Orthopedagogische handelsplanning. Orthopedagogie - Academiejaar 2019-2020
An Standaert
INHOUDSOPGAVE INLEIDING ......................................................................................................................................................... 1 1
METHODISCH HANDELEN ................................................................................................................... 2 1.1 1.2 1.3
2
W AT IS METHODISCH HANDELEN ? ..................................................................................................... 2 W ERKEN MET DOELEN ........................................................................................................................ 4 PLANNEN – UITVOEREN – EVALUEREN – BIJSTUREN ......................................................................... 5
HANDELINGSPLANNING BINNEN HET HULPVERLENINGSPROCES ...................................... 7 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
INLEIDING ............................................................................................................................................ 7 DEFINITIE ............................................................................................................................................ 7 DE PLAATS VAN DE HANDELINGSPLANNING BINNEN HET HELE HULPVERLENINGSPROCES ............... 9 EEN CYCLISCH PROCES.................................................................................................................... 10 BESPREKING VAN DE VERSCHILLENDE FASEN VAN DE REGULATIEVE CYCLUS VAN HANDELINGSPLANNING (VAN STRIEN)........................................................................................................... 10 2.5.1 Fase 1: Beeldvorming ............................................................................................................... 11 2.5.2 Fase 2: Plannen: het formuleren van doelstellingen en opmaken actieplannen ............. 13 2.5.3 Fase 3: Het handelen/uitvoeren .............................................................................................. 14 2.5.4 Fase 4: Het evalueren .............................................................................................................. 14 2.6 EEN PARADIGMAOMSLAG ................................................................................................................. 15 2.7 CLIËNT - EN NETWERKBETROKKENHEID BIJ HET PROCES VAN HANDELINGSPLANNING .................. 16 2.8 VOORDELEN EN GEVAREN VAN HANDELINGSPLANNING................................................................... 18 3
HANDELINGSPLANNING VANUIT HET QUALITY OF LIFE DENKEN ...................................... 20 3.1 INLEIDING .......................................................................................................................................... 20 3.1.1 Kwaliteit van Bestaan versus kwaliteit van zorg ................................................................... 20 3.1.2 Kwaliteit van Bestaan in kaart brengen – Personal Outcomes Scale (POS) ................... 22 3.1.3 Ondersteuningsbehoefte meten – Supports Intensity Scale (SIS)..................................... 22 3.1.4 Person-Centered Planning ....................................................................................................... 22 3.1.5 Een persoonsgerichte ondersteuningsmethodiek (Input – Throughput – Output) ........... 23 3.1.6 Individuele ondersteuningsmethodiek (Thompson et al. 2009) .......................................... 24 3.2 ONDERZOEK NAAR HET GEBRUIK VAN ONDERSTEUNINGSPLANNEN ................................................ 24
4
TOEPASSINGEN VAN HANDELINGSPLANNING .......................................................................... 26 4.1 4.2 4.3 4.4
5
HANDELINGSPLANNING BIJ PERSONEN MET EEN ERNSTIG MEERVOUDIGE BEPERKING .................. 26 CASEMANAGEMENT .......................................................................................................................... 26 HET COMPETENTIEMODEL ................................................................................................................ 26 HANDELINGSGERICHT WERKEN BINNEN DE ONDERWIJSCONTEXT .................................................. 26
ONDERSTEUNENDE TEKSTEN ........................................................................................................ 27 5.1
THOMPSON ET. AL. (2004). FIVE TRENDS THAT CREATED THE NEED FOR THE SUPPORTS INTENSITY SCALE. AAMR. ................................................................................................................................. 5.2 HERPS, M., BUNTINX, W., CURFS, L. (2013) INDIVIDUAL SUPPORT PLANNING: PERCEPTIONS AND EXPECTATIONS OF PEOPLE WITH INTELLECTUAL DIS-ABILITIES IN THE NETHERLANDS. JOURNAL OF INTELLECTUAL DISABILITY RE-SEARCH, 57, 1027-1036. ................................................................................ 5.3 BUNTINX, W & HERPS, M. (2013). ONDERSTEUNINGSPLANNEN IN DE ZORG VOOR MENSEN MET VERSTANDELIJKE BEPERKINGEN. NEDERLANDS TIJDSCHRIFT VOOR ZORG AAN MENSEN MET VERSTANDELIJKE BEPERKINGEN, 1, PP. 63-76. ................................................................................................ 5.4 POPPES, P, VAN DER PUTTEN, A & VLASKAMP, C. (2011) PLANMATIG WERKEN IN MAES, B., VLASKAMP, C. & PENNE, A. (RED.) ONDERSTEUNING VAN MENSEN MET ERNSTIG MEERVOUDIGE BEPERKINGEN. HANDVATTEN VOOR EEN KWALITEITSVOL LEVEN. LEUVEN, ACCO. ......................................... 5.5 NAERT, J. & VAN COLLE, P. (2014). W AAR GAAN ZE NAARTOE? TRAJECTBEGELEIDING VAN JONGEREN IN EEN RISICOMAATSCHAPPIJ. LEUVEN, LANNOO CAMPUS............................................................ 5.6 VAN DINTHER, M. (2008). COMPETENTIEVERGROTING. IN BASSANT J. & DE ROOS S. (RED) METHODEN VOOR SOCIAAL-PEDAGOGISCHE HULPVERLENERS. BUSSUM, COUTHINO. ................................... 5.7 PHILIPS, F., VAN DEN STEEN, L., VAN DEUREN, G. & VAN OSTAEDE, M. (2015) KANSEN IN HET M-DECREET. OVERLEGGROEP OKLO. ............................................................................................................. BRONNEN ....................................................................................................................................................... 35
INLEIDING Voor u ligt de syllabus die gebruikt wordt bij het opleidingsonderdeel Orthopedagogische handelingsplanning. In de studiefiche, te raadplegen in de Chamilocursus, kan u lezen wat de doelstellingen zijn van dit opleidingsonderdeel. Orthopedagogisch handelen is de basis van waaruit elke professionele begeleider vertrekt. Allereerst situeren we orthopedagogische handelingsplanning binnen het methodisch-planmatig werken en binnen het hulpverleningsproces. Vervolgens lichten we de regulatieve cyclus toe en zoemen we in op orthopedagogische handelingsplanning vanuit het kader van Kwaliteit van Bestaan. Tot slot staan we stil bij een aantal specifieke toepassingen van handelingsplanning vanuit diverse orthopedagogische werkvelden. Ieder hoofdstuk start met het overzicht van het te raadplegen studiemateriaal. Dit studiemateriaal omvat de syllabus bestaande uit de cursustekst met daarbij horende ondersteunende artikels en teksten die tijdens de lessen worden besproken én het handboek ‘Samen aan de slag (Broekaert, Claes & Vandevelde, 2014)’. Leermateriaal
Welke leermateriaal gebruikt u voor dit onderdeel?
Via Chamilo kan door de lesgever eventueel bijkomend werkmateriaal worden doorgegeven.
Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 2 van 36
1
METHODISCH HANDELEN -
Leermateriaal
1.1 Vier elementen
Syllabus PowerPointpresentatie aangevuld met eigen notities uit de les
W AT
IS METHODI SCH HANDELEN
?
Het woord ‘methode’ is afgeleid van het Griekse ‘meta hodos’ en betekent ‘de weg waarlangs’; ‘manier van handelen’. Methodisch werken betekent handelen volgens een vaste doordachte manier om een bepaald doel te bereiken. Kritische vragen zijn: voor wie en met wie handelen we, waarom, wat willen we bereiken, wat moeten we doen om dit te bereiken? Methodisch te werk gaan is een basiskenmerk van orthopedagogisch handelen, we noemen dit ‘methodisch handelen’. In het methodisch handelen probeer je bewust om te gaan met kennis, inzichten en vaardigheden. Je bent bewust van de effecten en invloeden van jouw handelen op de ander. Met methodisch werken wordt bedoeld dat de begeleider bewust, doelgericht, systematisch en procesmatig handelt. In plaats van intuïtief en toevallig om te gaan met mensen, kies je weloverwogen je doelen en vraag je je af met welke activiteiten je stap voor stap deze doelen het beste in een bepaalde tijdsperiode kunt bereiken. Het bestaat uit vier elementen: ─
Doelgericht handelen: je werkt doelgericht maar op zo’n manier dat de cliënten zich in hun situatie kunnen handhaven of verder kunnen ontwikkelen. De mensen met wie je werkt moeten er uitdrukkelijk belang bij hebben. Samen met de cliënt en/of diens netwerk (ouders, belangenvertegenwoordigers, professionals, etc.) wordt een doel gekozen. Nadien denk je na over de vraag hoe je samen dit doel kan bereiken.
─
Bewust handelen: als je bewust handelt vraag je je af welke invloed jouw gedrag op de ander heeft. Dit wil niet zeggen dat een begeleider nooit eens intuïtief kan/moet handelen. In bepaalde situaties zal je vaak direct moeten reageren.
─
Systematisch handelen: dit wil zeggen dat je stap voor stap handelt. Elke stap in de richting van de gewenste verandering dient verbonden te zijn met de voorafgaande situatie. Eens iets op gang gezet is vraag je je telkens af wat de volgende stap moet zijn, welke hulpmiddelen of mensen je daarbij nodig hebt.
─
Procesmatig handelen: betekent dat je je voortdurend afvraagt of je in de richting van het vooropgestelde doel werkt (alles volgens plan verloopt) of je eventueel moet bijgesturen.
