
Onduidelijkheid over transport van runderen
Bevers vleesveebedrijf voorziet in eigen veevoer
Econoom Jongeneel: ‘Overheid moet nu doorpakken’




Onduidelijkheid over transport van runderen
Bevers vleesveebedrijf voorziet in eigen veevoer
Econoom Jongeneel: ‘Overheid moet nu doorpakken’
Mineralen zijn van groot belang voor de vruchtbaarheid, klauwgezondheid en uiergezondheid, van het rundvee. Zowel tekorten als een overmaat aan mineralen kunnen de gezondheid schaden. Voor een goede gezondheid, een optimale weerstand en het voorkomen van gezondheidsproblemen, is het belangrijk inzicht te hebben in hoeveel mineralen de dieren via het rantsoen opnemen. Het Pakket Spoorelementen geeft middels bloedonderzoek inzicht in de actuele voorziening van koper, selenium, zink en jodium. Zo kun je zien of de actuele opname aansluit bij de behoefte of dat bijsturen nodig is.
GD LOOPT VOOROP IN DIERGEZONDHEID
VOOR GEZONDE VOEDING EN VITALE DIEREN
RUBRIEKEN
5 Van de redactie
6 Fokkerijnieuws
13 Uit de dierenartspraktijk: blindheid bij kalveren door blauwtong
21 Overall uit: koorzanger Marc Raemdonck
30 Managementnieuws
32 Marktinfo voer
33 Marktinfo vee
34 Agenda
35 CRV-nieuws
HOOFDARTIKEL
8 Onderweg naar meer duidelijkheid over niet-transportwaardige dieren
REPORTAGE
14 Vader en zonen Deschuyteneer streven naar een maximale zelfvoorzienendheid in hun bedrijfsvoering
DE BOERIN
18 Beeldverhaal: de weg van embryowinning
24 Formulier mestonderzoek: wat zit er in de mestkelder?
INTERVIEW
22 Voor landbouweconoom Roel Jongeneel is nu het moment om te investeren in de toekomst van de sector
MANAGEMENT
26 Automatisch voeren: winpost of kostenpost?
BIJ DE COVER
De lente komt eraan, de eerste zon trok meteen de aandacht. Klaar om naar buiten te springen (foto: Regine Foket)
Mathieu Deschuyteneer: ‘Onze slager vindt luzerne belangrijk voor de kleur van het vlees’
Roel Jongeneel: ‘De politiek moet nu wel doorpakken om een sterke sector over te houden’
Limousin, Charolais en Piemontese stamboek stieren. Zowel jonge stieren als bewezen oudere stieren!!!
Stichting COT organiseert op 05 april 2025 om 13.00h een digitale stierenveiling op WWW.COT-stierenveiling.nl
WWW.COT-stierenveil ilin i g.nl
Als stichting COT zoeken we naar de samenwerking met alle vleesvee rassen. In je eentje ben je sneller, maar samen kom je verder!
www.COT-stierenveiling.nl
Kijk snel op de website tichting
Kies voor een optimale opstart van je kalveren
Zuivere biest als vervanging of aanvulling. Starmilk Colo-Start Elite
Onze hele gamma www.starmilk.be
BIEST IN BELGÏE JEAN-FRANÇOIS
• Erkend als de beste biest
• Minstens 89% biestpoeder
• 29% IgG per 100g
• Selenium om de opname van de biest te verhogen
• Bevat probiotica voor de darmflora
+32(0) 484/11.86.38 - jf.lericq@starmilk.be
Ontwikkeld ter aanvulling van vleesveerantsoenen voor: de hogere behoeftes van zoogkoeien aan het einde van de dracht Optimin
Benut het groeipotentieel van uw lammeren maximaal met: LAMMERENKORREL
• Voor goede spierontwikkeling van uw lammeren; een hoge maar veilige groei zonder vervetten.
• Met alle toegevoegde mineralen en sporenelementen zoals kobalt.
Optimin Beef nr 474 is verkrijgbaar in zakgoed via het Agrarisch center in jouw buurt en inmengbaar in onze vleesveevoeders.
• Voeradvies na spenen 150 -250g per dag gericht op een groei van 2kg per week.
Informeer naar onze dealeradressen, vraag naar VOERWAARTS bij uw dealer of bestel via HOBBYFARMING.NL (vanaf 250kg totaal) of 123voer.nl (per zak)
VOERWAARTS.N L Tel. 0315 23 00 83 • info@voerwaarts.nl
Wanneer u dit leest, is hij net twee maanden president van de Verenigde Staten. Het trackrecord van Donald Trump mag dan rijk gevuld zijn met presidentiële decreten, nog meer is er een overstort van uitspraken en tweets. Wie een rode draad probeert te zoeken in zijn verhaal, kan lang zoeken. Het schiet steeds alle kanten op, het belang van de eigen natie is misschien nog het duidelijkst.
Het recente handelsbeleid van Donald Trump, maar ook zijn uitspraken over de NAVO of de situatie in Oekraïne, brengen wel wat in beweging. Of ze ten goede zijn, laat ik aan de specialisten over. Ook voor de landbouwsector, in de VS maar ook wereldwijd, zijn de gevolgen nu al te merken.
Kijk naar de handel in grondsto en of de prijzen van rundvee, ze zijn volatiel en vaak in een opgaande beweging. Trump voerde zo recent invoertarieven in voor producten uit Mexico en Canada alsook uit China. Het lijkt erop dat weldra ook Europa aan de beurt komt.
Hoewel deze tarieven dus nu nog niet direct op Europese producten zijn gericht, kunnen ze indirecte gevol-
WIM VEULEMANS HOOFDREDACTEUR
gen hebben, ook voor de Europese landbouw. Want wat gaat China doen, bijvoorbeeld met zuivel? En hoe reageert Canada als Trump he ngen tot 250 procent gaat invoeren op Canadese melk? Dit alles geldt ook voor de grondsto enmarkt, waar de prijzen steeds meer beïnvloed worden door die handelsoorlog. Want actie zorgt voor tegenactie. Hetzelfde geldt voor de voorspellingen op de rundveemarkt. Op pagina 31 lees je meer over de voorspellingen van Rabobank. Ook die verwijst naar de onzekerheid veroorzaakt door de verstorende importhe ngen. Ondertussen trekken de prijzen voor rundvee nagenoeg overal ter wereld aan. In GrootBrittannië vorige maand zelfs met meer dan 10 procent. Ook in België krijg ik steeds meer signalen van kiloprijzen richting acht euro voor koeien. Natuurlijk is dit niet altijd de prijs, maar ook de piekprijzen geven een marktsignaal. Belangrijk is dat veehouders zich bewust zijn van de beweging in de markt en de oorzaken ervan. Als ook de politieke leiders die oorzaken gaan zien, zou dat nog beter zijn.
Met Ulyssia en Pépite pakte Sylvain Cauchy twee kampioenstitels mee van de Franse nationale witblauwkeuring in Parijs. De jonge vaars Ulyssia, afkomstig van Gaec du Moulin Rouge, won het algemeen kampioenschap in Parijs. Jurylid Léfèvre omschreef deze bijna twee jaar oude Dauphindochter als een vaars met ontwikkeling en elegantie. Ze won zowel het algemeen kampioenschap als de titel bij de vaarzen. Pépite (v. Grommit), de bekende koe uit de Turquoiesesfokkerij, won de titel bij de koeien. Bij de categorie slachtdieren koos de jury voor Juliette, gefokt door Gaec Dubourg. De zevenjarige koe woog 1055 kg. De nationale Franse keuring voor Belgisch witblauw in Parijs kende een deelname van zestien dieren en vijf dieren die deelnamen om hun slachtkwaliteiten. Het jureren lag in handen van de Belgische fokker Cédric Léfèvre en de Franse fokker Lucien Beghuin.
Ulyssia en Pépite werden in Parijs aangeduid als nationaal kampioenen
Drie generaties excellente witblauwen, geheel uniek in de fokkerij met het witblauw zal het niet zijn, maar dat maakt Jacob Worp uit Benningbroek niet minder trots. En met de
nieuwe generaties Carolines hoopt hij verder te gaan. De lijn met de drie generaties excellente witblauwen, koeien met meer dan 90 punten in de eindbeoordeling, begint in de stal van de Nederlandse witblauwfokker bij Bucheuse van de Rieten. Deze dochter van Panache, geboren in maart 2016, kwam op het bedrijf van Worp terecht en kreeg een eindbeoordeling van 90,2 punten. ‘Het was niet de grootste koe, maar wel een enorm brede’, omschrijft Worp haar. Haar dochter Caroline 15 Vdw, is volgens de fokker dan weer een ander type. ‘Zij is een dochter van Attribut, die met 90,1 punten beoordeeld werd. Ze straalde
De excellente Caroline 22
zelfs toen ze ouder werd veel jeugdigheid uit.’ Twee dochters van Caroline 15 verkregen ook de status excellent. De twee halfzussen bleken bovendien ook op een aantal keuringen, onder meer in Schagen en Hulshorst, goed te scoren. Caroline 22 Vdw is een dochter van Macron met 90,3 punten eindbeoordeling, halfzus Caroline 16 Vdw is dan weer een dochter van Engin. Zij kreeg met 90,4 punten de hoogste score. ‘Deze Engindochter werd net als haar halfzus al eens dagkampioene in Hulshorst’, vertelt Jacob Worp. ‘Ze is wat langer in het kruis, de Macrondochter is juist breder. Zij won ook al in Schagen’, geeft de fokker trots aan.
Met Royale en Tanguy kent ook het Franse limousinras nieuwe Parijse kampioenen.
Royale pakte de hoogste kampioenstitel bij de vrouwelijke dieren. Deze dochter van Musicien deed dat op een leeftijd van vierenhalf jaar oud en is eigen aan Gaec Pimpin. Haar mannelijke evenknie deze editie was Tanguy, een Nobelzoon van nog geen drie jaar oud. Hij pakte de titel bij de stieren voor zijn fokkers Gaec Marcailloux. Hij won daar-
mee van de bekende Libanzoon Riesling, die al eerder titels pakte in Parijs.
Na holstein is limousin het best vertegenwoordigde ras op de SIA in Parijs, althans qua deelnemende dieren. In zeven rubrieken werden uiteindelijk 39 dieren gekeurd.
Royale, een limousin van net meer dan vierenhalf jaar oud, pakte deze editie de Franse nationale titel
Sarah Balligand van Bellevue hoeve:
‘Er is een publiek van bewuste consumenten die kiezen voor lokaal geproduceerd vlees’
Uit: Boer&Tuinder, 4 maart 2025
Tijdens de SIA in Parijs werden Royale en Stewball aangeduid als kampioenen bij blonde
d’Aquitaine. Royale is een vierenhalf jaar oude dochter van Illico in eigendom van Gaec Teu-
De Waalse vleesveehouder Marc Baudoin is op 78-jarige leeftijd overleden. Baudoin was een van de sleutelfiguren in de geschiedenis van de Association Wallonne de l’Élevage (AWE).
Bij de oprichting van AWE in 2003 bekleedde Baudoin vier jaar lang het voorzitterschap, samen met Jean Van Eyck. Hij speelde een cruciale rol in de oprichting van het AWEhoofdkantoor in Ciney en de bouw van de
sites in Tersoit en Waver. Daarnaast leidde hij jarenlang de Naamse afdeling van de APEDB, de provinciale vereniging van veehouders. Marc Baudoin was ook bestuurlijk actief bij Linalux. Recent was hij voorzitter van de Maison de l’Éleveur Namurois. Marc Baudoin overleed op 24 februari jongstleden.
Voormalig AWE-voorzitter Marc Baudoin overleed op 78-jarige leeftijd
lier. Ze won van drie concurrentes het algemeen kampioenschap vrouwelijk. Stewball is de nieuwe Franse kampioensstier. De drie jaar oude zoon van Neutron komt uit de stal van het bekende fokbedrijf Gaec Planté-Moulet. Ook twee dieren werden tot kampioen gekroond om hun slachteigenschappen. In Parijs koos de jury zo voor Oma, een dochter van Fromant van maar liefst zeven jaar oud. De jonge stier Tacotax (v. Notos) won de titel mannelijk voor zijn slachteigenschappen.
Op zaterdag 29 maart heeft vanaf 10.00 uur opnieuw een stierenveiling plaats met een aanbod van blondestieren uit het BAC-opfok- en -teststation in Laren. De fysieke veiling op 29 maart is in handen van veilingmeester Adrion van Beek.
Online is alles te volgen via www.farmersbid.com
geb. datum vader moeder m.vader fokker
BAC Uras v.d. Woeste Hoeve 10-11-2023
BAC Ulke v.d. Woeste Hoeve 27-12-2023
BAC Urban v.d. Woeste Hoeve 10-11-2023
BAC Usainbolt 06-09-2023
BAC Unable v.d. Menningweer 21-09-2023
BAC Bakersfield Uranus 17-11-2023
BAC Bakersfield Ursus 04-12-2023
BAC Uriel 12-12-2023
BAC Urus 07-10-2023
BAC Ulysse 18-11-2023
BAC Union 06-11-2023
Master Pp Paola Pp Hilario J. Schilder
Structure v.d. WH Rhône v.d. WH Justin J. Schilder
Spinoza v.d. WH Patricia v.d. WH Justin J. Schilder
Edison Havanaise Darling H. Stegeman
Hashtag Naomie JE Fromant De Menningweer
B. Sergio B, Rianne B Nathan W. Bakker
B. Sergio B, Rosanne Guernica W. Bakker
Horfe Ninja BAC Jade H. Kip
Rijk v.d. WH Milly v.d. WH Leo D. de Groot
Louis Michou Jaque W. Rutjes
Naruto Reveille Imperium W. Rutjes
Door strikte regelgeving, beperkte afvoermogelijkheden en hoge kosten mogen jaarlijks minstens 20.000 mogelijk consumptiewaardige runderen niet worden afgevoerd. Dat zorgt voor spanningen bij veehouders, veehandelaren, transporteurs en dierenartsen en voor voedselverspilling en dierenwelzijnsproblemen.
TEKST QUINTEN DEN HERTOG
Wat gebeurt er met runderen die niet vervoerd mogen worden, maar mogelijk nog wel geschikt zijn voor consumptie? Het is een vraagstuk dat al jaren speelt en waar volgens Mariska Barten maar weinig vooruitgang in wordt geboekt. Tijdens haar afstudeeronderzoek in 2003 verdiepte Barten zich al in deze problematiek. Toen ze jaren later zag dat de situatie nog altijd voor veel spanningen en problemen zorgde, besloot ze onder begeleiding van Len Lipman opnieuw onderzoek te doen aan de faculteit Diergeneeskunde in Utrecht naar de besluitvorming rondom niet-transportwaardige melkkoeien. Ze sprak met veehouders, veehandelaren, rundveedierenartsen en slachthuisexploitanten en zette samen met Nederlandse dierenarts Bernd Hietberg en Belgische dierenarts Dirk Bonte een enquête uit onder dierenartsen.
‘Uit zowel de gesprekken als de enquête blijkt dat de discussie nog altijd volop leeft’, vertelt Barten. Dit werd nog eens onderstreept tijdens de paneldiscussie op een symposium over niet-transportwaardige runderen met vertegenwoordigers van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), het ministerie van LVVN, KNMvD, Vee&Logistiek Nederland, ZuivelNL, Vereniging van Slachterijen en Vleesverwerkende bedrijven (VSV) en LTO Nederland. Eén ding werd duidelijk: het probleem is complex en vereist een gezamenlijke inspanning van de betrokken partijen.
Grijs gebied
Het bepalen of een dier transportwaardig is, bevindt zich vaak in een grijs gebied. Volgens de Europese transportver-
ordening mag een licht ziek of licht gewond dier alleen worden vervoerd als het transport geen extra lijden veroorzaakt. ‘Deze norm laat veel ruimte voor interpretatie. De een vindt een dier geschikt voor transport en een ander niet’, stelt Annebeth van Aartsen, coördinerend specialistisch inspecteur bij de NVWA. Veehouders, veehandelaren en transporteurs ervaren door deze brede interpretatie spanningen. Wet- en regelgeving, dierenwelzijn en economische belangen botsen regelmatig.
Van Aartsen legt uit dat een aantal brancheorganisaties voor transport, dierenrechtenorganisaties en de Europese Federatie voor Dierenartsen (FVE) Europese richtlijnen hebben opgesteld om betere afwegingen te kunnen maken. De NVWA en de sector gebruiken deze richtlijnen bij het beoordelen of volwassen runderen vervoerd mogen worden. Ondanks die richtlijnen is het volgens Van Aartsen lang niet altijd duidelijk wanneer een dier wel of niet mag worden vervoerd. De NVWA ziet nog altijd niet-transportwaardige runderen in de slachthuizen aankomen. Van Aartsen: ‘Dit levert niet alleen spanning op bij transporteurs, handelaren en veehouders, maar ook bij dierenartsen en NVWA-dierenartsen. Er is behoefte aan meer duidelijkheid.’ Als de officiële dierenarts op het slachthuis van mening is dat de koe niet transportwaardig is, dan volgen vaak hoge boetes voor de veehouder en de transporteur.
Om de besluitvorming rondom de transportwaardigheid van runderen te verbeteren, werkt de NVWA aan het opstellen van een uniform beoordelingsprotocol, dat vanaf eind dit jaar kan worden gebruikt. Dit protocol, gebaseerd op een rapport
van het Bureau Risicobeoordeling & onderzoek (BuRO), moet veehouders, handelaren, transporteurs en dierenartsen beter ondersteunen bij het bepalen of een rund mag worden vervoerd. Daarnaast werkt de NVWA aan een ketengerichte aanpak voor de transportwaardigheid van melkkoeien. Onderzocht wordt welke problemen er zijn, wat de oorzaken zijn en welke groepen hierbij betrokken zijn. Zo wil de NVWA beter begrijpen hoe de sector gestimuleerd kan worden om de regels voor transport beter na te leven.
Beperkte afvoermogelijkheden
Als een slachtwaardige koe niet transportwaardig is en niet aan de voorwaarden voor noodslacht voldoet, dan zijn de afvoermogelijkheden beperkt. Voor deze runderen is euthanasie en afvoer voor destructie vrijwel de enige mogelijkheid. Dit zorgt voor spanningen in de hele sector. Veel veehouders en dierenartsen hebben er moeite mee om consumptiewaardige runderen te euthanaseren, omdat zij voedselverspilling willen voorkomen. Uit de enquête bleek dat 85 procent van de rundveedierenartsen ziet dat veehouders niet-transportwaardige runderen langer houden dan goed is. Hierdoor kunnen welzijnsproblemen ontstaan en neemt het risico toe dat melk van niet geheel gezonde dieren wordt geleverd. Soms hopen veehouders dat de koe nog opknapt en alsnog naar de slacht kan. Soms houden melkveehouders rekening met het sterftecijfer. En soms blijkt de beslissing om een koe te laten euthanaseren voor een veehouder niet gemakkelijk te zijn en heeft het emotioneel impact.
Ook Denise van Eekelen, praktiserend dierenarts en voorzit-
ter vakgroep herkauwers bij de KNMvD, herkent dit probleem. Van Eekelen: ‘Als een veehandelaar een niet-transportwaardige koe om terechte redenen niet meeneemt, wordt de dierenarts niet altijd gelijk gebeld om het dier te euthanaseren. Dat kan komen door kosten, maar we zien ook geregeld dat een veehouder het moeilijk vindt om het dier niet levend te zien vertrekken.’ Melkveehouder en bestuurslid van LTOvakgroep melkveehouderij Harm Albring is het daarmee eens. ‘Als melkveehouder is het mijn doel om koeien zo lang mogelijk te melken. Maar als het moment daar is dat ze weg moeten, dan wil ik dat op een nette manier doen. Het liefst zet ik ze levend op de kar.’
Een ander punt van zorg in de discussie is de afname van het aantal regionale slachterijen. In de afgelopen veertig jaar zag Louis Westgeest, voorzitter van de VSV, het aantal regionale slachterijen teruglopen van enkele honderden tot een kleine veertig. Hij verwacht dat binnen vijf jaar het merendeel van de regionale slachterijen is gestopt, wat de mogelijkheden om licht gewonde runderen op korte afstand van het rundveebedrijf af te voeren verder beperkt. Ook voor het verwerken van noodslachtingen vormt dit een probleem, want daar zitten grote slachterijen meestal niet op te wachten. Barten: ‘In gesprekken met slachthuisexploitanten gaven ze aan dat hun afnemers, vaak grote bedrijven, strenge eisen stellen. Bij een noodslachting vindt het eerste deel van het slachtproces buiten het slachthuis plaats en daar gaan de afnemers van het vlees niet mee akkoord.’
Dat het aantal regionale slachterijen drastisch terugloopt, komt volgens Westgeest door de hoge kosten. Er is onderscheid in de keurings- en retributiekosten op basis van het aantal dieren dat in de slachterij wordt geslacht. Zelfslachtende slagers krijgen een demping van de kosten, kleine en middelgrote slachterijen krijgen deze demping niet.
Bovendien valt volgens Westgeest geen enkele slachterij in Nederland in de middencategorie, terwijl het aantal verwerkte dieren per uur en per dag veel lager ligt dan bij de grootslachtende bedrijven. ‘De middencategorie zou herzien moeten worden, zodat kleine en middelgrote slachterijen hier wel in vallen. De regionale slachterijen worden nu zo zwaar belast dat ze niet voort kunnen. De ene na de andere valt om. Als het bedrijfseconomisch rendement wegvalt, is de rekensom heel simpel gemaakt. De overheid moet de eerste stap zetten om dit probleem aan te pakken.’
Het ministerie van LVVN laat weten dat het wil onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om rekening te houden met de drie meest voorkomende bedrijfstypes binnen de slachtsector: de kleinschalige, de middelgrote en de grootschalige slachthuizen.
Wat onderzoekster Barten overigens opviel tijdens de gesprekken met veehouders, was dat veel veehouders aangaven mogelijkheden voor noodslacht, korte transportafstanden en regionale slachterijen belangrijk te vinden. ‘Maar zodra ik doorvroeg waar hun koeien werden geslacht, wisten ze dat vaak niet. Als we regionale slachterijen belangrijk vinden om welzijnsproblemen te beperken, dan moeten we ook bewuste keuzes durven maken, ook al brengt een koe dan een paar cent minder op. Houd die spiegel ook eens voor’, roept ze op.
MDU biedt kansen, maar is nog niet rendabel
De mobiele dodingsunit (MDU) wordt gezien als een mogelijke oplossing voor niet-transportwaardige runderen. Hoewel de MDU momenteel (nog) niet rendabel is, kan deze, mits economisch aantrekkelijker, een goede manier zijn om slachtwaardige, maar niet-transportwaardige runderen af te voeren. NVWA-inspecteur Van Aartsen: ‘De mobiele dodingsunit kan gebruikt worden voor dieren die tussen wal en schip vallen: slachtwaardige, maar niet-transportwaardige dieren. Deze dieren hoeven geen ongeval te hebben gehad, zoals bij een noodslachting.’
Ze meldt dat sinds kort meerdere dieren – drie runderen afkomstig van hetzelfde bedrijf – met de MDU kunnen worden gedood. Ook runderen zonder afwijkingen mogen nu met de MDU geslacht worden. Voor gebruik van de MDU gelden strenge Europese voorwaarden. Zo is er een AM-keuring nodig, is er een aanmeldtermijn van drie dagen en mag de MDU niet rechtstreeks van het ene naar het andere bedrijf doorrijden. De unit moet eerst terugkeren naar het slachthuis. Ook is aanvullend onderzoek in het slachthuis vereist, bijvoorbeeld naar het gebruik van diergeneesmiddelen. Daarnaast moet een officiële dierenarts bij het slachten aanwezig zijn.
De strenge Europese voorwaarden maken dat de kosten voor deze oplossing hoog zijn. Dit geeft beperkingen volgens Barten. Als de kosten hoog zijn, komen runderen en andere diersoorten zoals varkens met een relatief lage slachtopbrengst niet in aanmerking.
Westgeest van de VSV ziet een kans in het laten uitvoeren van de AM-keuring door praktiserende dierenartsen om zo de kosten te drukken, maar dat is volgens Van Aartsen niet zomaar toegestaan. ‘De Europese regelgeving schrijft voor dat zowel de AM-keuring als het toezicht op het doden met de
mobiele dodingsunit uitgevoerd moeten worden door een officiële dierenarts. Deze dierenarts moet hiervoor opgeleid zijn en vrij zijn van belangenconflicten.’ Volgens haar zijn NVWA-dierenartsen specifiek opgeleid voor deze taken. ‘Ze hebben uitgebreide kennis van de relevante regelgeving en voeren hun werkzaamheden frequent uit, waardoor ze zowel bekwaam als ervaren blijven.’
De kosten van de keuring verlagen is niet mogelijk. ‘De NVWA heeft de opdracht van het ministerie om retributietarieven kostendekkend te maken’, legt Van Aartsen uit. ‘Het ministerie van LVVN heeft besloten om de MDU niet financieel te steunen door te tarieven te dempen. De sector zou zelf kunnen nadenken over bijvoorbeeld een financieel vangnet om de inzet van de MDU rendabel te maken’, stelt Van Aartsen voor.
Bepalen waar ruimte zit in de wet
In de discussie over de transportwaardigheid van dieren wordt ook gekeken naar de invulling van de Europese Transportverordening in andere EU-landen (zie kader pagina 12 ). De betrokken partijen zien dat er ruimte is. ‘Er liggen kansen. Nederland heeft hoge standaarden, maar landen als Denemarken hebben dat ook. Naar die landen kunnen we kijken om te bepalen waar ruimte zit. We moeten beoordelen of de invulling daar voor ons in de praktijk uitvoerbaar is’, suggereert Lodders. Van Eekelen is het daarmee eens. ‘De
manier waarop de wetgeving in andere landen om ons heen wordt ingevuld, biedt ruimte binnen de Nederlandse kaders. We moeten kijken hoe we lijden kunnen beperken en het dierenwelzijn kunnen verhogen, zonder dat de voedselveiligheid in het geding komt.’ Van Aartsen meldt dat de NVWA hier al mee is gestart. ‘De NVWA kijkt op basis van wetenschappelijke inzichten hoe de open normen verder verduidelijkt kunnen worden. Deze verduidelijking kan er bijvoorbeeld toe leiden dat licht gewonde of licht zieke dieren onder bepaalde voorwaarden wel vervoerd kunnen worden, zodat het aangepaste transport geen extra lijden of letsel veroorzaakt’, vertelt ze. Barten, Lodders, Van Eekelen en Albring zien potentie in transport met extra zorg. Lodders: ‘Sommige dieren kun je met een beetje extra zorg prima naar een regionale slachterij brengen. Een dier met een botbreuk, een fikse ontsteking of een open wond is een ander verhaal. Maar er zijn dieren waarbij gebreken in de loop van de tijd zijn ontstaan en die met wat extra zorg best vervoerd kunnen worden.’ Albring van LTO vult aan: ‘We willen allemaal dat onze koeien ouder worden. Een oude dame is meestal wat strammer, maar dat betekent niet dat ze niet meer op transport naar het dichtstbijzijnde slachthuis kan.’
De verschillende partijen slaan de handen nu ineen om de discussie rondom niet-transportwaardige runderen aan te pakken. Lodders pleit voor een palet aan mogelijkheden waar
Het dier is geschikt voor transport Volgens eisen Transportverordening VO(EG) 1/2005
Het dier heeft een ongeval gehad
Levende afvoer naar het slachthuis
Het dier voldoet aan de eisen voor noodslachting
AM-keuring – eisen volgens VO(EG) 853/2004: – het dier heeft een ongeval gehad – het dier was gezond op het moment van het ongeval – het dier is niet geschikt voor levend transport – het dier is geschikt voor verdere uitslachting
Euthanasie
Ongeval maximaal 3 x 24 uur geleden Als een dier aantoonbaar lijdt als gevolg van het ongeval moet de noodslachting zo snel mogelijk plaatsvinden
Noodslachting op de boerderij
De Europese Transportverordening is in alle lidstaten direct van toepassing. Het ministerie van LVVN legt uit dat lidstaten binnen de transportverordening de mogelijkheid hebben om strengere maatregelen op te stellen, maar alleen voor transport dat geheel op eigen grondgebied plaatsvindt of tijdens vervoer over zee dat vanaf het eigen grondgebied vertrekt. Minder streng zijn dan de regels in de transportverordening mag niet. Maar de manier waarop de lidstaten de verordening interpreteren, verschilt.
Dione van Dis, student aan de faculteit Diergeneeskunde in Utrecht, onderzocht als
onderdeel van het bredere onderzoek van Mariska Barten hoe verschillende landen omgaan met niet-transportwaardige runderen. Barten licht toe: ‘Wat opvalt, is dat veel andere landen vooral aangeven wat niet mag, terwijl Nederland juist vastlegt wanneer iets wel is toegestaan. Het verschil tussen een benadering van “ja, behalve” in plaats van “nee, tenzij” lijkt een klein verschil, maar zorgt ervoor dat de mogelijkheden in Nederland beperkter zijn.’
Een concreet voorbeeld is de regelgeving rondom noodslachtingen. In de Europese wetgeving staat onder meer dat een dier om
veehouder, handelaar en transporteur uit kunnen kiezen. ‘We moeten het niet in beton gieten, daar zijn we al te veel mee bezig. Het gaat om maatwerk. We werken met levende dieren, die allemaal anders zijn.’
De Europese Transportverordening wordt tevens herzien. ‘Het voorstel van de Europese Commissie voor de herziening van de transportverordening is in december 2023 gepubliceerd. Inmiddels is de inhoudelijke behandeling van het voorstel begonnen. Het is de verwachting dat de behandeling van dit voorstel in de raadswerkgroep langere tijd zal duren,
in aanmerking te komen voor noodslacht kort daarvoor een ongeval moet hebben gehad. Niet-EU-landen, zoals Noorwegen, hebben andere wetgeving, waarin in dit geval niet over een ongeval, maar over een onvoorziene gebeurtenis wordt gesproken. Dit geeft volgens Barten meer ruimte om dieren voor noodslacht af te voeren.
Ook andere Europese landen lijken wat meer ruimte te geven voor noodslacht. ‘In België en Duitsland wordt meer in de geest van de wet beoordeeld. De focus ligt meer op de beoordeling of het dier verder gezond is’, zegt Barten.
aangezien de meningen van lidstaten over dit onderwerp nogal uiteen lopen. Parallel hieraan wordt hetzelfde voorstel ook in het Europees Parlement besproken’, meldt het ministerie van LVVN.
Lodders benadrukt dat we hier niet op kunnen wachten. ‘Het aanpassen van de regels is een proces van jaren en gaat veel te lang duren. We hebben niet de tijd om daarop te wachten. We moeten de problematiek nu aanpakken en met oplossingen komen’, stelt ze. Albring sluit af: ‘Ik ga mijn uiterste best doen om te zorgen voor een werkbare oplossing.’ l
Aan de hand van voorbeelden uit hun dagelijkse praktijk schrijven vier dierenartsen over diergezondheid in de vleesveehouderij. Om en om beschrijven Anthony De Schryver, René Bemers, Piet De Meuter, en Hans Van Loo maandelijks vastgestelde ziektebeelden, uitgevoerde behandelingen en/of mogelijke preventiemaatregelen.
Met de recente uitbraak van het blauwtongvirus in Nederland en Vlaanderen gedurende het voorbije jaar zijn de symptomen van het blauwtongvirus ons niet meer onbekend. Het gaat daarbij vaak om runderen met koorts, neusvloei, kreupelheid tot zelfs abortus ... Het gaat hierbij om een volledige waslijst aan symptomen met zelfs dode dieren tot gevolg. Er was in de zomerperiode bij veel veehouders ook grote schrik voor kalveren die in de late herfst- en wintermaanden geboren zouden worden met afwijkingen. En deze schrik was deels terecht.
Begin november begon de eerste miserie opnieuw. Ik kreeg van verschillende veehouders te horen dat er kalveren geboren waren die daags na de keizersnede niet wilden drinken.
Vaak stonden deze kal es te dromen of vertoonden ze bij het benaderen een hevige schrikreactie. Na onderzoek van enkele van deze kalveren bleken de meeste blind te zijn. Sommige hadden een licht misvormde kop of een zogenaamd waterhoofd. Verder waren er geen andere afwijkingen te vinden bij het klinisch onderzoek van de kalveren
Dit zijn duidelijke symptomen als gevolg van een blauwtonginfectie bij het drachtige moederdier. Kalveren die in de baar-
naam aandoening blindheid bij kalveren verschijnselen kalveren die blind of dromerig zijn of felle schrikreacties vertonen oorzaak blauwtongvirus behandeling geen behandeling, enkel preventie via vaccinatie
moeder besmet raken, kunnen met congenitale afwijkingen geboren worden. Een van de meer ernstige gevolgen hiervan is blindheid bij het kalf. Vaak is dit een gevolg van schade aan de oogzenuw of enige misvormingen van de ooglens en het netvlies. Naast deze blindheid kunnen deze kalveren ook neurologische problemen vertonen, zoals spasmen of spierzwakte.
Er is geen specifieke behandeling voor door het blauwtongvirus veroorzaakte blindheid. Preventie is daarom essentieel. De vaccinatie van drachtige koeien tegen het blauwtongvirus kan het risico op besmetting en aangeboren afwijkingen bij de later geboren kalveren verminderen. Het is daarom belangrijk om ook deze zomer aandacht te hebben voor het blauwtongvirus. Daarbij gaat het nog steeds om het blauwtongvirus type 3 en het vanuit Frankrijk oprukkende type 8. Blauwtong is een niet-infectieuze virusziekte. De oorzaak van de ziekteverschijnselen is dus een virus, met name een orbivirus. Dit virus tast voornamelijk de binnenzijde van de kleine bloedvaten aan, wat resulteert in de eerder beschreven symptomen. De vatbare dieren kunnen elkaar niet onderling besmetten, het virus wordt enkel overgebracht door de zogenaamde knutten.
Op ’t Manhovebos is er veel aandacht voor de voervoorziening van de witblauwen. Zoveel mogelijk eigen voer telen zorgt, aldus Yvan en Mathieu Deschuyteneer voor het meeste rendement van de grond. Goed ruwvoer is in die strategie wel cruciaal.
TEKST WIM VEULEMANS
Gevraagd naar het waarom van hun keuze om de witblauwen op hun Beverse vleesveebedrijf ’t Manhovebos te laten zuigen, kijkt Mathieu Deschuyteneer zijn vader Yvan aan. Samen met broer Martin, die bij een regionale loonwerker werkt, baten ze een gemengd vleesveebedrijf uit, waarbij ook de akkerbouwteelten volledig in functie van het vleesvee staan. Mathieu werkt daarnaast als nutritionist fulltime bij voerproducent Franson. ‘We hebben de koeien altijd laten zogen’, pikt vader Yvan in. ‘Het is gewoon makkelijk werken als de kalveren vlot zuigen. We merken dat de witblauwen met de jaren daarin een sterke vooruitgang hebben gemaakt. De kalveren zijn vitaal en zuigen vlot.’ Vader en zoon kijken in hun fokkerijselectie wel naar de keuze van de stieren. Ze mijden zware kalveren, die zeker als het stiertjes zijn, meer opstartproblemen hebben. Ook de conditie van de hoogdrachtige dieren heeft hun aandacht. ‘Moeders die te ruim in conditie staan bij het kalveren, kunnen vaker minder vlot zuigende kalveren geven’, geeft Mathieu aan. ‘Daarom hebben we recent meer gras en minder mais in het rantsoen gebracht.’
Daarbij wordt ook meteen duidelijk dat nagenoeg de volledige bedrijfsvoering in het teken van dat zogen staat. Een maand voor kalven komen de dieren in een aparte stal terecht, elk in een eigen box. Na het kalven komen ze met hun kalf daar opnieuw in terecht. ‘Enkel de jonge vaarzen die rond de 24 maanden zouden kalveren en die we niet klaar achten om te laten zuigen, huisvesten we in een groep’, verduidelijkt Mathieu. De dieren komen hier op een rantsoen met focus op eiwit en ruwe celstof met daarin luzerne, hooi en mais, aangevuld met een kilo soja en mineralen, rijk aan organische selenium en vitamine E.
Eigen voer produceren
‘Buiten soja, aanvullend krachtvoer en bierdraf zijn al onze grondstoffen voor de runderen op het bedrijf geteeld’, legt Yvan uit. ‘We proberen zo veel mogelijk zelfvoorzienend te zijn. De luzerne hebben we nu op een
BEDRIJFSPROFIEL
eigenaren Yvan (57), Mathieu (28) en Martin (25, niet op de foto) Deschuyteneer veestapel 130 witblauwen, 45 kalvingen grondgebruik 60 ha met gras, mais, gerst, baktarwe, spelt, luzerne en veldbonen
19 à 21 procent ruw eiwit, wat het een waardevol product maakt in onze voervoorziening.’
De veehouder geeft aan dat luzerne niet de eenvoudigste teelt is, niet zo zeer arbeidstechnisch, eerder qua aandacht en timing.’ De teelt lukte ons in het begin niet zo vlot, we hebben veel moeten leren’, gaat Yvan verder. Hij verwijst naar de schade die je kan aanbrengen tijdens de bewerking op het veld. Het risico op bladverlies tijdens het maaien of keren in te warme periodes is reëel en zorgt meteen voor kwaliteitsverlies. Zo kuilen ze de luzerne liefst in de ochtend.
Een leerproces was ook de teelt van veldbonen op hun bedrijf. ‘We zagen er een kans in om ook voor de eiwitvoorziening meer van onze grond te halen’, zegt Yvan. ‘Het is eiwit dat je niet hoeft aan te kopen.’ Ook bij de oogst van de veldbonen mijden de veehouders liever de warme en zonnige periodes. Om te voorkomen dat de droge bonen uit de peul vallen tijdens het oogsten, voeren ze ook hier de oogstwerkzaamheden in de vroege ochtend uit. ‘Door de dauw blijft de boon als het ware aan de peul plakken en valt niet op de grond alvorens ze in de dorsmachine terechtkomt’, legt Yvan uit. Het rantsoen van net voor het kalven houdt het bedrijf tot een maand na kalven aan. Tot dat moment blijven moeder en kalf ook in hun box zitten, waarna ze naar een groepsbox verhuizen. ‘Op dat moment weten we dat koe en kalf goed vertrokken zijn’, verklaart Mathieu het moment. Het rantsoen bestaat dan uit mais, gras, hooi Bever
De veldbonen zijn gemengd met bierdraf
Gedurende een maand voor en na de kalving zitten de koeien alleen in een box
en mineralen. De kalveren hebben dan wel een box apart, bereikbaar via een klein poortje. Daar krijgen ze extra kalverbrok met hooi, eigen spelt en gerst verstrekt. ‘De kalveren blijven vier tot zes maanden bij hun moeder’, gaat de jonge vleesveehouder verder. ‘We halen na ruim drie maand twee koeien uit de box en voegen twee extra koppels toe. Dat doen we tot er maximaal zeven koeien en veertien kalveren samen zitten.’
De spelt maakt na spenen stilaan plaats voor wat rijkere gerst, maar hooi blijft wel het hoofdbestanddeel van het rantsoen. ‘We willen graag dat onze kalveren ruimte in hun pens ontwikkelen. Op die manier kunnen ze later meer ruwvoer verwerken’, meent Mathieu.
Mais komt na de achtste maand en geleidelijk aan in het rantsoen van de kalveren. Daarbij worden de stieren dan ook van de vaarzen gescheiden. De stieren komen meteen in de afmeststal terecht en komen op een eigen rantsoen te staan met daarin naast mais ook perspulp, luzerne, ccm, gerst, hooi en momenteel een mengeling van bierdraf en veldbonen. Dit alles wordt aangevuld met een eiwit-vetconcentraat van 30 procent ruw eiwit en 9 procent vet. Die gemalen veldbonen zijn sinds enkele jaren vermengd met bierdraf. Het zorgt voor een goed, smaakvol en eiwitrijk product, waarbij volgens Mathieu zowel dve als oeb goed in balans zijn. Bewust kiezen ze voor eenzelfde rantsoen tot de slacht. ‘Deels om het gemak,’ erkent Mathieu, ‘maar ook omdat het goed werkt bij ons. Enkel in de finale van de afmest voegen we tot een kilo ccm als extra toe.’ Het brengt hun stieren makkelijk tot een gewicht van zo’n 700 tot 780 kilo op een leeftijd van 19 tot 21 maanden.
De vrouwelijke kalveren verhuizen naar de stal boven aan het bedrijf, waar ze gehuisvest zijn tot vlak voor kalven. Ook hier is het rantsoen samengesteld uit mais, hooi, luzerne, perspulp en mineralen. Tot het moment
dat ze drachtig zijn, krijgen ze nog een kilo soja aangevuld. ‘Dat moment valt vaak samen met de zomerperiode’, verduidelijkt Mathieu. ‘In de zomermaanden kalveren er geen dieren. Deels omwille van de drukkere activiteiten op het veld, maar zeker ook omdat de zomerse hitte en jonge kalveren geen ideale combinatie is.’
Als bijkomend voordeel benoemt hij ook de leegstand van de kalverstal. Gedurende drie maanden geen kalveren in de stal zorgt voor een verlaging van de infectiedruk. ‘En we hebben ruimte om ons hooi open te plaatsen en nog extra te laten drogen’, lacht hij. Het is belangrijk dat de dieren voldoende uitzwaren voor en na het kalven, maar hier streven ze toch naar een afkalfleeftijd van 26 tot 28 maanden. De meeste dieren kalveren drie keer, een enkeling krijgt nog meerdere kansen. ‘Maar dan moet het een goede, vlotte fokkoe zijn’, geeft Yvan aan. De veehouders werken ook hier met een gesloten bedrijfsvoering. ‘Alle vrouwelijke dieren worden hier afgemest en krijgen hetzelfde rantsoen als de stieren, maar ook tot vier kilo ccm.’
En ook in dit rantsoen heeft luzerne een plaats. ‘Ik weet dat het niet alledaags is om luzerne in een afmestrantsoen te hebben, maar onze slager vindt het belangrijk om het erin te hebben voor de kleur van het vlees’, verduidelijkt Mathieu. Een enkele keer was er voor de afmest geen luzerne beschikbaar, en de slager zag het meteen terug in de blekere kleur van het vlees.
Lengte en breedte foktechnische keuze
De focus op ruwvoer hebben vader en zoon ook in hun fokkerijvisie. Hun beeld van de ideale koe en de ideale stier is dat van een dier met veel lengte en breedte. ‘En een beetje pens’, vult Mathieu aan. ‘Hoogtemaat is voor ons niet zo cruciaal. Kijk naar een stier als Futé, die was eigenlijk onder de maat, maar gaf toch voldoende ruime dieren, een enkele koe daargelaten.’
‘Het is vooral belangrijk dat onze dieren ruimte in de middenhand hebben, dat is goed voor de ontwikkeling van hun organen en zeker voor de pens’, gaat Yvan verder. In hun stierkeuze vallen ze terug op stieren als Cabotin de la Cleuzeur. ‘Over deze Racezoon zijn we meer dan tevreden’, getuigt Mathieu. Andere stieren die ingezet worden, zijn Email du Donjon, Vison de Renaumont en Avicii de Mahoney. Ook Notaire du Tordoir, een Futézoon die vader en zoon voor zijn ki-carrière op het bedrijf hadden, wordt nog ingezet. Tot slot gebruiken ze ook Eclaireur de Roupage, een andere Futézoon. ‘Hem zetten we vooral in om wat meer vlees en breedte op sommige dieren te krijgen’, legt de jonge fokker uit. Ruime dieren die vlot ruwvoer kunnen vreten, is het doel, maar daarvoor is het ook belangrijk dat het om goed ruwvoer gaat. ‘We verstrekken veel hooi op het bedrijf. Dat moet van de beste kwaliteit zijn, maar dat geldt voor alle ruwvoerteelten. Ik merk wel vaak dat bij vleesveehouders gras te droog de kuil in gaat of dat er minder aandacht is voor de verteerbaarheid van mais’, stelt Mathieu. ‘Ook daar kan je optimaliseren.’
En dat is net de ambitie van deze jonge veehouder, die samen met zijn broer de wens heeft om het bedrijf verder te zetten. ‘We willen inderdaad nog meer oplossingen vinden om nog meer zelfvoorzienend te zijn. Volgens ons kan je met grond weinig meer rendement halen dan de koeien ermee van voer te voorzien’, stelt Mathieu tot slot. l
‘CRV helpt mijn witblauwfokkerij economisch te optimaliseren’
Als veehouder heeft u unieke doelen en uitdagingen. Of u nu de vruchtbaarheid wilt verbeteren of gezondere klauwen nastreeft, wij staan klaar met oplossingen die u helpen naar een gezonde en e ciënte veestapel. Met onze uitgebreide kennis en innovatieve tools ondersteunen we u graag.
Samen optimaliseren we uw veestapel en verbeteren we uw bedrijfsresultaten.
Alexander Vandermeulen zit goed met diensten en producten van CRV
‘Ik ben een jonge boer met een hypotheek bij de bank. Mijn vleesveehouderij moet renderen, economische keuzes maken is dus belangrijk, net als scherp zijn op de cijfers. Groeikracht en vruchtbaarheid zijn allesbepalend voor het rendement van de zoogkoeienhouderij’, aldus Alexander Vandermeulen. ‘CRV helpt mij om mijn bedrijfsvoering economisch te optimaliseren. Kortom bij CRV zit ik goed’.
Wilt u meer weten?
Scan de QR-code of neem contact op met uw Fokkerijspecialist
Genetisch waardevolle koeien optimaal inzetten: embryowinning via ovum pick-up (opu) maakt het mogelijk. Met deze techniek worden onrijpe eicellen van topkoeien gewonnen en in het laboratorium bevrucht. De koe hoeft in vergelijking met spoelen niet tochtig te zijn, waardoor eicelwinning op elk moment kan plaatsvinden. Uit de eicellen groeien waardevolle embryo’s die ingezet kunnen worden bij ontvangsterkoeien met bijvoorbeeld een lagere genetische waarde. Dit zorgt voor sneller en gerichter fokken.
TEKST QUINTEN DEN HERTOG
De weg van embryowinning start bij het winnen van de eicel. De eicelwinner van CRV gaat naar het veebedrijf toe. De koe wordt vastgezet en voorbereid door onder andere de mest te verwijderen en het achtereind schoon te maken. Hygiëne is belangrijk in het hele proces.
Een echo maakt de eierstokken en eiblaasjes zichtbaar. De zwarte rondjes zijn de eiblaasjes, met daarin de eicel omringd door vloeistof.
De eiblaasjes worden met een fijne naald aangeprikt. De inhoud wordt opgevangen in een speciaal, warm medium. Per koe worden er zo’n 15 eiblaasjes aangeprikt, al varieert dit. Deze techniek heet ovum pick-up (opu).
Het buisje met het medium en de eiblaasjes wordt direct in een buiswarmer geplaatst. Dit houdt de temperatuur op 38 graden Celsius, net als in het lichaam van de koe.
In de bus van de eicelwinner zit een klein laboratorium. De eicelwinner filtert de eicellen uit het medium en plaatst ze op een petrischaal met vers medium om ze op temperatuur te houden.
Onder de microscoop beoordeelt de eicelwinner de eicellen op kwaliteit. De specialist kijkt naar de hoeveelheid cumulus. Dit zijn cellen die om de eicel heen zitten en een belangrijke rol hebben tijdens de eicelrijping. Hoe meer cumuluscellen er rond de eicel zitten, hoe beter. Ook kijkt hij of zij naar het cytoplasma, een waterige oplossing van eiwitten, mineralen en suikers, die de binnenkant van de cel beschermt. Hoe egaler het cytoplasma is, hoe groter de kans op een gezonde embryo-ontwikkeling. De eicelwinner verzamelt met behulp van de microscoop en een handpipet de eicellen en zet ze over in een cupje met daarin een rijpingsoplossing.
Het cupje met eicellen neemt de eicelwinner mee naar het laboratorium van CRV in Wirdum of naar het depot in Giessenburg of Heerde. Op de depots verblijven de cupjes een nacht in een warmtestoof. Een koerier neemt de cupjes de volgende dag mee naar het lab in Wirdum.
In het laboratorium worden de eicellen uit de cupjes gehaald en op een kweekplaat gelegd.
De kweekplaat wordt in een incubator gezet waarin het CO2- en het zuurstofgehalte worden geregeld om de baarmoeder van de koe na te bootsen. De eicellen rijpen hier verder. Deze behandeling heet in-vitromaturatie (ivm).
Hierna worden de eicellen bevrucht met sperma naar wens van de vleesveehouder. Het in stikstof bewaarde sperma wordt ontdooid en in een medium gebracht.
Met een CASA, een computerondersteunde sperma-analyse, bepaalt de laborant de kwaliteit en de concentratie van het sperma. Zo wordt bepaald hoeveel eicellen ermee bevrucht kunnen worden. Om de optimale concentratie te krijgen wordt het sperma soms verdund.
De laborant plaatst de eicellen in vers medium, voegt de door CASA berekende spermahoeveelheid toe en zet de kweekplaat terug in de incubator. Deze manier van bevruchting wordt in-vitrofertilisatie (ivf) genoemd. Omdat de ontwikkeling van het embryo op deze dag start, wordt dit dag 0 genoemd.
Op dag 1 stript de laborant de eicellen met een mondpipet. Door de trillingen van de mondpipet komen de cumuluscellen en overtollige spermacellen die zich om de eicel hebben verzameld, los.
Vervolgens plaatst de laborant de gestripte eicellen in een kweekmedium. De kweekplaat wordt in een kweekstoof geplaatst. In de kweekstoof worden het CO2- en het zuurstofgehalte geregeld.
In de kweekstoof begint de deling: de embryo’s groeien. Op dag 4 bekijkt de laborant de voortgang van de deling en ververst ze het medium waarin de embryo’s zitten. De embryo’s gaan daarna weer terug de kweekstoof in.
Op dag 7 worden de embryo’s gescoord op kwaliteit. De laborant kijkt bijvoorbeeld naar het aantal cellen dat het embryo heeft uitgestoten. Hoe minder cellen er rondom het klompje embryo zitten, hoe beter de kwaliteit.
Van een aantal embryo’s neemt de laborant een biopt van zo’n tien cellen. Het biopt is de basis voor het bepalen van de genetische waarde van het embryo. Het bepalen van de genetische waarde gebeurt op een andere locatie. Het embryo kan hierna gewoon nog worden ingezet.
De embryo’s worden individueel verpakt in rietjes. Een deel van de rietjes wordt ingevroren en bewaard in stikstofvaten en een deel wordt vers vervoerd.
De embryotransplanteur neemt de rietjes met verse embryo’s in houders in temperatuurkastjes gelijk mee naar de vleesveehouder en brengt de embryo’s hier bij de ontvangsterkoeien in. De ingevroren rietjes worden in stikstofvaten meegenomen.
Uit de embryo’s groeien genetisch goede kalveren. Zo brengt één topkoe via eicelwinning en ontvangsterkoeien meerdere goede kalveren voort.
