist heeft, mag het volgende uitbeelden. Voorbeelden van uit te beelden dieren: Bronstige buffel, Gespierde giraf, Copulerende cavia Gestresseerde geit, Mottige marmot Laat je leefgroep ook maar dieren bedenken. Sommige dingen zijn heel moeilijk uit te beelden, maar worden dan wel gevonden door te gokken op de alliteratie.
Kenmerken: fysiek niet belastend, hersenwerk, fantasie, individueel, tegen elkaar maar toch samenwerken.
Doorgeefcirkel Eén speler toont een beweging aan zijn of haar linkerbuur. Die toont ze ook aan zijn of haar linkerbuur, en zo geef je de beweging door. Laat de bewegingen elkaar sneller en sneller opvolgen.
Kenmerken: spel om het spel, zonder doel
Scheldwoordenketting Je noemt telkens een scheldwoord dat begint met de laatste letter van het vorige woord: bv. trut – tamzak – kieken – neuter. Je kunt het onderwerp van je ketting ook aanpassen aan het thema. Of gebruik het als kennismakingsspelletje: “op mijn kamer vind je ...”
Kenmerken: rustig, creatief, hersenwerk, individueel
Naamspelletje: De vreselijke wurger Iedereen staat in een kring, de wurger staat in het midden. De wurger stapt op iemand af met de handen voor zich in wurghouding. Degene op wie hij of zij afstapt, zoekt oogcontact met iemand anders uit de kring. Die andere kan een wurging voorkomen door de naam van het slachtoffer te roepen. Dan moet de wurger naar iemand anders gaan. Wie ‘gewurgd’ wordt, mag zelf in het midden gaan staan.
Kenmerken: rustig, met elkaar, fantasie
Kennismakingsspel: Ik ook! Eén speler staat in het midden, de anderen zitten op een stoel in een cirkel. Degene in het midden vertelt iets over zichzelf, bv.: ik studeer in leuven. Iedereen die in Leuven studeert, moet nu van plaats wisselen. Er zal altijd iemand over blijven die geen stoel heeft. Die moet iets nieuws vertellen over zichzelf.
Kenmerken: in grote groep, open, realiteit Materiaal: een stoel per deelnemer
11
materiaal
Rad met namen van de spelletjes op Chinees voetbal: bierbakken, bal Schoenengevecht: schoenen (of kousen) Verstopt in het lokaal: een voorwerp Gaskamer: timer Zwevende beker: beker, touw, dienblad Eten voor het boevenspel: ajuin, spuitwater, letterkoekjes, chocolade, augurken, enz. Memoryspel
Nabespreking (30 min) We spelen Memory. Op de kaartjes staan de kenmerken van spelen. Als je een paar kunt vormen met twee dezelfde kenmerken, moet je vertellen bij welk spelletje dat hoort. Enkele vragen die je kunnen helpen bij de nabespreking: - Hoe kun je variatie brengen in je activiteiten? - Denk eens na over je afgelopen Chironamiddagen: welke eigenschappen waren aanwezig? - Welke eigenschappen hebben je leden nodig? Waar vragen ze naar? - Komen je eigen (persoonlijke) favoriete eigenschappen vaak naar boven wanneer je het programma uitwerkt? - Hou je rekening met de verschillende eigenschappen bij de uitwerking van het programma?
12
VERSCHILLENDE SPELELEMENTEN (DITMUSA): 3 UUR Doelstellingen
Deelnemers maken kennis met de verschillende elementen van spel: doel, inkleding, terrein, materiaal, uitleg, spelregels en aangepast. Deelnemers leren de verschillende elementen van een spel gebruiken. Deelnemers leren variëren met de verschillende elementen van een spel.
De methodiek DITMUSA is het woord dat je krijgt als je de beginletters van een aantal spelelementen samenvoegt. De elementen van een spel zijn Doel, Inkleding, Terrein, Materiaal, Uitleg, Spelregels en Aangepast. Als ze alle zeven aanwezig zijn, zorgen ze dat je spel (technisch) goed in elkaar zit. Of je activiteit dan ook schitterend zal verlopen, is nog een andere zaak, maar het is alvast een noodzakelijk begin. STAP 1 – De theorie en het spel
We laten de deelnemers al spelend kennismaken met de verschillende spelelementen. Elke keer zetten we één spelelement in de verf. Het eerste spel bevat telkens een fout in functie van het spelelement, bv. zonder doel. Dan raden de deelnemers de letter van het spelelement. Hier: D van Doel. Wanneer de deelnemers die geraden hebben, speel je het spel nog eens op een goede manier. STAP 2 – Nabespreking
Na elk spel bespreek je kort het spelelement. We geven je bij elk spelelement enkele vragen mee. Je kunt ze in je achterhoofd houden om zelf feedback te geven of je kunt ze in de groep gooien. Zorg ervoor dat je alle deelnemers betrekt bij de nabespreking. Je heb +/- 20 min per spelelement.
D
OEL
THEORIE Over opdrachtdoelstellingen en achtergronddoelen Opdrachtdoelen zijn doelstellingen die je meegeeft aan je leden (deelnemers). Ze staan zeer sterk in verband met het spel.Achtergronddoelen zitten in het hoofd van de (bege)leiding. Het zijn doelen die de (bege)leiding wil bereiken met het spel of de grote activiteit. Enkele voorbeelden: Opdrachtdoelstelling Breng met de hele groep het flesje zo snel mogelijk naar het eiland, zonder de grond te raken.
Achtergronddoelstelling Ik wil mijn ploeg leren samenwerken, ik wil de leidersfiguur detecteren, ik wil mijn ploeg stimuleren in creatief denken.
Som tien idolen op.
Ik wil de leefwereld van mijn rakwi’s leren kennen.
Breng goud over van de Goldrushbank naar de Jet & Bill-bank zonder door rovers gesnapt te worden.
Ik wil mijn tito’s eens goed afmatten en laten razen tijdens de examenperiode.
Verzin vijf zaken die anders zijn in een Turks gezin dan in je eigen gezin.
Ik wil een gesprek aangaan over een multiculturele samenleving.
13
Buiten bereik en binnen beleving Een goede speldoelstelling is er één die net buiten het bereik van de spelers ligt. De deelnemers mogen niet het gevoel hebben dat ze de doelstelling eens rap zullen waarmaken. Ze moeten een uitdaging zien om eraan te beginnen. ‘Binnen beleving’ wil dan weer zeggen dat de spelers het geloof moeten behouden dat ze de doelstelling kunnen bereiken. De spelers moeten aanvoelen dat het haalbaar is. Een voorbeeld Speelclubbers vechten graag met hun leiders. Dat doen ze niet individueel want dat valt absoluut buiten beleving. Een speelclubber weet dat hij in z’n eentje veel te zwak is. Samen vliegen ze echter graag rond de nek van de leiders. Want ook al is het doel buiten bereik, de speelclubbers geloven dat ze samen ooit kunnen winnen: binnen beleving, dus. HET SPEL Je beveelt de groep om allerlei kleine gekke opdrachten te doen. Voorbeelden: we lopen nu allemaal over het terrein, we draaien allemaal rond onze vinger, we steken allemaal onze vinger in onze neus, we doen alsof we scheetjes latnen, we klimmen nu allemaal in de boom. Na enkele opdrachtjes vraag je aan de deelnemers: “Waarom doen we dit?” Na deze kleine gekke opdrachten speel je een spel met een duidelijk doel. Voorbeelden: 1. Loop over het terrein naar de kegel. Wie als eerste aan de kegel is, is de winnaar. 2. We draaien allemaal tien keer rond onze vinger. Daarna lopen we naar de overkant van het terrein. Wie als eerste aan de overkant is, is de winnaar. NABESPREKING Wat is het doel van het spel? Is het spel realistisch, realiseerbaar? Weet de spelleid(st)er voldoende hoe het spel gaat? Weten de spelers voldoende hoe het spel gaat? Wordt het spel eventueel opgedeeld in meerdere doelen? Welk ander doel zou je aan het spel kunnen geven om het nog leuker te maken?
I
NKLEDING
THEORIE Bij inkleding denken we onmiddellijk aan allerhande grappige attributen, sprekende kostuums, veel make-up, enz. Sommigen mobiliseren de hele vriendenkring en familie om aan het nodige materiaal te raken. En of je nu ribbel- of aspileiding bent: het geeft iets extra’s aan je activiteit. Je verkleden is echter nog geen garantie voor een geslaagde activiteit! Ben jij werkelijk kabouter Snor die de speelclubbers wil leren paddenstoelen inrichten of ben je leider Piet of leidster Imke met een kabouterpakje aan? Als je kostuums en attributen bij hebt, moet je ze ook gebruiken! Je kunt, behalve jezelf verkleden, ook het spel inkleden. Zo zijn de knikkers die verzameld worden in het bos niet langer knikkers maar de deurknopjes van de kabouterhuisjes. Ook dat is inkleding. Wie oog heeft voor inkleding van de activiteit en daarbij aandacht schenkt aan de nodige verkleedattributen, vergroot de kans op betrokkenheid van de leden. En natuurlijk zijn we niet iedere week kabouter Snor die opnieuw parels verzamelt. Inkleding is... je verkleden je inleven in je rol het spel inkleden
14
Inkleding is meer dan verkleden alleen. Hou je rolletje tijdens het spel vast. Gebruik je inkleding ook in je inleiding én na het spel. Voorbeeld: als je een schat gaat zoeken, hou dat dan vast tot je de schat gevonden hebt. Maak zeker gebruik van momentjes om je thema mee vorm te geven. Gebruik de vieruurtjes en maaltijden zeker om het meer te laten leven. HET SPEL Je bent verkleed in kabouter en komt de spelers iets vertellen over ‘je leven’. Kabouters zijn ongeveer 15 cm groot. Ze hebben één zintuig meer dan de mens: ze kunnen communiceren op grote afstand. Kaboutervrouwen kunnen maar één keer in hun leven zwanger worden, maar dan wel van een tweeling. Ze zijn de redders van dieren die vastzitten in een prikkeldraad. Ze hebben bijna nooit koud, dragen altijd dezelfde kleren. Als de mannen toch koud hebben, steken ze hun zakdoek onder hun baard. Kabouters spelen ook spelletjes, zoals ringsteken. Dat gaan we eens doen. Hang twee ringen aan een draad tussen de bomen. Verdeel je groep in twee ploegjes kabouters met puntmutsen en hou een estafette. De twee ploegjes staan op een rij achter elkaar. Na een fluitsignaal lopen de eersten van beide groepen naar voren en proberen ze met de punt van hun muts door de ring te steken. Als het gelukt is, lopen ze terug naar hun rij en vertrekt de volgende. Alle spelers moeten één keer lopen. De rij die als eerste uit is, heeft gewonnen. Je kunt dit eerst spelen terwijl je droog het verhaaltje vertelt. Je verkleden en je inleven is niet nodig. Leg daarna het spel nog eens uit, maar verkleed je nu in een kabouter, laat je in een toneeltje met je medebegeleiding volledig gaan, en hou je rolletje ook tijdens het spel vast. NABESPREKING Is de inkleding plezant en fantasievol? Maak je hierbij gebruik van materiaal, omgeving, verkleedkleren? Zit de speluitleg in de inkleding? Blijft de inkleding gedurende het hele spel? Maakt de inkleding het spel boeiender? Wordt het thema duidelijker door de inkleding? Hoe wordt het thema voornamelijk duidelijk? Welke andere inkleding kun je verzinnen als je het spel met een jongere of oudere afdeling zou spelen?
T
ERREIN
THEORIE De grootte van je terrein bepaalt mee de slaagkansen van je spel. Als je wilt dat spelers elkaar vaak tegenkomen, mag je het terrein niet te groot maken. Moeten de spelers elkaar ongemerkt kunnen besluipen of moeten ze tikkers kunnen ontwijken, dan baken je een groter terrein af. Zorg wel dat het voor de tikkers haalbaar blijft. Stel je vooraf de vraag hoe vaak iemand het terrein moet kunnen doorkruisen. Als je bijvoorbeeld 20 keer van het ene kamp naar het andere moet kunnen lopen, is 250 m zeer ver. Je moet dan al minstens 10 kilometer afleggen. Op een klein terrein zal er meer techniek nodig zijn. Met een verkeerde trap op een bal zal die sneller buiten het veld belanden, een afwijking van het traject zal sneller in het voordeel van de tegenstander zijn. Op een groter terrein is er meer tijd voor je een beslissing moet nemen omdat eventuele tegenstanders langer wegblijven. Een klein terrein haalt dan weer duidelijk de fysieke inspanning naar beneden. Het verhoogt ook de betrokkenheid omdat er nergens een hoekje is waar de spelers zich kunnen verstoppen. De grootte van een terrein staat zeker niet alleen in relatie tot het beoogde doel en de vaardigheden van de spelers. Het aantal spelers is misschien wel de voornaamste factor voor de keuze van een terreingrootte.
15
Groot terrein => minder techniek, meer fysiek Klein terrein => meer betrokken, meer techniek HET SPEL Speel petanque of levend lijk op een helling. Bijvoorbeeld op een trap. Levend lijk: er zijn twee ploegen, een terrein (eerste keer op een fout terrein, tweede keer op een grasveld) en een ‘lijk’. Het lijk gaat in het midden van het gekozen terrein liggen en op het gegeven startsignaal moeten de twee ploegen om het snelste het lijk naar hun kamp proberen te krijgen door te trekken, rollen, duwen, enz. Het is belangrijk dat je een oogje in het zeil houdt om eventuele ongevallen te voorkomen. NABESPREKING Is het terrein goed gekozen, zijn er voor- of nadelen? Is het terrein goed afgebakend? Wordt er gebruik gemaakt van de omgeving? Welk ander terrein kun je verzinnen om het spel nog leuker te maken?
M
ATERIAAL
THEORIE We kunnen hopeloos uitweiden over hoe materiaal je spel kan beïnvloeden. We beperken ons hier tot enkele regeltjes die je best kunt onthouden. Hoe groter het voorwerp, hoe gemakkelijker je het kunt behandelen. Een grotere bal zul je bijvoorbeeld gemakkelijker kunnen aanpakken, je kunt er ook eenvoudiger tegen trappen. Natuurlijk geldt dat alles maar tot een bepaalde grootte. Nee, een speelclubber kan niet gemakkelijk een wereldbal vangen! Hoe zwaarder het voorwerp, hoe meer kracht er nodig is. Dat maakt het gebruik ook moeilijker. Lichte, zachte voorwerpen voelen veiliger aan. Ze zullen niet zo snel verwonden of mensen afschrikken. Groter voorwerp => minder techniek, minder kunde vereist Zwaarder voorwerp => moeilijker behandeling HET SPEL Speel tienbal. Om de twee minuten gooi je een ander voorwerp in het spel. De spelers moeten telkens verder spelen met het nieuwe materiaal. Fout materiaal: lege bierbak, tuinstoel, sjorbalk, deelnemer, enz. NABESPREKING Welk materiaal heb je nodig? Staat het materiaal klaar voor je begint? Gebruik je kostenloos materiaal? Is het materiaal noodzakelijk voor het spel? Welk ander materiaal kun je verzinnen om het spel nog leuker te maken?
16
U
ITLEG
THEORIE Laat een geheimzinnige stem op een cassettebandje je uitleg geven, verwerk de uitleg van je activiteit in een eenvoudig zoekspel, geef de uitleg op papier of maak er een show van. Je moet maar op één ding letten: het moet duidelijk blijven! Je kunt de vijf volgende fasen als leidraad nemen. 1. Verzamel al je spelers Vraag iedereen om bij jou te komen. Zorg ervoor dat iedereen je kan zien en horen. 2. Zet je spelers in de spelsituatie Een kring maken, in ploegjes verdelen, per twee gaan staan, enz. Probeer de spelsituatie zo goed mogelijk voor te stellen zonder dat de deelnemers ver van je weggaan. 3. Zeg wat je toont en toon wat je zegt Terwijl je vertelt dat je iemand kunt verlossen door onder zijn of haar benen te kruipen, kruip je onder iemands benen door. Wanneer je de bal naar de koningin van de andere ploeg gooit, zeg je: “Ik gooi de bal naar de koningin van de andere ploeg.” 4. Doe een proefspel Zeg tegen de spelers dat je eerst een proefspel speelt. Jij kunt dan zien of iedereen de uitleg begrepen heeft, je kunt bijsturen en de spelers hebben nog de tijd om vragen stellen. De punten die nu gemaakt worden, tellen niet mee. 5. Start duidelijk het eigenlijke spel Wanneer je ziet dat iedereen de speluitleg begrepen heeft, start je met het eigenlijke spel. Geef dat duidelijk aan. Vanaf nu tellen de punten. HET SPEL Je arriveert en zegt: “We gaan zwabberen. Begin maar.” De uitleg van dat spel staat hieronder. Als je het onder een andere naam kent (vlaggenstok, napoleon, enz.), mag je natuurlijk die andere naam gebruiken. De deelnemers zullen eerst een tijdje aanmodderen omdat sommigen het spel niet kennen, omdat niemand de leiding neemt, enz. Goede uitleg: Alle spelers zetten zich in een kring, op ongeveer een meter van elkaar. Eén speler loopt met een zakdoek rond de kring. Op een willekeurig moment blijft hij of zij tussen twee anderen staan, met de zakdoek in de lucht. Die twee lopen allebei rond de cirkel, in tegengestelde richting. Wanneer ze elkaar passeren, geven ze elkaar een kus op de wang en lopen ze direct verder. Ze proberen om het snelste de zakdoek te pakken. Degene die de zakdoek heeft, mag nu met de zakdoek rondgaan en tussen twee anderen gaan staan. De anderen gaan gewoon terug in de kring zitten. NABESPREKING Was de speluitleg van de eerste keer duidelijk? Zit de uitleg logisch in elkaar? Kun je de spelleid(st)er zien? Worden er hulpmiddelen gebruikt, zoals een tekening of voorbeelden? Wordt het spel boeiend genoeg uitgelegd, met gebaren, eenvoudige taal? Is de plaats waar de speluitleg gegeven wordt goed gekozen?