Eenmaal je werkt als begeleider, stel je voor jezelf de vraag waarom je op de ene manier met die ene cliënt handelt en op een heel andere manier met de andere. Vb. Je werkt in een leefgroep; wat doe je daar dan met je cliënten en waarom? Of, als je op huisbezoek gaat, waarover praat je dan met cliënt en waarom? Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 3 van 36
Waarom is ons opvoeden toch nog een ander opvoeden dan dat van onze eigen vader of moeder ? Waarom moet je studeren voor ons opvoeden ? Waarom wordt van studenten verwacht dat ze in hun stagemap reflectiemomenten neerschrijven? Orthopedagogisch handelen vertrekt altijd vanuit een vraag van de cliënt. Uit deze vraag worden samen met de cliënt doelstellingen gehaald waar samen aan gewerkt zal worden. Dit betekent dan ook dat we voor elke handeling die we stellen moeten kunnen zeggen waarom we zo handelen. Je speelt dus als begeleider niet zo maar verstoppertje, of je bakt niet zo maar pannenkoeken met de mensen uit je leefgroep. Bij alles wat je doet moet je kunnen zeggen waarom. Een belangrijke bijdrage aan het orthopedagogisch denken en het belang van methodisch handelen is gegeven door Ter Horst en Kok (Broekaert, et al. 1997). Ter Horst – Kok Broekaert
Ter Horst heeft het begrip ‘problematische opvoedingssituatie’ (POS) geïntroduceerd, en definieert het als “de door betrokkenen ervaren uitzichtloze opvoedingssituatie waarin men niet slaagt zonder getrainde hulp van buitenaf verandering te brengen”. Hij legt hierbij expliciet accent op de situatie die om actie vraagt. Van de opvoeder wordt verwacht dat hij aan de POS een perspectief biedt. Kok spreekt van een ‘vraagstellingstype’ dat om actie vraagt. Kok benadrukt dat het geen kwestie is van tekortkoming of afwijking bij het kind, maar dat het gaat over het gehele functioneren van het kind en de opvoedkundige actie. Het vraagstellingstype en de specifieke strategieën als antwoord bepalen het orthopedagogisch behandelingstype. Broekaert schrijft als volgt: ”wie de orthopedagogiek als handelingswetenschap omschrijft, heeft reeds een keuze gemaakt. Hij heeft in essentie gekozen voor een fenomenologische benadering. Hij wenst de totaliteit van het opvoedingsgebeuren te onderzoeken en te doorgronden. Het handelen wordt als zinvol, doelmatig beschouwd. Hij hoopt de gestoorde dialoog te herstellen, en het verhaal te interpreteren (Broekaert et al., 1997, p. 23)”. Orthopedagogiek wordt dan: ”in wijsheid kiezen; zinvol (samen) handelen van opvoeders, kinderen en opvoedingsomstandigheden; integreren van voelen, willen en denken; in moeilijke opvoedingssituaties en levenssituaties: op een planmatige wijze”. Deze visies illustreren dat we steeds moeten vertrekken vanuit ons handelen met de cliënt en daar ook naar moeten terugkeren. Door samen te handelen kunnen we vragen ontdekken, en zullen we naar de theorie moeten grijpen om ons handelen te ondersteunen. Verder zullen we ook altijd terug naar dat handelen moeten gaan en onze theorie moeten toetsen aan ons handelen. Bij dit handelen is SAMEN handelen zo belangrijk: door samen handelen, werk je aan de relatie met de cliënt. (en relatie is een belangrijk begrip, herinner de theorie van Kok). Door samen dingen te doen, kan je komen tot een optimale relatie met de cliënt, leer je hem/haar goed kennen; en leer je inzicht krijgen in de vraag die de cliënt stelt.
Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 4 van 36
1.2 De doelgroep
W ERKEN
MET DOELEN
We hebben gezien dat je als professionele begeleider werkt met mensen die een specifieke ondersteuningsvraag hebben; je ondersteunt hen in het beantwoorden van die vraag. Methodisch handelen betekent dat je je handelen afstemt op de vraag naar ondersteuning, je handelt – zoals we hebben beschreven – doelbewust, en procesmatig. Belangrijke vragen zijn: ‘wie is de persoon die je wenst te ondersteunen, wat is zijn vraag, hoe kan je hem het best ondersteunen?’ Veralgemeende vragen kunnen gesteld worden: ‘tot welk soort ondersteuningsvragers behoren de cliënten tot wie ik me richt, welke ondersteuningsvraag hebben ze, hoeveel ondersteuning vragen ze (een aantal uur per dag of continu), welke behoeften en wensen hebben ze, welk soort activiteiten passen daarbij, wat is de specifieke interesse of behoefte van de cliënt?’ Het begrip doelgroep betekent: “die mensen, die we in ons werk be-doel-en te bereiken (Benedictus et al. 2000).” Met andere woorden een groep mensen met gelijkaardige ondersteuningsbehoeften. Enkele voorbeelden: VZW De Sperwer Met vzw De Sperwer streven we naar een goede kwaliteit van leven. We werken met de persoon met een handicap aan een kwalitatieve, zelfstandige en aangename leef-, woon-, en werksituatie, waarin ieder zijn eigen mogelijkheden kan ontplooien, en dit binnen de grenzen van een te verantwoorden hulpverlening. Orthopedagogisch Centrum De Beweging Het OC De Beweging richt zich tot volwassen personen met een handicap én hun netwerk. Vanuit de vraag van gebruikers zelf kwamen in de loop van 25 jaar drie volwaardige entiteiten tot stand: tehuis; dagcentrum en beschermd wonen. Haar uiteindelijke doel is: een plek te zijn waar bewoners of deelnemers de regie over het eigen leven in handen kunnen nemen, en waar de medewerkers naast hen kunnen groeien in deskundigheid en verantwoordelijkheid.
Juiste doelen
In het methodisch werken speelt je relatie met de doelgroep een belangrijke rol (Benedictus et al. 2000). Dit is geen persoonlijke, maar een functionele relatie. Doorheen de opleiding valt regelmatig de term ‘afstand en nabijheid’. Je moet empathie kunnen tonen met de doelgroep waarmee je werkt, maar tegelijkertijd de nodige afstand kunnen nemen. Voorzieningen bieden ondersteuning aan mensen vanuit de beschreven ondersteuningsbehoefte. Een intakegesprek moet uitmaken in hoeverre een aanbod van de voorziening een antwoord kan bieden op de gestelde ondersteuningsvraag. Een doelgroepanalyse kan het beeld over de doelgroep verhelderen, zodanig dat je bepaalde handelingen passend bij de doelgroep net wel stelt en andere niet. Let wel, het is niet de bedoeling om mensen in een vakje te plaatsen, elke persoon is uniek en vraagt in principe een geïndividualiseerde aanpak. Het is wel nuttig om je doelgroep op een aantal criteria te kennen, vb. leeftijd - geslacht - herkomst - maatschappelijke positie – levensbeschouwing - achtergronden en geschiedenis. Niets kan zo onzinnig zijn dan onaangepaste activiteiten te organiseren.
Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 5 van 36
P LANNEN –
1.3
UITVO EREN
–
EVALUEREN
–
BIJSTUREN Soorten plannen
Als professionele begeleider kan je vier soorten plannen tegenkomen (Benedictus et al. 2000): ─
Instellingsplan/beleidsplan
─
Afdelingsplan
─
Individueel handelingsplan (zie verder)
─
Activiteitenplan
Het instellingsplan beschrijft doorgaans de visie, doelstelling en werkwijze van de voorziening. Een afdelingsplan gaat in op de agogische doelen en werkzaamheden die op de afdeling plaats vinden om de doelen te bereiken. Een individueel handelingsplan is bedoeld voor de individuele cliënt. Het activiteitenplan beschrijft het aanbod, doel en werkwijze van de activiteiten. Die activiteiten kunnen groepsgericht zijn, of gericht op het individu. Activiteitenplan
Als je een keuze moet maken voor een activiteit voor een groep van cliënten, heb je vaak verschillende mogelijkheden die passen binnen de werking. Je maakt je keuze op basis van de beginsituatie van de cliënt. Volgende vragen kunnen je hiermee helpen: ─
─
─
─
Om wie gaat het? (doelgroep)
Wie is de cliënt?
Wat zijn interesses, behoeften en mogelijkheden?
Wordt er in groepsverband of individueel gewerkt?
Zijn er belangrijke elementen waarmee moet worden rekening gehouden?
Waarom vindt de activiteit of handeling plaats?
Zelfstandigheid bevorderen
Mogelijkheden stimuleren
Bevorderen van sociale contacten
Ontspanning
Interesses uitbreiden
Integratie met andere groepen in de samenleving
Wat vindt er plaats? (welke handelingen)
Korte of langdurige activiteit?
Hoeveel mensen nemen deel?
Wat is er nodig om de activiteit te organiseren?
Past de activiteit bij de soort activiteit waarvoor de cliënt komt?
Hoe moet het gebeuren? (wie doet wat en op welke manier)
Vb. het agogische doel: ‘in stand houden van motorische vaardigheden’ wordt bereikt door een aantal concrete werkdoelen zoals de client wast de aardbeien en snijdt ze in stukjes, de begeleider schilt de ananas omdat dat teveel kracht vraagt voor de cliënt.
Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 6 van 36
─
Waar en waarmee vindt de activiteit plaats? (plaats, ruimte en middelen)
Heb je een plek ter beschikking of moet je één reserveren? Belangrijk, is de accommodatie aangepast? ─
Wanneer vindt de activiteit of handeling plaats? (tijdstip en duur)
Het is noodzakelijk de cliënt goed te informeren over de praktische kanten van de activiteit. Bij het uitvoeren van de activiteit, is je begeleidingsstijl van belang. Het is de cliënt, de activiteit of de omstandigheid die bepaalt welke vorm het meest geschikt is. Een puberende jongere zal een andere stijl vragen dan een persoon met dementie.
Begeleidingsstijl
Autoritair
Democratisch
Laisser faire
De begeleider bepaalt alles.
Alles wordt bepaald via groepsbeslissingen. De begeleider helpt daarbij.
Veel vrijheid voor de hulpvrager, weinig inbreng van de begeleider.
De begeleider geeft de grote lijnen aan en de mogelijkheden om te kunnen kiezen.
De begeleider geeft geen aanwijzingen.
De begeleider geeft aanwijzingen stap voor stap. De begeleider verdeelt het werk. De begeleider doet zelf niet mee.
De cliënten verdelen zelf het werk en de taken, in overleg met de begeleider.
De begeleider geeft geen taakverdeling. De begeleider doet niet mee.
De begeleider doet mee als ‘groepslid’. Na het uitvoeren van de activiteit volgt het evalueren. Waren de stappen die gezet werden op maat, hebben ze tot het doel geleid? We spreken van product- en proces evaluatie. ─
Productevaluatie: Vooraf had je concrete werkdoelen geformuleerd: ‘dat wil ik bereiken met de cliënt’. Na afloop moet te nagaan of je samen met de cliënt dit doel effectief hebt bereikt.
