Gagaku

Page 1

GAGAKU DO | 03.03.11 | 20:00 japanse keizerlijke hofmuziek

PROGRAMMA 1. Kangen - Hyojo Netori - Etenraku - Goshoraku-Kyu - Bairo - Voorstelling van de instrumenten Pauze 2. Bugaku - Ranryo-Oh - Chogeishi UITVOERDERS Osaka Gakuso Hideo Nakagawa | kakko (kleine trommel) Kosen Ohara | taiko (vloertrommel) en hichiriki (dubbelrietfluit) Nobuyuki Yabushita | shoko (gong) en dans Susumu Miura | biwa (getokkelde luit) en hichiriki Chizu Nakagawa | koto (citer) en shoko Junichi Odaki | sho (mondorgel) Yukio Miyahara | sho Yukio Kashiwagi | hichiriki Takahiro Morita | hichiriki en taiko Chiko Kawaguchi & Michiharu Sakai | ryuteki (bamboe dwarsfluit) Yodo Kurahashi | stagemanager Onder de patronage van de Japanse ambassade

Aandacht! Gelieve uw mobiele telefoon uit te schakelen.


2

TOELICHTING Japanse keizerlijke hofmuziek ‘gagaku’ Johan Van Acker De Japanse keizerlijke hofmuziek en –dans is in Europa uiterst zelden te horen en te zien. Het ensemble Osaka Gakuso bereidt zich al meer dan een jaar voor op de uitvoering van vanavond in Muziekcentrum De Bijloke. Traditie wordt in Japan dan ook in ere gehouden: tien musici en één danser in traditionele kledij brengen deze zogenoemde ‘gagaku’ of ‘elegante muziek’ opnieuw onder de aandacht. Het ensemble Osaka Gakuso brengt voor het eerst in ons land een authentieke voorstelling van dit hofritueel, geheel volgens de strenge voorschriften van het Departement van de Keizerlijke Huishouding. Naast een instrumentale stijl met percussie en blaasinstrumenten die sterk aanleunt bij de muziek van het vasteland (kangen – deel 1) brengen ze na de pauze ook een vocale stijl mét dans die Shintorituelen begeleidt (bugaku). Gagaku als synthese van oude Aziatische muziektradities Gagaku is een geheel van muziek- en dansvormen dat zo’n 1500 jaar geleden ontstond, met invloeden uit India, Vietnam, China en Korea. De instrumenten vonden vanuit Perzië en Centraal-Azië langsheen de zijderoute hun weg naar Japan. De overlevering, aanpassing en verrijking van dit repertoire gebeurde via arisistocratische kringen (o.a. het keizerlijke hof), via boeddhistische tempels en via Shintoheiligdommen. In 736 kwamen de Indiase monnik Bodhisena en zijn Vietnamese geloofsgenoot Buttetsu naar Japan, een gebeurtenis die leidde tot de de huidige complexe en gesofisticeerde structuur van de gagaku. Op uitnodiging van keizer Shomu (r. 724-749) onderwezen zij acht danscomposities aan de musici van de Shitennoji-tempel. Deze acht werken staan bekend als de ‘rin’yu hachigaku’ (‘Acht Vietnamese Muziekstukken’). In 752 voerden vijfhonderd musici en dansers deze cyclus uit tijdens het inwijdingsconcert van de Grote Boeddha in de Todaiji-tempel. Deze gebeurtenis bevestigde voor eens en voor altijd de hoge status en het hoofse en ceremoniële karakter van deze muziek. Vanaf de Heian-periode (794-1185) deden zich opvallende wijzigingen en aanpassingen voor. Bepaalde instrumenten en melodieën raakten in onbruik, en Japanse musici componeerden heel wat nieuwe stukken. Het repertoire werd stilistisch opgedeeld in twee categorieën: muziek ter rechterzijde en muziek ter linkerzijde. De muziek ter linkerzijde bevatte voornamelijk togaku (Tangmuziek). De vormentaal van dit repertoire was gebaseerd op elementen uit India, Centraal-Azië, Zuidoost-Azië en China, en naar Japan overgeleverd tijdens de Chinese Tang-dynastie (618-907). De muziek ter rechterzijde bestond uit komagaku, “muziek uit Korea”. Koma was één van de drie oude staten op het Koreaanse schiereiland. Tijdens de Heian-periode werd dit repertoire zowel