17
S
PELREGELS
THEORIE Drie redenen waarom spelregels nodig zijn. Spelregels en veiligheid Spelregels moeten de veiligheid bevorderen zowel fysiek als psychisch. Fysiek vb: Het hoofd raken bij jagersbal telt niet. Je mag dus niet naar het hoofd gooien. Psychisch vb: In het nachtspel moet je per twee bij elkaar blijven.
Spelregels en doelstellingen Spelregels moeten in functie staan van de doelstellingen. Ze moeten het bijvoorbeeld mogelijk maken te scoren en tegelijkertijd te verhinderen dat er gescoord wordt. Bijvoorbeeld:Bij een bosspel is de doelstelling: slim handel drijven om zo rijk te worden. Een spelregel hierbij is dat spelers enkel handel mogen drijven met spelers van een andere ploeg. Als ze dat ook met de eigen leden mochten, zou de doelstelling van het spel veranderen in ‘snel wisselen met vrienden en zo rijk worden’. Soms kunnen spelregels de doelstelling hinderen. Een loopspel met een beetje tactiek kan door te veel spelregels snel veranderen in een tactisch spel met een beetje beweging. Het is maar wat je wilt, natuurlijk.
Spelregels en het spel De spelregels bepalen het de inhoud van het spel. Bijvoorbeeld: Handvoetbal speel je met de handen. Bij een blinddoekspelletje mag je niet kijken.
HET SPEL Verdeel je leden in drie groepjes. Elk groepje krijgt een papier met spelregels. Het gaat om een kaartspel. Je mag niet spreken. Nadat we even gespeeld hebben, schuift één deelnemer van elke groep één groep op. Zonder te spreken spelen ze het spel verder. Elk groepje heeft andere spelregels gekregen. Er zal dus de nodige chaos ontstaan. Groep 1 Hallo! We spelen hier een eenvoudig kaartspel. Omdat het niet haalbaar is met de hele leefgroep, hebben we jullie in drie groepen onderverdeeld. Belangrijk is dat jullie gedurende het spel niet praten. We willen jullie hiermee duidelijk maken dat als je de regels van een spel kent, iedereen het spel kan spelen, zelfs zonder te praten. Lees dus aandachtig verder. Jullie vinden bij deze spelregels een boek kaarten. De grootste van jullie groep verdeelt de kaarten onder het aantal spelers in jullie groepje. Opgelet: bepaal dit zonder te praten! Vervolgens spelen jullie het oeroude spel “om het hoogste”. Dat gaat als volgt in z’n werk. Jullie nemen allemaal de bovenste kaart van jullie gedekte stapeltje kaarten en smijten die gelijktijdig op tafel. Diegene die de hoogste kaart heeft geworpen, neemt alle kaarten op tafel bij elkaar en legt die op zijn of haar ‘aflegstapel’ voor zich neer. Eenvoudig, niet?! De enige moeilijkheid is dat jullie gedurende heel het spel niet mogen praten. Degene die op het einde van het spel het meeste kaarten heeft, mag zich de winnaar noemen. Veel succes! En denk eraan: niet praten! Eén blik zegt meer dan 1000 woorden!
18
Groep 2 Hallo! We spelen hier een eenvoudig kaartspel. Omdat het niet haalbaar is met de hele leefgroep, hebben we jullie in drie groepen onderverdeeld. Belangrijk is dat jullie gedurende het spel niet praten. We willen jullie hiermee duidelijk maken dat als je de regels van een spel kent, iedereen het spel kan spelen, zelfs zonder te praten. Lees dus aandachtig verder. Jullie vinden bij deze spelregels een boek kaarten. De grootste van jullie groep verdeelt de kaarten onder het aantal spelers in jullie groepje. Let op: bepaal dit zonder te praten! Vervolgens spelen jullie het spel “de liefde overwint alles!” Dat gaat als volgt in z’n werk. Jullie nemen allemaal de bovenste kaart van jullie gedekte stapeltje kaarten en smijten die gelijktijdig op tafel. Diegene die harten heeft geworpen, neemt alle kaarten op tafel bij elkaar en legt die op zijn of haar ‘aflegstapel’ voor zich neer. Opgelet: die stapel is niet de stapel waarvan jullie een kaart nemen. Als er meerdere personen harten hebben gespeeld, wint degene met de hoogste kaart. Als er geen harten gespeeld werden, blijven de kaarten gewoon op tafel liggen en worden ze met de volgende beurt meegenomen. Eenvoudig, niet?! De enige moeilijkheid is dat jullie gedurende heel het spel niet mogen praten. Degene die op het einde van het spel het meeste kaarten heeft, mag zich de winnaar noemen. Veel succes! En denk eraan: niet praten! Eén blik zegt meer dan 1000 woorden! Groep 3 Hallo! We spelen hier een eenvoudig kaartspel. Omdat het niet haalbaar is met de hele leefgroep, hebben we jullie in drie groepen onderverdeeld. Belangrijk is dat jullie gedurende het spel niet praten. We willen jullie hiermee duidelijk maken dat als je de regels van een spel kent, iedereen het spel kan spelen, zelfs zonder te praten. Lees dus aandachtig verder. Jullie vinden bij deze spelregels een boek kaarten. De grootste van jullie groep verdeelt de kaarten onder het aantal spelers in jullie groepje. Opgelet: bepaal dit zonder te praten! Vervolgens spelen jullie het spel “hoe lager, hoe beter”. Dat gaat als volgt in z’n werk. Jullie nemen allemaal een kaart en smijten die gelijktijdig op tafel. Diegene die de laagste kaart heeft geworpen, neemt alle kaarten op tafel bij elkaar en legt ze op zijn of haar ‘aflegstapel’ voor zich neer. Eenvoudig, niet?! De enige moeilijkheid hier, is dat jullie gedurende heel het spel niet mogen praten. Degene die op het einde van het spel het meeste kaarten heeft, mag zich de winnaar noemen. Veel succes! En denk eraan: niet praten! Eén blik zegt meer dan 1000 woorden! NABESPREKING Zijn de spelregels niet te strikt, is er genoeg ruimte voor de inbreng van de deelnemers? Moeten er geen regels aangepast worden? Hoe? Wordt het spel op tijd afgebroken? Kun je het spel leuker maken door de spelregels te veranderen?
19
A
ANGEPAST
THEORIE Bij de A van DITMUSA ligt het accent op de activiteit of het spel. Pas je activiteit aan de situatie aan: het aantal leden, de tijd van het jaar, de speelduur, de leeftijd van je leden, enz. Durf je activiteit omgooien als de situatie verandert. Het is dé manier om je spel nog te doen lukken. Pas op! Je spel aanpassen is vaak iets van de laatste vijf minuten. Onverwacht komen er weinig leden opdagen, regent het juist of zijn de kegels in het materiaalkot verdwenen. Het is goed dat leiding op IK uitgebreid ondergedompeld wordt in de A van DITMUSA. Aanpassingen doen aan spelen, terreinen, aantallen of weersomstandigheden is een realiteit voor veel leiding in groepen in de stad. Ga er niet te snel over. HET SPEL Iedere deelnemer trekt een briefje, met daarop een voorwerp, dat ze zo snel mogelijk op de cursusplaats moeten gaan zoeken. Vertel hierbij dat het spel een hele namiddag zal duren. Voor de foute versie kunnen er bijvoorbeeld te weinig voorwerpen zijn voor alle deelnemers. Je kunt ook een spel spelen zonder materiaal, zoals ‘zoek de hoepel’ terwijl er geen hoepel aanwezig is. NABESPREKING Zijn de inkleding en speluitleg aangepast aan de groep? Is het spel geschikt voor alle leeftijden? Wordt er rekening gehouden met weersomstandigheden, tijdsduur, enz.? DE 7 SPELELEMENTEN SAMEN Er zijn twee manieren om met de zeven spelelementen om te gaan 1. Speltechnisch: Als kapstok bij de voorbereiding en de begeleiding van spelen: “Ben ik niets vergeten?” 2. Variërend EGOTRIPPERSSPEL Iedereen begint hetzelfde spel te spelen, bv. kat en muis. Op een stoel staat een trommel. Als je iets wilt veranderen, sla je erop en zeg je: “Ik, Nele, de grootste egotripper van het land, zeg dat we het spel vanaf nu in het bos spelen.” Zo kun je een hele tijd doorgaan terwijl iedereen iets mag veranderen. We variëren één of meerdere letters van DITMUSA om zo tot vernieuwende spelen te komen. Als je dat probeert, zul je merken dat het niet bij ieder element van DITMUSA even gemakkelijk gaat. Je zult ondervinden dat je sneller en meer kunt variëren met inkleding, materiaal, terrein en spelregels. Laat dat je echter niet tegenhouden om de andere ook te proberen. Vaak loopt het ook allemaal wat door elkaar: als je het doel verandert, verander je meestal ook de spelregels, enz. Dat is niet erg, natuurlijk – dat is zelfs de bedoeling. DITMUSA is geen schema om je strak aan te houden. Meer nog: het spel wordt echt anders en leuk wanneer je al die elementen door elkaar gooit, combineert en bijvoorbeeld je doel, je materiaal en je terrein tegelijk verandert. Het variërend spoor van DITMUSA kun je nog eens opsplitsen: het moment waarop je gaat variëren. Je kunt dat doen wanneer je je spel voorbereidt, een week op voorhand of zo. Dat is een goede manier om altijd weer met nieuwe dingen op de proppen te komen. Je kunt het ook doen tijdens je spelnamiddag zelf, omdat je leden anders reageren of om je spel nog een tijdje uitdagend te houden.
20
MATERIAAL
Twee ringen (bv. hoelahoepen) Draad Twee puntmutsen Petanqueset Allerlei voorwerpen waarmee je handbal kunt spelen Een kegel Een bierbak Een tuinstoel of stoel Een sjorbalk Enkele zakdoeken Enkele honken Enkele ballen 3 boeken kaarten Spelregels voor het kaartspel (drie verschillende versies)
21
VOWAS DEEL 1 (EEN SPEL BEGELEIDEN): 1UUR 30 MIN De doelstellingen Deelnemers maken kennis met verschillende aspecten van ‘een spel begeleiden’: veiligheid, observeren, waarderen, aanpassen en stimuleren. Deelnemers weten dat ze die verschillende aspecten moeten toepassen om activiteiten te doen slagen. Deelnemers oefenen de verschillende aspecten van spelbegeleiding in.
De theorie Als begeleiding is het belangrijk om in een spel maar ook daarbuiten altijd goed te observeren wat er gebeurt, aanpassingen te doen als dat nodig is, een veilige situatie te creëren voor je leden, je leden te waarderen om wie ze zijn of wat ze doen en ze te stimuleren. Die vijf voorwaarden om een goede begeleid(st)er te zijn, vind je terug in VOWAS.
V
EILIGHEID
Creëer veiligheid voor je leden, zowel psychisch als fysiek. Je leden moeten zich thuis kunnen voelen in de Chiro. Bouw daarom elke week mee aan een herkenbare plek waar ze zichzelf mogen zijn, zich veilig voelen en graag gezien worden. Een leuk spel speel je best niet met onveilig materiaal. Voor die fysieke veiligheid willen we je extra waarschuwen: voorkom ongelukken door een goede en verantwoorde opbouw van de activiteit. Veiligheid is een aspect waarbij je je niet afwachtend mag opstellen. Als je twijfelt aan de veiligheid, kun je het beter niet doen. Anderzijds is het ook niet de bedoeling dat je de leden de hele tijd stil op hun stoel laat zitten om hen toch maar niets te laten overkomen. In de mate van het mogelijke (en het wenselijke) moet je ongelukken wel vermijden, maar verantwoordelijkheid betekent ook dat je gepast kunt reageren als er toch iets voorvalt. Kijk ook www.chiro.be/veiligheid. In de bijlage vind je alle Veiligheidsfiches. Per thema vind je op de fiches wat informatie over de wetgeving en een aantal tips. De thema’s zijn: Verkeer, Te voet, Fietsers, Tochtactiviteiten, Alcohol en drugs, Seksualiteit, Hoogte, Vuur , Water , Voedsel, Inbraak , Elektriciteit , en Rustverstoorders.
O
BSERVEREN
Observeren is meer dan gewoon kijken. Observeren is goed kijken, interpreteren en dan iets doen met wat je bedacht hebt. Waarom is observeren zo belangrijk?
Om iets beter begrijpen Om een denkpiste of vooroordeel bij te sturen Om een mening te toetsen Om iets nieuws ontdekken
22
Observeren kan echt leiden tot handelen. Een spelregel aanpassen, een lid straffen, ploegen evenwichtiger maken, gevaarlijke situaties vermijden, het enthousiasme opvoeren, de ideale locatie vinden en één van je leden ter hulp snellen. Het kan allemaal het gevolg zijn van goed observeren. Er zijn twee manier om te observeren. Als je met z’n tweeën een afdeling begeleidt, kan de ene meespelen en de andere langs de kant observeren. Je bent een buitenstaander die toekijkt Wie naast het spel staat, treedt op als een scheidsrechter die het spel stuurt. Wie goed observeert, kan heel wat objectieve gegevens waarnemen. Was de bal buiten? Was het echt een fout? Wie niet deelneemt aan het gebeuren, krijgt gemakkelijk het statuut van scheidsrechter, waardoor er minder discussie kan ontstaan over winnen en verliezen. Je hebt als scheidsrechter meer autoriteit om dingen aan te passen. Je speelt mee Wie deelneemt, kan putten in een grasveld, gladheid van een terrein en de haalbaarheid van het spel sneller ontdekken. Liggen de twee kampen niet te ver uiteen? Zijn de teams even sterk? Vooral gevoelsmatige zaken kun je veel beter opmerken als je meedoet. Zijn er kleine irritaties, wordt er hard of vuil gespeeld, is het spel boeiend, gaan de leden op in het spel, enz.? Je kunt als deelnemer ook ingrijpen. Zo kun je een minder betrokken speler er meer bij betrekken, de mindere ploeg wat competitiever maken (of de sterkere ploeg doen verliezen), je kunt enthousiasme overbrengen, je kunt/moet het voorbeeld zijn van een goede speelhouding. Belangrijk is: je doel als observator-deelnemer is anders dan dat van de andere deelnemers. Daar waar de doelstelling voor deelnemers vaak is het spel te winnen, is de enige doelstelling voor de observator ervoor te zorgen dat alle leden plezier beleven aan het spel. De leiding wint een spel als alle leden het een leuke activiteit hebben gevonden.
W
AARDEREN
Je leden waarderen is elk kind waardevol vinden. Probeer het goede in al je leden te zien en blij te zijn dat ze bij jou in de ploeg zitten.
Je schenkt evenveel aandacht aan alle leden: zowel degene die je het beste liggen (je lievelingen) als de leden waar het minder mee klikt (het zeurende meisje met de snottebel, bijvoorbeeld). Elk van je leden heeft talenten en goede kanten, door wie ze zijn, wat ze doen of wat ze kunnen. Laat je niet afleiden door een slechte eerste indruk. Zet vooroordelen opzij en daag jezelf uit om het goede te zoeken. De inbreng van je leden leg je niet naast je neer of schuif je niet zomaar weg. Je doet iets met de ideeën, gevoelens en signalen van je leden.
Al je leden waarderen is niet eenvoudig: het heeft te maken met graag zien, veel geduld hebben, alsmaar nieuwe kansen geven en vooroordelen opzij zetten. Wie erin slaagt zijn of haar leden te waarderen, zal merken dat de leden zich meer thuisvoelen. Het draagt bij tot een goede sfeer in je afdeling en het slagen van je activiteiten.
23
A
ANPASSEN
Er zijn verschillende begeleidingsstijlen. Ze hebben elk hun sterke punten maar ook valkuilen. Als goeie leid(st)er moet je kunnen afwisselen tussen de verschillende stijlen. Waarschijnlijk heb je een eigen stijl, maar toch stimuleren we je om voortdurend je begeleidingshouding aan je leden en de situatie aan te passen. Het gaat dikwijls om een uitzondering op de regels maken omdat mensen nu eenmaal belangrijker zijn dan principes. Bij voorbeeld: je verwacht van je leden dat ze allemaal meespelen. Enkel Joke, die klaagt over buikpijn, mag aan de kant blijven. Of je helpt je rakwi’s niet bij een kwis maar je houdt wel de gemakkelijkste vraag klaar voor als Pieter aan de beurt is. Je aspi’s mogen tijdens een Chironamiddag niet roken, maar op bivak pas je de leefregels aan. Vier verschillende begeleidingsstijlen : Autoritair: + Veel oog voor het resultaat, voor de taak die volbracht moet worden volgens de vooropgestelde regels + Maakt duidelijke afspraken over de plaats van het spel, over eigen taken en die van de medeleiding + Volgt de gemaakte afspraken op, is betrouwbaar + Neemt gemakkelijk zelf de beslissingen - Geeft weinig inspraak - Houdt niet genoeg rekening met de gevoelens die in de groep heersen, met de relaties tussen mensen - Er ontstaat een afhankelijkheid van de leid(st)er en als de kat van huis is ... Die stijl werkt goed in situaties waarbij de veiligheid in het gedrang komt, tijdens een spel waarbij de regels erg belangrijk zijn voor het slagen van het spel, of om conflicten te vermijden. Democratisch: + Heeft respect voor iedereen, als gelijkwaardige partner + Maakt afspraken in samenspraak met de groep (duur van een spel, plaats waar het gespeeld wordt) + Luistert actief naar wat anderen te zeggen hebben en houdt rekening met hun mening - Blijft besluiteloos, twijfelt als de groep verschillende signalen geeft - Draagt zelf geen oplossingen voor, stelt enkel de vragen/problemen ter discussie Er ontstaat betrokkenheid en een wij-gevoel, waardoor de leid(st)er gedurende een korte periode afwezig kan zijn. Je hebt tijd en doet een beroep op de verantwoordelijkheid van je leden zelf.