─
Procesevaluatie: hier onderzoek je alle aspecten van het methodisch handelen; alle fasen die we daarnet hebben besproken worden onder de loep genomen: Was de beginsituatie correct? Pasten de doelen bij de beginsituatie? Waren de activiteiten goed gekozen? Heb je rekening gehouden met onverwachte situaties? etc.
Op grond van de product- en procesevaluatie worden conclusies getrokken voor de toekomst. Deze kunnen resulteren in het bijsturen van het methodisch handelen, het bijsturen van de beginsituatie, het bijsturen van de doelen of het plan.
Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 7 van 36
2
HANDELINGSPLANNING BINNEN HET HULPVERLENINGSPROCES -
Leermateriaal
-
2.1 Naamgeving
Syllabus PowerPointpresentatie aangevuld met eigen notities uit de les Handboek: ‘Samen aan de slag (Broekaert, Claes & Vandevelde, 2014)’ pp. 11-21; p.115.
I NLEIDI NG
We wezen reeds op het sterk dynamisch karakter van methodisch handelen. Handelingsplanning is sinds de jaren ’80 een centraal begrip geworden binnen de orthopedagogiek (Vanderplasschen 2008). Deze dynamiek vinden we niet alleen terug in de verschillende definities die reeds over handelingsplanning geschreven zijn, maar ook in de brede waaier aan naamgevingen voor dit proces. De naam die je geeft aan handelingsplanning verraadt veel over de visie van waaruit je werkt en expliciteert dus ook de visie naar je cliënten toe. Hoewel het bij die verschillende termen in principe allemaal over hetzelfde zou moeten gaan, nl. over handelingsplanning, weten we toch ook dat, door de naam die er aan gegeven wordt, bepaalde accenten veel meer aandacht zullen krijgen bij de ene dan bij de andere. We moeten een onderscheid maken tussen handelingsplanning als proces en handelingsplan als product. ─
Met handelingsplanning als proces bedoelen we het hele cyclische proces dat ons orthopedagogisch handelen aanstuurt en waar we uitvoerig op terugkomen in dit hoofdstuk.
─
Handelingsplan als product is het neergeschreven product, elke fase van de handelingsplanning dat in een document is neergeschreven. Ook hier zien we in de praktijk dat elke voorziening een eigen manier van werken zal proberen te vinden, maar het is dus wel belangrijk dat je inziet dat er voor elke cliënt een neergeschreven document moet zijn, waarin de verschillende elementen van het pedagogisch-didactisch handelen worden weergegeven. Het gaat ook effectief om een verplichting in bepaalde sectoren vanuit het kwaliteitsdecreet: voorzieningen worden onder meer geëvalueerd op basis van de handelingsplannen. Alternatieve termen die gebruikt worden zijn vb. zorgplan, hulpverleningsplan, behandelingsplan en ondersteuningsplan.
2.2 Definitie Rink
D EFI NITIE
Professor Rink, een bekende Nederlandse orthopedagoog, definieerde in 1988 handelingsplanning als volgt : “…handelingsplanning is het gebeuren in de instelling waarbij functionarissen zich beraden over de manier waarop de leefsituatie van hun Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 8 van 36
cliënten verbeterd kan worden ten gevolge van hun eigen optreden naar die cliënten toe …” (Rink & Van Lokven 1986) In de definitie wordt de dynamiek, betrokkenheid en permanent karakter van het proces beklemtoond. Enige uitleg:
Drie modellen
─
het gebeuren: zoals reeds verschillende keren werd aangehaald, is het belangrijk te beseffen dat handelingsplanning iets dynamisch is, of met andere woorden, het gaat om een permanent gebeuren : eenmaal we planmatig handelen, kunnen we, als de ene doelstelling bereikt is, onmiddellijk een andere nastreven : ons handelen stopt dan ook nooit. Handelingsplanning is een cyclisch proces, bestaande uit volgende stappen : beeldvorming … plannen … handelen … evalueren … beeldvorming … etc. In het volgende hoofdstuk komen we uitvoerig terug op deze stappen.
─
in de instelling: uiteraard is niet alleen in de residentiële sector, maar zeker ook in de hele ambulante sector handelingsplanning een belangrijk concept. Gezien de eigenheid van het ambulant werken zal handelingsplanning niet alleen des te belangrijker zijn, maar zeker ook een heel eigen invulling moeten krijgen.
─
functionarissen: hier stellen we ons de vraag over WIE het handelingsplan moet opstellen. De term functionarissen impliceert zeer sterk dat enkel deskundigen zich hiermee dienen bezig te houden. We kunnen ons daar dan wel onmiddellijk de vraag bij stellen wie in een voorziening als “deskundig” kan worden beschouwd. We onderscheiden drie modellen (Klomp, 1984 in Vanderplasschen 2008):
1. Deskundigheidsmodel: het opstellen van het plan is de taak van de deskundigen (orthopedagoog, psycholoog, hoofdopvoeder) – de teambegeleider moet dan dit plan vertalen voor en overbrengen aan de begeleiders. 2. Betrokkenheidsmodel: de ervaringen van de begeleiders staan centraal in dit model. Het zijn dan ook deze begeleiers zelf die autonoom het plan opstellen, maar indien nodig, wel beroep kunnen doen op deskundigen. 3. Participatiemodel: het opmaken van het handelingsplan is de verantwoordelijkheid van iedereen die bij de cliënt betrokken is, en dat is in de eerste plaats de cliënt zelf natuurlijk. Het is belangrijk dat bij het opmaken van het handelingsplan er vertrokken wordt vanuit het handelen, vanuit het leven van alledag en dat er bij het evalueren van het handelen beroep wordt gedaan op een zo breed mogelijke waaier aan theoretische invalshoeken. Maar het blijft erg belangrijk dat de cliënt zelf en zijn belangenvertegenwoordigers als volwaardige participanten deelnemen aan het hele proces van handelingsplanning (Van Hove, 1992).
Handboek: ‘Samen aan de slag (Broekaert, Claes & Vandevelde, 2014)’ pp. 11-13. Leefsituatie en eigen optreden
─
de leefsituatie: een groot gevaar bij het opstellen van het handelingsplan is dat we enkel en alleen over de cliënt, en dan vooral over zijn/haar probleem praten – los van het feit dat een cliënt uiteraard veel meer is dan enkel zijn/haar probleem, doet Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 9 van 36
deze manier van werken groot onrecht aan de opvoedingswerkelijkheid. In elke opvoedingssituatie, en zeker ook in de problematische opvoedingssituatie, is het belangrijk de volgende drie aanwezige variabelen te herkennen èn erkennen : K-variabele: deze variabele verwijst naar diegenen die begeleid worden; O-variabele: deze variabele verwijst naar zij die de begeleiding uitvoeren; St-variabele: deze variabele verwijst naar de hele situatie, context, omgeving waarin de begeleiding plaats vindt. ─
hun eigen optreden: dit verwijst naar wat reeds uitvoerig aan bod kwam, en waar het in de orthopedagogiek om gaat, nl. het samen handelen. Het is via dit handelen dat er invloed kan uitgeoefend en ondergaan worden. Maar ons handelen mag nooit een “zo maar handelen” zijn, onze cliënten hebben recht op kwaliteitsvol, methodisch handelen. Verstoppertje spelen zal nooit meer zo maar verstoppertje spelen zijn.
De keuze om te werken vanuit een participatiemodel is het meest wenselijk; we gaan hier verder op in bij de bespreking van de verschillende visies.
Procesfasen
2.3
DE
PLAATS VAN DE HAND ELINGSPLANNING BINNEN HET HELE HULPVERLENINGSPROCES
Het hele hulpverleningsproces kunnen we onderverdelen in verschillende procesfasen. Het eerste proces is de fase waarin een probleem gesteld of gesignaleerd wordt. Dit kan gebeuren door de cliënt zelf, maar het kan ook zijn dat anderen wel een probleem opmerken, maar de cliënt zelf de situatie niet als problematisch ervaart. Het spreekt voor zich dat hulpverlening maar effectief zal en kan zijn als de cliënt zelf mee het probleem aanbrengt. Evengoed zal de tweede procesfase, de fase van de probleemanalyse, een zeer cruciale fase zijn: in deze fase gaan we na wat er precies aan de hand is. Het kan immers goed zijn dat het aangemelde probleem in fase 1 wel de aanleiding was om effectief hulp te zoeken, maar dat dit probleem heel wat andere, vaak onderliggende problemen, verbergt. Een voorbeeld: een moeder meldt haar zoon aan wegens extreem probleemgedrag thuis en op school, maar het zou wel eens kunnen dat deze jongen zich zo gedraagt omdat hij thuis erg lijdt onder de echtelijke ruzies. De fase van de probleemanalyse is dus cruciaal om te komen tot de echte ondersteuningsvraag van de cliënt en zijn netwerk. Na een grondige probleemanalyse, komen we bij de derde processtap, de fase van het ontwerpen van het aanbod, waarin we ook verschillende stappen kunnen onderscheiden: • een duidelijke formulering van de hulpvraag/hulpvragen: het is hierbij erg belangrijk dat de hulpvragen zeer scherp geanalyseerd worden, opdat we tot een juiste hulpverlening zouden komen. Indien de hulpvraag eerder vaag, onduidelijk en zelfs verkeerd wordt geformuleerd, is het niet denkbeeldig dat we samen met onze cliënt Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 10 van 36
een heel verkeerd hulpverleningstraject afleggen, en dus eigenlijk fouten maken in ons handelen. • indicatiestelling: welke vormen van hulpverlening kunnen een antwoord bieden op de hulpvraag. Wat? Aan wie? Waar? Hoe vaak? Het geheel moet duidelijk worden via een intakegesprek.
