De Ingenieur april 2018

Page 1

T EC H N I E K M A A K T J E W E R E L D

DE INGENIEUR nummer 4 | jaargang 130 | april 2018


Met Europa’s innovatiefste schakelstation voldoen aan hoge energiebehoefte

Kick je op grootse projecten? Kijk op dynniqcareers.com/nl Bij Dynniq staan alle lichten op groen om te innoveren op het gebied van mobiliteit, energie en parking. Zo is ons schakelstation klaar voor de explosief groeiende energievraag. Je carrière vooruit helpen? Stap in onze wereld en bekijk de vacatures op dynniqcareers.com/nl.

ONZE ENERGIETOEKOMST

lijn we el Klaar voor?

Een middag over de duurzame omwenteling aan de hand van het KIVI Energy2050-plan Marjan Minnesma, Urgenda

hoe ver komen we met energiebesparing?

Joost Sandberg, AkzoNobel

voldoende ervaring met waterstof?

Jan Matthijsen, Planbureau voor de Leefomgeving is er wel plek op de Noordzee?

Ton Bastein, TNO

hebben we de spullen, en gaan we die recyclen?

Kom woensdag 30 mei om 13.00 naar het KIVI in Den Haag voor meer informatie ga naar: www.kivi.nl/energiesymposium


illustratie Johannes Hogebrink

12 BETER INTERNET Het internet heeft een heleboel mankementen. Het is hard werken om het bejaarde fundament van het web up-to-date te houden. Hoe lang gaat dat nog goed? Om de problemen in de toekomst het hoofd te bieden werken informatici aan nieuwe ideeën, maar die zijn niet altijd even makkelijk door te voeren.

21 SHOCKTHERAPIE 2.0 Een vorm van reuma blijkt te bestrijden met elektrische schok­ jes. Mogelijk hebben ook andere patiënten baat bij deze nieuwe behandelmethode.

28 KAARTENMAKER Ze werd opgeleid als architect en is nu artist in residence, maar Carlijn Kingma ziet zichzelf liever als cartograaf – van denk­ werelden, welteverstaan.

36 TECHNIEK EN WELVAART Harry Lintsen schreef de geschiedenis van de welvaartsont­ wikkeling en de rol van techniek daarin.

60 INGENIEUR VAN HET JAAR Dit jaar ging de Prins Friso Ingenieursprijs naar Nima Tolou, universitair docent in precisiemechatronica aan de TU Delft.

Geknipt Punt Focus Giesen Beter internet Möring Neurostimulatie e.GO Carlijn Kingma eVTOL’s Quote To do Eureka Rolf zag een ding Podium Inbox Ingenieurs in de oorlog Inbox Media Voorwaarts Kopstuk Het nieuwe werken Passie

T EC H N I E K M A A K T J E W E R E L D

DE INGENIEUR nummer 4 | jaargang 130 | april 2018

Lees het laatste technieknieuws op www.deingenieur.nl facebook.com/deingenieur.nl @de_ingenieur

40 TREFBAL Mensen die lijden aan dementie, autisme of een ernstige verstandelijke beperking, kunnen soms moeilijk contact maken met anderen. Ze reageren wel op aanraking en geluid. Een apparaat in de vorm van een rugbybal speelt hier handig op in. Verder: een vouwfietswiel dat als een ­paraplu is op te vouwen, een robot die brandweerlieden kan ondersteunen en meer.

illustratie Johannes Hogebrink

EUREKA

jaargang 130 nummer 4 april 2018

Wie een elektrische auto wil, hoeft niet meer zo diep in de ­buidel te tasten. Een Duitse hoogleraar en ondernemer werkt namelijk aan een model dat minder dan 16 000 euro kost.

illustratie Peter Welleman

INHOUD

24 BUDGET-TESLA

2 3 4 5 12 20 21 24 28 32 36 39 40 45 47 47 48 53 54 58 60 62 64


COLOFON

GEKNIPT

ABONNEMENTEN Leden van het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI) ontvangen De Ingenieur uit hoofde van hun lidmaatschap. Abonnement voor niet-leden (inclusief btw): • magazine € 128,50 per jaar • digitaal € 69,- per jaar • losse nummers € 15,- (inclusief verzending) Abonnementen worden tot wederopzegging aangegaan en ten minste voor de vermelde periode. Het abonnement kan na deze periode per maand worden opgezegd. U kunt uw opzegging het beste via onze website doorgeven: www.deingenieur.nl/lezersservice ABONNEESERVICE DE INGENIEUR Ga voor (cadeau)abonnementen, adreswijzigingen en het laten nazenden van niet ontvangen nummers naar het webformulier op de site, te vinden onder het kopje ‘Abonneeservice’. www.deingenieur.nl adres Postbus 30424, 2500 GK Den Haag e-mail abonneeservice@ingenieur.nl tel. 070 39 19 850 (bereikbaar op maandag, ­dinsdag, donderdag en vrijdag van 9 tot 14 uur)

DE INGENIEUR ALS PDF Abonnees die De Ingenieur willen downloaden als pdf-bestand, ­kunnen daarvoor terecht op de website: www.deingenieur.nl/pdf

REDACTIE ir. Frank Biesboer (hoofdredacteur), ir. Jim Heirbaut, drs. Jean-Paul Keulen (eindredacteur), Maaike Lambers BSc ­(stagiaire), ir. Judith Robbe (eindredacteur), Marc Seijlhouwer MSc VORMGEVING Hannie van den Berg Grafische Vormgeving & DTP, Houten REDACTIEADRES Prinsessegracht 23 2514 AP Den Haag Postbus 30424 2500 GK Den Haag tel. 070 391 9885 e-mail redactie@ingenieur.nl website www.deingenieur.nl

ADVERTENTIES KIVI Barbara Gemen tel. 070 391 9875 e-mail barbara.gemen@kivi.nl Delia Appelman, tel. 070 391 9851 e-mail delia.appelman@kivi.nl DRUK Bariet Ten Brink, Meppel

De Ingenieur verschijnt 12 maal per jaar. © Copyright 2018 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, via internet of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Niet in alle gevallen is na te gaan of er op de illustraties in dit nummer nog copyright rust. Waar er nog verplichtingen zijn tot het betalen van auteursrecht is de uitgever bereid daar alsnog aan te voldoen. ISSN 0020-1146

LIDMAATSCHAP KONINKLIJK INSTITUUT VAN INGENIEURS Het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI) is de beroepsvereniging voor hoger opgeleide technici in Nederland. Iedereen die hoger technisch onderwijs volgt, heeft gevolgd of een sterke affiniteit heeft met techniek, kan lid worden van KIVI. Leden ontvangen vanuit het lidmaatschap technologietijdschrift De Ingenieur. Kijk voor meer lidmaatschapsvoordeel op www.kivi.nl/lidmaatschap. CONTRIBUTIE 2018 Regulier lidmaatschap: € 137,50 Afgestudeerd in 2017/2018: € 69,Studentlidmaatschap: € 44,Seniorlidmaatschap: € 108,De contributie voor leden in het buitenland is gelijk aan die voor leden woonachtig in Nederland. Een lidmaatschapsjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december. Bij lidmaatschappen die in de loop van het jaar ingaan, wordt de ­contributie naar rato berekend. Aanmelden voor het lidmaatschap kan via www.kivi.nl/lidworden. OPZEGGEN LIDMAATSCHAP Het lidmaatschap wordt jaarlijks automatisch verlengd. Beëindiging van het lidmaatschap kan per het einde van het kalenderjaar. Er geldt een opzegtermijn van ten minste één maand; een schriftelijke opzegging per brief of e-mail dient uiterlijk 1 december in ons bezit te zijn. Na ontvangst van de opzegging en eventueel verschuldigde contributie verstuurt de ledenadministratie een bevestiging. CORRESPONDENTIEADRES Koninklijk Instituut Van Ingenieurs t.a.v. Ledenadministratie Postbus 30424 2500 GK Den Haag tel 070 391 98 80 ledenadministratie@kivi.nl

­

‘Ik geloof niets meer van wat Tesla of Elon Musk zegt, maar ik houd nog steeds van mijn auto.’ Apple-medeoprichter Steve Wozniak is meer te spreken over zijn Tesla Model S dan over het bedrijf erachter (Business Insider).

‘Kunstmatige intelligentie die ons begrijpt, maar die wijzelf maar matig begrijpen, is het summum van gevaar.’ Cognitief neurowetenschapper Johannes Fahrenfort (Universiteit van Amsterdam) signaleert dat kunstmatige intelligentie de regels soepel zal moeten hanteren om goed te kunnen functioneren en dat het daardoor steeds moeilijker wordt om te voorspellen wat zo’n intelligentie doet of wat diens motieven zijn (de Volkskrant).

‘Wordt de maatschappij al niet te veel geteisterd door deze drang naar meer en beter? Zou de universiteit niet beter haar studenten kunnen leren zich te weren tegen die oplopende ­gekmakerij over competenties en ervaringen?’ Masterstudent Engineering and Policy Analysis Susanne Verstegen ­reageert op de nieuwe strategie van de TU Delft, waarin volgens haar de nadruk te zeer ligt op ambitie en prestaties (Delta).

‘De computer heeft voorlopig nog niet het recept voor de per­ fecte popsong en moet nog door bedreven liedjesschrijvers aan de hand worden gehouden om tot een bevredigend resultaat te komen.’ Journalist Pablo Cabenda over Hello World, het eerste album gemaakt met kunstmatige intelligentie (de Volkskrant).

‘De bouw werkt nog altijd volgens het principe dat je geen ­paraplu koopt als de zon schijnt.’ Topman Daan Sperling van bouwbedrijf TBI signaleert dat bedrijven, nu de bouw aantrekt, zich weer laten leiden door de waan van de dag, in plaats van te investeren in vernieuwing (Cobouw).

‘Met automatisering halen we de robot uit de mens.’ Volgens hoogleraar Leslie Willcocks van de London School of Economics gebruiken de meeste bedrijven automatisering voor het saaie werk, zodat het personeel zich met interessanter zaken kan bezighouden (Financial Times).

‘We streven ernaar om op tijd een werkende krachtcentrale af te hebben om de klimaatverandering te kunnen bestrijden. We denken dat we binnen vijftien jaar koolstofvrije fusiekracht kunnen leveren.’ Bob Mumgaard, CEO van Commonwealth Fusion Systems, dat samen met het Massachusetts Institute of Technology werkt aan een alternatief ontwerp voor een kernfusiereactor waarbij supergeleidende materialen worden ingezet om compacte, krachtige magneten te kunnen maken (The Guardian).


De riviercruise wint in Nederland aan populariteit. De schepen worden steeds groter en hun vaargebied is uitgebreid naar open wateren. Dat kan risicovolle situaties opleveren waar de ­regelgeving niet in heeft voorzien, zegt ir. Henk van den Boom van onderzoeksinstituut MARIN.

‘RIVIERCRUISES NIET ALTIJD VEILIG’ operators bieden nu echter ook tochten aan over het IJsselmeer, naar de Waddeneilanden en van Vlissingen naar Antwerpen over de Westerschelde. Vaar­ gebieden met dieper water, forse golfenergie en grote scheepvaart. En als een riviercruiseschip lek raakt door een aanvaring of een golfklap op de ramen, is er tijd nodig om de passagiers, die vaak slecht ter been zijn, te evacueren. Dat betekent dat het schip zo lang mogelijk stabiel moet blijven drijven of veilig in ondiep water aan de grond moet zijn te zetten. Dit stelt extra eisen aan de waterdichte compartimentering, aan de sterkte en aan de stabiliteit van het schip in lekke toestand. Toegegeven: deelnemen aan een riviercruise is nog steeds veiliger dan met de auto naar Zuid-Europa op vakantie gaan. Maar we zien de afgelopen jaren wel meer incidenten, zoals aanvaringen. En er is weinig kennis over het effect van aanvaringen op riviercruiseschepen. Bij MARIN doen we al veel berekeningen en modelproeven voor het ontwerp van nieuwe cruiseschepen en veerboten op zee. Zeecruiseschepen moeten voldoen aan strenge internationale regels en ook de ­rederijen hebben een strikt veiligheidsbeleid. Voor ­riviercruises gelden die regels nog niet. Voordat er ongelukken gebeuren, zouden we de veiligheid van de nieuwe generatie riviercruiseschepen moeten onderzoeken. Aan de hand van de resultaten kan dan de regelgeving worden aangepast en kunnen we bepaalde bestaande schepen zonodig een beperking van het vaargebied opleggen.

illustratie Joost Stokhof

PUNT

Veel mensen kennen ze wel: de riviercruises van Zonnebloem of het Rode Kruis op de Rijn, bedoeld om z­ ieken, mensen met een lichamelijke beperking en ­ouderen een mooie trip te gunnen. Maar gaan­ deweg is de riviercruise ook voor anderen een populaire vakantiebesteding geworden. Steeds meer mensen uit binnen- en buitenland kiezen voor een comfortabele cruise door het Europese rivierlandschap. Door die populariteit groeien de riviercruiseschepen in aantal en in afmetingen. Waar ze vroeger 70 m lang waren en ruimte boden aan honderd mensen, zijn ze nu in lengte en capaciteit verdubbeld. Vanwege de bruggen over rivieren kunnen de schepen nauwelijks hoger worden gemaakt. De verhouding tussen lengte en hoogte wordt daarmee minder gunstig voor de sterkte en stijfheid. Om de passagiers meer uitzicht te bieden, hebben de schepen bovendien steeds meer panoramaramen. Die zijn kwetsbaar bij aanvaringen en golven. Op de rivieren hebben deze schepen alleen te ­maken met golven van passerende schepen, waardoor de risico’s beperkt blijven. Verschillende tour-

Ir. Henk van den Boom is Senior Projectleider bij het Maritiem Research Instituut Nederland (MARIN) in Wageningen.

april 2018 | de ingenieur 4 | 3


Ro b o t f re e s t s c h e d e l b o t

A m s te rd a m s wa r m te n e t

illustratie BT Projects

H o n d e rd e l e k t r i s c h e b u ss e n

Lees het laatste ­technieknieuws op www.deingenieur.nl

Impressie van het Tidal Technology Center Grevelingendam, met links de stroomgoten van 3 m en 6 m breed, in het midden het kraanplatform en rechts de goot van 10 m breed.

CENTRUM VOOR GETIJTURBINES

FOCUS

In de Grevelingendam bij Bruinisse komt een technologiecentrum voor het testen en certificeren van getijdenturbines, die de stroming benutten om energie op te wekken. De bouw van dit Tidal Technology Center Grevelingendam (TTC-GD) start deze maand. De Zeeuwse aannemer Van der Straaten plaatst eind mei een tijdelijke damwand in het water om een bouwput te maken. Begin juni moet die put leeggepompt en droog zijn. ‘De bouwtijd bedraagt zes maanden, dus in december is het technologiecentrum gereed’, vertelt ir. Piet Ackermans van BT Projects, ­ontwikkelaar van getijdenenergieprojecten uit het Zeeuwse ­Kapelle. Het Tidal Technology Center krijgt drie stroomgoten van 50 m lang. Die goten worden aangesloten op de Flakkeese Spuisluis in de Grevelingendam, die via zes kokers een verbinding vormt tussen het Grevelingenmeer en de Oosterschelde. ‘In de kering zitten twee doorlaten, die elk uit drie kokers van 3,2 m breed bestaan. Bij het ene gat komen twee stroomgoten van respectievelijk 3 en 6 m breed, bij het andere een grote goot van 10 m breed.’ Tussen beide kanalen bevindt zich een platform met een kraan, die turbinekratten in de stroomgoten plaatst. Dit zijn een soort open containers met daarin een turbine, die een horizontale of een verticale as kan hebben. ‘BT Projects gaat die bakken per maand verhuren. Is er geen verhuur, dan produceren we energie voor het net. Daarvoor schaffen we ­eigen turbines aan met een totale capaciteit van 5 MW, goed voor ongeveer tweeduizend huishoudens.’

onder redactie van Marc Seijlhouwer MSc redactie@ingenieur.nl m.m.v. ir. Frank Biesboer, ir. Jim Heirbaut, Maaike Lambers BSc en ir. Judith Robbe

4 | de ingenieur 4 | april 2018

Stoppen Het grote voordeel van een getijdentechnologiecentrum aan de Grevelingendam is dat de stroomsnelheid van het water in de goten is te regelen, zegt Ackermans. ‘Je kunt de stroming zelfs helemaal uitzetten om een turbine te plaatsen of te repareren, iets wat bij testlocaties op volle zee onmogelijk is.’ Dit kan doordat de Flakkeese Spuisluis werkt volgens het hevel­

principe. De kokers in de doorlaten hebben een verhoogd midden­gedeelte en zijn vacuüm gezogen. De luchtdruk zorgt dat het water omhoog wordt gedrukt, waarna het door de zwaartekracht aan de andere kant weer naar beneden gaat. ‘De onderdruk in de kokers zorgt ervoor dat het water eeuwig met het getij heen en weer blijft stromen: bij vloed gaat water van de Oosterschelde naar het Grevelingenmeer en bij eb draait de stroming om. Als het ­vacuüm verbroken wordt, stopt de stroom. Op die manier is het mogelijk de waterstroom per koker te r­ egelen.’ Gemiddeld passeert het water met zo’n 2 tot 3,5 m/s. ‘Bij die snelheid werken de turbines optimaal.’ Dat de turbines zich niet op volle zee ­bevinden, maar bijna op het land scheelt aanzienlijk in de kosten. ‘Het inhuren van een schip is niet nodig. Dat bespaart niet alleen geld, maar ook tijd.’ Het TTC-GD gaat ook dienen als certificeringsinstantie. ‘Turbinebouwers kunnen hier de energieproductie in de praktijk aantonen.’ Twintig partijen hebben interesse om turbines te testen. De twee bedrijven die het als eerste echt gaan doen, zijn Pentair Fairbanks Nijhuis uit Winterswijk en Deep­water-Energy in Arnhem. Ondertussen is het technologiecentrum zelf ook een test: ‘Eigenlijk oefenen we hier op schaal 1:10 voor de toekomstige getijdencentrale in de Brouwersdam, aan de andere kant van het Grevelingenmeer. Die moet een capaciteit krijgen van minimaal 50 MW.’ (JR)


CIRCULAIR RESTAURANT IN UTRECHT

Cateringbedrijf Albron mag het gebouw vijftien jaar exploiteren. Daarna moet het plaatsmaken voor de woontoren. Die tijdelijkheid hielp om het geheel circulair te maken: zowel het gebouw als de wijze waarop het restaurant wordt gerund zijn gericht op vergaand herge­ bruik. Tegelijk moet het restaurant wel aantrekkelijk genoeg zijn om voldoende bezoekers voor de tweehonderd zitplaat­ sen te trekken. Een volledig demontaal pand was de voor de hand liggende keuze: alle gepre­ fabriceerde bouwdelen zijn opnieuw te gebruiken. Zo is de fundering gemaakt van stelconplaten en blokken van rest­

Pay for use Het restaurant heeft een groene wand van 60 m2 met ruim drieduizend planten. Die dragen bij aan een aangenaam ­binnenklimaat door de lucht te zuiveren en de luchtvochtigheid te verbeteren. Op de eerste verdieping staat een kas van 100 m2, waar het restaurant een deel van zijn groenten en kruiden teelt. In het gebouw wordt gewerkt met het zogeheten pay for use-principe. Zo zijn de lampen niet aangeschaft, maar zorgt het bedrijf Trilux er met zijn eigen ledlampen voor dat er voldoende licht is. Dat bedrijf betaalt zelf de energie­

WATER WINNEN UIT WOESTIJNLUCHT

foto MariekeWijntjes

beton, en zitten er geen heipalen in de grond. Het geraamte is een met bouten aan elkaar gezette staalconstructie. De glazen voorzetgevel komt uit het herontwikkelde Rijkskantoor De Knoop, dat direct naast The Green House ligt. Beide zijn een gezamenlijk bouwproject van de aan­nemerscombinatie van Ballast Nedam en Strukton.

Het restaurant-vergadercomplex The Green House, een week voor de officiële opening.

rekening. Iets soortgelijks geldt voor het meubilair dat Maasdam levert. En Urban Farm verzorgt de kweekbakken in de kas; er wordt betaald voor gebruikt gewas. De menukaart laat zich ook niet onbetuigd. Bezoekers van het restaurant kunnen zich bij de keuze laten leiden door de CO2-footprint of de gezondheid van het gerecht. (FB)

GIESEN illustratie Matthias Giesen

In Utrecht is deze week The Green House geopend, een circulair gebouw met daarin een restaurant. Het pand is volledig demontabel, want uit­ eindelijk komt er een grote woon­ toren op de locatie van het gebouw aan de Jaarbeurszijde van het Cen­ traal Station.

Een studententeam van de Hogeschool Windesheim heeft de SunGlacier Challenge gewonnen. Het team wist het meeste water uit de lucht van een woestijn te halen. De competitie vond eind maart plaats in Oman. In totaal deden drie teams mee aan de wedstrijd. Het doel was om zo veel mogelijk water te verzamelen op een efficiënte, duurzame en goedkope manier. Hiervoor stonden de door de teams gemaakte apparaten acht uur naast elkaar in de zon. The Brewer, het apparaat van de Windesheim-­ studenten, verzamelde 25 ml water per uur. Met bestaande techniek kost het verwerven van 1 l drinkwater in de woestijn zo’n 150 kWh aan energie. Bij The Brewer is dat slechts 7,5 kWh. Het apparaat gebruikt zonnestroom voor koeling met behulp van een zogeheten Peltier-element. Die koeling zorgt dat de waterdamp in de woestijnlucht condenseert. De studenten stellen hun apparaat beschikbaar aan de Nederlandse ontwerper Ap Verheggen, de bedenker en oprichter van het SunGlacier-project. Verbreggen wil het apparaat nu doorontwikkelen voor grootschalige productie. (ML) april 2018 | de ingenieur 4 | 5


R&D-investeringen Europese bedrijven blijven achter

EU-landen die in deze infographic zijn opgenomen Finland

EU

Hoe presteren EU-landen op het gebied van onderzoek en innovatie? Onlangs publiceerde de Europese Commissie een nieuwe uitgave van de Science, Research and Innovation of the EU. Uit deze 2018-editie blijkt dat met de Nederlandse overheidsuitgaven weinig mis is, met de bedrijfsuitgaven des te meer.

Zweden Engeland

Denemarken

België

Tsjechië Oostenrijk

Duitsland

Op wereldniveau is de EU op het gebied van onderzoek een grote speler, met een kwart van alle overheidsfondsen, de meeste wetenschappelijke publicaties en de meeste wetenschappers: 1,8 miljoen versus 1,6 miljoen voor China en 1,3 miljoen voor de VS. Maar met de investeringen door bedrijven in R&D blijft de EU duidelijk achter op de VS, Japan, Zuid-Korea en China, en dat verschil is de afgelopen jaren alleen maar toegenomen. De publieke R&D-intensiteit (de totale onderzoeksbudget ten opzichte van bnp), is dus beter dan de private.

Estland

Nederland

Ierland

R&D-intensiteit publiek en privaat

illustratie Ymke Pas

FOCUS

Slovenië

Frankrijk

Publieke R&D-intensiteit in 2016 en jaarlijkse groei ervan, 2007-2016

R&D-intensiteit van bedrijven in 2016 en jaarlijkse groei ervan, 2007-2016

16 Jaarlijkse groei (%), 2007-2016

12 Jaarlijkse groei (%), 2007-2016

12 6

8 4

VS

0

Zuid-Korea

0

Japan

VS

Japan

-4 -8

China

-6 0,0

0,2

0,4

0,6

0,8

1,0

0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

Publieke R&D-intensiteit, 2016

2,5

3,0

3,5

4,0

R&D-intensiteit van bedrijven, 2016

Verband R&D-intensiteit en innovatiescore

Innovatieve bedrijven en werkgelegenheid

Uit de EU-monitor blijkt een zeker verband tussen R&D-intensiteit en de innovatiescore (combinatie patenten, omzet en dergelijke).

De monitor geeft ook een beeld van het aantal innovatieve bedrijven en de werkgelegenheid daarin, beide als percentage van het totaal.

Innovatiescore en R&D-intensiteit, 2016 130 Innovatiescore 120 2016

Japan

100

Ierland

90

Zweden

80

Engeland

70 60

Nederland 0,0

0,5

1,0

1,5

2,0

2,5

Werkgelegenheid snelgroeiende bedrijven*, % van het totaal (2014)

0%

40 %

80 %

0%

4%

8%

12 %

0%

40 %

80 %

0%

4%

8%

12 %

EU

VS

110

Aantal innovatieve bedrijven, % van het totaal (2014)

3,0

3,5

R&D-intensiteit, 2016

Duitsland Denemarken Frankrijk Finland Tsjechië Oostenrijk België Slovenië

* bedrijven die behoren tot de meest innovatieve sectoren

6 | de ingenieur 4 | april 2018

Estland


FOCUS

WARMTE KNELPUNT BIJ DUURZAAM Energie-intensiteit in Amsterdam van woningbouw, hoogbouw en utiliteitsbouw.

Energiegebruik PJ

26,1

Energieneutraal Wat volgens Van den Dobbelsteen voor de warmtevraag enorm zou helpen, is het overschakelen naar een warmtenet met een lagere temperatuur. ‘Voor vloeren wandverwarming is 35 °C heel geschikt. En daarvoor zijn veel meer duur­ zame bronnen beschikbaar.’ Daarbij valt te denken aan warmte- en koudeopslag, het benutten van de warmte van het oppervlaktewater of bijvoorbeeld de warmte van datacenters, die rijkelijk aanwezig zijn in de hoofdstad. Het benutten van die lagetemperatuurwarmte kan alleen bij woningen die

2,0

stadswarmte

aardgas

Wat hebben woningen, kantoren en utiliteitsbouw aan energie nodig? En is die energie op een andere manier te leveren dan met aardgas? Die vragen staat centraal in de onlangs gepresenteerde Roadmap Energietransitie Amsterdam. Momenteel wordt in de Amsterdamse warmtevraag voorzien met aardgas voor de centrale verwarmingsketel en met het bestaande warmtenet, dat een watertemperatuur heeft tussen 70 en 90 °C. Dit warmtenet wordt gevoed door de vuilverbranding en een gasgestookte elektriciteitscentrale. Zowel de vuilverbranding als de gas­ gestookte elektriciteitscentrale zijn echter op termijn niet houdbaar. Groen gas is dan een alternatief. ‘Maar daar is niet zo maar een grote hoeveelheid van beschikbaar, zeker niet vanuit de Amsterdamse regio’, zegt prof.dr.ir. Andy van den Dobbelsteen, hoogleraar Climate Design & Sustainability van de TU Delft en nauw betrokken bij de samenstelling van de roadmap. Een andere hogetemperatuurbron zou geothermie kunnen zijn, maar het is onbekend of de hoofdstad deze aardwarmte kan benutten.

elektriciteit

16,2

­ ehoorlijk goed zijn geïsoleerd. ‘Dat leb vert gelijk een knelpunt voor woningen van voor de oorlog; het merendeel van het woningbestand binnen de Amsterdamse Ring.’ Dat zijn de historische grachtenpanden en dicht op elkaar gebouwde portiekwoningen. ‘Bij die eerste woningen zijn forse ingrepen niet goed mogelijk vanwege de monumenten­ status. Bij de tweede groep ontbreekt de ruimte of zijn maatregelen erg kostbaar. Voor deze woningen zou uitbreiding van het bestaande warmtenet soelaas kunnen bieden.’ Geïmporteerde stroom Voor de nieuwere wijken voorziet de roadmap veel meer mogelijkheden om woningen goed te isoleren. ‘Daar kan een midden- of lagetemperatuurwarmtenet volstaan. Of woningen hebben genoeg aan bijvoorbeeld een warmtepomp.’ Wat heel snel kan, is vastleggen dat alle geplande nieuwbouw minstens energieneutraal moet zijn. ‘Zo voorkomen we dat we de toekomstige warmteopgave alleen nog maar groter maken.’ Het aanpakken van de warmtevraag is dus lastig, maar tegelijkertijd heeft de roadmap volgens Van den Dobbelsteen een positieve uitkomst. ‘Amsterdam is grotendeels in staat zelf in zijn warmtevraag te voorzien.’ De elektriciteitsvraag zal de komende ­decennia duidelijk gaan toenemen, bijvoorbeeld vanwege het gebruik van warmtepompen. ‘Het zal de stad niet lukken om alles zelf te leveren. Import van

duurzame stroom van buiten het Amsterdamse grondgebied is hiervoor wel nodig.’ Toch moet de stad ook zelf maximaal presteren. Bijvoorbeeld door het havengebied maximaal te benutten voor windturbines, en de daken van woningen, flatgebouwen en kantoren voor zonne­ panelen. Wat de studie bijzonder maakt, is dat voor het eerst is geïnventariseerd wat het betekent als een grote stad van het aardgas af gaat en overschakelt op duurzame energie. ‘Vanaf nu moet Amsterdam elke werkdag 100 woningen aansluiten op het bestaande warmtenet en 325 zonnepanelen op daken plaatsen.’ Daar bovenop zouden jaarlijks een kleine 30 000 woningen geïsoleerd of energieneutraal moeten worden. ‘Dit is echt een heel grote opgave. Het lukt alleen wanneer het nieuwe gemeentebestuur de regie neemt en met betrokkenen een concrete transitieagenda gaat opstellen.’ (FB)

foto De Ingenieur

zakelijk particulier

tekst ir. Frank Biesboer

illustratie Roadmap Energietransitie Amsterdam

Als aardgas in de ban gaat, is Amsterdam grotendeels in staat om zelf in zijn warmtevraag te voorzien. Maar dat gaat niet zonder slag of stoot, blijkt uit de Roadmap Energietransitie. De overstap naar een warmtenet met een lagere temperatuur is een must.