Zorgend: + Heeft veel oog voor hoe de kinderen zich voelen + Streeft ernaar iedere deelnemer zo positief mogelijk te benaderen + Heeft veel oog voor het individu in de groep - De leid(st)er verliest het belang van de groep uit het oog - De leid(st)er heeft lievelingetjes Soms is het belangrijk om te focussen op relaties en de persoonlijke situaties van kinderen. Het spel en de regelmaat zijn dan minder belangrijk dan het feit dat je leden zich goed voelen. Ruimte/ laisser faire: + De leid(st)er geeft de groep veel ruimte, er worden zo weinig mogelijk afspraken gemaakt + Als er een regel wordt overtreden, volgt daar niet altijd een straf op + De deelnemers krijgen veel inspraak en mogen zelf veel initiatief nemen - De leid(st)er laat alles gebeuren, zonder al te veel in te grijpen - De leid(st)er is niet betrokken, onverschillig ten aanzien van de groep Geef je groep de kans om zelf verantwoordelijk te zijn, te experimenteren en te leren. De kans is groot dat het eens botst, maar ook conflicten oplossen leer je in de Chiro. Dit is een goede stijl om toe te passen in veilige situaties waarbij de verwachtingen niet te groot zijn.
24
S
TIMULEREN
Probeer jouw enthousiasme over te dragen op je leden. Het begint met je eigen vertrouwen. Beleef je er zelf plezier aan? Laat mensen merken wat je ervan vindt. Speel dus zelf zoveel mogelijk mee. Zet leden aan om mee te doen – ook als het iets onbekends is of iets waar ze niet zo goed in zijn. Met stimuleren wordt in geen geval bedoeld dat je je leden gaat forceren. Je moet natuurlijk met alle elementen van VOWAS rekening blijven houden. Stimuleer je leden met positieve gedachten en beloningen, niet door te dreigen met straffen. Daag je leden uit, zorg voor een leuke inkleding, maak duidelijk waarom je iets kiest, geef je leden inspraak, enz.
De methodiek: het 50- minutenspel Voordat het spel begint, zorg je ervoor dat je een ‘kaas met gaten’-spel klaargezet hebt. Dat doe je door tussen twee bomen touwen te spannen met grote en kleine gaten. (Alle spelers moeten door de gaten zonder de touwen te raken. Elk gat mag maar één keer gebruikt worden.) Je geeft elke deelnemer een tijdverloopsschema. Het is de bedoeling dat je elke minuut zegt welke minuut het is, 50 minuten lang. Je moet een aantal dingen in orde brengen tegen een bepaald tijdstip:
Voor de 20e minuut moet je ervoor zorgen dat er in jullie lokaal lucifers liggen en een aansteker. Min 19 geef je iemand een zakje chips. De andere leiding geef je een bak drinken, hier zit zowel frisdrank als bier in.
Materiaal
Zakje chips Bak drinken met zowel frisdrank als bier Twee bomen waar een ‘kaas met gaten’-spel tussen gespannen staat Lucifers Aansteker Evenveel situaties als dat er deelnemers zijn. Er staan er tien in de bundel. De nummers 1 tot 6 zijn personages waar leiding bij is, die moet je zeker gebruiken. De nummers 7 tot 10 kun je kopiëren als je er nog nodig hebt.
Nabespreking Tijdens deze nabespreking bespreek je de theorie van VOWAS. Hiervoor is het belangrijk dat je die zelf hebt doorgelezen. In de bijlage vinden jullie nog extra info over veiligheid op de Veiligheidsfiches. Je hebt vijf flappen met de woorden van VOWAS erop verspreid over het lokaal: Veiligheid, Observeren, Waarderen, Aanpassen, Stimuleren. De deelnemers schrijven twee dingen op elke flap: iets op wat ze in het spel ervaren hebben als leuk en iets lastigs. Alle deelnemers hebben verschillende situaties gehad tijdens het spel dus iedereen kan meepraten! Daarna overloop je de flappen samen.
25
Enkele richtvragen die je kunt stellen:
De leid(st)er die mee ‘zwart schaap’ speelde: heb je dingen kunnen ervaren die je minder zou zien als je niet meespeelde? Hoe heeft de leiding de leden gestimuleerd? Als er iemand een spel niet durft meedoen, móéten ze dan meedoen van jou? Mag leiding meer doen dan de leden, zoals chips eten? Als je de groep in ploegen verdeelt, hou je dan ergens rekening mee? Verdelen jullie de ploegen soms op voorhand? Hoe komen jullie te weten wat jullie leden van het spel vonden? Luisteren jullie soms naar wat jullie leden willen doen? Wat vinden jullie over met vuur spelen/bier drinken? Hebben jullie hier afspraken over in jullie leidingsploeg of met je medeleiding? Wat kun je waarderen aan kinderen die niet willen meespelen? Enz.
26
VOWAS DEEL 2 (BEGELEIDINGSHOUDING): 1 UUR 30 MIN De doelstellingen
De deelnemers leren creatief reageren op ongemakkelijke situaties VOWAS: begeleidingshouding bij een spel
Op een IK is er niet de ruimte om al die problemen aan te kaarten, maar je kunt hen wel al een korte vorming geven over één gekozen thema (bv. straffen en belonen). Meteen heb je een goed aanknopingspunt voor de promotie van SB, want daar wordt op begeleidingshouding dieper ingegaan.
De theorie Eén doelstelling van de IK moet zeker dit zijn: nieuwe, jonge leiders en leidsters zijn zich ervan bewust dat het belangrijk is dat ze hun leden en hun achtergrondsituatie goed leren kennen. Dat hoort bij de begeleidingshouding. Op die manier zullen ze meer op maat van hun leden kunnen werken. Hoe beter je je leden kent en daarop inspeelt, hoe meer je het vertrouwen van de ouders wint. Een goede leid(ster):
zorgt dat spelactiviteiten worden afgewisseld met zeer doelgerichte en productgerichte handelingen, en dan weer met wat aanmodderen en experimenteren. In de Chiro willen we voor die afwisseling (helpen) zorgen. Het is aan jou om nieuwe impulsen te geven aan het spel, om het aanmodderen geen verveling te laten worden. speelt flexibel in op groepssituaties. Je treedt afwisselend op als sfeermaker, instructeur, spelenman of vrouw, deelnemer en begeleid(st)er. vindt het niet altijd nodig strak te begeleiden en je aan je programma te houden. Gun je leden voldoende ruimte om zelf inbreng te hebben in wat er gedaan wordt. Pik hun ideeën op en doe er iets mee. is goed voorbereid, heeft een heel pak ideeën en ontwikkelt een grote creativiteit. kent zijn/haar leden goed (hun karakter, hun leeftijd, hun mogelijkheden en beperkingen) en waardeert ze allemaal. is naast een goede spelbegeleid(st)er ook leid(st)er van speelclubbers, rakwi’s, tito’s, keti’s en aspi’s met hun typische groepssfeer en eigen karakter. heeft een goed contact met de leden. Een open en rechtvaardige houding is nodig om als begeleid(st)er aanvaard te worden en dingen te kunnen doen.
De voorgestelde begeleidingshouding is er één die we kunnen aannemen voor alles wat we doen als leid(st)er binnen de Chiro. We kunnen ze samenvatten in enkele begeleidingstaken: Veiligheid, Observeren, Waarderen, Aanpassen en Stimuleren. Eigenlijk zijn het de voorwaarden om een goeie leid(st)er te kunnen worden. Als je daarin niet slaagt, mag je technische speluitleg nog zo perfect zijn, het spel zal moeilijk lopen.
De methodiek : het beursspel SPELVERLOOP: 1. De deelnemers komen per groepje naar de beurs een aandeel kopen. Ze mogen zelf kiezen welk aandeel ze kopen uit het aanbod dat op dat moment op de beurs aanwezig is. 2. Ze krijgen de situatie mee die bij dat aandeel hoort. Ze schrijven op het papier hoe zij zouden reageren. Staat er al iets op het blad van een groepje dat het aandeel eerder kocht en weer doorverkocht, dan moet je anders reageren. Alle stellingen zijn gelinkt aan een bepaald rectorduo (en waar ze zich bevinden).
27
3. Ze zoeken het rector voor hun stelling en bespreken hun reactie met hem of haar. Voor elke stelling krijg je vijf minuten voorbereidingstijd en vijf minuten verdedigingstijd bij de rectors. 4. De rector beoordeelt de reactie. Is het een goede, dan zal het aandeel in waarde stijgen. Is de reactie niet goed, dan kan de waarde dalen. 5. De stijging of daling van de waarde van het aandeel wordt op een scorebord genoteerd. 6. Groepen kunnen kiezen om hun aandeel weer te verkopen voor de nieuwe waarde of een beter antwoord te zoeken om het nog meer in waarde te laten stijgen. Telkens wanneer je een aandeel terugverkoopt aan de beurs worden het aandeel en het scorebord aangepast. Hiervoor kun je best twee begeleid(st)ers voorzien. Zo hebben zij maar te roepen: “Aandeel Chirovlag: gestegen met € 100”. Bv. Het aandeel van de Chirovlag is € 200 waard. Een groepje koopt het, zoekt een reactie en komt terug naar de beurs. Het is een originele en goede reactie, waardoor de waarde zal stijgen met € 100. Op het paneel wordt de waarde van het aandeel veranderd van 200 naar 300. Het volgende groepje dat het aandeel wil kopen, zal € 300 moeten betalen. Er wordt op voorhand niets gezegd over wat ze met hun winst kunnen doen. Het moet om de stellingen draaien, de beurs is enkel motivatie. Op het einde van het spel wordt de winst geteld om toch een winnaar aan te duiden. Met de winsten kan je bvb muziek aanvragen tijdens de laver. BEGELEIDING De begeleiding zegt duidelijk bij aanvang van het spel dat er geen foute reacties zijn, maar dat we enkel extra suggesties kunnen doen. Hoe minder we moeten toevoegen aan hun reactie, hoe hoger hun score. Rectors: Rectorshebben elk eigen stellingen (+ bijvragen): die stellingen moeten ze grondig voorbereiden worden. Voorzie een aantal bijvragen en een hele waslijst aan mogelijke goede en minder goede oplossingen. - De rectors bepalen wie van het deelnemersgroepje de stelling moet verdedigen. De rectors bepalen het puntaantal (min. 100, max. 1000). Wat verwachten we van jou als rector: Lees in sneltempo de voorgaande reacties. Laat het groepje de nieuwe reactie mondeling voorgestellen (5 min, wees streng). Stel bijvragen (5 min) als “Wat hebben de leiders duidelijk vergeten te doen? Wat loopt er fout? Waar hadden zij geen aandacht of oog voor? Wat hadden ze volgens jullie anders of beter moeten doen? Waar zit de kern van het probleem? Wat zijn de mogelijke gevolgen als je het niet aanpakt? ...”, “Maar als je dat doet, zal dit dan niet kunnen gebeuren?”. Welke elementen van Vowas vind je hier in terug ? Beoordeel de situatie aan de hand van de waardeschaal. In het begin zullen de meeste aandelen stijgen. Zijn er al reacties op je aandeel, dan kun je aandelen ook laten dalen in waarde. Je mag na een tijdje meer verwachten van de speculanten. Een aandeel dat veel waard is, mag meer stijgen dan een aandeel dat weinig waard is. Duurdere aandelen zijn meestal moeilijker of zijn al veel meer verkocht geweest. DEELNEMERSGROEPJE Deelnemersgroepjes van drie of vier personen (mix van Chirogroepen, ervaring, geslacht, enz.)
28
DE AANDELEN Bij opstart van de beurs heeft elk aandeel een beginwaarde tussen 100€ en 300 €. Elk aandeel heeft een eigen nummer. Elk aandeel kan drie keer gekocht worden (door drie verschillende groepjes). Hetzelfde groepje kan niet tweemaal hetzelfde aandeel kopen. Een groepje kan maar één aandeel tegelijkertijd aankopen. Pas na het inleveren van het vorige, kunnen ze een nieuw aankopen. De groep moet ook telkens volledig aanwezig zijn bij de rectors. Anders begint de vijf minuten verdedigingstijd niet te lopen. Dat is om te vermijden dat groepjes zich gaan opsplitsen. Er zijn in totaal 29 stellingen.
Materiaal
Stellingen kunnen gedrukt worden in een aandelenboekje (zie bijlage) Eventueel projector om score bij te houden Scorebord Balpennen
29
EEN CHIRONAMIDDAG OPBOUWEN: 3 UUR Doelstellingen
Deelnemers maken kennis met de verschillende elementen om een Chironamiddag op te bouwen: voorbereiding en bekendmaking, onthaal en opening, activiteit, en slot en evaluatie. Deelnemers leren verschillende spelen combineren, er een geheel van maken en ze inkleden. Deelnemers maken een volledig Chiroprogramma.
De theorie Voorbereiding en bekendmaking De voorbereiding kan vanuit verschillende startblokken vertrekken. Misschien is er al een planning voor het hele trimester of heb je met de leidingsploeg een bepaald accent afgesproken. Soms kun je inspelen op wat de kinderen/jongeren zelf willen meemaken of zijn er een aantal aspi’s mee verantwoordelijk voor de werking. Alleszins moet je er op tijd bij zijn. In het half uur voor de werking begint, geraak je meestal niet ver. De voorbereiding is ook geen soloproductie, maar wel een opdracht van elke leid(st)er van de afdeling. Nog voor de werking begint, maken we het Chirovolkje nieuwsgierig. Bekendmaken heet dat. Je kunt je leden speciaal uitnodigen, mysterieuze tips geven of je leden verrassen. Onthaal en opening Voor je echt begint, moet de sfeer al te proeven zijn. Het lokaal is omgetoverd, er staan vreemde voorwerpen op het plein, de kinderen/jongeren krijgen opdrachten, een verkleed personage duikt op. De opening kan op verschillende manieren gebeuren – hoe creatiever, hoe liever. Een vlotte uitleg en een originele inkleding, aangepast aan de leefwereld, staan borg voor een enthousiaste start. Zorg er vooral voor dat de bedoeling duidelijk is en dat iedereen zich betrokken voelt. Best maak je ook goede afspraken voor het verloop van de namiddag, zowel met je medeleiding als met de groep. Activiteiten Er zijn natuurlijk oneindig veel mogelijkheden om een boeiend programma in elkaar te boksen. Alleen al het assortiment spelen is onuitputtelijk. Als leid(st)er ben je in feite een uitvinder, niet alleen door verschillende spelvormen met elkaar te vermengen, maar ook door nieuwe dingen uit te proberen. Alleszins zijn afwisseling, fantasie en een rode draad in het geheel altijd terugkerende elementen. Slot en evaluatie Zoals goed begonnen half gewonnen is, win je met een goed slot het groot lot. Een spelnamiddag is pas echt geslaagd als hij afgerond wordt. Laat kinderen hun gevoelens uiten, laat ze vertellen wat ze ervan vonden, welke plezante dingen er gebeurd zijn of wat hen nog dwars zit. Vanuit het thema of de programmaopbouw komen we tot een ontspannend einde dat bijblijft. Misschien helpen enkele kinderen opruimen of moet je nog afspreken voor volgende week. Voor jezelf maak je uit of je hier nog verder rond werkt of welke aanknopingspunten er zijn voor een volgend programma.
De methodiek SPELVERLOOP Doel van het spel: Je doet eerst enkele kleine spelletjes. Daarmee kunnen de groepen enkele spelelementen verdienen: materiaal, soort spel, terrein. Wie wint, mag eerst een kaartje trekken of een kaartje kiezen. Die elementen moeten ze gebruiken in hun programma dat ze gaan maken. De deelnemers bereiden in kleine groepjes (2 à 3 personen) een programma voor. Het moet een programma zijn voor een hele namiddag.
30
DEEL 1: VERDIEN DE JUISTE ELEMENTEN Ze spelen hanengevecht om materiaal te verdienen. Alle spelers springen rond op één been, met hun armen gekruist voor hen. Ze proberen elkaar uit evenwicht te brengen door tegen elkaar op te hinken. Als je je evenwicht verliest en je voet aan de grond zet, heb je verloren en val je af.
Bal Tennisbal Ballonnen Blinddoeken Enz.
We spelen schoenenpetanque om het soort spel te verdienen. Je legt op het terrein een bal. Iedereen gaat op één lijn staan en moet één schoen zo dicht mogelijk bij de bal schoppen. Diegene die het dichtst geraakt, mag als eerste kiezen.
Kringspel Gezelschapsspel Twee ploegen Individueel Enz.
Zoek de 20 cent of de fluitende begeleid(st)er om het terrein te verdienen. Je verstopt in een lokaal 20 cent of iemand van de begeleiding met een fluitje. De deelnemers moeten die zo snel mogelijk vinden.
Terrein Bos Plein Binnen: grote zaal Binnen: lokaal Enz.
DEEL 2: HET STAPPENPLAN Alle groepjes krijgen een stappenplan. Enkele onderdelen hebben ze via de spelen gekregen, de andere (bv. het thema) moeten ze zelf kiezen. Alle stappen moeten ingevuld worden. Ons stappenplan is een handig instrument om een Chiroactiviteit in elkaar te steken. Het bestaat uit 9 stappen waar je vooraf over nadenkt. We stellen hier een volgorde voor, maar daar hoef je je niet per se aan te houden. 1. Kies een soort activiteit Hou rekening met: de eigenheid van je groep, wat je de vorige weken deed (afwisseling), het weer, de speelmogelijkheden (welk terrein), aantal begeleid(st)ers, de voorziene tijd, ledenaantal, wat je op je maandprogramma schreef, enz. Enkele voorbeelden Tocht, ruw en hevig, inleefspel, knutselen, creatief, samenwerking, competitief, verkennend 2. Kies een thema Hou rekening met: actualiteit, leefwereld van je leden, originaliteit, haalbaarheid voor jezelf, tijd die je hebt, noodzakelijkheid.
