3 minute read
Voerwijzer: groeidip vermijden bij gekalfde vaarzen
Aan de hand van praktijkcases schrijven verschillende voeradviseurs van Aveve (B.) en Agrifi rm (Nl.) over rantsoenberekeningen in de vleesveehouderij. Deze editie beschrijft Gregory Antrop van Aveve de voeding van gekalfde vaarzen.
Advertisement
Groeidip vermijden
bij gekalfde vaarzen
De laatste jaren is er ook in de vleesveehouderij hard gewerkt aan een intensieve jongveeopfok. Dat resulteert in een hogere en effi ciëntere groei bij de vaarzen. Die hogere groei zorgt voor dieren die jonger bronstig worden en dus vroeger worden geïnsemineerd. De afkalfl eeftij d van de vaarzen ligt dan ook bij veel vleesveebedrij ven rond de 24 maanden of zelfs iets jonger. De meeste van die vaarzen halen daarbij nog een mooi voldragen gewicht van 650 kg. Bij deze resultaten mogen we spreken van een geslaagde opfok. Om de jonge vaarzen verder te laten uitgroeien is het rantsoen na de eerste kalving zeer belangrij k.
Ra ntsoen te arm aan eiwit en energie
In de praktij k zien we dat de gekalfde vaarzen meestal op het rantsoen van de zoogkoeien worden gezet of weidegang krij gen. Vaak zij n de rantsoenen voor deze jonge dieren te arm aan eiwit en energie. Idealiter worden de jonge vaarzen na de eerste kalving in een aparte groep gehuisvest en na de kalving gevoerd met het rantsoen van de drachtige vaarzen. Op deze manier kunnen ze beter herstellen van de
product maiskuil voordroog perspulp select beef-korrel totaal kg product 11 9 3 2 25 % ds 35 45 24 88 41 kg ds vem/kg ds g re/kg ds 4 950 80
4 880 170
0,7 1.017 96
1,8 1.100
310 10,3 950/kg ds 155/kg ds
Tabel 1 – Rantsoen van jonge vaarzen als herstelrantsoen na eerste kalving
Tabel 2 – Rantsoen van gekalfde vaarzen op basis van zoogkoeienrantsoen met correctie via krachtvoer
product maiskuil voordroog perspulp mineralen totaal zoogkoeien tmr beef-korrel totaal vaarzen > 2 jaar kg product 12 15 4 0,1 31 0,7 25 % ds kg ds vem/kg ds re g/kg ds 35 45 24 88 40 87 41 4,2 950
6,7
880 1 1.017
80 170 96
0,1 300
20 12 911/kg ds 147/kg ds 0,6 1.197 344 10,3 927/kg ds 158/kg ds
Idealiter worden de jonge vaarzen na de eerste kalving in een aparte groep gehuisvest en na de kalving gevoerd met het rantsoen van de drachtige vaarzen
kalving en verder doorgroeien, waardoor hun opnamecapaciteit nog toeneemt. Worden de vaarzen na afkalven om praktische redenen wel op het rantsoen van de zoogkoeien geplaatst, dan is het zeker aangewezen om deze bij te voederen met extra eiwit om de groeidip te vermij den.
Twee werkbare opties
Op een gesloten vleesveebedrij f zij n er verschillende diergroepen met verschillende behoeftes. Om het werkbaar te houden in het aantal rantsoenen zij n er twee opties voor het rantsoen van de gekalfde vaarzen. Optie één is het rantsoen van de vaarzen tussen een en twee jaar te vervoederen (zie tab el 1 rechtsboven), optie twee is het rantsoen van de zoogkoeien te vervoederen met een aanvulling van een gepast krachtvoeder dat het rantsoen corrigeert (zie tab el 2). Het rantsoen van de jonge vaarzen is geconcentreerder en meer geschikt voor de gekalfde vaarzen die nog verder moeten uitgroeien tot volwassen koeien. Na de leeftij d van 30 tot 36 maanden kunnen deze dieren volledig op het rantsoen van de zoogkoeien geplaatst worden.