Grachtenpanden zijn lastig goed te isoleren.

april 2018 | de ingenieur 4 | 7


FOCUS

DIEPGRAVEND ONDERZOEK Mars krijgt weer bezoek! Na de mislukte landing van de Europese Sciaparelli in 2016 is het deze keer de beurt aan de NASA-lander InSight. Op zijn vroegst op 5 mei vertrekt hij richting de rode ­planeet, een reis van 484 miljoen km. Op deze foto is een test te zien die eind januari plaatsvond in een cleanroom van Lockheed Martin Space, net buiten de Amerikaanse stad Denver. Hierbij werden de zonnepanelen als waaiers uitgevouwen totdat ze twee platte cirkels vormden. De volgende keer dat dit gebeurt, zal op zijn vroegst in november zijn, wanneer InSight zijn reisdoel heeft ­bereikt. De zonnepanelen bestaan uit zogenoemde multi-junction-zonnecellen, waarin drie verschillende halfgeleiders zijn verwerkt. Daardoor kunnen de zonnecellen profiteren van licht met verschillende golflengtes, wat de efficiëntie ten goede komt. Een hoge efficiëntie is belangrijk omdat het Marsoppervlak het met heel wat minder zonlicht moet stellen dan de aarde. Daarom zal InSight ook landen in de buurt van de evenaar, waar de hoeveelheid licht nog het grootst is. Eenmaal geland moet InSight met verschillende meetinstrumenten gaan bepalen hoe het binnenste van Mars in elkaar steekt. Misschien wel het meest tot de verbeelding sprekend is het Heat Flow and Physical Properties Package (HP3). Dit torpedovormige instrument zal zich verder in de Marsbodem boren dan ooit eerder is gebeurd, tot een diepte van ­bijna 5 m – tenminste, als het onderweg geen rots tegenkomt. Daar aangekomen moet HP3 meten hoe warmte door Mars stroomt. Die informatie in combinatie met de gegevens die de andere InSight­instrumenten verzamelen, leveren dan hopelijk nieuwe inzichten op over hoe Mars én de andere rotsachtige planeten, waaronder de aarde, miljarden jaren geleden ontstonden.

tekst drs. Jean-Paul Keulen foto Lockheed Martin Space

8 | de ingenieur 4 | april 2018


FOCUS

april 2018 | de ingenieur 4 | 9


FOCUS

Rond Schiphol en Amsterdam heeft vervoerder Connexxion honderd volledig elektrisch aangedreven bussen in gebruik genomen, het grootste zero emission-busproject ter wereld. De bussen zijn gebouwd door VDL in Eindhoven; de laad­apparatuur komt van het eveneens Nederlandse Heliox. De bussen reden al een paar weken testritten, maar sinds begin april heeft Connexxion de elektrische bussen in de dienstregeling opgenomen. Ze bedienen het gebied tussen Amsterdam, Amstelveen, Schiphol en Haarlem, het qua bussen drukst bereden stukje Nederland. De harmonicabussen zijn 18 m lang, wegen leeg ­ 19 ton en hebben vier accu’s in het dak, met een ­totale capaciteit van 170 kWh. De accu’s voeden een elektromotor, die zijn krachten overdraagt op de achteras. Een bus kan op een volle accu minstens 80 km rijden. Vier tot zes keer per dag moet hij even aan de snellader; de planning is zodanig dat die laadmomenten zo veel mogelijk samenvallen met de pauzes van de chauffeurs. In een eerder bus­ project in Utrecht waren de accu’s soms vroeger leeg dan verwacht. Onder meer op basis daarvan

gaat Connexxion in Amsterdam uit van een behoudende 80 km die met één volgeladen accupakket is te ­rijden. Op drie locaties op Schiphol en op één in Amstelveen zijn snellaadpunten aangelegd. Daar kunnen tussen de vier en acht bussen tegelijk aan de snel­ lader. Die werkt met een vermogen van 450 kW, waardoor de bus na een minuut of twintig weer ­verder kan. In Eindhoven, waar sinds een paar jaar 43 elektrische bussen rijden, duurt het snelladen nog 40 minuten. ‘Daaraan zie je hoeveel de techniek in die twee jaar al is voortgeschreden’, zegt Frank Bleijlevens, manager Vastgoed van Transdev, het moederbedrijf van Connexxion. Voorverwarmd De bussen worden ‘s nachts langzaam bijgeladen, met slechts 30 kW. In de ochtend, vlak voor de start van de dienstregeling, wordt de bus ‘wakkergemaakt’. ‘Terwijl hij nog aan het laadstation hangt, worden de bus én de accu’s voorverwarmd. Dat is nodig omdat een koude accu niet kan snelladen; koude materialen kunnen namelijk die grote vermogens niet aan’, vertelt Bart Kraaijvanger, manager Zero Emission van Connexxion.

foto Connexxion

VLOOT VAN ELEKTRISCHE BUSSEN

De elektrische vloot van Connexxion bestaat uit honderd harmonicabussen.

OP MAAT GEMAAKT BITJE UIT 3D-PRINTER

foto’s 3Dmouthguard

Het Nederlandse bedrijf 3Dmouthguard heeft een systeem ontwikkeld om voor sporters op maat gemaakte gebitsbeschermers te produceren.

10 | de ingenieur 4 | april 2018

Aan de hand van een 3D-scan van de ­bovenkaak modelleert software een ­virtuele beschermer. Een 3D-printer maakt die vervolgens uit een voor oraal

Een bitje uit de 3D-printer sluit naadloos aan op de tanden.

­ ebruik goedgekeurde kunststof. g Hockeyers zijn de eerste doelgroep van het bedrijf. Bij die sport is het nodig om gebitsbescherming te dragen om de ­tanden te beschermen tegen een harde hockeybal die af en toe de hoogte invliegt. ‘Eerst willen we horen wat de hockeymarkt van ons product vindt. Later gaan we ook de rugbymarkt op’, zegt ing. Arno Hermans, CEO van 3Dmouthguard. Deze maand demonstreert het bedrijf zijn print­­­sys­teem in Eindhoven, voorafgaand aan een hockeywedstrijd tussen de mannen van OranjeRood en Bloemendaal. Binnen twee uur wordt dan het ­hele proces doorlopen. Concurrentie Een bitje is nu vaak niet veel meer dan een stuk plastic dat over de bovenste rij tanden wordt geschoven. De goedkoopste passen maar matig, met hun one size fits


FOCUS

ROBOT FREEST SCHEDELBOT De RoBoSculpt is een robot die nauwkeurig bot kan wegfrezen. Hij moet chirurgen gaan helpen bij het weghalen van een tumor in het hoofd of het aanbrengen van een gehoorimplantaat. Vaak moeten zij bij die operaties urenlang hand­ matig bot verwijderen. De maker, ir. Jordan Bos, promoveert 16 april aan de TU Eindhoven op het ont­ werp en de realisatie van de robot.

all-vorm; in het duurste segment worden bitjes helemaal op maat gemaakt door de tandarts en kosten ze al gauw ­zeventig euro. Met die klasse gaat 3D­mouthguard de concurrentie aan. Dankzij het scannen van het gebit van de sporter zal een bitje uit de 3D-printer mooi aansluiten op de tanden. Hierdoor worden de krachten optimaal verdeeld als er een bal op het bitje komt, en dit belooft dan ook een betere bescherming dan bij een slecht zittende gebitsbeschermer. 3Dmouthguard werkt volop samen met andere bedrijven. De gebitsscanner is een bestaand apparaat dat de bovenkaak van binnenuit filmt en hieruit een 3D-model berekent. De printer van het bedrijf Mass Portal uit Letland bouwt voorwerpen laag voor laag op door gesmolten kunststof uit een klein spuitmondje te persen. Speciaal voor deze toepassing heeft DSM een nieuw materiaal ontwikkeld dat veilig is als het langere tijd in de mond zit. (JH)

Menselijke fouten Het doel is dat de robot op ter­ mijn helemaal autonoom zijn gang gaat, maar wel met een chirurg die meekijkt om in te grijpen als dat nodig is. Grootste voordeel van de robot is dat hij minder bot hoeft weg te halen dan een chirurg van vlees en bloed en dus een operatie sneller kan voltooien. Daarnaast kan de robot het risico op complicaties door menselijke fouten verkleinen; hij wordt bijvoor­ beeld niet moe. Het prototype van de robot wordt later dit jaar voor het eerst getest met menselijk botmateriaal, in het Radboud UMC. De betrokken onder­ zoekers zijn bezig met het starten van een bedrijf om de technologie te vermarkten. Bos verwacht dat de freesrobot over een jaar of vier de eerste patiënten zal opereren. (JH)

foto TU Eindhoven/Bart van Overbeeke

Vergeleken met een dieselbus heeft de elektrische bus een paar voordelen. Om te beginnen heeft hij geen uitstoot. Ook is hij stiller, wat zowel voor de passagiers als voor omwonenden winst is. Wel is het rijgedrag anders; de chauffeurs hebben dan ook een extra rijopleiding gehad. Ze kunnen bijvoorbeeld regeneratief remmen met een hendel bij het stuur, waardoor de remenergie voor een deel terugvloeit naar de accu’s. (JH)

De RoBoSculpt is bedoeld als hulp­ middel voor een chirurg die opereert rond het oor, waar het schedelbot extra dik is en waar veel kritische structuren in het bot verstopt zitten, zoals gehoor- en aangezichtszenu­ wen en bloedvaten. De zevenassige freesrobot gebruikt de van tevoren gemaakte CT-beelden van het hoofd van de patiënt als een soort Google Maps. Hierop zijn de kritische struc­ turen te zien waar de frees omheen moet navigeren, meestal met een ruime veiligheidsmarge. Om de robot nauwkeurig te laten werken, is hij stijf geconstrueerd en hebben de onderdelen onderling geen speling. Ook zal het hoofd van de patiënt, die onder volledige narcose is, gefixeerd worden op hetzelfde oppervlak als de robot. ‘Al deze maatregelen bij elkaar maken een precisie mogelijk van minder dan een millimeter’, zegt Bos. Aan het begin van zijn promotie

woonde Bos een aantal operaties bij in het Radboud UMC in Nijmegen, en daar kreeg hij direct een groot respect voor de chirurgen die daar de operaties doen. ‘Met een vlijm­ scherp freesje in de hand halen zij uiterst voorzichtig steeds een laagje bot weg. Soms moet de chirurg wel urenlang in dezelfde houding zitten. En de hele tijd moet die opletten dat er geen cruciale onderdelen worden geraakt.’ De RoBoSculpt zal dus ook verlichting bieden voor de chirurg.

De RoBoSculpt freest zeer nauwkeurig bot weg.

april 2018 | de ingenieur 4 | 11


BETER INTERNET

12 | de ingenieur 4 | april 2018


BETER INTERNET

KEUZES UIT VERLEDEN FNUIKEN INNOVATIE

HET WEB IS STUK Ogenschijnlijk werkt het internet prima, maar stiekem mankeert er het nodige aan. Deels komt dat door keuzes die in de beginjaren van het web zijn gemaakt en die nu lastig aan te passen zijn. Daarnaast hebben bedrijven als Google en Facebook behoorlijk veel macht en stellen we steeds meer eisen aan het web. Wat is daaraan te doen? tekst Marc Seijlhouwer MSc illustraties Johannes Hogebrink

H

et internet is stuk. Natuurlijk: uw social-media-feeds laden nog en dank­ zij de smartphone hebt u op meer plek­ ken dan ooit toegang tot het web. Maar wie goed kijkt, ziet steeds meer rafelrandjes. Daarnaast stellen onze persoonlijke gegevens bedrijven en overheden in staat om gedetail­ leerde profielen te maken zonder dat we daar iets voor terugkrijgen. En door YouTube, Netflix en dergelijke vragen we steeds meer bandbreedte. Als het Internet of Things bovendien straks voor honderden verbonden apparaten per huishou­ den zorgt, is het maar de vraag of het wifi-­ protocol dat allemaal aankan.

maakten van aan elkaar gekoppelde computers, kwam die moge­lijkheid nu beschikbaar voor iedereen. Het web zorgde ervoor dat je geen kennis van command lines meer nodig had om je email te ­checken, bestanden te versturen of informatie op te zoeken. In de loop der tijd kregen steeds meer mensen steeds snellere internet­ verbindingen. Inmiddels zijn we zover dat iedereen via een mobiel ­netwerk alle kennis ter wereld tot zich kan nemen via een telefoon. Een algemeen beschikbaar internet heeft gezorgd voor meer commu­ nicatie, innovatie en vooruitgang.

Hypertekst

Maar helemaal aan het begin, in de jaren tachtig, maakte men een paar keuzes die nu voor problemen zorgen, waarvan we denken dat ze er gewoon bij horen. Dr. Jacco van Ossenbruggen, hoofd Informa­ tion Access bij het Centrum Wiskunde & Informatica (CWI), is een internet­gebruiker van het eerste uur. ‘Toen ik begon met studeren, was het internet alleen op universiteiten aanwezig. Dankzij de komst van klikbare linkjes werd het web bruikbaar voor iedereen.’ Met die hypertekst, het systeem waar ook hyperlinks deel van uitmaken, werd het fundament van het huidige internet gelegd. ‘Hypertekst was een techniek die al langer bestond, maar vóór Berners-Lee was er niemand die eraan had gedacht om die te gebruiken om links op het internet weer te geven.’

Toen de eerste versie van ‘het web’ verscheen, bedacht door Tim Berners-Lee, was dat een revo­ lutie. Waar voorheen vooral studenten en hoog­ leraren op belangrijke universiteiten gebruik­

De hypertekst die het web gebruikte was bewust simpel. Links gaan bijvoorbeeld maar een kant op, en dat maakt het moeilijk om uit te vinden welke andere documenten er naar jouw document linken.

Gaan de ontwerpfouten van het internet op een gegeven moment kritiek worden en innovatie in de weg zitten? Zo ja, kan een losse gemeenschap van bedrijven, academici en fanatieke individuen het internet repareren? En hoe ziet de frisse nieuwe toekomst van het web er dan uit?

april 2018 | de ingenieur 4 | 13


BETER INTERNET

NETNEUTRALITEIT Op het internet is alles en iedereen gelijk. Dat betekent dat internetproviders geen voorrang mogen geven aan bepaalde soorten verkeer ten opzichte van andere. Dat is het beginsel van net­neutraliteit. Maar dit principe staat onder druk; in de Verenigde Staten ligt op dit moment een wetsvoorstel klaar om de neutraliteit af te schaffen. Daardoor kunnen providers bijvoorbeeld speciale pakketten gaan aanbieden, waarbij mensen die meer betalen voorrang krijgen als ze veel data willen streamen. Geldbarrières voor bepaalde types content gaan direct in tegen de beginselen waarmee de oprichters het web begonnen en daarom zijn velen fel tegen het afschaffen van netneutraliteit. Maar er kunnen ook voordelen aan zitten. ‘Netneutraliteit remt op sommige vlakken de innovatie aan de zakelijke kant van het internet. Voor extra geld een aparte lijn in een netwerk aanbieden voor ingewikkelde berekeningen zou best nuttig kunnen zijn’, denkt Ruben van den Brink van SURFnet. ‘Maar dan kom je snel in de problemen met netneutraliteit.’ Ook voor innovaties als 5G lijkt netneutraliteit een obstakel. Als je virtuele netwerken bouwt met verschillende functies, betekent dit dat niet alle data meer gelijk is. Hans van den Berg van TNO denkt echter dat het wel losloopt. ‘Misschien komt er een verruiming van de wetgeving om dit mogelijk te maken, of past het nog net binnen de huidige eisen die we stellen aan netneutraliteit.’

Van Ossenbruggen deed zelf onderzoek naar hypertekstsystemen. ­ ‘Er waren bijvoorbeeld gesloten systemen waarbij links twee kanten opgaan, en als je een tekst overneemt uit een ander document, dat dan wordt doorgelinkt en jouw tekst desgewenst automatisch een update krijgt als de bron verandert. Dat klinkt mooi, maar heeft ook grote nadelen. Het wordt bijvoorbeeld bijna onmogelijk om je eigen document te verwijderen als anderen er naar linken. Dus voor een open systeem als het web is het juist goed dat die “simpele” links maar een kant op gaan, en je geen toestemming van een ander nodig hebt om links naar andere websites te maken, of om je eigen website aan te passen. Van Ossenbruggen: ‘Ted Nelson, de bedenker van het woord ‘hyper­ tekst’, had zelfs plannen om de kosten voor gebruikte beelden automa­ tisch in rekening te brengen via een systeem van microtransacties.’

bijvoorbeeld banken of aanpassingen in de wet’, zegt Van Ossenbruggen. ‘Bovendien: juist de sim­ pele hypertext maakte het internet zo schaalbaar en flexibel. Dus met een ingewikkelder systeem was het misschien nooit zo groot geworden.’

Machtsgreep Een controversiële, maar effectieve manier om het internet veiliger en controleerbaarder te maken, stamt uit de jaren negentig. Toen bedacht Robert Kahn, die ook het TCP/IP-systeem bouwde dat nu het fundament van het internet vormt, een alternatief systeem dat werkt via zogenoemde identifiers. TCP/IP maakt gebruik van anonieme pakketjes, die van en naar het internet worden gestuurd. Daardoor weet je niet waar een pakketje precies vandaan komt. Bij Kahns alternatieve systeem krijgen alle appara­ ten en alle sites unieke ID’s waarmee ze herken­ baar zijn voor anderen. Zo’n systeem zou in ­theorie een oplossing kunnen bieden tegen schel­ dende trollen, rovende cyberdieven en ander online gespuis. De schaduwzijde van zo’n systeem? Overheden krijgen meer te zeggen op het internet. Iemand moet immers bepalen welke ID recht heeft op welke informatie. Zo’n systeem kan niet op dezelfde losse manier worden opgezet als het ­huidige internet. En als regeringen het voor

‘De kwaliteit van Google komt vooral door de kennis over klikgedrag’

Geen spam meer Microtransacties hadden ook een ander probleem kunnen voorkomen: spam. Nu kost het vrijwel niets om duizenden e-mails te versturen, met als gevolg overlast in de mailboxen van internetters over de hele wereld. ‘Als elke verstuurde e-mail één cent zou kosten, uit te betalen aan de ontvanger, ga je ongewenste mails tegen. Voor dagelijkse e-mail tussen mensen zouden de kosten elkaar opheffen, terwijl massa-emails versturen alleen nog aantrekkelijk zou zijn als de verwachte opbrengsten groter zijn dan de kosten van het verzenden. Spam zou dan verdwijnen.’ Waarom zijn deze ideeën niet allang in het web gestopt? ‘Veel van deze ideeën werken alleen met goede afspraken tussen vele partijen, en dat gaat vaak langzaam. En de ideeën vragen ook medewerking van 14 | de ingenieur 4 | april 2018

het zeggen hebben, kan dat leiden tot machts­ misbruik. ‘Dit zou een autoritaire machtsgreep op het internet worden’, aldus Robert McDowell, commissaris bij de Amerikaanse Federal Com­ munications Commission, in het tijdschrift New Scientist. Niet voor niets hebben landen met auto­ ritaire leiders zoals Rusland, China en Saoedi-­ Arabië onlangs de VN ervan overtuigd om dit systeem met identificeerbare apparaten als stan­ daard te onderschrijven. Dat betekent niet dat het per se wordt toe­gepast, maar het laat wel zien dat er aan de stoelpoten van het vrije, losse inter­ net wordt gezaagd.


BETER INTERNET

Wegen de voordelen voor de leefbaarheid en aansprakelijkheid op het web op tegen de nadelen? Volgens de oprichters van het web niet. Berners-Lee ontwierp het web, dat de ongekende groei van internet mogelijk maakte, met een gedachte van openheid en gelijkheid. Een overheid, hoe goedbedoelend ook, die zich daarmee bemoeit zou tegen dat gedachtegoed in gaan.

Ondoorzichtig De grootste doorn in Berners-Lee’s oog zijn echter de megabedrijven die het op dit moment online in feite voor het zeggen hebben. Google, Facebook, Apple, Microsoft en Amazon, de grootste bedrijven op aarde, zitten niet toevallig allemaal in de ICT. Een belangrijk deel van hun geld verdienen ze online, bijvoorbeeld met advertenties of het verhuren van servers. Sinds een paar jaar hebben deze reuzenbedrijven eigenlijk geen con­ currentie meer. Eerder was dat anders: naast Facebook was er Hyves, en naast Google waren er Ilse en AltaVista. ‘De enorme groei van de huidige internetbedrijven kwam deels doordat hun producten beter werkten dan die van hun concurrenten. Het zoekalgoritme van Google won het van dat van anderen’, zegt Van Ossenbruggen. Daar­

door gingen meer mensen deze zoekmachine gebruiken. Google was vervolgens zo slim om alle data die die gebruikers produceren te gebruiken om het algoritme nóg beter te maken. ‘Tegenwoordig komt de kwaliteit van Google vooral door de kennis over klikgedrag. Als jij een zoekterm invult, kijkt Google naar het gedrag van mensen die deze term eerder intik­ ten. Dat vergelijkt de zoekmachine met het pro­ fiel dat hij van jou heeft en zo krijg je elke keer de beste resultaten.’ Dit is het netwerkeffect in actie: hoe meer gebrui­ kers je bedrijf heeft, hoe beter de service die je levert. Facebook is zo enorm omdat veel mensen op Facebook zitten. Daardoor komen er steeds meer mensen bij die contact willen houden met hun vrienden, familie en kennissen. En ook bij Facebook worden de algoritmes die je nieuws­ feed bouwen beter doordat ze zoveel kennis bevatten over wat jij en anderen leuk vinden. april 2018 | de ingenieur 4 | 15


BETER INTERNET

Dat geeft de grote techbedrijven een pseudo-­ monopolie waardoor ze in theorie kunnen doen wat ze willen. Als Google op een dag zou besluiten dat een protocol niet bevalt, heeft het bedrijf de macht om het te veranderen: als Google-sites het protocol afschaffen, zal de rest van het internet snel volgen. Zo gaat het in de praktijk vooralsnog niet. Van Ossenbruggen zat vroeger in een aantal commissies die de standaarden op het web goed­ keuren. ‘Dat gaat behoorlijk democratisch: de raad die zich over een nieuw protocol buigt, bestaat uit academici en vertegenwoordigers van bedrijven, en iedereen heeft in principe een stem. Als jij als eenzame onderzoeker met overtuigende argu­ menten komt voor een bepaald protocol, wil Microsoft of Google best nog weleens meebuigen.’ Helaas is dat niet altijd het geval, zoals was te zien bij de introductie van HTML5 door de werk­ groep WHATWG. ‘In de WHATWG werken de browser­bedrijven samen, en ‘hun’ HTML5 won het van het idee van W3C, dat met consensus van een veel bredere gemeenschap kwam.’ 16 | de ingenieur 4 | april 2018

Daarnaast leggen de techgiganten hun eigen trans-Atlantische glasve­ zelkabels aan. Steeds meer zijn de infrastructuren van Google of Face­ book een soort eigen internet aan het worden, dat zich beweegt buiten de rest van het web en waar de bedrijven het helemaal voor het zeg­ gen hebben.

Apparaten De groei van het internet hangt samen met alle verschillende dingen die je ermee kunt doen. Elke paar jaar blijkt er weer een techniek of vorm van mediaconsumptie groot te worden waarvoor het web zich uitstekend leent. De afgelopen jaren was dat streaming; dankzij You­ Tube en Netflix gebruiken we nu meer data dan ooit. En hoewel het web ooit was bedoeld om kleine bestandjes heen en weer te sturen tussen een paar mensen, blijkt het ook eenvoudig om terabytes aan data van een centraal datacentrum naar miljoenen House of Cards-­ kijkers te sturen. Althans, eenvoudig? ‘We moeten hard werken om de vraag ieder jaar bij te benen’, weet dr. Peter van de Ven (CWI), die netwerken beter laat functioneren met behulp van wiskunde. ‘Er zijn geen fundamentele ­problemen met de inrichting van onze netwerken. Maar je moet ze wel steeds efficiënter instellen om te laten doen wat we van ze vragen.’


BETER INTERNET

FAKE NEWS Fake news is in korte tijd een gevleugelde term geworden. Hij verwijst vooral naar allerlei aanstootgevende, onjuiste berichten die op social-media-feeds langskomen en vaak geproduceerd zijn met een niet-informatief doel. Soms zijn ze propaganda, soms zijn het expres sappig geschreven berichten die veel advertentie-inkomsten opleveren. Onbetrouwbaar nieuws op internet is niets nieuws; het probleem is dat via social media elk bericht even geloofwaardig lijkt en mensen van nature eerder berichten geloven waar ze het mee eens zijn. Een definitieve oplossing lijkt lastig. Aangezien het probleem zich afspeelt op social media, moeten de bedrijven die deze diensten runnen proberen te voorkomen dat hun gebruikers nepnieuws zien. Facebook-CEO Mark Zuckerberg kondigde een paar maanden geleden al wijzigingen aan met betrekking tot de tijdlijn van gebruikers: die zou minder nieuwsberichten en meer posts van vrienden gaan bevatten. Om Facebook weer gezellig te maken, maar ongetwijfeld ook om nepnieuws te weren. Of dat genoeg is, zal moeten blijken. Eerdere pogingen om nepnieuws te bestrijden, bijvoorbeeld door met een team van menselijke redacteuren populaire nieuwsberichten te factchecken, waren niet snel genoeg om het verspreiden van propaganda tegen te gaan.

Dat geldt niet alleen voor mobiele zendmasten en internetproviders, maar ook voor de wifi bij mensen thuis. Daar gaan steeds meer appa­ raten steeds meer data ontvangen en versturen, mede door de komst van het Internet of Things. Als straks de thermostaat, de stofzuiger, de koelkast enzovoort allemaal een verbinding willen met internet, wordt het druk.

’5G wordt niet alleen sneller dan 4G, maar ook betrouwbaarder’ Mensen zoals Van de Ven werken hard om die drukte in goede banen te leiden. Zo is hij nu bezig met een algoritme dat de tijd tussen verzoe­ ken aan het draadloze netwerk verkort. Op dit moment communiceren apparaten met een router door op willekeurige momenten een pak­ ketje data te sturen. Door de willekeur is de kans groot dat elk apparaat communiceert op een moment dat andere apparaten stil zijn. ‘Maar als je die timing beter kunt regelen, is het mogelijk om meer apparaten te laten communiceren of ze vaker te laten communiceren.’

Autonome auto’s Dat er nog verbeterruimte zit in de opzet van het internet lijkt mis­ schien vreemd. Na een paar decennia om de techniek te verfijnen, zou je denken dat alles inmiddels wel geregeld is. ‘Maar de manier waarop internet wordt gebruikt, verandert. Daardoor moet het netwerk ook telkens aan andere eisen voldoen’, zegt Van de Ven. En langzaam begint dat te schuren. Het internet van de toekomst moet namelijk

dingen kunnen die nu praktisch niet mogelijk zijn. Realtime streaming bijvoorbeeld, waarbij je een stream kijkt of luistert die zich aanpast aan je wensen of gedrag. ‘Live virtual reality is daar een voorbeeld van. En dat is niet mogelijk met de hui­ dige opzet van het internet’, vertelt prof.dr. Hans van den Berg, werkzaam bij TNO, het CWI en de Universiteit Twente. ‘En voor communicatie die heel korte latency (‘vertraging op de lijn’) vereist, is het huidige netwerk ook niet betrouwbaar genoeg. Denk aan autonome auto’s die met elkaar praten om veilig te rijden; daarvoor mag de ver­ binding nooit wegvallen of vertragen. Met de huidige netwerken is dat niet mogelijk.’ De oplossing voor die problemen is de volgende generatie mobiel internet: 5G. ‘Dat is meer dan een snellere versie van het huidige 4G. Het is een andere manier om een netwerk op te zetten, waarbij er veel meer toegangspunten zijn. Niet meer een paar zendmasten, maar bijvoorbeeld in elke straat of zelfs elke woning een toegangs­ punt. Ook zal één netwerk worden opgedeeld in een aantal virtuele netwerken die elk een aparte specifieke functie hebben.’ Daardoor zal het min­ der druk worden bij elk punt en worden verbin­ dingen dus sneller en betrouwbaarder. ‘Het lost ook meteen de mogelijke problemen op met het Internet of Things: meer toegangspunten bete­ kent minder apparaten per toegangspunt. De komende jaren zal 5G dé innovatie op het gebied van internetgebruik zijn.’ Het stelt ons als gebrui­ kers in staat om allerlei dingen te doen die nu nog onmogelijk of onpraktisch zijn.