2.4
E EN
CYCLISCH PROCES
Handelingsplanning is een cyclisch proces, waarin een aantal fasen terug te vinden zijn. Broekaert & Van Hove (1992) spreken van: Verschillende fasen
─
Beeldvorming
─
Planning
─
Handelen
─
Evalueren
Een gelijkaardige indeling wordt gegeven door Knorth & Smith (1999): ─
Analyse en beoordeling van de (aanvankelijke) stand van zaken, casu quo de probleemsituatie (diagnostiek)
─
Bepaling van mogelijke interventies en keuze voor bepaalde wijze/methode van hulpverlenen (besluitvorming)
─
Uitwerking van de gekozen wijze van hulpverlenen in een hulpverleningsplan (planning)
─
Analyse en beoordeling van de (nieuwe) stand van zaken, casu quo het verloop van de hulpverlening in relatie tot de probleemsituatie (evaluatie)
In beide modellen is het patroon van assessment - planning - implementatie – evaluatie terug te vinden, een patroon dat volgens Taylor & Devine (1995, in Knorth & Smith 1999) het meest basale is van alle cycli-modellen voor professionele interventie. Steeds geldt dat men doorheen het proces steeds terug kan gaan (en vaak moet) naar een vorige fase. Bij de uitwerking van een handelingsplan kan met tot de ontdekking komen dat het cliëntsysteem niet helemaal duidelijk is. Door methodisch te werken ga je als het ware twee stappen terug (naar de fase van beeldvorming) om bijkomende informatie op te zoeken en deze te beoordelen. Nu is er een correctere beeldvorming ontstaan en kan de planning worden aangepast enz.
2.5
B ESPREKING
VAN DE VER SCHILLENDE FASEN VAN DE REG ULATIEVE CYCLUS VAN HANDELINGSPLANNING (V AN S TRIEN )
Vooraleer dieper in te gaan op de verschillende fasen van handelingsplanning willen we benadrukken dat we vanuit onze opleiding vertrekken vanuit het participatiemodel. Concreet betekent dit dat wanneer we een handelingsplan maken (op papier en/of digitaal) we het perspectief van de cliënt niet uit het oog verliezen. Wanneer we zaken neerschreven doen we dit vanuit de ik-persoon (waarbij ik = cliënt) of vanuit de naam van de cliënt.
Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 11 van 36
2.5.1 Beeldvorming
Fase 1: Beeldvorming
In de praktijk melden cliënten zich rechtstreeks of via een verwijzer aan met een vraag om hulp/ondersteuning (de Bruyn et al. 1995). De oorspronkelijke vraag (of een complex van vragen) is bij aanvang lang niet altijd even duidelijk. De begeleider moet een zo accuraat en breed mogelijk beeld krijgen van wie de cliënt is en welke ondersteuningsvraag hij/zij heeft. De beeldvorming van de cliënt is uiteraard de eerste, meest belangrijke stap; ons handelen kan maar zinvol zijn, indien het afgestemd is op de vragen, de noden, de kwaliteiten, de competenties,… van onze cliënt. We moeten een grondig beeld hebben van de cliënt op dat moment. Het proces van beeldvorming stopt NOOIT. Dit betekent dat dit binnen het ontwikkelingsproces van de cliënt geregeld moet worden bijgestuurd. Vb. het beeld van een cliënt zal anders zijn wanneer die 5 jaar is, dan wanneer die 15 jaar of 50 jaar oud is. Het beeld kan ook wijzigen door bepaalde situationele factoren vb. echtscheiding, overlijden van een partner, een ongeval, etc. Waar haal je nu de informatie om een heldere beeldvorming te maken? Hiervoor kunnen we beroep doen op divers bronmateriaal zoals: ─
Eigen observaties om een goed zicht te krijgen op het huidige functioneren: vrij observeren of gerichte observatie, al dan niet aan de hand van beoordelingsschalen, observaties van diverse situaties,… Vaak gaan we als professioneel begeleider ook participerend observeren.
─
Overleg met collega’s (begeleiders maar ook andere disciplines): toets jouw eigen observaties aan de bevindingen van collega’s, hoor eens hoe het loopt binnen andere disciplines (ergo, logo, kiné, psycholoog, contextbegeleider, …).
─
Gesprekken met de cliënt: formeel en/of informeel
─
Gesprekken met familie, vrienden, naaste betrokkenen
─
Cliëntbesprekingen: interdisciplinaire besprekingen
─
Evaluaties van activiteiten met de cliënt
─
Informatie die reeds aanwezig is binnen de voorziening zoals dossier met intakegegevens, anamnese, etc.
─
...
Belangrijk bij deze beeldvorming is tevens ook dat we hier zo veel mogelijk beroep doen op de cliënt/cliëntvertegenwoordiger(s). Hoewel het logisch lijkt, dat er altijd eerst heel veel tijd genomen wordt om aan deze beeldvorming te werken, zien we in de praktijk dat deze stap vaak overgeslagen wordt of slechts zeer snel genomen wordt. Als redenen haalt men dan het gebrek aan tijd aan of het omslachtige werk enz. Bovendien wil men zo snel mogelijk handelen, maar zonder een goede basis zal dit handelen gedoemd zijn te mislukken. Onderstaand geven we een richtschema mee dat ondersteunend kan zijn bij het opmaken van de beeldvorming. Uiteraard is het Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 12 van 36
zeer afhankelijk van de setting en de doelgroep welke informatie relevant is om op te nemen in de beeldvorming. Iedere organisatie legt eigen accenten en klemtonen afhankelijk van de eigen visie en missie.
Mogelijk richtschema voor het maken van een beeldvorming
MOGELIJK RICHTSCHEMA BEELDVORMING Binnen de eigenlijke beeldvorming komt het er op aan zo veel mogelijk gegevens over de cliënt te verzamelen. Belangrijk is hier dat er zo veel mogelijk aan de cliënt zelf gevraagd wordt en dat er ZEER veel aandacht gaat naar het positieve in de beeldvorming. Een tip hierbij kan zijn, om naast elk knelpunt ook een sterkte, een competentie te formuleren. Zorg eveneens dat je oog hebt voor interesses, ondersteuningsnoden, ergernissen, etc. die de cliënt aangeeft. Formuleer de beeldvorming vanuit het perspectief van de cliënt (in de ik-vorm of vanuit de naam van de cliënt) omdat het de beeldvorming is van de cliënt en niet over de cliënt (cf. participatiemodel – cliënt is eigenaar van zijn eigen ondersteuningsplan). Dit omvat onder andere: ─
Ontwikkelingsgeschiedenis van de cliënt : dit kan vb. aan de hand van een tijdslijn waarop een aantal ingrijpende gebeurtenissen zijn opgenomen zoals vb. een verhuis, een overlijden van ouder/naaste, de komst van een broer/zusje, de onderwijsloopbaan, de hulpverleningsgeschiedenis, etc.
─
Medische en paramedische gegevens:
* Medische gegevens: diagnose(s) (bij de diagnose kan het be langrijk zijn na te gaan wie de diagnose gesteld heeft, wanneer de diagnose gesteld is en op welke manier de diagnose is medegedeeld – is dit nog steeds aan de orde? ), allergieën, inentingen, lengte en gewicht, etc. * Paramedische gegevens: psychotherapie, kinesitherapie, ergotherapie, logopedie, hypotherapie, etc. ─
Sociale context : hieronder verstaan we : * Gezinssysteem * Welke andere personen zitten dicht rond de cliënt?
* Kenmerken van de personen uit het netwerk (gezondheid, persoonlijkheid) * Kenmerken van de context (materiële context, vriendenkring, sociaal leven, etc.) ─
Huidig niveau van functioneren (zowel knelpunten als sterktes/competenties) op diverse relevante ontwikkelingsdomeinen: * Cognitieve ontwikkeling * Schoolse vaardigheden (indien de cliënt school loopt) * Motorische ontwikkeling Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 13 van 36
* Sociaal-emotioneel functioneren * Communicatieve vaardigheden * Adaptieve vaardigheden (zelfredzaamheid, huishoudelijke vaardigheden, vrije tijd, maatschappelijke vaardigheden, etc.) * Werk (indien de cliënt werkt) * Wonen * Vrije tijdsbesteding ─
Toekomstperspectief: wat zijn dromen, wat zijn wensen, wat wil de cliënt graag verwezenlijken, etc.
Vanuit de beeldvorming breng je samen met de cliënt de ondersteuningsvraag in kaart. Vaak zie je vooraan in het dossier van de cliënt of specifiek in het handelingsplan een aantal identificatiegegevens staan. Dit zijn gegevens die noodzakelijk zijn voor de dagdagelijkse werking en snel moeten kunnen worden geraadpleegd. Vb. contactgegevens belangrijke personen uit het netwerk, dokter, school, mutualiteitsgegevens, etc.
Doelstellingen
2.5.2
Fase 2: Plannen: het formuleren van doelstellingen en opmaken actieplannen
Uit de beeldvorming kan men die gebieden waarbij de cliënt nood aan ondersteuning heeft selecteren en die vervolgens beantwoorden op een systematisch, planmatige en methodische manier. Eenmaal je die rubrieken/gebieden hebt vastgelegd, ga je samen met de cliënt doelstellingen formuleren. We maken een onderscheid tussen lange en korte termijndoelstellingen. ─
─
Lange termijndoelstellingen:
Zijn in principe over een langere periode bereikt; dit betekent dat de lange termijn doelstelling in principe haalbaar moet zijn voor de cliënt en de hulpverlener. Vb. binnen een jaar of langer (als de cliënt vb. een opleiding volgt van 2 jaar).
Zijn zo concreet en observeerbaar mogelijk geformuleerd;
Zijn positief geformuleerd;
Zijn geformuleerd vanuit het perspectief van de cliënt;
Kunnen opgedeeld worden in kleine, verschillende stappen, die we dan vertalen naar korte termijn doelstellingen.
Korte termijn doelstellingen:
Zoals hierboven aangehaald, zijn korte termijndoelstellingen de kleine, verschillende stappen die je moet zetten om een lange termijndoelstelling te bereiken.
Beschrijf de korte termijn doelstellingen concreet, operationeel, positief, realiseerbaar en observeerbaar. (SMART)
Worden gekoppeld aan het actieplan waarin onderstaande elementen staan: Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 14 van 36
›
Je werkmethodiek (individueel/in groep, gesprekken, training,…)
›
Je hulpmiddelen (OPGELET : hou middelen en doel duidelijk van elkaar gescheiden)
›
De taakverdeling
›
De termijn
›
De evaluatie
Het is belangrijk dat de doelstellingen in het handelingsplan duidelijk en goed geformuleerd zijn. Het zijn immers de doelstellingen die ons handelen gaan richten; op de doelstellingen moet je kunnen terugvallen, als je even niet meer weet wat of hoe. Een duidelijke formulering van het actieplan garandeert ook dat iedereen naar het zelfde streeft, er geen tegenstrijdige methodes worden gebruikt en er niet zo maar op los gehandeld wordt.
Uitvoeren
2.5.3
Fase 3: Het handelen/uitvoeren
Het uitvoeren bestaat er in principe in dat we ons handelen gaan baseren op het handelingsplan. Toch blijft enige waakzaamheid tijdens het handelen geboden. Zorg er voor dat iedereen bij het handelen echt wel op de hoogte is van wat er in het handelingsplan staat. Bovendien moet er ook over gewaakt worden dat iedereen zich ook aan die planning houdt. Daarnaast is het ook erg belangrijk om tijdens het handelen heel wat informatie te verzamelen, om regelmatig tussendoor te evalueren en zo tijdig ons handelen bij te sturen. Men noemt dit ook wel eens het monitoren van het proces.
Evalueren
2.5.4
Fase 4: Het evalueren
Bij voorkeur wordt er regelmatig (idealiter om de 3 tot 6 maanden) geevalueerd, maar we zullen zien dat dit in de praktijk sterk afhankelijk is, onder andere van de aard van de setting. Ook de monitoring tijdens het proces is nodig en zinvol . Indien de doelstellingen bereikt zijn, is het belangrijk om niet enkel de inhoudelijke, maar zeker ook de procesmatige aspecten mee te bespreken. En zorg er bij die bespreking voor dat je het competentiegevoel van je cliënt verhoogt en versterkt: indien doelstellingen bereikt zijn, is dat in eerste instantie dank zij de inspanningen van de cliënt zelf! Indien doelstellingen niet bereikt zijn, is het uitermate belangrijk dat je het totaal evalueert, dus zowel naar inhoud als naar proces. Mogelijke knelpunten kunnen zijn: -
de doelstellingen waren niet goed geformuleerd en uitgeko-
zen; -
de gekozen werkmethodiek is niet de meest optimale;
-
de hulpmiddelen schoten tekort;
-
het kan aan ons eigen handelen;
-
de tijdsplanning klopte niet.
Detecteer de knelpunten en stuur het plan bij. Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 15 van 36
2.6
E EN
PARADIG MAO MSLAG
Orthopedagogisch handelen ontstaat niet in een vacuüm. Verschillende paradigma’s geven een referentiekader van de manier waarop naar cliënten wordt gekeken en de manier waarop ons handelen richting krijgt. Ook onze opleiding heeft haar visie op orthopedagogiek geformuleerd: “ Binnen HoGent sluit de opleiding Professionele Bachelor (PBA) in de Orthopedagogie zich aan bij de visie van de vakgroep. Het uitgangpunt is de meest actuele definitie van het vakgebied Orthopedagogiek zoals gedefinieerd door de vakgroep Orthopedagogiek van de Universiteit Gent (UGent), met name: ‘De studie van methodische, integratieve, ethische en betekenisvolle sociale interacties en ondersteuning in opvoedkundige situaties die als problematisch ervaren worden, met als doel de leefsituaties, de kwaliteit van leven en de participatie in de maatschappij van alle betrokkenen te verbeteren, en dit door wetenschappelijk onderbouwde kwalitatieve en kwantitatieve onderzoeksmethoden’ (Vakgroep Orthopedagogiek, UGent, 2013).” Sinds de jaren ‘90 is de orthopedagogiek als ‘ wetenschap van methodisch en verantwoord handelen met mensen in problematische opvoedings - of leefsituaties zich duidelijk aan het herpositioneren (Van Hove, z.j.). Dit zorgt eveneens voor evolutie binnen organisaties en heeft vervolgens impact op hoe men binnen de organisatie handelingsplanning invult. Ooit startte men dus met dromen over het aanpassen van mensen met een beperking (zelfs genezen) via trainingsprogramma’s en professioneel opgestelde (be)handelingsplannen. Sinds de jaren ‘90 merken we dus een omslag die zich o.a. concretiseert in onderstaande punten (Van Hove, z.j.): ─
De focus ligt niet langer op de ‘defecten’ van de personen met een beperking waarmee we werken, maar we trachten ook zicht te krijgen op mogelijkheden en veerkracht van iemand. Barrières en beperkingen worden steeds meer benaderd vanuit een ‘natuurlijke diversiteit’.
─
Personen met een beperking worden niet nodeloos losgerukt uit hun natuurlijk netwerk. Personen met beperkingen, hun familie en vrienden worden steeds meer gezien als partners waar een dialoog moet mee aangegaan worden.
─
Er moet aandacht gaan naar zowel de mentale als de fysieke (on)toegankelijkheid voor personen met een beperking en gezocht worden naar manieren om barrières in de maatschappij/omgeving weg te werken.
─
Er wordt gestreefd naar een verschuiving van het realiseren van zorg (‘care’) naar ondersteuning (‘support’). Het ondersteuningsdenken (‘support’denken) ziet personen met een beperking in eerste instantie als burgers die ondersteund moeten worden bij het opnemen van hun rol als actieve burger. Er zal minder in groepen, maar meer in termen van het individu in zijn natuurlijk netwerk worden gedacht. Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 16 van 36
─
Participatie
2.7
De orthopedagogiek verlegt binnen dit veranderingsproces de aandacht van het evalueren van het proces naar een ‘outcome-based’ evalueren. Het concept ‘Quality of Life’ wordt voor dit evalueren als werkbaar kader naar voor geschoven.
C LIËNT -
EN NETW ERK BETROKKENHEID BIJ HET PRO CES VAN H ANDELINGSPLANNING
Vanuit de huidige tendensen van empowerment, emancipatorisch denken, volwaardig burgerschap, vraaggericht werken,… wordt sterk de nadruk gelegd op de positie van de cliënt en zijn netwerk. Kobi (geciteerd in Van Gennep 1999) stelt: “De taak van de orthopedagogiek bestaat erin om uitgestoten, afgeschoven menselijk leven in een dialectische tegenbeweging weer in de samenleving binnen te halen”. Vanuit een emancipatorische benadering kiest de orthopedagoog ervoor: “het orthopedagogisch handelen te richten op maatschappelijke veranderingen voor het welzijn van allen, op bevrijding van het individu uit allerlei beknellende situaties” (van Loon 2006). Belangrijke begrippen uit de postmoderne orthopedagogiek zijn: leefwereld (nabijheid, directheid, authenticiteit), sociale netwerken, integratie (opgenomen zijn in een sociaal netwerk), Kwaliteit van Bestaan en nieuwe normativiteit. Emancipatie heeft een dubbel doel (van Loon 2006): sociale emancipatie, de verbetering van de positie van mensen met een beperking, als product, betekent dat er bepaalde barrières in de samenleving moeten worden verwijderd, en dat mensen met een beperking gelijke rechten en kansen moeten krijgen om zich een gelijkwaardige positie in de samenleving te verwerven. Individuele emancipatie als product houdt in dat we moeten ingaan tegen de stelling dat een handicap een statische, onveranderlijke toestand is. In de definitie van de American Association on Mental Retardation (1992, ondertussen AAIDD) is er sprake van ’state‘ (een expressie van de interactie tussen de persoon en zijn omgeving) in plaats van ‘trait’ (een absoluut kenmerk van de persoon). Personen met een handicap kunnen zelf inhoud geven aan hun eigen bestaan. Individuele emancipatie onthoudt zich van onmondige betutteling en hulpverlening waaraan de cliënt geen boodschap heeft, omdat hij een aantal dingen zelf kan regelen. Een handelingsplan pretendeert de behoeften van de cliënt weer te geven. Het lijkt dan ook logisch dat de cliënt betrokken partij in het ganse proces is. Dit is niet altijd zo gemakkelijk. Hoe kunnen we beoordelen wat de behoeften van een persoon met een ernstig meervoudige handicap zijn? Wat doen we in het geval van gedwongen hulpverlening? En toch mag dit geen excuus zijn om niet te peilen naar die behoeften. Ook de ouders of de andere belangenvertegenwoordigers van de client moeten bij het opstellen, het evalueren en bijsturen van het handelingsplan betrokken worden. In de praktijk echter zien we dit niet zo vaak gebeuren : informeren over het opgestelde plan wordt vaak als voldoende beschouwd.
Handboek: ‘Samen aan de slag (Broekaert, Claes & Vandevelde, 2014)’ pp. 11-13. Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 17 van 36
Vanuit een emancipatorische visie is het werken aan en met het sociale netwerk bijzonder belangrijk. We werken dit kort verder uit. De positie van professionele medewerkers is vanuit het ‘support’ denken (ondersteuningsdenken) geherdefinieerd: Het support-model (ondersteuningsmodel) gaat uit van een volwaardige participatie binnen de samenleving door:
Sociaal netwerk
─
Cliënten te ondersteunen in de keuzes die hij zelf wil maken (= individuele emancipatie);
─
Aansluiting te zoeken bij het sociale netwerk van de cliënt, en voortdurend te zoeken naar mogelijkheden om dat netwerk uit te breiden (sociale emancipatie).
Het is zinvol op regelmatige basis het sociale netwerk van je cliënt in kaart te brengen. Daarvoor bestaan verschillende methoden, waaronder: ─
De ‘Maastrichtse sociaal-netwerkanalyse’ gepresenteerd door Smit & Van Gennep (1999). Deze analysemethode onderscheidt binnen een netwerk drie zones, waarvan alleen de eerste (persoonlijke) zone daadwerkelijk deel uitmaakt van het netwerk. De nominale en de extensieve zones vormen het reservoir waaruit je kan putten om je netwerk uit te breiden. De persoonlijke zone van een netwerk bestaat doorgaan over een dertigtal personen. Dit zijn de personen waarmee je een duurzame relatie hebt opgebouwd. Het gaat om verwanten, vriendschappelijke betrekkingen of mensen uit maatschappelijke diensten. De nominale zone bevat mensen die je vaag bij naam kent; de mensen met wie je via via in contact komt. De extensieve zone zijn de toevallige ontmoetingen, die je herkent op één of andere gemeenschappelijkheid.
