2 minute read

1.5.3 IDENTIFICATIECRITERIA

Next Article
1.5.2 TAXONOMIE

1.5.2 TAXONOMIE

Rang Voorbeeld

Domein Bacteriën Phylum Protobacteria Klasse Gamma-Protobacteria

Orde Enterobacteriales Familie Enterobacteriaceae Genus Escherichia

Species coli

1.5.3 Identificatiecriteria

Een identificatie kan pas gebeuren indien men beschikt over een reincultuur. Reincultuur of kloon: culturen die volledig afstammen van 1 enkele cel. Er is maar 1 speciës aanwezig. Alle individuen zijn genetisch identiek. Een reincultuur in een vloeibare voedingsbodem noemen we een broth. Een reincultuur op een vaste bodem in een petriplaat noemen we een kolonie. In het labo kan men een reincultuur verkrijgen uit een staal via de aseptische overentingstechniek naar een vaste voedingsbodem, met behulp van de juiste uitstrijktechniek (een streepenting of zigzag-enting). Het doel is een maximaal aantal goed geïsoleerde kolonies te bekomen. Zie ook practicum microbiologie. Meestal zal men d.m.v. een oognaald of een wisser het inoculum op ongeveer ¼ van het oppervlak (kwadrant) van de bodem uitwrijven. Dit is de felgeënte zone. Door hieruit, en volgens een bepaald patroon, een aantal streepjes te trekken, wordt het inoculum steeds meer en meer verdund. Hoe meer streepjes, hoe meer geïsoleerde bacteriën men bekomt. Na incubatie groeit uit 1 geïsoleerde bacteriële cel een kolonie door mitose-delingen.

Figuur 4: Streepenting en zigzag-enting om geïsoleerde kolonies te verkrijgen.

Stam: culturen van een species primair geïsoleerd uit hun natuurlijke omgeving en die geen onderling verband kennen, noemt men stammen. Het is de kleinste eenheid die we binnen een soort kunnen onderscheiden. Een stam krijgt naast de naam dan ook soms een code. Vb. 2 verschillende pathogene E. coli stammen: E. coli O157:H7 en E. coli O26:H11

Vb. 10 culturen Salmonella typhi afgezonderd op 10 verschillende plaatsen geven 10 onafhankelijke stammen

Vb. 2 verschillende patiënten waarbij men bij patiënt 1 uit ziekenhuis 1 uit een etterstaal en bij patiënt 2 uit ziekenhuis 2 uit een bloedstaal een Staphylococcus aureus isoleert. Hier zal het ook om 2 verschillende stammen gaan.

→ verschillende stammen met een zelfde naam krijgen een verschillend nummer. Er is hier dan een ‘klein’ biochemisch of antigenisch verschil.

Een stam die aan het grootste aantal eigenschappen van een soort beantwoordt, wordt als type cultuur gekozen en in internationale collecties opgenomen zoals in de ATCC: American Type Culture Collection. De stam krijgt hier een « ATCC nummer ».  uitgebreide catalogus met stammen van bacteriën, gisten, virussen

Stammen met dezelfde naam kunnen dus variëren: - Biotypisch: verschillen in sommige biochemische reacties, maar behoren toch tot éénzelfde soort - Serotypisch: zijn enkel antigenisch verschillend. Vb. serotypering van Salmonella typhimurium.

This article is from: