HAAKTECHNIEKEN
Les 1 : opdrachten
ildadee design by Hilde Adé
We leren een ketting haken
© ILDADEE – Hilde Adé
Granny squares haken In deze handleiding vind je een beschrijving van de haaktechnieken die je nodig hebt om granny squares te haken.
1. Basishouding Je kan je haaknaald op twee manieren vasthouden: -
Schrijfhouding: je houdt je haaknaald vast zoals je een potlood of een balpen zou vasthouden om te schrijven
-
Mes-houding: je houdt je haaknaald vast als een mes, alle vingers over de haaknaald, enkel je duim er voor/onder.
De draad houd je in je linkerhand, werkdraad tussen wijsvinger en middelvinger. Met middelvinger en duim (van je linkerhand) houd je je werk dat aan de haaknaald hangt (bij je rechterhand) vast.
Tip Houd je werk zo kort mogelijk tegen de haaknaald vast. Zo wordt het makkelijker om je steken maken zonder dat je haakwerk wegschiet en je steken te strak of te los worden.
1
© ILDADEE – Hilde Adé
2. Basissteken Startlus (schuifknoop): Neem de draad, leg die in een rondje of draai hem 1 keer om je vinger en haal de achterste draad door de cirkel. Trek de draad aan om de opzetlus op het juiste formaat te krijgen.
Kettingsteek of losse: haal je haaknaald van voor naar achter onder de draad door die je in je
linkerhand tussen je duim en je wijsvinger vasthebt. Trek de draad door de lus op je haaknaald. Je maakt hierbij een soort schepbeweging (dat helpt om je draad niet van de naald te laten schieten. Onder je naald verschijnt er nu een v-tje.
Doe je dit meerdere keren na elkaar, dan krijg je een ketting, met allemaal v-tjes onder elkaar.
Vaste steek: steek de haaknaald in op de plaats waar je steek moet terecht komen.
Op een basisketting (zoals in de afbeelding hiernaast) steek je onder 1 draad van een vtje. Schep met je haaknaald onder de werkdraad, en haal de draad door. Je hebt nu twee lussen op je haaknaald. Maak een extra omslag (schep hiervoor weer van voor naar achter onder de draad). Trek de omslag door de twee lussen op je naald. Je hebt nu terug 1 lus op je naald Ben je ergens in het midden van een haakwerk dan steek je onder de twee lussen van een v-tje dat je bovenop de rand van je haakwerk ziet liggen. Een vaste haken ziet er dan zo uit:
2
© ILDADEE – Hilde Adé
Halve vaste: steek je haaknaald in op de plaats waar de steek moet terecht komen. Schep met je
haaknaald onder de werkdraad, en haal de draad door, en haal de draad meteen door de eerste lus op je haaknaald. Je hebt nu terug 1 lus op je haaknaald. Op een basisketting ziet dat er zo uit:
Ben je ergens in het midden van een haakwerk dan steek je onder de twee lussen van een v-tje dat je bovenop de rand van je haakwerk ziet liggen. Een halve vaste haken ziet er dan zo uit:
Half stokje: maak een omslag en steek de naald in op de plaats waar je steek moet terecht komen.
Op een basisketting (zoals in de afbeelding hieronder) steek je onder 1 draad van een v-tje. Schep met je haaknaald onder de werkdraad, en haal de draad door. Je hebt nu drie lussen op je haaknaald. Maak een extra omslag (schep hiervoor weer van voor naar achter onder de draad). Trek de omslag door de drie lussen op je naald. Je hebt nu terug 1 lus op je naald.
Ben je ergens in het midden van een haakwerk dan steek je onder de twee lussen van een v-tje dat je bovenop de rand van je haakwerk ziet liggen. Een half stokje haken ziet er dan zo uit:
3
© ILDADEE – Hilde Adé
Stokje: maak een omslag en steek de naald in op de plaats waar je steek moet terecht komen. Op een basisketting (zoals in de afbeelding hieronder) steek je onder 1 draad van een v-tje.