31
Enkele voorbeelden: Sneeuwpoppen, dino’s, nomaden, piraten, rockersdag, oma en opa, holbewoners, Studio 100, enz. 3. Kies een geschikte locatie Hou rekening met: de mogelijkheden, het thema, de mobiliteit van je leden, hun leeftijd, de originaliteit, het weer. Enkele voorbeelden: Op het plein, in het nabije park, in de dorpskern, de stad, het bos, een zandvlakte 4. Maak een tijdsindeling Hou rekening met beginuur en einduur, het seizoen, externe factoren, vaste afspraken, gezamenlijke activiteiten. Een voorbeeld We starten om 14.15 uur met een toneeltje, dan spelen we de eerste drie van ongeveer tien spelletjes tot rond 15 uur, we gaan terug naar binnen en knutselen een val voor de wilde beesten tot rond 15.30 uur. 5. Maak de invulling van je programma Hou rekening met: soort activiteit (stap 1), thema (stap 2), welk materiaal is er voorhanden Een voorbeeld * Spel :Chinees voetbal, maar als de bal door je benen rolt, moet je telkens een baksteen onder je voeten leggen. Zo laag mogelijk blijven is de opdracht. * Koppeling aan het thema: De keti’s zijn Zoeloes en spelen zogezegd met het hoofd van de gekookte ontdekkingsreiziger. Dat is de nationale sport van de Zoeloes. * Materiaal: Bal: in lokaal Bakstenen: Hilde brengt bakstenen van thuis mee. 6. Kijk na of alles in overeenstemming is Hou rekening met de vier eerste stappen. Vergeet je thema niet door te trekken in alle spelletjes. Gebruik je de locatie optimaal, is de timing nog goed, … 7. Maak een uitnodiging Hou rekening met: aan wie de uitnodiging gericht is (denk altijd aan de ouders), vermeld start- en einduur, deel mee wat de leden moeten meebrengen, verwerk eventueel het thema erin, beschouw je uitnodiging als een warmmaker voor je activiteit, licht al een tipje van de sluier op. 8. Zorg voor een goede ontvangst van je leden Hou rekening met: wie is wanneer waar, wat doe je, wat heb je nodig, is je lokaal in orde? Zorg dat je ruim op tijd klaarstaat op de terreinen. Zodra er leden zijn, sta je voor hen paraat (sla een praatje , speel wat voetbal). Heb aandacht voor een nieuweling. Sta open voor vragen van de ouders. 9. Evalueer je Chironamiddag Om in de toekomst nog betere programma’s te maken en om ervoor te zorgen dat je problemen in de groep of met je medeleid(ste)r voorkómt, is het noodzakelijk na elke werking te evalueren. Dat kan expliciet (je maakt er een speciaal momentje voor vrij en werkt met een bepaalde methodiek) of impliciet (je vraagt terloops aan je leden en medeleid(st)ers wat ze ervan vonden). Geef hoe dan ook zeker speciaal aandacht aan de stille kinderen in je groep. Maak in de loop van het jaar zeker een paar keer tijd om echt te evalueren. Enkele voorbeelden DEEL 3 : DE VOORBEREIDING Je deelnemers bereiden hun namiddag voor. Als begeleiding ga je regelmatig eens kijken hoe het gaat bij de groepjes en geef je voldoende feedback. Zorg ervoor dat ze goed nadenken en dat ze origineel proberen te zijn. Enkele leuke ideeën:
32
Hang in de grote zaal verschillende vernieuwde spelen op. Tijdens hun voorbereiding kunnen ze daar ideeën opdoen. Voorzie Dubbelpunten voor je leefgroep om in te bladeren. Zorg ervoor dat je de afdelingsboeken bij hebt. Hier kunnen ze ideeën uit halen en zo maken ze er kennis mee.
DEEL 4 : UITTESTEN Achteraf kun je de programma’s uittesten. Vraag aan elk groepje om hun spel uit te leggen en één spel of meerdere spelen uit de activiteit ook echt te doen. DEEL 5 : EVALUEREN Evaluatie na de verschillende spelen. Hier zijn enkele richtvragen die je kunt stellen:
Wat vonden de andere deelnemers ervan? Is het bruikbaar voor je eigen groep of voor welke afdeling? Zou je dit spelen met je eigen groep? Waar hield je rekening mee om je spel te maken? Wie zou dit spel graag spelen als lid? Wat zou je anders gedaan hebben? Zouden al je leden dit spel graag spelen? Zou het stappenplan een hulp kunnen zijn bij jouw voorbereidingen? Hoe maak je jouw programma? Spreken jullie af met al je medeleiding? Of maakt één iemand het programma? Waar haal je inspiratie voor jullie spelen?
33
EVALUEREN: 1 UUR Doelstellingen
Hebben we onze doelstellingen bereikt? We vragen de deelnemers wat ze meenemen van op IK. We evalueren de werkvormen en de omkadering. We evalueren of de verwachtingen van de deelnemers ingevuld werden.
De theorie Wat is evalueren juist? Een definitie! Evalueren is een gemotiveerd waardeoordeel uitspreken over een gebeurtenis die voorbij is, om er de volgende keer rekening mee te houden. Het is dus meer dan een eenvoudig verslag. Je bepaalt of iets leuk, saai, leerrijk, enz. was. In een evaluatie geef je de redenen, de motieven aan waarom je iets waardevol vindt of niet. Je kunt van alles evalueren: een activiteit, een groepsgebeuren, een gesprek, een persoon, een relatie, enz. Met het resultaat van een evaluatie moet je bij een volgende IK rekening houden. Aandachtspuntjes Zorg dat je als leid(st)er de evaluatie grondig voorbereid hebt en vertrouwd bent met de techniek. Jij zult namelijk het gesprek moeten leiden. Komt iedereen aan het woord? Waar moeten we dieper op ingaan? Is de boodschap duidelijk overgekomen? Weet ook op het juiste moment bepaalde gesprekken en onderwerpen af te ronden. Zorg voor een gevoel van veiligheid, een sfeer van vertrouwen en respect voor andermans mening. Probeer je in te leven, sta open voor ieders mening, luister actief, probeer vooroordelen te vermijden en ga niet in de verdediging. Neem notities zodat de mening van de deelnemers niet verloren gaat. Bekijk later hoe je dingen kunt aanpassen voor de volgende IK.
De methodiek IK NEEM MEE Alle deelnemers krijgen aan het begin dan de IK een blad of schriftje. Hier schrijven ze op wat ze zeker moeten onthouden van IK: leuke spelletjes, tips over begeleidingshouding, telefoonnummers van de andere deelnemers, enz. Aan het eind van de IK krijgen ze een zakje. Daarin vinden ze de deelnemersbundels, een aantal lege spelfiches, reclame voor SB, enz. Vraag hen om nog even na te denken en hun blad aan te vullen met wat ze zeker willen onthouden van deze IK. Je kunt hen ook aan de start van de IK al vragen om op te schrijven wat ze verwachten van de cursus. Bij de evaluatie kun je dan nakijken of de verwachtingen ingelost zijn. Als begeleid(st)er voorzie je ook een zak voor je leefgroep waar ze na alle blokken of groepsmomenten een briefje in mogen steken als ze iets niet willen vergeten of als ze anoniem feedback willen geven.
34
M&M-EVALUATIE De praktische organisatie en inhoud van IK evalueren: Elke speler neemt een M&M uit het zakje. Groen = Positief punt Rood = Minpunt Blauw = Wat vond je van het spel Geel = Wat vond je van de inhoud Groen = Een zot idee, zo kan het beter. Daarna wordt er een kaartje getrokken waarop de verschillende onderdelen van de IK staan. Iedereen moet over dat onderdeel van de IK iets zegen dat overeenkomt met de kleur van de M&M die ze genomen hebben. Anderen mogen telkens aanvullen. Daarna mag je de M&M’s opeten. Kaartjes: DITMUSA – VOWAS – Soorten spelen – Een Chironamiddag opbouwen – Het onthaal – De locatie – Massaspel – De begeleiding – enz.
Materiaal M&M’s in ondoorzichtige zakjes. Kaartje met de onderdelen van de IK
35
DEEL 3: BIJLAGEN
36
1. GROEPSMOMENTEN
Spelsjabloon
2. DITMUSA
Spiekbriefje voor de begeleiding
3. VOWAS deel 1
Veiligheidsfiches
Rollen 50 minutenspel
4. VOWAS deel 2
Spiekbriefje voor begeleiding
Stellingen beursspel
Voorbeeld aandeel
5. CHIRONAMIDDAG OPBOUWEN
Stappenplan
.
37
SPEL : Afdeling(en) : Min. aantal deelnemers: Duur : Kenmerken : DOEL:
SPELUITLEG:
SPELREGELS:
SPELVERLOOP : Uitnodiging : Voorbereiding : Rolverdeling: Start spel: Einde spel : VARIATIES, AANPASSINGEN : OPMERKINGEN: MATERIAAL :
Aantal begeleiders: Max. aantal deelnemers : Terrein: Inkleding :
DITMUSA : Spiekbriefje DOEL Opdrachtdoel = doel dat je je leden geeft. Dat heeft rechtstreeks te maken met het spel. (Leg het doel nÊt buiten het bereik voor je leden zo wordt het een uitdaging.) Achtergrond doel = Doel dat je wil bereiken als begeleider. Bvb. Leren samenwerken. INKLEDING Jezelf verkleden en Inleven in je rol (heel de dag) Spel inkleden (zakje bloem = drugs) Inkleding is meer dan verkleden alleen. TERREIN Duidelijk afbakenen Juiste terrein voor juiste spel (veiligheid, natuurlijke hindernissen voor smokkelspel,‌) grootte bepaald intensiteit MATERIAAL Op voorhand klaarzetten eis respect voor materiaal ook van de leden Zorg wel dat het past bij de krachten van je afdeling. UITLEG 5 stappen: 1. Verzamel al je spelers 2. Zet je spelers in de spelsituatie 3. Zeg wat je toont en toon wat je zegt 4. Doe een proefspel 5. Start duidelijk het eigenlijke spel SPELREGELS Spelregels zijn nodig Ze moeten de veiligheid bevorderen. ze moeten in functie staan van de doelstellingen. Ze moeten het bijvoorbeeld mogelijk maken te scoren en tegelijkertijd te verhinderen dat er gescoord wordt. AANGEPAST Pas je spel aan aan de situatie (aantal leden, de tijd van het jaar, de speelduur, de leeftijd van je leden, enz.) Durf je activiteit omgooien als de situatie verander
VEILIGHEIDSFICHE
ALCOHOL EN DRUGS
DE CHIROVISIE In de Chiro willen we dat iedereen zich thuis voelt in de groep. We houden rekening met elkaar en hebben respect voor elkaar. We kiezen er in de Chiro voor om te werken aan verbondenheid en om iedereen te aanvaarden zoals hij of zij is. Dat kun je niet meer als je dronken of stoned bent, ook al denk je zelf van wel. Chiro is samen spelen, samen zingen, samen stil worden rond een kampvuur. Een Chiroactiviteit is iets waar leden en leiding samen voor verantwoordelijk zijn. We verwachten dat iedereen meewerkt, mee denkt en mee verantwoordelijkheid opneemt om een Chiroactiviteit te laten slagen. Je sluit je dus niet op in een roes van alcohol of drugs. Chiro maak je samen, niet alleen. Je hebt een naam hoog te houden, een imago te bewaren. Misschien stel je als leidingsploeg weinig vragen bij het gebruik van alcohol of drugs. Ouders van leden doen dat wel. Dat is normaal, want zij vertrouwen immers elke week hun kinderen aan jullie toe. Een leidingsploeg die daar geen rekening mee houdt, zal snel tegenwind krijgen van ouders, netwerk of oud-leiding. Alcohol en drugs zijn niet ongevaarlijk. Je gezondheid lijdt eronder, je kunt er afhankelijk van worden, je kunt het misbruiken om je problemen te verdringen. Zeker op jonge leeftijd zijn de gevolgen enorm: beschadiging van hersenfuncties, psychologische gevolgen. Op jonge leeftijd ben je bovendien sterker vatbaar voor verslaving. Ook dat is een reden om drugs te vermijden en om verstandig om te gaan met alcohol en andere drugs in de Chiro. Cannabisgebruik is verboden. Je kunt vervolgd worden omdat je drugs gebruikt in aanwezigheid van minderjarigen, of omdat je drugs gebruikt in een publiek toegankelijke plaats. Anderzijds mogen we niet vergeten dat de Chiro een plaats is waar je ervaringen opdoet. Door duidelijke afspraken kun je je leden op een verantwoorde manier leren omgaan met alcohol en drugs. De Chiro is ook een plek waar je dingen probeert en van je fouten moet kunnen leren. Mensen verdienen dus meer dan één kans.
RICHTLIJNEN Illegale drugs: Y Je gebruikt geen illegale drugs tijdens activiteiten. Y Je hebt geen illegale drugs bij je tijdens activiteiten. Y Je gebruikt geen illegale drugs in of rond de Chirolokalen. Y Je gebruikt geen illegale drugs als je herkenbaar bent als lid van de Chiro, waar dan ook. Y Voor je eigen gezondheid: gebruik geen illegale drugs.
Alcohol en tabak: Y Voor speelclubbers, rakwi’s en tito’s: geen gebruik, geen bezit en niet onder invloed tijdens de activiteiten of in de buurt van het Chirolokaal. Y Voor keti’s en aspi’s: maak duidelijke afspraken met je leden. Het gebruik van alcohol (en sigaretten) mag
geen vaste gewoonte worden. Aspi’s en keti’s moeten naar de Chiro komen omdat het plezant is, niet omdat ze mogen drinken en roken. Geef ook de andere leiding inspraak bij het opstellen van regels en afspraken. Vergeet niet dat leden jonger dan 16 niet mogen roken of drinken, en dat sterke drank (ook breezer, mixdrankjes) pas kan vanaf 18 jaar. Y Leiding: met de leidingsploeg maak je duidelijke afspraken. Dat betekent dat je rekening houdt met de mening van je medeleiding, met de Chirovisie op alcohol en illegale drugs en met de wet. Maak dat thema bespreekbaar, zowel in je afdeling als in de leidingsploeg! Zoek in je afspraken een evenwicht tussen te streng en te los. Maak je de regels te streng, dan zal het achter je rug gebeuren. Zijn de afspraken te los, dan zet je de deur open voor misbruik. Als leiding ben je aansprakelijk voor de groep en je leden. Het is belangrijk dat je kunt aantonen dat je een drug- en alcoholbeleid hebt in jullie groep, en dat je bij problemen gehandeld hebt volgens de vastgelegde procedures. Het is natuurlijk niet de bedoeling om een heksenjacht te organiseren op je leden of medeleiding.
WETGEVING EN VERZEKERING De wetgeving over drugs en alcohol is niet altijd even duidelijk. Daarom krijg je hier een korte samenvatting. Y Het is ten strengste verboden sterke drank te verkopen of te geven aan minderjarigen (min 18 jaar). Het gaat over vodka, rum, whisky, Bailey’s, pisang, passoa, alles wat daarmee gemixt is en nog veel meer. Y Alcohol geven aan -16-jarigen is strafbaar. Y Rijden met auto, motorfiets of fiets onder invloed van alcohol (meer dan 0,5 promille in je bloed) of drugs is strafbaar. Y Het gebruiken, bezitten, uitdelen of verkopen van illegale drugs is verboden. Y Cannabis is een illegale drug. Y Minderjarigen (-18) mogen dus geen cannabis gebruiken Y Meerderjarigen (+18) mogen ook geen cannabis gebruiken, maar worden waarschijnlijk niet vervolgd voor cannabisgebruik of bezit (voor persoonlijk gebruik), tenzij bij verzwarende omstandigheden: X Gebruik of handel in aanwezigheid van minderjarigen, of hen aanzetten tot gebruik X Lid zijn van een vereniging die drugs levert X Door cannabisgebruik bij anderen een ongeneeslijke ziekte, blijvende arbeidsongeschiktheid, verlies van een orgaan, zware verminking of de dood veroorzaken X Als je de openbare orde verstoort X Bezit in Chirolokalen, scholen of hun omgeving, een gevangenis, een instelling voor jeugdbescherming, of opvallend bezit in een openbare plaats of op een plaats die toegankelijk is voor het publiek De Chiroverzekering dekt je burgerlijke aansprakelijkheid niet als je gedronken hebt of als je onder invloed bent van illegale drugs. Ze komt dan ook niet tussen als je onder invloed een ongeval hebt.
EXTRA INFORMATIE Y www.drugsinbeweging.be. Die website is gemaakt door jeugdbewegingen en VAD (Vereniging voor Alcohol- en Drugsproblemen) X Informatie over drugpreventie. X Hoe maak je een drugbeleid op maat? X Gps in de drugsector: doorverwijsinfo Y drugs@chiro.be Y www.chiro.be/drugs Y www.acoolworld.be Y www.gratisdrank.be
VEILIGHEIDSFICHE
FIETSERS
Met de fiets op bivak, je fuif gaan promoten bij Chirogroepen in de buurt of een groots fiets-stadsspel: het kan allemaal en de fiets biedt enorm veel voordelen. En natuurlijk is het ook gewoon leuk om met je ploeg op fietstocht te gaan. Wees je er wel van bewust dat je ploeg kwetsbaar is tijdens zo’n tocht en bereid je daarom goed voor!