‘Cultuur
doet me goed’
TEKST JUSTINE POPPE
‘Op het Sint-Lievenscollege in Gent ontdekte meester De Smet mijn zangtalenten toen ik in het zesde leerjaar zat. Van hem mocht ik zelfs solo zingen tijdens de kerstproclamatie. Velen raadden me toen aan om lid te worden van de Schola Cantorum, het collegekoor en tevens het koor van de Sint-Baafskathedraal in Gent. Daar is de liefde voor het zingen echt begonnen. Op mijn 18e werd ik lid van het vocaal ensemble Rundadinella in Gent. Dit koor gaf zelfs concerten in het buitenland. Vanaf mijn 21e volgde ik drie jaar zangles op de muziekacademie.’
‘Tot op heden ben ik al 35 jaar tenor of de hoogste mannenstem in het koor Vivente Voce, wat “levendige stem” betekent. Elke zondagavond repeteren we van acht uur tot tien uur. Momenteel oefenen we de Messiah van Händel, die we binnenkort uitvoeren in de Sint-Michielskerk te Gent. De voorbije jaren bracht ons koor een gevarieerd repertoire uit verschillende stijlperiodes, van renaissance tot hedendaagse composities. De muziekgeschiedenis ken ik intussen van buiten.’
‘Meestal luister ik op zondag, met mijn koptelefoon, naar de uitvoering van een bepaald muziekstuk en vergelijk ik zelfs verschillende uitvoeringen. Het is verrassend hoe sommige dirigenten hun accenten leggen en zo een andere interpretatie geven aan een bepaald werk.’
‘Heb ik een concert, dan neemt mijn dochter Justien het boerderijwerk over. Het is geen uitzondering dat ik vlak voor een concert een keizersnede heb en ik me in allerlei bochten moet wringen om er te geraken. Geloof me, na een concert ben ik soms meer vermoeid dan na een nachtje doordoen op de boerderij. Intussen kan ik de muziekwereld niet meer missen. Een beetje cultuur in mijn leven doet me goed.’
Marc Raemdonck (66) baat met zijn dochter Justien en vrouw Claudine een 100koppig vleesveebedrijf uit in Sleidinge met een hoeveslagerij in Wondelgem.
naam Roel Jongeneel leeftijd 62
opleiding landbouweconomie aan Wageningen Universiteit, gepromoveerd op een studie naar Europees landbouwbeleid functie universitair docent agrarische economie en plattelandsbeleid bij Wageningen Universiteit en senioronderzoeker agrarische economie, marktontwikkeling en landbouw- en voedselbeleid van Wageningen Social en Economic Research
‘De politiek moet nu wel doorpakken om een sterke sector over te houden’
Landbouweconoom Roel Jongeneel stelt vast dat de marktverwachtingen in de veehouderij positief zijn, ondernemers willen investeren. Maar zolang de politiek geen keuzes maakt, staat alles stil. Een uitgelezen moment om de sector toekomstbestendig te maken dreigt verloren te gaan, zegt hij.
TEKST WICHERT KOOPMAN
Op de Wageningen Campus, ondertussen een kleine stad van kantoorgebouwen, treffen we Roel Jongeneel, onderzoeker en docent economie en (Europees) landbouwbeleid. Hij reist veel en werkt ook als adviseur van de Europese Commissie vaak in Brussel. Samen met collega-wetenschappers Gerard Ros (bodemkundige), Wim de Vries (stikstofspecialist) en Martin van Ittersum (plantenwetenschapper) – in Wageningse kringen ook wel ‘de bende van vier’ genoemd – werkte hij aan een integrale studie naar de mogelijkheden van bedrijfsspecifieke doelsturing. Op eigen initiatief, op stille vrijdagmiddagen en bij zelf meegebrachte gevulde koeken.
Doelsturing lijkt op dit moment haast wel de oplossing voor alle problemen in de veehouderij. Ziet u dat ook zo?
‘De omslag van algemene middelvoorschriften naar bedrijfsspecifieke doelsturing is zeker een goede ontwikkeling. Het geeft boeren weer zelf de regie. Doelsturing daagt het vakmanschap en het ondernemerschap uit en beloont veehouders die stappen in de goede richting zetten. Dat stimuleert natuurlijk veel meer dan voldoen aan opgelegde ge- en verboden. De boer aan het roer, daar kan niemand tegen zijn.’
‘De verduurzamingsopgaven voor de veehouderij zijn groot. Om de wettelijk vastgelegde sectordoelen te kunnen halen, zullen bedrijfsspecifieke doelen ambitieus moeten zijn. Dat zal ook echt wat van boeren vragen. En wie denkt dat met de invoering van doelsturing alle problemen kunnen worden opgelost, komt bedrogen uit. Naast doelsturing zullen generieke middelvoorschriften nodig blijven, omdat doelsturing niet altijd mogelijk is. Of omdat doelsturing voor sommige gebieden – denk aan de directe omge-
ving van Natura 2000-gebieden – niet genoeg oplevert.’
‘Overigens blijft de discussie over doelsturing erg algemeen. Dat was voor ons de reden om concreet in beeld te brengen wat de omslag naar doelsturing praktisch gaat betekenen.’
Minister Wiersma publiceerde onlangs een Kamerbrief waarin veel elementen uit uw studie terugkomen. Bent u hier blij mee?
‘Het is mooi dat deze minister werk wil maken van doelsturing. Maar wat ons betreft, zou ze wel wat voortvarender te werk mogen gaan. Invoering van bedrijfsspecifieke doelsturing is echt een omslag in beleid. Dat is niet van vandaag op morgen geregeld. Als we wachten tot alles en iedereen volledig klaar is, gaat kostbare tijd verloren. Tijd die we eigenlijk niet meer hebben, gezien de grote opgaven voor de veehouderij.’
‘Het ministerie zou doelsturing geleidelijk kunnen invoeren en op korte termijn al met bepaalde vormen aan de slag kunnen gaan.
Binnen de ecoregelingen van het Europese GLB zijn bijvoorbeeld nu al mogelijkheden om boeren te belonen voor het halen van doelen. Als ik het voor het zeggen had, zou ik daar bij de invulling van de regelingen voor 2026 al gebruik van maken. Boeren willen wel. Zie de grote belangstelling voor deelname aan de ecoregelingen. Daar zitten al elementen van doelsturing in.’
Over de praktische uitwerking van bedrijfsspecifieke doelsturing is de minister nog vaag. Zo zegt ze nog niets over concrete doelen. Hoe kijkt u daarnaar?
‘De minister zegt dat ze wil werken aan “haalbare doelstellingen”. Maar als het kabinet vasthoudt aan de doelen zoals die zijn
vastgelegd in bijvoorbeeld de stikstof- en klimaatwet, is dat niet het eerlijke verhaal. Wij hebben berekend wat toewerken naar de wettelijke doelen gaat betekenen voor de doelen voor individuele bedrijven voor bijvoorbeeld de uitstoot van ammoniak en broeikasgassen en het stikstofbodemoverschot. Het is zeker niet zo dat alle veehouders zonder veel moeite aan deze doelen kunnen voldoen. Van een groot deel van de ondernemers zullen forse inspanningen worden gevraagd. Een deel van de bedrijven zal de doelen niet halen met managementaanpassingen. Dat is het eerlijke verhaal. Wij hebben in onze studie overigens weinig rekening gehouden met het effect van stoppers en stoppersregelingen. Dat zou wat extra ruimte voor de blijvers kunnen geven.’
Boven de veesector hangt een donkere wolk van krimp van de veestapel. Bent u niet bang dat dit ten koste zal gaan van het toekomstperspectief en de innovatiekracht in de sector?
‘De veehouderij- en de zuivelsector in Nederland en Vlaanderen zijn sterk, ook als het gaat om de ontwikkeling van nieuwe kennis. Kijk maar wat er hier op de campus allemaal gebeurt. Die kracht gaat echt niet zomaar verloren als de veestapel geleidelijk krimpt en uiteindelijk pak ’m beet twintig of dertig procent kleiner wordt.’
‘Bedreigender voor de toekomst is het gebrek aan duidelijkheid over de wet- en regelgeving. De politiek moet nu wel doorpakken om een sterke sector over te houden. De kansen voor de veehouderij zijn goed, ondernemers willen vooruit. Maar we maken geen meters als het gaat om het oplossen van problemen. De tijd om de sector klaar te maken voor de toekomst is nu. Dit moment mag niet verloren gaan.’ l
In de tweede helft van februari kun je de deur niet uit of je ruikt het: het bemestingsseizoen is weer begonnen. De volle mestkelders worden wat leger, want de drijfmest kan dan het land weer op. Wat er precies in die mest zit, kun je te weten komen door de mest te laten onderzoeken. ‘Zo kun je ontdekken hoeveel nutriënten als stikstof en fosfaat er in de mest op jouw bedrijf zitten’, vertelt Job Kraaijvanger, productmanager mest bij Eurofins. En die informatie is handig bij het maken van het bemestingsplan, zodat duidelijk is hoeveel voedingsstoffen je je gewassen kunt bieden. ‘De bemestingsruimte die veehouders hebben, is steeds beperkter. Je kunt preciezer bemesten als je goed weet hoeveel nutriënten er in de mest zitten: zo benut je de bemestingsruimte optimaal.’
Uit het mestonderzoek wordt duidelijk hoeveel er van elk nutriënt beschikbaar is. Job wijst aan waar je welke informatie vindt en wat je met die gegevens kunt.
Ook al ziet drijfmest er eigenlijk altijd uit als drijfmest, er kunnen wel degelijk verschillen in zitten. ‘Zeker tussen bedrijven zien we dat de samenstelling van drijfmest uiteenloopt’, weet Job. De samenstelling hangt bijvoorbeeld af van het rantsoen van de koeien, weidegang en het materiaal dat gebruikt wordt in de stallen. ‘Als je relatief veel eiwit voert, zie je een hoger stikstofaandeel in mest. Als de koeien veel buiten lopen en vers gras opnemen, komt er minder mest in de kelder en is ook de samenstelling van de mest anders.’
De verschillen zijn niet extreem, maar groot genoeg om niet te gaan rekenen met gemiddelde waarden van drijfmest. ‘Op het rapport zien we een landelijk gemiddelde, waaraan je ziet dat de mest daar vaak een beetje van afwijkt. Je komt drijfmest tegen met 1,5 gram organische stikstof per kilogram mest, maar ook met 3 gram organische stikstof. Dat maakt nogal wat uit voor de hoeveelheid stikstof die je uiteindelijk uitrijdt!’
Droge stof en
Het onderzoeksverslag trapt af met het drogestofgehalte van mest. De ene mest bevat meer vocht dan de andere, bijvoorbeeld doordat er regenwater bijkomt of doordat er bewust water aan is toegevoegd. ‘Als de hoeveelheid droge stof in drijfmest lager is, betekent dat ook dat er minder nutriënten in een kilogram mest zitten. Wel zo handig als je de loonwerker belt en moet vertellen hoeveel kuub mest er naar een perceel moet’, aldus Job.
Naast de hoeveelheid droge stof wordt uitgerekend hoeveel ruwe as en organische stof er in de mest zit. Het aandeel organische stof in mest is vooral interessant voor akkerbou-
wers of als je maisland bemest. ‘Organische stof is nuttig voor de organismen in het bodemleven, die de organische stof afbreken en er voedingsstoffen uithalen’, legt Job uit. Het ruwe-asgedeelte bevat alle stoffen die overblijven na verhitting van het mestmonster bij hoge temperatuur. ‘Bij de verhitting verdwijnt de organische stof en blijven de minerale nutriënten over. Dit zijn bijvoorbeeld fosfaat, kali en magnesia. Naast de mineralen zitten hierin ook andere niet-organische delen die in de mest terecht kunnen komen; denk bijvoorbeeld aan zand dat in de ligboxen wordt gebruikt. Dat kun je dan ook terugzien in verhoogde ruwe-ascijfers.’
Snel of laat beschikbare stikstof
In het overzicht komt het woordje stikstof meerdere keren voor. ‘Als eerste komen we het totaalaantal grammen stikstof tegen dat in de mest zit. In dit voorbeeld is dat 4,20 gram per kilogram mest. Dat is al een nuttig inzicht, maar stikstof komt in verschillende soorten voor in de mest’, verheldert Job. Een deel van de stikstof is organische stikstof, die nog gebonden zit aan de organische stof in de mest. ‘Dat deel van de stikstof komt pas beschikbaar als voedingsstof voor de plant nadat het bodemleven de organische stof heeft afgebroken. Dat kan best even duren, in tegenstelling tot de stikstof in mest die niet gebonden is.’
De ongebonden stikstof is de ammoniakstikstof op het overzicht. Dit deel van de stikstof is wel snel opneembaar voor de plant en heeft een groot effect op de grasgroei. ‘Deze minerale stikstof heeft een groot effect op de volgende maaisnede, omdat het zo snel door de plant wordt benut. Maar als het veel regent, is dit ook de stikstof die gevoeliger is voor uitspoeling’, vervolgt Job. Die uitspoelingsgevoeligheid is een van de redenen dat er restricties zitten aan de hoeveelheid mest die mag worden uitgereden.
