Mbo-krant nummer 37

Page 1

de MBO·krant Wetenschappers hebben de experimenten van de Netwerkschool ruim vier jaar gevolgd. Wat zijn de belangrijkste uitkomsten?

Pagina 3 Autoklas Deltion

Pagina 4 Netwerkschool

Pieter Baay promoveerde onlangs op de doorstroom van mbo’ers naar de arbeidsmarkt. Netwerken blijkt daarbij een belangrijke succesfactor.

Pagina 6 Vakwedstrijden

Pagina 7 LOB

Het mbo in 2025

Op 29 april werd de toekomstvisie ‘Op weg naar een toekomstbestendig en responsief mbo’ officieel gepresenteerd

verbinding tussen het havo en het vmbo. In 2025 zouden de hogere niveaus van het vmbo en het havo samen ‘voorbereidend beroepsonderwijs’ kunnen vormen. Binnen deze nieuwe vorm van onderwijs zouden dan verschillende niveaus mogelijk moeten zijn, waarbij gediplomeerden kunnen uitstromen naar het mbo of het hbo. Tijdens de presentatie eind april in ‘Nieuwspoort’ (Den Haag) bleek er veel te steun te zijn voor de visie van de MBO Raad. De analyse dat ‘vroegselectie’ de mogelijkheden van een deel van de jongeren belemmert, werd onderschreven door vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en andere onderwijssectoren. Volgens Michael van Straalen (MKB Nederland) is een geforceerde keuze op het twaalfde levensjaar niet goed: ‘Uitstel is beter.’

in Nieuwspoort.

Maatwerkdiploma

Volgens de MBO Raad moet het beroepsonderwijs de komende jaren beter in staat worden in te spelen op snelle veranderingen op de arbeidsmarkt. Het hoogste vmboniveau en het havo moeten samengevoegd worden tot voorbereidend beroepsonderwijs. ‘Op weg naar een toekomstbestendig en responsief mbo’, zo heet de toekomstvisie die de MBO Raad heeft opgesteld. Aanleiding voor de nieuwe visie is het besef dat de arbeidsmarkt in hoog tempo verandert en dat het onderwijs niet achter kan blijven. Volgens de MBO Raad moet het beroepsonderwijs de komende jaren op twee punten ver-

anderen, wil het echt ‘toekomstbestendig’ zijn. In de eerste plaats moet het mbo flexibeler worden. Scholen moeten in 2025 meer ruimte hebben om het onderwijs aan te passen aan wisselende eisen van het bedrijfsleven. De MBO Raad pleit voor een grotere vrije ruimte voor scholen om het onderwijsprogramma aan te laten sluiten bij de concrete wensen

van werkgevers. Om ‘responsief ’ te kunnen reageren op ontwikkelingen op de arbeidsmarkt moeten de kwalificatiedossiers – net herzien – globaler worden geformuleerd. Naast een vast landelijk deel moet er veel ruimte zijn voor regionale invulling. De MBO Raad pleit voor ‘maximale ruimte om eigen leerroutes vast te stellen’. Voorbereidend beroeps­ onderwijs

In de tweede plaats wil de MBO Raad iets doen aan de vroege uitsortering van leerlingen. De MBO Raad pleit daarom voor meer

Lovend was ook Paul Rosenmöller, voorzitter van de VO Raad. Volgens hem sluiten de plannen van de MBO Raad goed aan bij zijn voorstellen voor een maatwerkdiploma in het voortgezet onderwijs. Thom de Graaf, voorzitter van de Vereniging Hogescholen, ziet ook het gevaar van onnodige drempels die vroegselectie kan opwerpen, maar waarschuwt wel voor het ontstaan van nieuwe scheidslijnen bij het integreren van vmbo-t en havo. De MBO Raad organiseert op internet een dialoog over de toekomst van het mbo. Meedenken en meepraten? Ga naar www.mbo2025.nl

‘Een stap in de goede richting’ Anne-Wil Lucas, onderwijswoordvoerder voor de VVD in de Tweede Kamer, is blij dat de MBO Raad fundamenteel nadenkt over de toekomst van het mbo. Net als de MBO Raad is Lucas van mening dat de snelle ontwikkelingen op de arbeidsmarkt vragen om een responsief mbo, dat snel kan inspelen op veranderende trends. Toch gaan de voorstellen van de MBO Raad Lucas niet ver genoeg. Het systeem van kwalificatiedossiers werkt wat haar betreft niet meer. Binnen wat de MBO Raad ‘de vertrouwde keten’ noemt, ziet ze vooral geharnaste

nummer 37 juni 2015

belangen. ‘Binnen het SBB is de mbo-polder verzameld en worden soms halve cao-onderhandelingen gevoerd. Het is goed dat de rol van de kenniscentra is teruggedrongen, maar er moeten verdere stappen worden gezet. Het SBB heeft tot nu toe onvoldoende laten zien.’

