De Ingenieur mei 2018

Page 1

T EC H N I E K M A A K T J E W E R E L D

ME

TS

DE INGENIEUR nummer 5 | jaargang 130 | mei 2018

PE CIA

LI

NG

EN

IEU

R

CA

RR

IÈR

Mobiliteit van morgen

E


Prove it. Proef ‘t Ontdekken, bewegen en verwonderen, dat is het International Festival of Technology! Een technologie festival op de campus van de TU Delft waar technologische innovaties en muziek een smakelijke versmelting vormen. We nodigen je van harte uit om te komen ervaren hoe robotica, quantumtechnologie en circulaire economie de samenleving veranderen. Hoe ziet de toekomst van autonoom rijden er uit? Wat als je alles zou kunnen maken van gerecycled plastic? Hoe snel verlaat jij de Quantum Escape Room? Kom het zelf ervaren!

6-8 June www.ifot-delft.com

Technology Music Art Food

Op het programma Ronald Giphart (met robot), Julia Cramer en Daniel Poolen openen op woensdagmiddag het festival. Elke dag zijn er vanaf 12u. lezingen en workshops. Bijvoorbeeld over Tech en trends in communicatie. Of wil je uitvinden hoe verslaafd je eigenlijk aan plastic bent? KIVI staat zelf ook op het podium met een Quantum Quiz! De muziek start elke dag rond 16u. om het publiek in de festivalsfeer te brengen. En daar passen natuurlijk gehaktballen bij die zijn opgewarmd zijn in de wasmachine. Kortom: PROVE IT. PROEF ‘T op het International Festival of Technology!


illustratie Volkswagen

12 TRANSPORTTRANSITIE De afgelopen eeuw is er eigenlijk weinig veranderd aan ons vervoers­systeem. Maar met zelfrijdende voertuigen, deelauto’s en digitale platformen die vraag en aanbod op elkaar afstemmen staat er de komende tijd wél het nodige te ­gebeuren. Voor de inrichting van de stad maakt het nogal uit of we kiezen voor deeldiensten of zelfrijdend privévervoer.

Vanaf eind mei moeten bedrijven, stichtingen en instituten ­precies bijhouden wat er gebeurt met de data van hun klanten. En vooral voor de grote spelers wordt dat een flinke klus.

jaargang 130 nummer 5 mei 2018

In maatschappijen met grote seksegelijkheid kiezen meiden minder vaak voor techniek. Dat wil echter niet automatisch ­zeggen dat ze niet in bètavakken zijn geïnteresseerd, stelt ­socioloog Maaike van der Vleuten.

30 BETER LEREN Deep learning is een van de toverwoorden van deze tijd, maar heeft wel degelijk zijn beperkingen. Om dichter bij menselijke intelligentie te komen, zullen computers toch anders moeten gaan leren.

INGENIEUR CARRIÈRE De nieuwe generatie ingenieurs vindt duurzaamheid en circu­ lariteit belangrijke thema’s in opleidingen en op de werkvloer, heeft nuttige vaardigheden opgedaan tijdens het gamen, en snapt dat fysieke systemen tegenwoordig ook een belangrijke digitale component hebben. Lees er alles over in ons carrière­ katern, te vinden midden in dit nummer. Lees het laatste technieknieuws op www.deingenieur.nl facebook.com/deingenieur.nl @de_ingenieur

T EC H N I E K M A A K T J E W E R E L D

Geknipt Punt Focus Giesen Mobiliteit Möring Online privacy To do Eureka Rolf zag een ding Aldus Deep learning Podium Inbox Media Voorwaarts Kopstuk Het nieuwe werken Passie

MET

SP

DE INGENIEUR nummer 5 | jaargang 130 | mei 2018

EC

IA

L IN

GEN

IEU

R

CA

RR

IÈR

Mobiliteit van morgen

23 LICHTALARM

illustratie Peter Welleman

INHOUD

28 BÈTADEBAT

2 3 4 5 12 19 20 22 23 27 28 30 33 33 34 36 38 40 42

De uv-sensor Qsun geeft een seintje als ­iemand te weinig of juist te veel zonlicht krijgt. Ook in Eureka: een schrift dat als een ­whiteboard is te wissen, een robot die op muren tekent, een zuignap die werkt dankzij kunstmatige spieren en meer.

E

illustratie SimCity

EUREKA

20 DATABEWAKING


COLOFON

GEKNIPT

ABONNEMENTEN Leden van het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI) ontvangen De Ingenieur uit hoofde van hun lidmaatschap. Abonnement voor niet-leden (inclusief btw): • magazine € 128,50 per jaar • digitaal € 69,- per jaar • losse nummers € 15,- (inclusief verzending) Abonnementen worden tot wederopzegging aangegaan en ten minste voor de vermelde periode. Het abonnement kan na deze periode per maand worden opgezegd. U kunt uw opzegging het beste via onze website doorgeven: www.deingenieur.nl/lezersservice ABONNEESERVICE DE INGENIEUR Ga voor (cadeau)abonnementen, adreswijzigingen en het laten nazenden van niet ontvangen nummers naar het webformulier op de site, te vinden onder het kopje ‘Abonneeservice’. www.deingenieur.nl adres Postbus 30424, 2500 GK Den Haag e-mail abonneeservice@ingenieur.nl tel. 070 39 19 850 (bereikbaar op maandag, ­dinsdag, donderdag en vrijdag van 9 tot 14 uur)

DE INGENIEUR ALS PDF Abonnees die De Ingenieur willen downloaden als pdf-bestand, ­kunnen daarvoor terecht op de website: www.deingenieur.nl/pdf

REDACTIE ir. Frank Biesboer (hoofdredacteur), ir. Jim Heirbaut, drs. Jean-Paul Keulen (eindredacteur), Maaike Lambers BSc ­(stagiaire), ir. Judith Robbe (eindredacteur), Marc Seijlhouwer MSc VORMGEVING Hannie van den Berg Grafische Vormgeving & DTP, Houten REDACTIEADRES Prinsessegracht 23 2514 AP Den Haag Postbus 30424 2500 GK Den Haag tel. 070 391 9885 e-mail redactie@ingenieur.nl website www.deingenieur.nl

ADVERTENTIES KIVI Barbara Gemen tel. 070 391 9875 e-mail barbara.gemen@kivi.nl Delia Appelman, tel. 070 391 9851 e-mail delia.appelman@kivi.nl DRUK Bariet Ten Brink, Meppel

De Ingenieur verschijnt 12 maal per jaar. © Copyright 2018 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, via internet of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Niet in alle gevallen is na te gaan of er op de illustraties in dit nummer nog copyright rust. Waar er nog verplichtingen zijn tot het betalen van auteursrecht is de uitgever bereid daar alsnog aan te voldoen. ISSN 0020-1146

LIDMAATSCHAP KONINKLIJK INSTITUUT VAN INGENIEURS Het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI) is de beroepsvereniging voor hoger opgeleide technici in Nederland. Iedereen die hoger technisch onderwijs volgt, heeft gevolgd of een sterke affiniteit heeft met techniek, kan lid worden van KIVI. Leden ontvangen vanuit het lidmaatschap technologietijdschrift De Ingenieur. Kijk voor meer lidmaatschapsvoordeel op www.kivi.nl/lidmaatschap. CONTRIBUTIE 2018 Regulier lidmaatschap: € 137,50 Afgestudeerd in 2017/2018: € 69,Studentlidmaatschap: € 44,Seniorlidmaatschap: € 108,De contributie voor leden in het buitenland is gelijk aan die voor leden woonachtig in Nederland. Een lidmaatschapsjaar loopt van 1 januari tot en met 31 december. Bij lidmaatschappen die in de loop van het jaar ingaan, wordt de ­contributie naar rato berekend. Aanmelden voor het lidmaatschap kan via www.kivi.nl/lidworden. OPZEGGEN LIDMAATSCHAP Het lidmaatschap wordt jaarlijks automatisch verlengd. Beëindiging van het lidmaatschap kan per het einde van het kalenderjaar. Er geldt een opzegtermijn van ten minste één maand; een schriftelijke opzegging per brief of e-mail dient uiterlijk 1 december in ons bezit te zijn. Na ontvangst van de opzegging en eventueel verschuldigde contributie verstuurt de ledenadministratie een bevestiging. CORRESPONDENTIEADRES Koninklijk Instituut Van Ingenieurs t.a.v. Ledenadministratie Postbus 30424 2500 GK Den Haag tel 070 391 98 80 ledenadministratie@kivi.nl

­

‘Het zou verboden moeten worden dat data en algoritmes ­worden gebruikt om ons zo veel mogelijk vast te lijmen aan ­onze schermpjes.’ Filosoof en publicist Hans Schnitzler beschreef de ervaring van studenten die een week geen smartphone gebruikten (Trouw).

‘De ‘duurzame’ strategie van Shell: investeren in schaliegas. Shell zegt wel zich te committeren aan de Parijse Klimaat­ doelen, maar handelt daar niet naar en is dus ongeloofwaardig.’ Hoogleraar duurzaamheid en transities Jan Rotmans (Erasmus Universiteit Rotterdam) reageert op de mededeling van Shell-CEO Ben van Beurden dat de energiemaatschappij de komende tien jaar een deel van zijn groei uit schaliegas denkt te halen (Twitter).

‘Een van onze auto’s kwam een eend tegen die de weg overstak, achterna gezeten door een vrouw in een rolstoel die met een bezem zwaaide.’ Johnny Luu van Googles autonome autoproject Waymo vertelt over ondenkbare scenario’s in het verkeer. Ter geruststelling: de auto stopte (NRC Handelsblad).

‘De doeleinden en de activiteiten van grote techbedrijven als Facebook en Google moeten transparanter worden. En ze moe­ ten echt gaan meewerken aan verbeterd toezicht op henzelf.’ Economisch hoofdadviseur Mohamed El-Erian van Allianz waarschuwt de techsector om te veranderen, anders zullen toezicht en regulering door de overheid onvermijdelijk toenemen (Het Financieele Dagblad).

‘Een robot leren een perfecte omelet te maken, zal heel wat ­eieren kosten en veel niet-geslaagde pogingen.’ Wetenschapsjournalist Jeremy Hsu over het voordeel van het virtueel trainen van robots, voordat ze in de echte wereld aan de slag gaan (IEEE Spectrum).

‘Uber zegt de economie te helpen door ondernemerschap van chauffeurs te stimuleren. Maar je ritprijs wordt bepaald door het bedrijf en je moet bijna elke rit accepteren voordat je weet waar die heen gaat. Dat is geen ondernemerschap, dat is slavernij.’ Sangeet Paul Choudry, deskundige op het gebied van platform-economie, pleit voor verregaande regulering van bedrijven als Uber en Amazon (Het Financieele Dagblad).

‘Het idee dat een machine veel slimmer kan zijn dan zij, staat veel intelligente mensen niet aan – dus schuiven ze dat idee ten onrechte terzijde.’ SpaceX- en Tesla-directeur Elon Musk denkt dat sommige AI-deskundigen ‘die zichzelf slimmer vinden dan ze zijn’ het gevaar van kunstmatige intelligentie onderschatten (ZDNet).

‘Je zou willen dat het anders was, maar meer privacybewustzijn is nu eenmaal gebaat bij schandalen.’ Arnold Roosendaal van Privacy Company is blij met de ophef over ­Facebook (de Volkskrant).


Datacenters in Nederland kunnen genoeg warmte leveren voor een miljoen huishoudens. Toch gebeurt dat niet. We hebben dringend behoefte aan een masterplan, zodat we die warmtebron wel nuttig kunnen gebruiken, vindt Stijn Grove, directeur van de Dutch Data Centers Association. Het zou goed zijn als de overheid daarbij het initiatief zou nemen.

‘BENUT DATACENTERS ALS WARMTEBRON’

Stijn Grove is directeur van de Dutch Data Center Association.

overheid. Iedereen wacht af en zo gebeurt er niets. Maar nu moeten huishoudens van het aardgas af en warmtenetten vormen een belangrijk alternatief. De bestaande netten draaien echter volledig op fossiele centrales en afvalverbrandingsovens, die we op termijn ook niet meer willen. Ook staan er grote woning­bouwprogramma’s op stapel waar de eventuele aanleg van een warmtenet het minste kost. Het mooie is dat veel van die bouwlocaties op ­plekken liggen waar ook al datacenters zijn. En onze datacenterwarmtebron is gewoon beschikbaar, ­gegarandeerd volcontinu, met een capaciteit die vooralsnog elke vier jaar verdubbelt. Voor ons is het louter een restproduct dat we graag nuttig laten ­gebruiken. Om dat voor elkaar te krijgen, is een masterplan ­nodig met alle mogelijkheden en energetische en ­financiële consequenties. Hoe gaan we die warmte al dan niet integreren in bestaande netten? Waar leggen we nieuwe aan en dan met lage temperatuur? Hoe zit het met leveringsplicht door data­ centers? Welke afspraken komen er over standaards en dergelijke? Alleen dan weten alle betrokkenen waar ze op moeten voorsorteren en is het voor partijen ook interessant om met het groeiende aanbod van datacenter-warmte aan de slag te gaan.

illustratie Joost Stokhof

PUNT

Datacenters vormen een sector met dubbele groei­ cijfers en daar komt voorlopig geen einde aan. Terwijl we die centers zo efficiënt mogelijk laten draaien, als het even kan met gebruik van groene stroom, is de productie van grote hoeveelheden warmte onvermijdelijk. Nu voeren we die meestal onbenut af, terwijl we er ook een miljoen huishoudens mee zouden ­kunnen verwarmen. Waarom gebeurt dat niet? Dat heeft verschillende oorzaken. Zelf zijn we als branche erg gefocust op het faciliteren van de IT van onze klanten. Met de ­digitalisering is het alle hens aan dek om mee te groeien. Het leveren van restwarmte is niet onze ­corebusiness. Daarnaast leiden we, buiten de kring van ingewijden, een tamelijk anoniem bestaan, ­waar we overigens ook zelf voor hebben gekozen. Op de plekken waar we zitten, zijn meestal geen warmte­netten beschikbaar. Zijn die er wel, dan draaien ze op een temperatuur van 80-90 °C, terwijl wij rond de 35 °C kunnen leveren. Bovendien moeten we nu opboksen tegen bestaande warmtelevering met warmtenetten of aardgas en iets nieuws is in het begin vrijwel altijd duurder. Er zijn op dit ogenblik ook geen partijen die het benutten van ­onze restwarmte ter hand nemen; niet bij de netbeheerders, niet bij de energiebedrijven en niet bij de

mei 2018 | de ingenieur 5 | 3


Nederlands AI-instituut

Wa t e r s t o f u i t zo n n e - e n e rg i e

Afsluitdijk op de schop

illustratie 2getthere

Lees het laatste ­technieknieuws op www.deingenieur.nl

FOCUS

Deze nieuwe autonome shuttle van 2getthere gaat komend jaar bij het kantorenpark Rivium (Capelle aan den IJssel) rijden.

STAPSGEWIJS HET VERKEER IN Het Nederlandse 2getthere is druk bezig om zijn autonome elektrische shuttles op de openbare weg te laten rijden, zonder bestuurder die eventueel in kan grijpen. ‘Stap voor stap verhogen we de complexiteit die dat oproept’, zegt CTO Sjoerd van der Zwaan MSc.

onder redactie van Marc Seijlhouwer MSc redactie@ingenieur.nl m.m.v. ir. Frank Biesboer en ir. Jim Heirbaut

4 | de ingenieur 5 | mei 2018

De afgelopen maand noteerde het Utrechtse bedrijf verschillende contracten. In Capelle aan den IJssel, bij het kantorenpark Rivium, gaat Connexxion met het materieel van 2getthere vervoer verzorgen over de openbare weg naar de halte van de waterbus aan de Maas. Op de Nanyang Technological Univer­ sity van Singapore komt autonoom vervoer op de campus, ­tussen de fietsers en voetgangers. En in Brussel gaat 2getthere het transport tussen de luchthaven en het langparkeerterrein verzorgen, een route met ook ander gemotoriseerd verkeer. Het gaat steeds om projecten die eerst een uitgebreide test­ fase zullen doorlopen en over zo’n drie jaar daadwerkelijk hun beslag krijgen. 2getthere komt hiermee in een nieuwe fase. Tot nu toe was het bedrijf vooral bekend van shuttles op aparte wegen, zoals tussen metrostation Kralingse Zoom en kantorenpark Rivium, en van de shuttles in de modelstad Masdar City in Abu Dhabi. Daarnaast verzorgt het binnenkort het transport van het Blue Waters-eilandproject in Dubai naar het metronet van de stad. ‘We rijden daar op een gescheiden baan. Dat betekent dat onze sensoren alleen in de gaten hoeven te houden of er niet voor of vlak naast het voertuig een object is waarvoor het eventueel moet stoppen.’ Rijden tussen ander verkeer is ingewikkelder. ‘Het betekent dat het voertuig ook moet kunnen

voorspellen wat de andere weggebruikers gaan doen en zich daaraan moet kunnen aanpassen.’ Van der Zwaan benadrukt 2getthere’s aanpak van stapsgewijze ontwikkeling. ‘In gemotoriseerd verkeer begeven we ons eerst op een enkele rijbaan waar de auto’s alleen achter elkaar kunnen ­rijden. Pas later kunnen de auto’s ook ­inhalen of ingehaald worden.’ Zonder bestuurder Die benadering verschilt nogal van bijvoorbeeld die van Waymo (Google). Dat heeft zijn autonome auto’s al miljoenen kilometers in gewoon verkeer laten afleggen. ‘Zij moeten altijd een bestuurder aan boord hebben waarop kan worden teruggevallen. Ook zijn ze nog experimenteel, t­ erwijl wij een concrete, commerciële lijndienst gaan verzorgen, ­zonder bestuurder.’ 2getthere beschikt inmiddels over een nieuwe-generatie-voertuig met plaats voor 8 tot 24 personen, dat op de genoemde trajecten wordt ingezet. Vanaf zomer volgend jaar zal dit voertuig ook op het bestaande traject naar Rivium heen en weer gaan rijden. (FB)


CAPACITEIT VAN GLASVEZEL VERDUBBELD

De internetverbinding van huizen op ‘glasvezel’ is in veel landen ingericht met een zogeheten passief optisch netwerk (PON). Vanuit een kastje op de hoek van de straat lopen ondergronds tientallen glasvezels naar de afzonderlijke wonin­ gen. De infrastructuur is zo ontworpen dat de mensen die helemaal aan het einde van een lange glasvezel wonen ook nog een fatsoenlijk signaal ontvan­ gen. De keerzijde daarvan is dat wonin­ gen vlak bij een verdeelstation technisch gezien een veel hogere datasnelheid aankunnen dan waarop ze zijn begrensd. Met dat gegeven ging promovendus Robbert van der Linden MSc van de TU Eindhoven aan de slag. Een van zijn trucs is het opdelen van het lichtsignaal in meer niveaus. ‘Een bitje bestaat nu uit de laser vol aan, de 1, of bijna uit, de 0, maar daar kun je meer niveaus in

aanbrengen. Met vier of zelfs acht niveaus kun je meer informatie versturen in dezelfde tijdseenheid.’ De kanttekening hierbij is wel dat de Dit diagram laat signalen zien met twee, vier en acht niveaus verschillende niveaus van de intensiteit van een laserpuls. Door het gebruik van meer alleen goed afzonder­ niveaus is er meer informatie te versturen. lijk zijn waar te nemen als de signaalkwaliteit de bitjes worden verstuurd. ‘We hebben uitstekend is; dat geldt voor de huizen laten zien dat al bij drie verschillende aan een kort stuk glasvezel, dicht bij kloksnelheden de capaciteit van de glas­ het verdeelstation. ‘Het mooie is dat je vezel met 180 % omhoog gaat.’ de winst kunt delen. Doordat de af­ Het bedrijf Genexis, dat nauw betrokken nemers dicht bij het verdeelstation met was bij de promotie, wil de trucs van Van deze methode een hogere datasnelheid der Linden gaan inbouwen in nieuwe krijgen, kunnen ze toe met een korter modems. Helaas zullen daar in Nederland tijdslot. Die extra tijd laat je ten goede maar weinig mensen van gaan profite­ komen aan de mensen die verderop aan ren. De nieuwe technieken zijn namelijk de glasvezel zitten. Zo profiteert iedereen alleen van toepassing op de genoemde van meer data.’ PONs, waar in ons land weinig gebruik van wordt gemaakt. Wereldwijd is dit Nieuwe modems systeem wel veel in gebruik: 80 % van Een andere truc waar Van der Linden aan alle glasvezelverbindingen met woningen werkte, is het gebruik van verschillende werken met PONs. (JH) kloksnelheden; de frequenties waarmee

WINDTURBINEMAST VAN COMPOSIET

illustratie Robbert van der Linden

Met een paar slimme trucs is de ­capaciteit van bestaande glasvezel­ verbindingen naar huizen fors te verhogen, zo blijkt uit Eindhovens promotie­onderzoek.

GIESEN

illustratie Matthias Giesen

De start-up Jules Dock Innovation heeft eerste tests uitgevoerd met een windturbinemast van composiet. ‘Het materiaal gedroeg zich als verwacht’, aldus projectleider Jelmer de Lange MSc. Het grote voordeel van composiet is dat het lichter is dan het nu ­gebruikelijke staal en geen onderhoud nodig heeft. ‘Minder gewicht scheelt ook voor de fundering ­waarop de turbine komt te staan.’ Het met vezels versterkte composiet is zowel door TNO als het kenniscentrum WMC statisch en dynamisch belast. Dat gebeurde met een schaalmodel van 5,5 m hoog met een doorsnede van 1 m. Ondanks de forse krachten waaraan dit schaalmodel werd blootgesteld, trad er geen beschadiging op. In het vervolgonderzoek gaat Jules Dock Innovation de mast combineren met een funderingspaal. ‘We willen weten hoe het geheel zich gedraagt.’ Onder andere de stijfheid van de mast speelt daarbij een rol. ‘Het voordeel van composiet is dat je die stijfheid gemakkelijk kunt variëren.’ Het onderzoek wordt onder ­andere gefinancierd door TKI-Wind op zee. (FB) mei 2018 | de ingenieur 5 | 5


illustratie Ymke Pas

FOCUS

Batterijgrondstoffen in de knel Met de toenemende behoefte aan opslag van elektriciteit zijn batterijen bezig aan een onstuitbare opmars. Zaten ze al in kleine elektronica, snoerloos gereedschap en rijdend materieel, nu dienen zich ook auto’s, vrachtwagens, schepen en netwerkinstallaties met batterijen aan. En de daarvoor benodigde aantallen zullen vertienvoudigen. Zijn de grondstoffen daar wel voor beschikbaar? Ingenieurs van het Karlsruher Institut fßr Technologie en het Helmholtz-Institut Ulm publiceerden onlangs in Nature Review Materials een overzicht van de batterijbehoefte tot 2050, de materialen die daarvoor nodig zijn en wat er via mijnbouw beschikbaar is. Ze concentreerden zich op de metalen lithium en kobalt. Beide zijn nu essentiÍle bestanddelen van de batterij, terwijl ze anders dan zout of ijzererts niet voor het oprapen liggen. In de zoutmeren in Chili is de concentratie lithium nog geen 0,05 % en kobalt is, vergeleken met bijvoorbeeld ijzer of aluminium, een van de minst geproduceerde grondstoffen.

Welke metalen zitten in een batterij?

Hoeveel batterijen hebben we nodig?

Metalen in batterijen voor verschillende toepassingen en bijbehorende grootte in gram.

Schattingen van het aantal apparaten en de daarvoor benodigde batterijen tot aan 2050 met daarbij de totale vraag aan opslagcapaciteit.

lithium

kobalt

nikkel 31 33

e-bike

aantal apparaten (mln.) vraag opslagcapaciteit grote batterijen (GWh) vraag opslagcapaciteit kleine batterijen (GWh)

mangaan 103

114

smartphone

281*

150 - 400 Wh 2 775 2 134

woning

6 614

tablet

3 162

14 685*

3 - 30 kWh 6 481 7 052

e-auto

23 846

15 498 17 080

e-vrachtwagen

57 022

145 425*

25 - 250 kWh

300 - 800

2 000

e-auto hybride

* De lengte van de batterijen is niet in verhouding.

6 - 20

400

e-bike

55 825

100 - 300

2 000

boor

60 724*

15 - 100 kWh

60 - 150

3 000

laptop

23 345

40 - 120

8 000

e-auto plug-in

3 500 - 10 500

700 4 500 - 30 000

300

e-vrachtwagen

250

woning

100

6 250 - 62 500 300 - 3 000

Hebben we genoeg lithum en kobalt? Behoefte aan lithium en kobalt tot aan 2050. grote batterijen

Productie en reserves van lithium en kobalt.

kleine batterijen

totale productie 2016-2050 reserves

totale productie 2016-2050 met 2 % jaarlijkse groei

lithium

lithium

kobalt

kobalt 0

3

6

9

12

15

0

3

6

9

12

15

0

3

6

9

12

15

Met de nu beschikbare voorraad aan lithium zit het dus voorlopig wel goed: bestaande reserves zijn groot genoeg voor de voorspelde groei aan batterijmateriaal. Voor kobalt ligt dat duidelijk anders. Daar is de behoefte twee keer zo groot als de nu bekende reserves. Volgens de onderzoekers onderstreept hun prognose de noodzaak om over te schakelen op het gebruik van ander materiaal, bijvoorbeeld natrium.

6 | de ingenieur 5 | mei 2018


FOCUS

NEDERLAND EN EU ZETTEN IN OP AI

tekst Marc Seijlhouwer MSc

Eind april werd in het Amsterdam ­Science Park het Innovation Center for Artificial Intelligence (ICAI) geopend; een samenwerking tussen bedrijven, universiteiten en kennisinstellingen. Een van de eerste wapenfeiten van ICAI is een lab in samenwerking met Ahold Delhaize. Daar zullen informatici en AI-experts werken aan aanbevelingsalgoritmes voor de merken van Ahold (bol.com en Albert Heijn) en wordt onderzocht of AI iets kan bijdragen aan het verbeteren van de goederenstromen en logistiek. Dit alles gebeurt met een focus op maatschappelijke verantwoordelijkheid en ethiek. Die houding wordt essentieel voor ICAI. ‘In Europa en Nederland gaan wij op een respectvollere manier om met data en de ontwikkeling van AI dan in andere landen’, vertelt prof.dr.ir. Arnold Smeulders, die verantwoordelijk is voor de financiering van ICAI. Talent behouden Dezelfde houding heerst bij de Europese Commissie, die een dag voor de opening van ICAI een ambitieus plan presenteerde. Europa moet in de toekomst een ­belangrijke speler zijn op het gebied van AI die kan concurreren met de VS, Canada en China. Die landen hebben al een aantal jaar grote budgetten over voor de ontwikkeling van kunst­matige intelligentie. Europa liep tot nu toe achter. De komende drie jaar zal de Commissie daarom 1,5 miljard euro extra uitgeven aan AI-onderzoek. Samen met bijdragen uit de private sector moet dat geld leiden tot meer Europese AI die burgers kunnen gebruiken. Dat betekent dat niet alleen grote bedrijven ervan mogen profiteren. De ontwikkeling van Europese AI is ­volgens Smeulders belangrijk omdat het

voor bedrijfsleven en maatschappij ­ongunstig is om alleen maar te leunen op buitenlandse AI. ‘Kunstmatige intelligentie bepaalt steeds vaker de mogelijkheden en strategieën van bedrijven en overheden. De techniek stelt je in staat om allerlei processen te verbeteren of beleid te maken. Maar wil je als land of als bedrijf strategische keuzes aan derden over­laten? Dat is wat er gebeurt als je al je digitale data aan anderen geeft.’ Verder is het stimuleren van AI belangrijk om talent te behouden. Dat is ook het doel van ICAI en Ellis, een Europese samenwerking van AI-instituten. Enerzijds is Nederland namelijk goed bezig op AI-gebied: op academisch niveau zijn veel vormen van kunstmatige intelligentie vertegenwoordigd. Robots die via ­reinforcement learning leren lopen, ­computers die beelden kunnen herkennen en big-data-algoritmes die voor­ spellingen doen – het wordt allemaal ­onderzocht. Anderzijds is dit soort onderzoek volgens Smeulders veel te kleinschalig. ‘De publiek-private samen­ werking moet beter om alle promovendi en afgestudeerden in Nederland of ­Europa een werkplek te geven waar hun talent kan worden benut. Anders vertrekken ze naar de VS of Canada.’

Daarbij gaat het volgens Smeulders niet om heel hoge bedragen. ‘ICAI kost 100 miljoen euro. Dat is veel geld, maar als je het vergelijkt met budgetten in ­andere landen valt het mee. Bovendien is een groot deel van dat bedrag afkomstig van het bedrijfsleven.’ Hand in hand De ethiek en hoogwaardige AI-technologie moeten de unique selling points van de Europese AI worden. Hoe dat concreet moet gaan, weet de Europese Commissie nog niet; dat wordt de komende maanden uitgewerkt. Smeulders weet wel dat je ethiek niet achteraf op een ­algoritme kan plakken. ‘Je moet ethiek hand in hand laten gaan met techno­logie. Als dat een basis­ beginsel wordt van de ­industrie die rond Europese AI gaat ­ontstaan, kun je de wereld overtuigen van het belang van ethische AI.’ Smeulders vergelijkt het met de milieuregels voor auto’s: die komen goeddeels uit de Amerikaanse staat Californië, die als eerste regels over uitstoot begon in te voeren. ‘Als wij ook strenge eisen stellen aan de zorgvuldigheid van AI, kunnen we die normen en waarden ­laten doordringen in andere landen.’

foto Marlies Wessels

Om de achterstand ten opzichte van het buitenland in te halen, heeft Nederland een speciaal innovatie­ centrum voor kunstmatige intelligentie opgericht. Tegelijkertijd kondigde de EU aan meer geld in het vakgebied te steken, om zo de strijd aan te ­kunnen gaan met de VS en China.