Schep met je haaknaald onder de werkdraad, en haal de draad door. Je hebt nu drie lussen op je haaknaald. Maak een extra omslag (schep hiervoor weer van voor naar achter onder de draad). Trek de omslag door twee lussen op je naald. Maak nog een omslag en trek die door de twee resterende lussen. Je hebt nu terug 1 lus op je naald. Ben je ergens in het midden van een haakwerk dan steek je onder de twee lussen van een v-tje dat je bovenop de rand van je haakwerk ziet liggen. Een stokje haken ziet er dan zo uit:
Dubbel stokje: maak twee omslagen om je naald en steek de naald in op de plaats waar je steek
moet terecht komen. Schep met je haaknaald onder de werkdraad, en haal de draad door. Je hebt nu vier lussen op je haaknaald. *Maak een extra omslag (schep hiervoor weer van voor naar achter onder de draad). Trek de omslag door twee lussen op je naald.** Herhaal van * tot **. Maak nog een omslag en trek die door de twee resterende lussen. Je hebt nu terug 1 lus op je naald.
Ben je ergens in het midden van een haakwerk dan steek je onder de twee lussen van een v-tje dat je bovenop de rand van je haakwerk ziet liggen. Een dubbelstokje haken ziet er dan zo uit:
4
© ILDADEE – Hilde Adé
Drievoudig stokje: maak drie omslagen om je naald en steek de naald in op de plaats waar je
steek moet terecht komen. Schep met je haaknaald onder de werkdraad, en haal de draad door. Je hebt nu vijf lussen op je haaknaald. *Maak een extra omslag (schep hiervoor weer van voor naar achter onder de draad). Trek de omslag door twee lussen op je naald.** Herhaal van * tot ** 2 keer. Maak nog een omslag en trek die door de twee resterende lussen. Je hebt nu terug 1 lus op je naald.
5
© ILDADEE – Hilde Adé
3. Starten met een rond haakwerk Een mandala is een rond haakwerk, dus om daar aan te beginnen moet je een basisrondje haken. Er zijn meerdere manieren om dat te doen. Ik beschrijf hier de drie meest gebruikte.
3.1. Ketting van lossen Werkwijze: 1. Maak een schuifknoop 2. Haak een aantal lossen. Kies zelf het aantal, in functie van de gewenste grootte van je centrale rondje. Bijvoorbeeld: 4 lossen als je in het midden de steken strak wil laten aansluiten. Of 12 lossen als je in het midden een opening wil hebben. In de tekening hieronder zijn er 6 lossen gemaakt. 3. Sluit je ketting tot een ring met een halve vaste in de eerste losse van je ketting
3.2. Magische ring Bij deze methode maak je een ring met je garen, groter dan het uiteindelijke rondje dat je wil maken, op die ring haak je dan het gewenste aantal steken (meestal vaste steken of stokjes). Daarna trekje het losse eindje aan zodat de ring zich sluit en de steken in een rondje komen te zitten. 1. maak een lus
Op de foto ligt de lus gewoon op tafel. Je kan de draad ook rond 2 vingers wikkelen, naargelang de gewenste grootte van de ring. Het einde van het garen zit onderaan, zoals op de eerste foto, en je wikkelt de draad kloksgewijs rond 2 vingers.
Aan de binnenkant van je vingers moeten de draden gekruist liggen (zoals op de tweede foto). Aan de andere kant liggen de draden naast elkaar.
6
© ILDADEE – Hilde Adé 2. steek je haaknaald in de lus
of, bij de methode met de draad rond 2 vingers: draai je hand naar je toe, zodat je de twee naast elkaar liggende draden ziet, en steek je haaknaald onder de eerste (rechtse) draad
3. haal de werkdraad (het lange draadeinde) door de lus
Bij de methode met de vingers: grijp met je haaknaald de linkse draad, trek die draad onder de rechtse draad door, en draai met je haaknaald zodat er een lus ontstaat. Haal je vingers uit de lus.
7
© ILDADEE – Hilde Adé 4. maak een kettingsteek (losse)
5. haak het gewenste aantal steken in de ring, rond de twee draden (op de foto zijn dat 5 vaste steken, de eerste kettingsteek geldt niet als een steek)
6. trek aan het korte eindje zodat de ring zich sluit
7. Je kan de toer van vaste steken sluiten door een halve vaste te maken in de eerste vaste (niet in de kettingsteek). Op youtube kan je trouwens heel wat filmpjes vinden die duidelijk laten zien hoe je zo een magische ring kan maken. Bijvoorbeeld: https://www.youtube.com/watch?v=3FiT0Gfr6XI&ab_channel=ClubCrochet
4. Kleur wisselen 4.1. Volgende toer in een andere kleur De volgende toer in een andere kleur maken is eigenlijk heel eenvoudig.