‘Als kleine stapjes nodig zijn, dan moet dat maar’, stelt Lucas. ‘Maar we zijn er nog niet. Belangrijk is waar nu de minister mee komt. Zij moet fundamentele stappen zetten. Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt maken een stelselwijziging onontkoombaar. Een forse slag is nodig.’

De dossiers die nu worden opgeleverd, vormen wat Lucas betreft de laatste generatie. Ze wil toe naar een systeem van accreditatie, zoals dat ook in het hbo bestaat. Al met al noemt Lucas de plannen´een voorzichtige stap´ in de goede richting:

Minister Bussemaker komt eind juni met een reactie op de motie-Lucas, waarin de regering gevraagd is een visie op de toekomst van het mbo te formuleren.

Pagina 9 Tips voor rekenles

29 goedgekeurde projecten innovatief beroepsonderwijs Minister Bussemaker heeft 29 van de 53 bij het Regionaal Investeringsfonds mbo ingeleverde voorstellen voor innovatief beroepsonderwijs goedgekeurd. Daarbij zijn 300 bedrijven en 48 onderwijsinstellingen betrokken. Minister Bussemaker stelde het Regionaal Investeringsfonds vorig jaar in om het mbo aan te moedigen om samen met regionale partijen te investeren in innovatiever onderwijs. Studenten komen zodoende beter beslagen ten ijs op de arbeidsmarkt van de toekomst. Voor het innovatieve onderwijs zijn vaak flinke investeringen nodig, die zonder hulp van het bedrijfsleven en overheden niet mogelijk zijn. Het Fonds stelt 70 miljoen euro beschikbaar, met als voorwaarde dat de subsidie door regionale overheden en het bedrijfsleven wordt aangevuld met twee derde cofinanciering. De lijst van dit jaar goedgekeurde projecten is behoorlijk divers. Zo is er een Waddencampus Ameland, waar studenten zich richten op het zelfvoorzienend maken van de Waddeneiland op energiegebied. In Zeeland richt een Food Lab zich op de verbetering van de kwaliteit van de Zeeuwse horecabedrijven, onder andere via een topklas. En in het Creative Lab in Arnhem kunnen mbo-studenten zich specialiseren tot ambachtelijk kleermaker. Bij dit Arhemse initiatief was Bussemaker begin juni op werkbezoek en maakte bekend welke voorstellen goedgekeurd zijn. ‘Leuk als de minister langs komt’, vertelt Adri Bressers, directeur Creatieve Industrie bij Rijn IJssel, de mbo-instelling die samen met ArtEZ Hogeschool en enkele topontwerpers het Creative Lab opzette. ‘Maar het belangrijkste is dat Creative Lab nu mede dankzij het Regionaal Investeringsfonds kan doorontwikkelen. We brengen alle onderdelen uit de keten – van ontwerp tot verkoop – bij elkaar. Onze mbo’ers gaan onder zeer deskundig toezicht de collecties van derdejaars ArtEZ-studenten in kleine producties vervaardigen, waarbij kwaliteit en duurzaamheid de sleutelwoorden zijn.’ Lees verder op pagina 2

VVD-woordvoerder Anne-Wil Lucas


2

MBO15 | MBO in Bedrijf

de MBO·krant

Vervolg van pagina 1

Kwalitatieve vliegmeters in Creative Lab Concreet gaat het om het ambachtelijk vervaardigen van de collecties van de derdejaars studenten van ArtEZ door mbo-studenten. Bressers: ‘Creative Lab brengt kleine producties op de markt in het hogere segement. Dat sluit ook aan bij ontwikkelingen in de modewereld. Het middensegment valt weg. Aan de onderkant doen de Primarks van deze wereld goede zaken. Wij mikken op het hoogste segment. Met ambachtelijke kwaliteit. Dat vraagt wel een fikse investering.’ Superstrak

‘Vandaar dat we een voorstel hebben ingediend bij het Regionaal Investeringsfonds’, voegt Wilfrie Koekkoek, Hoofd Subsidieloket ROC Rijn IJssel, toe. ‘Dit fonds draagt voor een derde bij. Voor de overige tweederde van de financiering tekenen de gemeente Arnhem, de provincie Gelderland en enkele topontwerpers. En zo kunnen we met Creative Lab eens te meer Arnhem op de kaart zetten als modestad.’