TOELICHTING als concertmuziek voor blaasinstrumenten, snaarinstrumenten en percussie (kangen) opgevoerd, als ter begeleiding van dansen (bugaku), in dit laatste geval zonder de snaarinstrumenten. Die praktijk is tot vandaag bewaard gebleven, al wordt komagaku vandaag enkel als dansbegeleiding gespeeld. Qua uitvoeringsmodaliteit zijn er drie categorieën: kangen, een instrumentale stijl die sterk aanleunt bij de muziek van het vasteland; bugaku, een vocale stijl met dans die Shintorituelen begeleidt; kayo, een verzameling liederen met poëtische teksten. Opleidingsinstituten Tijdens de Heian-periode (794-1185) konden musici voor het volgen van een gagaku-opleiding terecht bij het zogenoemde Gagaku-ryo muziekinstituut. Nadeel was wel dat hier enkel uitvoerders uit lagere sociale klassen toegelaten werden. Om ook hovelingen en notabelen de kans te geven, werden de gakuso-muziekacademies in het leven geroepen. Voortaan konden specialisten op drie plaatsen terecht: aan het keizerlijke hof, aan de Nanto-gakuso-school (in Nara), aan de Shitennoji-gakuso-school (in Osaka), en de Heian-gakusoschool (in Kyoto). Ondanks oorlogen en politieke strubbelingen slaagden de docenten er tot het begin van de Meiji-periode (1868) in de traditie over te leveren. Het verplaatsen van de hoofstad Kyoto naar Tokyo dat jaar had echter verstrekkende gevolgen. De docenten van de drie gakuso-instituten werden uitgenodigd – verplicht – de keizer te volgen en zich aan te sluiten bij zijn hofhouding. Door het verdwijnen van beschermheren én docenten dreigden Nanto-gakuso (in Nara) en Shitennoji-gakuso (in Osaka) te verdwijnen. Dankzij de inspanningen van de overgebleven uitvoerders én van gagakuliefhebbers hebben ze het echter gehaald. Lange en trage patronen Gagaku heeft een opvallend traag en slepend tempo, dat een enigszins onwereldse sfeer van verfijning, elegantie en prestige uitademt. De moderne toehoorder is niet gewend aan dergelijke lange trage patronen, maar zij vormen nu net een van de fascinerende aspecten van deze muziek. Typerend is ook de gelijktijdige variatie van dezelfde melodie door verschillende instrumenten (heterofonie). De structuur van de muziek berust op het contrast tussen de lange, vaste ritmepatronen van de percussie-instrumenten, en de lange, melodische patronen van de blaasinstrumenten, die gelijktijdig beginnen en eindigen, maar tussenin afwijkende variaties vormen. Er zijn drie fundamentele ritmische structuren, nl. eenheden van acht, vier of twee maatslagen. Gagaku gebruikt een pentatonische toonladder. Er zijn twee toonladders (ryo en ritsu), die elk drie toonaarden omvatten. Composities kunnen omgezet worden van de ene toonaard naar de andere, maar dat heeft tot gevolg dat de melodie herschreven wordt, een soort parafrase van het origineel.