Datacenter in het Amsterdam Science Park. In de buurt is het nieuwe Innovation Center for AI te vinden.

mei 2018 | de ingenieur 5 | 7


FOCUS

ERASMUSBRUG GOES INDIA Deze Escher-achtige constellatie van ijzeren balken, trappen en buizen is de pyloon van een nieuwe brug in India. De 625 m lange constructie over de Yamunarivier zal dit jaar gereedkomen. Met een vierbaansweg in twee richtingen verbindt de brug het oosten van Delhi met de stad Ghaziabad. Het is een zogenoemde tuibrug, waarbij het brugdek omhoog wordt gehouden door een aantal kabels dat verbonden is met de pyloon. Die centrale toren is 151 m hoog en krijgt een vorm die doet denken aan die van de Erasmusbrug: een schuine paal met een knik erin. Bovenop het ­stalen gevaarte komt een combinatie van glas en staal, die met verlichting als een soort baken in de rivier kan dienen. Net als bij de Erasmusbrug heeft de ­pyloon een opvallend zwaartepunt dat buiten de constructie zelf ligt. Daardoor wordt een deel van de spanning op de kabels weggenomen. De brug is trouwens in veel opzichten een klein broertje van de Rotterdamse Zwaan, want het ontwerp lijkt er sterk op, ook al zijn de bruggen ontworpen door verschillende architecten. Qua lengte en aantal tuien is de Eramusbrug nét iets indrukwekkender. De bouw van de Yamunabrug verliep moeizaam. Aanvankelijk was het plan dat de brug in 2010, voor de Commonwealth Games (Gemenebestspelen), af moest zijn. Maar het project liep vijf keer vertraging op, om uiteenlopende redenen. De laatste vertraging uit 2017 ontstond doordat de lokale milieuautoriteit een verbod op constructiewerkzaamheden afkondigde vanwege te extreme vervuiling in ­Delhi. Of de brug dit jaar wel gereedkomt, blijft nog even spannend. De pyloon is in ieder geval klaar, en met zijn opvallende vorm en lichtbaken zal hij ongetwijfeld een fraaie bezienswaardigheid worden in de Indiase miljoenenstad.

tekst Marc Seijlhouwer MSc foto Andreas Deffner

8 | de ingenieur 5 | mei 2018


FOCUS

mei 2018 | de ingenieur 5 | 9


FOCUS

AFSLUITDIJK KRIJGT METAMORFOSE Om aan de nieuwe veiligheidsnormen te voldoen, ondergaat de Afsluitdijk aan de Wadkant een flinke gedaanteverwisseling. Tot op 5 m ­boven NAP komen er forse betonblokken te liggen die de dijk tegen de golfkracht van zwaardere stormen gaan beschermen. De huidige bekleding van de dijk, die bestaat uit ­basaltblokken, kan een zware storm die zich eens in de 10 000 jaar voordoet niet weerstaan. Op sommige punten is de dijk ook te laag om hoge golven tegen te houden. Afgelopen maand presenteerde het consortium ­Levvel de plannen waarmee het de opdracht van Rijkswaterstaat binnenhaalde om de dijk voor een bedrag van 550 miljoen euro te versterken. De dijk krijgt overal een hoogte van bijna 10 m boven NAP. Aan de Wadkant wordt bovendien het talud verbreed en komt er een tweedeling in de bekleding: de onderste helft moet de golfklappen van het ­water kunnen weerstaan, de bovenste moet het oplopende water afremmen. Op de overgang tussen beide komt een berm met daarop een nieuw fietspad. Voor de onderkant ontwierp Levvel, een samen­ werkingsverband van bouwbedrijven BAM en Rebel en offshorebedrijf Van Oord, een nieuw betonblok,

dat toepasselijk het Levvel-bloc is gedoopt. Dit blok heeft een omvang van een paar meter in het vierkant en weegt 6500 kg. In totaal zijn er 75 000 van nodig. Dakpansgewijs De vorm is zo gekozen dat blokken dakpansgewijs over elkaar heen vallen en gemakkelijk zijn te plaatsen. Volgens Van Oord-directeur Carlos Mollet blijkt uit testen in een golfgoot dat een bekleding met de Levvel-blocs een golfkracht kan weerstaan die twee keer groter is dan die bij een zware storm die maar eens per 10 000 jaar wordt verwacht. Op de bovenste helft van het talud komen stenen, deels afkomstig van de huidige bekleding. Een tweede ingreep in de dijk is een vergroting van de afvoercapaciteit vanuit het IJsselmeer naar de Waddenzee. Daarbij gaat het zowel om water dat wordt aangevoerd door de IJssel als om regenwater dat vanuit de omringende polders in het IJsselmeer wordt geloosd. Het spuien gebeurt nu bij eb onder vrij verval, maar vanwege zeespiegel­ stijging is daar steeds minder ruimte voor.

Zo gaat de Afsluitdijk er aan de Wadkant uitzien. Onderin de nieuwe betonblokken die de golfklappen opvangen.

Grotere spuicapaciteit Levvel pakt dit op twee manieren aan. Ten eerste wordt de bestaande spuicapaciteit bij de Stevin-

GEPRINTE BRUG VOLTOOID

foto Joris Laarman Lab

Begin april legden vier robotarmen de laatste hand aan de geprinte metalen brug van softwarebedrijf MX3D, die in

de toekomst een Amsterdamse gracht moet overspannen. Wanneer dat gaat gebeuren, is nog niet duidelijk.

Het gaat om de overspanning van de brug; de railing wordt de komende maanden nog geprint, terwijl het stalen wegdek elders zonder printer wordt geproduceerd. Komende zomer zal MX3D belastingtests uitvoeren. ‘Daarbij zetten we een gewicht op de overspanning. Ook doen we triltests om zeker te weten dat de brug bestand is tegen een heleboel lopende mensen tegelijk’, vertelt Oleg Vishniakou van MX3D. Met de gegevens die dat oplevert, maakt het bedrijf een ‘digitale tweelingbroer’ van de brug. Die gebruiken ze vervolgens om straks, als de brug eenmaal is geïnstalleerd, te voorspellen wanneer hij onderhoud nodig heeft. ‘Met de tests weten we wat de brug vanaf het begin aankan. Met sensoren houden we bij hoeveel mensen er Bovenaanzicht van de brugoverspanning die MX3D 3D-printte.

10 | de ingenieur 5 | mei 2018


FOCUS

VAN ZON NAAR WATERSTOF illustratie Levvel

Deze maand begint de bouw van een installatie die zonne-energie gebruikt om waterstof te produceren. Zonne­ panelen leveren de stroom waarmee elektrolyse-units zijn verbonden die water omzetten in waterstof. De units zijn elders geassembleerd in een scheepscontainers en worden in de zomer kant-en-klaar aangele­ verd op de locatie in het Groningse Zuidwending. Na de zomer verwacht initiatiefnemer Gasunie de eerste waterstof uit zon. Die zal bestemd

zijn als brandstof voor vervoer­ middelen. Uiteindelijk moet de installatie een capaciteit krijgen van 1 MW. Hij vormt mogelijk een opstapje naar nog grotere waterstofprojecten in ­Nederland, met capaciteiten van 30 tot meer dan 150 MW. Ook wil Gasunie in de toekomst waterstof ­opslaan in zoutcavernes; onder­ grondse holtes waar het waterstof in gasvorm kan worden bewaard tot het nodig is. (MS)

MILJOENEN VOOR TECHPROJECTEN NWO kent in totaal 138 miljoen euro toe aan tien grote Nederlandse technologie­ projecten, zo maakte de organisatie in april bekend. sluizen bij Den Oever fors uitgebreid. Ten tweede komen daar voor het eerst ook pompen in de Afsluitdijk. Dat zijn er zes in totaal, met een gezamenlijke ­capaciteit van 235 m3/s. Dat is net iets minder dan het gemaal bij IJmuiden, het grootste van Europa. (FB)

Het geld is bestemd voor hightech onderzoeksfaciliteiten bij TO2-instellingen en Rijks­­ instituten zoals het KNMI. Daarnaast krijgen verschillende universiteiten budget om ­hoogwaardige onderzoeksapparaten te bouwen. Bij Wageningen University & Research komt bijvoorbeeld een onderzoeksfaciliteit van 22 miljoen waar planten worden geanalyseerd, zowel op cel- als op akkerniveau. NWO ­levert 11 miljoen euro, waarmee dit centrum tien jaar vooruit kan. De TU Delft werkt met een heleboel andere universiteiten samen om een observatorium te ontwikkelen dat de luchtkwaliteit in Nederland controleert (subsidie: 18 miljoen euro). Dat observatorium ­bestaat uit een netwerk van sensoren en meetpalen door het hele land en rekencentra die alle data samenpakken en doorrekenen. En het nationaal instituut voor subatomaire fysica Nikhef bouwt mede met 12 miljoen van NWO KM3NeT, een reusachtige neutrinodetector onder water in de Middellandse Zee, die ook dienstdoet als oceanografisch onderzoeks­ apparaat. Door de neutrino’s die het aardoppervlak bereiken te onderzoeken, hoopt Nikhef iets te leren over de oorsprong van die neutrino’s. (Zie ook ‘Net voor neutrino’s’ in het ­januarinummer van De Ingenieur.) De tien projecten staan op de Nationale Roadmap voor Grootschalige Wetenschappelijke Infrastructuur. De overheid wil de ontwikkeling van prijzige hightech faciliteiten stimuleren om het Nederlands onderzoek hoogwaardig te houden. Voor veel projecten werken verschillende instituten en universiteiten samen, en dat is geen toeval: NWO wil meer dan voorheen als verbinder optreden. Door samenwerking kunnen de beperkte middelen in Nederland zo efficiënt mogelijk ­worden ingezet, aldus de onderzoeksfinancier. (MS)

Staaldraden lassen De hele brug moet in oktober klaar zijn. Wanneer hij vervolgens echt in Amsterdam komt te liggen, daar heeft MX3D niets over te zeggen. ‘Dat is aan de gemeente: die zal eerst de kade moeten versterken voordat de brug kan worden neergelegd. Wanneer dat gaat gebeuren, weten we niet.’ De bouw van de brug heeft zo’n zes maanden in beslag genomen. Vier robots lasten continu staaldraden aan elkaar om zo een massief oppervlak te maken. De losse brugonderdelen die zo ontstonden, werden vervolgens extern met de hand aan elkaar gelast. Dat was volgens MX3D handiger voor de goedkeuring van de brug in de toekomst. (MS)

foto KM3NeT

over de brug lopen en of er bijvoorbeeld te veel kracht op een bepaald deel van de brug staat.’

Glazen bol met fotobuizen bedoeld voor de neutrinotelescoop KM3NeT, waar Nikhef een bijdrage van 12 miljoen euro voor kreeg van NWO.

mei 2018 | de ingenieur 5 | 11


Illustratie SimCity

MOBILITEIT VAN MORGEN

12 | de ingenieur 5 | mei 2018


MOBILITEIT VAN MORGEN

KIEZEN WE VOOR DEELDIENSTEN OF ZELFRIJDEND PRIVÉVERVOER?

BESTEMMING ONBEKEND

Zelfrijdende voertuigen, deelauto’s en digitale platforms die vraag en aanbod op elkaar afstemmen, zullen onze mobiliteit ingrijpend veranderen. Maar gaan we ons met zelfrijdende autodeelsystemen heel efficiënt vervoeren? Of kiest ieder toch voor zijn eigen elektrische bolide in de overvolle stad? tekst ir. Frank Biesboer

O

p de keper beschouwd is er de afgelo­ pen honderd jaar weinig aan ons ­vervoerssysteem veranderd. Natuur­ lijk, er zijn nu hogesnelheidstreinen, SUV’s met rijondersteuning en elektrische fiet­ sen, maar in grote lijnen verschilt het allemaal niet zo veel van de eerste trein in Nederland tus­ sen Amsterdam en Haarlem of de introductie van de DAF zestig jaar geleden. Ons vervoers­ systeem heeft zijn basisprincipes – in essentie is het een zitplaats met wielen eronder – en die zullen ook in de toekomst niet veel veranderen. Tegelijkertijd staat er het nodige te gebeuren. De verbrandingsmotor heeft zijn langste tijd gehad; in de toekomst rijden we elektrisch of op waterstof. Belangrijker is de robotisering van het transport met zelfrijdende auto’s, minibusjes, shuttles en metro’s. Bovendien wordt het ver­ voerssysteem één groot Internet of Moving Things: de cloud kent jouw vervoerswens, weet waar iedereen zich bevindt en welke vervoers­ middelen beschikbaar zijn, software vertaalt dat naar je persoonlijke reis. Onze mobiliteitsbehoefte heeft ook een grens: schaarste aan ruimte. Dat geldt met name in ste­ den, die steeds drukker en intensiever gebruikt worden. Amsterdam kent zelfs al de eerste fiets­ files. Tegelijkertijd stellen de bewoners van die

steden hogere eisen aan leefbaarheid. De uitlaatgassen zullen sowieso verdwijnen, maar mensen willen ook geen permanente file van lang­ zaam rijdende auto’s voor de deur. Er is toenemende druk om auto’s, en straks wellicht ook fietsen, uit de centra van steden te weren. Buiten de stedelijke centra stuit de aanleg van nieuwe infrastructuur eveneens steeds vaker op het belang van omgevingskwaliteit. Onduidelijk is nog wat de uitkomst is van deze ontwikkelingen en hoe we ons over een kwart eeuw zullen verplaatsen. ‘Uiteindelijk gaat het om de vraag wat voor samenleving we willen’, zegt dr.ir. Daniëlle Snellen, senior onderzoeker verstedelijking en mobili­ teit bij het Planbureau voor de Leefomgeving. ‘Willen we een wereld die steeds efficiënter en beter functioneert, of een die feilbaar blijft en waar we als mens mee leren dealen?’ Voor een studie over de toe­ komst van mobiliteit en ruimtelijke ordening is Snellen op het plan­ bureau bezig toekomstbeelden van die samenleving te ontwikkelen. ‘Is mobiliteitstechnologie daarin sturend of hebben we daar zelf ook nog iets in te kiezen?’ De uitkomsten van die maatschappelijke ver­ kenning worden rond de zomer verwacht; ze kan er nu nog niets over ­zeggen. Los van die samenlevingsvraag is er nog een andere bepalende factor, zegt dr.ir. Carlo van de Weijer, directeur Smart Mobility aan de TU Eindhoven. ‘Hou rekening met onze oerdriften: we willen zelf controle hebben, de auto is een extensie van ons oerhol.’ Snellen voegt daar een element aan toe: ‘De file is het enige fenomeen naast het weer waar we elk uur op de radio een melding over krijgen, terwijl hooguit een op de tien mensen ermee te maken heeft. Kennelijk spelen er andere zaken dan alleen verkeerstechniek en ervaren we verstoring van mobiliteits­ vrijheid als een wezenlijke inbreuk op ons bestaan.’ mei 2018 | de ingenieur 5 | 13


MOBILITEIT VAN MORGEN

Illustratie Volkswagen

Ontwerp voor een kabelbaan van Australia SkyWay.

Illustratie Mercedes-Benz

Zelfrijdende stadsauto Sedric van Volkswagen.

Handen van het stuur Zelfrijdende tweezitter Smart Vision EQ van Mercedes-Benz.

Iets soort­gelijks geldt voor de behoefte van men­ sen om alleen of met familie of vrienden te rei­ zen, zegt dr.ir. Niels van Oort van het Smart Public Transport Lab van de TU Delft. ‘Er is veel te doen over het delen van ritten, dus met meer­ dere mensen in een taxi of minibus, maar de ver­ stokte autorijder wil dat niet. Privévervoer geeft ons buiten de woning de luxe om in je eigen ruimte te verblijven.’ Dan is er de trend van mobiliteit als onderdeel van een gezonde leefstijl. ‘Fietsen en wandelen zijn daardoor enorm in opkomst’, zegt Hillie Talens, verkeerskundige van kenniscentrum CROW. ‘Je dagelijkse verplaatsing kunnen combi­ neren met bewegen wordt steeds belangrijker. En het besef hoeveel grondstoffen en energie je gebruikt, gaat ook een rol spelen.’ Interviews met deskundigen, studies en rappor­ ten laten zich samenvatten in twee scenario’s: ‘zelfrijdend privé’ en ‘mobiliteit als dienst’ (zie het kader rechts). Het eerste scenario bouwt voort op de redenering van Van de Weijer: de auto als ver­ lengstuk van je eigen leefruimte, maar dan zelf­ rijdend. Het tweede scenario past bij de geperfec­ tioneerde samenleving die Snellen noemt: een digitaal vervoerssysteem zorgt dat je van A naar B kunt gaan, met een grote rol voor gedeeld ver­ voer. Wat ligt aan die twee scenario’s ten grond­ slag, wat is ervoor nodig, en welke consequenties hebben ze voor ons mobiliteitsgedrag? 14 | de ingenieur 5 | mei 2018

Het optimisme over de zelfrijdende auto is groot gezien de prestaties van bedrijven als Waymo (onderdeel van Google) en nuTonomy, die met hun voertuigen al vele miljoenen kilometers hebben afgelegd. Maar inmiddels is ook de keerzijde zichtbaar geworden, vooral na de dodelijke aanrijding in maart door een zelfrijdende Uber. De robotauto heeft nog een lange weg te gaan om zijn superieure rijgedrag te bewij­ zen. Van de Weijer verwacht dan ook niet dat alles zelfrijdend wordt. ‘Vooral in de stad zal die robotauto veel te voorzichtig zijn, waardoor de beschikbare wegcapaciteit onvoldoende wordt benut.’ Hij voorziet wel dat de autonome auto zal helpen om veiliger te rijden. ‘Al die sen­ soren en hulpsystemen anticiperen beter op het verkeer en voor­ komen domme manoeuvres.’ Prof.dr.ir. Bart van Arem, hoogleraar Transport Modelling aan de TU Delft, koestert soortgelijke verwachtingen. ‘In buitenwijken helpt de autonome technologie het voorkomen van kleine botsingen en par­ keerschade. Alle drempels en bloembakken die we nu nodig hebben om de automobilist in het gareel te houden, kunnen dan weg.’ Tegelijk voor­ ziet hij de opkomst van aparte stroken voor zelfrijdende auto’s. ‘Bij lagere snelheden in gecontroleerde omgevingen heeft autonoom rijden eerder kans van slagen.’ De zelfrijdende auto zal daar ook zijn belofte van grotere veiligheid kunnen waarmaken. ‘Je handen aan het stuur is dan hetzelfde lot beschoren als roken: dat hoor je gewoon niet te doen.’ Laten we inderdaad eens uitgaan van een optimistische visie. Want weliswaar zal de zelfrijdende auto in de drukke binnensteden nauwe­ lijks vooruitkomen, er zijn genoeg buitenwijken en Vinex-locaties waar de verkeersafwikkeling veel eenvoudiger is. Bovendien wordt de voortgang van de techniek niet bepaald door wat er in het centrum van Delft of Eindhoven mogelijk is, maar wat er kan in de uitgestrekte suburbs in de VS en de strak gereguleerde megasteden in Azië. Wat heeft de autonome auto voor consequenties voor ons mobiliteits­ gedrag? Voor de privébezitter heeft die het voordeel dat hij of zij op de momenten dat het past het stuur uit handen kan geven om andere din­ gen te doen. Appen achter het stuur? Ga je gang in de zelfrijdende


MOBILITEIT VAN MORGEN

Lab. ‘Het railvervoer kan volledig autonoom rijden. Het gebeurt ook al met metrossystemen wereldwijd, waardoor die met een veel hogere frequentie tot om de anderhalve minuut dicht op elkaar kunnen rij­ den.’ Bij deeltaxi’s of kleinere minibusjes heeft autonoom rijden vooral een kostenvoordeel. ‘En ze zijn met het ontbreken van een chauffeur ook flexibeler inzetbaar.’ Ook daar geldt dus dat zelfrijdend transport mobiliteit gemakkelijker maakt en het gebruik ervan zal toenemen. ‘Toepassingen van deze laatste vorm zullen vooral plaatsvinden in rus­ tige gebieden. Die zijn als het ware de haarvaten van het ov-systeem’, verwacht hij.

Illustratie SkyWay

De leefbare stad

modus. Het is de luxe van een auto met chauffeur, met in diens plaats sensoren en software. Een consequentie van het rijgemak zal zijn dat men­ sen eerder de auto pakken en langere dagelijkse reistijden accepteren – de file maakt ook niet meer uit. Koppel daaraan de lege ritten die de auto maakt om een ander familielid ermee te laten rij­ den of een parkeerplek te zoeken en het effect is duidelijk: zelfrijdend zorgt voor meer autogebruik en zal door zijn rijgemak ook een deel van andere vervoersvormen als trein of fiets gaan vervangen. Op het openbaar of deelvervoer zal de autonome technologie het grootste effect hebben, zo ver­ wacht Van Oort van het Smart Public Transport

Hoe zit het met de mobiliteit in de grotere steden? Die worstelen met tegenstrijdige wensen en behoeften. Ze zijn economische centra en werken als emancipatie- en carrièremachine – vandaar de alom aan­ wezige trek naar de stad. De reactie daarop is dat steden zich verder verdichten; de beschikbare ruimte intensiever benutten. Concentratie heeft voordelen, maar om goed te functioneren, zijn bereikbaarheid en een goede doorstroming essentieel. Steden zetten dus meer mensen en economische activiteit bij elkaar en moeten tegelijkertijd een groei­ ende mobiliteitsvraag bedienen. Dat het om grote getallen kan gaan, laat Amsterdam zien. Die stad wil de komende decennia zo’n honderd­ duizend woningen binnen bebouwd gebied realiseren en verwacht dat de mobiliteitsbehoefte in de stad mede daardoor minstens zal verdub­ belen. Verder stellen inwoners hogere eisen aan de leefbaarheid: ze willen schone lucht, speelplaatsen en groenvoorziening, terrassen op pleinen en bijzondere winkelstraten, kortom, gebieden waar lopen de norm is en zelfs de fiets niet meer welkom is. ‘In de stad gaan maatrege­ len voor de fiets die van de auto achterna’, zegt ing. Erik Jongenotter, verkeerskundige van ingenieursbureau Witteveen+Bos. ‘Voor de e-bike moeten er aparte snelfietsbanen komen, want in de drukke stadscentra veroorzaakt de fiets straks de meeste ongelukken. En we bouwen nu megafietsgarages op de drukste plekken van de stad, waar­ door die alleen nog maar drukker worden. Dat is zo niet vol te houden.’

TWEE TOEKOMSTSCENARIO’S Voor de mobiliteit van morgen zetten de scenario’s ‘zelfrijdend privé’ en ‘mobiliteit als dienst’ de keuze scherp neer. Zelfrijdend privé Dit vervoerscenario voldoet het beste aan het ideaal van de eigen auto, die voortaan ook zelfrijdend is. Het autogebruik neemt toe, want nu kunnen de kinderen zelf op zaterdag met de auto naar het sportveld en er komen meer lege ritten om de auto naar een goedkope parkeerplek te brengen. Met dat toenemende autogebruik is er ook de drang om aparte banen voor autonome auto’s in te richten, zodat die veilig door kunnen rijden. Steden

reageren op die toenemende automobiliteit met congestieheffingen of inrijverboden. In de economische centra zijn er verschillende vormen van open­ baar vervoer met metro, lightrail en dergelijke. In de Vinex-wijken en op het platteland heeft de bus het moeilijk. Daar zorgen zelfrijdende taxi’s voor het vervoer van mensen die geen eigen auto hebben. Mobiliteit als dienst Vervoer is beschikbaar van deur tot deur en is vraaggestuurd. Je kunt je voorkeur aangeven om met combinaties van fiets, taxi, minibus, metro of trein te reizen. Het platform waarop je

je vervoer bestelt, zorgt dat die transportmiddelen beschikbaar zijn. De grenzen tussen de verschillende vormen van vervoer vervagen; overstappen hoort erbij. Deelvervoer is de norm, dus je reist met twee of meer mensen in een zelfrijdende auto, ­minibus, shuttle en dergelijke. Alleen reizen kan, maar kost extra. Steden geven voorrang aan deeltransport, want ook al zullen mensen meer gaan reizen, het aantal voertuigen neemt niet toe vanwege betere benutting en intensiever gebruik. Data over de vervoersvraag en de beschikbaarheid van voertuigen is voor het aanbieden van mobiliteitsdiensten cruciaal.

mei 2018 | de ingenieur 5 | 15


MOBILITEIT VAN MORGEN

Illustratie Witteveen+Bos

De CityCoaster van Witteveen+Bos gebruikt techniek van de achtbaan.

De Toyota e-Palette is op verschillende manieren te gebruiken.

Het is niet nieuw dat steden worstelen met het autobezit en de ruimte die het gebruik ervan vraagt. Soms won de auto door de aanleg van doorgaande wegen, met de Catherijnebaan in Utrecht als het ultieme voorbeeld. Dan weer delft de auto het onderspit met autovrije of autoluwe zones; dat stukje vierstrooksweg in Utrecht is inmiddels weer gesloopt. Het zelfrijdend worden van die auto’s zal dit ‘gevecht om de schaarse ruimte’ alleen maar intensiveren. ‘In de stad telt ruimtebeslag en wegcapaciteit. Zelfrijdende auto’s dragen daar niet aan bij. Het enige wat op dat vlak helpt, is massavervoer, fietsen en wandelen’, zegt Smart Mobility-directeur Van de Weijer. Toch is het geen uitgemaakte zaak dat hiermee het pleit is beslecht ten nadele van het gebruik

van de zelfrijdende privéauto. Want wie zo’n zelfrijdende wagen ­aanschaft, wil hem gebruiken ook en zal niet zomaar geneigd zijn om voor het natransport vanaf de snelweg een metro, minibusje of shuttle te pakken. Er zal dus druk zijn om die zelfrijdende auto’s ruim baan te geven, ook als dat leidt tot opstopping. Voor de zelfrijdende auto maakt dat niet uit, want de passagier kan de tijd toch wel nuttig ­besteden. Vanuit het belang van de stad heeft openbaar- en deelvervoer veruit de voorkeur. ‘Voor vitale steden is dat het antwoord, naast fietsen en wandelen’, zegt Van Oort van het Smart Public Transport Lab. ‘Open­ baar vervoer is ruimte-efficiënt, gaat de tweedeling tussen rijk en arm tegen, en draagt bij aan de leefbaarheid van de stad.’ Voor alle duide­ lijkheid: bij dat deelvervoer heeft hij niet autohuursystemen als Car2Go voor ogen. ‘Want dan ben jij nog steeds de enige in de auto.’ Het gaat hem om meerdere personen in het voertuig, of dat nu een stadsautootje, deeltaxi of minibus is.

VERVOERSPAKKET ONTZORGT ‘Wil je eigen autobezit tegengaan, dan heb je een droom nodig die de vrijheid om overal heen te gaan waar je maar wilt, overtreft.’ Dit ambitieuze idee van Mobility as a Service (MaaS) probeert drs.ir. Sampo Hietanen, oprichter en CEO van MaaS Global, te propageren, zoals onlangs als key­ note­speaker op de vakbeurs Inter­ traffic Amsterdam. Dat overtreffen zit hem in ontzorgen: je hoeft niet meer naar je eigen voertuig om te kijken, je kunt je reistijd nuttig besteden en wil je toch een keertje zelf rijden, dan maakt een

16 | de ingenieur 5 | mei 2018

huurauto, eenvoudig of luxe, ook deel uit van het mobiliteitspakket. ‘We associëren gebruik van openbaar vervoer of de tram met krap tegen elkaar zitten of staanplaatsen, maar ik wil een veel breder aanbod: nog steeds sober voor de laagste prijs, maar heel luxe voor wie het tienvoudige wil ­betalen. Geef mensen de keuze.’ Cruciaal voor goed functionerende mobiliteitsdiensten noemt hij de beschikbaarheid van overstapplaatsen. ‘Steden zijn daar nog nauwelijks mee bezig. Zorg dat de overstap vanaf een parkeerplaats naar de metro of een

zelfrijdende deeltaxi een prettige ­onderbreking van de reis is in plaats van een zoektocht in een onheilspellende omgeving van beton. Maak aantrekkelijke hubs op strategische plekken in de stad.’ In zijn thuisplaats Helsinki ontwikkelde Hietanen de mobiliteitsapp Whim, waaraan het lokale openbaar vervoer, taxi’s en een deelfietsdienst meedoen. De app biedt toegang tot huurauto’s, treinen en binnenlandse vluchten. Bij de huidige 35 000 gebruikers is het aandeel privévervoer gehalveerd.


Illustratie Toyota

MOBILITEIT VAN MORGEN

Illustratie Toyota

De i-Road, een smalle en wendbare eenpersoonsdriewieler van Toyota.

Dat het gebruik van deelsystemen ook daadwerkelijk verschil maakt, is vorig jaar door het Amerikaanse Massachussets Institute of Techno­ logy (MIT) berekend voor het centrum van Boston. Daarbij werd de huidige wijze van transport, vooral openbaar vervoer, privéauto’s en taxi’s, vergeleken met een scenario met veel meer zelfrijdende mini­ busjes en deeltaxi’s en zonder privéauto’s. Beide systemen moesten dezelfde vervoersvraag bedienen. De uitkomsten logen er niet om: in het deelscenario waren er veel minder voertuigen nodig (een afname van 28 %) en nam de reistijd met gemiddeld 30 % af.

Openbaar vervoer anders Het bestaande openbaar vervoer is nog steeds traditioneel opgedeeld in sectoren, elk met hun eigen vervoerslogica. De enige die dat over­ schrijdt, is de 9292-app. ‘Die informeert de reiziger over het aanbod. Je zou echter een app moeten hebben die het aanbod informeert over de vervoerswens van de reiziger’, stelt Jongenotter van Witteveen+Bos. ‘Wil het openbaar vervoer relevant blijven, dan moet vraagsturing gaan domineren. De zelfrijdende technologie helpt daarbij enorm.’ Hogere ritfrequentie, lagere kosten en grotere flexibiliteit zijn daarbij de al genoemde sleutelwoorden. Vooral in steden voorziet Jongenotter een verschuiving naar lichter materieel. ‘Het is stuivertje wisselen tus­ sen laagfrequent en heel veel passagiers in één keer, of hoogfrequent en minder passagiers per keer. Het eerste betekent zwaar materieel; bij het tweede volstaat lichter materieel, en dat heeft allerhande voorde­ len. De infrastructuur kan dan bijvoorbeeld ook lichter en compacter.’ Kleine stadsautootjes voor twee personen, deeltaxi’s, shuttles en minibusjes, alle uitgerust met zelfrijdende technologie, zullen een grotere rol gaan spelen, want die maken een fijnmaziger aanbod en betere inpassing in de stedelijke ruimte mogelijk. En dat is een essentiële voorwaarde om aan vervoer naar wens te kunnen vol­ doen. Zelf bedacht Jongenotter het idee van de CityCoaster, een superlicht voertuigje voor vier tot acht personen met techniek ­ontleend aan de achtbaan. Die voertuigjes zijn licht, veilig en snel. ‘Je kunt die CityCoasters ook door een kantoorgebouw of een flat laten rijden.’

Digitaal ontsluiten In het transportsysteem van de toekomst krijgen data en algoritmes een hoofdrol. Dat begint al bij het slimme voertuig. ‘Dat wordt de grote data­ verzamelaar’, zegt Van de Weijer. ‘Anders dan gedetailleerde plattegronden toont hij een dyna­ misch straatbeeld, en dat realtime. De Googles van deze wereld is dat best wat waard voor het ontwikkelen van nieuwe diensten.’ Wat we nu kennen aan filemeldingen en verkeersinformatie zal worden verfijnd: de slimme auto biedt zelf op grond van informatie over drukte op de weg de keus tussen omrijden of x minuten in de file staan. Intelligente informatievoorziening bete­ kent ook dat de infrastructuur zal ‘ontrommelen’, zoals Van de Weijer dat noemt. ‘Portalen, borden, wegverlichting: die zijn allemaal niet meer nodig. De auto levert die informatie allemaal zelf.’ Er zijn ook andere belanghebbenden bij die digi­ tale ontsluiting van het verkeer: wegbeheerders of steden hebben die data nodig om het vervoer te reguleren. Denk aan toeritdosering, congestie­ heffingen en ontzegging van de toegang tot delen van de stad voor privéauto’s tijdens de spits. Waar de discussie begin deze eeuw over de file­ heffing meestal strandde op de hoge uitvoerings­ kosten, zal dat in de toekomst geen issue meer zijn. Toch blijft het de vraag of dit soort regule­ ring wordt geaccepteerd. De ultieme prestatie van intelligente data-uitwis­ seling moet worden geleverd bij het aanbieden van mobiliteitsdiensten. De digitale platforms die dat gaan verzorgen, zijn de centrale knoop in het netwerk. Ze noteren iemands vervoerswens: op welk tijdstip wil diegene waar zijn, met voorkeur voor te gebruiken vervoersmiddelen, van de deelfiets, de minibus, deeltaxi tot en met een zit­ plaats in de trein. Het platform regelt ook de be­­ taling. Vervolgens moet dat platform garanderen dat de gewenste vervoersmiddelen voorhanden mei 2018 | de ingenieur 5 | 17


MOBILITEIT VAN MORGEN

zijn. Daarvoor is actuele data nodig: hebben ze plek, welke route leggen ze af, zijn ze naar iemands adres te dirigeren enzovoorts (zie ook ‘Ver­ voerspakket ontzorgt’). Het is een logistiek model met een technologi­ sche perfectie dat haast vergelijkbaar is met de wijze waarop webwin­ kels als Amazon of Bol.com de bestelling en afhandeling van goederen regelen. Met dit verschil dat het nu gaat om mensen en om transport­ middelen die niet op een plank liggen te wachten, maar mobiel zijn.