RICHTLIJNEN EN TIPS Y Splits grote groepen op in deelgroepen, die gewoon het fietspad gebruiken. Y Zorg dat je leden genoeg afstand houden van elkaar, zo kunnen veel botsingen vermeden worden. Y Verbied sprintjes en wedstrijden op wegen waar ook auto’s rijden! Y Vergeet geen materiaal mee te nemen om zelf kleine reparaties te doen aan fietsen! Y Kinderen tot 10 jaar zijn vaak nog te onzeker op de fiets om zich veilig in groep te verplaatsen. Y Stippel je fietsroute op voorhand uit met een goede fietskaart waarop je ook kunt zien of een fietspad langs een secundaire weg veilig is (d.w.z. van de rijbaan afgescheiden door bomen of een strook gras). In sommige provincies bestaat een heel fietsroutenetwerk, dat je langs veilige (en mooie) paden van de ene plaats naar de andere brengt. Y Geen solotochten! Laat nooit iemand alleen fietsen. Als je solorijder een technisch defect heeft of hij of zij komt zwaar ten val, dan is er niemand in de buurt om alarm te slaan.
WETGEVING Zorg dat je fiets wettelijk en technisch in orde is! Let vooral op lichten, remmen en banden!
Word gezien! Zorg dat je altijd goed zichtbaar bent! Gebruik altijd oplichtende vestjes en armbandjes. Bovendien moet de groep tussen valavond en zonsopgang of bij dichte mist op de volgende manier gesignaleerd zijn: Y Als je rechts stapt of fietst: wit licht links vooraan en rood licht links achteraan. Y Als je links stapt: rood licht rechts vooraan en wit licht rechts achteraan. Y Als groep met minder dan 15 personen moet je de regels volgen van een individuele fietser: X Als er een fietspad is ben je verplicht dat te gebruiken. X Is er geen fietspad, dan mag je de parkeerzones en gelijkgrondse bermen rechts in je rijrichting gebruiken. X Bij gebrek aan andere oplossingen moet je rechts op de rijbaan fietsen. Je mag per twee naast elkaar rijden als je niet meer dan de helft van de rijweg in beslag neemt. Inhalen door gemotoriseerd verkeer moet altijd mogelijk blijven.
Y Als groep van 15 tot 50 fietsers X moet je de fietspaden niet volgen en mag je rechts met z’n tweeën naast elkaar de rijbaan volgen als je niet meer dan de helft van de rijweg in beslag neemt. Inhalen door gemotoriseerd verkeer moet altijd mogelijk blijven. X Je mag vergezeld worden door twee wegkapiteins, maar dat is niet verplicht. Y Als groep van 51 tot 150 fietsers X moet je de fietspaden niet volgen en mag je rechts met z’n tweeën naast elkaar de rijbaan volgen als je gegroepeerd blijft. X Je moet verplicht begeleid worden door twee wegkapiteins en twee begeleidende auto’s met een speciaal bord dat goed zichtbaar is voor de andere weggebruikers. X Een wegkapitein moet ten minste 21 jaar zijn en om de linkerarm een band dragen met de nationale driekleur en het woord ‘wegkapitein’. Wegkapiteins kunnen aan kruispunten zonder lichten het verkeer stilleggen met een bordje en aanwijzingen geven. Eén wegkapitein moet in het bezit zijn van een deelnemerslijst.
ANDERE WIELTJES Hoe zit het dan met een skateboard, een step, rolschaatsen, enz.? Y Alle ‘voortbewegingstoestellen’ die niet sneller dan stapvoets rijden, moeten de regels van de voetgangers volgen. Y Wie sneller dan stapvoets rijdt, moet de regels van de fietsers volgen, dus ook qua verlichting van het voertuig.
EXTRA INFORMATIE Y In ‘Het Tochtenboek. Een handleiding voor tochten in de jeugdbeweging’ vind je heel wat info over het uitstippelen van veilige tochten. Te koop in De Banier Y ‘Stappen en Fietsen in groep’ van het Levenslijn Kinderfonds, 2004 Y Voor meer informatie over dat onderwerp kun je terecht bij het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid: 02-244 15 11, info@bivv.be, www.bivv.be. Het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (www.bivv.be) bracht de volgende brochures uit: Y ‘Kinderen op de fiets’ Y ‘Veilig op stap’ Bekijk ook de veiligheidsfiche ‘Verkeer’!
www.chiro.be/veiligheid
VEILIGHEIDSFICHE
HOOGTE
De kabelbaan is één van de spectaculairste jeugdbewegingactiviteiten; niet alleen omdat er bij de sprong zelf een serieuze stoot adrenaline door je lijf stroomt, maar ook omdat er bij de opstelling en de afbraak heel wat technieken en inzicht nodig zijn. Een kabelbaan voor iedereen lijkt dan ook een grote uitdaging. Wij gaan echter voor een veilige kick. Wil je toch graag een spectaculaire activiteit in de hoogte doen? Kies dan voor een vast touwenparcours. Bij Heibrand, het Chirohuis in Westmalle, staat er zo’n touwenparcours. Je krijgt er twee begeleid(st)ers bij voor een zeer zachte Chiroprijs en je bent ineens zeker dat alles op een verantwoorde wijze gebeurt!
RICHTLIJNEN Y Gebruik de checklist uit de folder ‘Richtlijnen voor kabelbanen in het jeugdwerk’ voor je de kabelbaan gebruikt! Y Maak een kabelbaan, géén deathride! Y Volg een degelijke en erkende vorming om een kabelbaan op te zetten. Y Een kabelbaan begeleid je met voldoende leid(st)ers: minstens 2. Y Die richtlijnen betreffen tijdelijke, begeleide kabelbanen. Vaste kabelbanen vallen onder het KB van de speeltuigen.
MATERIAAL Gebruik enkel gekeurd, voldoende sterk en geschikt materiaal. Bij twijfel organiseer je geen kabelbaan!
ORGANISATIE Y Test je kabelbaan en ook de beide remmen altijd op voorhand met een dood gewicht, bijvoorbeeld een zak zand. Y Deelnemers noch begeleiding mogen de kabelbaan gebruiken zonder beveiliging. Y Breek de kabelbaan na gebruik onmiddellijk af. Wanneer dat door omstandigheden niet mogelijk is, moet je ze grondig afsluiten. Zorg ervoor dat je hele installatie opvalt als je ze achterlaat. Het looptouw kan gevaarlijk zijn. Je blijft verantwoordelijk voor je installatie. Een bordje met “Betreden op eigen risico” verandert daar niets aan. Y Ook het klimmen naar de start moet op een beveiligde manier gebeuren.
OMGEVING Y Als vertrekpunt kies je voor een stevige boom of een waardig alternatief. Hang nooit een kabelbaan aan een dode of jonge boom. Y Het looptouw moet vrij hangen. Er mogen dus geen takken in de weg hangen.
EMOTIONELE VEILIGHEID Y Groepsdruk is een belangrijk aspect bij een kabelbaanactiviteit, en het verdient al je aandacht. Soms is het dapperder om een oefening te weigeren dan te begeven onder groepsdruk. Y Geef aan alle deelnemers vooraf een duidelijke en aangepaste uitleg over de activiteit zodat ze van het vertrek tot bij de landing weten wat hen te wachten staat. Y De begeleid(st)ers van de kabelbaan hoeven zich niet als helden voor te doen: voor hen gelden dezelfde (veiligheids)regels als voor de deelnemers. Uit: ‘Richtlijnen voor kabelbanen in het jeugdwerk’
VERZEKERING De wijd verspreide ‘regel’ dat de Chiro activiteiten tot 4 meter boven de grond verzekert en hoger niet, is een fabel. Behalve deltavliegen, benjispringen en sporttakken met motorvoertuigen zijn alle activiteiten verzekerbaar. Voor een aantal avontuurlijke activiteiten (zoals rotsbeklimmen, rappel, diepzeeduiken, speleologie, enz.) moet je wel een supplement betalen – een kabelbaan valt hier niet onder. Meer info vind je op www.chiro. be/verzekeringen.
EXTRA INFORMATIE ‘Richtlijnen voor kabelbanen in het jeugdwerk’, te downloaden op www.chiro.be/veiligheid. Voor vragen over emotionele veiligheid kun je terecht bij de dienst Zin-d’erin(g) van de Chiro: www.zindering.be
Touwenparcours Inschrijven en informatie over beschikbaarheid voor een touwenparcours gebeurt via Heibrand: www.heibrand. be Voor meer info over het touwenparcours kun je ook mailen naar de Dienst Avontuurlijke Activiteiten via daa@ chiro.be of kijk op www.chiro.be/daa
www.chiro.be/veiligheid
VEILIGHEIDSFICHE
SEKSUALITEIT
CHIROVISIE Seksualiteit en relaties: soms een nijpend thema, zeker (maar zeker niet alleen) bij jongeren. Een jeugdbeweging mag er dus niet aan voorbij gaan. Engagement, respect en genieten: vanuit die drie invalshoeken willen we jongeren uitnodigen om hun kijk op relaties en seksualiteit in te kleuren. In elke relatie is engagement waardevol en belangrijk. Geen enkele relatie kan vrijblijvend zijn: koude onverschilligheid, het kille elk-voor-zich is niet onze keuze. Wij willen ons laten raken door mensen. Ons graag zien zal te herkennen zijn aan tederheid en fijngevoeligheid in ons omgaan met elkaar, aan diep respect voor wat een mens broos en kwetsbaar maakt. In onze relaties garanderen we respect voor onszelf en uiteraard voor elkaar. Iedereen heeft recht op intimiteit. Elke vorm van geweld sluiten we uit: wensen, gevoelens van anderen verdienen respect. De Chiro is een plaats waar kinderen en jongeren zichzelf kunnen en durven zijn. Niemand hoeft er onzeker te zijn over wie hij of zij is: wij komen op tegen elke vorm van uitsluiting, ook in ons eigen midden. Ook de verschillen tussen meisjes en jongens kunnen geen reden zijn voor onrechtvaardig handelen. Ook hier is er geen sprake van rechtvaardigheid zolang die niet aan iedereen toekomt. Ten slotte willen we diep tot ons laten doordringen dat we leven – om daar dan bewust, verwonderd, dankbaar van te genieten. Genieten heeft iets van overgave. Je laat smaken, beelden, geuren, geluiden, aanrakingen en gevoelens diep tot je doordringen: genieten van je eigen lijf, van contacten met anderen, van de verbondenheid. Bij dat genieten komen we terug bij de diepste, rustige kern van onszelf. Juist daarom geeft het ons nieuwe energie. Pas wanneer we tijd maken om bij die zachtste kern van onszelf te komen, kan er een liefdevolle verbondenheid groeien met mensen en dingen, met het leven. Daarom ook is genieten minder vluchtig dan het wel eens geacht wordt, minder vergankelijk dan bezit en macht. Wie niet kan genieten, loopt aan de kern van alle dingen voorbij.
RICHTLIJNEN IN VERBAND MET BEGELEIDINGSHOUDING Hoe reageer je als een van je leden vertelt over (seksueel) misbruik? Y Neem het serieus en blijf er zeker niet alleen mee zitten. Y Door het aan jou, als leid(st)er, te vertellen, is er een vraag om hulp ontstaan. Y Vaak hebben mensen angst om anderen ten onrechte te beschuldigen. Toch is het van het grootste belang dat een vermoeden van kindermishandeling niet verloren gaat. Je aanvoelen of inzicht bespreken met anderen is vaak een eerste stap om verandering voor een kind en zijn of haar gezin mogelijk te maken. Y In elke provincie vind je een vertrouwenscentrum voor kindermishandeling. Daar kun je terecht voor advies en concrete antwoorden op je vragen. Y Een melding bij het vertrouwenscentrum kan eventueel ook anoniem.
WETGEVING Minimumleeftijd om seksueel contact te hebben De wettelijke minimumleeftijd om seksueel contact te hebben is zestien jaar. Elke meerderjarige die een seksuele relatie heeft met een minderjarige jonger dan zestien pleegt dan ook een strafbaar feit. Ook seksuele relaties tussen minderjarigen waarbij één van de minderjarigen jonger is dan 16 zijn bij wet verboden. De wet gaat ervan uit dat iemand die nog geen zestien is niet rijp genoeg is om te oordelen of hij of zij seksuele omgang wil. Vanaf zestien jaar hebben jongeren seksueel zelfbeschikkingsrecht. Seksuele omgang met iemand die vijftien is (of jonger) –zelfs als hij of zij ingestemd heeft met de seksuele omgang – is hoe dan ook strafbaar.
Verkrachting en aanranding van de eerbaarheid Seksuele handelingen zijn strafbaar als ze afgedwongen zijn, als één van de partijen er niet mee heeft ingestemd. Toestemming is er met name niet wanneer de daad is opgedrongen door middel van geweld, dwang of list of mogelijk is gemaakt door een onvolwaardigheid of een lichamelijk of een geestelijk gebrek van het slachtoffer. Er bestaat een onweerlegbaar vermoeden dat een minderjarige van minder dan 14 jaar niet in de mogelijkheid verkeert een geldige toestemming te geven. Verkrachting is elke daad van seksuele penetratie van welke aard en met welk middel ook, gepleegd op een persoon die daar niet in toestemt. Met penetratie wordt bedoeld: binnendringen in de vagina, mond of anus met penis, vingers of een voorwerp. Als er geen sprake is van penetratie, dan spreekt de wet over aanranding van de eerbaarheid (vb. tegen de wil betast worden, gedwongen worden porno te bekijken of te kijken naar seksuele activiteiten van anderen, enz.) Schematisch -14 jaar
14 of 15 jaar
16 jaar en ouder
zonder penetratie met toestemming
aanranding
aanranding
geen misdrijf
met penetratie met toestemming
verkrachting
aanranding
geen misdrijf
zonder penetratie zonder toestemming
aanranding
met penetratie zonder toestemming
verkrachting
EXTRA INFORMATIE Y Zin-d’erin(g), vormingsdienst van Chirojeugd-Vlaanderen vzw, www.zindering.be Y Jeugd en Seksualiteit, informatie- en vormingsdienst over relaties en seksualiteit, www.jeugdenseksualiteit. be Y Sensoa, Vlaams service- en expertisecentrum voor seksuele gezondheid en hiv, www.sensoa.be Y Wel Jong Niet Hetero, koepel van Vlaamse en Brusselse holebiverenigingen, www.weljongniethetero.be Y Vertrouwenscentra kindermishandeling, www.kindermishandeling.org
www.chiro.be/veiligheid
VEILIGHEIDSFICHE
TE VOET
Je bent al snel te voet op stap met je ploeg. Niet enkel een echte dagtocht hoef je voor te bereiden. Zodra je je Chirodomein verlaat, hou je best rekening met de volgende richtlijnen!
RICHTLIJNEN Y Spreek over de regels met je leidingsploeg en je afdeling. Y Zorg voor voldoende reflecterende veiligheidsvestjes. Y Bij grote groepen is meer dan één leid(st)er met verkeersbord C3 noodzakelijk. Neem dus ook meerdere C3-verkeersborden mee. Y De oudsten lopen best vooraan en achteraan, zodat ze kunnen waarschuwen voor aankomend verkeer. Fluitjes zijn daarbij nuttig. Ook jij als leid(st)er loopt best vooraan of achteraan. Ben je met verschillende leid(st)ers, dan loopt er minstens één leid(st)er vooraan en minstens één achteraan. Y Naargelang de lengte van de rij is het aanbevolen om op de flanken van de groep één of meer witte lichten te dragen.
WETGEVING EN VERZEKERING Word gezien! Zorg dat je altijd goed zichtbaar bent! Gebruik altijd oplichtende vestjes en armbandjes. Bovendien moet de groep tussen valavond en zonsopgang of bij dichte mist op de volgende manier gesignaleerd zijn: Y Als je rechts stapt of fietst: wit licht links vooraan en rood licht links achteraan. Y Als je links stapt: rood licht rechts vooraan en wit licht rechts achteraan.
Waar stap je het best? Op de veiligste plaats van de openbare weg, natuurlijk! Voor voetgangers is dat in principe het trottoir. Is er geen trottoir, dan loop je in volgorde van veiligheid het beste op: Y De verhoogde berm Y De gelijkgrondse berm Y Het fietspad – verleen voorrang aan fietsers en bromfietsers! Y De rijbaan, ofwel links en allemaal achter elkaar; ofwel rechts per twee Autosnelwegen en autowegen zijn verboden terrein voor voetgangers.
verkeersbord C3
Oversteken? Sinds 1 januari 2004 heb je als leiding het recht om het verkeer tegen te houden of aanwijzingen te geven. Dat mag alleen als de leid(st)er een ‘schijf waarop het verkeersbord C3 (een witte cirkel met rode rand) afge-
beeld is’ gebruikt. De aanwijzingen die de leid(st)ers geven gaan niet boven de bevelen van bevoegde personen, verkeerstekens, verkeerslichten en verkeersregels. Als je veilig wilt oversteken, kies dan één van de volgende plaatsen, in dalende volgorde van veiligheid: Y Bewaakte oversteekplaatsen = zebrapad met verkeerslichten of een bevoegde persoon Y Zebrapad zonder verkeerslichten Y Plaatsen waar de weg smal is, waar je goed gezien kunt worden Als er een zebrapad is op minder dan 30 meter van de plaats waar je wilt oversteken, moet je hiervan gebruik maken! Als er genoeg leiding is, is dat een optimale opstelling om je leden te helpen oversteken: Y 1 begeleid(st)er staat op de plaats waar het oversteken begint, zodat bij eventueel gevaar de kinderen nog tegengehouden kunnen worden Y 2 begeleid(st)ers plaatsen zich in het midden van de rijbaan, aan weerskanten van de overstekende groep, en houden oogcontact met de automobilisten Y 1 begeleid(st)er houdt aan de overkant de leden bij elkaar
EXTRA INFORMATIE Y In ‘Het Tochtenboek. Een handleiding voor tochten in de jeugdbeweging’ vind je heel wat info over het uitstippelen van veilige tochten. Je kunt het boek kopen in De Banier. Y Voor meer informatie over dat onderwerp kun je terecht bij het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid, 02-244 15 11, info@bivv.be, www.bivv.be. Zij brachten ook een brochure uit: ‘Veilig op stap, te voet of met de fiets, alleen of in groep’. Je kunt die downloaden op www.chiro.be/veiligheid of bestellen op het nationaal secretariaat. Y In het kader van de Levenslijn-actie werd er ook een brochure uitgebracht voor kinderen. Je vindt die brochure op www.chiro.be/veiligheid. Y Bekijk ook de veiligheidsfiche ‘Verkeer’ in deze brochure! Y www.chiro.be/veiligheid
VEILIGHEIDSFICHE
TOCHTACTIVITEITEN
DE CHIROVISIE Tweedaagse Op tweedaagse gaan is meer dan er twee dagen tussenuit zijn en kunnen uitslapen. Het zijn vooral twee dagen die kansen bieden om een andere soort activiteiten aan te bieden, en om van het slapen ook iets speciaals te maken.
