VOERWIJZER
Aan de hand van praktijkcases schrijven verschillende voeradviseurs van Aveve (B.) en Agrifirm (Nl.) over rantsoenberekeningen in de vleesveehouderij. Deze editie beschrijft Gregory Antrop van Aveve de voeding van gekalfde vaarzen.
Groeidip vermijden bij gekalfde vaarzen D
e laatste jaren is er ook in de vleesveehouderij hard gewerkt aan een intensieve jongveeopfok. Dat resulteert in een hogere en efficiëntere groei bij de vaarzen. Die hogere groei zorgt voor dieren die jonger bronstig worden en dus vroeger worden geïnsemineerd. De afkalfleeftijd van de vaarzen ligt dan ook bij veel vleesveebedrijven rond de 24 maanden of zelfs iets jonger. De meeste van die vaarzen halen daarbij nog een mooi voldragen gewicht van 650 kg. Bij deze resultaten mogen we spreken van een geslaagde opfok.
28
Om de jonge vaarzen verder te laten uitgroeien is het rantsoen na de eerste kalving zeer belangrijk.
Rantsoen te arm aan eiwit en energie In de praktijk zien we dat de gekalfde vaarzen meestal op het rantsoen van de zoogkoeien worden gezet of weidegang krijgen. Vaak zijn de rantsoenen voor deze jonge dieren te arm aan eiwit en energie. Idealiter worden de jonge vaarzen na de eerste kalving in een aparte groep gehuisvest en na de kalving gevoerd met het rantsoen van de drachtige vaarzen. Op deze manier kunnen ze beter herstellen van de
veeteeltvlees FEBRUARI 2022
VV02-Voerwijzer.indd 28
08-02-22 14:21