De ontknoping Tot welk toekomstbeeld dit alles leidt, is nog onduidelijk. Veel hangt af van de keuzes die we gaan maken. Van de Weijer voorziet dat de eerste auto in een gezin nog steeds eigen bezit zal zijn, waarschijnlijk via een leaseconstructie. De zelfrijdende technologie dient vooral om het ­rijden comfortabeler en veiliger te maken. Alle data die de auto verza­ melt, is geld waard. ‘De combinatie van grote volumes en digitaal zorgt ervoor dat mobiliteit veel goedkoper wordt; denk aan 10 cent per kilo­ meter.’ Dat zet druk op het openbaar vervoer. ‘Wil het openbaar ver­ voer bijblijven, dan moet het vraaggestuurd zijn, zowel qua inzet van materieel als qua routering. Dat is vooral voor railgebonden systemen een uitdaging. Die zullen snel moeten innoveren om de boot niet te missen.’ In dit toekomstmodel blijft de druk groot om de capaciteit van snel­ wegen uit te breiden, terwijl vooral de grotere steden die toestroom van privéauto’s helemaal niet aankunnen. Verkeerskundige Talens van CROW voorziet dan ook verregaande regulering. ‘De vanzelfsprekend­ heid dat je naar wens kunt wegrijden en je altijd kunt beschikken over een parkeerplek, gaat tot het verleden behoren. Dwang is onvermijdelijk om de behoefte aan verplaatsing in te dammen.’ Ze denkt aan tijdslots waarop je van de snelweg gebruik kunt maken, toeritdosering, carpool­ wisselstroken en toegewezen parkeerplekken aan de rand van de stad. De tegendruk voor het gebruik van de privéauto zal met name uit de grotere steden komen. Vanwege doorstroming en leefbaarheid willen die de privéauto uit de economische centra weren. Dat zal alleen luk­ ken als er voldoende alternatieven zijn: allerhande vormen van deel­ vervoer, zoals metro, tram, (mini)bussen, deeltaxi’s, tweepersoons stadsautootjes, deelfietsen enzovoorts, inclusief aparte banen waar ze zelfrijdend zijn. Het andere scenario is ook denkbaar: mobiliteitsdiensten krijgen de overhand. Het openbaar vervoer rond en tussen de grotere steden vormt daarvoor de ruggengraat, maar dan wel in een geheel andere 18 | de ingenieur 5 | mei 2018

gedaante: vraaggestuurd waarbij de grenzen tus­ sen verschillende vormen van vervoer van onder­ geschikt belang zijn. Zullen de bestaande open­ baarvervoerbedrijven daartoe in staat zijn? Zowel het trein- als het busvervoer zit in een keurslijf van aanbesteding en prestatieafspraken, waarbij het in de lucht houden van de eigen concessies noodgedwongen vooropstaat. Daardoor is er wei­ nig ruimte voor vernieuwing en verandering van businessmodellen. Daarnaast is bij mobiliteits­ diensten een goede afstemming tussen vervoers­ vraag en -aanbod zo essentieel dat het tegelijk de zwakke schakel vormt. Maar gaat het lukken, dan is het grote voordeel dat de beschikbare vervoers­ capaciteit veel beter wordt benut dan in het privé­ model. Talens: ‘Er is een enorm overschot aan ­vervoerscapaciteit die we slecht gebruiken. Mobi­ liteitsdiensten benutten die wel.’ Het is ook zicht­ baar in de prijs: omdat de deelauto’s veel intensie­ ver worden benut, zijn de kosten per rit lager dan die met privéauto. Maar of dat de doorslag geeft? Mensen hechten aan hun eigen auto en deelauto­gebruik kan dat nooit evenaren. Autofabrikanten zullen al het mogelijke doen om dat te benadrukken. Met de privé­auto kunnen ze inspelen op de persoonlijke wens van de klant: stoer, snel, groot, hip of wat dan ook. Bij deelautogebruik speelt dat alles veel ­minder en is de klant een anonieme reiziger. Het is ­echter niet ondenkbaar dat nieuw­komers in de zelfrijdende autowereld, zoals Googles Waymo, Uber of nuTonomy met hun deelplatforms veel beter in staat zijn de digitale generatie aan te ­spreken dan de traditionele autofabrikanten. Zoals gezegd: de uitkomst is ongewis. Voor de samenleving als geheel mag mobiliteit als dienst alleen maar voordelen hebben, maar wat maat­ schappelijk het meest efficiënt is, hoeft lang niet altijd de uitkomst te zijn wanneer mensen voor zichzelf kiezen. |

De Twizzy van Renault, een klein stads­ autootje.

Illustratie Renault

Illustratie Honda, Suzuki, Mercedes-Benz en Wolfgang Scwarz

Autofabrikanten zullen hun klanten ook verleiden met futuristische elektrische modellen.


HET A-WOORD

I

MÖRING

k geloof dat ik een jaar of elf was toen ik mijn eerste robot wilde bouwen. Hoewel er ook nog een Frankensteinachtig experiment was tijdens mijn lagereschoolperiode, toen ik een plastic mannetje had ingesmeerd met een druppel bloed en met behulp van mijn treintrafo elektrocuteerde. Zalig de tijden toen ouders en grootouders zoiets geamuseerd bekeken in plaats van een instantie te bellen om de duistere geest van een achtjarige mad scientist in spe te beteugelen. Die robot. Ik weet niet of ik een doel voor ogen had, anders dan de constructie van een mechanische man. Dat het er niet van kwam, lag aan mijn beperkte middelen (vijftig cent zakgeld, elke zaterdag uitgekeerd) en het vermoeden dat mijn robot te groot en te zwaar zou worden. Het plan was om tweedehands fietsdynamo’s te gebruiken als elektromotoren. Het was 1968 en voor zover ik wist, bestonden er geen winkels waar je ander en beter materiaal kon kopen. Toen ik na een paar weken ­tekenen en rekenen een idee had van de omvang van mijn taak, was ook de onuitvoerbaarheid duidelijk. Ik zou een geweldige hoeveelheid dynamo’s moeten verzamelen, die bij elkaar vele tientallen kilo’s wogen. Het skelet zou zo sterk moeten zijn dat mijn gerecyclede elektromotoren het niet eens konden aansturen. Ik liet het plan varen, werd verliefd op Janny uit mijn klas, en ging gedichten schrijven. Ik moest weer denken aan mijn in de kiem gesmoorde carrière als robotica-ingenieur toen ik middenin een radioprogramma viel over een non-proliferatieverdrag voor killer robots. Het was zo’n gesprek waarvan je het begin, het verloop en de uitkomst van tevoren kunt voorspellen, maar dat gaf niet, want ik zat in de auto en op andere zenders waren discjockey’s die zichzelf liever hoorden dan de muziek die ze draaiden.

Marcel Möring is schrijver, bekend van romans als In Babylon (1997), Dis (2006), Louteringsberg (2011) en Eden (2017).

De centrale kwestie is of en in hoeverre de killer robot autonoom kan, mag en misschien wel wil ­handelen. En ja, voor je het wist, viel het a-woord. Algoritmes. Die kun je zien als het nieuwe DDT, het insectenbestrijdingsmiddel dat later schadelijk bleek te zijn. Ook algoritmes zijn handig en tegelijkertijd gevaarlijk in verkeerde handen. Vooral politici schijnen te denken dat ze iets heel nieuws zijn en onvoorstelbaar geheimzinnig, maar ze bestaan al sinds de negende eeuw, toen de Perzische wetenschapper al-Chwarizmi het concept formuleerde. Daarvoor bestonden ze ook al, want een algoritme is niets dan

een reeks instructies die stapsgewijs van een bepaalde begintoestand naar een vastgesteld doel voert. Ga naar de keuken, zet koffie en serveer die aan de gasten. Ze zijn overal en we hebben er dagelijks profijt van, zonder dat we ons er bewust van zijn. Het probleem is het zelflerende algoritme, en daar betreden we het terrein waar alfa’s en bèta’s elkaar zo vaak in een moeras van onbegrip, onkunde en onwil ontmoeten. De angst is aan de ene kant dat onoverwinnelijke robots aan de haal gaan met hun opdracht en wild om zich heen moorden. Denk aan de openingsscène uit Paul Verhoevens Robocop, waarin een tot de tanden bewapende politierobot geheel volgens de regels van zijn eigen logica alles om zich

Het probleem is dat er ­altijd mensen en staten zijn die zich niets aantrekken van de ­beperkte intelligentie van robots heen beschiet. Aan de andere kant zijn er mensen die zeggen dat zelflerende algoritmes de kleuters van de informatica zijn. Ze kunnen veel minder dan de meeste mensen denken en het is onwaarschijnlijk dat ze ooit zover komen dat we beslissingen over leven en dood aan ze over kunnen laten. Het probleem is niet het algoritme of de robot, hoewel je je kunt afvragen hoe ver we als soort zijn afgezakt dat we problemen niet oplossen, maar door machines laten uitvechten. Het probleem is dat er altijd mensen en staten zijn die zich niets aantrekken van de beperkte intelligentie van robots. Het zijn dezelfde mensen en staten die nu biochemische wapens ontwikkelen en gebruiken, en hun bevolking opofferen aan zelfbehoud of ideologische waanideeën. En als zij het niet doen, zijn het wel de terroristen die vroeg of laat op de trein springen. De discussie op de radio eindigde in een patstelling. Proliferatie is mooi, maar wie houdt zich eraan versus als we helemaal niets doen, weten we zeker dat we niets bereiken. Waarheden als koeien. Waar ik een nog grotere koe aan wil toevoegen: is het eigenlijke probleem niet de mens en moeten we daar niet eens een keer iets aan doen? mei 2018 | de ingenieur 5 | 19


BEDRIJVEN MAKEN ZICH KLAAR VOOR INVOERING NIEUWE WET

Privacystress

Vanaf 25 mei 2018 geldt de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), een Europese regeling die bedrijven, stichtingen en instituten dwingt precies bij te houden wat er met de data van hun klanten of leden gebeurt. De invoering veroorzaakt een hoop stress bij bedrijven. ‘Maar ze zijn al veel langer verplicht om te weten hoe ze data verwerken, en die verwerkte gegevens moeten ook al jaren goed beveiligd zijn.’ tekst Marc Seijlhouwer MSc

D

eze maand gaat de Algemene verordening gegevensbe­ scherming (AVG) in, die data­ misbruik in de toekomst moet voorkomen. Een saillant moment, want slechts een paar weken eerder bleek dat Facebook de data van tientallen miljoenen gebruikers had doorgesluisd naar het bedrijf Cambridge Analytica. Dat maakte daarmee profielen van mensen en beïnvloedde aan de hand daarvan hun stemgedrag. De Brexit en de verkiezing van Donald Trump als president zijn mogelijk mede door deze tactiek van Cambridge Analytica veroorzaakt. Op die manier persoonsgegevens doorverkopen moet veel moeilijker worden als de AVG van kracht is. Die vereist dat bedrijven hun klanten informeren over datagebruik en door­ verkoop. Dat geldt voor alle gegevens: als een sportvereniging de geboorte­ datum van hun leden wil doorgeven aan een bar, zodat die weet wie er wel en niet boven de achttien is in verband met alcoholverkoop, dan moeten die leden daar toestemming voor geven.

20 | de ingenieur 5 | mei 2018

De wet zet een heleboel praktijken op de helling. Plotseling moet elk bedrijf precies kunnen vertellen wat het met gegevens doet. Soms vindt het verwer­ ken van data bij een extern bedrijf plaats; soms worden persoonsgegevens gedeeld met een zusterbedrijf. En wat te denken van het e-mailadres dat je vaak moet invullen voor gratis dingen

niet alles op orde is, kunnen die clubs een boete krijgen. Zo’n vaart zal het waarschijnlijk niet lopen. ‘Kleine ondernemingen hebben vaak geen complexe data. Als je je klan­ ten- of ledenbestand goed op orde hebt, is er waarschijnlijk geen reden tot zorg. Bovendien zal er voor sportclubs en dergelijke wel enige coulance gelden’,

‘Dankzij een verwerkingsregister kunnen we zo alle gegevens vinden’ online? Dat kan niet zonder meer wor­ den doorverkocht aan advertentie­ bureaus die vervolgens spam sturen. Niet voor niets maken veel kleine organisaties zich zorgen. Verenigingen die op vrijwilligers draaien, hebben vaak niet het geld of de tijd om het hele datanetwerk uit te pluizen en te stroomlijnen. Begin april werd duide­ lijk dat duizenden sportclubs nog niet klaar waren voor de AVG. Als 25 mei

zegt mr. Rachel Marbus, Privacy Officer bij KPN. ‘Grote bedrijven hebben het wat dat betreft moeilijker, bijvoorbeeld bedrijven met veel klanten die allerlei verschillende producten hebben van verschillende afdelingen. Dat moet je allemaal in kaart brengen.’ Marbus kan het weten, want KPN heeft als telecomprovider een ingewik­ keld klantenbestand. ‘Hoewel we niet handelen met de data van onze klan­


illustratie TheDigitalArtist/Pixabay

ten, moeten we wel weten waar gegevens terechtkomen.’ Daarom begon het bedrijf anderhalf jaar terug al met een verwerkingsregister, waarin elke aanpassing of verplaatsing van data automatisch wordt geregistreerd. Zo kan het bedrijf altijd precies zien waar de gegevens van een klant zijn. ‘Als hij of zij dan een verzoek tot verwijdering doet of data mee wil nemen naar een andere provider, kunnen we zo alle gegevens vinden.’

Maximale boetes Voor bedrijven die data gebruiken voor hun handel, zoals Facebook en andere sociale media, kan de AVG snel ingewikkeld worden. In theorie zouden ze immers voor elke keer dat ze gegevens doorverkopen of ­verwerken toestemming moeten vragen aan gebruikers. Er is echter een uitweg: als dataverwerking een ‘gerechtvaardigd belang’ heeft, is er geen expliciete toestemming nodig. Een gerecht­ vaardigd belang houdt in dat de gegevens een doel dienen dat onder­ deel is van de functionaliteit of het bedrijfsmodel. Europese toezicht­ houders merkten dataverzameling voor advertenties al eerder aan als gerechtvaardigd belang. Maar ondertussen zeggen ze ook dat te uitge­ breide verzameling van data een dusdanig grote privacyinbreuk is dat het belang van de burger voor het belang van het bedrijf kan gaan. Hoe dat in de praktijk gaat uitpakken, is nu nog gissen. De risico’s voor Facebook en soortgelijke bedrijven zijn echter groot: de maximale boetes onder de nieuwe AVG bedragen 20 miljoen euro of 4 % van de wereldwijde netto jaaromzet. Voor Facebook zou dat laatste bedrag in de miljarden lopen. Niet voor niets kondigde Facebook begin dit jaar al nieuwe privacy­ mogelijkheden aan. Na de schandalen rond datagebruik zal het bedrijf

daar ongetwijfeld haast mee maken. CEO Mark Zuckerberg zei AVG-proof privacyregels door te voeren voor alle Europese gebruikers. Specifieker werd hij echter niet.

Millenniumbug Voor datareuzen kan de AVG dus problemen geven. Voor kleinere ondernemingen met minder verstand van privacyrecht heeft de Autoriteit ­Persoonsgegevens een uitgebreide website met checklists en tips. Als alle bedrijven zich aan de nieuwe regels houden, krijgen burgers dankzij de AVG meer zeg­ genschap over hun gegevens. ‘Daardoor kunnen ze ook betere keuzes maken: iedereen bepaalt straks actief of en hoe zijn of haar data worden gebruikt’, aldus Marbus. Ten slotte raadt Marbus mensen aan om rustig te blijven. ‘Soms lijkt de paniek over de AVG wel wat op die rond de millenniumbug. Omdat de nieuwe verordening bijna ingaat, maakt iedereen zich plotseling zorgen. Maar bedrijven zijn in Europa al veel langer verplicht om te weten hoe ze data verwerken en de verwerkte data moeten ook al jaren goed beveiligd zijn. De nieuwe regels zorgen er met name voor dat systemen fijnmazi­ ger moeten worden, maar het is niet het einde van de wereld.’ | mei 2018 | de ingenieur 5 | 21


TO DO

foto Cas Oorthuys/Nederlands Foto Instituut Rotterdam

VERKEERSKNOOP | 23 mei

ENERGIETOEKOMST | 30 mei In 2050 moet ons energieverbruik met 50 % omlaag zijn gegaan en vormen zonne- en windenergie onze belangrijkste bronnen. Grootschalige dagopslag, bijvoorbeeld in de accu’s van elektrische auto’s, en een flinke waterstofbuffer moeten het grillige energieaanbod opvangen. Zo laat het energieplan van het KIVI-researchteam EnergyNL2050 zich samenvatten. Het symposium Onze energietoekomst bekijkt welke uitdagingen onze maatschappij in dit ­toekomstscenario voor zijn kiezen krijgt. Dat moet aan het einde van de middag een ‘boodschappenlijstje’ opleveren voor minister Eric Wiebes, die dit jaar met een nieuw klimaat- en energieakkoord komt. Symposium Onze energietoekomst, KIVI-gebouw, Den Haag, wo 30 mei, 13.00-17.00 u. Inschrijven via www.kivi.nl

foto Rijkwaterstaat/ Tinelou van der Elsken

Wie heeft er vroeger niet gespeeld op een klimkoepel op het schoolplein of in een speeltuin? Of anders op de duikelrekjes die ernaast stonden, of in de betonnen zandbak? Geestelijk vader van die speeltoestellen is architect Aldo van Eyck. Op zijn honderdste geboortedag opende het Van Eesteren Museum in Amsterdam de expo­ sitie ‘De Speelse Stad’, over de door hem ontworpen speelplaatsen in de hoofdstad. In 1947 kreeg Van Eyck voor het eerst de opdracht om een openbare speelplaats te maken, op het Amsterdamse Bertelmanplein. Met simpele constructies en ­mate­rialen als beton en metaal maakte hij speelobjecten die de fantasie van kinde­ ren moesten prikkelen. Zijn minimalistische toestellen werden kenmerkend voor de meer dan zevenhonderd speelplaatsen die hij uiteindelijk in Amsterdam ontwierp. Maar ook buiten Amsterdam waren en zijn de simpele speelelementen van Van ­Eyck een bekend gezicht. Tentoonstelling De Speelse Stad, Van Eesteren Museum, Amsterdam, t/m zo 3 juni.

Oudenrijn in Utrecht is het oudste verkeersknooppunt van Nederland. Het was ook de plek waar op een zonnige Eerste Pinksterdag in 1955 de allereerste file van ons land stond. En nog steeds is het een druk knooppunt: het bezette vorig jaar plaats 6 van de file-top-50. Niet alleen qua autowegen, ook qua spoorlijnen is Utrecht een druk en belangrijk knoopunt. Met 57 miljoen reizigers per jaar is Utrecht Centraal het grootste station van Nederland. Op 23 mei organiseert KIVI-afdeling Regio Zuid een excursie naar het verkeershart van Nederland. ’s Ochtends staat een bezoek aan het Verkeerscentrum Nederland (VCNL) op het programma. Het VCNL zorgt 24 uur per dag, 7 dagen per week voor een veilige en vlotte doorstroming op de Nederlandse rijkswegen. Het vormt de bron van de ­verkeersinformatie, probeert met incident­ management files die ontstaan door ­ongelukken korter te maken en plant alle grote wegwerkzaamheden. ’s Middags is het tijd voor een bezichtiging van het vernieuwde stationsgebied en ­winkelcentrum Hoog Catharijne, dat ook grondig wordt verbouwd en geïntegreerd in de binnenstad. Excursie Verkeerscentrum NL en Hoog Catha­ rijne, Utrecht, wo 23 mei, 11.30-16.30 u. ­Inschrijven voor 21 mei via www.kivi.nl

FRANKENSTEIN | tot 28 oktober en tot 31 december ‘It’s alive! It’s alive!’, roept wetenschapper Victor Frankenstein als hij het menselijk wezen dat hij uit verschillende ­lijken samenstelde tot leven weet te wekken. Dit jaar is het tweehonderd jaar ge­leden dat de roman Frankenstein van de Britse Mary Shelley ­verscheen en de wereld voor het eerst kennismaakte met het beroemde monster. Rijksmuseum Boerhaave en Museum TwentseWelle lieten zich door het jubileumjaar ­inspireren om tentoonstellingen in te richten

22 | de ingenieur 5 | mei 2018

rond het thema ‘mens en technologie’. Frankenstein, ik denk dus ik ben van Museum TwentseWelle staat in het teken van kunstmatige ­intelligentie, virtual reality en augmented reality. Hier ervaart de bezoeker hoe het is om te leven in een wereld waarin computers de mens qua intelligentie evenaren en zelfs overtreffen. Ook kan de bezoeker de turingtest doen om te kijken of hij kan achterhalen of hij met een mens of een computer communiceert. ­

Rijksmuseum Boerhaave stelt in Franken­ stein, op weg naar een nieuwe mens de vraag centraal wat ons menselijk maakt en neemt daarnaast de bezoeker mee naar Shelleys wereld van toen. Tentoonstelling Frankenstein, op weg naar een nieuwe mens, Rijksmuseum Boer­ haave, Leiden, t/m zo 28 oktober. Tentoonstelling Frankenstein, ik denk dus ik ben, Museum TwentseWelle, Enschede, t/m 31 december.

tekst ir. Judith Robbe


INGENIEUR CARRIÈRE K AT E R N A R B E I D S M A R K T BIJ DE INGENIEUR

Generatie

Next Duurzaam Digitaal Starter Gamer Doorzetter


INGENIEUR CARRIÈRE

INHOUD

K AT E R N A R B E I D S M A R K T B I J D E I N G E N I E U R

EEN NIEUWE GENERATIE Elk tijdvak kent zijn eigen generatie met zijn eigen kenmerken, zo wordt ons vaak voorgehouden. Of zijn we zo alleen maar ­aan het generaliseren, omdat we nu eenmaal graag hokjes creëren? Toch durf ik het aan om de nieuwe generatie ingenieurs in een stevig hok te stoppen. Want die ontplooit zich in een tijdperk waarin vrijwel alles een digitale laag krijgt, waarin duurzaamheid en cir­ culariteit gemeengoed zijn geworden, en waarin jongeren meer bezig zijn met gaming dan met andere vormen van ontspanning. In deze uitgave van onze carrièrespecial staat dit nieuwe tijds­ beeld centraal. Zo hebben we jonge ingenieursleden van het ­Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI) gevraagd in hoeverre ze duurzaam en circulariteit belangrijk vinden en of ze er in hun werk mee aan de slag kunnen. De uitkomsten zijn veelzeggend. Verder kun je gaming opvatten als louter tijdverdrijf, maar het blijkt dat mensen die op niveau spelen, beschikken over kwalitei­ ten die in het uitoefenen van het ingenieursberoep ook belang­ rijk zijn. Toch wordt er tijdens het sollicitatiegesprek niet over die ­gaming­skills gesproken. Ook gaat het bij ingenieurswerk ­allang niet meer alleen om het ontwerpen van fysieke systemen. Het aanbieden van die kennis in nieuwe digitale diensten is minstens zo belangrijk. En jonge whizzkids komen het beste tot hun recht met zelfontplooiing; door hun eigen start-up op te richten en zich niets aan te trekken van traditionele conventies. Die ­zelfontplooiing staat ook cen­ traal in de Online Professional Development Tool die KIVI ont­ wikkelde. In een tijd waarin veranderingen snel en veelomvat­ tend zijn, is zo’n tool erg handig voor de doorontwikkeling van je eigen kwaliteiten. Al met al krijgt de ­ingenieursprofessie een andere gedaante, dus hou die nieuwe ­generatie goed in de gaten. Ir. Frank Biesboer, hoofdredacteur De Ingenieur

3 6 11 14 16 18 20 22 24 26 28

Jonge ingenieurs hebben groene ambities De kwaliteiten van goede gamers zijn belangrijk Werknemer en werkgever moet burn-out voorkomen De CEO van installatiebedrijf SPIE Nederland Het lef van doorzetter Salim Hadri Ellen Willemse verdwaalde in techniekland Royal HaskoningDHV schudt ingenieurswerk op Het servicepakket van ­ingenieursvereniging KIVI Competentietool helpt ­professionalisering Succesvolle starter Eline ­Vrijland De technische-talentenjacht van ASML

INGENIEUR CARRIÈRE K AT E R N A R B E I D S M A R K T BIJ DE INGENIEUR

Generatie

Next Duurzaam Digitaal Starter Gamer Doorzetter

foto Syda Productions/ Dreamstime.com


JONGE INGENIEURS GAAN VOOR DUURZAAM EN CIRCULAIR

Groene revolutie Duurzame energie en circulariteit moeten in hun werk een grotere rol spelen dan nu het geval is, vinden jonge ingenieurs. Dat blijkt uit een enquête van het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI). ‘Young professionals hebben een grote behoefte om iets goeds te doen voor Moeder Aarde.’ tekst ir. Frank Biesboer

Z

ijn duurzame energie en circulariteit inderdaad onderdeel van de nieuwe maatschappelijke missie van ingenieurs? Hoe denken ingenieurs daarover die aan het begin van hun carrière staan? Het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI) vroeg het aan hen. 160 jonge ingenieurs reageerden, voldoende voor een representatief beeld van de mening van young professionals. De meest opvallende uitkomst is dat de jonge ingenieurs vinden dat ze in hun werk te weinig bezig zijn met beide

onderwerpen. Dat geldt vooral voor circulariteit: 38 % van hen is helemaal niet of nauwelijks bezig met duurzaamheid, voor circulariteit is dat met 54 % meer dan de helft. De groep die zegt er wel mee bezig te zijn, omvat 33 % van de respondenten voor duurzaamheid en 16 % voor circulariteit. Er leeft duidelijk de wens om daar meer aan te kunnen doen; dat geldt bij beide onderwerpen voor bijna de helft van de jonge ingenieurs (49 % voor duurzaamheid en 48% voor circulariteit). Het percentage waarvoor dat niet hoeft,

ligt voor duurzaamheid op 20 % en voor circulariteit op 17 %. Tegelijk is er optimisme over de toekomst: de jonge ingenieurs denken dat er voor beide onderwerpen meer ruimte komt. De helft verwacht dat voor duurzaamheid, 44 % van hen voor circulariteit. ‘De wens om meer met duurzaamheid en circulariteit bezig te zijn, zit dicht bij de verwachting dat dit ook zal gaan gebeuren’, zegt ir. Daniël Poolen van KIVI. ‘Het betekent dat het onderwerp leeft op het werk en tegelijk dat het voor de motivatie en betrokkenheid van de ingenieurs belang-

RESPONDENT AAN HET WOORD

RESPONDENT AAN HET WOORD

ANNEMEREL MOL

SANDER DE JONG

Op haar promotieplaats bij de vakgroep Milieutechnologie van de Wageningen University & Research heeft ­Annemerel Mol MSc (25) alle ruimte om met duurzaamheid en circulariteit bezig te zijn. ‘Ik werk aan het ontzwavelen van gassen, dus dat is een beter milieu en terugwinnen van grondstof tegelijk.’ Dat ze bij de vakgroep aan de slag is gegaan, was welbewust. ‘Ik wil met mijn werk positieve impact hebben.’ Mol bevestigt wat ook in de enquête naar voren komt: promovendi slagen er het beste in om hun eigen motivatie op het gebied van duurzaamheid en circulariteit in hun werk terug te zien.

Logistiek efficiënt organiseren en energie besparen, noem je dat bezig zijn met duurzaamheid? Sander de Jong MSc (24) heeft op die door hemzelf gestelde vraag niet direct een antwoord. In de enquête vulde hij ‘nauwelijks’ in bij de vraag of duurzaamheid een rol speelt in zijn werk. ‘Ik ben vooral bezig met procesverbetering; dat heeft zijn eigen doel. Maar er is natuurlijk wel een duidelijke overlap met duurzaamheid, bijvoorbeeld door vermindering van het gebruik van brandstof.’ Bij zaken op het kantoor waar hij werkt – de naam noemt hij ­liever niet – speelt duurzaamheid een explicietere rol. ‘Zo zijn al onze bedrijfsauto’s elektrisch.’

ingenieur carrière | de ingenieur 2018 | ic-3


illustratie Ruud Vogelesang

23,6 % 37,9 %

11,2 % 1,9 %

6,8 % 6,8 %

21,9 %

28,6 %

41 %

4%

8,6 % 17,4 %

34,4 %

19,2 %

29,8 %

In welke mate speelde circulariteit een rol in jouw opleiding?

In welke mate ben je tijdens je werk bezig met duurzaamheid?

In welke mate ben je tijdens je werk bezig met circulariteit?

38,4 %

37,7 % 11,3 %

6,6 %

2,6 %

32,5 %

31,1 % 16,6 %

redelijk veel

6,6 % 16,6 %

In welke mate verwacht je dat er in je werk in de nabije toekomst meer ruimte komt voor duurzaamheid?

heel veel

11,9 %

10,6 %

29,1 %

24,8 %

In welke mate speelde duurzaamheid een rol in jouw opleiding?

30,5 %

In welke mate verwacht je dat er in je werk in de nabije toekomst meer ruimte komt voor circulariteit?

niet veel, niet weinig

nauwelijks

40,4 %

helemaal niet

14,3 % 4,3 %

46,6 %

14,9 %

14,9 % 26,1 %

4,3 % 13 %

Duurzaamheid had tijdens mijn opleiding een grotere rol moeten spelen

21,1 %

Circulariteit had tijdens mijn opleiding een grotere rol moeten spelen

37,7 % 11,3 % 2,6 % 35,1 %

13,2 %

17,2 % 31,1 %

2,6 %

34,4 %

14,6 %

Circulariteit moet een meer prominente rol krijgen in mijn werk

Duurzaamheid moet een meer prominente rol krijgen in mijn werk helemaal mee eens mee eens neutraal mee oneens helemaal mee oneens


RESPONDENT AAN HET WOORD

RESPONDENT AAN HET WOORD

MARK GROB

MAURITS KORSE

‘Duurzaamheid en circulariteit zijn in de praktijk nog onderbelicht’, zegt industrieel ontwerper Mark Grob MSc (33) over Benchmark Electronics, waar hij i­nmiddels zes jaar werkt. Hij ziet zijn bedrijf, dat hoofdzakelijk high-end i­ndustriële en medische apparatuur ontwikkelt en produceert, als een dienstverlener. ‘Die zijn veelal reactief wat betreft duurzaamheid en circulariteit, en veranderen hun gedrag vooral als de klant er expliciet om vraagt.’ Veranderingen gaan vaak niet zo snel als hij zou willen. Niet zozeer vanwege een gebrek aan welwillendheid vanuit de industrie, maar vaak gebaseerd op misvattingen over kosten en implementatie. ‘Overigens werken we wel aan slimme energiemonitoring en efficiëntere ­manieren om zonnecellen te produceren die duidelijk bijdragen aan duurzaamheid. En thuis zijn mijn partner en ik er natuurlijk ook mee bezig; dat is voor ons een uitlaatklep.’

Tijdens zijn afstuderen had Maurits Korse MSc (30) bij netbeheerder Liander als opdracht onderzoek naar het mogelijk hergebruik van transformatoren. ‘Dat paste goed bij mijn intrinsieke motivatie. En ik ben iemand die graag systemisch denkt; die graag kijkt naar samenhangen.’ In zijn huidige baan als adviseur Duurzaamheid & Circulaire Economie van de gemeente Haarlemmermeer kan hij met beide volop aan de slag. ‘Ook in de publieke ruimte hangt alles met alles samen.’ De enige kanttekening is dat hij als adviseur geen directe invloed heeft op wat er gebeurt. ‘Het is vooral mijn taak om anderen mee te krijgen, om de druk van ‘geen tijd’ en ‘geen geld’ te doorbreken. Ik ben dus wel erg procesmatig bezig.’

rijk is dat het bedrijf of de overheids­instelling dat ook waarmaakt.’ Een geënquêteerde verwoordt het zo: ‘Ik zou heel graag meer willen doen met duurzaamheid en circulariteit, maar heb een halfjaar tevergeefs naar zo’n baan gezocht. Goede en leuke banen zijn er gewoonweg te weinig.’

Rekensom De enquête laat opmerkelijke verschillen tussen sectoren zien. Zo blijken informatica en onderwijs consequent minder dan gemiddeld te scoren op in het werk bezig zijn met duurzaamheid of circulariteit, en op de verwachting dat er voor beide onderwerpen in de nabije toekomst meer ruimte komt. Voor de jonge ingenieurs in die beide sectoren hoeft het ook niet zo nodig. Poolen: ‘De vraag die bij mij opkomt, is of het in die

‘Het werd je niet makkelijk gemaakt om een certificaat te bemachtigen’ sectoren ontbreekt aan awareness bij de daar werkende jonge ingenieurs of dat ze naar hun idee simpelweg geen invloed hebben op beide onderwerpen.’ Sectoren die heel ‘groen’ kleuren, zijn chemie en energie, waarbij duurzaamheid beter scoort dan circulariteit. Een sector waar de jonge ingenieurs duidelijk meer willen, is die van industrieel ontwerpen. De verwachting dat dit ook zal gaan gebeuren, is minder. ‘Een beroepsgroep die met het ontwerpen van producten erg dicht bij de consumenten staat, schreeuwt als het ware om een groene revolutie in het ontwerpproces. Mogelijk houden bedrijven binnen deze sector nog te veel vast aan de ­traditionele lineaire economie.’ Een van de respondenten zegt erover: ‘Klanten/opdrachtgevers maken een eenvoudige rekensom of het door ons te ontwikkelen apparaat economisch haalbaar is. In het werk is veiligheid of gegarandeerde levensduur belangrijker dan duurzaam ontwerpen; dat is meer een nobel streven.’