Adressentekort Toch lost de komst van 5G niet alle problemen op. Er is namelijk een bottleneck in de structuur van het internet die fundamentele innovatie belem­ mert. Dat ziet Ruben van den Brink MSc, afde­ lingshoofd van de netwerkafdeling van SURFnet, het instituut dat het computernetwerk voor onderzoeksinstellingen regelt. ‘Door een paar oude keuzes, in combinatie met het succes van het IP-protocol, ontstaan er nu problemen, bij­ voorbeeld het tekort aan IPv4-­adressen.’ In tegen­ stelling tot andere onderdelen van het internet is er namelijk geen manier om de IP-laag te omzei­ len of te vervangen door een ander systeem. En doordat er tegenwoordig zoveel apparaten met internettoegang zijn, raakt het aantal IPv4-adres­ sen op. Een paar jaar geleden werd daarom door een commissie besloten om een nieuwe versie van april 2018 | de ingenieur 4 | 17


BETER INTERNET

het internetprotocol in te voeren. Dit IPv6 was veel ruimer opgezet en zou meer dan genoeg ruimte geven aan alle nieuwe apparaten. Door­ dat een IPv6-adres uit 128 bits bestaat zijn er 3,4 maal 1038 adressen beschikbaar, tegen 4 maal 109 IPv4-adressen. Maar het invoeren van nieuwe IP-adressen blijkt nog niet zo eenvou­ dig. Zoals veel bedrijven ook maar langzaam overstapten van het decenniaoude Windows XP naar een nieuwere versie van het bestu­ ringssysteem, zo willen bedrijven ook niet te snel hun websites of ser­ vers overzetten naar IPv6. ‘Dat komt onder andere doordat je servers dan moeilijker kunnen communiceren met IPv4. En doordat men niet overstapt, zijn er nog een heleboel IPv4-gebruikers, waardoor er nóg minder reden is om over te stappen. Mede daarom denken sommige experts dat IPv6 toch niet de broodnodige update gaat worden; je kunt IPv6 immers niet met een big bang invoeren.’

Opnieuw beginnen Als gevolg van deze IP-crisis gebeurt er nu iets vreemds: IPv4-adressen worden veel geld waard. ‘Ze veranderen soms voor wel 15 euro per adres van eigenaar. Zeker als er ergens een grote reeks opeenvolgende adressen wordt verkocht, levert dat miljoenen op’, weet Van den Brink. ‘Terwijl we in de begindagen van het web de IP-adressen gratis weggaven.’

‘Het is belangrijk dat mensen de zwakheden van algoritmes kennen, dat is nu niet het geval’ Het probleem met de IP-adressen los je alleen op met radicale verande­ ringen. Al sinds het begin van deze eeuw gaan er stemmen op om hele­ maal opnieuw te beginnen met het internet. Een systeem bouwen dat alle voordelen heeft van het huidige systeem, zonder alle nadelen. Nog steeds kijken onderzoeksgroepen of dat mogelijk is. Technisch gezien is dat het geval. Zo is er RINA, de Recursive Internetwork Architecture. Daarmee worden pakketjes lokaal vooraf slim gebundeld, en kan iedere netwerkbeheerder zijn of haar eigen netwerk uitbreiden als dat nodig is. Daarmee is er geen globaal probleem meer, zoals dat nu bij de IP-­ adressen het geval is. ‘De critici zeggen echter dat het nooit lukt om zoiets in één keer door te voeren’, zegt Van den Brink. ‘En als je ziet dat het invoeren van iets veel simpelers als IPv6 al moeilijk is, dan snap ik die kritiek wel.’ Maar op dit punt zou de nieuwe hegemonie van een paar grote bedrijven op het internet juist uitkomst kunnen bieden. ‘Als Google echt genoeg heeft van de huidige beperkingen en besluit om iets als RINA in te voeren op zijn eigen systemen, dan zou dat best kunnen werken. In zekere zin is een reset van de netwerkarchitectuur nu waarschijnlijker dan een paar jaar terug.’ 18 | de ingenieur 4 | april 2018

Eind maart werden we weer eens met de neus op de feiten gedrukt rond een van de grotere proble­ men waar internet mee kampt: data. Cambridge Analytica, een bedrijf dat met data-analyse pro­ fielen maakt van gebruikers, kwam in opspraak toen duidelijk werd dat Facebook het bedrijf 50 miljoen profielen van vooral Amerikaanse burgers had gegeven. Cambridge analyseerde de profielen en wist vervolgens precies hoe de men­ sen achter deze profielen konden worden over­ tuigd om voor Donald Trump te stemmen. The Guardian onthulde dit op basis van informatie van een ex-medewerker van het bedrijf. Het laat zien hoe het internet in korte tijd is ver­ anderd. Data is door het massale gebruik van onschatbare waarde geworden. Zoals Google de beste zoekmachine blijft doordat het bedrijf erachter zoveel kennis heeft over wie waarop klikt, zo heeft Facebook informatie over tien­ tallen verschillende voorkeuren van gebruikers. En die informatie wordt niet alleen gebruikt voor advertenties, maar ook – zo bleek – door­ verkocht aan derden die er massaal mensen mee kunnen beïnvloeden. Met genoeg kennis van een persoon kan een getraind iemand eenvou­ dig bepalen wat voor die persoon de meest effec­ tieve pressiepunten, onderwerpen of aanspreek­ manieren zijn. Datamisbruik is dus een groot probleem. De Europese Unie probeert daar iets aan te doen met de nieuwe General Data Protection Regulation. Onder die regels moet elke consument expliciet toestemming geven aan een bedrijf om persoon­ lijke data te gebruiken. Een consument kan die data ook altijd opvragen, inclusief informatie over het gebruik van de data. In het geheim infor­ matie uitlenen aan een derde partij, zoals Face­ book deed bij Cambridge Analytica, is dan in ­theorie niet meer mogelijk. Het zijn regels die ook door Berners-Lee werden geopperd toen het nieuws uitkwam: ‘Als ik een bedrijf het recht geef om mijn data voor één doel te gebruiken, mogen ze het alleen voor dat doel gebruiken’, zei hij op Twitter.

Essentiële kennis Maar er zitten twee kanten aan het uitbuiten van data. Want gegevens zijn alleen nuttig als er algo­ ritmes zijn die worden gevoed met die gegevens. Zoals het zoekalgoritme van Google klikgedrag gebruikt, zo laat Facebook via algoritmes de tijd­ lijnen vollopen met informatie die de gebruiker


BETER INTERNET

volgens de berekeningen het interessantst vindt. ‘Het probleem is dat de werking van die algorit­ mes ondoorzichtig is. Het zijn black boxes’, vertelt Van Ossenbruggen van het CWI. ‘Normaal zou dat geen probleem zijn. Als een programma per­ fect werkt, hoef je niet te weten hoe het precies in elkaar steekt. Maar de algoritmes van nu zijn niet perfect en dus is het belangrijk dat iedereen de zwakheden kent van de algoritmes. Dat is niet het geval.’

Constante strijd Dat algoritmes niet perfect zijn, komt niet door­ dat programmeurs nu slordiger te werk gaan dan vroeger. Maar zoals het oorspronkelijke internet niet meer helemaal voldoet voor de hogere eisen aan bandbreedte voor streaming in de moderne tijd, zo zijn ook algoritmes in de loop der tijd ver­anderd. ‘We gebruiken nu com­ puters om subjectieve zaken te evalueren. Dat kunnen ze aantoonbaar beter dan mensen. Kijk bijvoorbeeld naar de radiologie, waar com­ puters beter kanker herkennen dan artsen met jaren ervaring. Maar de schaduwzijde, de onge­ wenste gevolgen van imperfecte algoritmes zien

we steeds vaker. Vooroordelen, verkeerd advies of onterechte oorde­ len komen voor’, zegt Van Ossenbruggen. Die schaduwzijde voorkomen vraagt een niveau van openheid dat de grote techbedrijven niet snel zullen geven. ‘Het zal een constante wor­ steling worden tussen goede controle van algoritmes en datagebruik enerzijds en de belangen van bedrijven anderzijds’, aldus Van Ossen­ bruggen. Zelf pleit hij ervoor dat meer verschillende mensen leren hoe kunstmatig intelligente algoritmes zoals die van Google of Facebook ongeveer werken. ‘Ook als je geen programmeur bent, is dat tegen­ woordig nuttige, soms zelfs essentiële kennis.’ Meer kennis van zaken voor niet-programmeurs zou de ondoorzichtig­ heid van het internet kunnen opklaren. Maar het vereist een boel werk om zover te komen. En dat geldt ook voor veel andere problemen: door een onveranderd fundament is er een constante strijd om het internet te laten voldoen aan de eisen van de moderne tijd. Maar iets dat zo groot is geworden en waar zoveel van af hangt, kun je niet zomaar van de grond af veranderen. Gelukkig blijkt dat voor sommige dingen niet nodig; 5G zal het internet sneller maken zonder dat er grote veranderingen in protocollen nodig zijn. Maar naarmate we meer vragen van het internet, ontstaan er ook meer problemen met dataverzameling, almachtige algoritmes en cybercrime. Het wordt een flinke klus voor de programmeurs, cyberbeveiligers en informatici om die toekomstproblemen het hoofd te bieden. | april 2018 | de ingenieur 4 | 19


STATAFEL

O

MÖRING

mdat het lente werd, verplaatste ik mijn werkkamer naar een verdieping hoger. Daar had ik in de koude periode niet kunnen werken, omdat het er niet warm wilde worden. De verhuurder denkt dat het aan mijn tere gestel ligt dat ik het daar koud vind, maar volgens mij moet een slaapkamer overdag de 17 °C kunnen bereiken. Dat lukte zelfs met de gordijnen dicht niet en daardoor werkte ik de afgelopen winter in de woonkamer. Dat was helemaal niet onprettig. Ik heb eigenlijk genoeg aan één ruimte, want diep van binnen ben ik een holbewoner. Een grote verhuizing was het niet: computer met toebehoren, stoel, wat losse spullen en natuurlijk de statafel die ik bij IKEA kocht om de rugpijn te bestrijden die veel schrijvers kwelt. De uitdaging was hoe je een zware, gemotoriseerde tafel in je eentje een trap omhoog krijgt. Mijn plan was om hem met het blad op de trap te leggen en daarna als een slee naar boven te duwen. Het was een goed idee, maar het ding was zo zwaar en door de hellingshoek van de trap had ik zo weinig grip dat ik dat plan moest opgeven. Ik ben, qua binnenshuis verhuizen, erfelijk belast. Mijn moeder deed het vaak en, als je het mij vraagt, dwangmatig. Iedereen in het gezin werd er ongelukkig van, behalve ik. Waarmee dat erfelijke is verklaard. Onduidelijk blijft waarom sommige mensen voortdurend met hun meubels slepen en anderen al ongelukkig worden bij het idee dat er een stoel wordt verplaatst. Daar zou iemand eens onderzoek naar moeten doen. In mijn berging vond ik een flink stuk pinkdik touw waarmee ik naar de gestrande werktafel toog. Touw aan de hoogste poot gebonden, over de tafel naar boven geklommen en trekken. Ik weet niet hoe zwaar die tafel is, maar dat omhoogtrekken viel ook vies tegen.

Marcel Möring is schrijver, bekend van romans als In Babylon (1997), Dis (2006), Louteringsberg (2011) en Eden (2017).

20 | de ingenieur 4 | april 2018

Schrijven is een beroep waarvoor je weinig nodig hebt. Een pen, papier en als het even kan een ondergrond die vlak en hard is. Ik heb op strijkplanken geschreven, op de onderkant van koffertjes, in notitieboekjes die op mijn knie balanceerden, op klaptafeltjes in vliegtuigen en treinen, en zelfs wel eens op een muur. Maar, zoals met alles, nemen ook in het leven van de schrijver de parafernalia exponentieel toe naarmate hij langer bezig is. Het papier maakt plaats voor een computer, waar eens een eenvoudig krukje voldeed staat nu een Finse

stoel, de simpele schaarlampen van de hobbymarkt zijn schamperlachend bij het oud vuil gezet en vervangen door designlampen die net zoveel en net zo goed licht geven, maar op de een of andere manier de overgang bezegelen van de zwoegende beginner naar de gearriveerde professional. Ik kreeg de tafel uiteindelijk boven door hem telkens een stukje omhoog te trekken en hem dan met het touw te zekeren aan een leuninghouder. Zo ging het tree voor tree. Eenmaal boven kon ik bezweet, maar tevreden alles op zijn plek zetten. Die week kwam mijn dochter logeren. Dat was gezellig, maar toen ik ’s ochtends aan het werk wilde, besefte ik dat ik niet bij mijn computer kon. De werkkamer is ook logeerkamer en dochters van

Hoe krijg je een zware, ­gemotoriseerde tafel in je eentje een trap omhoog – dat was de uitdaging

21 staan laat op. Heel laat. Ze leiden veel interessantere levens dan hun vaders en komen in de bosrijke en stille omgeving waar die vaders leven zo volkomen tot rust dat ze pas na het middaguur uit coma geraken. Blijkbaar was die werkkamer op de eerste verdieping toch geen goed idee, want ik heb wel vaker logés. Moest alles dan weer naar beneden? Ik zag ertegen op, maar legde mij bij het onvermijdelijke neer. En zo, daags nadat ik mijn dochter weer op de trein had gezet, herhaalde het proces zich in omgekeerde richting. Toen alles beneden stond, kon ik niet meer lopen. Ik was, voor de derde keer in een maand, door mijn rug gegaan. Ja, een schrijverskwaal, maar het helpt niet om twee keer per week inrichtingen te versjouwen. In de film Darkest Hour zag ik Churchill vanuit zijn bed brieven dicteren aan een typiste die aan een tafeltje in zijn slaapkamer zat. Misschien moet ik daar eens over denken.


illustratie Galvani Bioelectronics

Impressie van een apparaatje dat een bundel zenuwen omhult. Door af en toe een reeks elektrische pulsen op de zenuwen te zetten, nemen de symptomen van de ziekte reumatoïde artritis af.

MAAKT BIO-ELEKTRONICA MEDICIJNEN OVERBODIG?

Shocktherapie 2.0 Het lijkt bijna te mooi om waar te zijn: bepaalde reumapatiënten hebben minder last van ontstekingen in hun gewrichten als er onschuldige stroompulsjes worden losgelaten op de zenuwbundel in hun hals. En ook voor patiënten met andere ziektes gloort er hoop. tekst ir. Jim Heirbaut

N

et zoals op de zeebodem een dikke kabel ligt met duizen­ den afzonderlijke glasvezels erin, zo loopt door het men­ selijk lichaam een soort superzenuw. Het is de nervus vagus, een bundel met zo’n honderdduizend afzonderlijke zenuwtakken die begint in de hersen­ stam, in de nek achter de slagader loopt en verder omlaag vertakt naar verschillende weefsels en organen. Het wordt steeds duidelijker dat die superzenuw is te gebruiken om zieke mensen te behandelen. De doorbraak kwam twee jaar geleden. Toen toon­ den onderzoekers aan dat elektrische stimulatie van de nervus vagus bij

patiënten met reumatoïde artritis de symptomen van de ziekte kan laten afnemen. Bij de onderzochte vorm van reuma, waar circa 1 % van de Neder­ landers aan lijdt, keert het afweer­ systeem zich tegen het eigen lichaam, waardoor gewrichtsontstekingen ont­ staan.

Trillende stem ‘Bij twaalf van de zeventien proef­ personen nam de ontsteking van hun gewrichten af’, licht onderzoeks­leider en reumatoloog prof. dr. Paul-­Peter Tak toe. Bij twee proefpersonen lijkt de ziekte zelfs helemaal niet meer actief. Dankzij de elektrostimulatie kon ook

de hoeveelheid medicijnen worden teruggeschroefd. En dat is prettig voor de patiënten, want deze medicijnen hebben behoorlijke bijwerkingen. Om de nervus vagus te kunnen prik­ kelen, wordt eerst met een eenvoudige operatie een klein apparaatje inge­ bracht, dat een pulsgenerator, wat ondersteunende elektronica en een batterijtje bevat. Dat kastje staat met een dunne draad in verbinding met een elektrodenarray die de nervus vagus omhult (zie de illustratie op pagina 22). De patiënt schakelt het apparaatje een tot vier keer per dag in met behulp van een magneet die hij of zij er vlak bij houdt. Een minuut lang stimuleert het april 2018 | de ingenieur 4 | 21


illustratie Clint Ford

Schematische weergave van de locatie van de nervus vagus en de elektrodenarray die onderzoekers erop aanbrachten bij de proefpersonen met reumatoïde artritis. Een tot vier keer per dag zet een apparaatje een minuut lang lichte elektrische pulsjes op de zenuwbundel. Bij de meeste patiënten leidt dat tot een afname in de gewrichtsontstekingen.

apparaatje de superzenuw met elektrische pulsjes met een stroom­ sterkte van ongeveer 1 mA. De enige merkbare bijwerking is dat som­ mige patiënten tijdens de stimulatie een trillende stem hebben. Maar hoe kan een subtiele elektrisch prikkeling van dit zenuwpak­ ket het immuunsysteem van het lichaam afremmen? ‘Het lijkt erop dat we met die elektrostimulatie invloed hebben op de milt’, zegt Tak, ten tijde van het doorbraakonderzoek werkzaam bij het Academisch Medisch Centrum (AMC) in Amsterdan en nu Senior Vice President bij farmaceut GlaxoSmithKline. De milt is een orgaan dat een rol speelt in het afweersysteem van het lichaam. ‘Alles wijst erop dat neurostimula­ tie van de nervus vagus via de milt er uiteindelijk voor zorgt dat speci­ fieke afweercellen die overal in het lichaam komen, de zogeheten

‘Werkelijk alle systemen in het lichaam communiceren met elkaar’ macrofagen, minder eiwitten gaan produceren die in de gewrichten ontsteking veroorzaken.’ Dat het zenuwstelsel invloed heeft op het afweersysteem via elek­ trische stroompjes naar cellen en eiwitten is een relatief nieuw inzicht. Lange tijd bekeek de westerse medische wetenschap de verschillende deelsystemen van het lichaam los van elkaar. ‘Maar we komen er de laatste jaren steeds meer achter dat werkelijk alle systemen in het lichaam met elkaar communiceren’, aldus Tak. Maar hoe weet je zo zeker dat de verbeteringen bij de proefperso­ nen zijn te danken aan het elektrisch stimuleren van de nervus vagus? Kan er niet ook een placebo-effect hebben gespeeld? ‘Dat is een goed punt, maar dat kunnen we uitsluiten. Ten eerste gebruiken we het­ zelfde apparaatje al jaren om epilepsie te behandelen. Daarbij keken 22 | de ingenieur 4 | april 2018

we naar het effect van het stimuleren van de ­nervus vagus op de productie van stoffen die ont­ steking bevorderen, terwijl de patiënten onder narcose waren. Er trad precies hetzelfde effect op, terwijl er vanwege die narcose geen placebo­effect kon optreden. Ten tweede hebben we laten zien dat de ziekteactiviteit terugkeert als je de neurostimulator uitzet. Als je daarna opnieuw stimuleert, gaat het weer beter met de patiënt. Ten slotte komen de effecten in patiënten volledig overeen met wat we eerder in het lab hadden gezien’, zegt Tak. Elektrostimulatie is echter geen wondermid­ del dat alle patiënten die lijden aan reumatoïde artritis kan helpen. ‘We zien ook patiënten bij wie de behandeling niet aanslaat. Maar dat geldt voor elke vorm van therapie. Dus we moeten gaan werken aan het personaliseren van de behandeling: kunnen we voorspellen bij wie deze benadering het beste werkt?’

Gezonder leven Volgens Tak heeft elektrostimulatie van de ner­ vus vagus mogelijk het sterkste effect bij patiën­ ten met een minder actieve nervus vagus. Dit is precies de groep die een grotere kans heeft om reumatoïde artritis te ontwikkelen. Wetenschap­ pers vermoeden dan ook dat een superzenuw die minder goed werkt, kan bijdragen aan de ontwik­ keling van pijn en zwelling in de gewrichten. Ook stress en algehele fitheid kunnen invloed hebben op het functioneren van de nervus vagus. In zijn tijd als behandelend reumatoloog kreeg


Tak van patiënten bij wie net reumatoïde artritis was vastgesteld nog weleens de vraag: ‘Dokter, ik was altijd kerngezond en nu heb ik deze ziekte. Wat heb ik verkeerd gedaan?’ Daar wordt lang­ zaam steeds meer over bekend. De nervus vagus, een van de snelwegen van het autonome zenuw­ stelsel, is ook verantwoordelijk voor de beheer­ sing van de hartslag in rust. En hoe krijg je die omlaag? Wellicht door meer te sporten en gezon­ der te leven. ‘Waarschijnlijk kun je bij mensen met een verhoogd risico op reumatoïde artritis de activiteit van de zenuwbundel verhogen door elektrostimulatie en een aanpassing van de levensstijl, hoewel we dit nog moeten bewijzen in toekomstige studies’, zegt Tak.

Pacemaker Dit betekent dat deze benadering op termijn niet alleen therapeutisch, maar ook preventief is te gebruiken. ‘Er komt steeds meer bewijs dat auto-immuunziektes, zoals reumatoïde artritis, zich deels ontwikkelen door een verstoorde wer­ king van het autonome zenuwstelsel. Stroomstoo tjes op het zenuwstelsel zouden mogelijk kunnen corrigeren waar het lichaam tekortschiet’, zegt Tak. In die zin doet de techniek denken aan de pacemaker, die het hart helpt het juiste ritme te bewaren. Elektrostimulatie is tot nu toe dus een succes­ verhaal. Toch staan er nog genoeg onderzoeksvra­ gen open. Wat is de optimale manier van ­stimuleren? Hoe vaak moet je het stroompje aan­ bieden en op welke plek? En aan wie geef je deze therapie? Aan patiënten die een vergevorderd sta­ dium van reumatoïde artritis hebben of juist aan patiënten in het beginstadium? ‘Maar de grootste uitdaging op dit moment is zonder twijfel: kunnen we de zenuwbanen naar de milt gericht stimule­ ren zonder de vele omliggende banen mee te sti­ muleren?’, zegt prof.dr. Wouter Serdijn, hoogleraar bio-elektronica aan de TU Delft. Op dit moment wordt er nog een stroompje gezet op een dikke kabel zenuwen met vertak­ kingen overal in het lichaam. ‘Dat is schieten met een schot hagel op een mug. Je zou dat eigenlijk veel dichter bij de organen moeten doen’, zegt Serdijn. Als je alle zenuwen tegelijk prikkelt, zou dat ongewenste bijwerkingen in andere organen kunnen opleveren. Vooralsnog lijkt dat echter mee te vallen. ‘We zien tot nu toe geen ernstige neveneffecten in andere organen’, zegt Tak. Dat is een voordeel ten opzichte van medicijnen, die juist wel regelmatig nare bijwerkingen hebben.

De stoffen in het medicijn komen namelijk via de bloedbaan overal in het lichaam terecht; ook waar ze niets te zoeken hebben. Uiteraard willen de onderzoekers verder weten of andere ziektes ook zijn te behandelen door de nervus vagus te prikkelen. Er lopen nu twee studies – waarvan een bij het AMC – naar de inzet van elektroni­ sche stimulatie bij de ziekte van Crohn, een aandoening waarbij de darmen chronisch zijn ontstoken. Ook hier lijkt het stimuleren van de nervus vagus te werken. Voor andere ontstekingsziektes en voor depressie, astma en diabetes zien onderzoekers ook mogelijkheden.

Geen Kodak Worden de farmaceutische bedrijven inmiddels niet nerveus? Als dit soort toepassingen van bio-elektronica hun grote belofte gaan inlos­ sen, kon dat wel eens een zware klap zijn voor bedrijven die traditio­ nele medicijnen maken. ‘Bij GlaxoSmithKline hebben we ons afge­ vraagd wat onze missie moet zijn’, zegt Tak. ‘Wil je een chemische industrie zijn of wil je het leven van patiënten verbeteren? Wij kiezen voor dat laatste en vinden het niet zo relevant hóe we de patiënt hel­ pen. We willen als farmaceut ook niet belanden in een situatie waarin we overbodig worden. Denk aan Kodak, dat halsstarrig films voor ana­ loge camera’s bleef maken toen de digitale camera opkwam.’

‘Wij willen het leven van patiënten verbeteren en vinden het niet zo relevant hóe we dat doen’ GlaxoSmithKline brengt deze overtuiging ook in de praktijk; het bedrijf heeft aanzienlijke investeringen gedaan in bio-elektronische behandelingen. Zo stak het geld in SetPoint Medical, het bedrijfje dat werd opgericht door een van de pioniers van het vakgebied, Kevin Tracey. En samen met Verily Life Sciences, de medische tak van Alpha­ bet (voorheen Google) richtte GlaxoSmithKline eind 2016 het bedrijf Galvani Bioelectronics op. Hiervoor heeft GlaxoSmithKline 750 mil­ joen euro opzijgezet. ‘Dit laat zien dat wij deze nieuwe manier van behandelen heel seri­ eus nemen’, zegt Tak, die ook lid is van de Raad van Toezicht van Gal­ vani Bioelectronics. ‘Deze behandeling heeft de potentie om te worden ingezet bij veel verschillende ziektes; het zou een paradigmaverschui­ ving kunnen zijn. Ik verwacht dat binnen tien jaar grote groepen ­patiënten zijn te helpen met dit soort therapieën.’ Hoogleraar Serdijn deelt het optimisme van Tak. ‘Bio-elektronische medicijnen bieden uitzicht op het behandelen van zenuw- en spier­ aandoeningen die zich heel lokaal manifesteren, iets wat traditionele medicijnen niet kunnen. Daarnaast kunnen bio-elektronische medicij­ nen zich aanpassen aan de veranderende therapeutische behoeften van de patiënt én kan het inregelen automatisch gebeuren, door het implantaat zelf. Het is wonderbaarlijk en fascinerend hoe elektrisch ons lichaam eigenlijk is.’ | april 2018 | de ingenieur 4 | 23


Een prototype van de e.GO Life, een goedkope elektrische vierzitter met een bereik van ruim 100 km.

DUITSE ELEKTRISCHE AUTO VOOR 15 900 EURO

Billige bolide Elektrisch en betaalbaar: dat moeten de auto’s worden die de Duitse hoogleraar en ondernemer Günther Schuh met zijn start-up e.GO Mobile produceert. Dat gaat hem lukken omdat hij alles anders doet dan conven­ tionele autobouwers: op alle niveaus is het digitalisering wat de klok slaat.

foto’s e.GO Mobile AG

Komende zomer rollen de eerste auto’s uit de fabriek. tekst dr. Judith Stalpers

G

oedkoop, gemakkelijk in het gebruik en met minder scha­ delijke uitstoot. Met die uit­ gangspunten ging de Duitser dr.-ing. Günther Schuh aan de slag. Schuh is hoogleraar productiesystema­ tiek aan de Rheinisch-­Westfälische Technische Hochschule (RWTH) in Aken en maakte naam als initiator van de StreetScooter, de elektrische bestel­ auto van de Deutsche Post. Nu staat hij met drie prototypen in de startblokken voor serieproductie van de e.GO. Te beginnen met de goedkope vierzits­ stadsauto e.GO Life met een bereik van ruim 100 km. Daarna volgen het elek­ 24 | de ingenieur 4 | april 2018

trische busje e.GO Mover en de mid­ denklasser e.GO Booster. Van beide gaat de productie in 2019 van start. Die grotere e.GO-versies krijgen optioneel een hulpmotor voor verder bereik.

Racewagens Het meest opmerkelijke aan zijn elek­ trische autoavontuur is de lage prijs. De e.GO Life zal te koop zijn vanaf 15 900 euro. Je kunt bijbetalen voor een tablet met digitale assistent­-functies en voor een krachtigere versie. ‘Daarmee win je bij het stoplicht de acceleratie­race met welke ­Porsche dan ook’, zegt Schuh in zijn kantoor in Aken.

De gunstige prijs van de e.GO is moge­ lijk doordat Schuh de ontwikkelkosten naar eigen zeggen met een factor vijf­ tien heeft weten te reduceren. Iteratief verbeteren is de eerste ‘truc’ die hij daarvoor gebruikte: leg beperkte doe­ len vast, zet die om in een eerste proto­ type en breng vervolgens op basis van het gebruik verbeteringen aan. ‘Zoals ook softwareontwikkeling plaats­ vindt. Je moet niet direct alles op voor­ hand perfect willen doen.’ Ten tweede bespaart de hoogleraar-­ ondernemer kosten door kapitaal­ intensieve machines buiten het pro­ ductieproces te houden. Dat kan onder


meer door gebruik te maken van een aluminium spaceframechassis als dragende en beschermende constructie. Daarmee grijpt de e.GO terug op een methode die vroeger gebruikelijk was, maar nu alleen nog wordt ingezet bij individueel gemaakte auto’s zoals racewagens. Door dat principe in te zetten, zijn dure persmachines overbodig. Voor de machi­ nes op de productielijn van de e.GO Life had Schuh aan 20 miljoen euro genoeg, tegenover 120 tot 150 miljoen bij de conventionele aanpak.

Smart data De derde factor die leidt tot kostenreductie is wat Schuh de tolerancing noemt. Dankzij moderne precisielasertechnologie voor het snijden en lassen is een nauwkeurigheid tot op de millimeter mogelijk. Tijd­rovende correcties tijdens de bouw van de chassisstructuur worden zo verme­ den. De ruwbouw is, samengevat, eenvoudiger en minder kapitaal­ intensief. ‘De meerkosten van aluminium ten opzichte van staal haal ik er zo dik uit.’

Verder is voor een buitenhuid van thermoplas­ ten gekozen. ‘Dat is niets nieuws. Hadden de Tra­ bants uit de DDR-tijd al.’ Het materiaal is licht van gewicht, gemakkelijk te monteren en glanst net zo mooi als vier lak­lagen. Er zijn dus geen dure lakstraten nodig. Zo zijn de meeste andere onder­ delen, variërend van de achterdeur tot en met de koplampen, op vergelijkbare wijze gekozen: het moet functioneren en kant-en-klaar uit voorraad zijn in te kopen. Ook dat scheelt een hoop ont­ wikkelingskosten. Schuh zou dit alles nooit kunnen bereiken zonder de innige samenwerking tussen e.GO en technologiepartners. Zo is Bosch partner voor de motor- en batterijtechnologie, Parat en Rehau voor de thermoplastexpertise en Trumpf voor april 2018 | de ingenieur 4 | 25


3D-modellering van het ontwerp van de e.GO Life.