4
Een andere belangrijke voedingsstof van planten is fosfor, die voornamelijk in de vorm van fosfaat in mest zit. Sinds het afbouwen van de derogatie, ziet Job dat op steeds meer bedrijven fosfaat een aandachtspunt is. ‘Door de steeds striktere limiet op de uit te rijden stikstof komt de fosfaatgift langzaam in de knel. Er kan nog best wat fosfaatvoorraad in de grond zitten, afhankelijk van het bodemtype, maar het is goed om in de gaten te houden dat er geen tekort ontstaat. Mestonderzoek helpt ook om daar inzicht in te krijgen.’
Tot slot komen er nog een aantal mineralen voorbij. ‘Kali is relevant voor de vochthuishouding van de bodem en natrium speelt een rol bij de smakelijkheid van het gras. Zie het maar als zout op een gekookt eitje: je moet niet te veel toevoegen, maar een klein beetje maakt het echt lekkerder.’ l 3
De mest uit de mestkelder kan weer het land op! Maar hoeveel moet je precies uitrijden? Om inzicht te krijgen in de nutriënten in de mest kan Eurofins Agro de mest voor je onderzoeken. Job Kraaijvanger, productmanager bij Eurofins, weet precies wat voor nuttige cijfers er op het onderzoeksverslag staan.
Mestonderzoek
Bemestende waarde
Uw klantnummer: 6039162
Eurofins BU Manure Customer Support Postbus 170 6700 AD WAGENINGEN
Onderzoek Onderzoek-/ordernr: Datum monstername: Datum verslag: 012005/003709743 12-02-2024 13-02-2024
Eurofins Agro Binnenhaven 5 NL - 6709 PD Wageningen
T monstername: 088 876 1006
T klantenservice: 088 876 1006
E klantenservice.mest@eurofins.com I www.eurofins-agro.com
Rapport
Resultaat Eenheid Resultaat Landelijk gemiddelde weergegeven in het product Droge stof g ds/kg
Ruw as g
Toelichting Het gemiddelde volumegewicht van deze mestsoort: 1005 kg/m3 De werkingscijfers voor deze mestsoort zijn op de achterzijde vermeld. Indien er geen mestsoort is opgegeven, zijn er standaard werkingscijfers afgedrukt.
Contact & info Datum ontvangst: 13-02-2024
Dierlijke mestsoort: Rundveedrijfmest
Na verzending van dit verslag wordt, indien de aard en de onderzoekmethode van het monster dit toelaat, het monster nog twee weken bij Eurofins Agro voor u bewaard. Binnen deze tijd kunt u eventueel reclameren en/of aanvullend onderzoek aanvragen. 1 2 3 4
De belangstelling voor automatisch voeren neemt langzaam maar zeker toe.
De aanschaf is een flinke investering.
Toch kunnen de jaarkosten voor automatisch voeren lager uitvallen dan voor voeren met een voermengwagen. En vaker kleine porties voeren is gunstig voor de koegezondheid en de voere ciëntie.
TEKST JUSTINE POPPE
‘De landbouwsector verandert en we zitten midden in een automatiseringstijdperk’, zegt Massimo Brambilla, onderzoeker bij de Italiaanse raad voor landbouwkundig onderzoek en economie bij onderzoekscentrum CREA in Treviglio. Volgens een ruwe schatting hebben zo’n driehonderd Nederlandse boeren een automatisch voersysteem.
‘De transitie wordt gedreven door factoren zoals de elektrificatie en de verduurzaming’, geeft Brambilla aan.
‘Maar de voornaamste drijfkracht is de hooggeschoolde jonge generatie, die nu voor een deel uit vrouwelijke ondernemers bestaat. Boerenarbeid is immers erg intensief en bestaat uit veel repetitieve werkzaamheden. Dit terwijl de jonge generatie een leven naast de boerderij wil. Automatiseren van dit repetitieve werk houdt de boerenwerk aantrekkelijk.’
Voeren met een mengwagen moet op vaste tijdstippen
gebeuren. De ruwvoervoorraad in de voerkeuken van een automatisch voersysteem bijvullen is flexibeler. Onderzoeker Brambilla vindt automatiseren broodnodig om jongeren op het platteland te houden. Met een gemiddelde leeftijd van 57 jaar van de Europese boerenpopulatie is dit geen loos punt.
Rendabeler dan automatisch melken
Toch vindt Brambilla het verkeerd om te denken dat je met automatisering minder hoeft te werken. ‘Het werk wordt niet gereduceerd, maar geoptimaliseerd’, zegt hij. ‘Ooit zei een boer me dat hij dankzij zijn automatisch voersysteem minder bezig is met het fysieke werk op de boerderij, maar meer met de gezondheid van zijn dieren.
Dat geeft kansen voor verbetering van het dierenwelzijn en het bedrijfsinkomen.’ Ludo Bols, solution mana-
Eric van den Hengel, adviseur:
‘Voeren op de kilo is met een voermengwagen een stuk moeilijker’
ger bij DeLaval, vergelijkt de ontwikkeling van automatisch voeren met die van automatisch melken. Hij stelt echter dat automatisch voeren meer winstpunten heeft. ‘Vervang je de melkput door een melkrobot, dan produceert de koe meer melk en verminder je fysieke arbeid’, zegt hij. ‘Deze twee voordelen heb je ook bij automatisch voeren. Efficiënter omgaan met voer is hier een extra winpost.’ En dat is zeker geen kleine post volgens Bols. Voerkosten bedragen tenslotte vijftig tot zestig procent van de totale kosten om melk te produceren. Bols berekende wat automatisch voeren opbrengt. In die berekening voert de voerrobot acht kleine porties per dag. ‘Door meerdere keren in kleinere porties te voeren daalt het aandeel restvoer van circa vijf à acht naar een à twee procent’, stelt hij. ‘Je bespaart dus geld door minder voer weg te gooien.’ In het geval van een bedrijf met 200 melk- en droge koeien die jaarlijks 3285 ton voer opnemen, bespaart dit 164 ton voer in de berekening. Hier rekent Bols op een afwaardering van zeventig procent van het restvoer van de melkkoeien, omdat het naar het jongvee gaat. Met een gemiddelde kostprijs van 90 euro per ton is dat goed voor een besparing van 10.000 euro per jaar. Daarnaast zou een koe door vaker voeren tot vijf procent meer van het verse voer opnemen.
Die voederconversie zou volgens Bols door automatisch voeren ook met stijgen. Dat betekent meer kilogrammen groei per dag met dezelfde hoeveelheid voer.
Technologie maakt geen fouten
Onderzoeker Brambilla vindt de stelling van de betere voeropname en voederconversie nog zo gek niet. In zijn onderzoekspaper over de voordelen van automatische voersystemen staat dat een koe dagelijks negen tot veertien maaltijden per dag consumeert. Daar heeft het dier dagelijks drie tot vijf uur voor nodig. ‘Voert een boer traditioneel een- of tweemaal daags, dan vreten de koeien tijdens het voermoment allemaal tegelijk’, vertelt hij. ‘Dat geeft competitie aan het voerhek. Een dominante koe eet eerst, sorteert het voer en zal altijd kwalitatief beter eten dan een niet-dominant dier.’
Daarnaast kan het tweemaal daags voeren effect hebben op de penswerking. ‘De koe eet dan te veel in een keer’, zegt Brambilla. ‘Dat zorgt voor wisselingen in de vulling van de pens en dat is nadelig voor de spijsvertering. Spreid je de voermomenten over de dag, dan blijft de pens-pH constant en dus de vertering op peil.’ Bijkomend eet ieder rund dezelfde kwaliteit voer. ‘De lagere voercompetitie geeft ook meer rust en minder stress in de stal’, zegt de onderzoeker. ‘Dat verhoogt het dierenwelzijn.’
Hij kan zich goed voorstellen dat al deze factoren leiden tot meer groei. Volgens Eric van den Hengel, adviseur bij internationaal adviesbureau Dutch Farm Plan, haal je
Bij het DeLaval- Optimat-standaardsysteem zijn het mengen en het voeren bewust van elkaar gescheiden. Het systeem bestaat enerzijds uit een stationaire menger en anderzijds uit een distributiewagen die het voer tot bij de koe brengt. ‘Op die manier gebruik je de volle capaciteit van zowel de meng- als de voerfunctie en je hoeft geen compromis
te zoeken in functionaliteit’, zegt Ludo Bols, solution manager bij DeLaval. ‘De menger maakt rantsoenen aan in batches en heeft voldoende tijd om het rantsoen goed te mengen en te snijden. Dat geeft een zeer homogeen rantsoen, wat de voerefficiëntie ten goede komt.’ De veehouder vult de stationaire menger zelf, net zoals bij een meng-
voerwagen. Grotere bedrijven kunnen het vullen ook automatiseren via bunkers in een voerkeuken. Na het mengen wordt het voer met een transportband in de distributievoerrobot gelost.
De robot brengt het voer naar het voerhek, en zorgt daar met kennis van de voertafellengte voor een homogene uitdosering.
met automatisch voeren ook winst door exacter voeren. Zeker als er met personeel wordt gewerkt. ‘Iedereen kan een blok gras in de voerkeuken zetten,’ zegt hij, ‘maar voeren op de kilo met een mengwagen is een stuk moeilijker. Technologie maakt bij de rantsoensamenstelling geen fouten.’
Afschrijvingsperiode langer
Of automatisch voeren dan rendabeler is dan zelf voeren? ‘Alleen al door lagere kosten komt automatisch voeren voordeliger uit’, concludeert Bols uit een berekening (zie tabel 1). ‘En dan zijn de winposten voor melk en voer nog niet meegerekend.’ Dit ondanks dat de to-
De GEA DairyFeed F4500 werkt met een zelfrijdende meng- en voerrobot en voorraadbunkers in de voerkeuken. De bunkers van elk 16 kubieke meter werken volgens Piet Jan de Vries, verkoopspecialist automatisch voeren bij GEA, erg efficiënt. ‘De bunkers kunnen eenvoudig onder een overkapping worden geplaatst en snel en schoon worden geladen
tale investering, die de voerkeuken en robot omvat, een derde duurder is dan een mobiele mengwagen van bijvoorbeeld 230 duizend euro. Ook wordt gerekend dat de jaarlijkse onderhoudskosten van automatisch voeren circa 7 procent hoger zijn.
Bols wijst het kostenvoordeel van automatisch voeren aan twee dingen toe: ‘Als eerste is de afschrijvingsperiode van vijftien jaar, mits het systeem goed preventief onderhouden wordt, vaak langer dan bij een mobiele mengwagen. Ten tweede zijn de energiekosten bij elektrische systemen lager.’ Dat ligt niet alleen aan de dieselen elektriciteitsprijzen en het feit dat de mengtijd wordt ingekort. In eerste instantie is de energie-efficiëntie van
met een kuilhapper. Dat geeft minder opruimwerkzaamheden in de voerkeuken en minder erfbevuiling.’ Tijdens het vullen rijdt de zelfrijdende voerrobot onder de bunkers door. De bodemplaat van de bunker brengt als een transportband het voer in de voerrobot. Na het mengen brengt de robot het voer automatisch naar het hek. ‘Een navigatiecomputer,
aangestuurd door de meting van draaibewegingen, een laser en het aantal wielomwentelingen, bepaalt de route.’ De GEA-robot rijdt dus niet over inductielijnen, resetpunten of voerstrips over het erf. Beton, asfalt of klinkers, de robot gedijt op verschillende soorten ondergrond. Ook een hellinghoek van tien procent kan hij aan volgens De Vries.
Wat het automatisch voersysteem van Lely, de Lely Vector, typeert, is het vullen van de meng- en voerrobot in de voerkeuken met een voergrijper. Daar grijpt hij voer in blokken die de veehouder met de uitkuilmachine op een specifieke plek plaatst. Dit geldt ook voor los gestorte grondstoffen en balen. ‘Verandert het rantsoen door het jaar, zoals
het geven van voederbieten in de winter, dan past een veehouder dit makkelijk aan in zijn systeem’, verklaart Stef Van Haele, verkoopadviseur bij Lely. ‘Daarnaast vraagt een grijpkraan weinig onderhoud.’
De voerkeuken kan worden uitgebreid met een tweede meng- en voerrobot en doseerbakken voor extra capaciteit.
een elektrische motor (95%) veel hoger dan die van een dieselmotor (40%). Dit komt door het verlies aan energie via warmte bij een dieselmotor tijdens het verbrandingsproces. ‘Tijdens het mengen absorbeert een kuub voer bij een dieselmotor, afhankelijk van het type vijzel, zo’n 4,4 tot minimaal 7,3 kilowatt’, weet Brambilla. ‘Bij een elektrische motor is dat 1,4 kilowatt per kuub voer. Dat is minimaal een derde efficiënter.’ Naast de lagere energieconsumptie is ook de reductie in CO2-emissies door de elektrische motor mooi meegenomen.
