INHOUDSTAFEL PRACTICA ALGEMENE MICROBIOLOGIE 1. INLEIDING
1
2. DE MATERIËLE INRICHTING VAN HET LABORATORIUM
2
3. ARBEIDSTECHNIEKEN
3
3.1 HET KLEUREN VAN MICRO-ORGANISMEN 3.2 DE STERILISATIE
4. DE LICHTMICROSCOOP
7
4.1 DE KENMERKEN VAN DE LICHTMICROSCOOP 4.2 HET GEBRUIK VAN DE MICROSCOOP 4.3 HET ONDERHOUD VAN DE MICROSCOOP 5. HET MICROSCOPISCH ONDERZOEK VAN ZETMEEL 5.1 DEFINIERING 5.2 BRONNEN VAN ZETMEEL 5.3 FUNCTIE VAN ZETMEEL 5.4 BOUW VAN EEN GRAANKORREL 5.5 MICROSCOPISCH ONDERZOEK 6. HET MICROSCOPISCH ONDERZOEK VAN BACTERIËN 6.1 ENKELVOUDIGE KLEURING 6.2 GRAMKLEURING 6.3 YOGHURTONDERZOEK 6.4 BEWEEGLIJKHEIDSONDERZOEK
7. HET MICROSCOPISCH ONDERZOEK VAN SCHIMMELS 7.1 ALGEMENE KENMERKEN 7.2 FYSIOLOGISCHE KENMERKEN 7.3 CLASSIFICATIE EN IDENTIFICATIE 7.4 MORFOLOGISCH ONDERZOEK 8. HET MICROSCOPISCH ONDERZOEK VAN GISTEN 8.1 STRUCTUUR EN EIGENSCHAPPEN 8.2 VOORTPLANTING 8.3 ENKELE VOORBEELDEN 8.4 MORFOLOGISCH ONDERZOEK An Vandenhaute
3 5
Practica Algemene microbiologie
7 13 14 15 15 16 16 16 17 22 22 26 29 33
37 37 42 44 46 66 66 67 69 69 Inhoudstafel
5. Het microscopisch onderzoek van zetmeel 5.1 DEFINIERING
SACHARIDEN monosachariden
Vb. Glucose Fructose Galactose
disachariden
Vb. Lactose
polysachariden verteerbare Vb. zetmeel
onverteerbare Vb. cellulose
(glucose en galactose)
Sacharose (glucose en fructose)
Maltose (glucose en glucose)
Chemisch gezien is zetmeel opgebouwd uit glucosemoleculen, die op verschillende manieren met elkaar verbonden zijn. Zo worden onderscheiden amylose, dat uit onvertakte glucoseketens bestaat, en amylopectine, waarvan de ketens vertakt zijn. Beide verbindingen, die uit enkele honderden tot duizenden glucosebouwstenen per molecule bestaan, geven een typische kleur met jodium. Amylose geeft een typische blauwe kleur terwijl amylopectine met jodium een violet tot rode kleur geeft.
Gemodificeerde zetmelen Natuurlijk zetmeel kan niet meer voldoen aan alle eisen die de levensmiddelenindustrie stelt. Vandaar dat er een uitgebreide zetmeelchemie is ontstaan, om uitgaande van natuurlijk zetmeel een assortiment gemodificeerde zetmelen te vervaardigen, dat in de uiteenlopende eisen van de industrie kan voorzien. Deze modificaties kunnen zijn: ◼ ◼ ◼
een gedeeltelijke hydrolyse of het voorkoken van zetmeel een scheiden van amylose of amylopectine een behandeling met chemicaliën waardoor de structuur van de zetmeelkorrel juist wordt verstevigd Wanneer het om ingrijpende veranderingen in de zetmeelstructuur gaat, moet het gemodificeerde zetmeel eerst toxicologisch worden onderzocht, voordat het in de voeding van de mens kan worden toegelaten.
An Vandenhaute
Practica Algemene Microbiologie
15
5.2 BRONNEN VAN ZETMEEL Zetmeel komt enkel voor bij plantaardige levensmiddelen: ◼ ◼ ◼ ◼
granen en alle afgeleide voedingsmiddelen hiervan: bloem, brood, gebak, rijst, deegwaren, bindmiddelen, ontbijtgranen aardappelen alsook frieten, chips, aardappelzetmeel (bindmiddel), ... groenten, voornamelijk peulvruchten (linzen, bonen en erwten), ... fruit (vb. banaan) en noten (vb. kastanje)
In een gezonde, evenwichtige voeding zou 40 % van de dagelijkse energie-inname moeten aangebracht worden door zetmeel. De meesten van ons bereiken slechts 20-25 %!
5.3 FUNCTIE VAN ZETMEEL Voeding:
zetmeel is een zeer belangrijke brandstof voor het menselijk lichaam. De voornaamste voedingsmiddelen zijn: brood, aardappelen, deegwaren, rijst en bindmiddelen.
(Papier)industrie: Derivaten:
als bindmiddel, kleefmiddel, ... dextrine, glucose, ...