‘EEN AUTO IS OOK MAAR EEN MENS’ Toen hoogleraar en ondernemer Günther Schuh eenmaal wist hoe zijn eerste e.GO-­ model technisch in elkaar moest zitten, haalde hij de Italiaanse autodesigner Paolo Spada erbij. Schuh wilde namelijk een vriendelijk ogende auto en dat is de Life met zijn glooiende vormen en ronde koplampen ­zeker geworden. Vooral ’s avonds, wanneer het middenstreepje van de zachte led-­ verlichting er een soort lachend gezicht van maakt. ‘Een auto is ook maar een mens’, ­aldus Schuh, die in de emotionele waarde van autobezit gelooft. De standaarduitvoering van de e.GO Life heeft een eenvoudige en gebruiksvriendelijke inrichting. Functies en bediening sluiten nauw aan bij huidige auto’s. ‘Senioren en deelautogebruikers vormen onze hoofddoelgroepen. Die moeten makkelijk kunnen instappen en meteen kunnen wegrijden.’ Dus is er bijvoorbeeld nog een normale trekhandrem in plaats van een knop. Verder zijn zittingen en dakhoogte bijna zo hoog als van een SUV. ‘Ouderen kunnen zo gemakkelijker in- en uitstappen. En mensen die net als ik 2 m lang zijn, passen er ook in. Het is dus echt een auto voor iedereen.’

26 | de ingenieur 4 | april 2018

het lasersnijden. De bedrijven testen nu op locatie hun nieuwste machines en producten in het ‘Schuhiaanse’ iteratieve proces.

Industrie 4.0 Bij die partnerschappen benut Schuh zijn diepe wortels in de automo­ bielindustrie. ‘De ingenieurs bij de grote producenten waren of studie­ genoten van mij, of student bij mij. Dat is natuurlijk het grote voordeel wanneer je op mijn leeftijd een start-up opzet’, zegt de 59-jarige werk­ tuigbouwkundige. Eigenlijk, zo kun je zeggen, is de e.GO een groots onderzoekproject binnen de RWTH, met studenten die er gratis projec­ ten uitvoeren en derde-geldstroom-bedrijven die knowhow leveren.

Ontwerp en productiesysteem veranderen automatisch mee bij elke aanpassing Belangrijke technologiepartners zijn daarnaast de softwareontwikke­ laars die de digitalisering rond de e.GO werkelijkheid maken. Ze zitten direct op de campus van de universiteit in het zogenoemde European 4.0 Transformation Center. Het doel is processen rond ontwikkeling, pro­ ductie en gebruik anders te organiseren zodat ze beheersbaar zijn en optimale resultaten geven. Op dat terrein is Schuh specialist en wereld­ wijd een veelgevraagde expert. Het doet hem duidelijk plezier om te ­vertellen over de achtergronden van de methode die in Duitsland als Industrie 4.0 te boek staat. De e.GO-ontwikkeling en -productie draait om een set smart data die functioneert als een soort spin in het web. Verandert er iets aan


HOOG TEMPO Auto’s moeten kleine batterijen hebben, vindt Günther Schuh, oprichter en CEO van e.GO, want batterijen zijn zwaar en blijven minstens nog tien jaar duur. ‘Tesla is ­onzin’, zegt hij dan ook stellig. Om de reikwijdte van zijn e.GO-auto’s te vergroten, kiest Schuh voor een range ­extender: een hulpmotor die tijdens het rijden de batterij oplaadt. De keuze is gevallen op een relatief kleine ­twee­cilinderbenzinemotor van het type ‘noodstroom­ aggregaat’ met een vermogen van 30 kW en een verbruik van 2,5 l per 100 km. Schuh wil zijn range

­extender ook aan derden verkopen, ‘want met die kwaliteit vind je er geen. De branche heeft iets totaal over het hoofd gezien’. Het hoge tempo dat Schuh met zijn bedrijf aan de dag legt, is mede ingegeven door de concurrentie. Zo heeft het Chinese Geely, onder andere eigenaar van Volvo, in Londen de eerste taxi’s rijden met een vergelijkbaar hulpmotorhybridesysteem. Ook Nederlandse taxibedrijven ­behoren tot de klanten. Als het even kan wil Schuh met ­e.GO die grote a­ utofabrikant te snel af zijn.

De eerste schetsen voor de e.GO Life.

het ontwerp, is er een extra onderdeel nodig of wenst de klant een bepaalde kleur: dankzij die smart data kan de software steeds opnieuw alle data genereren die nodig zijn voor het ontwerp of de productie. ‘Het bijzondere is dat bij aanpassingen ontwerp en productiesysteem automatisch meeveranderen.’ Het is de Industrie 4.0-aanpak bij uitstek: de volledige digitalisering van het ontwikkelings- en productieproces waarbij mensen, gereedschappen en producten steeds informatie uit­ wisselen.

Demonstratiefabriek In Aken gaat het om een proces-in-wording dat Schuh’s team met vallen en opstaan ontwikkelt. Voor de e.GO-auto onderscheidt hij drie cycli die continu onder de loep worden genomen. Ten eerste is er de gebruikerscyclus, met bijvoorbeeld slijtage, terugkerende ­vergissingen en mechanisch gedrag. Deze cyclus wordt nu gesimuleerd omdat de auto nog niet in gebruik is. Dan is er de pro­

ductontwikkelingscyclus waar men nu al be­­ hoorlijk ver mee is. Tot slot is er de productie­ cyclus. Die kent nog een aantal problemen, laat Schuh weten. ‘Onze systemische benadering is nieuw en dat geldt ook voor de software die we gebruiken.’ Zowel e.GO als zijn technologiepartners profi­ teren van elkaar tijdens het ontwikkelingsproces. Als tegenprestatie brengen die softwarehuizen, machinebouwers en toeleveranciers hun poten­ tiële klanten naar de prototypefabriek waar ze hun knowhow kunnen showen. De e.GO-fabriek die nu op een oud Philipsterrein buiten Aken in aanbouw is, zal zo een demonstratiefabriek voor Industrie 4.0 zijn. Met een betaalbare elektrische auto als lokkend resultaat. | april 2018 | de ingenieur 4 | 27


MEGAGROTE ONDERWERPEN IN KAART BRENGEN

‘Als je tekent, overzie je dingen beter’ Haar studie architectuur leerde haar dat ze alles kan begrijpen. Nu is Carlijn Kingma artist in residence bij Atelier Van Lieshout in Rotterdam. Kunstenaar voelt ze zich niet, maar ook ingenieur dekt de lading niet. ‘Ik ben cartograaf. Ik teken denkwerelden.’ De Ingenieur zocht haar op tijdens de kunstweek Art Rotterdam. tekst drs. Anouck Vrouwe illustraties Carlijn Kingma

D

e laatste weken voor haar afstuderen sprak Carlijn Kingma BSc MArch niet meer met haar begeleiders. Ze werd onzeker van het praten over haar werk, wilde haar eigen koers varen. ‘Ik kon toch niet meer terug. Ik was al te ver met mijn tekeningen.’ Waarschijnlijk werden haar afstu­ deerdocenten ook wat onzeker van haar. Het project waar ze aan werkte, was allerminst doorsnee voor een architectuurstudent aan de TU Delft. ‘Ik vertelde de westerse geschiede­ nis van de utopie in tekeningen.’ Haar eindpresentatie noemt Kingma poë­

28 | de ingenieur 4 | april 2018

tisch. ‘Dat wilde ik graag. De architec­ tuur is zo rijk aan poëzie, maar op de tu is daar weinig aandacht voor.’ Ze zat op een krukje en vertelde een verhaal. In een halfuur tuimelde ze door de werel­ den die ze had getekend: ‘Het ging over de geschiedenis, maar ook over mezelf, en over de universiteit. Die heeft zich immers altijd gespiegeld aan de ideaal­ beelden van de samen­leving.’ In haar meesterwerk A History of the Utopian Tradition zitten meer dan veertig utopieën verwerkt. Zoals Poli­ teia, Plato’s ideaalbeeld van de staat, maar ook Luilekkerland en modernere utopieën als het communisme. Links

op de tekening bevinden zich de uto­ pieën, rechts de dystopieën, zoals Orwells 1984. Daartussen de realiteit: onze wereld, altijd ingeklemd tussen ideaal en angstbeeld. ‘We hebben uto­ pieën nodig om onze wereld vorm te geven’, vindt Kingma. Haar docenten bleken overdonderd. Ze gaven haar een tien voor alle onder­ delen. Een bizar ritueel, vond Kingma de beoordeling. ‘Het is zo binair; alsof je al het werk dat in je afstuderen is gaan zitten in een getal kan vatten.’ Die tienen snapt ze dan weer wel, in de zin dat het een alles-of-niets-project was. ‘Ze hadden me ook kunnen laten zak­


In A History of the Utopian Tradition verwerkte Carlijn Kingma meer dan veertig utopieën.

ken. Maar een zeven zou nergens op slaan.’ Met haar afstuderen won ze de afstudeerprijs Archiprix en de New Babylon Award, een afstu­ deerprijs van het Haagse Gemeentemuseum en de faculteit Bouw­ kunde. Haar werk was drie maanden te zien in het Gemeentemuseum in Den Haag.

Verhalenverteller Nu is ze een halfjaar artist in residence bij Atelier Van Lieshout in Rot­ terdam. De ochtend van het interview is ze schor. Het is de dag na de opening van Art Rotterdam: te veel gepraat, waarschijnlijk ook een virusje. ‘We hebben zo hard gewerkt om op tijd klaar te zijn.’ Ze zegt dat ze doodmoe is, maar daar is weinig van te merken. Ze praat vurig over haar werk. Regelmatig springt ze op om iets te laten zien dat haar inspireert. Zoals de ets van het aquaduct van Nero die in haar slaap­ kamer staat. Pas gekocht; ze is er nog van ondersteboven. De verant­ woordelijke kunstenaar, Giovanni Battista Piranesi (1720-1778), legde

in zijn tijd de stad Rome vast in tekeningen. ‘Kijk, hier bij die boog van het aquaduct. Daar zie je binnen een centimeter drie verschillende tex­ turen. Dat is toch geweldig? Hij is echt mijn held.’ De gelijkenis met Kingma’s stijl is duidelijk: ook zij tekent haar werelden in lijntjes, in haar geval met Oost-Indische inkt. Aan de wand van haar Rotterdamse atelier hangt haar nieuwste tekening: Stargazers & grave­diggers. Drie dagen voor de opening van Art Rotterdam legde ze er de laatste hand aan. Het tekenen kostte haar 561,5 uur. ‘Ik wil gewoon weten hoelang ik bezig ben geweest. Ook om een idee te hebben voor hoeveel ik het zou moeten verkopen. Misschien slaat het wel nergens op wat ik doe. Ik volg zo’n ondernemersklasje, waarin je april 2018 | de ingenieur 4 | 29


Carlijn Kingma’s nieuwste werk Gravediggers en Stargazers, met rechtsonder Kingma zelf.

30 | de ingenieur 4 | april 2018


foto Jacko van Dijke

Architect/kunstenaar Carlijn Kingma voor haar meesterwerk.

aan je businessplan werkt. Ik heb mijn hele administratie strak op orde. Daarin ben ik dan weer typisch Delfts.’ Hoe geweldig ze de kunstwereld ook vindt, ze voelt zichzelf er een vreemdeling. Maar artistiek ingenieur dekt ook de lading niet. ‘Ik ver­ tel verhalen.’ Architectuur is voor Kingma niet alleen een methodiek om gebouwen neer te zetten. ‘Voor mij is het een metaforische taal, een manier om systemen te kunnen bevatten en ontrafelen.’

‘Ik krijg energie als alles tijdens mijn onderzoek op zijn plek valt’ Als ze iets van haar studie heeft geleerd, dan is het wel dat ze alles kan begrijpen, hoe ingewikkeld ook. Want één ding is duidelijk: Kingma heeft een voorkeur voor grote onderwerpen. Ze wil iets dat zo groot is, waar zo veel aanhangt, dat het niet goed te overzien is. Waar zo’n zee aan literatuur over is dat niemand er meer aan begint. En ook een sys­ teem dat zo groot is dat we het gevoel hebben dat het niet meer is te veranderen. ‘Terwijl het natuurlijk allemaal constructen zijn. En dat is het fijne van tekenen; dan overzie je dingen beter.’ Haar volgende onderwerp wordt ‘de bank’. ‘Ik weet niets van het financieel systeem; ik vind het intimiderend.’

Geen witte vlekken Als ze een onderwerp heeft gekozen, verkent ze het met ongekend fanatisme. ‘Ik werk ook altijd samen met experts uit het vakgebied, anders is het niet te doen.’ Ze leest en vraagt net zo lang door tot ze het begrijpt. Want begrip, daar draait het om. ‘Weet je, tekenen vind ik fijn om te doen. Maar waar ik echt energie van krijg, is wanneer tijdens mijn onderzoek alles op zijn plek valt.’ Dan kan ze haar assen uitzetten, het systeem uiteenrafelen en de onderdelen hun juiste plek geven.

Waar ze voor haar afstuderen met het woord ‘utopie’ begon, startte ze voor haar tekening voor Art Rotterdam met het woord ‘religie’. ‘Al is het uiteindelijk meer ‘waarheidsvinding’ geworden’, specificeert Kingma. Ook haar nieuwste tekening is strak opgedeeld in assen. Links de natuur, rechts de cultuur. De tijd loopt van onder naar boven. Tussen de natuur en de cultuur gaapt een steeds bredere kloof. Rechtsboven staan vier torens: die van het jodendom, de islam, het christendom en de moderniteit, die zich verschuilt achter de wetenschap. ‘Toen ik het tekende, vond ik het wel erg vol worden, met die vier torens daar. Maar ja, het moeten er vier zijn. Ik kan er toch niet zomaar eentje weglaten?’ Ze denkt dat daar ook het verschil zit tussen haar werk en kunst. ‘Ik wil onthullen, demystifi­ ceren. Joep (van Lieshout – red.) zegt tegen mij: ‘Laat in je werk ook eens wat over voor de ver­ beelding.’ Ja, denk ik dan, jíj bent kunstenaar. Dan kan dat. Maar ik ben cartograaf.’ Op haar tekenin­ gen geen witte vlekken, zoals op vroege landkaar­ ten. Haar tekeningen laten haar geen keus. ‘Ik zet de assen uit en wat ik teken heeft nou eenmaal zijn plek op die assen.’ De vrijheid zit in de onderwerpen die ze kiest en de ordening die ze erin aanbrengt. ‘Dat is natuurlijk wel mijn keuze, mijn visie.’ Ook dat ­vertelt ze in haar werk. Ze heeft zichzelf rechts onderin getekend, aan haar bureau, met haar han­ den in het haar. Ze gooit vliegtuigjes. Het zijn haar tekeningen die ergens in een doodlopend paadje van het labyrint van kennis landen. ‘En dan is het maar de vraag wat ermee zal gebeuren.’ | april 2018 | de ingenieur 4 | 31


illustratie Volocopter

SILICON VALLEY ZET IN OP KLEINSCHALIG LUCHTVERVOER

Wanneer komt de vliegende taxi van de grond? Tal van bedrijven storten zich op kleine vliegtuigen die verticaal kunnen landen en opstijgen. Het vooruitzicht van een vervoermiddel waarmee je zo over de file vliegt, is dan ook zeker aantrekkelijk. Maar er zijn wel nog de nodige technische hordes te nemen. tekst drs. Ralph Panhuyzen

V

32 | de ingenieur 4 | april 2018

In het eVTOL-concept van Airbus en Audi zit de passagier in een cabine die naar wens een onderstel met wielen of een dek met rotors heeft.

illustratie Airbus

ervoer door de lucht van kleine aantallen personen is het volgende waar Silicon ­Valley de wereld op gaat ­trakteren, zo bleek tijdens de recente ­Transformative Flight Conference in San Francisco. Veel partijen, waar­ onder gerenommeerde fabrikanten, zijn bezig met de ontwikkeling van kleine, elektrisch aangedreven vlieg­ tuigen die ­verticaal kunnen opstijgen en landen (eVTOLs). Wat is de boodschap waarmee bedrijven als Uber, Airbus, Toyota en Boeing de vliegende taxi omarmen? Files zijn één aspect. Als die op de weg niet zijn te vermijden, dan maar door de lucht, zo is de gedachte. Een tweede aspect is dat autonome besturing, waarmee nu al op de weg wordt ge­­ experimenteerd, prima in de lucht is te gebruiken. Sterker nog, die zal in de


De Volocopter zal een van de eerste operationele luchttaxi’s zijn.

lucht waarschijnlijk makkelijker te realiseren zijn dan in auto’s, zonder al die voetgangers, fiet­ sers en scooters. Een derde aspect is dat het past in het streven van Silicon Valley om alles met elkaar te verbin­ den om nog meer greep te krijgen op de gebrui­ ker. Uber investeert bijvoorbeeld niet zelf in de ontwikkeling van de toestellen, maar het bedrijf wil wel het platform worden waarmee een gebruiker een vlucht bestelt en afrekent. Het pro­ duceren van de vliegtuigen laat het bedrijf over aan andere ondernemingen. En die doen dat maar al te graag, aangetrokken door het vooruit­ zicht dat ze tienduizenden van die toestellen kunnen afzetten. Dit in tegenstelling tot de con­ ventionele helikopter, die nooit in grote aantallen is verkocht.

Achttien rotors Het grote voordeel van de eVTOLs is dat ze min­ der gecompliceerd zijn dan helikopters. Dat maakt de fabricage en het onderhoud goedkoper

en de betrouwbaarheid groter. Vliegen ze autonoom, dan zijn er ook geen dure pilootkosten. Inmiddels zijn er tal van configuraties bedacht met meerdere pro­ pellers, al dan niet in combinatie met vleugels om het toestel in de lucht te houden. Maar er moet nog het nodige worden uitgezocht. Wat is bijvoorbeeld de invloed van de luchtstromen over de romp en vleugels op de luchtstroom die de propellers genereren en vice versa?

Google-oprichter Larry Page speelt een voortrekkersrol Wat zijn de gevolgen daarvan voor de stabiliteit, de efficiency en het geluidsvolume? Verder is de moeilijkste fase, van verticaal naar hori­ zontaal en terug, ook nog niet volledig onder controle. Een goed voorbeeld van de voortrekkersrol van Silicon Valley is de Kitty Hawk Cora van Google-oprichter Larry Page. Die is in Nieuw-­ Zeeland aan de slag gegaan om de eerste echt autonoom vliegende eVTOL gerealiseerd te krijgen. Het gaat hier om een tweepersoons­ april 2018 | de ingenieur 4 | 33


foto Terragugia

NEDERLANDS TROTS Als mensen aan de combinatie van rijden en vliegen denken, is Nederlands trots PAL-V vaak het eerste dat ze te binnen schiet. Dit is een conventioneel aangedreven drie­ wieler voor op de weg, voorzien van een duwpropeller. Daarmee maakt hij vaart, waarna de uitgeklapte dakrotor vanzelf gaat draaien en lift genereert. Voordeel is dat het voertuig niet uit de lucht valt als de duw­ propeller ermee ophoudt, omdat de met de valwind voortdraaiende dakrotor voor een gecontroleerde landing zorgt. Nadeel is dat PAL-V in tegenstelling tot verticaal opstijgende en landende toestellen een start- en landingsbaan nodig heeft, wat de inzetbaarheid beperkt. Onlangs presenteerde PAL-V op de Autosalon van Genève voor het eerst zijn commerciële model.

Terrafugia, met zijn uitklapbare vleugels en rotors, is opgekocht door de Chinese autogigant Geely.

vliegtuigje dat gebruikmaakt van twaalf propel­ lers om verticaal op te stijgen en te landen, en een duwpropeller om 100 km mee te kunnen vliegen. Tegelijk zijn er twee Duitse projecten die de laatste tijd nogal de aandacht trekken: Volocopter en Lilium. Eerstgenoemde heeft de eenvoudigst denkbare aanpassing gedaan, namelijk het rotor­ oppervlak van een conventionele helikopter opdelen in achttien draaiende rotors. Geen won­ der dat Volocopter een van de eerste partijen is die een luchttaxi voor operationeel gebruik gereed zal hebben. Lilium heeft de vele kleine propellers die de stuwkracht leveren ingebouwd in de vleugel die de eVTOL in de lucht moet houden. De twijfels die dit concept oproept met betrekking tot de luchtwaardigheid waren geen beletsel voor investeerders om 90 miljoen dollar (73 miljoen euro) in het bedrijf te steken. Ook de grote vliegtuigbouwers Airbus en Boeing hebben zich op de eVTOLs gestort. Zo heeft de laatste recent een van Amerika’s belang­ rijkste eVTOL-start-ups gekocht: Aurora Aerospace.

Niet overal Een andere belangrijke ontwikkeling is dat de eerste autofabrikanten zich hebben aangediend om eVTOLs mogelijk te maken. Zij zien het als 34 | de ingenieur 4 | april 2018

een aanvulling op hun traditionele verdienmodel; om dezelfde reden steken ze bijvoorbeeld ook geld in deelauto’s. Daimler heeft een aan­ deel genomen in het eerder genoemde Volocopter. Toyota is met een eenpersoonsversie bezig. En de Chinese autogigant Geely, onder meer eigenaar van Volvo, heeft het Amerikaanse Terrafugia gekocht. Dit vanuit het Massachusetts Institute of Technology (MIT) gestarte bedrijf is al ruim tien jaar bezig om een echte vliegende auto te fabri­ ceren. We hebben het dan over een vervoermiddel dat op de open­ bare weg kan rijden en waarvan de vleugels en de rotors zijn uit te klappen om er vervolgens mee op te stijgen. Die combinatie maakt het wel ­lastig om aan alle door de overheid gestelde eisen te voldoen, een ­probleem waar ook de Nederlandse Pal-V mee te maken heeft (zie kader ‘Nederlands trots’).

Miniluchthavens Los van het ontwerp van de eVTOL zijn er tal van andere hordes te nemen. Allereerst is de batterij nog niet uitgevonden die zo’n toestel lang genoeg in de lucht kan houden. Daar wordt hard aan gewerkt. Toyota beweert over drie jaar te komen met een nieuwe generatie ­batterijen die aan alle eisen voldoet. Maar vooralsnog betekent dit dat fabrikanten alleen kunnen kiezen voor een conventionele of een hybride aandrijving. Daarnaast is er het geluid dat de rotors produce­ ren. Samen met de uitdagingen die liggen op gebied van veiligheid en luchtverkeersgeleiding betekent dit dat eVTOLs niet overal zullen mogen landen, stijgen of zelfs vliegen. eVTOLs zullen het luchtruim kiezen op zogenoemde vertiports, ver­ gelijkbaar met de helipads voor helikopters. Je kunt er je auto kwijt of je kunt je er door een taxi naartoe laten brengen, om daarna je reis door de lucht te vervolgen. In eerste instantie hoeven vertiports niet


illustratie Lilium

De Lilium heeft zijn propellers verwerkt in de vleugel.

meer te zijn dan een parkeerterrein. Maar er wordt ook gedacht aan miniluchthavens. Denk voor vliegroutes aan luchtcorridors die vergelijkbaar zijn met het wegennet, om het luchtverkeer overzichtelijk te houden en in goede banen te leiden. Gps en connectiviteit tussen eVTOLs onderling zullen daarbij een belangrijke rol spelen. Niettemin is er voor een groot deel nog geen invulling gegeven aan luchtverkeersleiding en de auto-piloting van eVTOLs. Met dat alles verdwijnt dan wel een deel van de beloofde vrijheid en flexibiliteit, zullen velen denken. Maar het komt wel ten goede aan de veiligheid.

Het tegengaan van geluidsoverlast is een van de grootste uitdagingen Over veiligheid gesproken: de vraag wat er gaat gebeuren als een eVTOL met passagiers uit de lucht naar beneden valt, riep op de Trans­ formative Flight Conference verschillende reacties op. Zal het mensen kopschuw maken of accepteren we doden net als in het autoverkeer? Er worden overigens meerdere veiligheidsmaatregelen bedacht om dit uit de lucht vallen overleefbaar te maken. Denk bijvoorbeeld aan razendsnel opengaande parachutes. Gaat het wat worden met de eVTOL? Als reguliere taxidienst zal het concept in Nederland niet snel van de grond komen. We hebben nu al veel te stellen met het begeleiden van toestellen in ons drukke luchtruim. Maar wie weet heeft het Ministerie van Infrastructuur en

Waterstaat er nog een potje voor. Er zijn immers minder realistische voorstellen geweest waar het zich achter heeft geschaard, zoals Wubbo Ockels’ Superbus en Elon Musks hyperloop. Elders, waar er wel veel ruimte is, hebben overheden als die van Austin, Texas en Dubai zich al aangemeld voor proefprojecten en het bouwen van ver­ tiports.

Druk stadsverkeer Het tegengaan van geluidsoverlast en het ont­ wikkelen van geschikte batterijen lijken de belangrijkste uitdagingen. Worden die ­succesvol ge­tackeld, dan heeft de eVTOL zeker toekomst. Echter niet als massavervoersmiddel, want hoe lichter, hoe beter. En dat uitgangspunt staat haaks op veel mensen per keer door de lucht vervoeren. Slechts op bescheiden schaal levert de vliegtaxi dan dus een alternatief voor het in de file vastzitten. Wat blijft, is dat de auto naar en van de ver­ tiport moet rijden. Maar als je auto en eVTOL toch autonoom gaat maken, waarom combineer je de twee dan niet? Er is één cabine die je hele­ maal naar je bestemming voert. Met wielen eron­ der rij je weg en met opzetbare rotors stijg je op, zoals Airbus en Audi in gedachten hebben. Het kan zelfs beter. Wat slank en gestroomlijnd is, is ook goed in het beter benutten van het overbe­ laste wegennet en in het manoeuvreren door druk stadsverkeer. Hoe dan ook, de Amerikanen lijken vastbesloten om het voortouw te nemen. | Ralph Panhuyzen was als initiatiefnemervan de modulaire eVTOL, new-isetta.com genaamd, een van de gastsprekers op de Transformative Flight Conference afgelopen januari. april 2018 | de ingenieur 4 | 35


HARRY LINTSEN SCHREEF BOEK OVER WELVAART EN TECHNIEK

‘We moeten een nieuwe m Doet techniek ertoe? Met die vraag begon historicus en ingenieur Harry Lintsen een zoektocht die resulteerde in het boek De kwetsbare welvaart van Nederland. ‘Kwetsbaar, want we leggen een veel te groot beslag

QUOTE

op het natuurlijk kapitaal.’

tekst ir. Frank Biesboer foto Bart van Overbeeke

36 | de ingenieur 4 | april 2018

T

echniek maakt ons leven beter. Het is een stelling die zeker onder ingenieurs onomstreden is. ‘Maar is dat ook hard te maken?’, vraagt prof.dr.ir. Harry Lintsen zich af. ‘Ik ben katholiek opgevoed, dus de vraag ‘waartoe ben ik op aarde?’ is mij van jongs af aan ingeprent. En ik studeerde natuurkunde aan de TU Eindhoven tijdens de roerige jaren zestig, toen die legitimiteitsvraag indringend aan de orde was.’ Tegelijk heeft het iets eigenaardigs dat juist Lintsen die vraag stelt. Want onder zijn leiding werd de veertiendelige boekenreeks Geschiedenis van de techniek in Nederland geschreven. ‘In al die publicaties redeneerden we vanuit de techniek en hoe die in onze samenleving een plek heeft gekregen’, zo relativeert de emeritus hoogleraar techniek­ geschiedenis aan de TU Eindhoven. ‘Ik wilde nu vanuit de samenleving redeneren. Heeft techniek die verder gebracht? En hoe meet je dat?’ Toen Lintsen acht jaar geleden aan dit project begon, kreeg hij onbedoeld hulp van het Centraal Bureau voor de Statistiek, dat toen net de Monitor Duurzaam Nederland ontwikkelde. Die gaat niet alleen over economische groei, arbeidsproductiviteit, inkomen en kapitaal, maar ook over zaken als vertrouwen in de politiek, onderwijs, gezondheid, welbevinden, biodiversiteit, grondstoffen, luchtkwaliteit, landschap enzovoorts; allemaal indicatoren die gezamenlijk iets zeggen over hoe de samenleving er in zijn totaliteit voor staat. Van die brede welvaarts­ monitor kwam ook een ingedikte versie beschikbaar met 24 indicatoren. ‘Dat had ik nodig; nu beschikte ik over een meetlat.’ Wat volgde, was een minutieus onderzoek naar hoe die brede welvaart er in Nederland voor stond, in