Homogeen tmr-rantsoen uitdagender
Adviseur Van den Hengel noemt emissiereductie, het verhoogde dierenwelzijn en arbeidsefficiëntie als belangrijkste voordelen van automatisch voeren. ‘De overheid subsidieert dit soort technieken om duurzame en toekomstbestendige landbouw te stimuleren.’ Toch zijn er volgens hem ook een paar bedenkingen. ‘Bij het voeren van rantsoenen met specifieke grondstoffen is het systeem minder flexibel’, weet Van den Hengel. ‘Daarnaast is het soms lastig om in meerdere afzonderlijke stallen hetzelfde voersysteem te gebruiken. Bovendien moet de veehouder al het voer met een shovel of blokkensnijder naar een centrale plaats voeren, wat soms leidt tot verliezen en erfvervuiling.’ Verder is zorgen voor een goed gemengd homogeen tmr-rantsoen voor sommige fabrikanten uitdagend. En ook de kwaliteit van de tmr-ingrediënten in de voerkeuken vraagt aandacht. Bescherming tegen zon en hitte door ventilatie in de voerkeuken is een must om broei te vermijden. Ook technische storingen kunnen problemen veroorzaken. Staat een automatische voerrobot stil, dan is het in sommige gevallen niet mogelijk om de dieren te voeren met de mengwagen van de buurman bijvoorbeeld. ‘Vooral wanneer de stal is gebouwd op de maatvoering van
‘De robot voert autonoom’, zegt Van Haele. ‘Dat betekent naar behoefte van de koe.’ Tijdens het rijden van vaste routes duwt de voerrobot het voer aan en scant met een laser de voerhoogte. Is de voerhoogte lager dan gewenst, dan begint de robot met het maken van een bepaald rantsoen en brengt dit naar het juiste hek.
het automatische voersysteem’, zegt Van den Hengel. ‘Bij Trioliet bijvoorbeeld hangt de mengwagen vast aan een rail waarlangs hij ook elektriciteit krijgt.’ Zo kun je bij nieuwbouw besparen op bouwkosten met een smallere voergang. ‘Een boer kiest vaak niet voor een merk, maar voor het systeem dat bij zijn visie en bedrijfsinrichting past’, geeft Van den Hengel aan. ‘Haalt en freest een volledig autonome voerrobot zelf ruwvoer uit de kuil, dan moet de sleufsilo bijvoorbeeld op orde zijn.’
Ook de toekomstige bedrijfsontwikkelingen spelen een rol bij deze keuze. Onderzoeker Brambilla vat het mooi samen: ‘Het type voersysteem moet op het bedrijf passen zoals een op maat gemaakt pak. l
Tabel 1 – Kostenberekening automatisch voersysteem en mobiele voermengwagen (bij 200 melk- en kalfkoeien) (bron: DeLaval)
kostenposten
automatisch voersysteem mobiele voermengwagen gegevens bedrijf gegevens bedrijf
tot. kosten/jaar (euro) tot. kosten/jaar (euro) investering
GEZONDHEID – België stelt het vaccinatieverbod in de strijd tegen infectieuze boviene rhinotracheïtis (ibr) uit van 1 april 2025 naar 1 november 2025. Dat heeft federaal minister van Landbouw David Clarinval besloten na overleg met Agrofront, waarin de Waalse en Vlaamse landbouworganisaties betrokken zijn. Een reden is de ongunstige evolutie van de situatie sinds begin dit jaar. Volgens Agrofront kan verlenging van de vaccinatieperiode de dieren beter beschermen.
Ook bedrijven met het statuut ibr-vrij of in transitie krijgen de mogelijkheid opnieuw te vaccineren. Wel gaat dit gepaard met een statuutverlaging. Veehouders moeten deze beslissing daarom weloverwogen nemen. Daarnaast zullen bedrijven met ibr-dragers
Bedrijven met het statuut ibr-vrij of in transitie krijgen de mogelijkheid opnieuw te vaccineren
de dieren langer kunnen houden dan de huidige termijn van 90 dagen. Voor het verlengen van die periode gelden wel zeer strikte voorwaarden. Dat kan pas na het krijgen van een derogatie toegekend door de minister na een risicoanalyse van het FAVV en een advies van de Raad van het Sanitair Fonds. Met deze maatregel krijgen de veehouders een zekere flexibiliteit, maar worden de sanitaire risico’s beperkt.
Clarinval benadrukt eveneens het belang van de betrokkenheid van alle schakels uit de keten in deze strijd tegen ibr. Vooral op dierentransporten zullen er scherpere controles worden georganiseerd. ‘We zijn goed op weg om het statuut ibr-vrij te verkrijgen en zullen er alles aan doen om de veehouders in deze laatste rechte lijn naar een ibr-vrije veestapel te begeleiden’, concludeerde de minister van Landbouw.
RUWVOER – Een mengteelt van mais en sorghum hoeft in voederwaarde per kilogram droge stof niet onder te doen voor een monoteelt van mais. Wel blijft de voederwaardeopbrengst van de mengteelt nog circa 2000 kvem per hectare achter. Dit blijkt uit een veldproef van het Vlaamse onderzoeksen adviesbureau Inagro, waarin een mengteelt van mais en sorghum werd vergeleken met monoteelten van mais en meerdere rassen sorghum.
De onderzoekers hopen dat een mengteelt van sorghum en mais de oogstzekerheid verhoogt. Omdat sorghum dieper wortelt dan mais, is dit voedergewas beter bestand tegen droogte. Maar in een koud en nat seizoen rijpt sorghum minder goed af dan mais. Bovendien heeft sorghum een lager zetmeelgehalte.
De onderzoekers zaaiden mais en sorghum in een 50:50-verhouding. Na inzaaien op 4 juni kwam slechts 40 procent van de sorghumzaden op, vermoedelijk als gevolg van
het koude weer. Na herinzaai op 25 juni was de opkomst goed en de twee gewassen ontwikkelden zich daarna zeer goed naast elkaar. Door de late zaai rijpten mais en sorghum niet volledig af en was het optimale percentage droge stof bij de oogst op 6 november nog lang niet bereikt. Dit gold overigens ook voor de monoculturen van sorghum en mais.
De opbrengst van de mengteelt verraste de onderzoekers positief met 14,8 ton droge stof per hectare, een meeropbrengst van bijna een ton droge stof ten opzichte van het meest productieve sorghumras in monoteelt. De opbrengst van de mengteelt was nog wel ongeveer twee ton droge stof per hectare lager dan de opbrengst van de monoteelt mais. Nog opvallender was de voederwaarde van de mengteelt. Deze was met 940 vem en 358 gram zetmeel per kilo droge stof nagenoeg gelijk aan die van de monoteelt mais. Daarnaast was het gehalte aan fermenteerbare organische stof (een maat voor de hoeveelheid energie die beschikbaar komt in de pens) van de mengteelt met 574 gram per kilo droge stof aanzienlijk hoger dan dat van mais. Door de hogere absolute opbrengst was de voederwaardeopbrengst van de monoteelt mais nog wel ruim 2000 kvem per hectare hoger dan de voederwaardeopbrengst van de mengteelt.
GEZONDHEID – Afgelopen zomer lag de oversterfte van runderen in Vlaanderen op 35 procent. In de periode juli tot en met september haalde kadaverophaaldienst Rendac ruim 58.000 runderen op. In dezelfde periode in 2023 waren dat er bijna 43.000. Dat meldde DGZ in een webinar over blauwtong. Melkveehouders hadden meer last van blauwtong dan vleesveehouders, blijkt uit de resultaten van een enquête over blauwtong die DGZ hield. In totaal vulden 906 melkveehouders en 774 vleesveehouders de enquête in. Van de melkveehouders die de enquête invulden, nam bijna 29 procent geen ziekteverschijnselen van blauwtong waar. Bij vleesveehouders was dat bijna 46 procent. Bijna een derde van de melkveehouders constateerde ziekteverschijnselen bij 0 tot 20 procent van de dieren, tegen ruim 42 procent bij vleesveehouders.
speekselen. Meer dan tachtig procent van de bedrijven constateerde deze verschijnselen. Bij vleesveehouders kwamen abortus, vroeggeboorte en mank lopen het vaakst voor. Zestig procent van de vleesveehouders gaf aan dat dit speelde op hun bedrijf. Afgelopen jaar werd er volgens DGZ relatief weinig gevaccineerd tegen blauwtong. In totaal lieten bijna 2500 Vlaamse rundveehouders ruim 270.000 runderen vaccineren tegen blauwtong. Iets meer dan de helft van de runderen kreeg een vaccinatie met Bultavo, bijna een derde met Bluevac en de overige dieren met Syvazul. Volgend jaar zijn Vlaamse veehouders verplicht om hun dieren te vaccineren tegen blauwtong.
ECONOMIE – In 2024 lagen zowel de fosfaat- als de stikstofuitscheiding van de Nederlandse veestapel onder de afgesproken EU-plafonds. De stikstofuitstoot uit dierlijke mest daalde met 3 procent naar 449 miljoen kg en bleef daarmee 8 procent onder het Nederlandse stikstofplafond van 489,4 miljoen kg. Dat blijkt uit een voorlopige rapportage van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). De krimp van de veestapel wordt genoemd als een van de belangrijkste oorzaken voor de dalende stikstofuitstoot.
Melkveehouders zagen bij koeien met blauwtong het vaakst een daling in melkproductie, vroeggeboorte, mank lopen en overmatig
Van de veehouders die de enquête invulden, had iets meer dan de helft de dieren niet gevaccineerd. Het gros deed dat omdat de vaccins pas laat beschikbaar waren, terwijl een flink aantal veehouders ook aangaf niet bekend te zijn met de mogelijkheid om te vaccineren.
die al 18 procent hoger dan een jaar eerder. Ook de export vanuit Europa zit in de lift, met name naar Turkije, Algerije en Canada, terwijl de export van levend vee juist met 15 procent daalde.
De fosfaatuitstoot van de gehele veestapel is in 2024 vrijwel gelijkgebleven aan die in 2023. Met 148 miljoen kg bleef deze nog 2 procent onder het nationale plafond van 150,7 miljoen kg. Dat er geen daling plaatsvond, komt volgens het CBS door een andere samenstelling van het rantsoen bij rundvee.
MAATSCHAPPIJ – Er komt in Europa meer ruimte om de aanwezigheid van wolven te reguleren. Zo verdwijnt het strikte verbod op afschot. Een voorstel van de Europese Commissie om de status van bescherming van de wolf te verlagen is begin december aangenomen door de landen die zijn aangesloten bij de Conventie van Bern. De wolf had tot nu toe de status ‘strikt beschermd’. Dit betekent onder andere dat
ECONOMIE – De wereldwijde rundvleesproductie zal in 2025 naar verwachting met 2 procent dalen. Dat blijkt uit het nieuwste Rabobank-rapport. Vooral in Brazilië en Nieuw-Zeeland krimpt de productie, terwijl de export vanuit die landen juist toeneemt. In Noord-Amerika stijgen de veeprijzen door een kleinere veestapel en een sterke vraag. In Zuid-Amerika blijven prijzen achter, maar Braziliaanse boeren profiteren van een sterke export naar China en de Verenigde Staten. De rundvleesproductie in de EU en het Verenigd Koninkrijk zal in 2025 naar verwachting met 1 procent afnemen. Ondanks de productiedaling blijft de vraag sterk, wat leidt tot stijgende karkasprijzen. Begin 2025 lagen
wolven niet opzettelijk gedood of verstoord mogen worden. Deze status is verlaagd naar ‘beschermd’. Hiermee hebben nationale en regionale overheden meer mogelijkheden om maatregelen te nemen tegen wolven, zoals verjagen. Als dieren onnatuurlijk en gevaarlijk gedrag vertonen, mogen ze in uiterste gevallen ook worden afgeschoten.
Het verdrag van Bern is een internationaal verdrag voor het behoud van wilde dieren en
Handelspolitiek blijft wereldwijd een onzekere factor. Mogelijke Amerikaanse importheffingen op Mexicaans en Canadees rundvlees kunnen markten verstoren, en China onderzoekt momenteel de import van rundvlees, wat exportlanden voor nieuwe uitdagingen stelt. Voor Europese veehouders betekent dit een aanhoudend krappe markt met kansen op hogere prijzen, maar ook onzekerheden rond regelgeving en handelsbeperkingen.
De totale fosfaatproductie over alle sectoren bleef weliswaar gelijk, maar bij de rundveesector steeg de fosfaatproductie nog met 3 procent. Door de hoge melkprijs zijn boeren harder gaan voeren. Ook hadden de graskuilen hogere waarden voor fosfor. Met deze voorlopige cijfers wordt ook zichtbaar dat de plafonds die gelden voor 2025, uitdagend zijn. In 2025 geldt voor stikstof een plafond van 440 miljoen kg en voor fosfaat een plafond van 135 miljoen kg.
planten. Het verdrag is door vijftig landen ondertekend, waaronder alle 27 EU-landen. Na het besluit van vandaag kan de Europese Commissie de Habitatrichtlijn, die onder andere de bescherming van de wolf regelt, aanpassen. Dit is een lange en ingewikkelde procedure en het kan dan ook nog wel anderhalf jaar duren voor de nieuwe regels van kracht worden.