5.4 BOUW VAN EEN GRAANKORREL
1 2 3 4 5 6 7 8 9 An Vandenhaute
= aleuroncellen = zaadhuid = slangcellen = dwarscellen = bovenhuid met langscellen = kiem met pluimpje en worteltje = (scutellum) schildje = meellicaam = baardje Practica Algemene Microbiologie
zemelen (13,5 %)
(2,5 %) (84 %)
16
Het grootste gedeelte (84 %) van de graankorrel is het meellichaam en bestaat uit zetmeel. Het zetmeel is de voedselvoorraad voor de kiem wanneer deze tot ontwikkeling wil komen.
5.5 MICROSCOPISCH ONDERZOEK Zetmeel komt voor onder de vorm van korrels. De vorm welke de zetmeelkorrels vertonen, is karakteristiek voor de plantsoort waaruit ze afkomstig zijn. Deze vorm kan microscopisch onderzocht worden. De korrels hebben een gelaagd uitzicht. Tussen deze lagen kunnen ze vocht ophouden; dit wordt het waterhoudend vermogen of het bindingsvermogen van zetmeel genoemd. Het zetmeel zal dus opzwellen in kokend water tot een gel. Dit gebeurt vanaf een bepaalde temperatuur die kenmerkend is voor het soort zetmeel en wordt verstijfselingstemperatuur genoemd. Dit verklaart waarom maĂŻszetmeel, aardappelzetmeel, bloem enz. als bindmiddel gebruikt worden in soep, saus, ...
5.5.1 Benodigdheden - propere voorwerpglaasjes - dekglaasjes (steeds aan de zijkant vastnemen zodat er geen vingerafdruk op staat) - proefbuis of bekertje - zetmeel - gedestilleerd water (aqua dest) - pasteurpipet of bolpipetje - stukje (keuken)papier 5.5.2 Werkwijze - meng in een proefbuis of bekertje weinig water met een mespuntje zetmeel - maak een voorwerpglaasje proper - breng met behulp van een pipetje een kleine druppel zetmeeloplossing op het voorwerpglaasje - dek af met een dekglaasje (het dekglaasje schuin houden onder een hoek van 45° en voorzichtig laten vallen, om geen luchtbelletjes in je preparaat te krijgen) - neem met een stukje papier het teveel aan zetmeeloplossing weg - plaats het preparaat op de objecttafel van de microscoop en zoek beeld met objectief 10x - draai de revolver naar objectief 40x en stel scherp met de microschroef - onderzoek het preparaat en teken de zetmeelkorrels met scherp potlood op je verslag (dus 400x vergroot) An Vandenhaute
Practica Algemene Microbiologie
17
5.5.3 Wat weergeven in verslag? - vorm van de zetmeelkorrels - grootte van de zetmeelkorrels - insnijdingen/indeukingen - naam van het zetmeel - vergroting vb: ‘400’x of ‘10 x 40’ - tekening 5.5.4 Enkele soorten zetmeelkorrels ► Aardappel
-
Ovale grote cellen: 45 à 100 µm Korrel met asymmetrische groeilijnen Groeicentrum = hilum
► Maniok
-
Sterk verscheiden zetmeelkorrels Bekertjes, ronde cellen ofwel ronde cellen in groepjes Grootte: 5 à 35 µm Verwarring met maïs mogelijk
An Vandenhaute
Practica Algemene Microbiologie
18
► Tarwe
-
-
Ronde cellen:
30 à 40 µm 15 à 20 µm 2 à 9 µm Platte/ovale (lensvormige) cellen: b / l = 5 à 10 µm / 10 à 30 µm Geen groeicentra aanwezig
► Gerst -
Zetmeel is ± identiek aan dat van tarwe (vruchtwanden en haren zijn noodzakelijk om het verschil te zien) Ronde cellen: Ø 20 µm Ovale cellen: b / l = 10 µm / 30 µm
► Rogge
-
Korrels rond tot ovaal, gemiddeld groter dan tarwe Grote cellen: 50 µm, kleine cellen: 3 à 10 µm Enkele grote cellen hebben een centrale indeuking (X of Y)
An Vandenhaute
Practica Algemene Microbiologie
19
► Maïs
-
Korrels meestal rond, ook 5-hoekige cellen Grootte: 15 à 30 µm Enkele korrels met centrale indeukingen (kruisje, sterretje of puntje)
► Haver
-
In de handel is de volledige graankorrel met vruchtwand te verkrijgen: havermout Kleine korrels (5 µm) zijn samengesteld tot grotere ronde of ovale korrels (30 µm) Sommige grote samengestelde korrels hebben een voetbalstructuur Kleine losse korrels (citroen- of peervormig) kunnen onderhevig zijn aan de Brownse beweging
An Vandenhaute
Practica Algemene Microbiologie
20
► Rijst
-
Meest typische zetmeel Grote blokken (uitzicht van rotsblokken): 100 à 200 µm (samengestelde korrel) Inwendige stukken: hoekige celletjes: 2 à 10 µm (scherp aan de hoeken)
An Vandenhaute
Practica Algemene Microbiologie
21