1850, 1910, 1970 en 2010. ‘We hebben ons daarbij beperkt tot de belangrijkste maatschappelijke thema’s: armoede en bestaans­zekerheid, voedselvoorziening en huisvesting, en arbeid en energie. Daarbij hebben we steeds bekeken welke rol techniek speelde en wat de impact was op het gebruik van natuurlijk kapitaal, dus natuur, grondstoffen, biodiversiteit, luchtkwaliteit en dergelijke.’ Heeft techniek ons inderdaad welvaart gebracht? ‘Beslist. Neem extreme armoede, hét grote vraagstuk van de mensheid. Rond 1850 was de armoede ook in Nederland heel groot. Veertig jaar later is die grotendeels verdwenen. Hoe dat kan? Doordat er in die ­periode sprake was van grote economische groei: basisproducten werden goedkoper en mensen kre-


ateriële wereld scheppen’ dieperliggende oorzaak van dit alles is dat we van een veelal circulaire naar een lineaire economie zijn gegaan.’ Techniek heeft ons ook die lineaire economie gebracht. Is het oordeel dan nog wel positief? ‘Het antwoord heeft te maken met ons welvaarts­ begrip. Een goed inkomen, kwalitatief goed voedsel, een prettige woning: die zaken vinden we belangrijk en dat bepaalt de maat der dingen. Techniek heeft daar veel aan bijgedragen. Maar dat andere aspect, de uitputting van het natuurlijk kapitaal, was geen issue; dat hebben we genegeerd. Ten onrechte, zo weten we nu.’ Het boek roemt de periode rond 1960. Waarom? ‘Kijk je naar de geschiedenis van de welvaartsontwikkeling en het gebruik van natuurlijk kapitaal, dan waren die rond 1960 het meest in evenwicht. Mensen konden zich goed voeden en kleden, de huisvesting was redelijk op orde en er was goed ­onderwijs voor de kinderen. Toegegeven, het bestaan was sober, maar de druk op het natuurlijk ­kapitaal was niet buitensporig. Daarna zijn we ­vreselijk uit balans geraakt. Per jaar steeg het ­gebruik van grondstoffen met ruim 5 % en van energie met zo’n 200 PJ. Er was een dynamiek die vanuit het oogpunt van het natuurlijk kapitaal helemaal de verkeerde kant op ging.’

gen meer te besteden. Die groei werd mogelijk ­gemaakt door de industrialisatie, dus door toepassing van techniek, met name van de stoommachine en nieuwe transportmiddelen. Zo zie je dat technologie een noodzakelijke voorwaarde was om die armoede terug te dringen. Technologie deed er dus echt toe; we hebben dat gedetailleerd uitgeplozen.’ Die door de techniek mogelijk gemaakte welvaartsgroei heeft wel een flinke hypotheek. ‘De prijs is inderdaad dat we ons natuurlijk kapitaal zijn gaan uitputten en daarmee een enorme hypotheek op de toekomst hebben gelegd. We zullen dus anders moeten omgaan met grondstoffen, emissies, biodiversiteit en dergelijke. Dat alles weer op orde brengen, gaat ons welvaart kosten; denk aan zo’n 20 % van ons bruto binnenlands product. En dat is fors. Wat verder opvalt, is dat de welvaartsgroei gepaard is gegaan met een enorme toename van onze afhankelijkheid van producten van elders. In 1850 ­importeerden we van alle grondstoffen die we gebruikten 13 %, nu is dat 60 %. En dat van een hoeveelheid die al gauw veertig keer groter is. De

Je noemt de overgang naar een lineaire economie als belangrijkste oorzaak. Was die onvermijdelijk? ‘Had het anders gekund? Misschien. Maar het werd lineair. Dat zie je heel duidelijk bij het gemengde boerenbedrijf op de zandgronden, dat een groot deel van de negentiende eeuw vooral de lokale markt voorzag. Toen kwam er de aanleg van wegen en begon de liberalisering van de wereldhandel. Die schreeuwde om vlees en toen bleek specialisatie voordeel op te leveren. Dus terwijl het vee indertijd vooral werd gehouden voor de mest die nodig was om de akkers vruchtbaar te houden, was het graan nu vooral van belang als voedsel voor de veehouderij. Bovendien deed kunstmest zijn intrede. De specialisatie kreeg zijn eigen dynamiek; er werd een heel institutioneel systeem rond opgezet om de productie ervan te maximaliseren. En zolang het afval van die april 2018 | de ingenieur 4 | 37


QUOTE

foto Simon Trel

Het voormalige zwem­bad Tropicana in Rotterdam is nu Blue City, met bedrijfjes die zijn gericht op circula­ riteit, waaronder Rotterzwam.

keten niet als waarde wordt gezien en de aanvoer van grondstoffen schijnbaar onbeperkt is, ­functioneert die keten optimaal. Die lineaire aanpak heeft dus met hulp van techniek een enorme economische kracht en levert voor de voedselvoorziening een prachtig resultaat, maar wel met een hoge prijs. Een ander voorbeeld van de overgang naar lineariteit zijn de kunststoffen. Lange tijd werd alles eindeloos hergebruikt, of zo lang als het was op te lappen: kleding, papier, wekflessen om voedsel te bewaren ... Toen kwamen de kunststoffen, die een veel betere functionaliteit hadden en veel goed­koper waren. Bovendien werd bij verpakkingen eenmalig gebruik ­gestimuleerd. En dan winnen de kunststoffen het.’ U pleit voor overgang naar een circulaire economie, maar wijst tegelijk op een grote belemmering: we zijn de gevangene van onze eigen geschiedenis. Kunt u dat met een voorbeeld toelichten? ‘Een mooi voorbeeld is de wijze waarop eind vorige eeuw windenergie het onderspit delfde. Je had toen provinciale elektriciteitsmaatschappijen en hun invloedrijke organisatie, de Samenwerkende Elektriciteits-Productie­ bedrijven. Hun positieve rol was dat ze Nederland overal van stroom voorzagen. Maar ze hadden niet in de gaten dat een energietransitie noodzakelijk was. In plaats daarvan gebruikten ze hun volledige controle over de sector om de experimenten met wind- en zonne-energie flink te dwars­ bomen: door het vragen van hoge aansluitkosten en het betalen van lage vergoedingen. Initiatieven voor het plaatsen van windturbines kwamen daardoor nauwelijks van de grond. Wind- en zonne-energie hadden in die periode bescherming nodig omdat ze duur en inefficiënt waren en nog moeilijk maatschappelijk inpasbaar. Ze moesten zich in niches ontwikkelen en die bood de elektriciteitssector niet. Voor het veranderen van een gevestigde structuur is dus soms meer nodig dan het aanbieden van een nieuwe technologie. Bij die structuur gaat het om het geheel van onze ­gewoontes, formele en informele regels, en wat niet meer. Die hebben we natuurlijk nodig om maatschappelijk te functioneren, maar ze kunnen iets nieuws ­behoorlijk in de weg zitten.’ U noemt ook de rol van diepe waarden. Wat bedoelt u daarmee? ‘We noemen dat ook wel de normatieve oriëntatie van systemen. Die was bijvoorbeeld bij kunststof verpakkingen in de jaren zestig en zeventig: goedkoop, eenmalig gebruiken en weggooien. Bij de elektriciteitssector was die: je hebt nu een stopcontact, gebruik dat maximaal. Bij mobiliteit was het: neem de auto en daarmee kun je tot in het hart van de binnenstad komen. Voor de lineaire economie geldt dat materialen en producten zonder toegevoegde waarde als afval worden gezien en dat grondstoffen worden gewaardeerd op hun beschikbaarheid op korte termijn en niet op de natuurlijke voorraad op lange termijn. Dat soort oriëntaties spelen een niet te onderschatten rol en dat is in onze tijd niet anders.’ 38 | de ingenieur 4 | april 2018

Wat kunnen we van uw onderzoek leren om tot een meer circulaire economie te komen? ‘Terug naar 1850 kan niet; we moeten het op een andere manier doen. Hoe precies, dat is niet aan te geven. Maar het eerste wat je moet doen, is de huidige barrières opsporen. In ons boek doen we dat rond landbouw en voeding, bouwstoffen en bouw, en energie en kunststof. Je moet te weten komen welke maatschappelijke instituties en gewoontes daaromheen zijn geweven. Verandering begint met het creëren van niches, waarin nieuwe technologieën zich kunnen ontwikkelen. Vervolgens zetten transities zich door als nieuwe praktijken worden opgeschaald binnen een maatschappelijk netwerk dat ze voldoende ondersteunt. Want die niches moeten altijd opboksen tegen een gevestigde orde. De overgang naar een circulaire economie is een ­ingrijpende verandering. Een dergelijke transitie duurt decennia, zo leert de geschiedenis. Eindeloos experimenteren is essentieel. Op dit moment is het noodzakelijk om te schaken op twee borden. Het ene schaakbord richt zich op 2030 en mobiliseert het laaghangende fruit en de opties die op de plank ­liggen. De overgang naar hernieuwbare energie­ bronnen zit in dat opzicht in een gunstige situatie. Er zijn veel opties en het momentum in het proces lijkt bereikt. Het andere schaakbord richt zich op 2050 en investeert in fundamenteel onderzoek. Zo zou varkensvlees vervangen kunnen worden door kweekvlees uit dierlijke cellen. Nieuw typen herbruikbare kunststoffen zouden huidige meerlaagse kunststoffen moeten vervangen. Die opties vereisen nog veel onderzoek in laboratoria en zullen pas op langere termijn leiden tot praktijktests en opschaling. Maar we ontkomen er niet aan: de voedselketens moeten op de schop om het herstellend vermogen van de biosfeer in stand te houden. We zullen ­productie- en consumptieketens moeten gaan sluiten zodat materiaalstromen daarin langdurig kunnen ­blijven circuleren. En we zullen een halt moeten ­toeroepen aan het groeiend gebruik van grondstoffen in welvarende landen. Dematerialisatie is daartoe een vereiste.’ Wat betekent dit voor de legitimatie van techniek nu en in de toekomst? ‘Voor die overgang naar circulariteit hebben we veel nieuwe technologie nodig. Er is voor ingenieurs dus veel werk te doen. We moeten een nieuwe materiële wereld scheppen, een ander soort stofstromen en een andere ­benutting ervan. Techniek is daarvoor ­onmisbaar.’ | DE KWETSBARE WELVAART VAN NEDERLAND 1850-2050. NAAR EEN CIRCULAIRE ECONOMIE | 572 Blz. | € 39,99


foto Pim van Schaik, uit ‘Publieke Werken. Hoeksteen van de Amsterdamse School 1915-1935

TO DO

MINICOMPUTERLES | Vanaf 1910 liet de Amsterdamse Dienst der ­ ublieke Werken de nodige overheidsgebouP wen, bruggen en scholen neerzetten, waarbij architecten als Michel de Klerk en kunstenaars als Hildo Krop zowel financieel als creatief flink de ruimte kregen. Het leidde tot bouwwerken met veel glas-in-lood, muurschilderingen en beeldhouwwerken die later tot de Amsterdamse School zouden worden gerekend. De tijde­ lijke tentoonstelling Publieke Werken en de Amsterdamse School 1915-1935 laat foto’s en tekeningen hiervan zien, alsmede een aantal originele kunstwerken. Bovendien is er een buitendeel waar ‘straatmeubilair’ staat opgesteld, zoals een plaskrul (het typisch Amsterdamse urinoir met een spiraalvormig gebogen stalen plaat eromheen) en een gemeentegirobus. Ook te zien is een oude brandmelder: een paaltje waarbij de politie wordt gealarmeerd als je het ruitje aan de ene kant inslaat en de brandweer als je het ruitje aan de andere kant inslaat. Tentoonstelling Publieke Werken en de Amsterdamse School 1915-1935, ­Museum Het Schip, Amsterdam, t/m vrij 31 augustus.

2, 9 en 16 mei

Zin om eindelijk eens te leren wat er allemaal mogelijk is met minicomputers als de Arduino? Samen met het Tkkr-Lab in Enschede organiseert KIVI Regio Oost een driedelige workshop. Op 2 en 9 mei wordt de basiskit van de Arduino behandeld. De derde avond gaat een stapje verder: dan staat NodeMCU centraal, een opensource-­ platform voor het Internet of Things. Na afloop zouden deelnemers in staat moeten zijn hun eigen ‘huis van de toekomst’ te maken, zegt Vincent Kroeze MSc, voorzitter van KIVI Regio Oost. ‘Sensoren die energieverbruik bijhouden en rapporteren, gordijnen die opengaan op een zonnige, koude dag of juist dichtgaan op een zonnige, warme dag, een huis dat met de smartphone in slaapstand is te zetten ... Eigenlijk is de eigen fantasie de enige beperkende factor.’ Workshop Arduino, Tkkr-Lab, Enschede, wo 2 mei, wo 9 mei, wo 16 mei, 19.30-22.30 u. Inschrijven via www.kivi.nl/arduino

FOSSIEL VAARWEL | 21 mei Terwijl de vraag naar energie groeit, willen we overstappen van fossiele brandstoffen naar duurzame energiebronnen. Hoe kan de Nederlandse offshore-, olie- en gas­ industrie tijdens en na deze transitie zijn

leidende positie behouden? Die vraag staat centraal tijdens het Engelstalige symposium ­Moving Away from Fossile Fuels, georganiseerd door de KIVI-afdelingen voor Off­ shoretechniek, Olie- en Gastechnologie, Techniek, Maatschappij & Economie en ­Maritieme Techniek. Keynotesprekers zijn Jeroen van der Veer, oud-CEO van Shell, en Ruud Koornstra, de eerste Energiecommissaris van Nederland. Aan bod komen onder andere de volgende onderwerpen: de nieuwe rol van fossiele brandstoffen als bouwstenen voor chemische producten, de tijdelijke opslag van wind- en zonne-energie, en de ruimtelijke dilemma’s die het plaatsen

van grote aantallen windturbines en zonnepanelen met zich meebrengt. Symposium Moving Away from Fossile ­Fuels, De Haagse Hogeschool, Den Haag, di 1 mei, 9.00-19.00 u. Inschrijven via www.kivi.nl/moving-away

UIT JE COMFORTZONE | 15 mei Een dag lang jezelf onderdompelen in ­wetenschap en technologie, kunst, muziek en literatuur: dat is de conferentie PINC (People, Ideas, Nature, Creativity). Op PINC.19 komt bijvoorbeeld de Indiër Sugata Mitra vertellen over zijn wereldberoemde project Hole in the Wall, waarmee hij arme kinderen op straat liet experimenteren met een ingemetselde computer. Binnen de

kortste keren konden de kids ermee uit voeten. De nationale digitale adviseur van Estland, Marten Kaevats, komt vertellen welke plannen het land heeft met kunstmatige intelligentie. Ook van de partij is de Britse ‘guerrillageograaf’ Daniel Raven-­ Ellison, die honderden kilometers door zijn land wandelde met een eeg-apparaatje op zijn hoofd dat bij elke locatie zijn emoties

vastlegde. Zoals organisator Nelleke van Lindonk het verwoordt: ‘Wij hebben sprekers die je uit je comfortzone trekken en je aan het denken zetten. En ze zijn de hele dag aanspreekbaar; je kunt ze alles vragen.’ Conferentie PINC.19, Hotel Theater Figi, Zeist, di 15 mei. Meer info en inschrijven met € 100,- korting via deingenieur.nl/pinc

onder redactie van drs. Jean-Paul Keulen m.m.v. ir. Jim Heirbaut

april 2018 | de ingenieur 4 | 39


foto’s CRDL

EUREKA

DE PRODUCTONTWERPEN VAN MORGEN

COMMUNICATIE OP DE TAST

tekst ir. Jeroen Akkermans en ing. Paul Schilperoord

40 | de ingenieur 4 | april 2018

Mensen met een cognitieve beper­ king hebben soms moeite om contact te maken. Maar ze reageren vaak wél goed op geluiden en aanrakin­ gen, zo blijkt uit observaties. Een rugbybal­achtig apparaat van de ­architecten Dennis Schuivens MDes en Jack Chen MDes maakt hier op een slimme manier ­gebruik van. Wanneer twee mensen het instru­ ment aanraken én elkaar, horen ze bijvoorbeeld stukjes uit een piano­ sonate van Chopin, het ruisen van de zee of het geklingel van een fietsbel. Dit slecht sociale barrières, aldus Schuivens. ‘Wat ze precies te horen krijgen, hangt af van de manier van aanraken, zoals licht knijpen of op een arm tokkelen. Er is dus genoeg variatie in de geluids­­ fragmenten om de aandacht – en elkaar – vast te houden.’ De variatie is verder niet willekeurig, ­onder meer doordat een algoritme ‘bij sommige geluiden fragmenten kiest op basis van regels uit de harmonieleer’. De zogeheten CRDL is gebaseerd op relatief simpe­ le technologie. Op het houten apparaat zijn twee grote stukken vilt met zilver aangebracht die een onderdeel vormen van een elektrisch circuit ­binnenin het instrument. Als twee personen deze stukken aanraken én elkaar vastpakken, is er een gesloten stroomkring en klinken er geluiden. De

weerstand van de kring varieert met de wijze van vasthouden en bepaalt zo welke geluiden er te ­horen zijn. ‘Kort door de bocht worden de gemeten weerstandsveranderingen door het algoritme ge­ koppeld aan een audiofragment.’ Het afgelopen jaar is er aardig wat anekdotisch ­bewijs verzameld dat het apparaat het contact ­verbetert. ‘Zo rapporteren zorgverleners dat ge­ handicapten opleven en op een speelse en toe­ gankelijke manier contact maken, zowel met ­familieleden als verplegend personeel.’ Dat heeft de aandacht getrokken van de Radboud Universi­ teit Nijmegen en het Expertisecentrum voor Inno­ vatieve Zorg en Technologie (EIZT). Beide instituten onderzoeken nu onafhankelijk van elkaar in hoe­ verre de CRDL helpt bij het maken van contact. (JA)


foto’s Revolve Wheel/Andrea Bocellin

PARAPLUWIEL Het aantal concepten voor vouwfietsen is haast eindeloos groot. Via allerlei vernuftige scharniersystemen proberen ontwerpers de fiets zo klein mogelijk op te vouwen. De grootste bottleneck daarbij is het wiel. De vouwfiets heeft daarom als concessie vaak hele kleine wielen. Het Revolve Wheel, ontwikkeld door de Duitse ontwerper Andrea Bocellin, brengt nieuwe mogelijkheden om fietsen en rolstoelen compacter te vervoeren. Dit volwaardige wiel is in één keer op te vouwen tot een pakket dat 60 % minder ruimte inneemt. Het gepatenteerde wiel is het resultaat van drie jaar werk. In die tijd bouwde en testte Boccelin honderden 3D-modellen en tientallen fysieke prototypen. Het eindresultaat is een wiel met een diameter van 66 cm waarvan de velg en de band rondom

zijn opgedeeld in zes gelijke delen. Elk van die delen is aan beide uiteinden scharnierend bevestigd aan een van de zes spaken, die ook weer scharnierend aan de wielnaaf vast zitten. Ten slotte heeft het wiel nog zes verstevigingsstangen. Deze verbinden langs de binnenkant van de velg de verschillende scharnierpunten met elkaar. Door het vouwmechanisme te ontgrendelen, is het complete wiel als een paraplu in een vloeiende beweging op te vouwen. De zes spaken scharnieren daarbij langs de wielnaaf en klappen afwisselend naar voren of naar achteren. Doordat de spaken de zes velg- en banddelen meetrekken, komen deze samen met de spaken parallel langs elkaar te liggen. Zo ontstaat een pakket waarbij de wieldiameter tot ongeveer een derde is gereduceerd. De breedte van het wiel neemt daarbij wel toe. Om dit vouwsysteem mogelijk te maken, heeft het wiel uiteraard geen luchtband, maar zes massieve banddelen. Die zijn ­gevuld met rubber of schuim, afhankelijk van de gewenste hardheid. ‘Het Revolve Wheel is vooral bedoeld voor rolstoel­ gebruikers of fietsers die hun vervoermiddel compact willen kunnen opbergen thuis of in de auto, trein of vliegtuig’, laat Bocellin weten. ‘Het comfort van het wiel ligt dicht tegen de luchtband aan. Voor rolstoelgebruikers is er geen merkbaar verschil. Dat is wel het geval bij fietsers die op hoge snelheid willen presteren.’ Bocellin zegt verder dat hij veel goede feedback heeft gekregen van fietsers en rolstoelgebruikers en al een groot aantal vooruitbestellingen heeft ontvangen. ‘Ik ben nu op zoek naar samenwerking met bedrijven die net als ik nieuwe en revolutionaire opvouwbare voertuigen willen ontwikkelen.’ (PS) april 2018 | de ingenieur 4 | 41


foto’s Universiteit Twente

EUREKA

CORRIGEREND VEST Wie lang achter de computer zit, zakt onvermijdelijk een beetje in el­ kaar. Mogelijk gevolg: een zere rug. Onderzoekers van de Universiteit Twente hebben hier wat op bedacht: een vest dat op je rug samentrekt zodat je automatisch je houding corrigeert. ‘Het vernieuwende is dat we voor de feedback geen vibrerende motortjes gebruiken, zoals nu vaak het geval is’, vertelt dr.ir. Geke Ludden, verbonden aan de opleidingen creative technology en industrial design. ‘Er bewegen stukjes stof naar elkaar toe zodat het lijkt alsof je een duwtje krijgt.’ Ludden ontwierp het vest samen met textiel- en modeontwerper Hellen van Rees en dr. Angelika Mader van de Universiteit Twente. Uitgangs­ punt was een textielontwerp van Van Rees: een ‘paneel’ van losse vier­ kantjes van gerecycled textiel die bij de hoekpunten zijn verbonden. ­Mader en Ludden kwamen op het idee om met kleine motoren aan deze

42 | de ingenieur 4 | april 2018

structuur te trekken zodat de vierkantjes naar el­ kaar toe bewegen. Dit samentrekken gebeurt pas als de rug te veel is gekromd. ‘Twee versnellings­ sensoren bovenin het vest bepalen dat door de hoek tussen de vierkantjes te meten’, aldus Lud­ den. ‘Qua technologie is het dus redelijk simpel.’ Het min of meer uit nieuwsgierigheid begonnen experiment is inmiddels uitgegroeid tot een seri­ eus onderzoeksproject. ‘Feedback om gedrag te veranderen, zoals appjes, geluidsignalen en gra­ fiekjes en tabellen, leidt vaak enorm af. En dat geldt ook voor ‘intuïtieve feedback’, zoals tril­ signalen’, vertelt Ludden. ‘Gaandeweg werd dui­ delijk dat onze ‘aai/duw-beweging’ een ­andere ervaring oplevert en wel­ licht minder storend is. Deze ­hypothese gaan we nu toetsen.’ De onderzoekers willen daarnaast het effect van het vest op houdingscorrectie vaststellen. ‘We hebben al een kleine test gedaan onder studenten, met posi­ tieve resultaten: ze zeiden allemaal dat ze het nodig hadden.’ Verder moeten de vierkantjes misschien schuil gaan onder een kledingstuk. Respondenten gaven aan dat ze het alleen thuis zou­ den dragen. ‘Het ziet er wellicht iets te exotisch uit. Dus daar gaan we ook nog naar kijken.’ (JA)


EUREKA

foto Simtek

ALARMPJE Alarmsystemen voor een woning of kantoor kunnen behoor­ lijk prijzig zijn. En wie het weet uit te schakelen, kan vervol­ gens binnen zijn gang gaan. Het Amerikaanse bedrijf Simtek komt daarom met een alternatief: een klein, zelfstandig ­apparaatje dat in een donkere ruimte wordt aangebracht en bij licht- of bewegingsdetectie via sms alarm slaat. Dit be­ schermt niet alleen tegen inbrekers, maar laat ouders ook weten wanneer hun kinderen op plekken in huis rondsnuffe­ len waar ze niet mogen komen. DUO is een compact apparaatje voorzien van een licht- en be­ wegingssensor, antenne, simkaart en oplaadbare batterij. Het apparaatje is slechts 8,3 bij 9,3 cm groot en 3,8 cm dik. Daar­ door past het makkelijk in bijvoorbeeld een kluis, dossierkast, wapenkast, koffer of in de kofferbak van een auto. Ook is het apparaatje te gebruiken om grotere ruimtes te ­beveiligen, zo­ als een garagebox of opslagruimte. De batterij blijft tot maxi­ maal een jaar werken in stand-by. DUO heeft een passieve infraroodsensor (PIR) die bewegende en warmte afgevende objecten detecteert, zoals het mense­ lijk lichaam. Het bereik bedraagt ongeveer 4,5 m. Detecteert het alarm in de ruimte licht of beweging, dan ontvangt de ­eigenaar binnen vijftien seconden een sms. DUO werkt be­

wust niet via wifi of Bluetooth, in tegenstelling tot veel ande­ re draadloze alarmsystemen, omdat het mobiele telefoonnet­ werk volgens Simtek veel veiliger is. Wifi of Bluetooth kan sneller uitvallen en bovendien is het alarmsysteem makkelij­ ker te ­hacken. Voorwaarde is natuurlijk wel dat de simkaart in het apparaatje bereik heeft. Simtek heeft via crowdfunding al bijna vier keer het benodig­ de startkapitaal opgehaald om DUO in productie te kunnen nemen. Volgens de planning komen de eerste geproduceerde exemplaren in het najaar op de markt. (PS)

Met standaardfietsenstallingen heeft Kees van de Vecht niet veel op. Want ga maar na, zegt de oud-apparaten­ bouwer. ‘Het zijn meestal dicht gepakte massa’s waarin kabels blijven haken, trappers in wielen steken enzovoort. Je fiets komt er zelden ongehavend uit.’ Na jaren dubben op een alternatief voor dit soort ‘stapelplaatsen’, denkt de uitvinder er nu een te hebben gevonden: een ­toren van gestapelde carrousels met ­fietsen. De draaimolens bestaan uit achttien taartpuntvormige boxen die gezamenlijk een soort pizza vormen. Door je aan de voet van de toren te melden met een ov-chipkaart, draait – leeg of bezet – een van de punten naar de ingang van een lift, pal voor het gebouw. De lift haalt de box er daarop uit met een vorkheftruck­ achtig systeem en brengt hem naar ­beneden, legt Van de Vecht uit. ‘De fiets gaat met het achterwiel de taps toe­ lopende box in, het voorwiel wordt een kwartslag gedraaid en staat in een geultje. De taartpuntvorm zet de fiets zo

foto bike.box

FIETSTOREN

a­ utomatisch klem. De lift brengt de box vervolgens naar een van de carrousels en schuift hem naar binnen.’ De toren van draaimolens is ook onder de grond te plaatsen. Wat er bovengronds van overblijft, is een soort telefooncel waarin de lift met een box ­opduikt. ‘Dit is volgens ons ideaal voor

woonwijken met weinig ruimte voor stallingen. Bijkomend voordeel is dat het vrijwel onmogelijk is om een fiets te ­stelen.’ Zowel het bovengrondse als het ondergrondse parkeersysteem wordt momenteel getest op het terrein van de start-up bike.box die Van de Vecht heeft opgericht. De gelijknamige systemen draaien daar al een tijdje volcontinu om kinderziektes op te sporen. Eén onvolkomenheid is inmiddels al blootgelegd. ‘Er zit nu gemiddeld 20 s tussen aanmelding met een ov-chipkaart en de aankomst van een box. Zwaardere motoren moeten die wachttijd korter maken.’ Hoewel gemeentes en bedrijven interesse hebben in de bike.box heeft er nog niemand toegehapt. ‘We denken dat er wat koudwatervrees is omdat het een nieuw concept is. We zijn dus hard op zoek naar bedrijven of instanties die met ons in zee willen gaan. Aan de kosten ligt het niet: per parkeerplaats is ons systeem in veel gevallen goedkoper dan een ondergrondse parkeergarage.’ (JA) april 2018 | de ingenieur 4 | 43


foto’s Walk-Man/ITT

EUREKA

BRANDBLUSBOT Tijdens hun werk worden brandweermannen en -vrouwen blootgesteld aan onder meer zware rookontwikkeling, giftige stoffen, extreme temperaturen en explosie- of instortingsgevaar. Gezien de vele technische ontwikkelingen is het niet meer dan logisch dat robots een deel van dit werk gaan overnemen. Het Instituto Italiano di Technologia (IIT) werkt binnen een EU-samenwerkings­ project aan de Walk-Man, een robot die reddingsteams kan ondersteunen, onder meer door taken uit te voeren in brandende gebouwen. Het Walk-Manproject loopt sinds 2013 en zit nu in de testfase. Het nieuwe proto­ type van de mensachtige Walk-Man-­ robot is 1,85 m lang, heeft 62 cm brede schouders en weegt 102 kg. Om het ­gewicht laag te houden, zijn onderdelen gebruikt van onder meer aluminiumlegeringen, magnesiumlegeringen, titanium en composietmaterialen. Hoe lager het gewicht, hoe dynamischer de robot kan bewegen en hoe minder energie hij 44 | de ingenieur 4 | april 2018

v­ erbruikt. Het huidige prototype kan ­ongeveer twee uur opereren op een accu van 1 kWh. De mensachtige SoftHands, ontwikkeld door de Università di Pisa, hebben 19° bewegingsvrijheid en kunnen veel verschillende soorten objecten vastpakken. Het draagvermogen per arm is 10 kg. Dankzij de toepassing van zachte actuatoren kan de robot veilig samenwerken met mensen. De robot wordt op afstand aangestuurd door een echte brandweerman in een sensorpak. Doordat de robot diens bewegingen nabootst, kan deze heel ­natuurlijk bewegen. Twee versnellingsmeters zorgen ervoor dat de robot in ­balans blijft. Het hoofd van de robot is uitgerust met een 3D-­laser­

scanner, microfoons en videocamera’s om realtime informatie terug te sturen naar de brandweerman en het reddingsteam om de situatie in te schatten. In de toekomst kan het robothoofd ook worden uitgerust met chemische sensoren om bijvoorbeeld een gas­lek of giftige stoffen te detecteren. Tijdens de eindtest moest de Walk-Man een door een aardbeving beschadigde ­fabriek binnengaan, waar sprake was van een gaslek en brand. De robot navigeerde door een beschadigde ruimte en moest daar vier specifieke taken uitvoeren: de deur openen en passeren, de gaskraan opsporen en dichtdraaien, brokstukken weg­ halen en de brandhaard ­detecteren en blussen met een brandblusser. Walk-Man wist alle taken probleemloos uit te voeren. (PS)


‘Is dat … een melkpak?’ Ik had inderdaad aan mijn studenten gevraagd om knutselspullen mee te brengen om iets te bouwen. De meesten hadden wc-rollen en schoenen­ dozen bij zich. En eentje dus een melkpak. Ik had ze niet vooraf verteld dat ze met de meegebrachte spullen condensatoren moesten gaan maken. Dat onverwachte is juist een belangrijk onderdeel van de uitdaging in mijn nieuwe vak design engineering voor fysici (DEF) dat ik geef aan eerste­jaarsstudenten natuurkunde van de TU Delft.