De jonge ingenieurs is ook gevraagd of er in hun opleiding veel is gedaan aan duurzaamheid en circulariteit. Van de respondenten zegt 80 % dat die onderwerpen in vakken, colleges of studieprojecten aan bod kwamen. Toch is de ontevredenheid erover groot, en dat geldt met name voor circulariteit. Van de respondenten vindt 58 % dat circulariteit helemaal niet of nauwelijks in de opleiding een rol speelde, voor duurzaamheid is dat 32 %. Dat had veel beter gemoeten, vindt 62 % voor circulariteit en 55 % voor duurzaamheid.

Gebrek aan vakken ‘De resultaten uit de enquête onderschrijven een probleem dat al jaren broeit op universiteiten en met name hogescholen’, zegt Poolen. ‘Er is een gebrek aan gedegen vakken over duurzaamheid en circulariteit. Young professionals hebben niet alleen een grote behoefte om iets goeds te doen voor Moeder Aarde, de maatschappij vraagt simpelweg ook van ingenieurs dat ze met deze thema’s aan de slag gaan.’ Een van de respondenten leverde het volgende opmerkelijke commentaar: ‘Wat mij opviel tijdens mijn studie aan de TU Delft, was dat het volgen van vakken over duurzaamheid optioneel was. Het werd je ook niet makkelijk gemaakt om er een certificaat mee te bemachtigen. Bij mijn tussentijdse studie aan de Amerikaanse University of North Carolina in Charlotte werd ik daarentegen gebombardeerd met verplichte vakken over duurzaamheid. Ik heb meer over duurzaamheid geleerd tijdens mijn korte verblijf in de VS dan in Nederland op het hbo (20052009, Avans Tilburg), de Academie van Bouwkunst (2008, Rotterdam) en de TU Delft (2009-2013) bij elkaar. Voor een land dat pretendeert een kenniseconomie te zijn, valt het inhoudelijk toch behoorlijk tegen.’ | ingenieur carrière | de ingenieur 2018 | ic-5


Illustratie League of Legends

AANDACHT VOOR COMPUTERSPELLEN TIJDENS SOLLICITATIES IS MINIMAAL

Game on! Computergames als League of Legends en Call of Duty vragen om speciale skills. Denk aan concentratie, beheersing, tactisch inzicht en teamspirit. Deze kwaliteiten komen ook goed van pas in een baan. Daarom wordt het hoog tijd dat hr-managers standaard naar ­gamingvaardigheden gaan informeren t­ ijdens sollicitatiegesprekken. tekst drs. Ton Verheijen

H

et immense Beijing National Stadium vormde eind vorig jaar het decor voor de finale van de game League of Legends. De setting zou in een belangrijke Champions League-wedstrijd niet hebben misstaan. Maar liefst vijf ana­ listen – strak in het pak en met een stropdas – keken mee in de studio, ­terwijl het publiek in het stadion de ­wedstrijd op grote schermen volgde. Samsung Galaxy (SSG) speelde tegen ­ SK Telecom (SKT) en tachtigduizend toeschouwers op de tribune gingen uit hun dak. SSG won uiteindelijk met 3-0. Na de wedstrijd werden spelers voor de camera gehaald en de kantelpunten in de wedstrijd geanalyseerd. In de studio praatten de analisten nog lang na. Wát een finale! League of Legends is een online computerspel dat door miljoenen gamers

ic-6 | de ingenieur 2018 | ingenieur carrière

wereldwijd wordt gespeeld (zie ‘Verliezen is verschrikkelijk’ op pagina ic-9). Twee teams van vijf spelers bestrijden elkaar tot op het bot. Om te winnen, moeten ze al hun concentratie, beheersing, reflexen, tactisch inzicht en teamspirit in de strijd gooien. Of neem Coun­ ter-Strike: Global Offensive, het meest gespeelde first-­person-shooter-spel, met een kleine vierhonderd­duizend spelers online. Zelfbeheersing, incasseringsvermogen, opofferings­gezindheid, leiderschap en doelgerichtheid bepalen het succes in het spel (zie ‘Rollenspel’ op pagina ic-10). Het zijn kwaliteiten waar recruiters en hr-managers maar al te vaak naar op zoek zijn. Vreemd eigenlijk dat zij in sollicitatiegesprekken zelden naar gamingskills informeren. In 2006 verscheen in het Amerikaanse techmagazine Wired een artikel waarin

Stephen Gillet vertelde dat hij bij Yahoo was aangenomen vanwege zijn beheersing van het spel World of Warcraft. Ook de Chief Technology Officer van Starbucks schijnt te zijn aangenomen op grond van het niveau waarop hij World of Warcraft speelt. Google selecteert zo eveneens mensen. Toch zijn het uitzonderingen, aldus Tom Bos BSc, directeur van NCOI Online Academy. ‘Op internet kom je slechts enkele verwijzingen tegen naar mensen die op basis van hun gamingskills zijn aangenomen. Dat is vreemd.’

Schaamte Vanuit zijn functie bij NCOI is Bos mateloos geboeid door gamification, serious gaming en praktijksimulaties. Hij begrijpt wel dat het onderwerp in sollicitatiegesprekken niet aan bod komt. Het staat niet op de radar van hr en de gamers zelf komen er


In de map Howling Abyss van League of Legends moeten twee teams van elk vijf kampioenen tegen elkaar vechten op een enkel pad, zonder neutraal terrein.

ook niet mee. ‘De schaamte die veel sollicitanten voelen om erover te praten, is begrijpelijk’, vindt Bos. ‘Gaming is voor nerds, daar loop je niet mee te koop, vinden ze. Of ze denken dat het niet interessant is voor bedrijven. Daarmee slaan ze de plank mis, want vergis je niet: het zijn complexe spellen. Je moet teams formeren, leidinggeven, plannen, onderhandelen en overtuigen. En soms dat alles tegelijk. Het tempo in Call of Duty is duizelingwekkend, dat

‘De game StarCraft is ingewikkelder dan schaken’ vraagt om multitasken. In StarCraft stuur je een heel leger aan. Dat lukt niet zonder strategisch inzicht. Ik durf de stelling aan dat StarCraft ingewikkelder is dan schaken.’ Bos bestudeerde gameonderzoek en weet dat in games anders en sneller wordt geleerd dan in gewone trainingen. Dat komt door de intrinsieke motivatie die wordt opgewekt. Gamers spelen altijd op een moment dat ze

er zelf zin in hebben, alsof hun leven ervan afhangt, en leren daardoor meer en sneller. Klassikaal leren wordt ondertussen vaak ervaren als een verplicht nummer, daar komt de stof minder goed binnen. Juist de intrinsieke motivatie verklaart de populariteit van gaming. Des te vreemder dat die lijn niet wordt doorgetrokken naar werving en selectie. Er wordt niet naar gevraagd; het is een no-goarea. ‘Terwijl gameonderzoeken al jaren aantonen dat ook concentratie, reactievermogen en oog-handcoördinatie verbeteren. Ik vind dat er een taak ligt voor hr-­ managers om dit voortaan bespreekbaar te maken en erachter te komen welke skills hun sollicitanten hebben verworven.’

Engelse les Gamers weten dit natuurlijk allemaal allang. De 23-jarige Zoë Seekles BSc speelt al sinds haar vijfde en noemt zichzelf een variety gamer. Ze heeft van alles en nog wat gespeeld, hopt van het ene spel naar het ander, en houdt ondertussen goed bij wat ingenieur carrière | de ingenieur 2018 | ic-7


er nieuw uitkomt. Haar fascinatie voor gaming komt in haar huidige traineeship voor Yacht goed van pas. Ze werkt als UX-designer (UX staat voor user expe­ rience) voor uitvaartverzekeraar Dela, waarvoor ze een chatbot ontwikkelt. Van dat robotje moet ze een menselijk karakter maken – precies wat ze ook in bepaalde games doet. Seekles is blij met dit artikel, want ze vindt dat gaming te vaak wordt gezien als verslavend en agressieopwekkend. ‘De positieve kanten blijven onderbelicht. Gaming is een mooie manier om dingen te leren; dat is bewezen. Ikzelf heb geleerd hoe ik met virtueel geld moet omgaan en hoe ik moet samenwerken. Al op jonge leeftijd raakte ik vertrouwd met teams en hoe je samen een doel bereikt – onderschat dat niet. Je springt als gamer in het diepe; gaat aan de slag met mensen die je niet kent. Je moet ze vertrouwen, met ze communiceren. O ja, en de voertaal is Engels. Voor mijn Engels was ic-8 | de ingenieur 2018 | ingenieur carrière

het perfect. Mijn niveau was al hoog toen ik mijn eerste echte les kreeg.’ Seekles schaamt zich niet voor haar passie; haar skills heeft ze prominent op haar cv gezet. Opgepakt wordt dat overigens niet. Ze heeft al aardig wat sollicitatiegesprekken gevoerd. Als er al naar wordt gevraagd, is het in oppervlakkige zin. ‘Zo’n manager vraagt dan wat ik speel en zegt dat

‘Dit is dé manier waarop de nieuwe generatie leert’ hij zelf ook speelt. Daar blijft het bij. Ze zouden open moeten staan voor technologische ontwikkelingen, want daar zit de toekomst. Zoom eens in! Dan zie je wat gamers kunnen. Echt, wat die kampioenen doen, dat kan ik niet nadoen. Het is topsport. Ze zijn er fulltime mee bezig. Ik ken een jongen uit Eindhoven die echt heel goed is. Hij woont nu in Taiwan en is rijk geworden als gamer. Die hoeft niet eens meer te solliciteren.’


Illustratie League of Legends

‘VERLIEZEN IS VERSCHRIKKELIJK’ Iemand die alles weet over ‘stunnen’, ‘spawnen’, ‘killen’, ‘ganken’ en ander game-jargon is de 34-jarige Rob Brekelmans. Al tien jaar speelt hij online dagelijks drie tot vier uur League of Legends, een spel waarop maandelijks zo’n honderd miljoen keer wordt ingelogd. Brekelmans zit op het verdienstelijke niveau goud en behoort daarmee tot de beste 20 % van de spelers wereldwijd. Er zijn tijden geweest dat hij kleur op zijn gezicht miste door het vele gamen. Zijn ‘verslaving’ heeft hij inmiddels onder controle. Dat moet ook wel, want zijn vriendin is in verwachting en hij heeft een drukke baan als productontwerper bij het bedrijf ABB. Betere spullen Toch blijft League of Legends trekken. ‘Ik heb nooit iets gevonden dat dezelfde fascinatie, dezelfde kick oproept. Magisch!’ ‘Kijk, ik laat het je zien’, vervolgt hij. ‘Je formeert een team met vrienden of je wordt random bij elkaar ­gegooid met mensen die je niet kent. Je speelt vijf tegen vijf en gaat tegenstanders uitschakelen. De wedstrijd kun je op microniveau en op macroniveau bekijken. Op microniveau bestuur je met je muis je personage, dat je sterker probeert te maken door te ­

killen. Op macroniveau houd je het overzicht over de chaos van het spel. Je coördineert je team en bundelt krachten.’ ‘Ik ben nu Garen’, vertelt Brekelmans. ‘Charge! Degene die de laatste klap uitdeelt, krijgt het goud. Hoe meer goud, hoe beter de spullen die je kunt kopen. Je koopt bijvoorbeeld boots of speed voor meer snelheid, een ruby crystal voor extra health of een zwaard voor meer damage. Het is maar net wat je personage nodig heeft om te winnen. Als je wint, stijg je in de ranking. Blijf je winnen, dan kom je steeds betere tegenstanders tegen. De computer houdt alles bij. Verliezen? Man, dat is echt verschrikkelijk. Maar goed, je kunt pech hebben of gewoon slecht communiceren met je teamgenoten. Dealen met teleurstellingen is een van de dingen die je leert. Het hoofd koel houden. Jezelf beheersen. Met kritiek om leren gaan. Aan jezelf werken. Het hoort er allemaal bij. Beter worden. Wedstrijden van kampioenen bestuderen. Je doet alles om je skills te verbeteren. Een wedstrijd duurt gemiddeld een halfuur. League of Legends heeft dus een einde. Aan World of Warcraft zit geen einde. Als ik daaraan was begonnen, zou ik mijn opleiding aan de Haagse Hogeschool waarschijnlijk nooit hebben afgerond.’

Bij de map Twisted Treeline van League of Legends is het gevecht snel en geweldadig, met nadruk op aanvallen en kleine schermutselingen. Je wint door in de vijandelijke basis door te dringen en de nexus, het zenuwcentrum van de vijand, te vernietigen.

Mark van Tooren MBA van Inveon HR Specialisten kijkt bij sollicitaties altijd verder dan het cv. Gamingskills is een van de gebieden waar hij in is geïnteresseerd. Van Tooren, die hr-activiteiten voor Inveon verzorgt en werving en selectie voor klanten initieert, stemt er zijn andere ­recruitmentvragen op af en vindt dat andere recruiters dat ook zouden moeten doen. ‘Ik vraag altijd naar hobby’s. Als iemand in de avonduren scheidsrechter is bij voetbalwedstrijden, dan weet ik dat zo iemand een passie heeft voor leidinggeven. In gaming raakte ik ooit geïnteresseerd door de opkomst van Second Life. Dat spel triggerde me, omdat de ­connectie tussen virtueel en werkelijkheid zo sterk was. In China zijn er mensen ­miljonair door geworden. Die moeten wel effectief zijn, dat kan niet anders.’

Kritieke situaties Het ter sprake brengen van het onderwerp is volgens Van Tooren niet zo ingewikkeld. ‘Een kwestie van vragen stellen. Als sollicitanten gamen, wat spelen ze dan? En wat in het spel vinden ze belangrijk? Je krijgt geheid een leuk gesprek. Vraag eens hoe ze teambuilding voor elkaar krijgen, en hoe ze dat in jouw bedrijf zouden aanpakken. Als ze een personage ont-

wikkelen, vraag dan eens door. Een personage lijkt vaak op de bedenker zelf. Mensen spelen dus de rol die ze in het echt willen hebben. Je komt andere dingen te weten. Verdiep je daarin. Of ga zelf een spel spelen met je neefje van twaalf.’ Het Amerikaanse ministerie van Defensie gebruikt games om strategieën te ontwikkelen voor het leger. ‘Dat is een zeer effectieve manier om die grijze hersencellen in beweging te krijgen. De ogen gaan twinkelen!’, zegt Van Tooren. ‘Ik vind dat hr die brug moet slaan, want dit is dé manier waarop de nieuwe generatie leert. Natuurlijk kunnen gamers nerds zijn en kunnen games verslavend zijn. Maar dat is een klein deel van het verhaal. Het gaat om de krachtige en verleidelijke manier van leren, ook in kritieke situaties. Blijven communiceren in moeilijke situaties, probeer het maar eens. Dat valt echt niet mee. Hr moet die passie het bedrijf binnen zien te brengen, dat is de essentie.’ ingenieur carrière | de ingenieur 2018 | ic-9


ROLLENSPEL Counter-Strike: Global Offensive (CS:GO) is een populaire zogeheten first-person shooter. Twee groepen spelers nemen het tegen elkaar op: de Terrorists en de Counter-Terrorists. De strijd speelt zich af in een wereld die in het spel een map heet. Winnen kan door de gehele tegenpartij uit te schakelen of door doelstellingen te behalen. De afgelopen jaren was CS:GO de meest gespeelde first-person shooter. Tegenwoordig zijn er een kleine vierhonderdduizend spelers online. De afgelopen twee weken waren 10 miljoen spelers gedurende gemiddeld bijna dertien uur actief. CS:GO wordt gespeeld vanuit het perspectief van de speler, die zijn rol vervult in een klein team. Individuele rollen en kwaliteiten moeten elkaar aanvullen. Hoe? Op de site van Team Dignitas, een internationaal e-sportteam dat competitief computerspellen speelt, licht blogger Serenity de verschillende rollen toe. ­Welke specifieke kwaliteiten zijn voor welke rol nodig?

Illustratie Counter-Strike

In-game leader De in-game leader is absoluut de baas. Hij of zij houdt het team scherp, voert de belangrijke gesprekken en bepaalt de strategie. Een goede in-game leader zorgt voor de juiste mindset in het team. Hij of

ic-10 | de ingenieur 2018 | ingenieur carrière

zij behoudt controle, heeft zelfbeheersing, is slim en zet middelen spaarzaam in. Dodelijke vechtlust houdt hij of zij ­achter de hand voor situaties die er echt toe doen.

waar en wanneer ze opduiken. Lurkers hebben gevoel voor timing. Op het juiste moment slaan ze toe met hun sneaky play style. Tegelijkertijd staan ze klaar voor hun maten als dat nodig is.

Entry fragger De entry fragger is de eerste man/vrouw in het spel en normaal gesproken ook de eerste op het scorebord, omdat hij of zij de first kill voor zijn of haar rekening neemt. Onbevangenheid is diens handelsmerk. Hij of zij kan goed overweg met onbekende situaties, weet te improviseren, incasseert tegenslag en doet precies wat er wordt gevraagd. De echte entry fragger is opofferingsgezind en klaart het klusje.

Support player De support player ziet altijd het teambelang. Hij of zij houdt alles bij elkaar. Overleven is de enige drive, zonder glamour. Hij of zij heeft een klein ego en kan zichzelf wegcijferen voor het grotere belang. Deze subtiele, maar noodzakelijke kwaliteiten worden niet altijd door iedereen gezien. De rol van de support player is daardoor niet de meest populaire.

AWP-sniper Scherpte en accuratesse: daar moet de AWP-sniper het van hebben. AWP staat voor arctic warfare police, het geweer voor sluipschutters. Een goede AWP’er wacht koel en beheerst op het juiste ­moment om in één keer raak te schieten: one shot, one kill. Effectiviteit is de ­belangrijkste kwaliteit.

Rifler Riflers bulken van het zelfvertrouwen. Het maakt niet uit welk automatisch geweer ze in handen gedrukt krijgen, een AK-47, M4 of Galil AR, ze doden ermee. In het spel domineren ze de gun play met hun katachtige reflexen. In het dagelijkse leven zouden het verkopers kunnen zijn. De meeste tijd doen ze niets, maar zodra er zich een kans voordoet, weten ze doel­ gericht hun product te slijten.

Lurker Goede lurkers zijn individualisten. Ze liggen op de loer en zijn een nachtmerrie voor hun tegenstander, die nooit weet

Nog interessanter wordt het als spelers meerdere en soms zelfs tegengestelde rollen spelen, dus als een lurker opeens de entry fragger blijkt te zijn. |

In CounterStrike doen verschillende rollen in het spel een beroep op verschillende kwaliteiten.


WERKGEVERS EN WERKNEMERS: VOORKOM SAMEN BURN-OUT

Instortingsgevaar Wetenschappers zijn het er niet over eens wat een burn-out precies is, maar mentale en emotionele uitputting komt aardig in de buurt. Hoe voorkom je een burn-out? En wat kunnen werkgevers doen? tekst drs. Ton Verheijen

N

ederland, 2018. Buschauffeurs krijgen geen tijd om te plassen. Kraanmachinisten moeten hun behoefte doen op 100 m hoogte. Leraren bezwijken onder de administratieve rompslomp. Verpleegkundigen blijven noodgedwongen extra diensten draaien. Callcentermedewerkers worden in geautomatiseerde formats gepropt. Politieagenten mogen geen zwakte tonen na een traumatische ervaring. Het bedrijfsleven is keihard. Ook hoger opgeleiden ontspringen de dans niet en worden op het jaarlijkse ‘functioneringstribunaal’ genadeloos afgerekend op targets. De vraag of ze gelukkig zijn op hun werk lijkt er niet toe te doen. Ingenieurs zijn geen uitzondering en staan stevig onder druk. Ze moeten technisch onderlegd zijn en daarnaast steeds meer soft skills meebrengen. Ze moeten kunnen samenwerken in (bouw)­teams, juridische kennis hebben, klanten tevreden stellen en onderhandelingstechnieken beheersen. Dat heeft allemaal niets met techniek te maken, maar het wordt wel van hen verwacht. Iedereen die werkt, ervaart werkdruk. Niemand zal ontkennen dat dit stress oplevert. Jaarlijks leidt dit bij 14 % van de beroepsbevolking tot burn-outklachten, blijkt uit cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), TNO en ArboNed. Daarvan komt zo’n 5 % lang­durig thuis te zitten. De verzuim­kosten lopen in de miljarden.

Over de oorzaken van een burn-out en hoe ermee om te gaan zijn bibliotheken volgeschreven: volgens Google Scholar zijn er ruim 94 000 wetenschappelijke publicaties verschenen, en volgens PsyINFO ruim 11 000 tijdschriftartikelen. De hoge aantallen passen bij een beroepsziekte die elk jaar vele tienduizenden mensen treft.

Perfectionisme Maar waarom slaat de een zich door zware periodes heen en krijgt de ander een burn-out? Zijn be­paalde mensen vatbaarder voor een burn-out dan ande-

‘Hoe je wilt werken, die vraag wordt nooit gesteld’ ren? Het is altijd een combinatie van werk en persoon, stelt prof.dr. Wilmar Schaufeli, hoogleraar arbeids- en organisatiepsychologie aan de Universiteit Utrecht en de Katholieke Universiteit Leuven. Zo’n 30 % van de verklaring komt voor rekening van de big five persoonlijkheidskenmerken: extraversie, vriendelijkheid, zorgvuldigheid, emotionele stabiliteit en openheid. Emotionele

stabiliteit is daarbij het meest doorslaggevend. Schaufeli stelt dat mensen met vatbaarheid voor burn-out vaker een gering gevoel van eigenwaarde hebben, minder vertrouwen op hun eigen kunnen en zich eerder afhankelijk voelen van anderen of van de situatie. Ook zijn er verbanden met pessimisme, perfec­ tionisme en een gebrek aan persoonlijk initiatief. Volgens hem komen uitputtingsklachten vaker voor bij mensen die hun loopbaan opbouwen of juist afbouwen, en verder bij hoger opgeleiden, allochtonen, uitzendkrachten en ­mensen in het onderwijs.

Lang traject Op internet regent het persoonlijke ervaringen van mensen die met een burn-out thuis zitten. Een field engineer die zich JustStopDude noemt, schrijft er op de website Reddit.com over: ‘Ik werkte keihard. Meestal was ik op pad. Mijn koffer was eigenlijk mijn huis, want ik was ­constant onderweg om fabrieken te bezoeken. […] Die dag kwam ik terug naar kantoor om een training te geven. Daarna zou ik naar Japan vliegen. Pas achteraf realiseerde ik me dat ik toen al vier dagen wakker was geweest om te werken aan projecten. Tijdens de training kreeg ik een vraag waarop ik het antwoord niet wist. Ik keek in mijn aantekeningen en begon ineens te huilen.’ Het bleek serieus. JustStopDude werd door een collega naar het ziekenhuis ingenieur carrière | de ingenieur 2018 | ic-11


KEN UZELF Het is een van de oudste geboden ter wereld: ken uzelf. Aan maar liefst zes wijze Grieken is dit gebod toegeschreven. Maar wat betekent het? Dat is voor iedereen persoonlijk. De auteur van dit stuk, die in de zomer van 2012 vier maanden thuis zat vanwege een zware burnout, stelde zeven pijlers op voor rust van binnen en ruimte om ‘buiten’ jezelf te zijn. 1. Je bent uniek. Vergelijk je niet te veel met anderen. 2. Probeer niet altijd de ideale versie van jezelf uit te hangen. 3. Houd de balans. Weet voor jezelf wat energie kost en wat energie oplevert. 4. Streven naar perfectie? Lach eens om je eigen onbenulligheden. 5. Doe je ding: laat je niet te veel dicteren door de wetten van de samenleving. 6. Voor zelfkennis hoef je niet naar India; bij je tante in Ermelo maak je evenveel kans. 7. Durf eerlijk te zijn tegen jezelf en soms eens te ­zeggen: ik weet het niet.

gebracht en zat niet veel later bij een psycholoog. Een lang traject volgde. Dat ging over signalen negeren, nooit nee zeggen en het persoonlijk mechanisme van JustStopDude zelf om stress te beantwoorden door er nog een schepje bovenop te doen. Daarnaast bleek hij een posttraumatisch stress-syndroom te hebben overgehouden aan zijn militaire dienst. Gelukkig sloeg de therapie aan. Hij leerde vaker vrij te nemen en zijn werk los te laten. ‘Het kostte een nervous breakdown om dat te leren.’ Dat besef kan ook op een subtielere manier doordringen. Neem de 31-jarige ir. Freek-Jan Ronner, die als projectmanager werkte bij chipmachinefabrikant ASML. Een mooie functie in vaste dienst, maar toch besloot hij na vier jaar zijn baan op te zeggen. Hij ging participeren in organisatieadviesbureau Corporate Rebels, dat zich laat inspireren door organisaties die het fundamenteel anders doen, zonder managers en met zelfsturende teams. ‘Wat doe je nou?’, vroegen zijn ouders. ‘Waarom?’, riepen zijn vrienden. Ronner werd voor gek verklaard. Maar hij wist het zeker: bij ASML zou hij nooit gelukkig worden. ‘Mijn rol als projectmanager was het probleem niet’, vertelt Ronner. ‘Maar ik constateerde dat iedereen om mij heen bezig was met het verdedigen van zijn eigen koninkrijkje. Ik zag muren en eilandjes. In de structuur van de organisatie, met trage besluitvorming, kon ik mijn energie niet kwijt. En ik geloof juist sterk in doen waar je energie van krijgt. Bij ASML wordt vooral keihard gewerkt. De vraag hoe je wilt werken, wordt niet gesteld. Nooit.’ Ing. Peter Roemeling, coach bij De Zwerm Groep en ic-12 | de ingenieur 2018 | ingenieur carrière

auteur van het boek Excelleren in vrijheid, begeleidt hoger opgeleiden in de technische hoek. Roemeling ziet bijna dagelijks mensen die niet lekker in hun vel zitten, futloos uit hun werk komen, rusteloos blijven jobhoppen, een jaar op sabbatical gaan en twee dagen na hun vakantie alweer moe zijn. ‘Ze klagen vooral over regels en ‘geneuzel’. De klacht die ik het meest hoor? Gebrek aan uitdagingen.’

Vissen Roemeling vindt dat gebrek aan uitdagingen opmerkelijk in een tijd dat ­alles kan, alles mag en alles 24/7 beschikbaar is. Misschien is het de attitude, de houding, het sneller verveeld zijn, waardoor elk moment zonder spanning op het werk als ‘een confrontatie met jezelf’ wordt ervaren en niet als een onderdeel van het geheel. Roemeling, 52 jaar, maakt een vergelijking met zijn eigen jeugd. Als puber ging hij graag vissen. Urenlang zat hij gedachteloos naar die dobber te staren. De enige afleiding was een boterham met pindakaas. Inspirerend? Nee. Uitdagend? Nee. Heilzaam? Zeker. Alles kreeg een plekje. Als hij naar huis ging, was hij fris. Zo leerde hij zichzelf kennen en ging hij begrijpen dat de boog niet altijd gespannen hoeft te staan. Het contrast tussen enerzijds overprikkeling en anderzijds verveling is voor velen een worsteling. Op het werk ben je op jezelf aangewezen. Dat is


Illustratie Paulo Zerbato

een grote valkuil, net als signalen negeren die het lichaam uitzendt. ‘Je lichaam vertelt je dat iets niet goed voelt. Als je dat stelselmatig negeert, kom je uiteindelijk op plekken, of bij werkgevers, terecht waar je niet wilt zijn. Je doet wat er van je wordt verwacht, wat in de mode is, wat je vrienden ook doen, totdat het lichaam het definitief overneemt, met angsten en paniekaanvallen als gevolg.’

In actie komen

niet altijd uitdagend. Privé is er nooit meer niets te doen: internet, smartphones en social media eisen 24/7 de aandacht op. Elk nieuw bericht geeft een nieuwe lading dopamine die je lichaam in beweging brengt. Direct reageren op elk bericht is de eerste impuls. Bij het minste of geringste

‘Ze zijn vooral bezig met de buitenwereld en te weinig met wat ze zelf vinden en voelen’ vacuüm pak je de laptop. ‘Ik zie bij veel klanten dat ze vooral bezig zijn met de buitenwereld en te weinig tijd besteden aan wat ze zelf vinden en voelen. Mijn indruk is dat mensen zo vervreemden van zichzelf.’ Roemeling maakt zogeheten trimetrixprofielen op basis van vragen­ lijsten. Hij meet de waardes die iemand toekent aan ‘denken’, ‘voelen’ en ‘handelen’. De cijfers worden vertaald naar staafdiagrammen, die tonen of diegene in balans is. Een gebrek aan zelfwaardering is volgens Roemeling

Een werknemer moet goed voor zichzelf zorgen. Mentale weerbaarheid, assertiviteit en zelfkennis (zie kader ‘Ken uzelf’) zijn cruciaal. Als er toch klachten ontstaan, stelt Schaufeli, zijn die aan te pakken met persoonsgerichte interventies, zoals ontspanningsoefeningen, mindfulness en een cognitief-­ gedragsmatige aanpak. Dat geldt vooral voor milde klachten. Voor mensen met de diagnose burn-out, die hun stresslevel jarenlang hebben opgebouwd, ziet het er minder gunstig uit. Zij zitten soms jaren thuis of komen helemaal niet meer aan de bak. Voor werkgevers is dat een extra reden om in actie te komen. Schaufeli noemt een reeks overbekende maatregelen om ‘de balans tussen stressoren en energiebronnen’ te herstellen: werkdruk ver­ lagen door meer mensen aan te nemen, bureau­ cratie en overbodige regels weghalen, en bouwen aan een positieve bedrijfscultuur waarin autonomie, inspraak, verantwoordelijkheid en onderlinge steun de boventoon voeren. Op teamniveau zijn van belang: duidelijke taakomschrijvingen, inspraak en feedback, afwisselend werk, benutting van talenten, mogelijkheden voor persoonlijke ontwikkeling, en professionele oplossing van conflicten tussen collega’s. Rest de vraag hoe werkgevers een goede methodiek optuigen. Schaufeli: ‘Hr-afdelingen moeten zorgen voor een goed signaleringssysteem, bijvoorbeeld een medewerkertevredenheidsonderzoek of periodiek medisch onderzoek. Vervolgens komt het aan op goed contact tussen hr en de lijnmanagers, zodat de onderzoeksresultaten ook adequaat naar teams worden teruggekoppeld, en teams ook echt worden ondersteund. Het moet een cyclus zijn, waarbij ook actie volgt. Overigens is het soms ook helemaal niet zo ingewikkeld. Een gevoelig persoon neerzetten in een veeleisende omgeving is bijvoorbeeld vragen om problemen en kun je dus beter niet doen.’ | ingenieur carrière | de ingenieur 2018 | ic-13


INSTALLATIES HOUDEN MAATSCHAPPIJ DRAAIEND

‘Wij hebben de regierol’ Duurzaamheid, slim onderhoud, het functioneren van een gebouw of ­productieproces, de techniek erachter wordt alleen maar belangrijker, stelt Lieve Declercq, directeur van installatiebedrijf SPIE Nederland. Wat het ­bedrijf doet, houdt volgens haar de maatschappij draaiend. ‘Vakmanschap moet de waardering krijgen die het verdient.’ tekst ir. Frank Biesboer

S

inds enige tijd kent installatie­ bedrijf SPIE Nederland innovatietuinen: budget en menskracht om nieuwe dingen uit te proberen, zoals drone-inspecties van raffinaderijen of hoog aangebrachte sprinklers. ‘Het klinkt als een speeltuin’, zegt directeur ir. Lieve Declercq, ‘maar de volgende stap is dat die innovators bij de directie een businessplan moeten presenteren. We doen het, omdat we met ons dienstenaanbod voorop willen blijven lopen.’ Declercq, in Leuven opgeleid als technisch bedrijfskundige, is sinds september vorig jaar directeur van SPIE Nederland, met rond de 4500 werknemers een van de grotere dienstverleners voor alle mogelijke installaties, van klimaatregeling in gebouwen tot verkeersmanagement en industriële installaties. SPIE Nederland is onderdeel van het interna­ tionale installatiebedrijf SPIE, dat actief is in 38 landen met in totaal zo’n 46 500 werknemers. Declercq maakte in Nederland naam als directeur van waterbedrijf Vitens, met haar indringende pleidooien over het belang van schoon drinkwater. ‘Bij Vitens heb ik ondervonden dat ik impact hebben zeer belangrijk vind. Daar ging

ic-14 | de ingenieur 2018 | ingenieur carrière

het om drinkwater, het allerbelangrijkste product van ons leven. Een van de redenen om nu bij SPIE te werken is dat wat het bedrijf doet ontzettend belangrijk is voor het draaiend houden van de maatschappij. Of het nu gaat om een deur die automatisch opengaat, een klimaatinstallatie die werkt of, veel breder, wat

‘We willen geen kabellegger worden’ we kunnen realiseren met de energietransitie. Bij dat alles geldt: wij zijn degenen die zorgen dat die installaties werken.’ Declercq noemt de innovatietuinen als voorbeeld van de omslag die het bedrijf aan het maken is. ‘We leven in een fascinerende tijd. Onze klanten ­willen leveranciers die bezig zijn met duurzaamheid en digitalisering. Kernvraag daarbij is of wij in staat zijn aantrekkelijk te blijven; of wij de slimme

concepten weten aan te bieden zodat we voor­komen dat we – oneerbiedig gezegd – een ‘simpele’ kabellegger of pijpenfitter worden.’ Een voorbeeld van zo’n concept is het door de SPIE Groep ontwikkelde smart facility management. Klanten beschikken daarmee over een dashboard met informatie over het wel en wee van hun pand. ‘Dat gaat verder dan alleen het energiegebruik. Het geeft bijvoorbeeld ook informatie over de onderhoudsstatus van installaties en die kunnen we koppelen aan de route voor monteurs.’ Een ander voorbeeld is virtual reality. ‘Waar we dat in eerste instantie alleen gebruikten voor de industrie, doen we dat nu ook voor de installaties van gebouwen. In de ontwerpfase kun je er al doorheen lopen om het ontwerp en de onderhoudsplannen te toetsen en risico’s uit te sluiten.’ SPIE Nederland heeft sinds kort zijn eerste smart city-project. ‘De betreffende gemeente kan ik nog niet noemen, maar het gaat om zaken als sensoren voor luchtkwaliteit, de vulgraad van afvalbakken, de hoogte van het gras en de drukte op straat. Al die informatie koppelen we en stellen we op een intelligente manier


foto SPIE Nederland

Lieve Declercq: ‘Het voorkomen van faalkosten is voor ons erg belangrijk.’

beschikbaar, bijvoorbeeld voor verkeersregelsystemen of de planning van het groenonderhoud, die zorgt dat er alleen wordt gemaaid als het nodig is.’ Tegelijkertijd benadrukt Declercq dat het nog zoeken is wat die smart city moet gaan worden. ‘Niemand weet het precies. Wat heb je nu echt nodig? Dat maakt het bezig zijn met zo’n opdracht alleen maar interessanter.’