3


4

TOELICHTING Het gagakuensemble In gagaku-uitvoeringen maken drie instrumentengroepen de dienst uit: (1) percussie, (2) snaarinstrumenten en (3) blazers. Een overzicht van een eigenzinnig ensemble… (1) percussie De taiko is een dubbelzijdige vloertrommel, opgehangen in een standaard. De speler heeft beide handen dus vrij voor het bijna rituele aanslaan van het trommelvel met twee korte, dikke stokken. Van de twee trommelvellen – uit koeien- of paardenhuid – wordt alleen het bovenste vel bespeeld. Percussionisten voeren de zachte zogenoemde ‘vrouwelijke’ slagen altijd uit met de linkerhand; de rechterhand is voorbehouden voor de harde ‘mannelijke’ slagen. Het taikospel markeert de muzikale zinnen van de compositie. Ook de shoko of bronzen gong hangt in een standaard, en is altijd links van de taiko (vanuit het standpunt van de luisteraar bekeken) opgesteld. Een chrysant met 16 bloemblaadjes op de voorzijde staat symbool voor een lang leven. Het is opmerkelijk genoeg de holle achterzijde die met twee stokken wordt aangeslagen. Het shokospel verdeelt de muzikale zinnen d.m.v. enkelvoudige slagen op de eerste tel van de maat en een speciale extra slag om de vier maten. De kakko is een kleine horizontale trommel, waar op beide uiteinden een met hertenleer bespannen metalen hoepel werd vastgesnoerd. Het kakkospel regelt het tempo d.m.v. drie basispatronen: een langzame roffel uitgevoerd met de twee trommelstokken, een geleidelijk aan versnellende roffel op het linkse trommelvel en tenslotte een enkele slag met de rechter trommelstok. In gagaku is het de kakkospeler die het ensemble leidt. (2) snaarinstrumenten De biwa is een viersnarige peervormige luit, aangetokkeld met een groot plectrum. Door middel van arpeggio’s worden bepaalde overgangen in de gagakumelodie gemarkeerd. Volgens de legende zou een blinde monnik de luit hebben ‘uitgevonden’, gezeten aan het Biwameer ten noorden van Kyoto. Hij zorgde er voor een schrijn ter ere van Benzaiten, een godin die kracht, geluk, en een lang leven zou brengen. In Japan is zij de beschermster van de muziek, niet toevallig met de biwa als attribuut. De intimistische koto of so symboliseert de voor westerlingen meest toegankelijke vorm van Japanse muziek. Zijn klankkleuren vertonen immers een natuurlijke expressie van typisch Japanse gevoelens. De literatuur heeft het


TOELICHTING poëtisch over een draak die op het strand ligt en met de golven praat. Ook de namen die de verschillende onderdelen toebedeeld krijgen (drakenkop, drakenrug, drakenpoten, drakenklauwen...) refereren hier aan. Vandaag is deze uit China afkomstige getokkelde citer uitgegroeid tot één van de belangrijkste instrumenten uit het klassieke Japanse instrumentarium. (3) blazers Het Japanse mondorgel sho is wellicht het meest exotische Japanse blaasinstrument. Een bundel van zeventien pijpen voorzien van een vrijtrillend riet staat ingeplant op een komvormige klankkast. Volgens de overlevering zou het instrument ontworpen zijn om er de kreten van de feniksvogel mee te imiteren. De belangrijkste taak van de sho binnen een gagakuensemble, bestaat uit het opvullen van de harmonie door middel van zeer lang aangehouden akkoorden. Geoefende spelers hebben daar via circulaire ademhaling geen enkele moeite mee. De akkoorden zijn gewoonlijk gebaseerd op de basisnoten van de melodie. Om dampaanslag op het riet te vermijden, verwarmen shoblazers hun instrument regelmatig boven een elektrisch vuurtje. De hichiriki-fluit is een dubbelrietinstrument met een nasale klank, net als de hobo. Door een bijzondere embouchure – het gebruik van de mond- en keelspieren om de lucht aan te blazen – ontstaan de zo typische microtonale variaties. De hichiriki is in Japan één van de heilige instrumenten, ook dikwijls bespeeld bij Shintohuwelijken. De ryuteki is een bamboe dwarsfluit, met zeven vingergaten op gelijke afstand, een balansgewicht bovenaan, een roodgelakte boring én een omhulsel van schors of twijn. Toelichting bij de werken van vanavond Hyojo netori (“Stemming in de Hyojo-toonaard”) Hyojo is de naam van één van de toonaarden van het togakurepertoire (Japanse hofmuziek met Chinese en/of Indiase invloeden). De grondtoon komt overeen met de mi in de westerse muziektraditie. Netori is een kort inleidend stuk, gewoonlijk aan het begin van een programma instrumentale muziek (kangen) gespeeld, om de instrumenten te stemmen en de toonaard waarin de muziek gebracht zal worden, aan te geven, zodat de gepaste “stemming” voor het concert tot stand kan komen. We horen achtereenvolgens de blaasinstrumenten sho (mondorgel), hichiriki (kleine dubbelrietfluit), ryuteki (bamboe dwarsfluit), vervolgens de kakko (kleine trommel), om te eindigen met de snaarinstrumenten biwa (getokkelde luit) en so (citer).