SPEELHORLOGE Hoe krijg je kinderen van de bank af? Dat is een probleem waar veel ouders mee worstelen, zegt drs. Ellie Karsse­ makers, die zelf ook moeder is. ‘Ge­ vangenen komen meer buiten dan kin­ deren, las ik in The Guardian. Dat kan toch niet waar zijn?’ De Wanderwatch die Karssemakers en haar echtgenoot Anton de Nijs ontwik­ kelden, moet kinderen van vijf tot elf jaar wel van de bank af krijgen. Het horloge bevat sensoren, wifi en blue­ tooth, en speelt daarmee in op de fasci­ natie van kinderen voor interactieve spelletjes – ironisch genoeg een van de redenen waarom ze weinig buiten­ spelen. Rode draad in de games: veel feedback via geluid en kleur, weinig spel­regels. ‘Liever maken ze hun eigen regels.’ Zo is de enige eis bij een balanceerspel­ letje, een variant op het ei-op-de-lepel­ spel, dat het digitale balletje de zijkan­ ten niet raakt. ‘Kinderen gaan vanzelf rennen om te kijken of het dan ook lukt.’ Bij een ander spel besturen kin­ deren op afstand een robotbal – een item dat binnenkort apart is te bestel­ len. ‘Ze kunnen dan een parcours uitzet­ ten en afspraken maken, zoals: je mag mijn bal niet raken.’ Ook kunnen kinde­ ren speuren naar een steen met een baken, de zogeheten magische steen. ‘Geluiden en kleuren geven aan of ze ‘warm’ of ‘koud’ zijn.’ Het aantal spelletjes is eigenlijk ein­ deloos, al is het maar omdat de hor­ loges ook met elkaar kunnen commu­ niceren, zegt Karssemakers. ‘De komende tijd gaan we meer spellen ontwikkelen.’ (JA)

In DEF moeten studenten dingen maken die ze zelf hebben bedacht. Wel met een opdracht, maar die is expres ­altijd erg open. Vandaag maken ze bijvoorbeeld een ­condensator die ook een meetapparaat is. ‘Maar meneer, wat moet het dan meten?’ ‘Dat mag je helemaal zelf weten.’ ‘Echt waar?’ Ja, echt waar. Als studenten aan het einde van de dag ­kunnen laten zien dat hun bouwsel iets kan meten, dan krijgen ze voor die dag een voldoende. Als het niet werkt, dan niet. Dat houdt de focus op waar het mij om gaat: ­ingenieurs die ik opleid, maken dingen die werken. DEF bestaat uit zes van deze dagen: ’s ochtends een kort college met uitleg en dan zo snel mogelijk de ­werkruimte in om te gaan bouwen, want aan het einde van de dag moeten hun maaksels het doen. We gaan de breedte van de natuurkunde af: condensatoren dus, maar ook tele­scopen om de manen van Jupiter mee te zien en zelfs transistoren van minder dan een micrometer groot. We zijn nu halverwege en ik ben elke woensdag gesloopt. Samen met een team van studentassistenten en ­mededocenten help ik dan 160 studenten op weg om werkende dingen te maken. Maar meer dan gesloopt ben ik trots: op die studenten. Want er komen de mooiste dingen uit. Dingen waar ik zelf niet aan gedacht zou hebben. Dat melkpak? De studenten plakten op de bovenste helft aan weerskanten aluminiumfolie. Dat vormt een condensator. Ze goten het pak vol water tot het waterniveau ­precies onder de platen stond. Als ze dan een zinkend ­object als een schroef in het ­water gooiden, steeg het niveau tot tussen de platen, waardoor de capaciteit van de condensator verandert. Mijn studenten hadden van een melkpak en wat alumi­ niumfolie een meetapparaat gemaakt om het volume van onregelmatige gevormde dingen, zoals een schroef, te meten. Deze toekomstige ingenieurs komen er wel.

ROLF ZAG EEN DING

foto Wanderwatch

MELKPAKMETER

Dr.ir. Rolf Hut is universitair docent aan de TU Delft, maker, spreker en schrij­ver. In zijn column kijkt hij naar dingen die misschien geen hoogwaardig inge­nieurs­werk uitstralen, maar wel getuigen van denken als een ingenieur.

april 2018 | de ingenieur 4 | 45


DE ONLINE PROFESSIONAL DEVELOPMENT TOOL

Kijk op: kivi.nl/opd

BELANGRIJKSTE VOORDELEN • CV-ontwikkeling Als student wil je op de hoogte blijven van veranderingen binnen jouw vakgebied en ben je al bezig met het plannen van je eerste carrièrestap na je opleiding. Kortom, je wilt je blijven ontwikkelen! Maar weet je ook al hoe je dat gaat aanpakken en, nog belangrijker, hoe je deze ontwikkelingen gaat bijhouden? Daar kan de OPD-tool van KIVI je bij helpen!

• Professionele planning • Portfolio-ontwikkeling • Rapportages voor jezelf en docenten • Bijhouden van je continue professionele ontwikkeling

Stel doelen Helpt bij je strategie voor persoonlijke en bedrijfsdoelstellingen.

Presenteer jezelf Een krachtig hulpmiddel om anderen de waarde van je werk en prestaties te tonen.

Houd je vooruitgang bij Maakt het gemakkelijk om jouw voortgang bij te houden en te evalueren.

Engineer your career • Improve our society


PETER-PAUL VERBEEK

VANESSA EVERS

FELIENNE HERMANS

CARLO VAN DE WEIJER

PODIUM

UBER EN UIT

Dr.ir. Carlo van de Weijer is directeur van het strategisch onderzoeksgebied Smart Mobility aan de TU Eindhoven en tevens werkzaam bij TomTom.

Op 18 maart 2018 zijn er waarschijnlijk, net zoals elke dag, wereldwijd ruim drieduizend slachtoffers gevallen in het verkeer. Eén daarvan beheerst sindsdien de discussie, omdat Elaine Herzberg overleed door een aanrijding met een zelfrijdende testwagen van Uber. De politie beschreef het ongeval snel als ­onoverkomelijk, ook voor een menselijke chauffeur. Maar toen de beelden werden vrijgegeven, leek dat toch heel anders te liggen. Het slachtoffer is op de dashboardcamera inderdaad pas laat op te merken. Maar met een camera met een hogere resolutie of met moderne lidar- en radarsystemen was dit ongeval waarschijnlijk te voorkomen geweest. Ik verwacht zelfs dat een standaard Volvo XC90 met zijn moderne veiligheidssystemen weinig moeite had gehad met de situatie. Maar het betrof hier een Volvo die door Uber was aangepast – dat maakt de zaak nog pittiger. Voorlopig blijft het gissen wat er precies fout is gegaan. Dat de overdreven optimisten een wat genuanceerdere blik op de toekomst van autonome mobiliteit krijgen, is niet erg. De bijzin ‘Straks als we autonome auto’s rijden, dan…’ wordt vaak gevolgd door kwalijke onzin. Zoals de bespiegeling dat we minder parkeergarages nodig zullen hebben, de files verdwenen zijn, het zelf rijden verboden is en de verzekeringsbranche niet meer nodig. Ik waag het allemaal te betwijfelen. Tegenover van de techno-optimisten staan de sceptici, die zelfs al roepen om helemaal op te houden met het toelaten van autonomie in auto’s. Dat is kwalijk, omdat de

potentie voor veiliger verkeer op termijn onbetwist is. Des te schadelijker is de enorme onvoorzichtigheid waarmee Uber te werk is gegaan. Ik hoop dat de vertraging van de verdere ontwikkeling van het autonoom rijden mee zal vallen. Van Uber verwacht ik weinig meer. Ik heb altijd twijfel gehad aan de oprechtheid om een robottaxibedrijf te worden. Want tijdens de vele lastige gesprekken met taxibonden en overheden over oneerlijke concurrentie is een vergezicht van chauffeurloze taxi’s een handige troefkaart voor Uber. Dat kan de investering al waard zijn. Ik denk ook niet dat ze zelfrijdende auto’s nodig hebben, want het product is al erg goed met menselijke chauffeurs – en helemaal als die in de toekomst in veel veiligere schonere auto’s r­ ijden. De benodigde overvoorzichtigheid van een robottaxi zal de beperkte meerkosten van een chauffeur nog decennialang kunnen verantwoorden. Hoeveel doden van autonoom rijden accepteren we? Hoeveel doden accepteren we van conventionele auto’s? Misschien maar helemaal stoppen met autorijden werd al geopperd in een opiniestuk in het NRC. Maar als je dat wil bereiken, moet je helemaal stoppen met verkeer, op wandelen na. Want die drieduizend slachtoffers vielen maar voor de helft door auto’s. Het aantal dodelijke slachtoffers per reizigerskilometer verschilt niet zo veel tussen de verschillende modaliteiten. Wandelen dan maar, voor de zekerheid met een helm op, ingepakt in bubbeltjesplastic. Tja, er is niets zo dodelijk als leven.

INBOX Waar blijven de vrouwelijke ingenieurs? Goed zijn in sociale integratie, teamwerk, inlevingsvermogen en creativiteit. Het zijn belangrijke competenties voor ingenieurs. Vrouwen scoren hoger op al deze factoren, dus natuurlijk zijn ze geweldige ingenieurs. Toch is de balans nog steeds niet in evenwicht voor het aantal mannen en vrouwen in het ingenieursvak. In het maartnummer maakte Felienne Hermans zich in Podium terecht zorgen dat er dit jaar voor het tweede jaar op rij drie mannen zijn genomineerd voor de Prins Friso Ingenieursprijs. Hoe kan dat, vroeg zij zich af. De nominatie is een zaak van de gemeenschap. Niet ons instituut, maar de professionele omgeving draagt de kandidaten

aan. In de afgelopen tien jaar won twee keer een vrouw deze titel. Eenmaal won een vrouw de eervolle publieksprijs behorende bij de Prins Friso Ingenieursprijs, die nu voor de vierde keer is uitgereikt. Procentueel zitten we dan in de buurt van de gemiddelde instroom van vrouwen in ingenieursstudies in deze periode, die op 23 % ligt – en daar begint de zorg. We moeten af van het stereotype masculiene beeld rondom het ingenieursvak. We vergeten te benadrukken dat ingenieurswerk een sociale activiteit is waarbij je ook slim moet zijn. We zullen bewust naar vrouwelijke rolmodellen moeten blijven zoeken en hun een podium geven. Laten zien dat het kan en

dat het normaal is. Kitty Nijmeijer, dit jaar ontvanger van de KIVI Academic Society Award, is een prachtig voorbeeld. Net als Vanessa Evers, die deze erkenning twee jaar geleden ontving. Ook Laura Klauss, Karianne Lindenhovius en Saskia Rijtema zijn stuk voor stuk inspirerende ingenieurs. En laten we vooral Felienne zelf niet vergeten. Jan Klok brak er bij ontvangst van de publieksprijs dit jaar een lans voor: ‘Volgens mijn berekeningen moet er volgend jaar een vrouw hier op het podium staan. We moeten eraan werken dat dit ook gebeurt.’ Mijn hart had hij meteen. Drs. Micaela dos Ramos, directeur van het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI)

Wilt u reageren op een artikel in De Ingenieur? U kunt uw brief, bij voorkeur niet langer dan driehonderd woorden, mailen naar redactie@ingenieur.nl of sturen naar De Ingenieur, Postbus 30424, 2500 GK Den Haag. De redactie behoudt zich het recht voor brieven in te korten en te redigeren of te weigeren.

april 2018 | de ingenieur 4 | 47


VAN NSB’ERS TOT VERZETSHELDEN

Ingenieurs in de oorlog Wat was de rol van ingenieurs tijdens de Tweede Wereldoorlog? En waarom had het Koninklijk Instituut van Ingenieurs direct na de oorlog een zuiverings­ commissie? Henk Tolsma dook in de archieven om meer te weten te komen over hoe leidende ingenieurs bij belangrijke bedrijven zich opstelden tijdens

foto uit ‘De man die in de put sprong’, biografie Willem Schermerhorn door Herman Langeveld

foto Beeldbank WO2 – N.V. Polygoon – NIOD

de jaren dertig en veertig. tekst ing. Henk Tolsma

Willem Schermerhorn bij de door hem ontworpen radiaal-triangulator, een instrument voor luchtkartering.

Anton Mussert stelt als hoofdingenieur van de Provinciale Waterstaat Utrecht het elektrische gemaal bij Muiden in werking.

Tegenpolen Willem Schermerhorn en Anton Mussert

V

rienden zijn het niet, hooguit zijn er kameraadschappelijke gevoe­ lens tussen Willem Schermer­ horn en Anton Mussert. Ze studeren rond 1915 allebei civiele techniek aan de Technische Hogeschool Delft en beho­ ren tot dezelfde jaargang. Aan het eind

48 | de ingenieur 4 | april 2018

van een studiedag lopen ze weleens samen richting huis. In juli 1918 stude­ ren ze beiden af, Mussert zelfs cum laude. Daarna scheiden hun wegen. Ir. Schermerhorn wordt een succes­ vol hoogleraar luchtkartering met een eigen ingenieursbureau dat nationaal

en internationaal opdrachten uitvoert, onder andere in Nederlands-Indië en China. In de Tweede Wereldoorlog ­zetten de Duitsers hem gevangen. ­Volgens Schermerhorns biograaf Her­ man Langeveld hebben mensen uit NSB-kringen ervoor gezorgd dat de


hoogleraar terechtkomt op een lijst van te interneren personen. In con­ centratiekamp Vught werpt Scher­ merhorn zich op als leider van de geïn­ terneerden. Vanwege die rol benoemt Koningin Wilhelmina hem tot premier van het eerste naoorlogse kabinet. Ir. Mussert gaat aan de slag bij Rijks­ waterstaat en de provinciale water­ staat in Utrecht. In 1931 is hij een van de oprichters van de NSB. Tijdens de oorlog werpt hij zich bij de Duitse bezetters op als vertegenwoordiger van het Nederlandse volk. Hij is niet

voor inlijving van Nederland bij Duits­ land, maar streeft naar een Groot-­ Nederland (inclusief Vlaanderen) bin­ nen het Duitse rijk. De wegen van Schermerhorn en Mussert kruisen elkaar kort na de oor­ log nog één keer. Mussert is vanwege collaboratie ter dood veroordeeld en richt zich in november 1945 in een brief tot Schermerhorn, in een poging de doodstraf te ontlopen. Maar deze laatste steekt hem geen helpende hand toe. Mussert wordt op 7 mei 1947 geëxecuteerd.

Schermerhorn en Mussert vormen extreme voorbeelden van de posities die Nederlandse ingenieurs innemen tijdens de oorlog. Hun houding zal niet veel afwijken van hoe Nederlanders zich in het algemeen gedroegen. Naar schatting 2 tot 4 % van de ingenieurs zal verzet hebben gepleegd, een onge­ veer even groot aantal zal hebben gecollaboreerd, de overgrote meerder­ heid hield zich afzijdig. Wel werden sommige ingenieurs extra beproefd, met name degenen met verantwoor­ delijke posities in grote organisaties.

foto DSM-archief

Dalende productie Frederik van Iterson en Ross van Lennep (Staatsmijnen) 40 000 in de jaren 1942-43, daalt de productie met 25 %. Als Van Iterson op 31 december 1942 met pensioen gaat, krijgt echter ook Staats­mijnen een Duitse ‘Verwalter’, wat dit exploitatiebeleid bemoeilijkt. Vanaf december 1943 wordt dr.ir. Ross van Lennep de nieuwe topman van de Staatsmijnen. Hij weet te voorkomen dat het gasnet van de Staatsmijnen wordt gekoppeld aan dat van het Roergebied, waar als gevolg van aanhoudende bombardementen een tekort aan energie dreigt. Kort voor de bevrijding eist de bezetter dat de chemische bedrijven van de Staatsmijnen, die beschikken over salpeterzuur- en nitraat­ fabrieken voor de kunstmestproductie, worden ingeschakeld bij de aanmaak van springstoffen voor de Duitse oorlogsvoering. Dit wordt echter geweigerd en de gehele bedrijfsleiding van dit onderdeel duikt onder. Het plan gaat uitein­ delijk niet door omdat er geen deskundigheid meer is.

Frederik van Iterson, directeur van de Staatsmijnen tijdens de eerste oorlogsjaren. foto DSM-archief

D

e snelle Duitse opmars laat de kolenmij­ nen in Zuid-Limburg ongeschonden. Na enkele dagen stilstand komen ze weer op gang. De directie van de Staatsmijnen, waarin prof.ir. Frederik van Iterson de leiding heeft, wordt voorlopig ongemoeid gelaten. De in Frans en Belgisch bezit zijnde particuliere mijnen ­krijgen naast de Nederlandse directeuren een Duitse zaakwaarnemer. De directies van Staats­ mijnen en de particuliere mijnen hebben regel­ matig contact en trekken één lijn ten opzichte van de bezetter. Volgens sommige bronnen zijn van de 140 in de kolenmijnbouw werkzame ingenieurs slechts weinigen op hand van de Duitsers. Met steun van de leiding loopt de arbeidsproductiviteit sterk terug. Er worden ‘ongunstige’ kolenlagen ont­ gonnen om de goede lagen voor later te bewaren. Ook wordt te veel onderhoud gepleegd. De cijfers laten het effect hiervan zien: terwijl het aantal personeelsleden stijgt van 30 000 in 1939 naar

Ross van Lennep werd eind 1943 directeur van de Staatsmijnen.

GESNEUVELDE INGENIEURS Tussen 1 mei 1940 en 1 december 1945 zijn ten minste 271 Nederlandse ingenieurs en aanstaande ingenieurs door oorlogsgeweld om het leven gekomen. 52 ingenieurs zijn gesneuveld of gefusilleerd, 36 door bombardementen en door bezettings- of oorlogsongevallen omgekomen en 63 zijn

overleden bij wegvoering naar of in gevangenkampen. Ook zijn tenminste 120 studenten van de Technische Hogeschool Delft en cadetten van de Koninklijke Militaire Academie in de oorlog door geweld gesneuveld. De Ingenieur van 2 november 1946 bevat een lijst met ‘Onze Dooden’, waaraan

deze cijfers zijn ontleend. Dit overzicht kwam tot stand na een oproep van de redactie aan lezers om tijdens de oorlog overledenen en/of gesneuvelden of anderszins omgekomenen te melden. Dit overzicht zal niet volledig zijn; het werkelijke aantal overledenen zou zelfs twee keer zo groot kunnen zijn.

april 2018 | de ingenieur 4 | 49


foto Frans Gommers/Eindhoven-in-beeld

De Nederlandse Schindler? Frits Philips (Philips)

A

an het begin van de bezetting vlucht de familie Philips eerst naar Engeland en later naar de VS. Alleen de jonge ir. Frits Philips blijft bij het personeel in Eindhoven. Het bedrijf gaat zo goed en zo kwaad als dat gaat door met produceren, waarbij ook werkzaamheden worden verricht voor de bezetter. De geallieer­ den zien hierin reden om de Philips­ fabrieken in Eindhoven te bombarde­ ren. Dat gebeurt op 6 december 1942 (het ‘Sinterklaasbombardement’), waarbij ook een groot deel van de Eindhovense binnenstad wordt ver­ woest. Er vallen ruim 150 doden. De Duitsers doen een beroep op Frits Philips om een werkplaats in te richten in het concentratiekamp Vught, om de ongeveer drieduizend geïnterneerden (verzetsmensen, gevangenen van de Duitsers, commu­ nisten en Joden) bezig te houden en om te produceren voor de Duitse oor­

logsmachine. Frits wil daar eerst niets van weten, maar stemt toch toe op voorwaarde dat Philips zeggenschap heeft over de werkzaamheden, de gevangenen door Philips worden betaald (waar de Duitsers niet mee instemmen) en ze dagelijks een warme maaltijd krijgen: de ‘Philiprak’. In het kamp maken de gevangenen onder meer radio’s, knijpkatten en scheer­ apparaten. Enerzijds biedt de werk­ plaats Philips de mogelijkheid om werknemers, waaronder zo’n zeshon­ derd Joden, veilig te stellen. Anderzijds profiteert het bedrijf van de arbeid van de gevangenen. Als de geallieerden Duitsland in de loop van de oorlog vanuit het wes­ ten terugdringen, worden in 1944 alle Joodse werknemers van het ­Philips-Kommando naar Auschwitz gedeporteerd. Hun status als ge­­ schoolde arbeider helpt hen echter het kamp door. Velen worden vanuit

Frits Philips bij een bezoek van rijkscommissaris Seyss-Inquart (links) en andere nazikopstukken aan de Philipsfabrieken in augustus 1940.

Auschwitz verder getransporteerd naar andere fabrieken. Uiteindelijk komen er van de 496 Joodse mede­ werkers 382 weer thuis. Het oordeel na de oorlog over Frits Philips luidt dat hij mogelijk naïef is geweest, maar niet te kwader trouw. In 1996 krijgt hij een Israëlische onder­ scheiding omdat een groot aantal Joden het aan hem toeschrijft dat ze de oorlog overleefden.

KIVI ZUIVERT LEDENBESTAND Na de oorlog vroeg KIVI de leden die tijdens de bezettings­ jaren een verkeerde rol hadden gespeeld om hun lidmaatschap op te zeggen. Zo niet, dan werden ze geroyeerd. Om hoeveel mensen ging het? De Sicherheitspolizei bezet op 11 juli 1941 het gebouw van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs aan de Prinsessegracht 23 in Den Haag en heft KIVI op. Ook de uitgave van verenigingsblad De Ingenieur wordt gestaakt. In november roept de Duitsgezinde prof.ing. E.A. van Genderen Stort het Nederlands Instituut van Ingenieurs (NII) in het leven. Hij vraagt per brief KIVI-leden zich aan te sluiten bij het onder zijn voorzitterschap staande NII. Velen bedanken daar echter voor, mede op aandringen van het afgezette KIVI-bestuur. Het NII wordt dan ook geen succes. Uit enkele bronnen wordt duidelijk dat er maximaal 150 leden zijn geweest. Van Genderen Stort zal later verklaren dat hij tot oprichting van het NII is overgegaan om de KIVI-belangen veilig te stellen. Op 5 mei 1945, als er weer roodwitblauwe vlaggen waaien in Den Haag, nemen KIVI-leden het gebouw aan de Prinsessegracht weer in gebruik. Op 14 juni vindt de eerste naoorlogse vergadering van de Raad van Bestuur plaats. KIVI telt kort vóór de oorlog ruim 3100 leden, en kort erna 2500. Onder hen zijn er die in de bezettingsjaren een verkeerde rol hebben gespeeld. Het hoofdbestuur benoemt daarom een zuiverings-

50 | de ingenieur 4 | april 2018

commissie, onder voorzitterschap van oud-minister van Waterstaat ir. Theodoor Philibert Tromp. Het door een jurist opgestelde zuiveringsreglement onderscheidt twee categorieën die voor zuivering in aanmerking komen: zij die lid zijn geweest van het NII en zij die zich ‘onwaardig’ hebben gedragen of ‘laakbare handelingen’ hebben verricht. De commissie roept op 21 september 1945 de lezers van De Ingenieur op om verdachte personen te melden. Op 29 maart 1946 meldt de commissie in een tussenrapportage in De Ingenieur dat inmiddels namen zijn geregistreerd van 126 leden van het Nederlands Instituut van Ingenieurs. Er zijn dan ook 360 meldingen binnen gekomen van personen die in de tweede categorie vallen. Daarvan zijn er op moment van publicatie 270 schuldig bevonden. De commissie moet op dat moment nog verder onderzoek doen of wacht nog op informatie van verdachten. De notulen van de vergadering die de Raad van Bestuur van KIVI had op 17 oktober 1946 melden dat de taak van de Zuiveringscommissie is beëindigd. Er wordt echter niets naar buiten gebracht. Een eindverslag van de commissie is niet te vinden. Alle personen waarvan de commissie heeft geoordeeld dat zij niet langer lid konden blijven van KIVI, zijn individueel benaderd om zelf hun lidmaatschap te beëindigen. Wie dat niet wilde, zou worden geroyeerd. Hoeveel KIVI-leden uiteindelijk hun lidmaatschap gedwongen hebben beëindigd of zijn geroyeerd, is niet duidelijk, maar het zullen er minimaal 396 zijn en maximaal 510. Oftewel: 16 à 20 % van de 2500 naoorlogse leden.


foto Nationaal Archief/Collectie Spaarnestad

Weerbare watermannen Johan Ringers en Ludolph Reinier Wentholt (Rijkswaterstaat) Wanneer de oorlog uitbreekt, is ir. Ludolph ­Reinier Wentholt pas twee maanden directeur-­generaal van Rijkswaterstaat. Hij rijdt een scheve schaats door aanwezig te zijn bij een Duitse propaganda­ bijeenkomst in november 1941. Door het werk van Rijkswaterstaat – tot aan de door de Duitsers afgekondigde bouwstop van 1 juli 1942 – zo veel mogelijk te continueren, probeert Wentholt personeel buiten de Arbeitseinsatz te houden. Hij weigert vordering van materiaal en materieel, houdt herstelwerkzaamheden in eigen hand en laat geen werkzaamheden verrichten die buiten de taken van Rijkswaterstaat vallen. Dat bezorgt hem een goede naam bij het verzet, maar het leidt wel tot zijn gedwongen ontslag in augustus 1943. Begin 1944 wordt hij bovendien door de Duitsers gevangen gezet. Zijn ­op­­volgers ­tijdens de oorlog zijn de ingenieurs ­ir. C.T.C. Hey­ ning, die ook aan de kant wordt gezet en geïnter­ neerd raakt, en ir. W.H. Brinkhorst. Zij gaan verder met traineren en houden de organisatie op een laag pitje aan de gang. Na de oorlog wordt Wentholt opnieuw tot directeur-generaal benoemd. Vanwege zijn slechte gezondheid moet hij echter al na enkele maanden ontslag nemen. Hij overlijdt begin 1946.

Johan Ringers, de latere directeurgeneraal van Rijkswaterstaat, in 1926. foto Rijkswaterstaat

I

n de jaren twintig en dertig vestigt dr.ir. Johan Ringers al een grote reputatie. Hij bouwt de Noordersluis in IJmuiden en leidt de aan­ nemerscombinatie voor aanleg van de Afsluitdijk. Kort voor de oorlog benadert de minister van Defensie hem om maatregelen voor te bereiden voor het geval vijandelijke acties waterbouwkun­ dige werken beschadigen. Die blijken doeltref­ fend: al op 30 mei 1945 zijn alle onder water gezette gebieden weer droog. Kort na de Duitse inval benoemt de Neder­ landse opperbevelhebber, generaal Henri Winkel­ man, hem tot regeringscommissaris voor de wederopbouw in bezet gebied. In die hoedanig­ heid bemoeit hij zich intensief met de opruiming en het voorlopige herstel van de verwoeste ­binnenstad van Rotterdam. Als lid van het Neder­ landse bestuursapparaat in bezet gebied overlegt hij met de Duitsers, maar hij raakt ook betrokken bij het verzet. Door verraad wordt hij op 1 april 1943 opgepakt en raakt hij geïnterneerd in onder andere de concentratiekampen Vught en Sach­ senhausen. Dat sloopt hem, maar toch wordt hij minister van Openbare Werken en Wederop­ bouw in de eerste twee naoorlogse kabinetten. Van 1945 tot 1955 is hij ook president van KIVI.

Geschilderd portret van Ludolf Reinier Wentholt, directeur-generaal van Rijkswaterstaat aan het begin van de Tweede Wereldoorlog.

Onderscheiden opstandelingen Herman Jan van Aalderen en Jacobus Andreas Beekman (verzetshelden)

N

foto Regionaal Archief Dordrecht

aast de ingenieurs die de moeilijke systeem van de spoorwegen te gebruiken taak hebben hun organisaties door voor het opzetten van een geheim tele­ de bezetting te loodsen, zijn er ook foonnetwerk voor het verzet. vakbroeders die alleen of in kleine groe­ Op 7 augustus 1944 arresteert de pen actief zijn in het verzet. Ir. Herman Sicherheidsdienst Van Aalderen. Hij Jan van Aalderen is chef van het sein­ wordt gevangen gezet in Utrecht en later wezen bij de Nederlandse Spoorwegen in in kamp Vught. Eenmaal in concentratie­ Zwolle. Hij is fel antikamp Sachsenhausen Duits en gebruikt zijn moet hij als dwangarbei­ werk om vele illegale der aan de slag. In januari daden te verrichten. In 1945 wordt hij naar 1942 geeft hij tekeningen ­Bergen-Belsen gebracht, van het spoornet aan een waar hij eind mei overlijdt. illegale groep zodat die Ook ir. Jacobus Andreas deze kan gebruiken voor Beekman werkt in het aanslagen op het spoor. verzet tijdens de Tweede Een jaar later komt hij in Wereldoorlog. Hij is begin contact met Lambertus 1940 in dienst bij de Neher. Met hem zet hij Meterfabriek Dordrecht. Verzetsheld Jacobus Andreas plannen op om het sein­ Zijn huis in diezelfde Beekman, begin 1940.

plaats dient als verzamelpunt voor het verzet. Hij wordt in 1944 ondercomman­ dant van de verzetsgroep Paul, die kort daarna een actief onderdeel wordt van de Binnenlandse Strijdkrachten. Vroeg in de ochtend van 8 januari 1945 heeft Beekman de leiding bij een overval op de gevangenis te Dordrecht, waarbij een koerier wordt bevrijd. In februari pleegt Beekman een aanslag op Gestapo­ commandant Carol Neumann. Het gebouw van de Sicherheitsdienst wordt zwaar beschadigd, maar Neumann blijft ongedeerd. Vlak na de oorlog komt Beekman om bij het onschadelijk maken van een Pan­ zerfaust, een Duits anti-tankwapen. Later krijgen hij en Van Aalderen per Konink­ lijk Besluit het Verzetskruis 1940-1945 toegekend. april 2018 | de ingenieur 4 | 51


Vernieuwend versus vertrouwd

Willem Hupkes in zijn werkkamer, maart 1940.