8
© ILDADEE – Hilde Adé 1. Knip de draad af van de huidige kleur 2. Haal de draad door de laatste steek en trek die strak aan 3. Hecht de nieuwe kleur aan met een halve vaste op de plaats waar je wil verder gaan in je haakwerk. a. Wil je verder gaan met vaste steken, dan maak je een vaste steek in dezelfde opening waar je je halve vaste gemaakt hebt b. Wil je verder gaan met grotere steken (bijvoorbeeld een stokje), dan maak je een aantal lossen dat overeenkomt met zo een steek: i. Half stokje: 2 lossen ii. Stokje: 3 lossen iii. Dubbelstokje: 4 lossen iv. ...
4.2. Kleurwissel tijdens een toer Wil je midden in je haakwerk van kleur wisselen, dan moet je anders te werk gaan. Je maakt de laatste steek die je in je oude kleur wil maken, maar je werkt hem niet helemaal af met die kleur. Voor de laatste (enkel de laatste !) omslag van je steek gebruik je de nieuwe kleur in plaats van de oude kleur, en daar werk je je steek mee af.
Voorbeeld Voor een stokje: • Maak een omslag met de oude kleur • Steek in en haal de draad door (ook oude kleur) • Maak een omslag met de oude kleur • Haal de omslag door 2 lussen • Maak een omslag met de nieuwe kleur • Haal de omslag door 2 lussen. Het resultaat is 1 lus op je haaknaald, in de nieuwe kleur. Knip de oude kleur af. Aan de achterkant van je haakwerk zitten nu twee korte eindjes (de oude kleur en de nieuwe kleur). Die trek je aan zodat je geen grote lussen meer hebt, en de steken mooi zitten. Leg twee knoopjes in die eindjes. De loshangende draadjes stop je later in.
9
© ILDADEE – Hilde Adé
5. Extra technieken Ik beschrijf hier nog enkele extra technieken die regelmatig terugkomen in de mandalahaakbeschrijvingen.
5.1 In één lus haken Hiermee wordt bedoeld dat je je haaknaald in slechts één lus van het v-tje steekt (de voorste of de achterste lus). • •
Steek je alleen onder de voorste lus, dan vormt de lege achterste lus een richeltje aan de andere kant van je werk. Steek je alleen onder de achterste lus, dan vormt de lege voorste lus een richeltje aan de voorkant van je werk.
5.2 In een lossen-boog haken Steek de naald in de ruimte onder één of meerdere lossen. In de afbeelding zie je dat er een stokje gehaakt wordt in een lossen-boog van 1 losse.
Bij het haken van granny squares wordt deze techniek veel gebruikt. Meestal worden er meerdere steken in 1 lossen-boog gemaakt.
5.3 Meerdere steken in dezelfde plaats haken Met deze techniek kan je steken meerderen. In mandala’s wordt dit gebruikt om een soort waaiers mee te maken.
10
© ILDADEE – Hilde Adé
5.4 Toer sluiten met een halve vaste Ben je bij het einde van een toer aangekomen, dan haak je een halve vaste in de allereerste steek van de toer.
5.5 Reliëfsteken In sommige granny square-beschrijvingen staat er dat je een steek om de staander van een andere steek moet maken. Je kan dat doen van voor naar achter, of omgekeerd, van achter naar voor. Dergelijke steken heten reliëfsteken. • •
van voor naar achter: steek je haaknaald rechts van de staander in, van voor naar achter, en kom weer naar de voorkant links van de staander. Maak een omslag en trek de draad achter de staander door weer naar voor. van achter naar voor: steek je haaknaald rechts van de staander in, van achter naar voor, en kom weer naar de achterkant links van de staander. Maak een omslag en trek de draad voor de staander door weer naar achter.
Daarna werk je de steek verder af zoals een gewone steek. In het voorbeeld hieronder wordt er een reliëfstokje gemaakt. Je kan op dezelfde manier ook een vaste, een half stokje, een dubbelstokje, enz ... maken rond de staander van een steek.
11
© ILDADEE – Hilde Adé
5.6 Draad aanhechten met een halve vaste Dit is een techniek die gebruikt wordt om een nieuwe kleur aan te hechten aan je haakwerk, op een plaats naar keuze. Je hangt de draad die je wil aanhechten over je haaknaald, en je hangt beide uiteinden van de draad achter je haakwerk. Vervolgens steek je je haaknaald in op de gewenste plaats. Maak een omslag met de werkdraad (het lange uiteinde, naar je bol wol) en trek de draad door. Je hebt nu twee lussen op je haaknaald.
Haal de tweede lus door de eerste (je hebt nu 1 lus over), en trek het korte eindje aan zodat de steek zich mooi sluit.
12