5


6

TOELICHTING Etenraku De herkomst en auteur van het stuk ‘Etenraku’ zijn onbekend, maar bepaalde overleveringen dichten de oorsprong toe aan de Chinese keizer Wen (202157 v. Chr.) van de Westelijke Han-dynastie. Het origineel ging waarschijnlijk verloren, dus horen we vandaag slechts arrangementen van latere datum. Niettemin blijft het een van de bekendste en meest representatieve stukken uit het gagakurepertoire. Met zijn aanstekelijke ritme blijft het ook vandaag nog populair, vaak uitgevoerd ter gelegenheid van Nieuwjaar of tijdens bruiloften. ‘Etenraku’ staat in een vierkwartsmaat, en bestaat in drie verschillende toonaarden; de versie in de hyojo-toonaard (mi) is de meest bekende. Goshoraku-Kyu ‘Goshoraku’ wordt toegeschreven aan T’ang T’ai-tsung (600-649), de tweede keizer van de Chindese Tang-dynatie. Elke toon uit de pentatonische toonschaal verwijst in dit werk naar één van de vijf (gosho) deugden uit het confucianisme : yi (rechtvaardigheid), ren (menselijkheid), li (fatsoen), ch’i (kennis) en hsin (geloof). Zoals heel wat werken uit het gagaku-repertoire is ook ‘Goshoraku’ opgebouwd uit drie delen volgens het jo-ha-kyu-principe: ‘jo’ staat voor de inleiding, ‘ha’ voor het openbreken (de expositie) van het werk, en ‘kyu’ voor de ontknoping. Osaka Gakuso brengt vanavond het slotdeel ‘kyu’. Bairo Dit stuk viert de overwinning van een generaal. Het maakt deel uit van de “Acht Vietnamese Muziekstukken”), danscomposities die op uitnodiging van keizer Shomu (r. 724-749) door de Indiase monnik Bodhisena en zijn Vietnamese geloofsgenoot Buttetsu onderwezen werden aan de musici van de Shitennoji-tempel. In 752 werd deze cyclus van composities ten gehore gebracht tijdens de inhuldiging van de Grote Boeddha in de Tōdaiji-tempel. Bairo heeft een ongebruikelijk ritme, waarbij de tweekwartsmaat afwisselt met de vierkwartsmaat. Voorstelling van de instrumenten - Percussie: kakko (kleine trommel), taiko (vloertrommel), shoko (gong) - Snaarinstrumenten: biwa (getokkelde luit), so (citer) - Blazers: sho (mondorgel), hichiriki (dubbelrietfluit), ryuteki (bamboe dwarsfluit) Ranryo-Oh ‘Ranryo-Oh’ vertelt het verhaal van de Chinese prins Chokyo (r. 550-557) afkomstig uit Ranryo (China: Lanling). Hij was niet alleen voorkomend en intelligent, maar ook buitengewoon knap. Om op het slagveld zijn autoriteit te doen gelden, zette hij een drakenmasker op. Na de overwinning hieven de soldaten


TOELICHTING een loflied aan ter ere van de prins, de basis van het werk dat u vanavond hoort. Na een korte muzikale bezwering (op taiko, shoko en ryuteki) begeeft de danser zich op het podium. De bewegende ogen en trillende onderkin van het masker onderstrepen het afschrikwekkende karakter van dit deel van de choreografie. Chogeishi Ook dit werk bevat Chinese invloeden. Het wordt toegeschreven aan Minamoto no Hiromasa (918-980), ook gekend als Hakuga no Sanmi. Het sluit steeds – zonder dans – het bugakugedeelte af.