Jan Goudriaan, president-directeur van de Nederlandse Spoorwegen van 1938-1941 en 1944-1945.

Als Goudriaan in 1944 vrijkomt uit gevangenschap, vlucht hij naar het al bevrijde zuiden van Nederland. Hij neemt de leiding op zich bij het herstel van het gekortwiekte spoor­ bedrijf. Maar hij wordt als te controversieel gezien om vanaf mei 1945 de gehele NS te leiden. Op ministerieel verzoek neemt hij na de bevrijding ontslag, waarna opnieuw Hupkes wordt benoemd tot president-directeur, wat hij blijft tot eind 1946. Goudriaan treedt daarna nog op als regeringsadviseur, wordt van elke blaam gezuiverd, en hervat zijn beide profes­ soraten. Maar in 1949 verlaat hij Nederland verongelijkt en begint hij een nieuwe toekomst in Zuid-Afrika.

Aan de verkeerde kant Frits Ernst Müller en Willem van der Vegte (NSB’ers)

B

ehalve Mussert staan meer ingeni­ eurs aan de verkeerde kant van de geschiedenis. Zoals Frederik (Frits) Ernst Müller, geboren in Utrecht en in Duitsland opgeleid tot werktuigbouwkun­ dig ingenieur. Hij is eerst bedrijfsleider en later directeur van de beenzwartfabriek Wed. P. Smits en Zoon te Utrecht. Been­ zwart bestaat uit verkoolde dierlijke been­ deren en is te gebruiken als pigment en voor de raffinage van suiker.

In 1935 wordt Müller NSB-lid. In de oorlog is hij in 1941 commissaris van de provincie Utrecht en vanaf eind dat jaar tot begin mei 1945 burgemeester van Rotterdam. Hij bevordert de deportatie van Rotter­ damse Joden en propageert indienst­ treding bij de Duitse bezetter, maar is tegen verwoesting van de havens. Na de oorlog krijgt hij tien jaar gevangenisstraf, waarvan hij er zes uitzit. Ir. Willem van der Vegte meldt zich in

52 | de ingenieur 4 | april 2018

De latere directeur-generaal van de PTT Willem van der Vegte in januari 1940.

foto Nationaal Archief

foto Nationaal Archief

Frits Ernst Müller (midden) schudt de hand van Commissaris der Provincie en NSB’er Willem Engelbrecht, 1943.

1933 aan als lid van de NSB, waarbinnen hij in de loop der jaren een flink aantal functies vervult. Tot 1940 werkt hij in het bedrijfsleven, onder andere bij Hoogovens en als directeur van Siemens in Den Haag. Dan neemt hij ontslag om zich geheel in dienst te stellen van de opbouw van een nationaalsocialistische samenleving. Vanaf januari 1942 tot het eind van de Tweede Wereldoorlog is hij directeur-ge­ neraal van de PTT. Ook is hij vanaf augus­ tus 1943 secretaris-generaal van het ministerie van Verkeer en Waterstaat. Na de oorlog wordt Van der Vegte vast­ gezet. In juni 1949 veroordeelt het Bijzon­ der Gerechtshof te Den Haag hem tot vier jaar gevangenisstraf met aftrek van voor­ arrest. Kort daarvoor is hij dan al in vrij­ heid gesteld vanwege invaliditeit (in 1932 raakt hij door een auto-ongeluk zijn lin­ keronderbeen kwijt). Het kiesrecht wordt hem levenslang ontzegd. |

foto Collectie Spoorwegmuseum, Utrecht

I

n 1938 wordt ir. Willem Hupkes opgenomen in de NS-­ directie, nadat de post van president-directeur, waarop hij had gerekend, door de regering is gegund aan de van Philips afkomstige ir. Jan Goudriaan. Als deze laatste het doelwit wordt van een lastercampagne, ontstaat tussen beide mannen een animositeit die voortduurt tot na WO II. Goudriaan heeft als voortvarend econoom en Neder­ landse grondlegger van de moderne bedrijfskunde duide­ lijke ideeën over de bedrijfsvoering. De ervaren spoorman Hupkes wil echter minder snel veranderingen doorvoeren. Het personeel deelt die opvatting. Als Goudriaans positie niet langer houdbaar is, arresteren de Duitsers hem en ont­ slaan hem in juli 1941. Zij benoemen Hupkes vervolgens tot waarnemend president-directeur van de NS. Aan Hupkes de moeilijke taak het spoorwegbedrijf gaande te houden door enerzijds de bezetter te vriend te houden en anderzijds het personeel te beschermen. Door de Duitsers – die beseffen hoeveel vertrouwen hij geniet bij het overgrote deel van het personeel – slim te bespelen, weet hij zijn mensen te behoeden voor Arbeitseinsatz in Duitsland. Dankzij hem krijgen de bezetters geen greep op het spoor­ wegbedrijf, al komt de NS er niet onderuit diensten voor de Duitsers te verrichten. Zo is materieel en personeel van de NS ingezet voor deportatie naar de concentratiekampen.

foto Collectie Spoorwegmuseum, Utrecht

Willem Hupkes en Jan Goudriaan (Nederlandse Spoorwegen)


foto PlantLab/Marjo van de Peppel

INBOX

tijd nog terug te halen moest zijn. In samenwerking met België is destijds ook aandacht besteed aan berging in de Boomse klei die, zoals in het bericht in De Ingenieur geïllustreerd, in ons land wijdverbreid voorkomt. Dit in tegenstelling tot zoutlagen, die zich voornamelijk in het noorden bevinden. Conclusie was dat veilige, zogenoemde terugneembare berging in zout is te garanderen voor een p ­ eriode van honderd jaar en waarschijnlijk langer. Ook terughaalbare opberging in klei werd technisch uitvoerbaar geacht. Uiteraard zijn er sindsdien nieuwe gegevens verzameld en nieuwe inzichten gevormd, maar het zou toch een ­merkwaardige verspilling zijn als van dat vele werk geen gebruik is gemaakt. Met name dringt zich de vraag op waarom berging in zout helemaal niet meer wordt genoemd. Weliswaar zijn er intussen problemen geweest met berging van radioactief afval in een zoutmijn in Duitsland, maar die was ook niet spe­

ciaal voor dit doel aangelegd en dus niet representatief. Niet verwonderlijk was er destijds verzet in het noorden tegen berging in zout. Maar dat zal niet anders zijn bij berging in klei. Prof.ir. H. J. de Haan

Bekende technieken In De Ingenieur van februari 2018 staan in het artikel ‘Boeren tussen beton’ enkele storende zaken. Zo is het voorspellen van de plantengroei aan de hand van ras, temperatuur, voedingstoestand, lichthoeveelheid en soort allang bekend. Ook zijn er al enkele jaren kassen in gebruik die een positieve energie­balans

hebben. Niet alle gewassen zijn hierin te verbouwen, maar de tuinbouw is zeker niet de energievreter die de sector hier wordt gesuggereerd te zijn. Optimalisering van voedingsstoffen vindt in de tuinbouw b ­ ovendien al tientallen jaren plaats en de waterbesparing van 98 % die PlantLab claimt, is suggestief, omdat

dat ongeveer het deel is dat de planten zelf opnemen, in de kas én in de stadsboerderij. Het artikel geeft wel een trend weer: de trend van zuiniger omgaan met ruimte en energie. Dat de lezers van uw blad vooral uit de niet-landbouwhoek komen, is echter geen reden om een aantal technieken als nieuw te presenteren, terwijl het bekende technieken zijn die op een intelligente manier zijn samengevoegd. Ing. Jolle Six Dijkstra

Een van de contai­ ner­achtige ruimtes waarin PlantLab uit Den Bosch onder gecontroleerde omstandigheden planten kweekt.

illustratie OPERA

Kernafval in zout? Behalve in het februarinummer van De Ingenieur is in uw blad het probleem van kernafval enkele keren eerder aan de orde gekomen. Wat mij verbaast, is dat nooit melding wordt gemaakt van de zeer uitvoerige studies die in de jaren tachtig en negentig zijn uitgevoerd door diverse wetenschappelijke instituten onder coördinatie van respectievelijk de Commissies OPLA en CORA in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken. Van beide commissies heb ik deel uitgemaakt. Dat onderzoek concentreerde zich op de berging in zoutlagen. Zout heeft, vergeleken met klei, het voordeel dat het onder de hoge druk in de ondergrond gaat vloeien en zo uiteindelijk een natuurlijke barrière vormt. De commissie OPLA kwam dan ook tot de slotsom dat veilige berging in zout technisch uitvoerbaar was. Aan de commissie CORA werd vervolgens de extra en in feite tegenstrijdige eis gesteld dat het afval ook na lange

In het eind januari gepresenteerde OPERAonderzoek werd bekeken hoe kernafval veilig ondergronds is op te bergen.

Naschrift redactie: Zoals de heer Six Dijkstra al schrijft, was het artikel bedoeld om een trend weer te geven. Inderdaad wordt een aantal technieken al langer toegepast. Dat PlantLab zegt dankzij een zelfontwikkeld algoritme nóg preciezer de opbrengst en aard van een gewas te kunnen voorspellen, betekent ook niet dat andere tuinbouwers niet weten hoeveel hun gewassen zullen opleveren.

Wilt u reageren op een artikel in De Ingenieur? U kunt uw brief, bij voorkeur niet langer dan driehonderd woorden, mailen naar redactie@ingenieur.nl of sturen naar De Ingenieur, Postbus 30424, 2500 GK Den Haag. De redactie behoudt zich het recht voor brieven in te korten en te redigeren of te weigeren.

april 2018 | de ingenieur 4 | 53


WTF! HIER KOMT DE NIEUWE ECONOMIE

MEDIA

Met al het gedoe rond Facebook, het oogsten van persoonlijke data en de beïnvloeding rond de Amerikaanse verkiezingen, zou je bijna vergeten dat er ook een boel is om optimistisch over te zijn. Wie zin heeft om een beetje opgewekt bij te lezen over de ontwikkelingen op het gebied van digitale technologie, kan zich wenden tot net verschenen boek De nieuwe economie (ondertitel Hoe gaat de technologie de wereld veranderen en wat betekent dit voor jou?) van auteur, activist, internetgoeroe en investeerder Tim O’Reilly. O’Reilly is bij uitstek iemand die alles weet over de opkomst van internetbedrijven en -platforms, simpelweg doordat hij ‘er al vanaf het allereerste begin bij is’. Erbij, dat wil zeggen bij de ontwikkeling, de opkomst en de wereldwijde doorbraak van het internet. Het fijne is dat O’Reilly een ongelooflijke kennis en een diep inzicht in de materie koppelt aan een toegankelijke manier van schrijven. Rekbare geest De titel van het boek is in het Engels trouwens een stuk leuker. Op het omslag van de oorspronkelijke versie van het boek staat in koeienletters WTF: what the fuck? Met deze uitroep – ontstaan in de begin­

onder redactie van ir. Frank Biesboer m.m.v. ir. Jim Heirbaut, drs. Jean-Paul Keulen, Maaike Lambers BSc en drs. Angèle Steentjes

54 | de ingenieur 4 | april 2018

dagen van de computers – doelt O’Reilly op de momenten waarop je je verbaast over een bijzondere nieuwe technologie; iets waarbij je een paar jaar eerder nog naar je voorhoofd had gewezen als iemand erover zou vertellen. De eerste keer dat je een 3D-printer bezig zag bijvoorbeeld. Of het moment waarop je hoorde dat een computer de beste menselijke go-speler had verslagen, iets waarvan kenners dachten dat het nog minstens twintig jaar zou duren. Of neem de eerste klanten van Uber die op hun smartphone met één druk op de knop een auto bestelden die vijf minuten later kwam voorrijden. What the fuck? Behalve een spontane uitroep van verbazing of bewondering kan what the fuck? echter ook een uiting van schrik zijn. Wie een beetje het nieuws volgt over kunstmatige intelligentie, zelfrijdende auto’s en bezorgdrones vraagt zich weleens af of er over tien, vijftien jaar nog banen over zijn voor mensen. Hier staat het drieletterwoord volgens de auteur voor What’s the future?: wat heeft de ­toekomst voor ons in petto? O’Reilly beweert dat niet precies te weten, maar al lezend krijg je wel het gevoel dat hij goed vooruit kan kijken. Hij schrijft levendig over de verschillende decennia aan ontwikkelingen rond de opkomst van het internet, maar vooral over de bedrijvigheid die daaruit voortkwam: over de eerste fatsoenlijke browser Netscape, over zoekmachines als Yahoo en Google, over entertainmentdiensten als Napster,

foto Sandeepnewstyle/CC BY-SA 4.0

Het lijkt soms wel erg snel te gaan met de digi­ talisering van onze economie. Dat we ons niet alleen zorgen hoeven te maken, laat internetgoeroe Tim O’Reilly zien in een goed leesbaar boek.


foto Christopher Michel/CC BY 2.0

AUGMENTED APPS Spotify en Netflix, en over gigabedrijven als Apple en Amazon. O’Reilly is bijzonder doordat hij twee dingen in zich verenigt: aan de ene kant is hij oud genoeg om bij allerlei technologische doorbraken aan de wieg te hebben gestaan, of in ieder geval over de rand van de wieg te hebben meegekeken. Aan de andere kant is zijn geest blijkbaar rekbaar genoeg om met zijn leeftijd van 63 jaar de nieuwste technologische ontwikkelingen te kunnen blijven volgen en ze zelfs te extrapoleren naar de toekomst. Daardoor is er bijna geen beter iemand voor te stellen om de in techniek geïnteresseerde lezer aan de hand te nemen en samen de toekomst in te stappen. Levenslessen O’Reilly komt helemaal in zijn element als hij schrijft over ­softwareontwikkelaars. De succesvolste miljardenbedrijven, zoals Google, Uber en Facebook, zijn begonnen als een soort hobbyproject van superslimme en enthousiaste jonge programmeurs. Een voorbeeld dat vaak terugkomt is Linux, het gratis besturingssysteem voor computers dat de Fin Linus Torvalds ontwikkelde. Die schreef software omdat hij dat leuk vond en stelde die helemaal open. Een gemeenschap van jonge ontwikkelaars van overal ter wereld schaafde zijn werk vervolgens bij en zo ontstond een besturingssysteem dat nu in meer dan 100 miljoen apparaten wordt gebruikt. Het punt dat O’Reilly hiermee maakt, is dat open source (publiek gemaakte broncode) van grote waarde kan zijn om van een stuk software of een digitaal platform een succes te maken. Doordat de infrastructuur bekend is, gaan anderen er allerlei toepassingen voor bedenken en wordt iets pas echt groot. Zie het internet zelf en zie Android, het besturings­systeem van Google voor apparaten. Door de jaren heen heeft O’Reilly steeds een lans gebroken voor open source, onder meer door bestuurders van miljardenbedrijven te overtuigen. Hij vindt dan ook dat deze bedrijven iets terug moeten doen voor de technologiegemeenschap. ‘En dan niet alleen uit erkentelijkheid voor de softwareontwikkelaars die jullie succes mogelijk hebben gemaakt, maar ook uit eigenbelang, om de innovatiestroom op gang te houden’, schreef hij in 2000 aan Jeff Bezos, de baas van Amazon, dat toen nog een bescheiden omvang had. O’Reilly doorspekt zijn boek met korte, vetgedrukte alinea’s die de lezer een lesje meegeven over ondernemerschap, of preciezer: hoe succesvolle ondernemers in de technologiesector kansen herkennen en doortrekken naar een winstgevende onderneming. Dat klinkt misschien wat betweterig, maar deze korte levenslessen werken behoorlijk goed. Ze vatten kernachtig samen wat in de voorgaande alinea’s aan voorbeelden en anekdotes voorbij is gekomen en geven zo nog meer inzicht. (JH)

Sinds het succes van Pokémon GO zijn er de nodige apps verschenen die gebruikmaken van augmented reality. Een greep uit het aanbod. Met augmented-reality- of AR-apps, waarbij de gebruiker met een telefoon objecten projecteert in de echte wereld, zijn in theorie nuttige dingen mogelijk. Het idee achter de app MeasureKit is bijvoorbeeld dat je er alles in je omge­ ving direct mee kunt opmeten. Helaas is deze app niet erg gebruiksvriendelijk en geeft hij bovendien ronduit ver­ keerde uitkomsten: een kast op de redactie die duidelijk tot het plafond komt, is volgens MeasureKit bijvoorbeeld slechts 57 cm hoog. Een andere praktische app is Chalk. Hiermee lossen gebrui­ kers technische problemen op via een videogesprek. Henk krijgt bijvoorbeeld een telefoontje van zijn moeder, die niet begrijpt hoe haar nieuwe tv werkt. Via een videogesprek laat ma de afstandsbediening zien, waarna Henk op het scherm tekent om de juiste knoppen aan te wijzen. Tech support op afstand kan dankzij deze app dus makkelijker worden. Helaas is Chalk nog niet beschikbaar in Nederland. Er zijn ook veel AR-spelletjes. In Euclidean Lands moeten bijvoorbeeld puzzels worden opgelost die lijken op Rubiks kubussen. Het doel is om een mannetje naar een bepaald punt te verplaatsen, wat per level moeilijker wordt door allerlei obstakels. Met de AR-functie kun je zo’n puzzel in je woonkamer laten zweven en eromheen lopen. Best aardig, maar de beleving blijft vrijwel hetzelfde als bij normale apps. ARise gaat een stap verder: in je woonkamer verschijnt een eiland waarop je een mannetje laat rondlopen. Het bijzon­ dere is dat je het telefoonscherm niet aanraakt. In plaats daarvan loop je rond, waardoor je het eiland vanuit allerlei hoeken ziet. Het doel is om het juiste perspectief te vinden waarbij een magisch pad wordt gevormd. Je krijgt waar­ schijnlijk lamme armen van het vasthouden van de tele­ foon, maar het is een origineel en uitdagend spel. De slordigheid van apps als MeasureKit en de beperkte toe­ passingen in spelletjes zoals Euclidean Lands laten zien dat AR nog steeds een onvolwassen techniek is. Aan de andere kant voegt ARise echt iets nieuws toe; iets waar andere AR-apps een voorbeeld aan kunnen nemen. (ML)

In de augmented-reality-game ARise verschijnt er een eiland in de woonkamer van de speler.

DE NIEUWE ECONOMIE | 512 Blz. | € 29,99

april 2018 | de ingenieur 4 | 55


MEDIA

MARSSIMULATIE VOOR THUIS Hoe zou een levensvatbare kolonie op Mars eruit moeten zien? De nieuwe game Surviving Mars laat spelers dat met vallen en opstaan uitvogelen. De boude plannen van partijen als Mars One ten spijt zal het nog wel even duren voordat er mensen over de rode planeet lopen. En zelfs als het wel binnen afzienbare tijd tot een Marskolonie komt, is een reis daarnaartoe slechts voor een enkeling weggelegd. Gelukkig zijn er films als The Martian, die hun best doen om aan de aarde gekluisterde ruimtevaart­ enthousiastelingen een beeld te geven van een ­verblijf op onze buurplaneet. Wie geen genoegen neemt met toekijken, kan nu zelf aan de slag met de game Surviving Mars. Net als in veel echte plannen voor een bemande Marsbasis worden in deze game de eerste stappen gezet zonder menselijke astronauten: de speler mag een raket gevuld met rovers en drones – rijdende en vliegende bouw- en onderhoudsrobotjes – neerzetten op het Marsoppervlak. Vervolgens is het zaak om

Er zijn behoorlijk wat windturbines nodig om een paar koepels met kolonisten­ verblijven draaiende te houden.

Een eerste poging tot een Surviving Marskolonie leidt door­ gaans tot een rommel­tje van bouw­ sels en pijpleidingen.

56 | de ingenieur 4 | april 2018

energie op te wekken, onder meer met zonnepanelen en windmolens, en grondstoffen als cement en metalen te winnen. Als bovendien is voorzien in een betrouwbare aanvoer van water en zuurstof, is het tijd om een koepel neer te zetten met een verblijf voor astronauten. Pas dán komen de eerste mensen naar Mars, waarna het spel verandert in een buitenaardse Sim City-variant – zij het eentje waarbij de dood van de inwoners continu op de loer ligt. Reistijd van een paar dagen Aanvankelijk is Surviving Mars vooral een kwestie van trial-and-error: gaandeweg ontdekt de speler hoe stroomkabels het beste kunnen worden neergelegd, welke grondstoffen waarvoor nodig zijn, wat de voors en tegens zijn van allerlei constructies, enzovoort. Ondenkbaar natuurlijk dat NASA de planning van een echte kolonie zou overlaten aan iemand die in staat is een windturbine te bouwen op een plek waar het nauwelijks waait, maar goed – daar is het een spel voor. Een groter loopje met de werkelijkheid is dat voorraden en kolonisten afkomstig van de aarde een reistijd hebben van een paar dagen. Natuurlijk: raketten die ruim een halfjaar onderweg zijn, hadden het spel niet per se leuker gemaakt. Maar echte Marskolonisten kunnen straks niet wat broodnodige extra grondstoffen laten bezorgen alsof ze een bestelling bij Bol.com plaatsen. Wat dat betreft maakt Surviving Mars – hoe frustrerend het spel met name in het begin ook kan zijn – het overleven op Mars toch nog iets te gemakkelijk. (JPK) SURVIVING MARS | € 39,99


MEDIA

TEGENDRAADSE BAAS foto Jordi Huisman

Wim van der Leegte in een van zijn bedrijven.

Om de Sustainable Development Goals 2030 van de VN te bereiken hebben we wetenschap en technologie hard nodig. Future technologies we want gaat over hoe overheden en stakeholders het beste kunnen samenwerken om opkomende technologieën goed te beheersen. FUTURE TECHNOLOGIES WE WANT | 274 Blz. | € 24,95

Ondernemer Wim van der Leegte ging op allerlei manieren tegendraads te werk. En dat legde hem geen wind­ eieren, laat een nieuwe biografie zien. De afgelopen decennia is Wim van der Leegte uitgegroeid tot een icoon van de Nederlandse maakindustrie. Deze goedlachse, Brabantse ondernemer weigerde, geheel tegen de stroom in, zijn productie naar lagelonenlanden te verhuizen. Het stuitte hem tegen de borst zelf rijk te zijn terwijl de mensen om hem heen werkloos waren. Logisch dus dat er een boek over hem kwam met als ondertitel Hoe een Brabantse familieman Nederland aan werk hielp. Hierin schetst journalist Frits Conijn van Het Financieele Dagblad hoe Van der Leegte in 1953 begon met 5 medewerkers en recent aan zijn zoon 93 bedrijven kon overdragen met 16 000 medewerkers en een omzet van 5 miljard. Wat is het geheim van Van der Leegte? Volgens Conijn zijn dat zijn financiële inzicht, zijn energie, zijn omvangrijke netwerk, maar ook zijn tegendraadsheid: hij deed alles juist niet zoals het in de ma­nagementboeken stond. Hij kocht graag bedrijven die in de problemen zaten, om die vervolgens weer op de been te helpen. Het bekendste voorbeeld is de autofabriek NedCar in Born. Van consultants moest Van der Leegte weinig hebben: hij luistert liever naar zijn eigen medewerkers. Toen zijn eerste bedrijf in 1976 in de financiële proble-

men kwam, organiseerde hij elke week een bedrijfsoverleg. Van der Leegte legde de financiële situatie uit, de medewerkers konden met ideeën voor verbeteringen en besparingen komen. Binnen een paar maanden werd er weer winst ge­ boekt. Dit contact met de werkvloer is hij altijd blijven koesteren. Ook tegendraads was dat hij de productie niet wilde verplaatsen naar China; verder bracht hij het bedrijf niet naar de beurs. ‘Dan kunt u mooi cashen’, merkt een verslaggever op. ‘Ach’, antwoordt Wim van der Leegte, ‘ik kan maar één boterham tegelijk eten.’ Beperkt inzicht Het boek belicht in een goed leesbare stijl vooral de economische kant van de opbouw van VDL; aan techniek besteedt Conijn weinig aandacht. Wel meldt hij dat VDL niet meer uitsluitend een toeleverancier is, maar ook mee-ontwerpt met bijvoorbeeld grote hightechbedrijven als ASML. In wie Van der Leegte zelf is, krijgt de lezer uiteindelijk maar beperkt inzicht en het beschrijven van het familieleven en zijn liefde voor paarden heeft soms wat dweperige trekjes. Wat het boek wel goed duidelijk maakt, is dat je met slim financieel inzicht goed voor je medewerkers kunt zijn én veel geld kunt verdienen. (AS) WIM VAN DER LEEGTE | 296 Blz. |

In dit vierde deel van de reeks PocketScience van de Nederlandse New Scientist behandelt Govert Schilling geschiedenis, techniek en toekomst van de telescoop, met kolossen als de European Extremely Large Telescope als uitsmijter. TELESCOPEN VAN DE TOEKOMST | 112 Blz. | € 10,-

Met Making History kan de speler zelf ruimtemissies ­samenstellen en historische missies naspelen. MAKING HISTORY | € 14,99

Tussen stoom en stroom is een eerbetoon aan de diesel­ motor, niet van auto’s, maar van gemalen. Die hebben Nederland het grootste deel van de vorige eeuw ­droge voeten gegeven, maar zijn nu grotendeels vervangen door hun elektrische broeders. TUSSEN STOOM EN STROOM | 234 Blz. | € 29,-

In Ready Player One, de nieuwste film van Steven Spielberg, leeft de hoofdpersoon een ellendig ­bestaan. Via een virtual reality-bril zoekt hij zijn toevlucht in een wereld vol met verwijzingen naar films, games en muziek uit de jaren tachtig. READY PLAYER ONE | Nu in de bioscoop

€ 19,95

april 2018 | de ingenieur 4 | 57


RUIMTELIFT LAAT NOG STEEDS OP ZICH WACHTEN

Een lijntje naar de hemel

illustratie William Blake/British Museum Londen

VOORWAARTS

De ontdekking van de wonderlijke eigenschappen van koolstofnanobuisjes gaf eind twintigste eeuw het geloof in een ruimtelift vleugels. Inmiddels is er weinig van dat optimisme over. Toch ziet het er niet naar dat de mensheid een zo diep gewortelde wens definitief als ­onuitvoerbaar terzijde zal schuiven. tekst Fanta Voogd

S

inds Prometheus het vuur stal van de goden, probeert de mens zich goddelijke capaciteiten toe te eigenen. Dat de bestorming van de hemel en het reiken naar de sterren de afgelopen zestig jaar is ver­ wezenlijkt met raketten, heeft aan het zicht onttrokken dat de mensheid van ouds her de voorkeur gaf aan een vaste verbinding met de hemel. Zo bouwden de inwoners van Babel een toren ‘die tot in de hemel reikt’. Aartsvader Jacob droomde van een ladder naar de hemel waarlangs ‘Gods engelen omhoog gaan en afdalen’. En niet alleen in de joodse (en dus christelijke en islamitische) traditie is sprake van een structurele connectie met de hemel. De Noordse mythologie kent de levensboom Yggdrasil die reikt tot de wereld van de goden en de hel­

Technologische voorspellingen uit het ­ver­leden zijn soms griezelig accuraat; een andere keer slaan ze de plank op vermakelijke wijze mis. De rubriek Voorwaarts ­verdiept zich in de geschie­ denis van de toekomst.

58 | de ingenieur 4 | april 2018

den. Ook in andere werelddelen en culturen duikt regelmatig een derge­ lijke axis mundi op, een mythologische verbinding tussen hemel en aarde in de vorm van een berg, boom, klim­ plant, toren, trap, ladder of touw. De Rus Konstantin Tsiolkovski, de grondlegger van de raketwetenschap, was de eerste wetenschapper die het idee opperde van een gigantische toren die toegang geeft tot de ruimte. Onder de titel Dagdroom over Hemel en Aarde beschreef hij in 1895 een ‘luchtkasteel’ waarvan de top tot 36 000 km boven het aardoppervlakte reikte, de hoogte van een geostationaire baan om de aarde. Tsiolkovski had zich voor het idee overigens laten inspireren door de in 1889 gebouwde Eiffeltoren, niet door de veel oudere Bijbelse en andere mythische verhalen over een vaste verbinding met de hemel. In 1960 werd het idee van een vaste verbinding met de ruimte nieuw leven ingeblazen, andermaal door een Rus: de Leningradse ingenieur Yuri Artsutanov. ‘Neem een stuk touw en maak het vast aan een steen. Draai

William Blake’s verbeelding van het Bijbelverhaal waarin aartsvader Jacob droomt over een ladder of trap uit de hemel. Het is slechts een van de vele verhalen over een vaste verbinding tussen hemel en aarde.

deze primitieve slinger rond. Onder invloed van de middelpuntvliedende kracht zal de steen weg willen vliegen en het touw strak trekken. Welnu, wat zal er gebeuren als we zo’n ‘touw’ vast­ maken aan de evenaar en, nadat we het ver de kosmos in hebben geslin­ gerd, er het juiste gewicht aan hebben gehangen?’

