3 minute read
Onno Blom: Groeten uit Leiden
Vroeger was alles mooier. Terwijl ik de verzameling oude ansichtkaarten van Leiden, die ik onlangs op een veiling kocht, op tafel voor me uitspreid word ik overvallen door een gevoel van weemoed. Melancholiek staar ik naar de Leidenaren op de kaarten, die honderd jaar geleden flaneerden langs de singels en grachten. Dames in wijde witte rokken en kleurige omslagdoeken. Heren in driedelig kostuum. Wandelstok mee en strooien zonnehoed op. De oudste kaart komt uit het einde van de negentiende eeuw. Onder de foto van de poort naar de Burcht staat in keurig ouderwets handschrift: ‘Deze briefkaart stuurde tante Jo aan Non. 5 Dec. 1899’. Sommige kaarten zijn verzonden, voorzien van postzegel, stempel en afzender. Andere zijn lang geleden al gekocht als herinnering of verzamelobject. Er zitten zwart-witte en sepia kaarten bij van de bekendste toeristische plekken – het Academiegebouw aan het Rapenburg is veruit favoriet – maar ook echte foto’s, op glanzend papier. Een aantal is met de hand ingekleurd in zachte pastelkleuren, zoals op die van het ‘Plantsoen met eenden vijfer en Artistieke brug’. Leiden wás vroeger mooier. De Mare was nog niet gedempt, de Hogewoerdspoort – een architectonische drietrapsraket – nog niet afgebroken en de singels hadden vaak nog een binnensingel, zodat de wandelaars van het huidige Singelpark niet over een snelweg flaneerden maar over een zandpad tussen rijen bomen, met ter weerszijden spiegelend zwart water met kleine bruggetjes eroverheen naar de statige huizen. Geen auto te bekennen – daar knapt het beeld ook lekker van op. Gelukkig is er ook veel nog wél: de oude kaart van het stadhuis uit 1900 laat de romig witte zandstenen façade zien zoals die onlangs schitterend werd gerestaureerd. Er zit zelfs een kaart tussen van de regentenkamer van het Samuel de Zee’s hofje, de plek waar ik dit stukje nu voor u zit te tikken. Het hofje wordt uitmuntend onderhouden, de tuin is er zelfs op vooruit gegaan. Vroeger was alles mooier, maar niet beter. Gelukkig regende het een eeuw geleden ook wel eens pijpenstelen. ‘Het was hier gisteren een heele dag slecht weer,’ schreef ene Janna op 9 October 1929 aan haar geliefde Zuster en Broeder, ‘daar heb ik van geleert (sic) 3 jurken waren door nat.’ Een raadselachtige kaart – van het Gravesteen – werd op 3 VIII 1954 voorzien een fel oranje postzegel van 7 cent en gericht aan de “Kurkploeg” p/a Militair Tehuis Steegoversloot 36 Dordrecht. Dit staat erop te lezen: ‘Alleen met eerlijk afschrijven en fairplay haal je de 250 punten!! Probeer sportief uit te stoten en beschouw de koffie niet als hoofdzaak. Slechts ’n “donkertje” en veel geluk hoort erbij, vindt “Kurkie” Levien. Gaat het hier om een terechtwijzing van een biljartclub voor drankzuchtige en valsspelende bejaarde soldaten? Wie het snapt mag het zeggen.Het meest werd mijn fantasie aangeblazen door de tekst op een fraai ingekleurde kaart van het Van der Werfpark, waarop dames en heren in hun zondagse pak poseren aan de voet van het standbeeld van onze heldhaftige burgemeester. Op 19 juli 1902 schreef G.L.M.J.N. Smits (die voorletters!) aan juffrouw Dina de Wit, Kleinheiligland no. 23 in Haarlem: ‘Dina mijn zuster komt mee Zat…’ onleesbaar ‘…uit den briefkaart vernomen hebben en ik zal blij wezen als ik weer in Haarlem bent want ik hep (sic) al den grootste ongenoegen tehuis gehad en als ik een zondag komt zal ik het wel vertellen.’ Welk familiedrama heeft zich daar afgespeeld? Het is treurig voor die arme, in de geschiedenis verdwenen mensen, maar klein menselijk leed leest nu eenmaal lekker. Ik lees het liever dan: ‘Groeten uit Leiden’.