Chaos Declercq heeft ook de taak het bedrijf te reorganiseren. ‘We zijn de laatste jaren zeer snel gegroeid, wat heeft geleid tot minder aandacht voor organisatie en structuur. Die structuur is wel nodig, want de marges zijn nu eenmaal niet groot. Dat betekent dat lean werken, het voorkomen van faalkosten, voor ons erg belangrijk is. Om dat te bereiken moeten je processen op orde zijn.’ Tegelijkertijd benadrukt ze het bijzondere

karakter van SPIE. ‘Ons bedrijf is sterk decentraal georganiseerd. Dat betekent het toelaten van een zekere chaos, niet alles willen controleren, maar veeleer de kaders scheppen en eisen stellen aan hoe onze medewerkers dat invullen, namelijk excelleren met het vakmanschap waarmee we ons werk leveren. Dat vereist binnen de organisatie veel onderling vertrouwen en verantwoordelijkheidszin.’ De stroomlijnoperatie die nu gaande is, ziet ze als toekomstinvestering. ‘Je huis moet goed op orde zijn om middelen en capaciteit voor innovatie vrij te kunnen maken.’ SPIE is daarbij verwikkeld in de slag om technisch talent. ‘Bij ons draait alles om installaties en mensen die er verstand van hebben. In moderne gebouwen gaat 40 % van de investering naar installaties. Wij beheren in een ziekenhuis zo’n 25 000 installaties en moeten zorgen dat die het allemaal doen. Vak-

manschap is daarvoor essentieel, en moet de waardering krijgen die het ­verdient.’ Het bijzondere van SPIE is dat het functioneert als een soort intermediair tussen de klant en de leverancier van installaties. ‘Wij produceren die niet zelf, maar brengen partijen bij elkaar en integreren. Daarin hebben we de regierol. Waar ik over wil nadenken, is of we die rol ook kunnen invullen met leiderschap, bijvoorbeeld voor alle vernieuwing die in de installatiewereld nodig is om de energietransitie mogelijk te maken. Ik heb dat nog niet heel helder en scherp voor ogen en kan er nu ook niet erg concreet over zijn, maar het is wel iets waar ik mee bezig wil zijn. Op welke manier kunnen we aanjager zijn van nieuwe ontwikkelingen die voor onze toekomst nodig hebben? Het zijn dat soort uit­ dagingen die mij in dit werk gelukkig maken.’ | ingenieur carrière | de ingenieur 2018 | ic-15


JONGE ONDERNEMER SALIM HADRI WIL WERELD VERBETEREN

‘Opleiding is niet ­ bepalend voor succes’ Vooral lef, uithoudingsvermogen en ruggengraat bepalen hoe ver je het schopt als ondernemer, en niet je opleiding, denkt Salim Hadri BSc. De 27-jarige CEO en medeoprichter van het bedrijf Milvum wil zijn ouders trots maken en de wereld verbeteren met nieuwe technologieën. ‘Pas als je een idee vercommercialiseert, zodat het ook echt wordt gebruikt, heb je een innovatie.’ tekst drs. Enith Vlooswijk

H

ij heeft een glad verhaal klaar, doorspekt met termen als ‘key selling point’, ‘brand ­promise’ en ‘jump starts’. Salim Hadri BSc (27) weet hoe hij zijn bedrijf Milvum moet pitchen. Daar is hij dan ook vroeg mee begonnen: hij was negentien jaar en informaticastudent aan de TU Delft toen hij met drie vrienden een bijeenkomst belegde in de universiteitsbibliotheek. ‘We wilden iets cools doen met ons leven, risico nemen op een moment in ons leven dat dat nog kon’, vertelt Hadri. ‘We wilden een bedrijf oprichten, maar wat voor een? We hebben tien ideeën opgeschreven op een bord en een daarvan was apps ontwikkelen. Dat sprak ons aan, want het was een hot item.’ En het is nog steeds een hot item. ­Milvum, dat inmiddels zo’n twintig werknemers telt, helpt klanten efficiënter te werken met behulp van technologieën waarmee de oprichters zijn ‘vergroeid’: apps, kunstmatige intelligentie en blockchaintechnologie. Hadri omschrijft de oprichters als ‘een stelletje nerds’ en

ic-16 | de ingenieur 2018 | ingenieur carrière

‘slimme whizzkids’ die aanvankelijk geen kaas hadden gegeten van marketing en sales. ‘Wat ons heeft geholpen om succes te behalen, is dat we op hackathons hebben laten zien hoe goed we zijn’, zegt hij. Verschillende producten van Milvum

‘Ik ben niet echt een goede werknemer’ zijn uit zo’n hackathon voortgekomen. ‘We hebben in totaal negen hackathons gedaan, waarvan we er zes hebben gewonnen.’

Elon Musk Hadri sleepte vorig jaar de Young Professional Award binnen van de Branchevereniging ICT en Telecommunicatie Grootgebruikers (BTG). De jury prees hem voor zijn lef, leergierigheid en doorzettings-

vermogen. Zelf zegt hij lachend dat hij nou eenmaal unemployable is. ‘Ik ben ambitieus en heb veel vrijheid nodig in wat ik doe. Ik ben niet echt een goede werknemer, denk ik. Ik heb twee drijf­ veren: mijn ouders trots maken en impact hebben op de wereld met behulp van technologie. Pas als je een idee vercommercialiseert, zodat het ook echt wordt gebruikt, heb je een innovatie.’ Hij mag zichzelf dan neerzetten als whizzkid en nerd, alles in de jonge ondernemer straalt ambitie uit. Zijn verlangen de wereld te veroveren met zijn bedrijf combineert hij niettemin graag met enig idealisme. Elon Musk is een van zijn grote voorbeelden. ‘Als de aarde door ons gedrag onleefbaar wordt, hoe kunnen we dan een andere planeet vinden om te leven? Dat soort problemen wil Musk oplossen met zijn SpaceX. Hij heeft er zijn eigen geld in geïnvesteerd, is bijna failliet gegaan, maar met SpaceX is het hem toch gelukt. Dat laat zien ­hoeveel lef en ambitie hij heeft.’ Op zijn eigen manier probeert Hadri ook wat bij te dragen aan een betere


Salim Hadri: ‘Ik wilde risico nemen op een moment in mijn leven dat dat nog kon.’

Het had niet veel gescheeld of Hadri had als twintiger de brui aan zijn universitaire opleiding gegeven: hij was zijn eigen baas, dus aan wie moest hij dat papiertje laten zien? ‘Maar we dachten: nee, we zijn bijna klaar met de studie, we koppen ’m er nog even in. Don’t be a quitter, weet je wel.’ Toch grinnikt hij veelzeggend op de vraag of die opleiding wel nodig is voor een succesvolle carrière in de ICT. ‘Formal education can make you a living, self-edu­ cation can make you a fortune’, zegt hij plechtig. ‘Ik denk dat je een minimale opleiding nodig hebt om

foto Henriëtte Guest

‘Je leert het meest door zelf op te zoeken wat je nodig hebt’

wereld. Op zijn LinkedIn-pagina lanceerde hij onlangs het idee ‘Bitcoin for the poor’, een blockchainsysteem om de allerarmsten op aarde rechtstreeks financieel te steunen. ‘Elk jaar doe ik mee aan de ramadan’, vertelt hij. ‘Dan ervaar je zelf hoe het is om een dag lang niet te eten en besef je hoe goed we het hier hebben in Nederland. Elders zijn mensen die zelfs geen toegang hebben tot schoon drinkwater, omdat ze geen financiële middelen hebben. Ze worden heel arm geboren, hebben geen geboorte­ certi­ficaat, geen recht op een identiteit en dus ook geen toegang tot een ­bankrekening. Dus dacht ik: hoe kan ik een concept bedenken waarmee mensen in ontwikkelingslanden vanuit hun smartphone toegang kunnen krijgen tot geld? Als je geeft, krijg je er een meervoud van terug. In mijn overtuiging moet je in dit leven 51 % geven en 49 % nemen.’

fatsoenlijk te leren lezen en schrijven, dat je snapt hoe wiskunde werkt en wat basisprincipes kent van een aantal vakgebieden. Maar je leert het meest door zelf op te zoeken wat je nodig hebt, buiten schooltijden om. Veel ondernemers stoppen rond een jaar of twintig met hun studie; dat zijn mensen die risico durven te nemen. Opleiding hoeft niet bepalend te zijn voor succes.’

Slachtofferrol Doorzettingsvermogen en ruggengraat zijn dat wel. Als hij jongeren iets wil voorhouden, is het dat. ‘Sommige groepen in Nederland gaan snel in een slachtofferrol zitten, zeggen dat ze geen kansen ­krijgen. Maar niet alles ligt aan de personen om je heen. Neem verantwoordelijkheid, iedereen kan zijn doelen bereiken.’ Vooral de mensen met wie je je omringt, vormen de sleutel tot succes, zegt hij. ‘Je leert het meest en het snelst van mensen die goed zijn in iets wat jij wilt kunnen. Ik probeer me daarom continu met zulke mensen te omringen.’ | ingenieur carrière | de ingenieur 2018 | ic-17


DE WERELD VAN TECHNIEK GING TOCH NOG OPEN

Verdwaalde bèta

ic-18 | de ingenieur 2018 | ingenieur carrière


Voor vrouwen in de techniek is de carrière van Ellen Willemse niet per se een lichtend voorbeeld. Anno 2018 probeert zij als beleidsmaker Bèta­ techniek in het hoger onderwijs te voorkomen dat jonge mensen net zo verdwalen als zij deed. Dit is haar verhaal.

E

ind jaren tachtig, Delft. Als kersverse eerstejaars werktuigbouwkunde liep ik met een groepje studiegenoten – allemaal jongens, meisjes waren er nauwelijks – naar de supermarkt. We kwamen langs een bouwplaats. Ik had het niet in de gaten, maar die jongens bleven plotseling staan. Ze hadden een M100+-moer gespot en bleven er minutenlang naar kijken. Ik zag het aan, verbaasd, en misschien nog het meest over mezelf. Was dit nou de studie die ik wilde doen? Waarom ik werktuigbouw was gaan studeren, durf ik niet met zekerheid te zeggen. Was het omdat een vrouw die goed is in bètavakken wel iets technisch móét gaan studeren? Of misschien omdat ik dacht dat ik dan veel geld zou gaan verdienen? Of gewoon omdat mijn toenmalige vriendje in Delft studeerde? Het zal allemaal hebben meegespeeld. Ik kon met mijn vakkenpakket van bètavakken met een extra taal én economie alle kanten

Tja, zo ging dat in de tijd van de voorlichtingscampagne ‘THEA studeert techniek’ op. Dat de studieadviseur had gezegd dat je met werktuigbouw ook alle kanten op kon, klonk veelbelovend. Na één semester zat ik bij de studieadviseur. ‘Ik wil geen werktuig­ bouwer zijn.’ Zijn reactie ging volledig aan me voorbij. ‘Je hebt al je tentamens gehaald en je bent een vrouw, je moet gewoon doorgaan.’ Tja, zo ging dat in de tijd met campagnes als ‘THEA studeert techniek’ en met technische universiteiten die speciale voorlichtingsdagen voor meisjes organiseerden. Ik ben toch gestopt. De studie die me overal had kunnen brengen, bleek een doodlopende weg.

Crisistijd Ik deed een nieuwe poging: technische bestuurskunde, eveneens in Delft. Iets minder techniek, iets meer vrouwen, en – niet onbelangrijk – ook een opleiding waar je alle kanten mee op kon. Maar de bestuurskundevakken waren zo mogelijk nog minder leuk dan sterkteleer en materiaalkunde. Ik was volledig de weg kwijt en ging op reis. Inderdaad, om die weg letterlijk te gaan zoeken. Bijna een jaar lang deed ik work and travel in Azië en Australië. Een geweldige ervaring én effectief, want terug in Nederland wist ik het zeker: het moest biologie worden. Ik ging studeren in Amsterdam – nieuwe stad, nieuwe kansen. Het was een schot in de roos. Qua studie dan, want eenmaal afgestudeerd bleek het vinden van een baan als bioloog in tijden van economische crisis onmogelijk. Als ik werktuigbouw zou hebben afgemaakt, had ik

waarschijnlijk zelfs in die crisistijd meteen een baan gevonden … Ik overwoog iets met ICT te gaan doen – program­ meren heb ik altijd leuk gevonden. Een passende opleiding zou flink wat gaan kosten, maar de rest van mijn leven als secretaresse werken was ook geen lonkend perspectief. Het liep gelukkig anders: ik solliciteerde als ­secretaresse, maar werd aangenomen als subsidieadviseur. Affiniteit met techniek bleek daarvoor genoeg. En toen gebeurde het: een wereld van techniek ging voor me open. Ik kreeg te maken met een scala aan ontwikkelingen, van pyrolyse tot extrusie, kogellagers en wat al niet meer. Op dit abstractie­ niveau bezig zijn met techniek vond ik machtig mooi! En stiekem was ik erg blij met de technische basis die ik in Delft toch maar mooi had opgedaan. Ik schreef met plezier aan vele tientallen projectvoorstellen. Elk nieuw project was als een korte ­cursus in een nieuw vak, met privécolleges van betrokken hoogleraren en andere experts – steeds weer interessant en uitdagend.

Erg handig Dit soort werk is mijn vaste stiel geworden. Naderhand bij Stichting Toekomstbeeld der Techniek, en nu als beleidsmedewerker Bètatechniek bij de Vereniging Hogescholen. Het is vast en zeker een functie die je ook kunt doen zonder enige kennis van techniek, maar hoe prettig is het dat ik een beetje begrijp waar studenten, docenten en onderzoekers zoal mee bezig zijn. En gezien mijn ervaring wil ik vooral voorkomen dat jonge mensen precies zo verdwalen in de wereld van de bètatechniek als ik dat deed. Saillant detail: volgens de statistieken ben ik nog altijd verdwaald. Beleidsmedewerker is immers, net als subsidieadviseur en toekomstonderzoeker, geen (bèta)technisch beroep. Maar dat maakt mij niet uit: ik heb mijn plek in de bètatechniekwereld gevonden. |

Drs. Ellen Willemse is beleidsmedewerker Bètatechniek bij de Vereniging Hogescholen.

ingenieur carrière | de ingenieur 2018 | ic-19


foto Royal HaskoningDHV

INGENIEURSKENNIS IN EEN NIEUW JASJE

Digitale diensten Ingenieurs- en adviesbureau Royal HaskoningDHV maakt software die kennis over zaken als water, infrastructuur en ­gebouwen handig benut. Daardoor ontstaat een nieuw type dienstverlening. ‘We ­maken een digitale switch met onze ingenieurskennis’, aldus CEO ir. Erik Oostwegel. tekst ir. Frank Biesboer

‘W

ij zijn bezig om onze ­kennis van de fysieke ­om­geving, zoals gebouwen, industriële processen, waterzuivering, infrastructuur en verkeersmanagement, te combineren met software en data-analyse’, vertelt ir. Erik Oostwegel, CEO van ingenieursen adviesbureau Royal HaskoningDHV. Als voorbeeld van de nieuwe digitale diensten die het bureau momenteel ontwikkelt, noemt Oostwegel het online ­platform FastLane. Daarmee kunnen vastgoedeigenaren als gemeentes en woningcorporaties nagaan hoe ze op de meest effectieve manier hun gebouwen kunnen verduurzamen. ‘De tool levert geen tekeningen of bouwinstructies, maar helpt om prioriteiten te stellen; om keuzes te maken wat het meeste oplevert voor het geïnvesteerde bedrag. Daarbij maken we ook nog eens de effecten op de operationele en onderhoudskosten inzichtelijk.’ Oostwegel, opgeleid als werktuigbouwkundige, is sinds 2014 bestuursvoorzitter van Royal HaskoningDHV, dat met een kleine zesduizend medewerkers tot de grootste ingenieursbureaus van Nederland behoort en actief is in zo’n 35

ic-20 | de ingenieur 2018 | ingenieur carrière

landen. ‘We doen dit niet alleen omdat de maatschappij om ons heen daar volop mee bezig is, maar vooral omdat we er ons werk beter mee kunnen doen en omdat de positieve impact voor klant en samenleving veel groter is.’ Zo zal de FastLane-tool voor verduur­zaming van gebouwen ook gebruiksdata gaan verzamelen. ‘Die benutten we weer om het systeem te optimaliseren. Zo ontstaat een zelflerend mechanisme.’

Alter ego Oostwegel ontkent niet dat de digitale switch deels is ingegeven door data­ bedrijven. ‘Die komen vanuit een geheel andere achtergrond op ons domein, met slimme modellen om de logistiek of een waterleiding te verbeteren. Dat is prima, dat geeft ons een duw. Maar zij doen dat zonder kennis van het onderliggende vakgebied. Wij kunnen daarentegen datatechnologie combineren met onze ingenieurskennis, want wij weten alles van de betreffende infrastructuur, het gebruik ervan, de processen eromheen en wat er moet gebeuren om het werkend te krijgen of te houden. En dat blijft ook de kern van ons werk: oplossingen ontwerpen die op allerhande manieren

Erik Oostwegel: ‘We maken tijd vrij voor creativiteit.’

het dagelijks leven beter maken en ­zorgen dat ze geïmplementeerd kunnen worden.’ Een ander voorbeeld van digitalisering is het werken met een digital twin. ‘Voor diverse klanten zetten we alle informatie over hun gebouwen, infrastructuur of bijvoorbeeld productiefaciliteit in een digitaal model – zeg maar een kopie in de computer. Dat digitale alter ego is te gebruiken om allerhande scenario’s op los te laten en zodoende te voorspellen wat de fysieke broer staat te wachten. En dus wat er moet gebeuren om bijvoorbeeld uitval te voorkomen.’ Digitalisering omvat ook het gebruik van virtual reality. ‘Bij het ontwerp van bijvoorbeeld een ziekenhuis kunnen gebruikers er alvast letterlijk doorheen lopen, zonder dat er nog een spade in de grond is gestoken. Hoe cool is dat! En die gebruiker weet als geen ander wat er voor zijn proces zoal nodig is, en kan dus aangeven wat er anders moet. Het ontwerp wordt daar echt beter van.’ Ook bij het werk intern staat digitalise-


ring hoog op de agenda. ‘We ontwerpen parametrisch: met variabelen en regels leg je een relatie vast tussen het ontwerp en wat je ermee wilt bereiken. Wil je dat doel aanpassen, dan kun je het ontwerp daarop direct wijzigen.’ Het ingenieursbureau kent wereldwijd verschillende zogeheten hackaton-teams. ‘Daarin zetten we slimme mensen bij elkaar die technische ontwerpkennis combineren met kennis van het parametrisch modelleren. Zo zijn we bezig databases te vullen met objecten. Die verzameling kunnen we weer benutten voor nieuwe projecten.’

‘Databedrijven beginnen zich op ons domein te begeven’ Gaat dat niet ten koste van bestaand ingenieurswerk? ‘Het routine-achtige werk, het eindeloos doorrekenen van allerlei alternatieven, doet de ­computer nu voor ons in een mum van tijd. We maken zo tijd vrij voor de creativiteit waar het echt om gaat. Automate the boring, engineer the awesome drukt het beste uit wat we voor ogen hebben.’ Het ingenieursbureau combineert de digitaliseringsslag met een concrete invulling van zijn slogan Enhancing Society Together. ‘Bij elk project stellen we onszelf een viertal vragen. Is dit product, of die oplossing, alleen voor de klant of voor alle belanghebbenden? Kunnen we additionele waarde creëren, bijvoorbeeld een brug combineren met het zelf opwekken

van zijn energie? Is de oplossing toekomstbestendig, hebben onze kinderen er ook iets aan of kunnen we wat we maken uiteindelijk netjes vervangen of opruimen? Kan er worden gebouwd met minder nieuwe materialen en met minder energie bij de bouw en in het gebruik?’

Duinzeewering Oostwegel voorziet in de toekomst dat het antwoord op die vragen bepalend is of zijn bedrijf een project gaat uitvoeren. ‘Zo ver zijn we nog niet, maar dat zal eens wel zo zijn, omdat we weten dat we met die vragen tot betere oplossingen komen.’ Oostwegel merkt dat die benadering bij het eigen personeel en op wervingsdagen veel enthousiasme ontmoet. ‘Mensen willen hun intellectuele capaciteit inzetten met maatschappelijke betrokkenheid.’ Als succesvol voorbeeld van die aanpak noemt hij de in 2015 opgeleverde ondergrondse parkeer­garage in Katwijk aan Zee, die onderdeel is van de nieuwe duinzeewering. Royal HaskoningDHV maakte daarvoor het architectonische ontwerp en was ook bij de uitvoering betrokken. ‘Het is een prachtige synthese geworden van een veilige en mooie kust, met een goede bereikbaarheid en voldoende parkeergelegenheid in een natuurlijk strand- en duinlandschap.’ | ingenieur carrière | de ingenieur 2018 | ic-21


ENGINEER YOUR CAREER… Met het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI)

ONLINE PROFESSIONAL DEVELOPMENT TOOL

PROFESSIONELE REGISTRATIE

KIVI heeft een online tool ontwikkeld voor iedereen die werk wil maken van zijn professionele ontwikkeling.

Neem een volgende stap in uw carrière en behaal een internationaal erkende professionele kwalificatie!

De OPD-tool biedt een flexibel framework, geschikt voor ingenieurs in alle fasen van hun loopbaan en in verschillende functies. Het sluit aan op de individuele behoefte, of de gebruiker nu een starter is of een ervaren ingenieur die projecten en mensen managet.

Ingenieurs kunnen de professionele planning op veel manieren gebruiken, of het nu gaat om het bepalen van carrièredoelen, het plannen van projecten of het registreren van activiteiten die bijdragen aan professionele ontwikkeling.

KIVI biedt professionele registratie aan als Chartered Engineer (CEng) of Incorporated Engineer (IEng). Sleutelelementen hiervan zijn reflectief leren, peer review en de ontwikkeling van visie, kennis en ervaring. Het is gebaseerd op een internationale kwaliteitsstandaard. De vereiste continue professionele ontwikkeling zorgt ervoor dat u als ingenieur steeds innovatief blijft en op hoog niveau blijft presteren.

Met de rapportagemodule kunnen tal van overzichten worden gemaakt. Dit geeft de mogelijkheid tot feedback en kan worden gebruikt voor persoonlijke beoordelingen, mentoring of het opstellen van een portfolio.

De OPD-tool is volledig geïntegreerd met de professionele registratie, inclusief het aanvraagproces en de registratie van CPD (Continuous Professional Development).

Bezoek: charteredengineer.nl/opd-tool

INGENIEURSCOACHES KIVI heeft meer dan 100 ingenieurscoaches. Dit zijn ervaren ingenieurs en mentoren die leden in elke fase van hun loopbaan kunnen adviseren en begeleiden, bijvoorbeeld op het gebied van start-ups en ondernemerschap of onderhandelingen over arbeidscontracten.

400 ACTIVITEITEN PER JAAR Blijf op de hoogte van ontwikkelingen binnen uw vakgebied met behulp KIVI-activiteiten, of leer iets volledig nieuws! Onze afdelingen organiseren gedurende het jaar meer dan 400 activiteiten, die door heel Nederland plaatsvinden. Deze bieden kansen voor kennisuitwisseling, debat en netwerken.

OPD-tool is inbegrepen in uw KIVI-lidmaatschap. Het enige wat u nodig heeft om aan de slag te gaan, is uw KIVI-lidmaatschapsnummer  De en een e-mailadres! Aanmelden kan via: kivi.nl/opd

50 AFDELINGEN KIVI heeft meer dan 50 afdelingen die alle technische disciplines omvatten, evenals regionale en studentensecties. Er zit zeker een afdeling voor u tussen!

 

VACATURES & KORTINGEN Het maakt niet uit of u een starter of een ervaren ingenieur bent, wij hebben altijd de nieuwste vacatures vanuit heel Nederland. Ook bieden we kortingen op meer dan 55 tijdschriften en publicaties.


IMPROVE OUR SOCIETY!

FUTURE SOCIETY PROJECTS! Future Talks Wij als ingenieurs hebben de sleutel om de maatschappelijke problemen van morgen op te lossen. KIVI organiseert Future Talks, waar we de nieuwste ideeën, technologieën en projecten presenteren. Een geweldige bron van inspiratie!

Society Labs Het doel van een Society Lab is om een nieuwe technologie, product, dienst of materiaal te presenteren die bijdraagt aan het vooruithelpen van onze samenleving. Via Society Labs bieden we ingenieurs de mogelijkheid om met hun kennis en expertise vanuit een duurzaamheidsperspectief maatschappelijke uitdagingen aan te pakken in een multidisciplinair team.

Doe mee en word vandaag lid! www.kivi.nl

We hebben drie leerstoelen die de verbinding leggen tussen state-of-the-art-onderzoek en ingenieurs in de beroepspraktijk:

KIVI CHAIR BIG DATA SCIENCE

KIVI CHAIR ARCHITECTURE IN HEALTH

prof.dr.ir. Geert-Jan Houben TU Delft

prof.dr.ir. Masi Mohammadi HAN

KIVI CHAIR DYNAMICS BASED MAINTENANCE prof.dr.ir. Tiedo Tinga Universiteit Twente

KIVI verbindt bedrijfsleven, hoger onderwijs, kennisinstellingen en overheid op vakinhoudelijke en maatschappelijke thema’s.

DE INGENIEUR Lees het laatste technische nieuws en blijf op de hoogte met het #1 online technologieplatform en -magazine voor ingenieurs in Nederland.

 

@KIVI_NL Doe mee en volg ons op social media: Twitter, Facebook, LinkedIn, Instagram. Voor meer informatie kunt u ook een bezoek brengen aan www.kivi.nl

   


ONLINE PROFESSIONAL DEVELOPMENT TOOL REGISTREERT COMPETENTIES

Ontwikkelplan Met de Online Professional Development Tool kunnen ingenieurs gemakkelijk bijhouden wat voor competenties ze ontwikkelen. Het invullen van het raamwerk kost tijd, maar levert ook veel op. ‘Los van het nut van ­registratie helpt de tool je veel bewuster met je ontwikkeling bezig te zijn.’

B

en jij ook zo’n ingenieur die het idee heeft goed bezig te zijn met het ontwikkelen van de eigen expertise? Je doet projecten, volgt cursussen, bezoekt congressen en neemt deel aan workshops. Maar dan komt het moment dat je aan iemand anders, bijvoorbeeld aan de chef van de afdeling of tijdens een sollicitatiegesprek, moet vertellen hoe ver je bent met je ontwikkeling. ‘En dan gaat het vaak mis’, zegt Isaac Aligbeh van het Koninklijk Instituut Van Ingenieurs (KIVI). ‘Het blijkt vaak best lastig om de ontwikkeling van je competenties op een coherente manier te presenteren.’ Als oplossing ontwikkelde Aligbeh voor KIVI de Online Professional Development Tool. Doorontwikkeling is voor de moderne ingenieur een must, zowel in de breedte als op het eigen vakgebied. Want er is haast geen terrein waarop de techniek zich niet snel ontwikkelt, vaak aangejaagd door aanpalende vakgebieden. Of er worden nieuwe en andere eisen aan je gesteld dan

‘Het is een raamwerk, dat je zelf kunt invullen’ toen je net van de opleiding kwam. Dat zie je terug in begrippen als pre­ dictive maintenance, een digitale tool voor verduurzaming van gebouwen, nieuwe businessmodellen van de deeleconomie, circulair ontwerpen, communicatie met belanghebbenden, ontvankelijk zijn voor andere disciplines, verantwoording afleggen, enzovoorts. Nu die doorontwikkeling van competenties steeds belangrijker wordt, helpt het die vaardigheden te kunnen plannen, te registreren en er goed verslag van te doen. ‘Dat is precies waar de tool voor is bedoeld.’ De Online Professional Development Tool is een combinatie van een systeic-24 | de ingenieur 2018 | ingenieur carrière

matische beschrijving van competenties, jezelf taken geven, registratie van wat je doet, voortgang controleren plus verslaglegging op maat. Ben je uren bezig met om die tool in te vullen? Aligbeh: ‘Hij is opgezet als een raamwerk; je bepaalt zelf wat je er allemaal wel of niet in zet.’ Als voorbeeld noemt hij een workshop. ‘Je kunt ermee volstaan aan te geven dat je een workshop over bijvoorbeeld parametrisch ontwerpen hebt bijgewoond, en het programma van die bijeenkomst erbij uploaden – dan ben je snel klaar. Maar je kunt ook omschrijven welke specifieke vaardigheid je tijdens die workshop hebt geleerd – zo geef je meer informatie.’