BIO Osaka Gakuso De Osaka Gagaku Club werd opgericht in 1987 om gagaku uit te voeren op de meest orthodoxe manier zoals overgeleverd aan het keizerlijke hof. In 1988 veranderde de naam in Osaka Gakuso, de formele erkenning als zusterorganisatie van Tokio Gakuso. Voor de eerste voorstelling in 1988 werden grootmeesters verbonden aan de keizerlijke gakusoschool uitgenodigd, o.a. Tadamaro Ono, Sukeyasu Shiba en Kanehiko. In Osaka brengt het ensemble sindsdien elk jaar uitgebreide gagakuvoorstellingen. Optredens in het buitenland waren er in 1989 (Shanghai, China), in 1996 (Parijs, Cité de la Musique) op uitnodiging van het Franse Ministerie van Cultuur, en in 2003 (Singapore, Japanfestival). Het ensemble telt vandaag ongeveer vijftig uitvoerders. In 1991 ontving concertmeester Sekimoto de zogenoemde Kunstenonderscheiding van het Ministerie van Onderwijs.

Bespreekbureau Muziekcentrum De Bijloke Gent J. Kluyskensstraat 2, 9000 Gent Di - vr 10:00 - 12:00 & 13:00 - 17:00, za 13:00 - 17:00 t. 09 269 92 92 e. tickets@debijloke.be w. www.debijloke.be Colofon Tekst programmaboekje | Johan Van Acker Inleiding | Johan Van Acker & Prof. Dr. Andreas Niehaus Programmaboekjes | Sophie Cocquyt v.u. | Daan Bauwens © Muziekcentrum De Bijloke Gent Muziekcentrum De Bijloke is mobiel dankzij het partnership met Gent Motors (www.gentmotors.be)

7


8

BiNNENKORT VR | 04.03.11 18:30-24:00

VR | 25.03.11 20:00 | Musica Antiqua 1

Voorwaarts Maart / En avant Mars

New Dutch Academy, Simon Murphy

Festival nieuwe muziek

(dirigent) Vroege symfonieĂŤn uit de Lage Landen

ZO | 06.03.11 16:00 | De Bijloke Jong deFilharmonie, Steven Verhaert

ZO | 27.03.11 15:00 en 20:00 | Voix Gras

(dirigent), Ianka Fleerackers (acteur)

(uitverkocht)

Kidconcert : Le carnaval des animaux &

Huelgas Ensemble, Paul Van Nevel

Peter en de wolf

(dirigent) De weg naar het eeuwige leven

WO | 16.03.11 20:00 | Jazz James Carter Organ Trio

WO | 30.03.11 20:15 | Miry Mix (in Handelsbeurs)

VR | 18.03.11 20:00 | Symfonisch 1

Meta4

deFilharmonie, Martyn Brabbins

Kaipainen, Haydn, von Zemlinsky

(dirigent), Paul Watkins (cello) Walton, Elgar

DO |31.03.11 - ZO | 03.04.11 Kathak- en Akram Khan Festival

ZA | 19.03.11 20:00 | Symfonisch 3 Brussels Philharmonic, Vlaams Radio

WO | 06.04.11 20:00 | Jazz+

Koor, James Mc Millan (dirigent), Andrew

Pascal Schumacher & Friends

Schroeder (bariton)

Reflections on Brandenburg 3

St. John Passion DO | 07.04.11 20:00 | East of Eden ZA | 19.03.11 20:00 | East of Eden Mix

Solisten van de Byzantijnse muziek

Giorgis Xylouris (zang & laouto), Stelios

Grieks-orthodoxe hymnes tijdens de

Petrakis (lira), Periklis Papapetropou-

Goede Week

los (lavta & bulgari), Keyvan Chemirani (percussie)

VR | 08.04.11 20:00 | Musica Antiqua 2

Kretenzische liederen

Collegium Vocale Gent, Akademie fĂźr Alte Musik Berlin, Daniel Reuss (dirigent)

WO | 23.03.11 20:00 | Symfonisch 2+

Der Tod Jesu

Isabelle Faust (viool), Jean-Guihen Queyras (cello), Alexander Melnikov

ZA | 09.04.11 20:00 | Symfonisch 2+

(piano)

Sergei Istomin (cello),

Haydn, Schumann, Beethoven

Viviana Sofronitsky (pianoforte) Mendelssohn, Liszt, Chopin


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.