─
Daarnaast zijn er ‘de netwerkcirkels van Brian Lensink’. Aan de hand van netwerkcirkels gaat Brian Lensink het sociaal netwerk van mensen in beeld brengen. De eerste cirkel is de cirkel van de intimiteit. De tweede is de cirkel van vrienden en de derde cirkel is de cirkel van bekenden. De vierde en laatste cirkel is de cirkel van diensten. Vervolgens worden de cirkels in vier kwadranten opgedeeld namelijk in familiecontacten, cliëntcontacten, professionele contacten en samenlevingscontacten (Smit & van Gennep, 2002).
─
Om een zicht te krijgen op de belangrijkste personen in het leven van de persoon, kan men eveneens gebruik maken van de ‘Relationship Circle’ van Person-Centered Planning (Sanderson & Goodwin, 2007). Deze tool heeft een overzicht van alle belangrijke personen in vier domeinen (familie, vrienden, wonen, werken).
Handboek: ‘Samen aan de slag (Broekaert, Claes & Vandevelde, 2014)’ Bijlage 3: p. 115.
Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 18 van 36
2.8 Voor- en nadelen
V OORDELEN
EN G EVAREN VAN HANDELINGSPLANNING
De voordelen van handelingsplanning zijn: ─
Handelingsplanning geeft de cliënt inzicht in de hulpverlening; het biedt perspectief. Vertrekpunt is de cliënt en zijn hulpvraag en niet de dienst die de hulp biedt.
─
Een plan biedt perspectief aan het leven van de cliënt en zijn omgeving: er worden doelstellingen geformuleerd waardoor nieuwe of andere kansen worden gegeven.
─
Handelingsplanning laat de hulpverlener bezinnen over de hulpverlening, de hulpverlener moet reflecteren over zijn handelen; bovendien is de handelingsplanning een ondersteuning van het hulpverleningsproces.
─
Zorgvraag en zorgaanbod worden op elkaar afgestemd.
─
Handelingsplanning gaat het louter intuïtief handelen tegen waardoor het gevaar vermindert dat noodzakelijke handelingen “vergeten” worden. Doelgericht, systematisch en methodisch handelen verhoogt aanzienlijk de kwaliteit van de hulpverlening.
─
Door het opstellen van een handelingsplanning wordt het hulpverleningsaanbod tussen de verschillende hulpverleners beter afgestemd en komt men tot een betere samenwerking
─
Een goed handelingsplan betekent een goede overdracht van informatie indien een cliënt wordt doorverwezen
─
Handelingsplanning draagt bij tot het bewaken van het hulpverleningsproces; het hele hulpverleningsproces wordt meer controleerbaar en kan beter worden geëvalueerd.
Onderzoek wees uit dat werken met doelstellingen en evalueren (handelingsplanning) niet enkel op cliëntniveau tot betere resultaten leidt, maar ook bijdraagt tot de motivatie en tevredenheid van hulpverleners (Knorth & Smith, 2002). Er zijn ook wel een aantal gevaren verbonden aan het plannen : ─
Een gevaar voor overplanning: alles wordt gepland en geregeld voor de cliënt want hij kan toch niets zelf en het is goed voor hem. Er blijft dan geen ruimte voor de eigen keuzemogelijkheden en de persoonlijke vrijheid van de cliënt.
─
Alles wordt gepland vanuit een grote onzekerheid bij de hulpverlener.
─
Partiële onderplanning: bepaalde aspecten in de begeleiding worden tot in de puntjes gepland en geregeld en andere facetten komen weinig of niet aan bod.
─
Het gevaar van te technisch te worden; de relatie van mens tot mens blijft toch nog altijd het allerbelangrijkste werkinstrument van de opvoeder/begeleider.
Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 19 van 36
Tot slot nog enkele bedenkingen: ─
Een goed handelingsplan dient om het dagdagelijkse handelen te ondersteunen en te sturen en niet om in de kast te liggen
─
Ook je taalgebruik is bij het opstellen van het handelingsplan belangrijk. Het handelingsplan moet duidelijk, helder en verstaanbaar opgesteld worden, zowel voor de opvoeders/begeleiders als voor de cliënt.
Handboek: ‘Samen aan de slag (Broekaert, Claes & Vandevelde, 2014)’ pp. 16-21.
Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 20 van 36
3
HANDELINGSPLANNING VANUIT HET QUALITY OF LIFE DENKEN -
Leermateriaal
-
-
-
Syllabus PowerPointpresentatie aangevuld met eigen notities uit de les Artikel: ‘Thompson et. al .(2004). Five trends that created the need for the supports intensity scale. AAMR (Ondersteunende tekst 5.1)’ Artikel: ‘Herps, M., Buntinx, W., Curfs, L. (2013). Individual support planning: perceptions and expectations of people with intellectual disabilities in the Netherlands. Journal of Intellectual Disability Research, 57, pp.1027-1036. (Ondersteunende tekst 5.2)’ Artikel: ‘Buntinx, W & Herps, M. (2013). Ondersteuningsplannen in de zorg voor mensen met verstandelijke beperkingen. Nederlands Tijdschrift voor Zorg aan mensen met verstandelijke beperkingen, 1, pp. 63-76. (Ondersteunende tekst 5.3)’ Handboek: ‘Samen aan de slag (Broekaert, Claes & Vandevelde, 2014)’ pp. 25-31; pp. 35-97.
3.1
I NLEIDI NG
Quality of Life (Schalock) vertaald als Kwaliteit van Bestaan van mensen wordt beïnvloed door subjectieve en objectieve indicatoren, zoals persoonlijke – en omgevingsfactoren en de interactie daartussen (Van Loon, et.al., 2008). Kwaliteit van Bestaan is een multidimensioneel fenomeen, geen individuele eigenschap of gemoedstoestand. Het bestaat uit drie componenten: factoren, domeinen en indicatoren.
Handboek: ‘Samen aan de slag (Broekaert, Claes & Vandevelde, 2014)’ p. 42.
3.1.1
Kwaliteit van Bestaan versus kwaliteit van zorg
Het maakt veel verschil of een organisatie de focus legt op de kwaliteit van zorg of de focus legt op Kwaliteit van Bestaan. Wanneer we spreken over kwaliteit van zorg worden personen omschreven als ‘consumenten’ van een zorgstelsel i.p.v. burgers in een maatschappij. Kwaliteit van zorg betekent dat de zorg die verleend wordt voldoende kwalitatief is. Dit kan gemeten en berekend worden aan de hand van een uniforme definitie over wat kwaliteit van zorg is (GRIP, 2006). Vaak is het standpunt van professionals en de organisatie meer bepalend dan dat van de persoon zelf (Van Loon, 2009). Ook de tevredenheid van gebruikers over de zorg kan hierin meegenomen worden. Maar kwaliteit van zorg beperkt zich enkel tot de sfeer van de zorgverlening. Het kan perfect mogelijk zijn dat iemand grote kwaliteit van zorg ervaart maar toch erg ongelukkig is en zijn Kwaliteit van Bestaan zeer negatief inschat (GRIP, 2006). Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 21 van 36
De begrippen kwaliteit van zorg en Kwaliteit van Bestaan worden vaak door elkaar gehaald. Zoals samengevat is in onderstaande tabel, kunnen de twee worden onderscheiden op basis van perspectief, belang, inhoud, beoordeling en structuren (Van Loon, 2009, p. 68-69). Kwaliteit van zorg focus Kwaliteit van Bestaan focus De zorgaanbieder, de organisatie, de professionals Organisatorische procesBelang sen dienen soepel en efficiënt te verlopen Management van zorgInhoud stelsels; leidt tot grootschaligheid en groepsdenken Typische criteria Efficiëntie, doeltreffendheid van de kosten, planvoor beoordeling ning, gebruikerstevredenheid Perspectief
De persoon zelf in zijn natuurlijke netwerk
Gewenste resultaten voor de individuele persoon Individuele ondersteuning en de effecten daarvan op iemands persoonlijk leven Op waarden gebaseerde lange termijn resultaten van inclusie, persoonlijke ontplooiing en zelfbepaling De huidige zorgstelsels Ondersteuning moet ieStructuren moeten slechts verbeterd mand persoonlijk helworden; strakke hiërarpen, zelfs als dit chie. betekent dat er alternatieve structuren moeten worden gevonden. Weinig hiërarchie in de organisatie: zelfsturing en coaching. Tabel: Essentiële verschillen tussen een kwaliteit van zorg vs. kwaliteit van bestaan focus (Van Loon, 2009, p.69) “De verschillen, samengevat in bovenstaande tabel , moeten niet worden geïnterpreteerd alsof de behoeften aan veiligheid en controle geen deel uit maken van een organisatie die zich richt op Kwaliteit van Bestaan. Juist zorg en ondersteuning moeten kwalitatief goed zijn, maar de vraag is of een systeem van kwaliteit van zorg efficiënt genoeg is voor de realisatie van een kwalitatief goed menselijk leven. De overheersing van de aandacht voor kwaliteit van zorg leidt ons naar situaties waarin controle, gezondheid en veiligheid, en beperkingen de centrale thema’s worden. Deze systemen leveren resultaten op die tegemoetkomen aan tevredenheidscriteria, maar niet noodzakelijk valide, voor de persoon gewenste, resultaten, gerelateerd aan persoonlijk welbevinden en een hogere kwaliteit van bestaan. Dit betekent dat een exclusieve oriëntatie op kwaliteit van zorg vaak een lege huls blijft, zonder kritische reflectie op de context en op het doel van lange termijnresultaten van kwaliteit van bestaan (Van Loon, 2009, p.69).”
Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 22 van 36
3.1.2
Kwaliteit van Bestaan in kaart brengen – Personal Outcomes Scale (POS)
Het conceptueel model van Kwaliteit van Bestaan geeft ons een concreet kader om Kwaliteit van Bestaan in kaart te brengen. In 2008 werd de Personal Outcomes Scale (Persoonlijke Ondersteuningsuitkomsten Schaal of POS) ontwikkeld door de Stichting Arduin en Vakgroep Orthopedagogiek aan de Universiteit Gent.
Handboek: ‘Samen aan de slag (Broekaert, Claes & Vandevelde, 2014)’ p. 42 -52.