‘Daarbij gaan we verder dan alleen het vervaardigen van ambachtelijke kleding van de hoogste kwaliteit’, haakt Bressers in. ‘We hebben een aantal bouwstenen die voorheen op zichzelf staand waren bij elkaar gebracht, zodat onze studenten bij het leren van hun vak te maken krijgen met de gehele keten: de collecties van de ArtEZ-studenten, mbo-studenten die de collecties kunnen maken, events als “De Nacht van de Mode” en de conceptstore Coming Soon. Daarnaast hebben we enkele topontwerpers aan boord, die de studenten op allerlei manieren kunnen ondersteunen en inspireren. Het moet er allemaal superstrak uitzien, anders blijven de kledingstukken op een hanger in de winkel verstoffen. Een naadje van 2 mm moet dan ook echt precies 2 mm zijn. En aangezien de collecties, ondanks de kleine oplage, zowel in Small, Medium en Large gemaakt worden, krijgen de studenten de kans de nodige kwalitatieve vliegmeters te maken. Daar profiteren ze hun gehele carrière van.’

‘Basiskwaliteit mbo op orde’ Het mbo-onderwijs rust in toenemende mate op een robuust en duurzaam fundament. Die conclusie trekt het programmamanagement MBO15 in haar slotrapportage ‘Focus op Vakmanschap in bedrijf’.

De implementatie van het Actieplan mbo Focus op Vakmanschap ligt volgens het programmamanagement MBO15 op koers. De mbo-scholen hebben maatregelen als de verkorting en intensivering van de opleidingen zonder grote problemen kunnen invoeren. Ook de herziening van de kwalificatiestructuur ligt op koers. Tocht naar de top

Hoe werkt de indicator voor studiewaarde? Volgens de kwaliteitsafspraken die het ministerie van Onderwijs met alle mbo-scholen maakt krijgen scholen die erin slagen leerlingen een opleiding te laten voltooien die past bij hun vooropleiding een extra beloning. Hiervoor is een speciale indicator voor ‘studiewaarde’ ontwikkeld. Het extra geld dat in het kader van de kwaliteitsafspraken voor het mbo beschikbaar is gekomen, wordt voor een deel verdeeld op basis van meetbare, kwantitatieve resultaten. Het gaat hierbij om drie elementen: voortijdig schoolverlaten, beroepspraktijkvorming en studiewaarde. De indicator voor beroepspraktijkvorming is nog in ontwikkeling, die voor studiewaarde is ondertussen gereed voor gebruik. Formule

De studiewaarde is afhankelijk van twee factoren: het diploma dat de student behaalt en de vooropleiding. De student die boven verwachting presteert, door bijvoorbeeld een mbo-4 opleiding af te ronden na een vmbobasis vooropleiding, levert de school extra

Al met al trekt MBO15 de conclusie dat Focus op Vakmanschap een succesvol verbeterprogramma is geweest. Het plan heeft de scholen ondersteund bij de planmatige verbetering van de kwaliteit van het onderwijs, de onderwijskundige bedrijfsvoering en de professionalisering van medewerkers.

Met de conclusie dat het mbo-onderwijs in toenemende mate rust op een robuust en duurzaam fundament sluit MBO15 aan bij de conclusies van de Inspectie van het Onderwijs en de Jongerenorganisatie Beroepsonderwijs. Nu de basis op orde is, kan er meer aandacht uitgaan naar het hoger leggen van de lat. ‘De tocht naar de top is begonnen’, zo stelt de rapportage. De kwaliteitsafspraken in het mbo kunnen hierbij een belangrijke rol spelen. Knelpunten

In de rapportage, gebaseerd op gesprekken met de bestuurders van de mbo-scholen, worden ook enkele hardnekkige knelpunten benoemd. Het gaat dan onder andere om de tevredenheidsmeting onder leerbedrijven, de zogenaamde BPV-monitor. Dit systeem is volgens de rapportage ‘een bureaucratische moloch’ geworden die werkbaar noch werkzaam is. Ook betreuren de opstellers van de rapportage dat de keuzedelen in de huidige opzet automatisch gekoppeld zijn aan één of meer kwalificaties. Dit belemmert de vrijheid van scholen om samen met het regionale bedrijfsleven het onderwijs in te richten.

studiewaarde op. Een en ander wordt gemeten op basis van landelijke registraties. Per domein wordt berekend tot welk mbo-niveau welke vooropleiding gemiddeld leidt. Dit is de landelijke referentiewaarde. Zo is bijvoorbeeld berekend dat een student met een vooropleiding vmbo-basis een referentiewaarde heeft van 2,61. Als de school erin slaagt deze leerling een diploma op niveau 4 te laten behalen, levert dit een studiewaarde van 1,39 op (4 minus 2,61). Als een student minder presteert dan op basis van de vooropleiding verwacht, levert dit overigens geen ‘negatieve ‘ studiewaarde op. Vormbehoud