ADVERTENTIE
- KALVERMELK OP MAAT-
De huidige voederwaardeprijzen zijn berekend door Wageningen Universiteit (WUR) op 11 februari 2025. De waarde van 1000 vem (kvem-prijs) stijgt naar 22,3 eurocent, terwijl de waarde van eiwit daalt naar 77,1 eurocent per kg dve.
in eurocenten, excl. btw (bron: Wageningen Livestock Research)
–
In de onderstaande tabel met de voederwaardeprijzen staan verschillende producten opgesomd met bijbehorende voederwaarde. De voederwaarde van het product wordt berekend aan de hand van de cijfers die WUR publiceert. Er wordt daarbij een vergelijking gemaakt tussen de marktwaarde en de voederwaarde. Belangrijk om te weten is dat men enkel producten mag vergelijken die vergelijkbaar zijn. Bij een voederwaardeprijs onder de 100 is het voedermiddel prijstechnisch interessant. Evalueer ook eerst welke producten in het rantsoen passen en kies binnen deze producten de goedkoopste optie. – De eiwitprijzen schommelden de afgelopen tijd behoorlijk. Dit heeft meerdere oorzaken. De belangrijkste is de importheffing die de VS heeft ingevoerd op Canadese, Mexicaanse en Chinese goederen. China is intussen met een tegenmaatregel gekomen van 10 procent heffing op sojabonen. Op de Zuid-Amerikaanse markt zijn de omstandigheden goed. Brazilië heeft een zeer goede oogst, de vraag is of een land als China daar alles gaat opkopen. In Argentinië valt voldoende neerslag, waardoor er voldoende vocht aanwezig is. Raap blijft duur ten opzichte van soja. Ook raap bevindt zich in een volatiele markt en ook dit heeft te maken met de politieke perikelen. DDGS blijft nu stabiel, maar is moeilijk leverbaar.
– De graanprijzen zijn de afgelopen weken verder gedaald. Dit heeft met name te maken met de handelsoorlog die de VS is begonnen met de belangrijke handelspartners. De financiële markten reageerden nerveus op de importheffingen, waardoor er massaal grondstoffen werden verkocht. Daardoor daalde de prijs behoorlijk. Momenteel heeft de beurs in Chicago de rust wat teruggevonden en er volgde een kleine correctie in de zin van prijsstijging en minder verkopen.
– De markt van de vulmiddelen blijft aantrekkelijk.
Voederwaardeprijzen geven de verhouding weer van de voederwaarde van mengvoer, grondstoffen en bijproducten in relatie tot de marktprijs. Bij een voederwaardeprijs onder de 100 procent is het voedermiddel prijstechnisch interessant. –
– Bijproducten zijn afgelopen weken stabiel gebleven in prijs. De aardappelbijproducten zijn echter zeer interessant geprijsd.
(bron: Liba)
maart 2025
maart
m/m = vergelijking t.o.v. vorige maand y/y = vergelijking t.o.v. dezelfde maand vorig jaar
voederwaardeprijs (€/ton)vevi marktprijs t.o.v. voederwaardeprijs(%)
bron:
NUCHTERE KALVEREN
bron: Veemarkt
Bron: Veemarkten
BROUTARDS LIMOUSIN
bron: Veemarkt Les Hérolles (Fr.)
Bron: veemarkt Les Hérolles (Fr.)
KOEIEN BELGISCH WITBLAUW BROUTARDS BLONDE D’AQUITAINE
Bron: Veemarkten België
Bron: veemarkten België
land waarde januari 2025 trend (m/m**)
Groot-Brittannië 754,62
Bron: European Market Observatories
Bron: European Observatories
Uruguay 399,92
Europa 587,02
Australië 366,19
Verenigde Staten 699,62
Nieuw-Zeeland 433,65
Argentinië 450,03
Brazilië 342,10
*euro/100 kg geslacht gewicht stieren
**m/m = vergelijking t.o.v. vorige maand
KEURINGEN EN PRIJSKAMPEN
29 maart Paasveetentoonstelling, Rhenen
9 april Paasveetentoonstelling, Schagen
19 april Vleesveekeuring, Hulshorst
17 mei Jongveekeuring blonde d’aquitaine, Koekange
5 juli Open nationale vleesveekeuring, Rhenen
16 augustus Vleesveekeuring, Enter
VEILINGEN
29 maart BAC-stierenveiling, Laren
5 april Stierenveiling COT, online
10 april Veiling blonde d’aquitaine, Doux (Frankrijk)
7 mei Veiling blonde d’aquitaine, Casteljaloux (Frankrijk) 18-19 juni Veiling limousin, Boisseuil (Frankrijk)
BEURZEN, STUDIEVERGADERINGEN, DEMODAGEN 25-28 juli Landbouwbeurs, Libramont
Raadpleeg de website veeteeltvlees.be of veeteeltvlees.nl voor een actuele en uitgebreide stand van zaken.
De eerste signalen van de lente hebben we al achter de rug, een aantal dagen met zonnig weer en aangename temperaturen brengen ook de voorjaarswerkzaamheden op gang. In dit nummer brengen we enkele verhalen met als thema gras. Onder meer kijken we naar de invloed van een krimpende veestapel op het areaal gras in onze contreien. Dit zorgt voor druk op het gras. Maar ook letterlijk staan we stil bij de druk op gras, of hoe rijden we het best gras aan.
Verder in dit nummer brengen CRV-directieleden Angus Haslett en Egon Verheijden hun kijk op de toekomst van CRV en de ontwikkelingen in de markt.
VeeteeltVlees is een uitgave van CRV BV in opdracht van Coöperatie CRV ua. De leden van de Coöperatie CRV ontvangen VeeteeltVlees gratis, als onderdeel van het lidmaatschap. VeeteeltVlees verschijnt maandelijks.
redactie hoofdredacteur Wim Veulemans redactie Inge van Drie, Jaap van der Knaap, Wichert Koopman, Grietje de Vries, Quinten den Hertog, Justine Poppe foto- en beeldbewerking Simone Smit, Rogier van der Weiden vormgeving René Horsman, Esther Onida eindredactie Lieke van den Broek hoofd CRV-magazines Jaap van der Knaap
redactie-adres
Nederland: postbus 454, 6800 AL Arnhem telefoon 026 38 98 800
Vlaanderen: Buchtenstraat 7, 9051 Sint-Denijs-Westrem telefoon 078 15 44 44 fax 09 363 92 06 e-mail veeteelt@crv4all.com
abonnementsprijs/jaar
Nederland en België € 104,00, overige landen € 168,00. In combinatie met abonnement op vakblad Veeteelt bedraagt een abonnement € 173,00 per jaar, overige landen € 299,00 per jaar. Prijzen excl. btw. Abonnementen zijn gebaseerd op kalenderjaar en worden jaarlijks in februari gefactureerd. Opzegging is mogelijk per kwartaal. Bel voor opgave van een abonnement: België: CRV Klantenservice (078 15 44 44) e-mail klantenservice.be@crv4all.com
Nederland: CRV Klantenservice (088 00 24 440) e-mail klantenservice.nl@crv4all.com
advertentie-afdeling
Karen Dammer en Froukje Visser postbus 454, 6800 AL Arnhem telefoon (+31)(0)6 53 16 85 29 e-mail advertenties@crv4all.com
illustraties/foto’s
De foto’s zijn van de eigen fotodienst van VeeteeltVlees. Uitzonderingen zijn de foto’s van France Limousin (6), OS Blanc Bleu (6), AWE (7), OS Blonde d’Aquitaine (7), Mark Pasveer (8-9, 30), Regine Foket (14-16,21), DSV (30), BBG (35).
Overname van artikelen is alleen toegestaan na toestemming van de redactie. Hoewel aan de samenstelling van de inhoud de meeste zorg is besteed, kan door de redactie geen aansprakelijkheid worden aanvaard voor mogelijke onjuistheden of onvolledigheden. Alle auteursrechten en overige intellectuele eigendomsrechten ten aanzien van (de inhoud van) deze uitgave worden uitdrukkelijk voorbehouden. Deze rechten berusten bij CRV BV c.q. de betre ende auteur. Artikelen uit VeeteeltVlees mogen uitsluitend verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden na schriftelijke toestemming van CRV.
Druk: Senefelder Misset, Doetinchem ISSN 01.68-7565
In april organiseren de vleesveebestuurders van CRV in Nederland drie ledenbijeenkomsten. De data en locaties staan in tabel 1. Een van de vleesveebestuurders zal u deze avonden bijpraten over actuele ontwikkelingen binnen de coöperatie.
Dierenartsen Ianthe Moens en Bauke van der Valk van CRV delen hun kennis over de gevolgen van blauwtong bij vleesvee. Klantadviseur Joost van der Ven geeft inzicht in de gebruiksmogelijkheden
Tabel 1 – Data en locaties voor ledenbijeenkomsten vleesveehouders
datum locatie adres
donderdag 3 april Zaal Reimink Dorpsstraat 2, Lemelerveld
donderdag 10 april Beekzicht Scherpenzeelseweg 45, Barneveld donderdag 17 april ’t Draaiboompje Hild 1, Moergestel
van de apps CRV Dier en CRV Bedrijf voor vleesveehouders en productmanager Eric Elbers geeft enkele updates van de stierenkaart en is beschikbaar voor vragen.
Onder de aanmelders worden enkele prijzen verloot. En natuurlijk zijn deze avonden ook een mooie gelegenheid om bij te praten met uw collega-vleesveehouders.
De inloop voor de ledenbijeenkomsten is vanaf 19.45 uur en de avonden worden afgesloten met een borrel. Leden-vleesveehouders van CRV in Nederland ontvangen een uitnodiging. Aanmelden is verplicht in verband met de verloting en catering.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Joost van der Ven via 06-57349073 of joost.van.der.ven@crv4all.com
Scan voor aanmelden de QR-code
CRV heeft drie nieuwe stieren opgenomen in het aanbod voor het herefordras. De Tsjechische Fox Mecholupsky P (Fox P) is een stier met een zeer goede groei en geweldige lichaamsbouw. Hij had op een leeftijd van een jaar een kruishoogte van 137 cm en woog toen 598 kg. Kalveren van Fox P worden naar verwachting gemakkelijk geboren.
Chestnutpoll 1 Star 45 (Chestnutpoll PP) is een homozygoot hoornloze herefordstier uit Ierland en zijn sperma wordt geïmporteerd op advies van de Dutch Hereford Society. Chest-
nutpoll scoort in Ierland hoge fokwaarden voor exterieurkenmerken en karkasgewicht. Xanio PP heeft een Canadese afstamming. Ook alle kalveren van deze stier worden zonder de aanleg voor hoorns geboren. De stier zelf woog 36 kg bij zijn geboorte, maar realiseerde tot een leeftijd van 200 dagen een gemiddelde dagelijkse groei van 1677 gram. De gemiddelde groei tot de leeftijd van een jaar kwam uit op 1543 gram per dag. Sperma van deze drie nieuwe stieren is nu uit voorraad te bestellen via de CRV-webshop
geboren: 24-10-2022
schofthoogte: 25 mnd, 137cm (+3) gewicht: 904 kg op 25 mnd. 32 cm op 25 mnd.
verkoper: Baudoin en Janot, Natoye fokker: Baudoin en Janot, Natoye haarkleur: wit-zwart
Smile is een zoon van Cachemire de Dessous la Ville. Net als zijn vader is Smile een stier met een brede rug, goed ontwikkelde borst, fijne huid en uitzonderlijke achterhand. Hij heeft uitstekende genoomfokwaarden voor bespiering, vleestype en algemeen voorkomen. Schofthoogte
CACHEMIRE DE DESSOUS LA VILLE
90 / 91 / 88 / 94 / 90 / 91 FUTÉ
POLAROID DE LEZ FONTAINE
75 / 87 / 87 / 88 / 80 /
GROMMIT HOF TER ZILVERBERG
AUTORITÉ DE SOMME
LARRON D’YVOIR
PRIORITÉ DE DESSOUS LA VILLE
FIACRE D’IZIER
ILLEGALE DE FERMINE
HANNIBAL VD SCHOOLHOEVE
HARABICA DE LEZ FONTAINE
Grommit Hof ter Zilverberg x Indiana du Mont
Ki-code: 945011
Op 60 mnd.: 1244 kg en 143 cm (-2)
Vrouwelijk gesekst beschikbaar
⊲ Stiervader van de huidige generatie
⊲ Zeer vlotte kalveren in de opfok
⊲ Voor kwaliteit met gewicht
Wilt u sperma van Futé of andere stieren bestellen, bezoek dan onze webshop op shop.crv4all.nl of shop.crv4all.be