Leiderschap Wil je een planning maken, dan kun je aangeven dat je bijvoorbeeld een tiende van je tijd wilt besteden aan big-data-analyse. ‘Aan de hand van door jouw ingevulde werkzaamheden houdt de tool bij hoe ver je bent.’ Verslaggeving is geheel naar eigen behoefte in te stellen. ‘Voor een bepaald project kun je een tag aan je gegevens vastplakken, zodat je na voltooiing alleen een verslag krijgt van de competenties die bij dat project aan bod kwamen.’ Gebruik van de tool kost dus zeker tijd. ‘Los van het nut van registratie is een belangrijk voordeel dat de tool je helpt veel bewuster met je competenties bezig te zijn.’ De lijst van competenties in de tool – met de hoofdcategorieën Vergaarde kennis, Toepassing van kennis, Leiderschap, Communicatie en Ethisch gedrag – is niet willekeurig, maar sluit naadloos aan op de certificatie van ingenieurs die KIVI ver-


‘HET BIEDT HOUVAST’ De Online Professional Development Tool is sinds kort beschikbaar. De eerste gebruikers ­hebben zich inmiddels gemeld.

zorgt: de Chartered Engineer voor TU-­ afgestudeerden en de Incorporated Engineer voor hbo-techniek afgestudeerden, oftewel de erkenning van in de praktijk bewezen competenties. ‘De tool levert je het paspoort dat je nodig hebt om die titels te verwerven.’ Als je die titel eenmaal hebt gekregen, is het gebruik van de Online Professional Development Tool min of meer noodzaak. ‘Je bent voor het behoud van je titel namelijk verplicht om eens in de twee jaar aan te tonen dat je je verder hebt doorontwikkeld. De tool is daarvoor een prima hulpmiddel.’ De Online Professional Development Tool is alleen beschikbaar voor leden van KIVI, wat ook geldt voor het verkrijgen van het de titels Chartered en Incorporated Engineer. | www.kivi.nl/opd

Wim Helleman, Haagse Hogeschool ‘Naast het vakonderwijs geven we veel aandacht aan professionalisering van onze studenten’, zegt ir. Wim Helleman, opleidingsmanager werktuigbouwkunde aan de Haagse Hogeschool. ‘Het betekent dat studenten ook bezig moeten zijn met hun competentieontwikkeling. De tool van KIVI biedt daarvoor houvast. Ze kunnen ermee zien wat hun sterke en zwakke punten zijn, hem gebruiken bij de keuze van hun stage of afstuderen, en begeleiders weten zo beter wat extra aandacht nodig heeft.’ Op dit moment loopt een pilot bij werktuigbouwkunde. De ver­ dere uitrol binnen de technische faculteit zal vanaf komend studiejaar plaatsvinden. Maarten Stroeks, TU Delft ‘Studenten zijn meestal niet bewust bezig met hun professionele ontwikkeling, maar ik vind dat wel belangrijk, ook voor later na mijn studie’, antwoordt Maarten Stroeks op de vraag waarom hij van plan is de tool te gaan gebruiken. Stroeks studeert technische natuurkunde aan de TU Delft en maakt deel uit van het Honours Programma, speciaal voor studenten die bovengemiddeld presteren. Voor zijn bachelor gaat hij nu aan de slag bij QuTech, het onderzoekscentrum op het gebied van quantumcomputers en -internet. Jan Putting, Yaught ‘Bij Yacht kennen we de human-resources-cyclus Great Conversation, waarbij wij met onze medewerkers regelmatig het gesprek voeren over persoonlijke en professionele ontwikkeling. De tool biedt daarop een mooie aanvulling’, zegt Jan Putting, Business Development Manager van Yaught Engineering. ‘En omdat al onze engineeringprofessionals lid zijn van KIVI, kunnen zij er gemakkelijk gebruik van maken.’

ingenieur carrière | de ingenieur 2018 | ic-25


ELINE VRIJLAND-VAN BEEST RICHTTE EEN SUCCESVOL BEDRIJF OP

‘Je moet voortdurend veranderen’ Het Nederlandse bedrijf NightBalance produceert een apparaatje tegen slaapapneu. Sinds dit jaar is de Sleep Position Trainer opgenomen in het basispakket van de zorgverzekering. Het opzetten van het bedrijf was niet makkelijk, stelt oprichter en CEO ir. Eline Vrijland-van Beest. ‘Mijn grootste uitdaging is om mezelf te blijven uitvinden, zodat ik het bedrijf steeds ­verder kan brengen.’ tekst Maaike Lambers BSc

ic-26 | de ingenieur 2018 | ingenieur carrière

‘Hij is chiropractor en kreeg veel patiënten met rug- en nekklachten door hun slaaphouding.’ Gesprekken met kno- en longartsen maakten haar duidelijk dat er enorme behoefte is aan een positietrainer tegen slaapapneu. Er bestonden al

therapieën met een soort masker of een apparaat dat de kaak in een bepaalde houding dwingt. ‘Maar veel patiënten kunnen met zo’n ding niet slapen, dus er was vraag naar een andere oplossing.’ Vrijland-van Beest was op dat moment

De gebruiker draagt de Sleep Position Trainer in een band om de buik. Het apparaatje trilt wanneer de drager een rugligging aanneemt.

illustratie NightBalance

V

an de Nederlandse bevolking lijdt 6 % aan slaapapneu, een aandoening waarbij de ademhaling even stopt tijdens het slapen. Bij lichte gevallen worden mensen elke tien minuten wakker; bij zware gevallen loopt dit op tot elke minuut. Om dit probleem aan te pakken, startte ir. Eline Vrijland-van Beest in 2009 haar bedrijf NightBalance, dat een zogeheten positietrainer produceert. De Sleep Position Trainer is bedoeld voor mensen met positie-afhankelijke slaapapneu. Daarbij zorgt een rugligging ervoor dat de tong naar achteren valt, de ademhaling stopt, de persoon ontwaakt en zo wordt de nachtrust verstoord. De gebruiker draagt het apparaatje in een band om de buik. De Sleep Position Trainer trilt wanneer de drager een rugligging aanneemt. Dit gebeurt tijdens de lichte slaapfase, zodat de drager onbewust een andere houding aanneemt en daarbij niet wakker wordt. ‘Het oorspronkelijke idee kwam van mijn vader’, vertelt Vrijland-van Beest.


Eline Vrijland-van Beest: ‘Ik besloot mezelf een jaar te geven.’

slaapapparaat in heel Europa verkocht. Het opzetten van het bedrijf was niet makkelijk, vindt Vrijland-van Beest. ‘Alles is nieuw, van het contract met de eerste medewerker tot het kwaliteitsmanagement. Toen ik afstudeerde, dacht ik dat ik veel kon, maar ik was nog zo groen als gras.’ Toch lukte het haar om het bedrijf verder te ontwikkelen. ‘Als CEO moet je een duidelijke visie hebben en mensen daarin mee krijgen.’ En, zo benadrukt Vrijland-van Beest: ‘Goede mensen aannemen is het allerbelangrijkst. Vervolgens moet je hen motiveren om jouw visie te volgen, al laten zulke mensen zich niet zomaar vertel-

foto Henriëtte Guest

‘Goede mensen aannemen is het allerbelangrijkst’

bezig met haar master aan de faculteit Industrieel Ontwerpen van de TU Delft. Daar ging toen net de ondernemersbroedplaats YES!Delft van start. Ze volgde er een aantal workshops en ontmoette veel jonge ondernemers. ‘Ik vond dat zo inspirerend dat ik besloot mezelf een jaar te geven. Als ik daarna geen tijd, geen geld of wat dan ook had, zou ik stoppen. Na een jaar nog steeds aanmodderen, daar had ik op voorhand al geen zin in.’

Sociale nerd Het eerste advies van YES!Delft was een co-founder vinden. ‘Dat moest iemand zijn die technischer was dan ik, maar ook sociaal. Want als ik jarenlang met iemand samenwerk, wil ik wel goed met die persoon kunnen communiceren.’ Uiteindelijk kwam er in de vacature te staan dat ze op zoek was naar een ‘sociale nerd’. Zo’n persoon reageerde. ‘Hij stuurde me een lange brief, waarvan ik erg onder de indruk was. Ik was zo blij dat iemand als hij met mij een bedrijf wilde starten.’ Inmiddels telt NightBalance een dertigtal werknemers en wordt het

len wat ze moeten doen.’ Om hiermee te oefenen volgde ze naast haar werk een coachingsopleiding. Zo leerde ze begrijpen hoe een ander iets ziet, waar diens angst of motivatie zit, en welke vragen nodig zijn om iemand een bepaalde kant op te bewegen. ‘Mensen moeten er volledig van overtuigd zijn dat jouw visie juist en haalbaar is, maar ze moeten ook het idee hebben dat ze het zelf hebben bedacht.’

Amerikaanse markt Vrijland-van Beest heeft geleerd dat je je als oprichter en CEO moet blijven aanpassen wanneer de onderneming veel verschillende fasen doormaakt. ‘Aan het begin moet je heel creatief zijn, terwijl je later vooral bezig bent met leiderschap.’ De volgende grote stap voor het bedrijf is het betreden van de Amerikaanse markt, waar Vrijland-­ van Beest komende zomer aan wil beginnen. ‘Voor deze fase zijn weer geheel andere vaardigheden nodig. Mijn grootste uitdaging is om mezelf te blijven uitvinden, zodat ik het bedrijf steeds verder kan brengen.’ Afgelopen december bereikte Vrijland-van Beest een grote mijlpaal, toen de Sleep Position Trainer in het basispakket van de zorgverzekering werd opgenomen. ‘Dat is het gaafste: ik heb een nieuwe therapie bedacht die uiteindelijk klinisch is gevalideerd, waardoor ik echt voor impact op het leven van patiënten heb gezorgd. Zij kunnen het allemaal gratis krijgen, en daar ben ik het meest trots op.’ | ingenieur carrière | de ingenieur 2018 | ic-27


VOORZIENINGEN IN REGIO EINDHOVEN MOETEN BETER

Aantrekkelijk ASML Chipmachinefabrikant ASML mag dan het meest succesvolle Nederlandse techbedrijf zijn, voor buitenlanders is het slechts een van de vele mogelijke werkgevers. De concurrentie op de internationale arbeidsmarkt is hevig, want exceptioneel technisch talent is schaars. ASML biedt vaker vaste b ­ anen aan om personeel naar Veldhoven te lokken. Ook de regio Eindhoven moet zijn best doen aantrekkelijker te worden. tekst drs. Ton Verheijen

I

edereen kent Samsung. Iedereen kent Google. Velen kennen Intel. Maar wie in Taiwan, Singapore of Silicon Valley kent nou ASML, de chipmachinefabrikant uit Veldhoven? ‘Je moet als grote onbekende tegen die grote namen opboksen’, zegt drs. Hank Oosterbaan, Global Manager Labor Market Communication van ASML. Hij heeft als doel het bedrijf ‘wereldberoemd’ maken op de internationale arbeidsmarkt. In de praktijk is het vinden van

nieuw personeel namelijk een moeizame en energieverslindende exercitie, waarbij de recruiters al hun creativiteit en doorzettingsvermogen in de strijd moeten gooien. Oosterbaan heeft een offensief voor jaren uitgezet. ‘Als je besluit te investeren in je merk op de arbeidsmarkt, moet je dat blijven doen, of de conjunctuur nou mee zit of tegen. Anders bouw je niets op.’ Het gaat goed met ASML, zeker nu het bedrijf erin is geslaagd om met een gedurfde techniek met extreem ultra­ violet licht een werkende machine te produceren. Daarmee lukt het ASML om nog kleinere structuren op een chip te maken. Wereldwijd heeft de onderneming meer dan zeshonderd vacatures open staan. Interessante vakgebieden voor het bedrijf zijn onder meer optica, werktuigbouwkunde, elektronica, laserfysica en softwaredevelopment. Steeds meer ICT-gerelateerde functies zijn nodig, want ‘hoe verder de hardware zich ontwikkelt, hoe meer de software dat ook doet’.

Op bezoek Hank Oosterbaan: ‘Onze aantrekkingskracht wordt deels bepaald door de technische ­­­ uit­dagingen.’

ic-28 | de ingenieur 2018 | ingenieur carrière

De studenten en young professionals die het bedrijf op het oog heeft, moeten vertrouwd raken met ASML. Daarom gaat de chipmachinefabrikant bij alle technische

universiteiten die ertoe doen jaarlijks op bezoek. Daarbij is er speciale belangstelling voor universiteiten met vakgroepen voor onder meer optica, plasmafysica, data- en computerscience, partial conta­ mination en tin-dust-specialisaties. Die laatste is van belang, omdat de nieuwe machine van ASML gebruikmaakt van een tinbron om het extreem ultraviolette licht te produceren. Oosterbaan noemt als voorbeeld de Amerikaanse University of Arizona: ‘Daar zijn ze goed in optica. We moeten zorgen dat ze ons leren kennen en dat is een proces van jaren.’ Want waarom zou talent kiezen voor een onbekende uit Veldhoven als er ook wereldberoemde techbedrijven aan de deur kloppen? Volgens Oosterbaan wordt de aantrekkingskracht van ASML deels bepaald door de technische uitdagingen. Wat dat betreft kan ASML met elk bedrijf de concurrentie aan, want de hightech en doelgerichtheid spatten er vanaf. Bij ASML krijg je met de grensverleggende chip­ machines invloed op belangrijke ontwikkelingen, of het nu gaat om de gezondheidszorg, elektrisch rijdende auto’s of smart cities. ‘Je bent onderdeel van de vooruitgang’, aldus Oosterbaan. Maar er is meer, zoals een vast contract. Oosterbaan legt uit: ‘De markt


foto’s ASML

Werk aan een chipmachine van ASML.

groeit al sinds 2012. Dat heeft zijn weerslag gehad op de flexibele schil. Die kan op sommige afdelingen dunner. We kunnen steeds beter voorspellen wat we in de toekomst nodig hebben aan competenties en dus een betere afweging maken. Als we competenties voor langere tijd nodig hebben, zijn we eerder geneigd vaste contracten aan te bieden. Dat bekijken we bij de start van elk nieuw project. Er wordt enorm getrokken aan deze mensen. Als wij ze vastigheid kunnen bieden, hebben we een voordeel.’ Oosterbaan ziet op hogescholen en universiteiten dat de interesse in techniek weliswaar toeneemt, maar dat keuzes om te specialiseren langer worden uitgesteld. Studenten kiezen voor bredere richtingen om alle mogelijk-

‘Je bent hier onderdeel van de vooruitgang’ heden zo lang mogelijk open te houden. ASML heeft juist echte specialisten nodig, die ook nog eens exceptioneel goed moeten zijn. De inwerkperiode bedraagt zes tot achttien maanden. In die tijd worden nieuwe werknemers breed opgeleid, op technisch gebied en qua soft skills. Ze moeten over het eigen vakgebied heen kunnen kijken, kunnen werken in multidisciplinaire teams en het leuk vinden om te communiceren met mensen van andere ­culturen. In Veldhoven lopen namelijk 93 nationaliteiten rond.

Leuk in Brabant ASML stelt eisen, maar dat doen de sollicitanten ook. Als ze goed zijn, hebben ze de banen immers voor het uitkiezen. Ook buiten het werk moet het leuk zijn in Brabant, anders komen ze niet. Daarom zorgt ASML voor sport­

activiteiten, mogelijkheden voor vrijwilligerswerk en kansen om gastlessen te geven op basisscholen of start-ups te begeleiden. Ook kunst, cultuur en ontspanning dragen bij. Oosterbaan noemt het Glow Festival en de Dutch Design Week, waarmee de regio internationale faam heeft verworven. Maar toch, de regio kan nog wel een extra impuls gebruiken. Bepaalde culturele voorzieningen zakken door hun hoeven. Het muziekgebouw, het nationaal zwemcentrum en de ijsbaan zijn geen hoogvliegers. Daar is winst te halen. Ook de infrastructuur heeft een impuls nodig. En dus heeft Brainport Eindhoven onlangs een voorstel aangeboden aan staatssecretaris Mona Keijzer van Economische Zaken en Klimaat. Brainport Eindhoven vroeg een extra investering van 170 miljoen euro om de regio aantrekkelijker te maken voor nationale en internationale kennis­ werkers. De regio krijgt 130 miljoen onder voorwaarde dat ze zelf 240 miljoen investeert in de plannen. ‘We zijn economisch gezien de tweede regio van Nederland en mogen dus eisen stellen’, stelt Oosterbaan. In 2018 zijn zeven- tot tienduizend hoogopgeleide kenniswerkers nodig voor bedrijven als ASML, Philips, DAF, VDL en NXP. Het zou zonde zijn als die kenniswerkers uiteindelijk kiezen voor Taiwan, ­Singapore of Silicon Valley. Of voor München, Cambridge, Helsinki, Emilia-Romagna of Vietnam. Toch kan dat zomaar gebeuren als die regio’s meer te ­bieden hebben. Kortom: werk aan de winkel in ­Eindhoven en omstreken. | ingenieur carrière | de ingenieur 2018 | ic-29


Data + hardware = ? 26 en 27 mei | Dutch Innovation Factory Meld je aan voor de Dutch Open Hackathon. www.dutchopenhackathon.com


EUREKA

DE PRODUCTONTWERPEN VAN MORGEN

PROGRAMMEERKUBUS

tekst ir. Jeroen Akkermans en ing. Paul Schilperoord

Steeds vaker klinkt de roep dat basisschoolkinde­ ren moeten leren programmeren. Dat is maat­ schappelijk nuttig en ook nog eens leuk, wordt er vaak bij gezegd. Maar in je uppie ingewikkelde ­codes intikken om bijvoorbeeld een website te bouwen, is moeilijk leuk te noemen – zeker als het resultaat mager is. ‘Kinderen en leraren beginnen er daarom niet aan of haken snel af’, zegt Jessica Eijgelsheim BSc, die samen met collega-onder­ nemer Sharina Kiesebrink BSc talloze lessen ­observeerde en kinderen interviewde. De twee kwamen als alternatief met de Code ­Qube, een lespakket dat een stuk minder abstract en individualistisch is. Jonge kinderen zitten nu sa­ men achter een soort kubus met zes zijden, die ze een voor een afwerken om een website op te ­bouwen. De les start met het bekijken van video-­ uitleg en het doen van spelletjes en quizjes, legt Eijgelsheim uit. ‘De tablet hiervoor is op een van de z­ ijdes geplakt. Zo maken ze kennis met wat HTML-basiscodes. Op de volgende zijde tekenen ze dan de positie van logo’s, tekstblokjes en -kopjes, en plaatjes. Die posities worden op de daaropvol­ gende zijde gemarkeerd met stickers met de juiste code. De codes worden daarna ingetikt op een ­tablet op de vierde zijde: het resultaat verschijnt op het scherm.’ De vijfde zijde is bedoeld om de site op te maken. ‘Dat doen ze weer met stickers, bijvoorbeeld voor kleuren en lettertypes, waarvan ze de codes later invoeren. Zijde zes fungeert als kladblok. Bijzonder is dat als ze het eenmaal ­snappen, ze thuis verdergaan.’

Eijgelsheim en Kiesebrink hebben hun kit ge­ bouwd in nauw overleg met docenten en leerlin­ gen. Tot voor kort toerden ze hiermee succesvol langs scholen, maar dat werd zo zwaar dat het duo eind 2017 een bouwpakket op de markt bracht. Kinderen kunnen deze versie zelf in elkaar schroe­ ven. ‘In principe hoeft de leraar niets te doen en niets te weten. De lessen variëren van het maken van elementaire tekstblokjes en -kopjes tot het vormgeven van een site. Daarmee is de ­Code Qube geschikt voor acht- tot twaalfjarigen.’ De zelfbouwversie, die nu bij zo’n vijftig scholen in gebruik is, komt later dit jaar ook in enkele Engels­ talige landen op de markt. ‘Daarnaast zijn we in gesprek met de pabo’s. Mogelijk gaat de Code ­Qube, of een versie daarvan, deel uitmaken van de opleiding.’ (JA)

mei 2018 | de ingenieur 5 | 23


EUREKA

ROBOT MAAKT MUURTEKENINGEN De inrichting van een restaurant of café is sterk bepalend voor de sfeer en de uitstraling. Zo geeft een op de muur geschreven menu een totaal ander beeld dan een monitor. Een beeldscherm is alleen een stuk mak­ kelijk te wijzigen, bijvoorbeeld bij een steeds wisselend dagmenu. De Italiaanse ontwerpstudio Carlo Ratti Associati ontwikkelde als oplossing de Scribit. Deze robotplotter kan oneindig vaak allerlei verschillende ­afbeeldingen op muren tekenen, wissen en weer vernieuwen. De Scribit heeft een ronde behuizing van aluminium met een diameter van 20 cm. Midden in de 8 cm dikke behuizing zitten vier markers in ver­ schillende kleuren: rood, blauw, geel en zwart. Die kunnen tekenen op

24 | de ingenieur 5 | mei 2018

­ lle soorten ondergronden, van glas tot pleister­ a werk, en de tekeningen zijn weer eenvoudig uit te wissen. Gebruikers kunnen digitale foto’s, afbeel­ dingen of tekst­bestanden draadloos naar de robot ­sturen. De ingebouwde software zet het digitale ­bestand direct om in een muurprint. Het bedrijfsklaar maken van de robot is eenvoudig en duurt slechts enkele minuten. De Scribit heeft alleen een aansluiting op het lichtnet nodig en twee spijkers. De spijkers moeten hoog in de muur worden geslagen, boven de plek waar de afbeel­ ding moet komen. De robot komt vervolgens aan twee dunne, diagonaal lopende draden aan de ­spijkers te hangen. Door via ingebouwde elektro­ motoren de draden op te rollen of te laten vieren, kan de robot heel precies binnen een tweedimen­ sionaal vlak bewegen. De muurplotter biedt legio mogelijkheden, van praktisch, zoals het op de muur printen van een menukaart, tot decoratief. Naast eigen afbeeldin­ gen krijgen gebruikers via een app op hun smart­ phone ook toegang tot een wereldwijd aanbod aan afbeeldingen van bedrijven, instituten, musea en andere gebruikers. Dat kan variëren van het werk van kunstenaars tot actuele informatie over het weer of de beurskoersen. In juni gaat een crowdfundingscampagne van start om de Scribit in productie te kunnen nemen. (PS)


EUREKA

In de industrie wordt veel gebruikgemaakt van pneumatisch aangestuurde zuignappen, bijvoorbeeld om componenten te sorteren, te verplaatsen of vast te houden tijdens productie­ werkzaamheden. De aansturing gaat middels vrij zwaar uit­ gevoerde pneumatische systemen. Deze verbruiken behoor­ lijk wat energie, zijn lawaaierig en niet erg flexibel om aan te passen. Onderzoekers van het Zentrum für Mechatronik und Automatisierungstechnik (ZeMA) van de Duitse Universität des Saarlandes ontwikkelden een alternatief: zuignappen die worden aangestuurd door kunstmatige spieren. Het systeem is energie-efficiënt, stil en erg geschikt voor toepassing in een cleanroom. De kunstmatige spieren zijn gemaakt van ultradunne draden geheugenmetaal, een nikkel-titanium-legering. Wanneer er een elektrische stroom door de draden loopt, vervormen ze onder invloed van de warmteontwikkeling. Hierdoor neemt de lengte af. Valt de stroom weg, dan koelen de draden af en springen ze terug in hun oorspronkelijke vorm. Door bundels van deze ultradunne draden toe te passen, ontstaat er een groot materiaaloppervlak. De draden kunnen dan door ­aansturing met elektrische pulsen zeer snel opwarmen en ­afkoelen, en net als spieren verlengen en verkorten. Om een zuignap te maken, worden de kunstmatige spieren in ronde bundels op een dunne metalen schijf bevestigd. Op de andere kant van de schijf zit een rubberen membraan. Door vervorming van het geheugenmetaal trekt de schijf hol en bol. Dankzij de snelle reactietijd van het geheugenmetaal kunnen de zuignappen, gemonteerd op een robotarm, snelle, sterke bewegingen maken. Het huidige model kan ­objecten

foto Oliver Dietze

NEPSPIEREN STUREN ZUIGNAP AAN

van 7 kg stevig vasthouden. Het systeem is eenvoudig op te schalen door gebruik van grotere bundels geheugenmetaal op een grotere schijf. Er bestaat een directe correlatie tussen de elektrische weer­ stand en de hoeveelheid vervorming van de draden. Door ­deze data uit te meten, is op elk moment de exacte positie van de zuignap te bepalen. Hierdoor fungeren de draden als sensoren: zit er een afwijking in de data, dan is de zuignap bijvoorbeeld niet goed bevestigd. Ook kunnen ze een waar­ schuwing geven bij mechanisch falen of metaalmoeheid. Het onderzoeksteam is momenteel op zoek naar industrie­ partners om het systeem verder te ontwikkelen voor praktijk­ toepassingen. (PS)

VERSCHOONSENSOR Incontinente bewoners van zorginstellingen moeten op tijd worden verschoond, maar vaak gebeurt dit te laat of juist te vroeg. Het is van buiten ook moeilijk te zien of incontinentieverband toe is aan vervanging. Een nieuw verband met een sensor van het Deense Abena Healthcare en het Amerikaanse MediSens Wireless moet verzorgers op tijd informeren. Het Abena Nova-verband is voorzien van een print met stroomgeleidende koolstofnanodeeltjes. Een sensor ter grootte van een 2-euromunt zit hieraan vast met een geleidend clipje. Dit zorgt voor een gesloten circuit met een stroompje waaruit de weerstand van de koolstofprint is te herleiden. Doordat die gevoelig is voor vocht dat erin is gesijpeld, vormt de print een realtime maat

voor het totale vochtgehalte van het v­ erband. De data hierover gaan naar de cloud en vandaar naar een app die zorgverleners

kunnen raadplegen. ‘Je kunt dan op je telefoon zien of iemand aan verschoning toe is. Of er klinkt een signaal dat het ­zover is’, zegt drs. Frank van Noort, woordvoerder van Abena. ‘Dit bespaart onnodige controles waarbij mensen soms met tilliften uit bed moeten worden getakeld. Of andersom: het voorkomt dat iemand met een vol verband in bed ligt.’ De Abena Nova, die in maart de ­Nationale Zorginnovatieprijs won, is vorig jaar intensief getest bij instellingen van de landelijke stichting Philadelphia Zorg. Daaruit zijn een paar kleine ideeën voor ver­beteringen gerold. ‘De gebruiks­interface van de app is aan­ gepast en de clip zit beter vast.’ Dit ­aangepaste model is sinds kort op de markt. (JA) mei 2018 | de ingenieur 5 | 25


EUREKA

UITWISBAAR SCHRIFT Correctbook is een schrift dat net als een whiteboard is uit te wissen als het vol is. De schrijfblokken bestaan sinds kort uit papierachtige gelamineerde blaadjes, waarop met speciale markers is te schrijven. De inkt droogt binnen enkele seconden en is te verwijderen met een bijgeleverde gum. ‘Je kunt de teksten ook met een nat sponsje wissen’, zegt Sam van Tol MSc, eigenaar van de start-up Correctbook. ‘Binnenkort kun je er voor je dat doet een pdf van maken met een speciale app.’ Van Tol kreeg zijn idee voor een uitwisbaar schrift drie jaar geleden in Zuid-­ Afrika. Daar ontdekte hij dat er weliswaar veel scholen zijn, maar dat er een hoge nood is aan studiematerialen, zoals schrijfblokken en pennen. ‘Het is zelfs een belangrijke reden waarom het moei26 | de ingenieur 5 | mei 2018

lijk is om analfabetisme en ongeletterdheid te bestrijden.’ Terug in Nederland ging hij op zoek naar materiaal dat ‘eindeloos te her­ gebruiken is’. Via via kwam hij in contact met een groep Litouwse studenten die met iets soortgelijks bezig waren. ‘Samen hebben we het product gerea­ liseerd.’ De afgelopen twee jaar zijn een kleine 30 000 schriften over de toonbank gegaan. De afnemers lopen uiteen van scholen en evenementenbureaus tot ziekenhuizen. Een kwart van de omzet is in de vorm van Correctbooks met markers naar Zuid-Afrika gegaan. ‘Een stichting waarmee we samenwerken, distribueert het materiaal. Zo’n tienduizend schoolkinderen werken er nu mee.’ Van Tol is de afgelopen jaren blijven

schaven aan zijn Correctbook. De versie met uitwisbare blaadjes die aanvoelen als papier is pas sinds dit voorjaar op de markt. Hiervoor hadden de schrijfblokjes gladde blaadjes zonder structuur. Het ‘papieren’ alternatief is samen met een Nederlands bedrijf ontwikkeld. ‘We willen hier nog niet veel over kwijt, behalve dan dat de blaadjes een ribbelstructuur hebben, waardoor ze meer lijken op ­papier. Uit reacties blijkt dat mensen dit prettig vinden’, aldus Van Tol. De nieuwe versie moet vanaf deze ­zomer in de winkels liggen. ‘Van de ­omzet sturen we ook dit keer weer een kwart in de vorm van Correctbooks naar Zuid-Afrika.’ De Correctbooks zijn verkrijgbaar in A4- tot en met A7-­ formaat. De prijs varieert van 6 tot 20 euro. (JA)


De Brandaris staat er nog, de schelpenfietspaden door de duinen zijn er nog, de huisjes verstopt in duinpannen. In dertig jaar is er niets veranderd; Terschelling is thuis­ komen in mijn jeugd. Wat er ook niet is veranderd: de veerboot MS Midsland. Toen we dertig jaar geleden voor het eerst naar Terschelling gingen, werden we door de Midsland naar het ­eiland gebracht en nu wordt het schip nog steeds ­ingezet wanneer het extra druk is.

UV-ALARM Veel Nederlanders hebben, met name in de winter, last van een vitamine D-­ tekort. Dit kan zich onder meer uiten in vermoeid­heid en pijn aan gewrichten of spieren. Naast voeding is zonlicht belang­ rijk voor de aanmaak van vitamine D. Te veel zonlicht kan echter weer andere ern­ stige gevolgen hebben, van huidproble­ men tot kanker. Het Canadese bedrijf Comfable ontwikkelde de slimme uv-­ sensor QSun om mensen te helpen de juiste balans te vinden in blootstelling aan zonlicht en de aanmaak van vitamine D. Wat QSun slimmer maakt dan andere uv-sensoren, is dat hij een persoonlijk ­advies geeft. Hiervoor moet de gebruiker een aantal gegevens invullen in de bij­ behorende smartphone-app. Deze analy­ seert met behulp van de camera en beeldverwerkingssoftware het huidtype van de gebruiker. Op basis van diens pos­ tuur, huidtype en soort kleding geeft de app vervolgens advies welke soort en hoeveel zonnebrandcrème de gebruiker op moet doen. De ronde QSun-sensor heeft een diameter van ongeveer 2,5 cm en is met een clip aan (bad)kleding te bevestigen. De sen­ sor kan in combinatie met de app of stand­alone worden gebruikt. Door twee keer te schudden, laat de sensor de uv-­ intensiteit zien. Door nog een keer te schudden, kan de gebruiker de sensor ­laten weten dat hij of zij zonnebrand­ crème heeft aangebracht. QSun trilt en licht op als het tijd is om opnieuw zonnebrand­­crème op te doen, of om een schaduwrijk plekje op te zoeken. Comfable heeft onlangs via crowd­ funding voldoende financiering binnen­ gehaald om QSun in productie te ­kunnen nemen. (PS)

En dan te bedenken dat Rederij Doeksen de Midsland tweedehands kocht. De veerpont werd gebouwd als de Rheinland in 1974. Dat lees ik op Wikipedia, op mijn ­haperende, drie jaar oude iPhone. Het verschil is stuitend: waarom toch elke twee jaar een nieuwe telefoon, terwijl een schip als de Midsland al 44 jaar meegaat? Als reden wordt altijd gegeven dat de ontwikkelingen in mobiele telefonie zo snel gaan. Een telefoon ontwerpen die langer dan drie jaar meegaat, betekent dat je wordt ingehaald door een concurrent met een nieuwer model. Moeite doen voor een langere levensduur is jezelf in de voet schieten. Mobiele telefoons gaan na drie jaar massaal op de afvalberg, terwijl er waardevolle ­onderdelen in zitten die anderen mogelijk nog hadden kunnen ­gebruiken. In de scheepvaart zit ingebakken dat een schip wordt doorverkocht nadat de eerste klant er klaar mee is. Een beetje schip gaat langer mee dan een menselijke carrière en gedurende die levensduur wordt het binnenwerk meerdere keren verbouwd. Daarom wordt bij het eerste ontwerp al rekening gehouden met het feit dat het ­interieur er een keer uit moet. Bij telefoons doen de grote spelers dat niet en dat is ­jammer. Fairphone heeft laten zien dat het wel kan. Het ­Nederlandse bedrijf maakt een telefoon die als LEGO-­ blokjes uit elkaar is te halen. Belangrijkste verschil met Apple en Samsung: schroefjes in plaats van lijm. Ik geloof die hele ‘anders verlies je van je concurrent’-­ logica van Apple en Samsung niet zo. Ze controleren de facto de mobieletelefoonmarkt. Als je daar als ingenieur werkt, kun je best ­beslissen de camera demonteerbaar te maken zonder dat je werkgever over de kop gaat. En wie weet maak je over een jaar of drie de sier doordat jouw camera opduikt in een schoolproject voor nieuwe ­ingenieurs, zoals de spullen van Fairphone nu al doen. Wat mij betreft kunnen ingenieurs inspiratie opdoen bij onze scheepsbouwcollega’s en bij de pioniers achter de Fairphone. Als zij bij het ontwerpen van boten en telefoons rekening kunnen houden met het feit dat een ­onderdeel er ook weer uit moet kunnen, dan kunnen wij dat allemaal, toch?