Dropping Er bestaan heel uiteenlopende definities van ‘een dropping’. Voor de ene is dat een uitgestippelde tocht langs verschillende controleposten (kompasloop, coördinatentocht, enz.), voor anderen betekent het dat je de leden ergens naartoe brengt, vanwaar ze hun weg terug moeten vinden naar de bivakplaats. Maar vaak betekenen droppings vooral eindeloze discussies over wat kan en wat niet kan. Laat alvast één ding duidelijk zijn: een dropping moet in de eerste plaats leuk zijn, anders heeft het niet veel zin om er één te organiseren!
Liften Wat je daarover ook afspreekt, het kan niet de bedoeling zijn om je leden bang te maken of hen een blijvend wantrouwen tegenover de mensheid aan te praten. Dat het voor meisjes gevaarlijker is om te liften, is bijvoorbeeld onzin. Het kan wel gevaarlijk zijn om mee te rijden met een dronken chauffeur of een snelheidsduivel, maar dat geldt zowel voor meisjes als voor jongens.
RICHTLIJNEN Tweedaagse Een tweedaagse is de ultieme kans om er met je ploeg op uit te trekken en hen dat ietsje meer aan te bieden. Geniet er dan ook van en blijf bij je ploeg. Die groepservaring wil je als leiding niet missen!
Dropping Als tito’s al op dropping gaan, stapt er iemand van de begeleiding mee. Keti’s en aspi’s kunnen al alleen de baan op. Betrek je afdeling dan wel in die beslissing: meisjes die elkaar bang hebben zitten maken met verhaaltjes over verkrachters en aanranders zullen het bijvoorbeeld niet zien zitten om zonder begeleiding te vertrekken, terwijl anderen dat zouden aanvoelen als betutteling vanwege de leiding. Y De weekendnachten houden enorm veel verkeersrisico’s in – dat bewijzen de kranten wekelijks. Zelfs als je dropt op wegen met weinig verkeer (bv. in de Ardennen) bestaan er grote risico’s op ongelukken. Op die wegen verwacht een automobilist geen plots opduikende voetgangers op de rijweg.
Uit de brochure “Jeugd verkeert. Verkeersinformatie voor de slimme weggebruiker” van de Jeugdraad voor de Vlaamse Gemeenschap. Y Zorg voor een uitgestippelde (geteste) tocht langs veilige wegen! Y Iedereen draagt in het donker altijd reflecterend materiaal. Y Zorg voor kleine groepjes. Zorg dat ze samenblijven. Duid één verantwoordelijke per groepje aan die let op de verkeersveiligheid en signaleert met een zaklamp. Y Laat een dropping nooit doorgaan als de weersomstandigheden ongunstig zijn. We denken dan aan mist, zware regenval, zware ijzel. Spreek ook vooraf af wat je doet als de weersomstandigheden tijdens de dropping zelf zouden veranderen. Y Geef in een envelop een noodopdracht mee: geef niet alleen een adres of een telefoonnummer mee (...) maar altijd ook een (wegen)kaart. Zo kan het groepje zich opnieuw oriënteren als het verdwaalt. Y Breng de politie op de hoogte van je activiteit. Laat hen eventueel een advies geven over je route. Dropping is een typische activiteit voor 14-18-jarigen! Die activiteit kan niet voor -12-jarigen Bij 12- tot 14-jarigen moet de activiteit overdag plaatsvinden, mét begeleiding. We raden ook aan om de afstand beperkt te houden.
Liften We denken dat er betere tochttechnieken bestaan dan liften, maar geef je je leden toch de toestemming om te liften, geef hen dan een aantal aandachtspunten mee: Y Hou je aan de verkeersregels, en zorg dat je altijd goed zichtbaar bent. Y Ga niet mee met verdachte chauffeurs: dronken, agressieve rijstijl, een auto vol mannen, enz. Wil je echt niet dat je leden liften, gebruik dan je creativiteit om het hen te beletten. Geef iets mee waardoor chauffeurs hen niet makkelijk zullen meenemen: een ladder, een paar stelten, een kruiwagen, enz. Zorg voor veel controleposten, die niet te ver uit elkaar liggen, en waar je alleen te voet (of per fiets) naartoe kunt gaan. Of geef opdrachten mee voor onderweg. Vaak is liften een gevoelig thema voor ouders. Meld het vooraf, dat voorkomt heel wat discussie achteraf!
WETGEVING EN VERZEKERING Tweedaagse, droppings en liften zijn wettelijk toegestaan en verzekerd als ze verantwoord uitgevoerd worden. Zorg dus voor een degelijke voorbereiding en een gepaste begeleiding!
EXTRA INFORMATIE Y In ‘Het Tochtenboek. Een handleiding voor tochten in de jeugdbeweging’ vind je heel wat info over het uitstippelen van veilige tochten. Te koop in De Banier. Y ‘Het Bivakboek’ van Chirojeugd Vlaanderen staat vol activiteiten, tips, enz. Ook dat vind je in De Banier
www.chiro.be/veiligheid
VEILIGHEIDSFICHE
VERKEER
De speelclub krijgt een geheimzinnige schatkaart in handen. Natuurlijk moet je dan direct met je afdeling op pad om dat van wat dichterbij te gaan bekijken! De rakwi’s zijn dol op het Staplied en dat komt uiteraard het best tot zijn recht op een echte rakwitocht! De aspi’s hebben een uitnodiging gekregen voor de pannenkoekenslag van Chiro Huppeldepup, twee dorpen verder. Hup, de fiets op! En zo beland je dan in het verkeer met je afdeling. Heel vlotjes, maar toch belangrijk om even (bij) stil te staan!
RICHTLIJNEN Y De jongste leden van je groep lopen best in het midden. De oudsten lopen best vooraan en achteraan, zodat ze kunnen waarschuwen wanneer er een voertuig nadert. Een fluitje kan daarbij handig zijn. Ook jij als leid(st)er loopt best vooraan of achteraan. Ben je met verschillende leid(st)ers, dan loopt er minstens één leid(st)er vooraan en minstens één achteraan. Y Naargelang de lengte van de rij is het aanbevolen om op de flanken van de groep één of meer witte lichten te dragen. Y Het is nodig om altijd goed zichtbaar te zijn als groep. Bij valavond, ‘s nachts of als het regent, is dat zelfs van levensbelang. Oplichtende hesjes en armbanden zijn daarom geen overbodige luxe. Y Ook overdag is het belangrijk dat andere weggebruikers je goed zien. Zelfs als je overdag vertrekt, neem je best reflecterende vestjes of zichtbaarheidsaccessoires mee. Je weet maar nooit of het misschien fel gaat regenen en of je wel voor het donker thuis zal zijn. Y Bij grote groepen is meer dan één leid(st)er met verkeersbord C3 noodzakelijk. Neem dus ook meerdere C3-verkeersborden mee. Y Vervoer geen kinderen in een aanhangwagen of een laadbak van een vrachtwagen. Y Neem niet meer inzittenden mee dan er veiligheidsgordels zijn in de wagen. verkeersbord C3
WETGEVING Tussen valavond en zonsopgang of bij dichte mist moet de groep op de volgende manier gesignaleerd zijn: Y Als je rechts stapt of fietst: wit licht links vooraan en rood licht links achteraan. Y Als je links stapt: rood licht rechts vooraan en wit licht rechts achteraan. Oversteekplaatsen die op minder dan 30m liggen moet je gebruiken. Y Kinderen (jonger dan 18 jaar) die kleiner zijn dan 1,35 m moeten in een voor hen geschikt kinderbeveiligingssysteem vervoerd worden in de wagen. Y Kinderen van 1,35 m of groter moeten in een voor hen geschikt kinderbeveiligingssysteem vervoerd worden of de veiligheidsgordel dragen.
Y Kinderen mogen, ongeacht hun leeftijd, voorin op de passagiersstoel zitten, op voorwaarde dat ze vastgemaakt worden zoals de wet het voorschrijft.
EXTRA INFORMATIE Y In ‘Het Tochtenboek. Een handleiding voor tochten in de jeugdbeweging’ vind je heel wat info over het uitstippelen van veilige tochten. Te koop in de Banier Y Voor meer informatie over dat onderwerp kun je terecht bij het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid, 02-244 15 11, info@bivv.be, www.bivv.be. Zij brachten ook een brochure uit: ‘Veilig op stap, te voet of met de fiets, alleen of in groep’. Je kunt die downloaden op www.chiro.be/veiligheid of bestellen op het nationaal secretariaat. Y In het kader van de Levenslijn-actie werd er een brochure uitgebracht voor kinderen. Je kunt ze downloaden op www.chiro.be/veiligheid.
www.chiro.be/veiligheid
VEILIGHEIDSFICHE
VUUR
Hoe uitdagend die activiteiten ook lijken en hoeveel maatregelen er ook genomen worden, het blijft gevaarlijk om met vuur te spelen. Spelen met vuur staat misschien wel stoer, maar wij raden iedere groep ten stelligste af om dat nog te doen. Dat betekent niet dat je niet meer kunt koken op een vuurtje of dat het kampvuur verboden wordt. We willen alleen geen spelen met vuur in de Chiro. Als Chiroleid(st)er ken je ongetwijfeld heel wat andere (en betere) spelen om je afdeling in vuur en vlam te zetten! Ook ‘koud vuur’ (een bal of kurk in white spirit) wordt na een tijdje warm. Fakkels lenen zich voor een rustige avondwandeling, niet voor uitbundige spelen. Ook dat ‘vuur dragen’ valt onder strenge regels!
RICHTLIJNEN Brandwonden? Eerst water, de rest komt later! Laat minstens 10 minuten koud of lauw water over de brandwonde lopen – lauw is het beste.
Kampvuur Niets overtreft de gezelligheid van een kampvuur, waarbij leiding en leden samen liedjes zingen, verhalen vertellen of gewoon even wegdromen. Y Let bij het aanleggen van een kampvuur op de materialen die jullie verbranden: enkel droog, onbewerkt hout; geen afval! Sprokkel ook enkel hout waar het mag! Y Heb je de toelating om een kampvuur te houden? Y Ligt de vuurplaats voldoende ver (100 m) van een bos en van huizen? Y Graaf een greppel of leg droge stenen rond de vuurplaats, en zorg voor enkele emmers water of zand in de nabijheid. Zeker bij droog weer zijn die maatregelen een basisvoorwaarde. Y Gebruik nooit stenen uit het water of leistenen om je vuur af te bakenen. Het vocht in die stenen kan bij verhitting sneller uitzetten dan de steen zelf, en de steen doen springen. Y Ontsteek geen vuur wanneer er een krachtige wind waait of wanneer er onweer dreigt of woedt. Y Laat nooit een brandend vuur onbewaakt achter. Y Verwittig zo snel mogelijk de hulpdiensten als je je vuur niet meer onder controle hebt.
Koken in de natuur Gezelligheid troef, op voorwaarde dat je aandacht hebt voor enkele basisregeltjes. Y Interpreteer de term ‘woudloperskeuken’ niet te letterlijk en ga nooit een vuurtje stoken in het bos. Y Gebruik enkel natuurlijke stoffen om het vuur aan te maken. Benzine of andere vluchtige stoffen heb je nooit onder controle en die kunnen zeer gevaarlijk zijn. Y Laat geen vuurplaats achter zonder zeker te zijn dat het vuur volledig gedoofd is. Ook smeulende vuurtjes kunnen weer opflakkeren. Y Net als een bos is de heide door haar humusrijke bodem echt te mijden om een kookvuurtje te maken. Y Laat te jonge leden niet het vuur aanmaken, maar doe dat als leid(st)er zelf.
Y Wanneer je kookt op een gasvuurtje hoef je geen vuur op de grond te maken. Y Gebruik een aanwezige vuurplaats als die er is.
Spelen met (koud) vuur, vuurspuwen Vuurspuwen of jongleren met vuur zijn gevaarlijke kunstjes. Ze vereisen een grote deskundigheid en training. Wie hiertoe niet opgeleid is, doet dat beter niet. Maar ook minder spectaculaire spelletjes met (koud) vuur zijn gevaarlijk. Elk jaar opnieuw belanden er Chiroleden in het ziekenhuis door die activiteit. Je speelt dan ook beter niet met vuur. Enkele jaren geleden hoorde ik van een spijtig ongeval bij een buurgroep. Op dag vijf vond er traditioneel een voetbalmatch plaats in het donker, tussen de tito’s en de keti’s. Die keer zou het nog spectaculairder worden, maar het moest hiervoor wel pikdonker zijn: de match werd gespeeld met een koudvuurbal. Dat is een tennisbal die al verschillende weken in white spirit lag te weken en dan in brand wordt gestoken. Niet de tennisbal maar de vluchtige stof white spirit zou branden, waardoor die niet echt warm wordt. Er werden emmers water rond het terrein gezet en alle leden moesten een lange broek en een trui aandoen. De match kon beginnen en het was dolle pret. Een tennisbal van vuur vloog van links naar rechts. Tot Stefaan de bal tegen zijn rug kreeg en z’n training vuur vatte. Hij werd tot de derde graad verbrand. Wat het spel van de eeuw moest worden, liep uit op een pijnlijke sisser. Alle voorzorgsmaatregelen waren genomen, en toch gebeurde dat. Hun leider was er helemaal kapot van...
WETGEVING De wetgever ziet de gevaren van vuur heel duidelijk en legt dan ook zware straffen op aan mensen die onvoorzichtig omgaan met vuur. Vuur maken of dragen (fakkels!) in het bos of binnen een straal van 100 m is absoluut verboden! Ook brandende theelichtjes in glazen bokaaltjes op een bospad plaatsen mag niet! Wanneer de boswachter je betrapt, wordt er altijd een PV opgemaakt! Zulke activiteiten kunnen binnen de wet gezien worden als brandstichting. Doe je dat ‘s avonds of ‘s nachts en in groep, dan wordt dat als een nog zwaardere misdaad beschouwd! Informeer altijd bij de boswachter of eigenaar of er ergens een plekje is waar je mag koken of een kampvuur kunt houden.
EXTRA INFORMATIE ‘Het Bivakboek’ van Chirojeugd Vlaanderen vind je in De Banier ‘Het Tochtenboek. Een handleiding voor tochten in de jeugdbeweging’ is ook een uitgave van Chirojeugd Vlaanderen, te koop in De Banier.
www.chiro.be/veiligheid
VEILIGHEIDSFICHE
WATER
RICHTLIJNEN Zwemmen Y Bewaakte zwembaden blijven de ideale plaats om met een groep te gaan zwemmen. Toch is dat niet het moment om een dutje te doen. Eén leid(st)er in het water en één die vanaf de oever actief de groep in de gaten houdt, is een noodzaak. Y Aan zee kies je een bewaakte zone. Zwem alleen als er een groene vlag uithangt. Y In riviertjes, meren of zandgroeven zwem je alleen daar waar het toegelaten is en de leiding gaat op terreinverkenning. Wees extra alert op zulke plaatsen en laat leden heel strikt de gemaakte afspraken naleven. Y Het lijkt evident, maar ga na of alle leden wel degelijk kunnen zwemmen. Gebruik zwemvesten of bandjes bij twijfel of pas je activiteit aan zodat er niemand risico loopt! Y Ga niet alleen zwemmen. Y Zorg dat er altijd toezicht is! Y Spring niet in ongekend water en duik er zeker niet in! Je kunt je stoten, en als je in heel koud water terechtkomt (in groeves!), kun je makkelijk verdrinken. Y Beken zijn dikwijls vervuild en kunnen onzichtbare scherpe voorwerpen en ongezellige beestjes verbergen. Verken de beek of rivier eens op voorhand en zorg dat iedereen stevig oud schoeisel aandoet. Sandalen voldoen echt niet. Y Tel regelmatig je leden en leiding
Vlottentochten Y Iedereen die meevaart, moet goed kunnen zwemmen. Voor de zekerheid doe je best iedereen een zwemvest aan, zeker bij jongere afdelingen. Y Ga nooit met rubberlaarzen en regenpak op het vlot. Y Draag bij voorkeur licht gekleurde kleding die gemakkelijk van het water te onderscheiden is. Y Voorzie zeker een reddingsboei (binnenband auto, zwemband) en maak er een touw aan vast. Y Als iedereen toch van het vlot valt, kijk dan zo snel mogelijk na of iedereen boven water gekomen is! Tel telkens je leden en leiding. Y Test je vlot eerst op veilig water als je ermee op snelstromend water wilt varen. Y Bevaar geen te snel stromend of te diep water. Y Vaar enkel overdag! In het donker kun je onmogelijk voorzien wat er verderop is. Y Ga nooit met je vlot op het water bij onweer! Y Verken vooraf het water dat je wilt bevaren, bekijk ook de kwaliteit van het water. Y Neem altijd een EHBO-kit mee!
Drinken Wie in BelgiĂŤ blijft voor hun bivak kan nergens rivier- of beekwater voldoende vertrouwen om ervan te drinken of om het tijdens het koken te gebruiken. Ook bronwater raden we sterk af om als drinkwater te gebruiken. Probeer zoveel mogelijk leidingwater te gebruiken. Let ook op voor stoom: die kan ernstige brandwonden veroorzaken!