3.1.3
Ondersteuningsbehoefte meten – Supports Intensity Scale (SIS)
Een volgende belangrijke stap in het ondersteuningsproces is het in kaart brengen van de ondersteuningsbehoeften van de persoon. Welke ondersteuning heeft de persoon nodig? Hoe veel ondersteuning heeft de persoon nodig? Hoe frequent? Om de ondersteuningsbehoeften van de persoon in kaart te brengen, kan gebruik gemaakt worden van de Supports Intensity Scale (Schaal Intensiteit van Ondersteuningsbehoeften).
Handboek: ‘Samen aan de slag (Broekaert, Claes & Vandevelde, 2014)’ p. 53 -56. Thompson et.al. (2004) geven vijf trends weer die de noodzaak duiden voor de ontwikkeling van Supports Intensity Scale.
Artikel:‘Thompson et. al.(2004). Five trends that created the need for the supports intensity scale. AAMR (Ondersteunende tekst 5.1)
3.1.4
Person-Centered Planning
Wanneer de POS of SIS niet kunnen gebruikt worden, bestaan er nog alternatieven om iets meer te weten te komen over de dromen en wensen van de persoon, het netwerk van de persoon, de ondersteuningsbehoefte nvan de persoon, etc. Er kan vb. gewerkt worden met Person-Centered Planning technieken. Sanderson (2000) geeft volgende 5 kernkenmerken van Person-Centered Planning: ─
De persoon staat centraal: de personen moeten weer meer vat krijgen op wat ze doen in hun leven, omdat dit leven nu te veel bepaald wordt door anderen. Mensen moeten zelf kunnen beslissen wat ze willen met hun leven en worden hierin bijgestaan door belangrijke anderen (belangrijk voor hen).
─
Familieleden en vrienden zijn partners in het planproces: Mensen worden bij Person-Centered Planning in de context van hun familie en gemeenschap geplaatst. Het proces vertrekt vanuit de veronderstelling dat families een positieve bijdrage willen leveren en het beste voor ogen houden voor de focuspersoon, ook als ze het beste anders zien dan anderen. Kracht
Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 23 van 36
delen met families betekent dat er gezocht wordt naar een manier waarop ze actief betrokken kunnen worden en er wordt een partnerschap uitgebouwd. ─
Het plan geeft weer wat belangrijk is voor de persoon, wat zijn capaciteiten zijn en welke ondersteuning zij nodig hebben: Eerder dan te focussen op de beperkingen van de persoon, zal er gekeken worden naar zijn capaciteiten en mogelijkheden. Men gaat er ook vanuit dat iedereen ondersteuning nodig heeft en dat sommige mensen meer ondersteuning nodig hebben dan anderen.
─
Het plan levert acties die handelen rond het leven, en die kijken naar wat mogelijk is, niet enkel naar wat voor handen is: Person-Centered Planning beschrijft de ondersteuning die de persoon nodig heeft en werkt dan een uniek plan uit om deze ondersteuning te verwezenlijken. Person-Centered Planning bevindt zich op het spanningsveld tussen de hulp die de persoon nu krijgt en de ondersteuning die de persoon nodig heeft op basis van zijn noden en behoeften. Dit spanningsveld zorgt voor een actief zoeken naar ondersteuning voor de persoon, die op maat gemaakt is voor deze persoon.
─
Het plan is een aanhoudend proces van luisteren, leren en verdere actie: Vanuit het idee dat mensen een toekomst hebben, dat hun verwachtingen zullen veranderen en groeien met hun ervaringen, en daarom het patroon van ondersteuning en zorg die er nu is niet zal blijven werken. Er moet voortdurend ingespeeld worden op de noden en behoeften van de persoon op dat moment. Dit betekent dus luisteren naar de persoon en leren uit vorige ervaringen die positief en negatief waren. Daarom moeten we blijven actie ondernemen, we mogen niet zomaar één keer een plan opstellen en dan de persoon weer aan zijn lot overlaten, we moeten blijven inspelen op wat hij met zijn leven wil doen.
Person-Centered Planning kent veel diverse benaderingen. Iedere benadering heeft een eigen structuur en werd ontwikkeld voor een specifieke doelgroep vb. Persoonlijke Toekomst Planning (Vlaanderen), Essential Lifestyle Planning, etc. Eén van de veelgebruikte tools bij Person-Centered Planning is het werken met posters waarin één bepaald thema gevisualiseerd wordt. Vb. Good day-Bad day; Relationship Circle, Relationship Map, etc.
Handboek: ‘Samen aan de slag (Broekaert, Claes & Vandevelde, 2014)’ p. 38-39; 57.
3.1.5
Een persoonsgerichte ondersteuningsmethodiek (Input – Throughput – Output)
De POS geeft ons informatie over de feitelijke toestand van de Kwaliteit van Bestaan van een persoon. Hoe kunnen we de informatie die uit de POS komt opnieuw in de regulatieve cyclus van handelingsplanning integreren en een plaats geven bij het verhelderen van de ondersteuningsvraag?
Handboek: ‘Samen aan de slag (Broekaert, Claes & Vandevelde, 2014)’ p. 42 -52. Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 24 van 36
3.1.6
Individuele ondersteuningsmethodiek (Thompson et al. 2009)
Thompson et al. (2009) ontwikkelden een individuele ondersteuningsmethodiek bestaande uit 5 componenten.
Handboek: ‘Samen aan de slag (Broekaert, Claes & Vandevelde, 2014)’ pp. 25-27 In het boekje ‘Samen aan de slag’ gebeurde een praktijkvertaling van de individuele ondersteuningsmethodiek (Thompson et al., 2009). ‘Samen aan de slag’ geeft ons een voorbeeld van een persoonsgericht ondersteuningsproces bestaande uit vier fasen, ieder bestaande uit één of meerdere stappen.
Handboek: ‘Samen aan de slag (Broekaert, Claes & Vandevelde, 2014)’ pp. 35-97.
3.2
O NDERZOEK
NAAR HET GE BRUIK VAN ONDERSTEUNINGSPLANNEN
Vilans (Kenniscentrum voor langdurige zorg, Nederland) ging in 2011 met 68 mensen met een verstandelijk beperking in gesprek gegaan over hun ondersteuningsplan. Ongeveer 40 deelnemers vinden dat er nog iets beter kan aan het ondersteuningsplan. De drie zaken die steeds terug kwamen zijn: 1) Het ondersteuningsplan is vaak moeilijk te begrijpen 2) Zorgorganisaties bepalen wat er met het ondersteuningsplan gebeurt 3) Mensen weten zelf vaak niet goed waar het ondersteuningsplan voor is Herps, Buntinx en Curfs (2013) deden eveneens een onderzoek waarin ze op zoek gingen naar de percepties en verwachtingen van personen met een verstandelijke beperking rond hun ondersteuningsplan.
Artikel: Herps, M., Buntinx, W., Curfs, L. (2013) Individual support planning: perceptions and expectations of people with intellectual disabilities in the Netherlands. Journal of Intellectual Disability Research, 57, 1027-1036. (Ondersteunende tekst 5.2)’ Buntinx & Herps (2013, pp.67-70) kwamen na onderzoek tot een aantal kenmerken van ‘good practice’ van ondersteuningsplannen geordend volgens 6 aandachtsgebieden (cliëntgerichtheid, inhoud, hulpbronnen, vorm, proces en relationele aspecten). De kenmerken zijn geformuleerd als stellingen die kunnen gebruikt worden bij evaluatie van het gebruik van het ondersteuningsplan in een organisatie. Hierbij dient wel de opmerking gemaakt te worden dat de hier gepresenteerde kenmerken voor ‘good practice’ altijd in het licht van de toepassingscontext dienen te worden gezien. Daarbij kunnen specifieke doelgroepen en functies leiden tot bepaalde accenten in het hanteren van de kenmerken. Het gaat dan ook eerder om oriëntatiepunten voor Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 25 van 36
het ontwikkelen of evalueren van werkwijzen in de praktijk dan om afvinklijsten of een reglement.
 Artikel: Buntinx, W & Herps, M. (2013). Ondersteuningsplannen in de zorg voor mensen met verstandelijke beperkingen. Nederlands Tijdschrift voor Zorg aan mensen met verstandelijke beperkingen, 1, pp. 63-76. (Ondersteunende tekst 5.3)’
Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 26 van 36
4
TOEPASSINGEN VAN HANDELINGSPLANNING 4.1
H ANDELINGSPLANNING
BIJ PERSO NEN MET EEN ERNSTIG MEER VOUDIGE BEPERKING -
Leermateriaal
-
4.2
C ASEMANAGEMENT -
Leermateriaal
-
4.3
PowerPointpresentatie aangevuld met eigen notities uit de les Deel uit boek: Naert, J. & Colle, P. (2014). Waar gaan ze naartoe? Trajectbegeleiding van jongeren in een risicomaatschappij. Leuven, Lannoo Campus. Pp. 36-54. (Ondersteunende tekst 5.5)’
HET CO MPETENTIEMO DEL -
Leermateriaal
PowerPointpresentatie aangevuld met eigen notities uit de les Artikel: ‘Poppes P, van der Putten A, Vlaskamp C. (2011) Planmatig werken in Maes, B., Vlaskamp, C., Penne, A. (red.) Ondersteuning van mensen met ernstig meervoudige beperkingen. Handvatten voor een kwaliteitsvol leven. Leuven, Acco. (Ondersteunende tekst 5.4)’
-
4.4
PowerPointpresentatie aangevuld met eigen notities uit de les Artikel: ‘Van Dinther M. (2008) Competentievergroting. In Bassant J & de Roos S. (red) Methoden voor sociaal-pedagogische hulpverleners. Bussum, Couthino. (Ondersteunende tekst 5.6)’
H ANDELINGSG ERI CHT W ER KEN
BINNEN DE
ONDERW IJSCONTEXT
Leermateriaal
-
PowerPointpresentatie aangevuld met eigen notities uit de les Ondersteunende tekst: ‘Philips, F., Van Den Steen, L., Van Deuren, G. & Van Ostaede, M. (2015) Kansen in het M-decreet. Overleggroep OKLO. Hoofdstuk HGW pp. 22-29 (Ondersteunende tekst 5.7)’ Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 27 van 36
5
ONDERSTEUNENDE TEKSTEN 5.1
T HO MP S O N
E T . A L . (2004). F I V E TR E N DS T HA T CRE A TE D T HE NE E D F OR TH E S UP P O R TS I N TE N S I T Y S CA L E . AAMR.