ROLF ZAG EEN DING

MS MIDSLAND

Dr.ir. Rolf Hut is universitair docent aan de TU Delft, maker, spreker en schrij­ver. In zijn column kijkt hij naar dingen die misschien geen hoogwaardig inge­nieurs­werk uitstralen, maar wel getuigen van denken als een ingenieur.

mei 2018 | de ingenieur 5 | 27


SEKSISME SPEELT WEL EEN ROL BIJ STUDIEKEUZE

Typisch iets voor jonge De keuze van meisjes en jongens voor bepaalde ­studierichtingen heeft niets te maken met seksediscriminatie. Dat beweerde ­hoogleraar ­psychologie Gijsbert Stoet in het maartnummer van De ­Ingenieur over de zogeheten gender-equality paradox. ­Socioloog

ALDUS

Maaike van der Vleuten deelt die mening niet: maatschappelijk ­bepaalde ­genderrolverwachtingen spelen wel degelijk een rol.

D

e gender-equality paradox houdt in dat meiden minder vaak voor een bèta­ studie kiezen in een maatschappij waar sprake is van grote seksegelijkheid dan in landen met meer ongelijkheid. Prof.dr. Gijsbert Stoet haalt terecht aan dat deze bevinding haaks staat op onze intuïtie. Want eigenlijk zou je verwachten dat in een geëmancipeerd land als Zweden meisjes zich vrijer voelen om gender­ stereotype mannelijke bètarichtingen te kiezen dan in landen waar de genderongelijkheid groter is, zoals in Bulgarije. Het is een opmerkelijke bevinding, maar ik sluit me niet volledig aan bij de conclusies die Stoet aan deze paradox verbindt. Hij schrijft ver­ klaringen op basis van seksisme af en concludeert dat meisjes de bètarichtingen kennelijk gewoon écht minder leuk vinden. En, hoewel niet expli­ ciet door Stoet genoemd, impliceert dit ook dat jongens bètarichtingen wel leuk vinden en er daarom voor kiezen. Deze conclusies behoeven enige nuance.

Schrijnend

Dr. Maaike van der Vleuten is universitair docent sociologie aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Zij promoveerde begin dit jaar aan de Universiteit Utrecht op het onderwerp Gendered Choices. Fields of study of adolescents in the Netherlands.

28 | de ingenieur 5 | mei 2018

In mijn promotietraject heb ik onderzoek gedaan naar de studiekeuzes van jongeren in Nederland, in 2015 nummer drie wereldwijd in termen van gendergelijkheid. Ik vond dat seksisme zelfs in het genderegalitaire Nederland wel degelijk een rol speelt in studiekeuzes van jongeren. Zowel meisjes als jongens maken studiekeuzes op basis

van genderrolverwachtingen. Dat zijn verwach­ tingen van volwassenen uit hun omgeving, zoals ouders, vrienden, leraren, en uit berichten in de media over wat ‘typisch’ of ‘correct’ mannelijk of vrouwelijk gedrag is. Ze schrijven onder meer voor dat bètastudies iets voor jongens zijn en taal- en zorgopleidingen iets voor meisjes. Jonge­ ren nemen deze verwachtingen over en baseren hier (deels) hun studiekeuze op. Dit is schrijnend, want een deel van de getalenteerde meisjes kiest dus niet voor bètawetenschappen omdat hun omgeving vindt dat het niets voor hen is. Dat brengt mij bij het tweede probleem dat ik heb met de conclusie van Stoet. Als verklaring voor de paradox legt hij uit dat meisjes gewoon andere studies prefereren dan jongens. Mijn ­resultaten tonen echter aan dat wat jongeren, en dan vooral de jongens, belangrijk vinden in een toekomstige baan (baanpreferenties) en welke vakken ze leuk vinden (vakpreferenties), is beïn­ vloed door genderrolverwachtingen. Jongens hebben bijvoorbeeld vaker genderstereotiepe mannelijke lievelingsvakken (scheikunde) als ze meer traditionele ideeën hebben over wat ‘cor­ rect’ mannen- en vrouwengedrag is. Dit betekent dat studiekeuzes op basis van preferenties beïn­ vloed zijn door genderrolverwachtingen. Met andere woorden: wat jongens en meisjes willen, is niet altijd wat ze echt willen, maar is al beïn­ vloed door ideeën over wat ze zouden moeten willen omdat ze een jongen of meisje zijn. Het is


foto Timon Jacob/TechniekBeeldbank.nu

ns

Gastles met een lasersnijder.

dus zo dat studiekeuzes zelfs in een egalitair land als Nederland ­beïnvloed worden door genderrolverwachtingen. We moeten zulke ­verklaringen dus nog niet afschrijven.

In een jurk Er wordt vaak gesproken over waarom meisjes niet voor bètastudies kiezen, maar genderrolverwachtingen verklaren ook deels waarom jongens deze studies wél kiezen en andere studies niet. Uit mijn onder­ zoek blijkt dat jongens bepaalde richtingen niet kiezen, omdat die niets voor hen zouden zijn. Zodoende lopen ook zij carrières mis die bij ze

Verwachtingen zijn diep ingebakken in de Nederlandse maatschappij en moeilijk te doorbreken passen doordat ze hun keuzes baseren op deze maatschappelijke nor­ men. Daarnaast zou de Nederlandse samenleving profiteren van meer ­getalenteerde jongens die afstuderen in genderstereotiepe vrouwe­ lijke richtingen. Denk aan meer mannen in de zorg of het onderwijs. Is het zo dat in landen waar de gelijkheid tussen de seksen het grootst is er relatief meer jongens voor het onderwijs of de zorg kiezen? Dit zou uitermate interessant zijn om te onderzoeken. Genderrol­ verwachtingen zijn namelijk vaak strenger voor jongens dan voor

meisjes. Het is telkens meer geaccepteerd dat ­meisjes bepaalde genderstereotiepe jongens­keuzes maken: een meisje dat voetbalt of mannenkleren draagt, is ‘stoer’. Voor jongens ligt dit lastiger, want hoe zouden de klasgenoten van je zoon reageren als hij in een jurk op school verschijnt? Zowel jongens als meisjes horen geen keuzes te maken op basis van genderrolverwachtingen. Ze zijn echter diep ingebakken in de Nederlandse maatschappij en moeilijk te doorbreken. Hoe zor­ gen we ervoor dat de mannelijke verloskundige en vrouwelijke loodgieter meer worden geaccep­ teerd? Stoet geeft aan het nut niet in te zien van meer meisjes in bètastudies, maar oververtegen­ woordiging van meisjes én jongens in bepaalde velden benadrukt juist dat deze velden iets voor meisjes of jongens zijn. Meer meisjes in bèta­ studies, maar dus ook meer jongens in gender­ stereotiepe vrouwelijke richtingen, zouden de ideeën dat bepaalde studies ‘typisch’ iets voor ­jongens of meisjes zijn onderuit kunnen halen. Hoe verklaren we dan de gender-equality ­paradox? Helaas heb ik dat antwoord niet. De be­ vindingen van Stoet geven duidelijk aan dat ver­ klaringen op basis van gender(rolverwachtingen) niet zaligmakend zijn, maar mijn onderzoek toont aan dat we ze zeker niet van tafel moeten vegen. Zelfs in een egalitair land als Nederland hebben genderrolverwachtingen invloed op de studie­ keuzes van meisjes én jongens – in mijn optiek het paradoxale aan deze gender-equality paradox. | mei 2018 | de ingenieur 5 | 29


DEEP LEARNING MAAKT VAN COMPUTERS NOG GEEN MENSEN

Leerproblemen

Lerende computers stapelen al vijf jaar lang succes op succes, maar hun beperkingen worden ook steeds duidelijker. De Amerikaanse hoogleraar psychologie Gary Marcus zet de problemen op een rij. Voor een stap richting mensachtige intelligentie moeten computers leren om zelf dingen uit te proberen en te ontdekken. tekst dr.ir.drs. Bennie Mols

W

ie de afgelopen jaren het nieuws over kunst­ matige intelligentie ook maar een beetje heeft gevolgd, ontkwam niet aan de schijn­ bare magie van deep learning, een techniek waarmee computers nieuwe dingen leren (zie ‘Netwerk van neuro­ nen’ op pagina 32). Dankzij deep learning versloeg een computer de menselijke wereld­­­­­­­­­­­­­kam­pioen bij het spel go. Apple gebruikt de techniek in de spraakherkenning van telefoon­ hulpje Siri, Facebook tagt er automa­ tisch foto’s mee, en Google Translate zet deep learning in om teksten te ver­talen. Vorig jaar ontdekten ster­ renkundigen mede dankzij hun lerende computers twee ­exoplaneten in de data van ruimte­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­­tele­s coop Kepler. So far so good. Hoe breder deep learning echter wordt uitgerold, hoe vaker ook de beperkingen aan het licht komen. Begin dit jaar publiceerde de Amerikaanse hoogleraar psycho­ logie Gary Marcus een artikel dat inzoomt op precies die beperkingen. Het artikel leidde tot duizenden reac­ ties op Twitter en een levendig inhou­ delijk debat. Marcus is niet zomaar iemand die vanaf de zijlijn commen­ taar geeft. Hij richtte in 2015 zijn eigen bedrijf Geometric Intelligence op, dat computers efficiënter wil laten leren.

30 | de ingenieur 5 | mei 2018

Eind 2016 verkocht hij het aan Uber. Na de publicatie van zijn artikel kreeg hij behalve kritiek (onder meer dat hij te weinig de successen vierde) ook veel bijval. Zelfs de vader van deep learn­ ing, de Britse cognitief psycholoog en informaticus Geoffrey Hinton, gaf toe dat er waarschijnlijk geheel nieuwe methodes moeten worden uitgevon­ den om computers echt mensachtige intelligentie te laten vertonen.

Gezond verstand De eerste beperking die Marcus noemt, is dat deep learning een onver­ zadigbare honger naar data heeft. Hoe meer data, hoe beter de techniek werkt. Met weinig gegevens staat deep learning met de mond vol tanden. Dat is in de echte wereld een probleem, omdat er voortdurend onbekende ­situaties ­op­duiken. Een baby kan al snel het gezicht van zijn moeder en vader herkennen. Daarbij maakt het niet uit welk gezicht zijn ouders trek­ ken of vanuit welke hoek hij hen ziet. Het menselijk brein kan uitgaande van weinig voorbeelden abstraheren en generaliseren. Een tweede beperking is dat deep learning weliswaar correlaties in data ontdekt, maar niet automatisch de oorzakelijke verbanden. Uit de gege­ vens over het aantal verdronken men­ sen per seizoen en de ijsjesverkoop per

seizoen zou de techniek concluderen dat er een sterk verband bestaat tussen het aantal verdronken mensen en het aantal verkochte ijsjes. Dat die twee geen oorzakelijk verband hebben, maar beide worden veroorzaakt door hoge temperaturen, komt er niet uit rollen. Dit probleem heeft een dieper­ liggende oorzaak: deep-learning-syste­ men beschikken tot nu toe niet over wat we vaak ‘gezond verstand’ noe­ men: de grote hoeveelheid alledaagse, impliciete achtergrond­kennis die men­ sen van jongs af aan opbouwen. In de zestigjarige geschiedenis van kunst­ matige intelligentie is er maar weinig vooruitgang geboekt om computers te voorzien van dit soort kennis. ‘Deep learning loopt vast in nieuwe proble­ men die een open einde hebben’, schrijft Marcus. ‘Wat is de beste manier om een fiets te repareren waar­ bij een stuk touw tussen de spaken is gekomen? Geen bestaande ­trainingsset gaat ons dat vertellen.’ Deep learning werkt erg goed ­wanneer computers spellen als go doen, omdat de spelregels exact bekend zijn en nooit veranderen. Maar de echte wereld verandert voortdurend en ook dat is een probleem. Bij elke ­verandering moet de computer eerst wachten tot er miljoenen nieuwe ­voorbeelden beschikbaar zijn om ­


Bij een spel als go werkt deep learning goed doordat de spelregels exact bekend zijn en nooit veranderen.

van te leren. Deep learning werkt goed in een statische, maar niet goed in een dynamische wereld. Deep learning is vaak ook gemakkelijk en op bizarre manieren voor de gek te houden. Onderzoekers van Google ontwikkelden vorig jaar een psychedelische sticker die beeldherkennende computers fopte. De computers herkennen normaal gesproken prima een banaan of een

Zelfs de programmeurs kunnen niet uitvogelen waarom de computer een bepaalde beslissing heeft genomen pen. Maar plak de psychedelische sticker naast een banaan of een pen, en de computers zien beide voorwerpen voor een broodrooster aan. Dat zou een vierjarig kind nooit gebeuren. Wanneer een zelfrijdende auto straks net zo gemakkelijk is te foppen, kan dat desastreuze gevol­ gen hebben.

Zwarte dozen Ten slotte is een probleem van alle beslissingen die met deep learning worden genomen, dat ze niet transparant zijn. Waarom heeft de com­ puter precies die en niet een andere beslissing genomen? Zelfs de pro­ grammeurs kunnen dat zelden uitvogelen, omdat de informatie op een diffuse manier verspreid ligt in het neurale netwerk. In dit opzicht zijn deep-learning-algoritmes zwarte dozen. En als ze dat al zijn voor pro­ grammeurs, dan zijn ze dat zeker voor burgers, politici en rechters. Voor het gebruik van bijvoorbeeld Google Translate mag dat black-box-karakter dan nauwelijks een probleem zijn, dat geldt niet zodra deep-learning-algoritmes bepalen wie wel of niet een bepaalde lening krijgt, of een medische scan wel of niet een bepaalde tumor

toont, of iemand wel of niet op de no-fly-lijst van een vliegtuigmaatschappij hoort en of een mede­ werker zodanig onderpresteert dat hij mag wor­ den ontslagen. Van al deze toepassingen zijn in de afgelopen jaren praktijkvoorbeelden opgedo­ ken waarin computers de verkeerde beslissingen namen over mensen. Uitgangspunt zou daarom moeten zijn dat hoe groter de potentiële gevolgen van een computer­ beslissing voor burgers of consumenten zijn, hoe beter moet kunnen worden uitgelegd waarom de computer die beslissing heeft genomen. Dat prin­ cipe staat ook aan de basis van de Algemene ver­ ordening gegevensbescherming (AVG) die op 25 mei 2018 in Europa van kracht wordt (zie het artikel op pagina 20). Werk aan de winkel dus voor overheidsinstanties en bedrijven die hun deep-learning-algoritme belangrijke beslissingen over mensen willen laten nemen.

Op eigen houtje Deep learning heeft dus zijn beperkingen en er zijn andere technieken en nieuwe inzichten nodig om tot kunstmatige mensachtige intelli­ gentie te komen; daarover zijn de meeste onder­ zoekers binnen het vakgebied het wel eens. Mar­ cus vat dat als volgt samen: ‘Deep learning is goed in sommige aspecten van perceptie, vooral cate­ goriseren. Maar perceptie is meer dan categorise­ ren en intelligentie is meer dan perceptie. Tot intelligentie behoren ook taal, redeneren, analo­ gieën leggen, plannen en gezond verstand.’ Marcus doet een aantal voorstellen om kunst­ matige intelligentie een volgende stap te laten zetten richting mensachtige intelligentie. De eer­ mei 2018 | de ingenieur 5 | 31


NETWERK VAN NEURONEN Deep learning is de nieuwe naam voor wat al decennialang bekendstaat onder de naam ‘neurale netwerken’. In essentie is deep learning een statistische methode die patronen herkent in grote hoeveelheden data. En die gegevens kunnen uit van alles bestaan: getallen, tekst, geluid of beeld. De manier waarop dat leren gebeurt, is een sterk vereenvoudigde versie van de manier waarop het menselijk brein leert. Een netwerk van kunstmatige neuronen wordt verdeeld in lagen. De neuronen worden met elkaar verbonden en de sterkte van die verbindingen verandert tijdens het leerproces. Elke laag neemt een deel van de patroon­ herkenning voor zijn rekening. Stel dat een netwerk wordt

getraind om beelden te herkennen, dan detecteren diepere lagen de meest basale beeldeigenschappen, bijvoorbeeld randen. Hogere lagen detecteren complexere vormen. En de hoogste lagen herkennen uiteindelijk complete voorwerpen. De term ‘deep’ slaat op het aantal lagen van het neurale netwerk. Traditionele neurale netwerken bestonden slechts uit een handvol lagen. Diepe neurale net­ werken tellen tientallen tot soms zelfs honderden lagen. Deep learning kon pas een succes worden met de beschikbaarheid van grote hoeveelheden data om van te leren en met voldoende grote computerkracht en efficiënte algoritmes.

illustratie Edureka

Schema van een deep-learningnetwerk: elke laag neemt een bepaalde beeld­ herkenningstaak op zich.

ste is dat lerende computers minder door mensen bij de hand moeten worden genomen en meer op eigen houtje moeten kunnen leren. De meeste toepassingen van deep learning gebruiken nu nog data die door mensen van een label zijn voor­ zien. Computers die objecten op foto’s herkennen, zijn getraind met behulp van losse foto’s van objecten als vingers, honden en huizen. Hierbij hebben mensen handmatig van tevoren aange­ geven: dit is een vinger, dit is een hond en dit een huis. Mensen leren ook deels zo, maar kunnen daarnaast nieuwe dingen leren zonder dat iemand ze daarbij helpt. ‘Kinderen creëren soms voor zichzelf een nieuwe taak, zoals een toren van legoblokjes bouwen of door een kleine ope­ ning klimmen’, zegt Marcus. ‘Mijn dochter wilde bijvoorbeeld onlangs door de open ruimte tussen de zitting en de rug van een stoel kruipen. Dit soort exploratieve probleemoplossing vereist het zelfstandig stellen van doelen en het integreren van abstracte kennis, zoals hoe lichamen en voor­ werpen zich gedragen en welke verschillende soorten openingen er zijn.’ De tweede uitbreiding die volgens Marcus nodig is, is teruggrijpen naar de klassieke manier 32 | de ingenieur 5 | mei 2018

waarop kunstmatige intelligentie eind jaren vijftig begon: het rede­ neren op basis van expliciet geprogrammeerde regels. Marcus: ‘Met de tweede wet van Newton, kracht is gelijk aan massa maal versnel­ ling, kunnen we krachten berekenen voor alle mogelijke massa’s en versnellingen, niet alleen voor massa’s en versnellingen die eerder in een dataset zijn voorgekomen. De juiste manier om vooruit te komen, zou kunnen zijn om deep learning, dat uitblinkt in classificeren, te integreren met systemen die uitblinken in redeneren en abstraheren.’

Begrafenis Marcus trekt een vergelijking met wat we weten over de werking van het menselijk brein. Het hersengedeelte dat waarnemingen verwerkt, doet dat ongeveer op de manier van deep learning. Maar andere gebie­ den in het brein, zoals het gebied dat spraak produceert of het gebied dat zich met planning van handelingen bezighoudt, lijken op een veel hoger abstractieniveau te werken. Er is geen enkele noodzaak om het menselijk brein precies op een computer na te bootsen om tot kunstmatige mensachtige intelligentie te komen, maar het gebruiken van inzichten uit onder meer de psycho­ logie, de linguïstiek, de neurowetenschappen en de filosofie ziet Mar­ cus wel als een noodzaak – en met hem een groeiend aantal andere wetenschappers. Geoffrey Hinton, de vader van deep learning, zei vorig jaar: ‘De wetenschap schrijdt voort met één begrafenis per keer. De toekomst hangt af van een student die alles wat ik heb gezegd, betwijfelt.’ |


VANESSA EVERS

FELIENNE HERMANS

CARLO VAN DE WEIJER

PETER-PAUL VERBEEK

PODIUM

FACEBOOK, GELIJKHEID EN BROEDERSCHAP

Prof.dr.ir. Peter-Paul Verbeek is hoogleraar Filosofie van Mens en Techniek aan de Universiteit Twente.

Hoe kan een Europese variant van Facebook eruit zien? In het Amerikaanse model zijn je data het bezit van een bedrijf, in het Chinese model van de staat. Zou het mogelijk zijn een social-media-platform te bouwen dat is gebaseerd op de democratische waarden van de Franse Revolutie: vrijheid, gelijkheid en broederschap? Met deze vragen nam hoogleraar mediasociologie Jan van Dijk onlangs afscheid van de Universiteit Twente. Onder de titel Alles, altijd en overal verbonden: het internet van mensen en dingen schetste hij de politieke keuzes waar de digitale revolutie ons voor plaatst. Al in 1991 voorspelde hij in zijn boek De netwerksamenleving dat het internet zich in drie fases zou ontwikkelen. Allereerst zou het mensen verbinden, daarna dingen en ten slotte onze lichamen. Let wel: de term ‘sociale media’ bestond nog niet en gedachten over het Internet of Things en wearable technologies gingen elk voorstellingsvermogen te boven. De boodschap van Van Dijk: als alles en iedereen altijd met elkaar is verbonden, heeft dat vérreikende sociale en politieke gevolgen. Het schandaal rondom Cambridge Analytica heeft niet alleen laten zien dat onze privacy op grote schaal kan worden bedreigd, maar ook dat onze democratie zelf op het spel staat. Waarbij de bedreiging niet komt uit een totalitair regime, maar van een Amerikaans bedrijf dat simpelweg het eigen businessmodel volgt. De digitale revolutie heeft zo een geopolitieke dimensie gekregen, met een uitkomst die tot voor kort ondenkbaar leek: een revitalisering van de Europese gedachte. Hoe blijven we trouw aan de erfenis van de Franse Revolutie? Laat ik een poging wagen. Vrijheid werd in onze digitale wereld tot nu toe vooral begrepen als privacy; ‘het recht om

met rust te worden gelaten’. De filosoof Isaiah Berlin zou zeggen dat dit vooral een negatieve vrijheid is: ‘vrijheid van iets’. Daartegenover staat de ‘vrijheid om te’; vrijheid die ergens positief op is gericht. Ten aanzien van technologie betekent dat onder andere veerkracht: we zijn pas vrij als we het vermogen hebben om goed met de invloeden van nieuwe technologie om te gaan. Daar moeten we elkaar bij helpen, zodat we vervolgens toekomen aan de vraag wat we met onze vrijheid willen realiseren: wat is een goede manier van leven en samenleven met deze technologie? Gelijkheid draaide in de Franse Revolutie om het einde van rangen en standen, en gelijke rechten en plichten voor iedereen. In een digitale samenleving betekent dat: technologie zodanig vormgeven dat die niet alleen voor iedereen te betalen, maar ook te begrijpen is. Daarvoor is allereerst nodig dat we snappen hoe we worden beïnvloed. Algorithm awareness moet een belangrijk onderdeel worden van burgerschap, maar ook van design in een digitale samenleving, want gelijke kansen ontstaan pas bij gelijke toerusting. De belangrijkste waarde die een Europees model bij uit­ stek vorm kan geven, is die van solidariteit (het woord broederschap stamt uit een tijd met minder gelijkwaardige sekseverhoudingen). In onze digitale tijd betekent dat een verbreding van ‘mijn data’ naar ‘onze data’ en van ‘bescherming’ naar ‘verbinding’. Kan data ownership een tegenhanger vinden in data donorship? Kan digitale protectie worden uitgebreid tot digitale compassie? Kunnen social media behalve fake news verspreiden ook nieuwe vormen van burgerparticipatie en politiek engagement mogelijk maken? Pas als dat lukt, is er écht sprake van een ‘verbondenheid van alles, altijd en overal’.

INBOX Gasvariant In De Ingenieur van maart 2018 schetst een KIVI-team een beeld van de energievoorziening in 2050. De optie om in te zetten op grootschalige elektrificatie wordt daarbij gemotiveerd vanuit de (huidige) conversie van zonne-energie en de betere efficiency in vergelijking met fossiel in voertuigen. Daarmee is echter nog niet gezegd dat de ketens efficiënter (en goedkoper) zijn. Elektriciteit heeft immers enkele fundamentele tekortkomingen: het is lastig langdurig, in grote hoeveelheden en zonder verliezen op te slaan, is moeilijk

over grote afstanden te transporteren, en heeft een beperkte energiedichtheid. Als optie kun je ook kijken naar een vloeistof of gas (bijvoorbeeld waterstof) als opslagen transportmedium. Nog verder: waarom heb je nog een elektriciteitsnet nodig? Dat heeft nut als onze gascentrales worden omgebouwd naar waterstof. Maar stel dat waterstof via de huidige gasnetten naar de woningen en bedrijven is te brengen? Dan kun je ter plaatse de benodigde elektriciteit en warmte produceren en is een elektriciteitsnet geheel overbodig.

Tot slot: we gaan veelal uit van de huidige technologieën en een beetje meer. Dat doet de toekomst waarschijnlijk tekort. Toch is naar mijn idee een ‘gasvariant’ een mogelijk succesvol scenario dat zeker moet worden onderzocht. Ir. W.J.A. Smit, Vinkeveen Correctie In het artikel ‘Ingenieurs in de oorlog’ in ons aprilnummer zijn twee bijschriften verwisseld. De bovenste foto bij de tekst ‘Falende productie’ toont Ross van Lennep, de onderste Frederik van Iterson.

Wilt u reageren op een artikel in De Ingenieur? U kunt uw brief, bij voorkeur niet langer dan driehonderd woorden, mailen naar redactie@ingenieur.nl of sturen naar De Ingenieur, Postbus 30424, 2500 GK Den Haag. De redactie behoudt zich het recht voor brieven in te korten en te redigeren of te weigeren.

mei 2018 | de ingenieur 5 | 33


MEDIA

AFGESERVEERDE ASTRONAUTEN

MEDIA

In de jaren zestig wilden de Sovjet-Unie en de Verenigde Staten allebei het eerste land zijn dat mensen de ruimte in stuurde. Na uitgebreide medische tests selecteerde NASA de Mercury 7: zeven mannen die mochten deelnemen aan het eerste bemande ruimtevaartprogramma van de Amerikaanse ruimtevaartorganisatie. De arts die deze test ontwikkelde, besloot dertien vrouwen op een vergelijkbare manier te testen. Die presteerden minstens even goed als de mannen, maar NASA weigerde ze de ruimte in te sturen. Later werd deze groep bekend als de Mercury 13. In de naar hen vernoemde Netflix-documentaire komen de dames zelf aan het woord. Afgewisseld met beeld- en geluidsmateriaal uit de jaren zestig vertellen ze hoe het was om als vrouw astronaut te willen worden en hoe mannen op hen neerkeken. Zo geeft een van de mannen tijdens een persconferentie aan dat hij vrouwelijke astronauten met open armen zou verwelkomen, ‘als ze kunnen bewijzen dat ze even goed zijn als de mannen’. Deze uit-

34 | de ingenieur 5 | mei 2018

Een deel van de Mercury 13: dertien vrouwen die geschikt waren om naar de ruimte te gaan, maar die NASA toch passeerde.

spraak wordt gevolgd door hoongelach, van zowel het publiek als de man zelf. De vrouwen praten met passie over hun droom om astronaut te worden en over hoe teleurgesteld ze waren toen NASA hen deze kans weigerde. Wel is de documentaire wat eenzijdig. Het was bijvoorbeeld interessant geweest om ook de NASA-medewerkers het woord te geven die destijds de beslissingen namen. Het waarom van de weigering van NASA om vrouwen de ruimte in te sturen laat zich natuurlijk raden, maar het was mooi geweest om daar ook van de heren zelf iets over te horen. (ML) MERCURY 13 | Netflix

GODFATHER VAN URANIUMVERRIJKING

Dat Nederland zo’n belangrijke rol speelt in de wereld van de kernenergie is voor een flink deel op het conto te schrijven van één man: Jaap Kistemaker. Hoe dankzij zijn inspanningen de technologie van ultracentrifuges werd ontwikkeld, komt goed naar voren in dit boek.

onder redactie van ir. Frank Biesboer m.m.v. ir. Jim Heirbaut, Maaike Lambers BSc en Marc Seijlhouwer MSc

foto NASA

De Netflix-documentaire Mercury 13 vertelt het verhaal van dertien vrouwelijke piloten die de eerste ruimtevaarders hadden willen en kunnen zijn, maar de kans niet kregen.

Jaap Kistemaker was waarschijnlijk niet het grootste natuurkundige genie dat ooit in Nederland heeft rondgelopen, maar hij paarde wel een groot wetenschappelijk en technisch inzicht aan een enorme vasthoudendheid en een gevoel voor marketing en politieke gevoeligheden. Het zijn de juiste eigenschappen gebleken om langlopend onderzoek naar complexe scheidingstechnieken tot een goed einde te brengen, zo laat het boek Jaap Kistemaker en uraniumverrijking in Nederland 1945-1962 van wetenschapshistoricus Abel Streefland zien. Kistemaker leidde jarenlang het Nederlandse onderzoek naar scheidingstechnieken om van natuurlijk uranium de verrijkte variant te maken waarmee kernsplijting in centrales mogelijk werd. Zonder zijn

volharding had er in Almelo nu geen groot bedrijf gestaan, Urenco, dat verrijkt uranium maakt voor kerncentrales overal ter wereld. Voor de liefhebber van vaderlandse techniekhistorie is dit een aardig boek. Af en toe verzandt het wat te veel in academisch taalgebruik en beschrijvingen van administratieve problemen, vooral als Kistemaker voor de zoveelste keer moet bedelen om geld. Wel neemt het boek de lezer goed mee naar de eerste jaren van het nucleaire tijdperk. Echt boeiend zijn de hoofdstukken die het politieke spel beschrijven tussen de verschillende landen. Die hadden een wereldoorlog nog vers in het geheugen, waarin ook nog eens de eerste atoombommen vielen; een grote schok. Tegelijk werd in het kielzog daarvan de potentie duidelijk van verrijkt uranium voor het opwekken van energie. Door de voor dat uranium benodigde ultracentrifugekennis te ontwikkelen, kon Nederland er als klein land toch voor zorgen serieus te worden genomen in Europa. (JH) JAAP KISTEMAKER EN URANIUMVERRIJKING IN NEDERLAND 1945-1962 | 360 Blz. | € 29,99


MEDIA

IPHONE UITGEPLOZEN

We denken er niet genoeg over na: die telefoon die we dagelijks tientallen keren aanraken, is niet vanzelf ont­ staan. Het kost bloed, zweet en tranen om een smartphone te ontwerpen en te produceren. Maar de details zijn schim­ mig: Apple, verantwoordelijk voor de iPhone, is een behoorlijk gesloten bedrijf. En dat de productie van tele­ foons vaak omgeven is door slechte werkomstandig­heden wéten we mis­ schien wel, maar liever negeren we die ongemakkelijke waarheid. Brian Merchants boek Het almachtige apparaat maakt duidelijk dat een uit­ vinding als de iPhone tientallen, zo niet honderden geniale mensen vereist. De mythe van Steve Jobs als innovator en visionair is eerder al gekraakt, maar door het echte verhaal achter de iPhone te achterhalen, laat Merchant zien hoe innovatie wél werkt. Hongerloontje Merchant zoekt niet alleen de oorsprong van innovatie op, maar ook van de materialen. Vroeg in het boek bezoekt hij een Boliviaanse mijn waar werkers uit het nabijgelegen dorp dagelijks hun leven riskeren om voor een hongerloon­ tje tin te winnen dat uiteindelijk in de iPhone belandt. Na een halfuur wordt de verstikkende atmosfeer van de mijn de auteur en zijn reisgenoot te veel en moeten ze al terugkeren. Terwijl men­ sen daar dus twaalf uur per dag ploete­ ren om te zorgen dat wij onze mooie telefoons kunnen gebruiken. Daarna laat Merchant een iPhone ­verpulveren en de samenstelling analy­ seren in een lab. Dat maakt inzichtelijk hoe raar het pro­ ductieproces eigenlijk is: de totale waarde van alle metalen bij elkaar is slechts 1,03 euro, terwijl de nieuwste iPhone in de winkel tegenwoordig 1160 euro kost. Merchant verdiepte zich echter

foto pngimg

Hoe komt een monumentaal stuk ­techniek zoals de iPhone tot stand? Journalist Brian Merchant zocht het tot in de kleinste details uit.