WETGEVING EN VERZEKERING Mag ik van de bruggen over het Albertkanaal in het water springen? Nee! Worden jullie betrapt, dan zal er altijd een PV opgemaakt worden. Bovendien neem je altijd een risico: je kunt nooit inschatten wat er in het water ligt en ook passerende schepen vormen een gevaar. Zwemmen in het kanaal is verboden tenzij je toelating gekregen hebt. Zwemmen jullie zonder toelating, dan overtreden jullie de wet, waardoor de kans bestaat dat de verzekering een eventueel schadedossier weigert!
Problemen met drinkwater Op bivak met zieken door verontreinigd drinkwater? Dat wordt door de verzekering gezien als een ongeval en kan dus op de normale manier verzekerd worden. Zorg wel dat je een medisch attest hebt dat de oorzaak bij het drinkwater legt, anders kan de verzekering het als een ziekte beschouwen en dan zijn de kosten voor de ouders. Soms zal het nodig zijn om stalen te laten onderzoeken.
Vlottentochten Je kunt in Vlaanderen zowel op de bevaarbare als op de onbevaarbare waterlopen een vlottentocht houden, op voorwaarde dat je toestemming hebt van de waterloopbeheerder en als het niet uitdrukkelijk verboden wordt. De waterloopbeheerder is in de meeste gevallen het Vlaams Gewest. Je informeert best bij de gemeente waar je een vlottentocht wilt houden. Ook in WalloniĂŤ loop je best even langs het infokantoor van de gemeente, want daar zijn er verschillende regels voor boottypes, gedeelten van de waterloop en de periode van het jaar.
EXTRA INFORMATIE In volgende boeken vind je heel wat meer informatie: Y Bivakboek Y Tochtenboek Y Loslopend Wild deel 2 Allemaal te koop in De Banier!
www.chiro.be/veiligheid
ROL 1 : De begeleiding zegt regelmatig welke minuut het is. Via dit schema zie je wat je op de minuut moet doen. Staat er niets, dan ben je nog steeds het vorige aan het doen of luister je wat andere zeggen. Ben je leiding, dan draag je een leidingskoord, anders doe je die uit. Materiaal mag je vragen aan je begeleiding. Je bent leider en je leden gaan ‘kaas met gaten’ spelen. Je medeleider legt 1 -3 het spel uit. 4-7 Geef je leden positieve bevestiging, ook die het spel niet durven te spelen. 8 - 15 Probeer diegene dat het spel niet durven te spelen, extra aan te moedigen. 16 Kom bij je leden die al door de kaas zijn, te weten wat ze van het spel vonden. 17 18 Rond het spel af en zeg dat ze naar het lokaal mogen gaan. 19 Je gaat mee naar het lokaal en springt in de zetels/stoelen. 20-23 Vanaf nu ben je geen leider meer maar een tito. 24 -28 Andere proberen je bier te laten proeven. Jij vindt dat heel vies maar je durft dat niet goed zeggen. 29 -31 Je stelt voor om een kamp te gaan bouwen. 32 Je wilt niet mee opruimen en je moet naar de WC. 33 34 Je zoekt uw medeleden om mee het volgende spel te spelen. 35 Vanaf nu ben je een speelclubber. 36 Jullie groep wordt in 2 ploegen verdeeld. 37 38 Je vindt het erg dat je niet bij je vriend(in) in de ploeg zit. 39 40 -46 Het spel wordt uitgelegd. Je kent het spel en je vindt dat geen leuk spel. 47 Je hebt hoofdpijn en vraagt of je aan de kant mag gaan zitten. 48 49 50 Je bent blij dat je naar huis mag.
ROL 2: De begeleiding zegt regelmatig welke minuut het is. Via dit schema zie je wat je op de minuut moet doen. Staat er niets, dan ben je nog steeds het vorige aan het doen of luister je wat andere zeggen. Ben je leiding, dan draag je een leidingskoord, anders doe je die uit. Materiaal mag je vragen aan je begeleiding. Je bent leider. Jullie gaan ‘kaas met gaten’ spelen en je doet de speluitleg 1-5 maar je bent zelf niet gemotiveerd. Kaas met gaten: Tussen 2 bomen zijn er touwen gespannen met grote en kleine gaten. Alle spelers moeten door de gaten zonder de touwen te raken. Elk gat mag maar 1 keer gebruikt worden. 6 -13 Begin tegen je medeleider te praten over afgelopen nacht en dan je e nog hoofdpijn van hebt. Praat hierover gedurende het spel. 14 - 18 1 van de leden wilt graag iets anders doen, je negeert die en je vindt dat ene lid lastig en laat dit merken. 19 Het spel rond je af en je gaat naar het lokaal. Je zegt dat jullie even iets gaan drinken. 20 Vanaf nu ben je geen leider meer maar een tito! 21 -23 Je vind dat sommige te veel lawaai maken en precies speelclubbers zijn, je zegt dit ook. 24 -26 Je wilt water drinken want je hebt nog een kater van gisteren. Je zegt fier dat het gisteren een leuke fuif was en dat je het stom vindt dat sommige er niet waren. 27 - 29 Je ligt te slapen in de zetel, te moe van gisteren. 30 Je vindt een kamp bouwen stom! 31 32 - 34 Je begint mee op te ruimen zodat je het volgende spel kunt gaan spelen. 35 -49 Vanaf nu ben je een speelclubber die geen Nederlands verstaat. Je begrijpt dus niets van de speluitleg. 50 Je neemt afscheid van je leiding en gaat naar huis.
ROL 3 : De begeleiding zegt regelmatig welke minuut het is. Via dit schema zie je wat je op de minuut moet doen. Staat er niets, dan ben je nog steeds het vorige aan het doen of luister je wat andere zeggen. Ben je leiding, dan draag je een leidingskoord, anders doe je die uit. Materiaal mag je vragen aan je begeleiding. Je bent keti en luistert naar de speluitleg. 1 2-4 Je het geen zin in dit spel en laat dit merken. 5 -10 Vanaf dat je door een gat bent gegaan zet je je aan de kant en doe je niet meer mee. 11-13 Je geeft aan dat je je verveeld. 14 - 17 Je vraagt wanneer je iets mag drinken. 18 Je vraagt wanneer je een ander spel gaat doen. 19 Iedereen gaat naar het lokaal maar je gaat niet mee! Je gaat naar de begeleiding en krijgt er een zakje chips. 20 Je bent vanaf nu titoleiding. 21 Je gaat naar het lokaal en eet het zakje chips op. De chips is alleen voor u en je wilt niet delen. Wie iets wil snoepen moet dit maar van thuis meebrengen, is uw mening! 22 23 Je merkt dat er enkele leden met vuur aan het spelen zijn. Je wordt heel boos en doet het vuur uit. 24 25 - 29 Je medeleider vindt dat je leden bier mogen drinken. Jij zelf vindt dat dit niet kan. 30 Je begint mee te onderhandelen welk spel ze willen spelen. 31 32 Voordat je het volgende spel speelt moet het lokaal terug wat op orde zijn. 33 34 Je zegt dat iedereen naar buiten moet gaan want je gaat ‘zwart schaap’ spelen. 35 Vanaf nu ben je een speelclubber. 36 37 - 40 Ploegen zijn verdeeld maar je vindt ze oneerlijk! Je zegt dit ook. 41 Spel wordt uitgelegd en je zegt dat het niet eerlijk is wegens de andere ploeg veel sterker is. 42 - 50 Je speelt het spel mee maar blijft zeuren
ROL 4: De begeleiding zegt regelmatig welke minuut het is. Via dit schema zie je wat je op de minuut moet doen. Staat er niets, dan ben je nog steeds het vorige aan het doen of luister je wat andere zeggen. Ben je leiding, dan draag je een leidingskoord, anders doe je die uit. Materiaal mag je vragen aan je begeleiding. 1 Je bent keti met overgewicht en luistert naar de speluitleg. 2 Wegens je overgewicht, heb je schrik voor dit spel. Je zegt dat dit geen leuk spel is voor jou. 3 4-7 Je vertrouwd de rest niet en durft niet door een gat gaan je houd je stil en op de achtergrond. 8 - 11 Je moet dringend naar het toilet. 12 Als je terug komt probeer je ongemerkt bij de groep aan de overkant te gaan staan. 13 14 – 18 Je bent bang dat de rest je niet kan houden en zegt dat je liever niet meespeelt met dit spel. 19 Iedereen gaat naar het lokaal maar je gaat niet mee! Je gaat naar de begeleiding en krijgt er een bak drinken (frisdrank en bier). 20 -24 Je bent vanaf nu titoleiding. Jullie nemen een 4-uurtje in het lokaal je maakt een praatje met de tito’s en vraag hoe hun week geweest is. 25 - 29 Je gaat naar het lokaal met je bak drinken en vraagt wie wat wil drinken. 30 Enkele leden willen een kamp gaan bouwen. Jij zegt dat kampen bouwen voor speelclubbers is en jullie dat dus niet gaan doen. 31 - 33 Als ze toch blijven zagen dan zeg je dat echte tito’s graag in de zetel liggen! 34 Je gaat ongemotiveerd naar buiten voor het volgende spel. 35 Vanaf nu ben je een speelclubber en je vraagt of jij de ploegen mag kiezen voor het volgende spel. 36- 43 Je speelt enthousiast mee met het spel. 44 - 46 Je valt en doet je pijn. Je blijft op de grond liggen. 47 -49 Je probeert mankend terug mee te spelen 50 Ga tegen 1 van de leiders zeggen dat je nog steeds veel pijn hebt.
ROL 5 : De begeleiding zegt regelmatig welke minuut het is. Via dit schema zie je wat je op de minuut moet doen. Staat er niets, dan ben je nog steeds het vorige aan het doen of luister je wat andere zeggen. Ben je leiding, dan draag je uw leidingskoord, anders doe je die uit. Materiaal mag je vragen aan je begeleiding. Je bent keti en je hebt veel zin in dit spel. 1 2 3-6 Er is 1 iemand in jullie groep waarvan je vindt dat die te dik is voor dit spel. Je haalt dit regelmatig aan en pest hem/haar hiermee. Omdat hij/zij zaagt. 7 - 12 Je probeert vals te spelen als je denkt dat de leiding toch niet kijkt. 13 - 18 Ook het ‘dikkertje’ probeert vals te spelen, maar jij hebt dat gezien en roept het uit. 19 Je loopt heel snel naar het lokaal want je hoopt de beste plaats te kunnen hebben. 20 - 22 Je bent vanaf nu tito en je begint met je buur te praten over jullie leerkracht. 23 In het lokaal vind je lucifers en een aansteker. Je begint hiermee te spelen en maakt een vuurtje. 24 25 Je hebt zin in bier drinken en je zult dan ook bier drinken! 26 -28 Sommige tito’s zijn gisteren naar een fuif geweest. Jij mocht niet mee van je ouders. 29 -31 Je wilt een kamp gaan bouwen want jullie zitten al lang genoeg. 32 Je vraagt om toch iets anders te gaan doen. 33 Je gaat akkoord met ‘zwart schaap’. 34 Je gaat mee naar buiten. 35 -37 Vanaf nu ben je een leider van de speelclub. Je medeleider verdeeld de ploeg in 2 groepen, daarna doe jij de speluitleg. 38 -43 Je legt het spel ‘zwart schaap’ uit met veel enthousiasme: Spel in 2 ploegen elke ploeg heeft een ‘kamp’ afgebakend met lint of kegels. In elke ploeg is er ook een persoon het Zwarte schaap. Je moet proberen mensen van de andere ploeg in jouw kamp te krijgen. Als ze in jouw kamp zijn mogen ze vertellen of zij het zwarte schaap zijn of niet. Als je het zwart schaap gevonden hebt heeft jouw team gewonnen. 44 Iemand is gevallen en je merkt dat je geen EHBO bij hebt. Je bent in paniek en over bezorgd. 45 46 - 48 Geef 1 iemand steeds positieve en 1 iemand steeds negatieve bevestiging. 49 Rond het spel af want de ouders komen je leden bijna halen. 50
ROL 6 : De begeleiding zegt regelmatig welke minuut het is. Via dit schema zie je wat je op de minuut moet doen. Staat er niets, dan ben je nog steeds het vorige aan het doen of luister je wat andere zeggen. Ben je leiding, dan draag je uw leidingskoord, anders doe je die uit. Materiaal mag je vragen aan je begeleiding. 1 Je bent een hyperactieve keti en je luistert naar de leiding. 2 -4 Je wil er meteen invliegen en probeert in je eentje al over de touwen te kruipen. 5-9 Je merkt dat er zijn die dit spel niet durven spelen. Jij vindt dat ze watjes zijn. 10 -15 Voor jou is niets moeilijk, je begrijpt niet dat anderen er lang over doen. Je wil actie ! Het gaat te traag voor jou. 16 - 18 Je bent afgeleid en gaat zelf wat anders doen. 19 Jullie gaan iets drinken in het lokaal en je vraagt of jullie bier krijgen. 20 Je bent vanaf nu tito en je wilt bier! 21 - 23 Je leider heeft chips en je wilt hiervan mee eten. 24 Iemand maakt vuur en je vind je leider flauw omdat hij zegt dat dat niet mag. 25 Je wilt mee bier drinken en je vindt dat iedereen is moet proeven. 26 Je bent gisteren samen met enkele andere mee naar een fuif geweest, je vond de muziek heel goed! 27 -31 Je houdt iedereen in het oog of ze wel hun bier opdrinken, anders zeg je hier iets van. 32 Je stelt voor om ‘zwart schaap’ te spelen. 33 34 Je gaat mee naar buiten. 35 - 37 Vanaf nu ben je de leider. Jij verdeeld de ploeg in 2 groepen. Als jullie met oneven zijn, dan doe jij mee. Je ploeg verdelen doe je als volgt: iedereen moet zijn beide schoenen uitdoen en op een stapel leggen. Daarna moeten ze allemaal op een rij gaan staan. Als je start zegt moeten ze allemaal één schoen nemen. Diegene die een linker schoen vast hebben zijn een ploeg, en diegene met de rechter schoen zijn een ploeg. 38- 43 Uw medeleider legt het spel uit. 44-47 Er is iemand gevallen. Je zegt dat het niet erg is en dat hij/zij moet rechtstaan en verder moet spelen. Een speelclubber is namelijk stoer en kan daar tegen! 48 Kom te weten wat ze van het spel vonden. 49 Je sluit het spel af en vraagt wie er volgende week terug komt. 50 Je leden gaan naar huis, je kan nog iets tegen de ouders zeggen.
ROL 7: De begeleiding zegt regelmatig welke minuut het is. Via dit schema zie je wat je op de minuut moet doen. Staat er niets, dan ben je nog steeds het vorige aan het doen of luister je wat andere zeggen. Ben je leiding, dan draag je uw leidingskoord, anders doe je die uit. Materiaal mag je vragen aan je begeleiding. Je bent een keti en je hebt veel zin in dit spel. 1 2-7 Je vind dat je eerst moet nadenken, overleggen en een strategie bepalen. 8 -12 Je begint tegen de leider die het spel uitlegde te zeggen dat je hem afgelopen nacht hebt gezien en dat hij heel zat was. 13 -18 Je wil dat er toch nog eens goed nagedacht wordt over de volgorde. En roemt iedereen even bij elkaar 19 Spel is afgelopen en je gaat niet direct naar het lokaal. Je gaat buiten nog wat zitten kijken naar andere. 20 Je bent vanaf nu tito. 21 22-24 Je gaat naar binnen, je bent heel stil en gaat rustig ergens zitten. 25 Je neemt bier aan maar eigenlijk doe je dit alleen om stoer te doen want je lust dit niet. 26 27 Je zet je flesje bier terug in de bak, terwijl je er amper van gedronken hebt. 28 29 -33 Je wilt mee een kamp gaan bouwen. 34 Je gaat mee naar buiten. 35 Je bent vanaf nu een speelclubber. 36- 38 Je vind dat iemand stinkvoeten heeft en je wilt bij die persoon niet in de groep zitten. 39 Je bent tevreden over je ploeg en speelt enthousiast mee 44 Je moet naar de WC en je gaat er naar toe zonder iets te zeggen. 45 -50 Je gaat helemaal voor de winst en vliegt er kei hard in.
ROL 8 : De begeleiding zegt regelmatig welke minuut het is. Via dit schema zie je wat je op de minuut moet doen. Staat er niets, dan ben je nog steeds het vorige aan het doen of luister je wat andere zeggen. Ben je leiding, dan draag je uw leidingskoord, anders doe je die uit. Materiaal mag je vragen aan je begeleiding. Je bent keti en je hebt veel zin in dit spel. 1-3 4-6 Je durft niet door een gat, maar je durft dat niet zeggen. 7- 12 Je wil alleen door een laag gat gaan. Maar je bent bang dat de anderen je niet kunnen houden en doet er daardoor heel lang over. 13-15 Je bent heel opgelucht dat je er geraakt bent en moedigt de anderen aan. 16 Zeg dat je dit een leuk spel vond. 17 18 19 Spel is gedaan en je gaat naar het lokaal. Je roept: pinte drinken! 20 -23 Je bent vanaf nu tito. In het lokaal begin je vanalles af te breken. 23 -25 In het lokaal vind je lucifers en een aansteker. Je begint hiermee te spelen en maakt een vuurtje. 26 -29 Je bent gisteren naar een fuif gegaan en je hebt daar een geweldige verovering gedaan. Je praat hier fier over en geeft alle details. 30 - 32 Je wilt geen kamp bouwen! 33 Je gaat akkoord met ‘zwart schaap’. 34 Je gaat mee naar buiten. 35 Je bent vanaf nu een hyperactieve speelclubber. 36 -39 Jullie moeten jullie schoenen uitdoen. Zonder dat iemand het ziet ga je schoenen verstoppen, zodat iemand zijn schoenen kwijt is. 40 - 49 Je wil winnen en roept naar de andere ploeg dat ze losers zijn. En lacht ze uit als ze een iets “dom” doen. 50 Je loopt naar 1 van je leiders, springt op die rug en zegt: tot volgende week!