5.2
H E RP S , M., B U NT I N X , W ., C URF S , L. (2013) I NDI V I D UA L S UP P OR T P L A N NI N G : P E RCE P T I O NS A ND E XP E CTA TI O NS O F P E OP L E W I TH I NT E L L E C TUA L DI S - A B I L I TI E S I N T HE N E THE RL A NDS . J O UR NA L O F I NTE L L E C TUA L D I S A B I L I T Y R E S E A RC H , 57, 1027-1036.
5.3
B UN TI N X , W & H E RP S , M. (2013). O N DE R S TE U NI N GS P L A N NE N I N DE Z O R G V OO R ME NS E N ME T V E RS TA NDE L I J K E B E P E R K I N GE N . N E DE R L A N DS T I J DS CH RI FT V O OR Z O RG A A N ME NS E N ME T V E RS TA NDE L I J K E B E P E RK I N GE N , 1, P P .
63-76. 5.4
P OP P E S , P, V A N DE R P UT TE N , A & V L A S K A M P , C. (2011) P L A N M A T I G W E RK E N I N M A E S , B., V L A S K A MP , C. & P E NNE , A. ( RE D .) O NDE RS TE U NI N G V A N ME N S E N M E T E RNS TI G ME E R V O UDI GE B E P E RK I N GE N . H A ND V A T TE N V O OR E E N KW A L I TE I TS V O L L E V E N . L E UV E N , A C C O .
5.5
N A E R T , J. & V A N C O L L E , P. (2014). W AA R GA A N ZE NA A RT OE ? T RA J E CTB E GE L E I DI N G V A N J ON GE RE N I N E E N RI S I C O MA A TS CHA P P I J . L E UV E N , L A NN O O C A M P U S .
5.6
V A N D I N T HE R , M. (2008). C O M P E TE N TI E V E R GR O TI N G . I N B A S S A N T J. & DE R O O S S. ( RE D ) M E T H OD E N V OO R S O CI A A L - P E D A G O GI S CH E HUL P V E R L E NE RS . B U S S U M , C O UT HI NO .
5.7
P HI L I P S , F., V A N D E N S TE E N , L., V A N D E U RE N , G. & V A N O S T A E DE , M. (2015) K A NS E N I N HE T M- DE C RE E T . O V E RL E G G R OE P OKLO. (Hoofdstuk HGW pp. 22-29)
Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 28 van 36
5.1 THOMPSON ET. AL. (2004). FIVE TRENDS THAT CREATED THE NEED FOR THE SUPPORTS INTENSITY SCALE. AAMR.
Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 29 van 36
5.2 HERPS, M., BUNTINX, W., CURFS, L. (2013). INDIVIDUAL SUPPORT PLANNING: PERCEPTIONS AND EXPECTATIONS OF PEOPLE WITH INTELLECTUAL DISABILITIES IN THE NETHERLANDS. JOURNAL OF INTELLECTUAL DISABILITY RE-SEARCH, 57, 10271036.
Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 30 van 36
5.3 BUNTINX, W & HERPS, M. (2013). ONDERSTEUNINGSPLANNEN IN DE ZORG VOOR MENSEN MET VERSTANDELIJKE BEPERKINGEN. NEDERLANDS TIJDSCHRIFT VOOR ZORG AAN MENSEN MET VERSTANDELIJKE BEPERKINGEN, 1, PP. 63-76.
Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 31 van 36
5.4 POPPES, P, VAN DER PUTTEN, A & VLASKAMP, C. (2011) PLANMATIG WER-KEN IN MAES, B., VLASKAMP, C. & PEN-NE, A. (RED.) ONDERSTEUNING VAN MENSEN MET ERNSTIG MEERVOUDIGE BEPERKINGEN. HANDVATTEN VOOR EEN KWALITEITSVOL LEVEN. LEUVEN, ACCO.
Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 32 van 36
5.5 NAERT, J. & VAN COLLE, P. (2014). WAAR GAAN ZE NAARTOE? TRAJECTBEGELEIDING VAN JONGEREN IN EEN RISICOMAATSCHAPPIJ. LEUVEN, LANNOO CAMPUS. (PP. 36-54-).
Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 33 van 36
5.6 VAN DINTHER, M. (2008) COMPETEN-TIEVERGROTING. IN BASSANT J. & DE ROOS S. (RED) METHODEN VOOR SOCIAAL-PEDAGOGISCHE HULPVERLENERS. BUSSUM, COUTHIN.
Orthopedagogische handelingsplanning
Pagina 34 van 36
5.7 PHILIPS, F., VAN DEN STEEN, L., VAN DEUREN, G. & VAN OSTAEDE, M. (2015) KANSEN IN HET M-DECREET. OVERLEGGROEP OKLO. (HOOFDSTUK HGW PP. 2 2-29)
Orthopedagogische handelingsplanning
BRONNEN ─
Bassant, J. & de Roos, S. Methoden voor sociaal-pedagogische hulpverleners. Bussum Couthino.
─
Benedictus, R., Bemelmans, H.A.M., Hautvast-Haaksma, H. (2000) Methodisch werken. Nijgh Versluys.
─
Broekaert, E., De Fever, F., Schoorl, P., Van Hove, G., Wuyts, B. (1997) Orthopedagogiek en maatschappij. Garant.
─
Broekaert, E., Van Hove, G. (1992). Zwarte gaten, over nieuwe en noodzakelijke initiatieven in de orthopedagogiek: begeleid wonen – independant living – intensieve thuisbegeleiding – pleegzorg (Orthopedagogische reeks Gent Nr 1). Gent: vzw OOBC.
─
De Bruyn, E.E.J., Pameijer, N.K., Ruyssenaars ,A.J.J.M., van Aarle ,E.J.M. (1995) Diagnostische besluitvorming. Acco.
─
Gillman, M., Heyman, B. & Swain J. (2000) What’s in a name ? the implications of diagnosis for people with learning difficulties and their family carers 3, 389-409.
─
GRIP (z.j.) Bijlage 3: Wat is Kwaliteit van Bestaan? Geraadpleegd op 6 juni 2016 , op http://www.gripvzw.be/pab-pgb/pgb/5-visietekst-persoonsgebonden-budget-pgb/13wat-is-kwaliteit-van-bestaan.html.
─
Keyes, M. & Owens-Johnson, L. (2003) Developing Person-Centered IEPs. Intervention in School and Clinic. 3, 145-152.
─
Knorth, E.J. & Smit, M. (1999) Planmatig handelen in de jeugdhulpverlening. Garant.
─
Mur, L & Heys, N. (2007) Ondersteuning mobiliseren vanuit netwerken. Nelissen Soest.
─
O’Brien, C., O’Brien, J. (2000) The origins of Person-Centered Planning. A Community of Practice Perspective.
─
Philips, F., Van Den Steen, L., Van Deuren, G. & Van Ostaede, M. (2015) Kansen in het M-decreet. Overleggroep OKLO.
─
Poppes, P., Vlaskamp, C., De Geeter, K., Nakken, N. (2002) The importance of setting goals: the effect of instruction and training on the technical and intrinsic quality of goals. European Journal of Special Needs Education 3, 241-250.
─
Poppes, P, van der Putten, A, Vlaskamp, C. (2011) Planmatig werken in Maes, B., Vlaskamp, C., Penne, A. (red.) Ondersteuning van mensen met ernstig meervoudige beperkingen. Handvatten voor een kwaliteitsvol leven. Leuven, Acco.
─
Rink, K & Van Lokven, H. (1986) Handelingsplanning en teambegeleiding in het orthopedagogische veld: inleiding in begrippen en werkingsprincipes. Baarn: Nelissen.
─
Sanderson, H., & Goodwin, G. (2007). Person Centred Thinking minibook. Geraadpleegd op 28 januari 2013, op http://www.personcentredplanning.eu/files/hsa_minibook_pcp.pdf.
─
Schipper,s M., Wehman, D & Hermanns, J.M.A. (2005). Empowerment in de hulpverlening. Tijdschrift voor orthopedagogiek 44, 60-71.
─
Smit, B & van Gennep, A. (1999) Netwerken van mensen met een verstandelijke handicap. NIZW.
─
Smit, B. & van Gennep, A. (2002). Netwerken van mensen met een verstandelijke handicap. Werken aan sociale relaties: praktijk en theorie. Utrecht: NIZW
─
Thompson et al (2004). Five trends that created the need for the supports intensity scale. AAMR Orthopedagogische handelingsplanning
─
Van der lee, C & Triepels J. (2000). Van hulpvraag naar zorgplan. H. Nelissen/Baarn.
─
Vanderplasschen, W. (2008) orthopedagogische diagnostiek, handelingsplanning en methode. Academia Press.
─
Van Gennep, A.T.G. (1999) Postmoderne orthopedagogiek, Tijdschrift voor orthopedagogiek 38, pp197-213.
─
Van Hove, G. (1992) Handelingsplanning bij begeleid wonen van personen met een licht mentale handicap. VVO Info 11, 7-22.
─
Van Hove, G. (z.j.) De orthopedagogiek: een wetenschap in volle paradigma-om-
slag. Geraadpleegd op 7 juni 2016 op http://www.ortserve.ugent.be/img/doc/orthopedagogiek.pdf. ─
van Loon, J., Van Hove G. (2006). Goed leven zonder instituut. Alert 32, 84-91.
─
van Loon, J. (2006). Kiezen voor kwaliteit leidt tot ontmanteling van instituutszorg. Garant.
─
van Loon, J. & van Hove, G.(2008). Persoonsgerichte ondersteuning en Kwaliteit van Bestaan. Leuven- Apeldoorn: Garant.
─
Van Loon, J. (2009). Een Persoonsgerichte Ondersteuningsmethodiek. Het methodisch bevorderen van kwaliteit van bestaan voor mensen met een verstandelijke beperking. Geraadpleegd op 7 juni 2016, op www.kennispleingehandicaptensector.nl.
─
Ware, L. (2001) Writing, identity and the other; Dare we do disability studies ? Journal of teacher education 52, 107
Orthopedagogische handelingsplanning