Wie een handzaam overzicht zoekt van alles rond plastic afval kan terecht bij dit boek. Alle aspecten komen aan bod: van het ontstaan van het afval tot mogelijkheden om het op te ruimen of ­opnieuw te gebruiken. PLASTIC SOUP ATLAS VAN DE WERELD | 128 Blz. | € 29,95

In deze serie laten computeranimaties zien hoe gebouwen als het Griekse Parthenon en ­Europese kathedralen werden opgetrokken. Steen voor steen wordt blootgelegd hoe onze voorouders erin slaagden zulke bouwwerken te realiseren. BLOWING UP HISTORY | Discovery | vanaf 14 mei, 18.30 en 21.00 uur

Techniekjournalist Herbert Blankesteijn schept voor de geïnteresseerde leek orde in de chaos van de cryptocurrency’s en blokkenketens.

De oorspronkelijke iPhone uit 2007.

niet alleen in de materialen. Hij sprak ook met Apple-medewerkers die vanaf het prille begin bij de ontwikkeling betrokken waren – en die zelden inter­ views geven. Verder ging hij langs bij de Chinese iPhone-fabrieken, die in opspraak kwamen door zelfmoorden onder het personeel. Echt elk aspect van de ontwikkeling en productie van de iPhone komt aan bod. De focus op zowel ontwikkeling als pro­ ductie zorgt er wel voor dat het boek op twee gedachten hinkt. Enerzijds is het een uitstekend onderzochte geschiede­ nisles over het ontstaan van de tele­ foon, die eindigt met de keynote van Steve Jobs in 2007. Anderzijds is de zoektocht naar de productielocaties van de iPhone bijna een reisroman, waarin Merchant zijn ervaringen persoonlijker en actiever beschrijft. Dat stoort echter niet; het biedt juist variatie in een verhaal dat zonder die afwisseling misschien net wat te droog of te gedetailleerd zou zijn. (MS)

BITCOIN & BLOCKCHAIN | 172 Blz. | € 29,95

Het Amerikaanse bedrijf Just wil kweekvlees gaan verkopen, maar gaan consumenten het ook eten? En waarom deze weg bewandelen als vleesvervangers net zo goed zijn en veel eenvoudiger te produceren? VLEESKWEKERS | VPRO Tegenlicht | 27 mei, 21.05 uur

HET ALMACHTIGE APPARAAT. DE

Thomas Vaessens ziet de Daf als het gedurfde resultaat van Nederlandse vindingrijkheid en ondernemingsgeest, maar ook als het symbool van provinciale truttigheid en saaie degelijkheid. Zijn boek plaatst de geschiedenis van de auto in het maatschappelijk perspectief van die tijd.

VERBORGEN GESCHIEDENIS VAN DE

DE DAF VAN MIJN VADER | 272 Blz. | € 19,99

IPHONE | 407 Blz. | € 22,50

mei 2018 | de ingenieur 5 | 35


VOORWAARTS

DARWINS GROOTVADER WAS VEELZIJDIG UITVINDER

Vroege vogel Erasmus Darwin was de spin in het web van achttiende-eeuwse ­Britse hoogvliegers die de vooruitgang zagen als een groot avontuur. In dat klimaat legde hij ook de fundamenten voor de evolutieleer van

‘A

ls ik verder heb gezien dan anderen, dan was dit door­ dat ik op de schouders van reuzen stond.’ Het is een van de bekendste en mooiste uitspraken uit de wetenschapsgeschiedenis. De woorden spreken van een ontroerende beschei­ denheid – zeker als je bedenkt dat ze uit de mond van Isaac Newton, de grootste geleerde aller tijden, komen – maar zijn bovenal waar. Niets komt uit de lucht vallen. Elke uitvinder, elke wetenschap­ per, elke schepper of denker – zelfs die grote Newton – borduurt voort op het werk van zijn voorgangers. Soms is dat staan op schouders een familieaangelegenheid. Erasmus Dar­ win (1731-1802) was de jongste zoon van de Britse arts en advocaat Robert Darwin of Elston (1682-1754), die in 1718 als eerste een fossiel van een ­uit­gestorven zeereptiel blootlegde. Het fossiel van een 3 m lange plesiosaurus werd in de plaatselijke pastorie ten­ toongesteld als het stoffelijk overschot van een zondaar, verdronken tijdens de Zondvloed.

Technologische voorspellingen uit het verleden zijn soms griezelig accuraat; een andere keer slaan ze de plank op vermakelijke wijze mis. De rubriek Voorwaarts verdiept zich in de geschie­ denis van de toekomst.

36 | de ingenieur 5 | mei 2018

Erasmus Darwin was zonder meer een grotere reus dan zijn vader. Als dokter trad hij in diens voetsporen, maar daarnaast was hij ook op allerlei an­ dere fronten actief, waar hij zich tel­ kens ontpopte tot iemand die er vroeg bij was. Hij was natuurkundige, weer­ kundige, botanicus, filosoof, dichter en hij deed een paar opmerkelijke uitvin­ dingen. Zo formuleerde hij in 1759 als eerste het zogeheten ackermann­ principe, een stuursysteem voor rij­ tuigen dat vandaag de dag nog altijd wordt toegepast in auto’s.

Volle maan Opmerkelijk is zijn sprekende machine uit 1799. Meeliftend op de toenmalige populariteit van automata, mechanisch bewegende poppen, fabriceerde hij een apparaat met een strottenhoofd van hout, zijde en leer. Meer dan een eeuw voor Edisons fonograaf verbijsterde Darwin zijn gasten door zijn speaking machine de woorden ‘mama’ en ‘papa’ te laten zeggen. Met zijn schetsen van een zuurstof/waterstof­-raketmotor in 1779 liep hij bijna driehonderd jaar vooruit op de werkelijkheid. Ook als denker behoorde Erasmus Darwin tot de voorhoede van zijn tijd. In 1765 richtte hij de Lunar Society op, een groep industriëlen, dichters, uit­ vinders, wetenschappers en filosofen

illustratie Wellcome Library

zijn kleinzoon. tekst Fanta Voogd

die bij volle maan bijeenkwam in ­Birmingham en omgeving om ideeën uit te wisselen. The Lunar Society wordt wel beschouwd als de denktank die de weg plaveide voor de Industriële Revolutie. Darwin steunde de Franse en Amerikaanse revolutie, ageerde tegen de slavernij en bepleitte vol­ waardig onderwijs voor vrouwen. De tijd was zwanger van verande­ ring. In Darwins kringen heerste een tomeloze nieuwsgierigheid, denk­ kracht en experimenteerdrift. Een ­klimaat dat treffend is te typeren met het bekende verhaal van Benjamin Franklin (1706-1790), de Amerikaanse wetenschapper met wie Darwin een levenslange vriendschap onderhield. Franklin toonde aan dat bliksem een elektrisch verschijnsel is door een ­vlieger op te laten tijdens een onweers­


VOORWAARTS

S

poedig zal uw arm, oh Ongetemde Stoom! in de verte De langzame boot voorttrekken, of de snelle wagen aandrijven Of op breed-wiekende vleugels, uitgespreid dragen Door velden van lucht de vliegende strijdwagen

Erasmus Darwin voorziet een glorieuze toekomst voor stoomaandrijving in zijn gedicht ‘The Economy of Vegetation’ (The Botanic Garden, 1791).

bui – voorwaar een ontzagwekkende combinatie van vooruitgangsgeloof en doodsverachting.

Eén levend vezeltje Darwins radicale vooruitgangsgeloof kwam vooral tot uiting in zijn poëzie. Opmerkelijk is de passage in zijn gedicht The Economy of Vegetation (1791), waarin hij de komst van een door stoom aangedreven boot, wagen en vliegmachine aankondigt. Als je bedenkt dat de twee Schotse stoom­ pioniers James Watt en William ­Murdoch deel uitmaakten van de Lunar Society, is het geen wonder dat Darwin als geen ander op de hoogte was van de snelle ontwikkelingen op dat gebied. Murdoch bouwde in 1784 een prototype van een stoomlocomo­ tief en een paar jaar eerder al had de

Franse markies Claude de Jouffroy de eerste raderstoomboot laten varen. Op Darwins visioen van een flying chariot, een ‘vliegende strijd­wagen’, valt het een en ander af te dingen. De mens zou het luchtruim uiteindelijk niet ­veroveren met stoomkracht. En ook de door hem beschreven methode van klappende vleugels (wide-waving wings), een zogeheten ornithopter, zou uiteindelijk een technologisch dwaal­ spoor blijken. Toch mag zijn voorspel­ ling van de vliegende strijdwagen in 1791 gerust visionair heten. Erasmus Darwins grootste bijdrage aan de vooruitgang betreft evenwel niet zijn technologische, maar biolo­ gische inzichten. In zijn wetenschap­ pelijke werk Zoonomia (1794-1796) ­formuleerde hij gedachten die vooruit­ liepen op de evolutieleer: ‘Zou het te

ver voeren u in te beelden, dat in de lange tijd sinds het ontstaan van de aarde, misschien wel miljoenen eeu­ wen voor het begin van de menselijke geschiedenis, alle warmbloedige dieren zijn voortgekomen uit één levend vezeltje, die de GROTE EERSTE OOR­ ZAAK voorzien had van dierlijk leven, met het ­vermogen zich nieuwe onder­ delen te verwerven, gevolgd door nieuwe aangeboren eigenschappen, gedirigeerd door prikkeling, gewaar­ wording, wilskracht en samenwerking, en zo in het bezit kwam van de capaci­ teit zich voortdurend te verbeteren door zijn eigen inherente activiteit, en het doorgeven van die verbeteringen aan zijn nageslacht door voortplanting, een wereld zonder eind!’ Erasmus Darwin had zich voor die denkwijze laten inspireren door de Schotse wetenschapper en medelid van de Lunar Society James Burnett, die in de jaren 1770 al anticipeerde op de idee van natuurlijke selectie. Erasmus Darwins zoon Robert trouwde in 1796 met Susannah Wedg­ wood, telg uit het vermaarde potten­ bakkersgeslacht, met wie hij zes kinde­ ren kreeg. Hun vijfde kind was Charles Robert Darwin (1809-1882). Charles heeft zijn grootvader, die in 1902 over­ leed, nooit gekend. Maar we weten dat hij zich in zijn studententijd heeft ­verdiept in diens geschriften en daar­ mee op de schouders van zijn opa is geklommen. | mei 2018 | de ingenieur 5 | 37


KOPSTUK

Ze leert zelfs haar neefjes hoe ze membranen moeten maken en bedacht de eerste Blue Energy-centrale ter wereld. Logisch dus dat prof.dr. Kitty Nijmeijer altijd iets blauws draagt. Voor haar onderzoek ontving ze onlangs de Academic Society Award van KIVI. tekst drs. Desiree Hoving

illustratie Marcel Groenen

Mediagenieke membraan

‘Z

e is lief en geeft ons vaak ijsjes’, zegt Lasse, het bijna zesjarige ­neefje van prof.dr. Kitty Nijmeijer. Ook doet zijn tante vaak ­experimenten samen met hem en zijn oudere broer. ‘We stoppen dan een pepermuntje in een colafles en dan gaat de cola bruisen.’ Ben (8) vult aan: ‘Ik vind het heel leuk om nieuwe dingen te leren. We gaan ook vaak membranen maken bij de universiteit. Daar komen bijna geen kinderen.’ Toch zou hij later niet hetzelfde werk willen doen als zijn tante Kitty. Hij wordt liever voetballer. Of tante Kitty goed is in voetbal­ len? ‘Ze kan beter membranen maken dan voetballen.’ Nijmeijer is hoogleraar membraantechnologie aan de Technische Universiteit Eindhoven (TU/e). Daar maakt en onderzoekt ze membra­ nen die bepaalde stoffen doorlaten of juist tegenhouden. De resultaten van haar onderzoek werden toegepast bij de eerste Blue Energy-proef­ centrale ter wereld, waar duurzame energie wordt opgewekt door ­rivier- en zeewater te mengen. Membranen worden al langer op grote schaal bij waterzuivering gebruikt en kunnen stoffen scheiden zonder dat daar veel energie voor nodig is. Vanwege de grote maatschappelijke betekenis van haar onderzoek ontving ze onlangs de Academic Society Award van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KIVI).

Op het podium Op de foto die De Ingenieur plaatste bij het online nieuwsbericht over deze onderscheiding draagt Nijmeijer een glimmend blauw colbertje. In een televisieuitzending van De Wereld Draait Door heeft ze een mat­ te donkerblauwe versie aan, die ze in een filmpje van de Universiteit Eindhoven verruilt voor een fluwelen exemplaar met een lichtblauw shirt eronder. ‘Ze draagt inderdaad opvallend vaak blauw’, zegt haar­ ­secretaresse Caroline van Os. ‘Het logo van onze groep is blauw met groen en bij de opening van ons lab droeg ze een blauw jasje en groene schoentjes. Af en toe zeg ik: ‘En nou een ander kleurtje!’ Maar dat is toch moeilijk.’ Sinds januari 2016 is Nijmeijer de enige vrouwelijke hoogleraar aan de faculteit Scheikundige Technologie van de TU/e. Daarvoor werkte ze aan de Technische Universiteit Twente. ‘Het meest typerende aan 38 | de ingenieur 5 | mei 2018

Naam Kitty Nijmeijer | Leeftijd 46 | Titel prof.dr. | Opleiding chemische techno­ logie, Technische Universiteit Twente | Functie hoogleraar membraantechno­ logie, Technische Universiteit Eindhoven

Kitty is haar uitspraak ‘we doen het samen’. Ze vindt de inbreng van iedereen op elk niveau ­belangrijk’, zegt Van Os. ‘Zo heb ik haar geholpen met de praktische zaken rondom het lab, het ­opnieuw inrichten van de kamers en de nieuwe mensen in de groep. Bij veel hoogleraren ben je als secretaresse alleen de uitvoerende persoon, terwijl zij ook graag jouw gedachten hoort. ­Verder vinden de meesten het vanzelfsprekend dat alles goed gaat, maar Kitty spreekt haar waar­ dering daarvoor uit. Een mooi voorbeeld is dat ­iedereen die had geholpen met het opbouwen van haar nieuwe lab bij de opening ervan op het ­podium mocht staan.’

Mediabeest Afgelopen jaar deden alle werknemers van Nij­ meijers groep haar een keer na voor een video over haar leven. ‘Ter ere van haar inauguratie hadden we Kitty een beetje in de zeik genomen’, geeft ir. Menno Houben toe, die bij haar promo­ veert. ‘Iemand speelde dat ze een mediabeest is, omdat ze zo vaak op tv en radio komt. Iemand ­anders speelde dat ze niet van koken hield. In de


KITTY NIJMEIJER

prof

video deed die alsof ze nog geen blik soep kon ­opwarmen. Dat was ook een keer in het echt ­gebeurd, zei ze lachend toen we de video aan haar lieten zien.’

Heel precies Houben herinnert zich het laatste groepsuitje, waarbij ze in twee groepen moesten samen­ werken om zo snel mogelijk uit een escape room te ­komen. ‘Kitty is heel competitief. Ze zat in de groep die niet had gewonnen en heeft daar nog

De rubriek Kopstuk presenteert een portret van een ingenieur die bijzondere prestaties op zijn of haar naam heeft staan.

uren over nagediscussieerd; of het andere team had valsgespeeld of dat daar de beste mensen in zaten. Dat competitieve zie je ook terug in haar werk. Ze is altijd heel gedreven en gepassioneerd. Ik denk dat ze het daarom zo ver heeft geschopt’, zegt Houben. Daarnaast noemt hij Nijmeijer ‘altijd heel precies met alles’. Zo moet hij een grafiek op een PowerPoint regelmatig een millimeter naar links of naar rechts ver­ plaatsen. ‘Dat kost soms veel tijd, maar het levert wel perfectie op.’ Danielle Scheepers, bijna afgestudeerd binnen de groep van Nijme­ ijer, noemt de hoogleraar ‘enthousiast, aardig en altijd vrolijk’. Ze loopt bij colleges altijd binnen met een enorme lach op haar gezicht. ‘Ik denk dat dit komt doordat ze heeft bereikt wat ze wil in haar leven.’ Scheepers zelf meende door de zenuwen tijdens haar tussen­presen­ tatie zeker te weten dat ze niet meer verder mocht met haar afstudeer­ project. ‘Toen heeft Kitty me opgezocht om te zeggen dat ik het juist goed had gedaan. Ze zei: ‘Als ik een TED Talk of een college voor de Universiteit van Nederland geef, ben ik ook nog steeds hartstikke nerveus.’’ | mei 2018 | de ingenieur 5 | 39


JOURNALISTIEK DENKWERK BLIJFT ONMISBAAR

tekst Marc Seijlhouwer MSc

40 | de ingenieur 5 | mei 2018

Computerprogramma’s kunnen informatieve nieuwsberichten schrijven, maar beperken zich daarbij tot de feiten. Voor duiding, context en ­analyse blijven journalisten onmisbaar. Robots vormen dan ook geen serieuze bedreiging voor hen, maar kunnen wel werk uit handen ­nemen. ‘Het wordt meer een samenwerking.’

A

shallow magnitude 4.7 earthquake was reported Monday morning five miles from Westwood, California, according to the US Geological Survey. The temblor occurred at 6:25 a.m. pacific time at a depth of 5.0 miles. Een simpel, informatief en helder bericht, dat je zo in een zijkolom van een Amerikaanse krant kunt verwachten. Een journalist heeft de feiten verzameld die de autoriteiten bekendmaakten na de beving en die vertaald naar een bericht. Maar nee: dit bericht is geschreven door een robot. Een kunstmatig intelligent computerprogramma heeft de informatie uit een database van aardbevingen gehaald en het vervolgens omgezet in een leesbaar krantenbericht. De LA Times gebruikte deze tech­ niek al in 2014 om een geautomatiseerde kranten­ bericht te schrijven. Is dit de toekomst van de journalistiek? Robots die informatie uit databases en van websites vis­ sen om vervolgens, aan de hand van zelflerende big-data-algoritmes, een informatief bericht te maken?

Pr-apparaten Er zijn steeds meer bedrijven die dit toekomst­ beeld werkelijkheid proberen te maken. Een Fins bedrijf, dat zijn journalisten­algoritme onlangs openbaar maakte, gebruikt bijvoorbeeld kunst­ matige intelligentie om verslagen van lokale ijs­ hockeywedstrijden te maken. En het Ameri­ kaanse bedrijf Automated Insights werkt samen met Associated Press (AP, maker van journalis­ tieke persberichten die wereldwijd in kranten verschijnen) om sportverslagen te schrijven over

wedstrijden van lokale teams. Die samenwerking is vooral goede pr voor het bedrijf, want kwali­ teitsjournalistiek levert het niet op. Bovendien moeten mensen de gegevens van sport­verslagen nog steeds invoeren: wie speelt er op welk moment over naar wie, met welke actie komt het tot een doelpunt, enzovoorts. Een computer kan die informatie nog niet op andere wijze krijgen. Ook los daarvan zitten er nog veel haken en ogen aan de techniek. De geschreven stukken zijn verre van foutloos en een kunstmatig intelli­ gent systeem kan alleen schrijven over feiten. Duiding, context of het combineren van verschil­ lende gebeurtenissen die bij elkaar horen – het is voor een computer veel te moeilijk. Alleen de sportjournalistiek, die vaak rijk is aan clichés, lijkt geschikt voor robotisering, en dan vooral voor wedstrijdverslagen. Niet voor niets is dat precies de niche die nu wordt gevuld.

ROBOTISERINGSKANS Hoe groot is de kans dat een beroep binnen twin­ tig jaar wordt geautomatiseerd? Onderzoekers van de Britse University of Oxford kwamen tot ­deze cijfers: Verslaggever/ correspondent Redacteur

11 % 5,5 %

Nieuwsanalist Radio- en televisiepresentator Fotograaf

6,7 % 10 % 2,1 % 0

20

40

60

80

100 %

bron The Future of Employment

HET NIEUWE WERKEN

Razende robotreport


foto Mirko Tobias Schäfer

er Een installatie schrijft automatisch een bijbeltekst over. Kunnen robots straks ook zelf teksten produceren?

De Nederlandse Vereniging voor Journalisten (NVJ) voorziet ook niet echt een stormloop van robotjournalisten. ‘Een robot kan geen goede ­journalistiek bedrijven. Die zelfschrijvende pro­ gramma’s zijn geen serieuze bedreiging voor de journalist’, zegt Thomas Bruning, algemeen secre­ taris van de vakbond. Dat betekent niet dat elke krantenmedewerker zorgeloos achterover kan leunen. ‘Archivarissen zijn in het verleden bij­ voorbeeld al goeddeels wegbezuinigd, omdat de zoekmachines hun werk overnamen. En in toene­ mende mate gebeurt dat ook met eindredacteuren dankzij spellingscontrole en dat soort technologie.’ Een goede journalist blijft bij de tijd om voort­ schrijdende techniek het hoofd te bieden, denkt Bruning. ‘Zorg dat je onderscheidend bent ten opzichte van robots en focus je op het creatieve deel van het vak. Het arbeidsintensieve zoeken naar bronnen uit het verleden en dergelijke wordt je uit handen genomen, waardoor er meer tijd is om een mooi verhaal te schrijven.’

Blijven leven Prof.dr. Emiel Krahmer, hoogleraar Language, Communication en Cognition aan Tilburg ­University, werkt aan het omzetten van data naar tekst. ‘De technieken om sportuitslagen om te zetten in artikelen stamt al uit de jaren negentig, maar toen had niemand interesse.

In Het nieuwe werken beantwoordt De Inge­nieur elke maand voor een andere beroepsgroep de vraag: moet je bang zijn dat een robot je baan afpakt?

Inmiddels is dat anders. Er is meer data en rekenkracht, waardoor de teksten rijker worden.’ Mede daardoor ontstaan nu techbedrijven rond de techniek. Maar Krahmer denkt niet dat een robotschrijver ooit de journalist kan vervangen. ‘Het zal meer een samenwerking worden, waar de robot feiten aandraagt, gedestilleerd uit grote hopen data, en de journalist er vervolgens een analyse, context en duiding bij geeft.’ Als gevolg daarvan kan de journalist meer teksten produceren in kortere tijd. Krahmer denkt dan ook dat een groot deel van de artikelen in de toekomst wordt geschreven met hulp van computers en steeds meer op het individu zal zijn gericht. Dat wordt mogelijk doordat com­ puters data verzamelen uit gemeenteraden of via het P2000-netwerk, dat berichten van de hulpdiensten weergeeft. ‘Er is een behoefte aan zulk lokaal nieuws. Moderne techniek maakt het makkelijker om die te vervullen.’ Dat mag dan zo zijn, maar volgens Bruning werkt een te grote hoe­ veelheid artikelen uiteindelijk averechts. ‘Door de overkill aan content komt uiteindelijk alleen het beste bovendrijven. We zien nu met fake news al de meerwaarde van betrouwbare journalistiek. Op lange ter­ mijn zal dat het belangrijkst worden. De enige vraag is welk verdien­ model daarbij past, zodat goede journalistiek ook iets is waar mensen van kunnen blijven leven.’ De journalist lijkt nu dus nog weinig te vrezen te hebben, maar het kan hard gaan met kunstmatige intelligentie. Wellicht is er straks een explosief snelle ontwikkeling, zoals we die ook met de go spelende com­ puters zagen. Krahmer ziet het echter niet gebeuren. ‘Computers heb­ ben nog steeds geen begrip, alleen goede patroonherkenning. En om journalistiek te bedrijven is dat begrip onmisbaar. Dus ik ben erg ­sceptisch.’ Het feit dat journalistiek denkwerk vereist zorgt ervoor dat de nieuwsmakers en journaalpresentatoren vooralsnog veilig zijn voor de robotisering. Dat is maar goed ook, want de oplages van kranten lopen al jaren terug en het aantal vaste contracten op redacties wordt kleiner. Als er dan ook nog eens een digitale dreiging zou zijn, zou het helemaal een sobere boel worden voor journalisten. | mei 2018 | de ingenieur 5 | 41


PASSIE

C

hristiaan Kraan (70) maakte van zijn beroep zijn technische hobby om er tot ver na de pensioengerechtigde ­leeftijd mee door te kunnen gaan. ‘Ik stop nooit met het bouwen van klavecimbels’, zei hij. We troffen hem in een loods aan de Amsterdamse Havenweg waar hij hout aan het uitzoeken was. ‘We zijn begonnen met z’n drieën. Of beter: Johan Klinkhamer begon met het importeren van klavecimbelbouwpakketten uit Amerika. Dat was een rage in de jaren zestig. Niet iedereen kwam daaruit; het is best ingewikkeld. Dus op een gegeven moment wilden de mensen halffabricaten. Toen zei Johan tegen mij: kom bij ons werken.’ Christiaan werkte op dat moment als technisch tekenaar bij een architectenbureau, maar in die branche ging het even niet zo goed. ‘Ik wist niets van klavecimbels. Ik kon er ook niet op spelen. Later heb ik twee jaar les gehad. Ik weet wel hoe ie moet klinken. Nou ja, ik deed het en van het een kwam het ander. We gingen ze ook helemaal bouwen. In de afgelopen veertig jaar heb ik er tegen de vierhonderd gebouwd. Per jaar maak ik er een stuk of tien. Daarnaast doe ik ook veel reparaties.’ Een klavecimbel kost, afhankelijk van de decoratie, tussen de 8000 en 20 000 euro. Het hout voor de instrumenten komt uit Amerika. Christiaan, terwijl hij met een hand over een balk streek: ‘Amerikaans hout is foutvrij. We gebruiken notenhout. Grote balken.’ 42 | de ingenieur 5 | mei 2018

In een aanpalende ruimte speelde een Russische concert­ pianiste op een door hem gebouwd klavecimbel. ‘Ja, die kwam hier zomaar aanwaaien. Ze is aangenomen om deze zomer op een muziekfestival in Frankrijk te spelen. Ze had zelf geen klave­cimbel. We zagen haar de hele tijd rondfietsen, nou, toen durfde ze het te vragen hoor.’ Tegen haar: ‘Natuurlijk mag je hier oefenen.’ Zij: ‘I like te instruments theys make herre. Tere is mug love in it.’ Het gesprek dwaalde af naar de Amsterdamse woningmarkt. Amsterdam is Amsterdam niet meer, vond hij. De loods waarin we stonden, moet volgens de laatste plannen worden afgebroken om plaats te maken voor flats. Hij: ‘We gaan naar de Raad van State om het te rekken. Het is notabene vervuilde grond, maar dat maakt de mensen niet meer uit.’ Volgens Christiaan gaan zijn klavecimbels – ‘als je er normaal mee omgaat’ – ongeveer tweehonderd jaar mee. ‘Drie jaar garantie.’ Ze worden over de hele wereld gevraagd. ‘Ze staan in Australië, Brazilië, de VS, Madrid, Zuid-­Korea en IJsland. Maar als me vraagt wat ik het leukste aan mijn werk vind: ik zou het niet weten.’ |

tekst Marcel van Roosmalen foto Elmer van der Marel


VELE DOSSIERS OVER ACTUELE ONDERWERPEN Kijk op www.deingenieur.nl/dossiers

Alles wat je zoekt overzichtelijk bij elkaar Wil je meer weten over een bepaald onderwerp? Raadpleeg dan onze dossiers, met een overzicht van onze artikelen van web en tijdschrift. www.deingenieur.nl/dossiers

Een selectie uit ons aanbod: • kunstmatige intelligentie • zelfrijdende auto • duurzaam bouwen • circulaire economie • eHealth en nog veel meer ...


ENGINEER YOUR CAREER KIVI helpt je verder in je carrière. Als beroepsvereniging van ingenieurs biedt KIVI carrièreservices. Leden kunnen onder meer gratis gebruikmaken van een cv-check, sollicitatietraining en loopbaancoaching. Ook brengt KIVI aantrekkelijke vacatures onder de aandacht.

SCHIEDAM

TIEL

TEAMLEIDER NAVAL ENGINEERING E.

(SENIOR) ADVISEUR GEOTECHNIEK/ WATERKERINGEN

RH Marine verzorgt de systeemintegratie, het elektrisch ontwerp en de automatisering van marineschepen en onderzeeërs.

Waterschap Rivierenland is met 40% van de totale landelijke

Zowel nieuwbouw als upgrades. Projecten worden wereldwijd

opgave hoofdrolspeler op het gebied van hoogwaterbescher-

gerealiseerd.

ming. Met ca. 10 HWBP-projecten in voorbereiding en een groot

Volledige systeemintegratie is bijzonder complex en uitdagend;

programma regionale keringen in de pijplijn, is er voor jou als ad-

als teamleider houd je grip op de voortgang van engineerings­

viseur genoeg werk te verzetten. Je begeleidt de dijkversterkings-

werkzaamheden van diverse deelprojecten en stuur je de

projecten in de verkennings-, planuitwerking- en realisatiefase.

engineers (+10 FTE) aan. Je stemt direct met de opdrachtgever de technische mogelijkheden af en geeft aan welke technische

Lees de volledige vacature en solliciteer voor 14 mei via

keuzes worden gemaakt. Je toetst de kwaliteit van de ontwerpen

www.waterschaprivierenland.nl/vacatures

tegen de regelgeving, normen en eisen van de klant. Je hebt een relevante HTS-opleiding, ervaring met engineering en beschikt over een goede kennis van materialen m.b.t. elektronische of regeltechnische systemen en componenten, en system

TIEL

engineering.

SPECIALIST WATERKERINGEN

RH Marine is een toonaangevend en innovatief bedrijf met een Rotterdamse collegiale no-nonsense cultuur.

Hoe kunnen we de regionale keringen het beste verbeteren en houden we de waterstand in de Alblasserwaard en de Vijfheeren-

Nieuwsgierig? Zie www.buildingcareers.nl /

landen op peil? Als specialist waterkeringen heb jij de kennis en

Daan Leenman / 06 5060 8079

kunde in huis om een gedegen onderzoek te doen naar wat voor de regionale keringen in dit gebied de beste oplossing is.

BuildingCareers is dé arbeidsmarkt­specialist voor HBO-/WO-ingenieurs en

Geïnteresseerd? Lees de volledige

technologen. Voor hoogwaardige

vacature en solliciteer voor 14 mei via

specia­listische functies alsmede

www.waterschaprivierenland.nl/

commerciële en managementposities.

vacatures

LANDELIJK

YOUNG – SENIOR PROFESSIONALS Verbeter leven. Begin bij jezelf!

ge­wone en duurzame oplossingen. Onze mensen werken gezamenlijk aan het creëren van meerwaarde door gebouwde en natuurlijke elementen naadloos in te passen in hun omgeving.

Arcadis biedt uitdagend werk voor mensen die het verschil willen

Arcadis. Improving quality of life.

maken. Van klimaatverandering tot razendsnelle verstedelijking. Onze w ­ ereld wordt steeds complexer. De ruimte in steden moet

Kijk voor informatie

optimaal worden benut en onontgonnen land moet bewoonbaar

én vacatures op

­worden gemaakt. Juist op deze terreinen creëren wij buiten-

www.werkenbijarcadis.nl

Ook uw vacature op deze pagina? Neem contact op met Delia Appelman via 070 3919 851 of delia.appelman@kivi.nl of met Barbara Gemen via 070 391 9875 of barbara.gemen@kivi.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.