ROL 9: De begeleiding zegt regelmatig welke minuut het is. Via dit schema zie je wat je op de minuut moet doen. Staat er niets, dan ben je nog steeds het vorige aan het doen of luister je wat andere zeggen. Ben je leiding, dan draag je uw leidingskoord, anders doe je die uit. Materiaal mag je vragen aan je begeleiding. Je bent keti die hoogtevrees heeft. Bij de speluitleg krijg je al een paniek 1-6 aanval. 7 - 13 Je begint tegen iemand te vertellen over het weekend en je verovering van afgelopen nacht. 14 - 18 Vraag aan iedereen hoe het met hun liefdesleven gaat. 19 Spel is afgelopen en je gaat naar het lokaal, je begint daar direct op alles te trommelen en muziek te maken. 20 Je bent vanaf nu tito. 21 Je wilt graag chips eten. 22 23 Er wordt met vuur gespeeld. Je vindt dit heel gevaarlijk en je wilt dat ze stoppen. 24 25 Er is bier en je stelt voor om een bierspel te doen. 26- 28 Je praat mee over de fuif van gisteren waar je was. Je vraagt wie er allemaal was. 29 - 31 Er wordt voorgesteld om een kamp te maken, je wil dat niet doen maar liever een spel binnen. 32 Je wilt ook graag iets anders doen en je moedigt de andere aan. 33 Je gaat akkoord met ‘zwart schaap’. 34 Je gaat mee naar buiten. 35 - 40 Vanaf nu ben je speelclubber. 41 - 49 Je gaat een hevig spel spelen. Je moeder had gezegd dat je niet vuil mocht zijn wegens je na de chiro naar de bomma moet. Je bent heel voorzichtig en wordt heel kwaad als ze jouw proberen mee te nemen. Je mag niet vuil worden! 50 Als ze vragen of je kan komen zeg je nee, volgende week is je bompa jarig.
ROL 10: De begeleiding zegt regelmatig welke minuut het is. Via dit schema zie je wat je op de minuut moet doen. Staat er niets, dan ben je nog steeds het vorige aan het doen of luister je wat andere zeggen. Ben je leiding, dan draag je uw leidingskoord, anders doe je die uit. Materiaal mag je vragen aan je begeleiding. 1 Je bent keti en je luistert naar de speluitleg. 2 3- 6 Je kent dit spel en je neemt de leiding. 7- 11 Je moedigt al de medeleden aan om eerlijk te spelen. 12- 16 Je verklikt andere mensen als ze valsspelen of het touw toch beweegt. 17 Je bent heel enthousiast over het spel en dat wil je nog eens doen. 18 19 Jammer maar helaas, het spel is afgelopen en jullie gaan naar het lokaal. 20 Je bent vanaf nu tito. 21 22 Iemand begint met een vuurtje te maken. Je doet uitbundig mee. 23 24 Je hebt dorst en neemt frisdrank. Sommige drinken bier, maar jij vindt dat niet lekker en je zegt dat ook. 25 -30 Sommige tito’s zijn gisteren naar een fuif geweest. Jij wist niet dat er een fuif was. En vind het niet leuk dat jij niet verwittigd werd. 31 - 33 Jij vind kampen bouwen leuk en weet een goede plaats. 34 Je gaat mee naar buiten. 35 - 40 Vanaf nu ben je speelclubber. En speelt enthousiast mee. Zwart schaap is je lievelingsspel. Je wilt altijd het zwart schaap zijn want jij bent toch veel sneller dan alle anderen. 41 - 48 Iemand is gevallen en je bent bezorgd. 49 Je zegt dat het jammer is dat het al tijd is en dat je liever elke dag zondag wou hebben! 50
Vowas : Beursspel
STELLINGEN Aandeel nr : 001 Startbedrag : 100€ In de titoploeg wordt de laatste weken over niks anders meer gepraat dan over de koppeltjes van de Chiro en over hun vriendjes en vriendinnetjes. Een deel van de groep vindt dat helemaal niet leuk en komt zo echt buiten de ploeg te staan. Kun je hier iets aan doen als leiding? Aandeel nr : 002 Startbedrag : 100€ De rakwi’s komen elke zondag naar de Chiro en willen nooit meespelen met jouw voorbereide programma. Je steekt hier heel veel tijd in, maar alle trekkers in de rakwiploeg willen telkens alleen maar voetballen. Wat doe je? Aandeel nr : 003 Startbedrag : 100€ Liefde is mooi – zolang het duurt, natuurlijk. Een speelclubber uit je groep heeft je verteld dat haar ouders op scheiden staan. Tja, daar kun jij niets aan doen, maar het arme speelclubbertje zit week na week de hele zondag met traantjes in de ogen. Dat beïnvloedt je groep sterk. Hoe pak je dit aan? Aandeel nr : 004 Startbedrag : 100€ Het planningsweekend was goed: er werd veel gepland, er werd veel plezier gemaakt en wonder boven wonder was de leidingsverdeling in 30 minuten gebeurd. Jij staat samen met je maat Jim in de ploeg. De eerste zondagen verstrijken en alles loopt vlotjes. Toch begint het jou meer en meer op te vallen dat Jim geen initiatief neemt, dat jij altijd de spelletjes mag uitleggen en dat het ook aan jou is om leden op hun rechten en hun plichten te wijzen. Met als gevolg dat de leden ook niet naar Jim luisteren. Langzaam maar zeker lukt het ook minder en minder tussen jou en hem. Los dit nu maar op? Aandeel nr : 005
Startbedrag : 100€ Een van jouw leden vindt haar draai niet in de groep. Ze vindt de activiteiten wel leuk, maar hangt constant aan je been. Ze vindt de groep maar niks en ze wordt door de groep ook niet echt aanvaard. Kun jij hierin iets te betekenen hebben? Aandeel nr : 006 Startbedrag : 100€ ’t Is weer zondag. Weer naar die tien aspi's en die drie kliekjes, weer alles drie keer uitleggen en rekening houden met de drie groepjes, weer ambras bij de ploegindeling voor een ander spel. Je bent hier duidelijk niet mee gediend. Je wilt één groep, één hechte ploeg zonder kliekjes. Hoe verhelp je dit? Aandeel nr : 007 Startbedrag : 100€ Verdomme: ’t is zondag en nu heeft jouw neef toch wel beslist om te gaan trouwen, zeker?! Dus jij naar dat dom trouwfeest terwijl je veel liever in de Chiro zou zijn, bij je tito’s, jouw zondags plezier. De volgende dag kom je één van je leden tegen en het verhaal begint: “Hé, waar was je gisteren? ’t Was keitof, ’t was heel goed weer en we zijn van de brug gaan springen aan ’t kanaal en daarna zijn we een pint gaan pakken.” Probleem! Van de brug gaan springen en pinten gaan pakken?! Je weet dat je medeleid(st)er wat problemen heeft met zin voor verantwoordelijkheid, maar dat het zo erg was ... Je hebt hier duidelijk een probleem dat je moet oplossen. Hoe? Aandeel nr : 008 Startbedrag : 100€ 20, 16, 12, 10, 6, 4, enz. Neen, er is niemand aan het aftellen voor verstoppertje bij de ribbels. Dit zijn je ledenaantallen zondag na zondag. ’t Gaat duidelijk bergaf met je groep. Je bent nog maar met z’n vieren, dus kaarten gaat nog. Nochtans: als je nagaat wat er misgegaan kan zijn, dan vind je niet meteen iets. Je maakt programma, week na week vind je wel iets nieuws en origineels om te knutselen of om te vertellen. Toch gaat het bergaf. Hoe blaas je hier een frisse adem in? Aandeel nr : 009 Startbedrag : 100€ Zondag na zondag, week na week, het is altijd hetzelfde bij de kwiks: keer op keer is het ruzie in de keet en altijd is kleine Sara erbij. Nooit heeft ze iets gedaan, maar altijd zit ze ertussen. Kun jij dit oplossen? Aandeel nr : 010 Startbedrag : 200€ ’t Is een hete zomer, je bent op kamp. Je staat op en merkt dat één van je leden in zijn of haar bed geplast heeft. Wat doe je? Aandeel nr : 011 Startbedrag : 200€ Ken je dat, van die leden die enkel meedoen als ze goesting hebben? Bij ons in de speelclub is het van dat. Die kleine wil echt niet meedoen als we geen verstoppertje doen, om horens van te krijgen. Heel de groep wordt hierin meegetrokken. Niet gemakkelijk. Wat zou jij doen? Aandeel nr : 012 Startbedrag : 200€ Jefke is nieuw in de rakwiploeg. Hij kent niemand. De ploeg vindt Jefke maar een raar ventje. Jefke loopt de groep altijd maar achterna. Er is niemand die contact zoekt met hem. Wat ga je doen? Aandeel nr : 013 Startbedrag : 200€ Sandra is een echte Chirofan. Elke zondag brengt zij de sfeer in de ketiploeg, maar als de leiding een activiteit organiseert die wat geld kost, blijft ze thuis. Ze is dan altijd juist ziek! Doe je hier iets aan? Aandeel nr : 014 Startbedrag : 200€ Jouw medeleid(st)er haalt de speelclub om middernacht uit bed omdat ze niet zwijgen. Ze moeten gaan lopen op het terrein. Volgens jou kan zo'n straf niet. Wat zeg je tegen je medeleid(st)er of wat ga je doen?
Aandeel nr : 015 Startbedrag : 200€ De tito's trekken er 's avonds op uit om te gaan roken, terwijl het hen verboden is tijdens het bivak. Hoe reageer je? Aandeel nr : 016 Startbedrag : 200€ Je medeleider speelt nooit mee, hij zit aan de kant terwijl jouw groep een spel doet. Wat zeg je? Aandeel nr : 017 Startbedrag : 200€ Een speelclubber trekt plots z'n jas aan en maakt aanstalten om naar huis te gaan: “Het is niet plezant meer!” Hoe reageer je? Aandeel nr : 018 Startbedrag : 200€ Iemand van jouw afdeling wil zich na de zwempartij niet omkleden in het gezamenlijk kleedhok, hij wordt uitgelachen door de rest. Wat doe je? Aandeel nr : 019 Startbedrag : 200€ Jouw ketiploeg is geweldig. Het klikt goed tussen de leiding en de leden. Zij stellen zelf voor om eens iets uitdagends te doen. Zij hebben zelf een voorstel dat jij eigenlijk niet zo goed ziet zitten. Je bent er wel van overtuigd dat het plezant zal worden maar je bent er ook zeker van dat daar wel eens ongelukken mee kunnen gebeuren. Wat ga je doen? Aandeel nr : 020 Startbedrag : 300€ Je hebt een programma voorzien, 't zit goed in elkaar. Je zou wel met minstens veertien moeten zijn, en er zijn die zondag maar tien leden. Wat doe je? Aandeel nr : 021 Startbedrag : 300€ Je merkt dat er twee ribbels zijn die naar de Chiro moeten komen van hun ouders. Zij houden hun jas de hele dag aan en vragen voortdurend of het nog geen vijf uur is. Wat doe je? Aandeel nr : 022 Startbedrag : 300€ Jouw medeleid(st)er wil nooit op voorhand werk maken van het programma. Zelf heb je ook niet altijd tijd om er iets perfects van te maken. Toch zou je dat willen. Wat doe je hieraan? Aandeel nr : 023 Startbedrag : 300€ Je wil vermijden dat de groep zelf ploegjes mag kiezen voor een spel, want dan schieten de ‘zwakken’ altijd over. Hoe zou jij het wel doen? Aandeel nr : 024 Startbedrag : 300€ Je vindt dat alle ideeën van jou moeten komen. Je medeleidster knikt altijd maar van ja. Dat is voor jou vervelend. Wat ga je doen? Aandeel nr : 025 Startbedrag : 100€ Een van je tito’s zegt dat ze om 16 uur naar huis moet voor een feest. Wat doe je? Aandeel nr : 026 Startbedrag : 300€ Je doet vandaag een quiz met je speelclubbers. Tim heeft een lichte achterstand en gaat naar het bijzonder onderwijs. Hoe zorg je ervoor dat het ook voor Tim leuk is?
Aandeel nr : 027 Startbedrag : 100€ Het is een warme zondag. Je enige medeleider van de ribbels stelt voor om te gaan zwemmen met je 20 ribbels. Wat zou jij doen? Aandeel nr: 028 Startbedrag: 300€ Stel je even voor: Je medeleidster vertelt al haar problemen (van thuis, van vriendjes, …) aan je tito’s. Wat doe je ? Aandeel nr : 029 Startbedrag : 300€ Tijdens de Chiro zondag wordt Milan gepest. Je geeft een opmerking maar meer niet… Het pesten is echter niet gedaan “maar jij hebt er aan gedaan wat je kon.” s’ Avonds krijg je een boos telefoontje van de ouders van Milan. Ze zijn niet te spreken over jou manier van werken en eisen zelfs een afspraakje met jou om alles eens te bespreken. Hoe los je dit op?
Startbedrag
€ 100
Groep 1
AANDEEL
2011/020304-10/001
€
Groep 2
€ 100
€ Startbedrag:
Groep 3
€ SITUATIESCHETS:
Groep 4
€
Eindbedrag!
Perfect!
€
’t Is weer zondag. Weer naar die tien aspi's en die drie kliekjes, weer alles drie keer uitleggen en rekening houden met de drie groepjes, weer ambras bij de ploegindeling voor een ander spel. Je bent hier duidelijk niet mee gediend. Je wilt één groep, één hechte ploeg zonder kliekjes. Hoe verhelp je dit?
1: ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________ Opmerking/verbetering:
3: ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________ Opmerking/verbetering:
Signatuur begeleiding:
Signatuur begeleiding:
2: ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________ Opmerking/verbetering:
4: ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________________________ ____________________ Opmerking/verbetering:
Signatuur begeleiding:
Signatuur begeleiding:
Stappenplan : chiro namiddag opbouwen Het stappenplan is een handig instrument om een Chiroactiviteit in elkaar te steken. Het bestaat uit 9 stappen waar je vooraf over nadenkt. We stellen hier een volgorde voor. Daar Hoef je je niet per se aan te houden. 1. Kies een soort activiteit Hou rekening met: de eigenheid van je groep, wat je de vorige weken deed (afwisseling), het weer, de speelmogelijkheden (welk terrein), aantal begeleid(st)ers, de voorziene tijd, ledenaantal, wat je op je maandprogramma schreef, enz. Enkele voorbeelden : Tocht, ruw en hevig, inleefspel, knutselen, creatief, samenwerking, competitief, verkennend ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________
2. Kies een thema Hou rekening met: actualiteit, leefwereld van je leden, originaliteit, haalbaarheid voor jezelf, tijd die je hebt, noodzakelijkheid. Enkele voorbeelden: Sneeuwpoppen, dino’s, nomaden, piraten, rockersdag, oma en opa, holbewoners, Studio 100, enz. ________________________________________________________________________________________________
________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ 3. Kies een geschikte locatie Hou rekening met: de mogelijkheden, het thema, de mobiliteit van je leden, hun leeftijd, de originaliteit, het weer. Enkele voorbeelden: Op het plein, in het nabije park, in de dorpskern, de stad, het bos, een zandvlakte ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________
4. Maak de invulling van je programma Hou rekening met: soort activiteit (stap 1), thema (stap 2), welk materiaal is er voorhanden Een voorbeeld : Spel :Chinees voetbal, maar als de bal door je benen rolt, moet je telkens een baksteen onder je voeten leggen. Zo laag mogelijk blijven is de opdracht. Koppeling aan het thema: De keti’s zijn Zoeloes en spelen zogezegd met het hoofd van de gekookte ontdekkingsreiziger. Dat is de nationale sport van de Zoeloes. Materiaal: Bal: hebben we in lokaal Bakstenen: Hilde brengt bakstenen van thuis mee. ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________
5. Maak een tijdsindeling Hou rekening met beginuur en einduur, het seizoen, externe factoren, vaste afspraken, gezamenlijke activiteiten. Een voorbeeld: We starten om 14.15 uur met een toneeltje, dan spelen we de eerste drie van ongeveer tien spelletjes tot rond 15 uur, we gaan terug naar binnen en knutselen een val voor de wilde beesten tot rond 15.30 uur. ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________
6. Kijk na of alles in overeenstemming is Hou rekening met de vijf eerste stappen. Vergeet je thema niet door te trekken in alle spelletjes. Gebruik je de locatie optimaal, is de timing nog goed, … ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________
7. Maak een uitnodiging Hou rekening met: aan wie de uitnodiging gericht is (denk altijd aan de ouders), vermeld start- en einduur, deel mee wat de leden moeten meebrengen, verwerk eventueel het thema erin, beschouw je uitnodiging als een warmmaker voor je activiteit, licht al een tipje van de sluier op. ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________
8. Zorg voor een goede ontvangst van je leden Hou rekening met: wie is wanneer waar, wat doe je, wat heb je nodig, is je lokaal in orde? Zorg dat je ruim op tijd klaarstaat op de terreinen. Zodra er leden zijn, sta je voor hen paraat (sla een praatje , speel wat voetbal). Heb aandacht voor een nieuweling. Sta open voor vragen van de ouders. ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________
9. Evalueer je Chironamiddag Om in de toekomst nog betere programma’s te maken en om ervoor te zorgen dat je problemen in de groep of met je medeleid(ste)r voorkómt, is het noodzakelijk na elke werking te evalueren. Dat kan expliciet (je maakt er een speciaal momentje voor vrij en werkt met een bepaalde methodiek) of impliciet (je vraagt terloops aan je leden en medeleid(st)ers wat ze ervan vonden). Geef hoe dan ook zeker speciaal aandacht aan de stille kinderen in je groep. Maak in de loop van het jaar zeker een paar keer tijd om echt te evalueren. Een voorbeeld : de speelclub heeft een gele stoel, als je daar op gaat zitten mag je iets zeggen over de activiteit. ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________ ________________________________________________________________________________________________