Kosmische kabelbaan Artsutanov stelde die vraag in Komsomolskaya Pravda, de populairweten­ schappelijke krant van de communis­ tische jeugdbeweging. In zijn artikel beschrijft hij een toekomstige ‘kosmi­ sche kabelbaan’. Hij begreep dat het 36 000 km hoge bouwwerk van Tsiolkovski onuitvoerbaar was en dat een spanconstructie meer kans


VOORWAARTS

E

r bestaan nog geen materialen die sterk genoeg zijn om het gigantische gewicht van een kabel van de aarde naar de kosmos te dragen. De sterkste kunststoffen en stalen zijn verscheidene malen zwakker dan vereist. (…) Maar de wetenschap en technologie maken snelle vorderingen en misschien zal de bouw van een kabelbaan naar de hemel al aan het einde van onze eeuw worden gestart. De Russische wetenschapper Yuri N. Artsutanov in ‘Komsomolskaya Pravda’ (1960).

van slagen had. Hoewel hij wist dat geen materiaal op aarde sterk genoeg was om het gewicht van zo’n lange kabel te dragen, was hij optimistisch over de vooruitgang. Met een slag om de arm voorzag hij dat zo’n ‘kabel­ baan naar de hemel’ voor het einde van de twintigste eeuw te realiseren zou zijn. Zich niet bewust van het Russische artikel filosofeerden Amerikaanse geleerden in de jaren zestig over de mogelijkheid van een diamanten kabel naar de ruimte. Onder hen de science­ fictionschrijver en futuroloog Arthur C. Clarke. Hij werkte het idee in 1979 uit in zijn roman The Fountains of Paradise. Twintig jaar later toonde hij zich in The New York Times nog even enthousiast over wat hij in het inter­

view typeert als zijn favoriete crazy idea. ‘Ik denk dat de raket uiteindelijk hetzelfde voor de ruimtevaart zal heb­ ben betekend als de luchtballon voor de luchtvaart. Hij bracht ons een eind, maar werd al snel ingehaald door iets beters’, sprak Clarke met zijn kenmer­ kende optimisme.

In de ijskast De vooruitgang die vanaf begin jaren negentig werd geboekt bij de ontwik­ keling van koolstofnanobuisjes met een extreme treksterkte gaf voeding aan het geloof in de mogelijkheid van een ruimtelift. Ook NASA zag er toe­ komst in. Het Amerikaanse initiatief Liftport Group kondigde in 2005 de bouw aan van een koolstofnanobuis­ jesfabriek en deed proeven met een

luchtballon aan een draad van kool­ stofvezel. In 2006 schreef De Ingenieur over een onderzoek van TU Delft-stu­ denten die het concept kritisch onder de loep namen. Een van hen, Jasper Bouwmeester, liep na het onderzoek drie maanden stage bij Liftport Group in een voorstad van Seattle. ‘De verwachtingen waren hoog­ gespannen’, blikt Bouwmeester MSc na twaalf jaar terug. ‘Maar carbon nano­ tubes waren toch niet het beloofde goud. De productie bleek lastiger dan gedacht.’ Volgens Bouwmeester, inmiddels docent Luchtvaart- en Ruimtevaart­ techniek in Delft, is er dan ook weinig over van het optimisme van de jaren nul. ‘De meeste plannen staan in de ijs­ kast. Liftport bestaat nog wel, maar heeft haar ambitie voor de komende jaren beperkt tot een Lunar Elevator; een ruimtelift vanaf de maan.’ In 2006 verwachtte men dat een ruimtelift binnen twintig jaar werke­ lijkheid zou kunnen worden, zegt Bouwmeester. ‘Maar áls de ruimtelift er ooit komt, moet je eerder denken aan het einde van deze eeuw.’ Dat klinkt vertrouwd. | april 2018 | de ingenieur 4 | 59


KOPSTUK

Hij verwierf bekendheid met de ontwikkeling van het nauwkeurigste ­mechanische horloge ter wereld voor het merk Zenith. Zijn ideeën, ook op het gebied van ­micromechanische energiewinning, leidden tot de oprichting van twee start-ups. ­Vorige maand is Nima Tolou verkozen tot Ingenieur van het Jaar en ontving hij de Prins Friso Ingenieursprijs. tekst drs. Enith Vlooswijk

illustratie Marcel Groenen

Out of the box innova

A

lles is mogelijk, als je maar je best doet het voor elkaar te krij­ gen. Volgens ingewijden zou het de lijfspreuk kunnen zijn van micromechanicus dr.eng. Nima Tolou, winnaar van de Prins Friso Ingenieursprijs 2018. Zijn vrouw Anja Schröder ziet dat op allerlei niveaus. ‘In ons huis gaan bijvoorbeeld voortdurend dingen kapot: wielen breken van speelgoedauto’s af of de vleugel van een vliegtuigje laat los. Maar hoe moeilijk het ook is te repareren, Nima vindt ­altijd wel een manier. Zo brengt hij zijn positieve houding over op zijn zoon.’ Die positieve houding heeft te maken met een flexibele manier van denken, stelt ir. Wout Ypma, collega bij Tolou’s start-up Flexous, en ooit afstudeerder bij hem. Als de werktuigbouwkundige tegen proble­ men aanloopt, zoekt hij naar andere manieren om tegen het onder­ werp aan te kijken. ‘Een afstudeerder onderzocht eens een methode om energie uit menselijke bewegingen te halen’, vertelt Ypma. ‘De re­ sultaten vielen tegen: de methode leverde niet bijster veel energie op. Nima kwam toen met het idee om met dat kleine beetje energie senso­ ren te voeden die de positie van lopende ouderen weergeven. Hij vond dus een nieuwe toepassing om de resultaten alsnog relevant te maken.’

Geheel eigen manier Dit out of the box denken is essentieel voor technische innovatie: het herkennen van toepassingsmogelijkheden van bestaande ideeën in onverwachte gebieden. Precies hierin blinkt Tolou uit, zo bleek al ­tijdens zijn promotieonderzoek naar de stijfheid van verende micro­ mechanismen. Hij liet zien dat het principe waarmee bijvoorbeeld een pincet minder stijf is te maken, ook toepasbaar is op de kunsthuid die de beweging van handprothesen belemmert. En de techniek die hij ontwikkelde voor een nieuw, uiterst nauwkeurig aandrijfmechanis­ me voor mechanische horloges, wist hij ook toe te passen op micro­ mechanische energiewinning voor batterijloze sensoren: de oscillator in het horloge die energie omzet in beweging, zet beweging om in energie voor de sensoren. ‘Nima heeft een geheel eigen manier van denken’, vertelt zijn collega prof.dr.ir. Just Herder, ‘en is bovendien erg 60 | de ingenieur 4 | april 2018

Naam Nima Tolou | Leeftijd 35 | Titel dr.eng. | ­Opleiding werktuigbouwkunde, Babol University of Technology, Iran en promotie elastische mechanica, TU Delft | Functie universitair docent, afdeling ­Precision and Microsystems Engineering, TU Delft

goed in het leggen van verbindingen. Zo waren we onlangs op de precisiebeurs in Veldhoven, waar hij uit nieuwsgierigheid allerlei gesprekken aanknoopte met mensen uit andere vakgebieden. Hij ziet dan voortdurend nieuwe toepassings­ mogelijkheden.’

Drie jassen Herder, hoogleraar Interactive Mechanisms and Mechatronics, was degene die Tolou rond 2008 naar Nederland haalde voor een promotieproject. De Iraanse student had een open sollicitatie ge­ stuurd en viel op door de Engelstalige publicaties die hij al op zijn naam had staan. ‘Hij wist dat hij een academische loopbaan wilde en zocht naar een promotieplaats in het buitenland. Hij heeft duidelijk een vooruitziende blik. Twee weken lang heeft hij met drie jassen aan zitten bibberen, vermoedelijk zowel vanwege de kou als vanwege de heimwee. Daarna ging het beter.’ Tolou is geen wetenschapper die werkt van publicatie naar publicatie, het liefst ziet hij dat zijn ideeën hun weg vinden naar de markt. ­Daarom startte hij zes jaar geleden het bedrijfje Flexous, dat actief is op het gebied van flexibele horlogemechanieken, en vorig jaar Kinergizer,


NIMA TOLOU

tor

­ ericht op energiewinning uit beweging. Het heb­ g ben van maatschappelijke impact, zegt Herder, is voor Tolou ‘behoorlijk belangrijk’. ‘De markt voor dure horloges is beperkt, maar energiewinning uit beweging kan een enorme maatschappelijke impact hebben. Het kan de batterijen vervangen in de talloze sensoren die nodig zijn voor het in­ ternet der dingen. Die maatschappelijke urgentie is voor Nima belangrijk.’ De uitreiking van de Prins Friso Ingenieursprijs

De rubriek Kopstuk presenteert een portret van een ingenieur die bijzondere prestaties op zijn of haar naam heeft staan.

vond ’s avonds plaats in Groningen, drie uur rijden van zijn werkplek. Niettemin stond hij de volgende dag alweer vroeg in Delft om zijn col­ lega’s van Flexous te bedanken. Ypma vertelt dit om te illustreren hoe belangrijk een goede teamgeest is voor Tolou. ‘Het is gewoon een heel lieve vent, iemand die echt ziet dat het team alles mogelijk maakt.’ Zijn kamergenoot, dr.ir. Paul van Woerkom, voegt daaraan toe dat de Ira­ niër een buitengewoon rustige, doordacht handelende man is vol door­ zettingsvermogen. ‘Hij maakt altijd een rustige indruk, spreekt zacht en weloverwogen, alsof elk woord van goud is. En als hij een plan heeft, weet hij studenten te motiveren op een zeer respectvolle manier.’ Dat klinkt allemaal wel heel perfect. Valt er dan niets aan te merken op Tolou? Toch wel, zegt zijn vrouw na kort nadenken. ‘Hij heeft het meest nauwkeurige mechanische horloge ter wereld ontwikkeld, maar nog altijd heeft hij geen fatsoenlijke digitale wekker gekocht. ­Nima heeft veel slaap nodig en ik ben altijd degene die hem moet wekken. Ja, op persoonlijk vlak mag hij wel wat georganiseerder zijn.’ | april 2018 | de ingenieur 4 | 61


SEKSROBOTS CONCURREREN MET PROSTITUEES

tekst Marc Seijlhouwer MSc

62 | de ingenieur 4 | april 2018

Poppen met een realistische siliconenhuid en intelligente gespreksstof kunnen geduchte concurrenten vormen voor de traditionele ­sekswerkers. Verdwijnt het oudste beroep ter wereld na een paar jaar robotinnovatie? Of is menselijk contact toch nog steeds het belangrijkste aspect van seks?

P

rostitutie bestaat al eeuwenlang en heeft tot nu toe elke vorm van mechanisatie, industrialisatie en automatisering weten te weerstaan. Een behoefte aan seks is een inherent onderdeel van het mens-zijn, en daarmee zal er altijd vraag zijn naar betaalde lief­ de. Dat maakt de opkomst van realistische seks­ robots in de afgelopen vijf jaar zo interessant. Dankzij kunstmatige intelligentie en steeds ge­ avanceerdere en goedkope apparatuur kunnen robotbedrijven tegenwoordig bijna-echte mensen bouwen. En de mens zou de mens niet zijn als ze al die expertise niet zou gebruiken voor seks. De eerste echte seksrobot bestaat technisch gezien nog niet. Dat zou een machine zijn die seks met mensen kan hebben op dezelfde manier als mensen dat met elkaar doen. Het volledig simule­ ren van seks is echter lastig; er komt veel bij kij­ ken qua emotie, oogopslag, ademhaling, lichaams­ warmte en natuurlijk het gevoel van de seks zelf.

foto RealBotix

HET NIEUWE WERKEN

Plug-and-play

Het in elkaar zetten van de sekspop van RealBotix. In de toekomst moet dit soort poppen realistisch gesprekken kunnen voeren.

Maar er zijn bedrijven die in de buurt komen. ­RealDoll, een bedrijf dat al langere tijd realistisch ogende sekspoppen maakt, werkt onder de naam RealBotix al een tijdje aan een kunstmatig intelli­ gent systeem dat lijkt op digitale assistenten in smartphones, maar dan met kennis van en inte­ resse in seksualiteit. ‘Om vragen te beantwoorden waar Siri altijd verlegen over doet’, zo rechtvaar­ digt een medewerker van RealBotix de uitvinding. Harmony is een app die is te downloaden op een smartphone. Door vervolgens een blue­ tooth-speaker in het hoofd van een sekspop te plaatsen kan die babbelen tijdens de surrogaatseks. Dit kunstmatig intelligente systeem zat ook in de sekspop Solana, die begin dit jaar op elektronica­ beurs CES werd gepresenteerd. Solana, voorlopig alleen een hoofd, kan reageren op vragen, haar hoofd bewegen en met haar ogen knipperen. Een andere seksrobot heet Roxxxy. Ze bestaat al langer, sinds 2010. Op het eerste oog is Roxxxy een onaantrekkelijke en onnatuurlijke sekspop, maar de maker heeft de pop vol met snufjes gestopt. Sen­ soren over het hele lichaam geven specifieke stem­ reacties bij aanraking. ‘Ik hou ervan je hand vast te houden’, zegt ze op een wat verveelde manier als je haar hand toucheert – ongetwijfeld heeft ze voor andere lichaamsdelen andere opmerkingen. Deze poppen komen nog niet in de buurt van mensen. Maar robots worden steeds realistischer: tegenwoordig heeft een siliconen nephuid een structuur die net echt lijkt, en met een soort ver­ warmingssysteem onder de huid voelt die ook levensecht aan. Het probleem is dat die techniek erg duur is; Roxxxy en Solana kosten dan ook dui­ zenden euro’s.


illustratie 1000pixels

Is prostitutie met mensen straks afgeschaft en nemen robots het werk van sekswerkers over?

Toch is het, gezien de steeds snellere voortgang der techniek, niet onwaarschijnlijk dat een volwaar­ dige mechanische bedpartner in de toekomst bestaat. Dat roept vragen op over de ethiek van zulke robots. Kathleen Richardson van de Britse De Montfort University en Erik Billing van de Zweedse Högskolan i Skövde brachten dit punt in 2015 al ter tafel. Seksrobots zouden verboden of gereguleerd moeten worden, omdat hun bestaan houdingen jegens seks en vrouwen op negatieve wijze zouden veranderen. Een incident op een elektronicabeurs laat in ieder geval zien dat men­ sen weinig respect zullen hebben voor seksrobots: de aanwezige mannen betastten haar dusdanig hardhandig dat de robot het uiteindelijk begaf. ‘De mensen beklommen haar borsten, benen en armen. Ze brak twee vingers en zat onder de vlek­ ken’, aldus de uitvinder van robot Samantha na de beurs tegen de Britse krant Metro. Er zijn echter ook voordelen: robotprostitutie lost problemen van de menselijke variant, zoals uitbuiting en mensenhandel, op. Daarnaast kun­ nen robots geen geslachtsziektes krijgen. Die argu­ menten zijn volgens twee onderzoekers van de Victoria Management School in het Nieuw-Zee­ landse Wellington dusdanig sterk dat robotpros­ titutie in 2050 de norm zal zijn. In Nederland onderzochten Noel Sharkey en Aimee van Wynsberghe van de Foundation for

In Het nieuwe werken beantwoordt De Inge­nieur elke maand voor een andere beroepsgroep de vraag: moet je bang zijn dat een robot je baan afpakt?

Responsible Robotics de houding van mensen tegenover seksrobots. Ze bekeken verschillende onderzoeken en enquêtes. De bereidheid om naar bed te gaan met een robot bleek sterk per onderzoek te verschillen. Een onderzoek onder honderd Amerikanen liet zien dat vooral de man­ nen er wel oren naar hebben: tweederde leek een seksrobot wel wat. In Nederland is geen onderzoek gedaan naar de bereidheid om seks te heb­ ben met een robot, maar wel naar de mening over seksrobots. Van de Nederlanders denkt 20,2 % dat ze geen negatieve impact zullen hebben.

Stigma Er is weinig direct onderzoek gedaan naar de gevolgen van robotisering voor de werkgelegenheid van sekswerkers. In de grote onderzoeken naar robotisering komt het beroep vreemd genoeg niet voor. De belan­ genvereniging voor sekswerkers PROUD heeft nog geen officieel stand­ punt. Maar er zijn aanwijzingen dat er potentie is om een deel van de prostitutie te mechaniseren. In Duitsland opende in 2017 een robotbor­ deel met elf sekspoppen, dat volgens de oprichter een doorslaand succes is. Een tweede vestiging staat op de planning. ‘In de wereld van seks­ werk leeft het nog helemaal niet, maar het zijn natuurlijk wel interes­ sante ontwikkelingen’, vertelt Lynton Kwame Deirkauf van PROUD en zelf sekswerker. ‘Ik denk dat de kans op robotisering uiteindelijk groot is. Aan de andere kant zal er altijd een aanbod van menselijke sekswerkers blijven bestaan, zeker als mensen uit lagere sociale klassen geen kans hebben om via scholing een ander vak te leren.’ Deirkauf filosofeert verder over een toekomst waarin de kunstmatige intelligentie zo goed is dat seksrobots ook emoties gaan tonen. ‘Zullen ze dan ook een smaak ontwikkelen en op een gegeven moment dingen niet willen doen?’ Op dit moment zit er duidelijk nog een stigma op het gebruik van seksrobots. Maar naarmate ze realistischer en betaalbaarder worden zal dat stigma ongetwijfeld afnemen. Dat mensen bovendien niet onwel­ willend staan tegenover het idee van seks met een robot geeft aan dat robotprostitutie grote sprongen kan gaan maken. Maar dan moet de techniek wel snel beter worden; de huidige generatie poppen steken nog behoorlijk schraal af bij het echte werk. | april 2018 | de ingenieur 4 | 63


PASSIE

T

eun van Mourik (73) uit Bodegraven reed een werkend ­leven lang bussen met toeristen en vrachtwagens door ­Europa. Na zijn pensionering ging hij op zolder van plexi­ glas logo’s van openbaarvervoerbedrijven namaken. Een heel precies werkje, waarbij hij veel gebruikmaakt van een figuurzaag. Toen ik met fotograaf Elmer bij zijn woning arriveerde, had zijn lieve vrouw Corrie net koffiegezet. We sloegen gedecideerd het aanbod af; we wilden zo snel mogelijk de logo’s zien. Teun begon op de trap al te vertellen dat hij, vooral nu hij wat publiciteit kreeg, een flink werktempo had. Hij ging zelfs steeds sneller werken. Hij had inmiddels 579 logo’s nagemaakt. Elke keer als hij een logo af had, zette hij een streepje op een papiertje dat hij op de zijkant van een vitrinekast had geplakt. De zolderetage van het rijtjeshuis was verdeeld in een werken een museumgedeelte. In het museumgedeelte stonden ­vitrinekasten vol plexiglas plaatjes. We mochten vragen stellen. ‘Waarom?’, vroeg ik. Teun vertelde dat hij in 1992 was begonnen met het maken van logo’s omdat hij tijdens zijn nachtwerk als vrachtwagenchauffeur bij het bedrijf T.E.T. in Enschede een geweldig logo van een Twents ros zag hangen. ‘Ik was onder de indruk, dus dat heb ik toen nagemaakt. Daarna begon ik er plezier in te krijgen.’ We verplaatsten ons naar het werkgedeelte van de zolder. Alle gereedschappen waren keurig gesorteerd. Teun: ‘Nou, hier gebeurt het dus.’ Hij liet plexiglas plaatjes zien. Weer terug naar het museumgedeelte. Teun vertelde dat het eigenlijk een dubbele hobby betrof.

64 | de ingenieur 4 | april 2018

‘Want vind maar eens uit welk bedrijf welk logo heeft of had en welke kleuren werden gebruikt. Je werkt immers vaak met zwart-witfoto’s, vooral als het gaat om vervoersbedrijven die niet meer bestaan.’ De bronnen die Teun gebruikt, zijn (1) de niet meer bestaande website van Openbaar Vervoer Boskoop, (2) publicaties van de Autobus Documentatie Vereniging (hij is lid), (3) boekhandels en (4) diverse musea. Hij liet wat boeken over bussen zien. Daarna liep hij met een op basis van foto’s gemaakte schets van het museum- naar het werkgedeelte en deed (speciaal voor Elmer) net alsof hij met een plexiglas plaatje aan de slag ging. Daarna wandelden we terug naar het museumgedeelte om het denkbeeldige plexiglas plaatje in een vitrinekast tussen de andere logo’s te zetten. Teun: ‘Ik hoor weleens van mensen dat ik een unieke hobby heb en ik denk ook dat dat zo is. Het gekke is dat ik met een bus an sich niets heb. Het gaat mij echt om de logo’s van busbedrijven.’ We gingen weer naar beneden, naar zijn vrouw Corrie die met een hele grote pot koffie zat. Zij vertelde dat Teun wel meer dingen van plexiglas maakte. We moesten maar raden. Pas bij het weggaan kwamen we erachter. Naast de voordeur, boven de bel, hing een plaatje met de familienaam. ‘Ook op zolder gemaakt’, zei Teun. |

tekst Marcel van Roosmalen foto Elmer van der Marel


Kijk voor meer informatie op: kivi.nl/hto

KIVI EN HET HOGER TECHNISCH ONDERWIJS HELPEN STUDENTEN GOED OP WEG ... PLAN JE STUDIE MET DE ONLINE PROFESSIONAL DEVELOPMENT TOOL Het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI) is de beroepsvereniging van wo- en hboingenieurs in Nederland en ondersteunt ingenieurs in hun loopbaanontwikkeling. KIVI heeft 40 actieve vakafdelingen met ruim 400 bijeenkomsten per jaar. KIVI biedt loopbaanondersteuning voor ingenieurs, een maatschappelijk platform en is uitgever van het technologietijdschrift De Ingenieur. De doelstelling van het hoger techniekonderwijs is om de studenten optimaal voor te bereiden op het beroep van ingenieur door kennis, vaardigheden en beroepshouding te ontwikkelen, maar ook door hen in contact te brengen met de beroepsgroep en inzicht te geven in carrièremogelijkheden. Steeds meer techniekfaculteiten maken deze aspecten expliciet onderdeel van het curriculum, in samenwerking met de beroepspraktijk. Hiertoe sluiten zij een collectief lidmaatschap bij KIVI af voor studenten en docenten. Zo’n lidmaatschap vergroot de aansluiting bij de beroepspraktijk en de (internationale) carrièrekansen van studenten. KIVI verzorgt presentaties voor docenten, SLB’ers en studenten over het gebruik van het netwerk en de OPD-tool. De eerste resultaten van het collectieve lidmaatschap in het hoger onderwijs zijn heel positief. Kijk voor meer informatie: www.kivi.nl/hto

KIVI VOOR STUDENTEN • Gebruik van de Online Professional Development (OPD) tool voor professionele ontwikkeling en opbouw van het portfolio tijdens de studie. Dit helpt studenten tijdens de studie, bij stagevoorbereiding en afstuderen; • Gebruikmaken van het KIVI-netwerk; • Toegang tot 400 KIVI-bijeenkomsten per jaar; • Toegang tot de international community via de KIVI-afdeling International Engineers; • Toegang tot de KIVI Ingenieurscoaches voor 1 op 1 loopbaanbegeleiding; • Digitale versie van het magazine De Ingenieur.

KIVI VOOR DOCENTEN • Structurele invulling van aansluiting bij de beroepspraktijk voor accreditatie.

Engineer your career • Improve our society


ENGINEER YOUR CAREER KIVI helpt je verder in je carrière. Als beroepsvereniging van ingenieurs biedt KIVI carrièreservices. Leden kunnen onder meer gratis gebruikmaken van een cv-check, sollicitatietraining en loopbaancoaching. Ook brengt KIVI aantrekkelijke vacatures onder de aandacht.

AMSTERDAM

ONDERNEMENDE R&D ENGINEER ELEKTRONICA Wil jij als elektronica engineer een leidende rol in de ontwikkeling van lucht- en ruimtewaardige elektronica? En wil je graag werken in een multidisciplinaire omgeving aan de ontwikkeling van hoogwaardige avionica systemen waarbij je de eisen en wensen van de klant vertaalt in oplossingen? Lees dan verder! De functie Binnen het team “Aeronautic and Space Electronics” ontwikkel en test je elektronica voor lucht- en ruimtevaarttoepassingen. Je vertaalt systeem­eisen naar systeemarchitecturen met onderliggende elektronica. Jouw bijdrage is het vertalen naar concrete hardware ontwerpen. De elektronica die we ontwikkelen is van een hoog technisch niveau en kenmerkt zich door betrouwbaarheid en het kunnen functioneren onder extreme omstandigheden. De ontwikkeling is vaak onderdeel van grote complexe projecten. Je maakt deel uit van autonome teams in wisselende samenstelling; product-, project- en kennisgeorganiseerd. Je voert projecten uit en je initieert met je collega’s nieuwe projecten. Je standplaats is bij voorkeur Amsterdam, maar Marknesse (FL) is een optie. Als R&D Engineer Elektronica breng je mee • Afgeronde universitaire opleiding Elektrotechniek; • Solide kennis van analoge en digitale elektronica en VHDL; • Enige jaren relevante werkervaring; • Creativiteit om nieuwe technologische oplossingen te bedenken; • Resultaatgerichtheid, ondernemersmentaliteit en een internationale oriëntatie; • Uitstekende communicatieve vaardigheden in het Nederlands en het Engels.

• Diverse opleidingsmogelijkheden binnen jouw vakgebied; • Een uitdagende baan in een hightech werkomgeving; • Een werkterrein met veel marktpotentie, zowel nationaal als internationaal; • Informele cultuur met ruimte voor eigen initiatief, waarin resultaatgerichtheid en betrokkenheid belangrijke pijlers zijn. Jouw nieuwe werkomgeving De lucht- en ruimtevaartsystemen zijn in belangrijke mate afhankelijk van het goed functioneren van avionica aan boord en op de grond. Ons team Aeronautic and Space Electronics binnen de afdeling Aerospace Electronics and Qualification werkt nauw samen met andere NLR afdelingen aan innovaties om deze systemen te laten voldoen aan de eisen van nu en die van de toekomst. Wij ontwikkelen avionica voor zowel lucht- als ruimtevaartsystemen. We voeren opdrachten uit voor een grote diversiteit aan klanten waaronder (inter-)nationale Defensie- en civiele lucht- en ruimtevaartindustrie. Informatie? Check in op onze website www.nlr.nl of bezoek ons mediakanaal op Y­ ouTube voor een goed beeld van ons werk. Solliciteren? Solliciteren doe je door te reageren vóór 23 april 2018 met je CV en motivatie via de ‘Solliciteren’ button via de website www.werkenbijnlr.nl. Een screening maakt onderdeel uit van de s­ ollicitatieprocedure.

Wat bieden we jou • Aantrekkelijke arbeidsvoorwaarden, volop ontwikkelingsmogelijkheden, ruimte voor werk-privé balans, solide pensioenregeling, tegemoet­koming kosten zorgverzekering;

www.nlr.nl

NOORD-HOLLAND

LANDELIJK

SENIOR CONSTRUCTEUR HIGH END MACHINEBOUW Opdrachtgever in speciaal-machinebouw, fijnmechanische verpakkingsmachines. Stabiel familiebedrijf, toekomstgericht. Investeren in mensen en techniek. Sales, R&D, Engineering, productie en services in eigen huis. Daardoor gezonde en kritische interactie om multidisciplinaire top kwaliteitsmachines te leveren. Wereldwijde levering aan klanten, 90% export. Ruimte voor ervaren constructeur / engineer met ervaring in modulaire machinebouw. Bvk sterk in Solidworks. HTS/TU Werktuigbouw achtergrond in combinatie met goede project skills. Brede ervaring, kijk op E&I, servotechniek, pneumatiek en andere technische disciplines. Uitdaging om werkprocessen te optimaliseren en mentor voor het team te zijn.

YOUNG – SENIOR PROFESSIONALS Verbeter leven. Begin bij jezelf! Arcadis biedt uitdagend werk voor mensen die het verschil willen maken. Van klimaatverandering tot razendsnelle verstedelijking. Onze wereld wordt steeds complexer. De ruimte in steden moet optimaal worden benut en onontgonnen land moet bewoonbaar worden gemaakt. Juist op deze terreinen creëren wij buitengewone en duurzame oplossingen. Onze mensen werken gezamenlijk aan het creëren van meerwaarde door gebouwde en natuurlijke elementen naadloos in te passen in hun omgeving. Arcadis. Improving quality of life. Kijk voor informatie én vacatures op www.werkenbijarcadis.nl

Nieuwsgierig? www.buildingcareers.nl / Sanna Willebrands / 06 4241 1612 BuildingCareers is dé arbeidsmarktspecialist voor HBO-/WO-ingenieurs. Voor technische specialisten alsmede commerciële- en managementposities in de industrie.

Ook uw vacature op deze pagina? Neem contact op met Delia Appelman via 070 391 9851 of delia.appelman@kivi.nl of met Barbara Gemen via 070 391 9875 of barbara.gemen@kivi.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.