Scholen worden niet alleen afgerekend op hun prestaties volgens de berekening van studiewaarde, maar ook voor de mate waarin zij zich verbeteren. Instellingen die al goed presteren, kunnen ook profiteren van hun goede prestaties. Scholen worden namelijk ook beloond voor ‘vormbehoud’. Wie goed blijft presteren, kan dus ook blijven rekenen op extra geld. Het is de bedoeling dat de systematiek van studiewaarde scholen stimuleert onderwijs van zodanige kwaliteit te geven, dat de student het hoogst haalbare niveau kan bereiken. De indicator voor studiewaarde is in nauw overleg met de mbo-sector tot stand gekomen. Vanaf 2016 treedt de indicator in werking.

Ondersteuning kwaliteitsplan De mbo-scholen hebben met het ministerie van OCW afgesproken de komende jaren structureel te werken aan kwaliteitsverbetering. Alle scholen maken een kwaliteitsplan, waarin de ambities rond kwaliteitsverbetering zijn beschreven. De minister van OCW heeft het programmamanagement MBO in Bedrijf – de opvolger van MBO15 – gevraagd de scholen te ondersteunen bij de kwaliteitsverbetering. Zo beoordeelt MBO in Bedrijf de kwaliteitsplannen (inclusief de plannen voor

excellentiebeleid) en legt de bevindingen vast in een advies. Daarnaast voert MBO in Bedrijf in de periode 2016-2019 elk jaar met iedere mbo-school een gesprek over de voortgang van de uitvoering van het kwaliteitsplan. De tussenrapportages die de scholen maken vormen de basis voor dit gesprek. MBO in Bedrijf stelt vervolgens per mbo-instelling een advies op. Ook wordt jaarlijks een generieke voortgangsrapportage opgeleverd.


Excellent Vakmanschap

juni 2015

3

Autosportklas Deltion

‘Met deze opleiding heb je een streepje voor’ uur ‘s avonds nog op de werkplaats. Dan komt de beveiliging ons vertellen dat we weg moeten, omdat het alarm erop gaat. Niks mee te maken, zeggen die studenten dan, morgen hebben we een rally en de auto’s moeten helemaal klaar zijn.’ Stefan: ‘Het staat mooi op je cv als je de autosportklas hebt gedaan. Ik wil wel verder in de racebranche, als je deze opleiding hebt gedaan, heb je wel een streepje voor.’ Uitbreiding

Een mbo-school met een eigen rallyteam: in Zwolle functioneert het al jaren. Uitblinkende studenten krijgen de kans een jaar lang op topniveau te werken aan snelle racewagens. Het enthousiasme spat ervan af: ‘Studenten zijn hier soms om tien uur ‘s avonds nog op de werkplaats.’

De autosportklas van Deltion College is een extra traject voor studenten van de opleiding motorvoertuigentechniek. Alleen de uitblinkers van de opleiding technisch specialist niveau 4 komen ervoor in aanmerking. Zij mogen een jaar lang – één raceseizoen – het onderhoud van de wagens doen, en in de weekends mee naar rally’s. Deltion hoopt dat de klas in aanmerking komt voor het excellentieprogramma van het ministerie van Onderwijs, bedoeld om vakmanschap in het mbo een nieuwe impuls te geven. Defensie

De Zwolse autosportklas bestaat al veel langer, sinds 1998, en is dus eigenlijk een excellentieprogramma avant la lettre. Inmiddels heeft de school vier eigen rallywagens en staan coureurs in de rij om in de Deltion-auto’s te mogen racen. De auto’s worden beschikbaar gesteld

door het ministerie van defensie. Dat hoopt met de autosportklas jongeren warm te maken voor een technische opleiding, en mogelijk een carrière bij defensie. ‘Maar het is niet zo dat wij nou jongens opleiden voor defensie’, verduidelijkt docent Gerald Pleizier. Samen met Imo Hundertmark is hij de drijvende kracht achter de rallyklas. ‘Het is meer een manier om te laten zien dat een technische opleiding leuk en spannend kan zijn.’ Selecteren Alleen de beste studenten komen daarvoor in aanmerking. ‘Het zijn er nu 13. We hebben vier auto’s, en het heeft geen zin om met meer dan vier studenten aan één auto te sleutelen.’ Hoe Pleizier en Hundertmark hun pupillen selecteren? ‘Alleen goede cijfers zijn niet genoeg. Doorzettingsvermogen, discipline en motivatie zijn zeker zo belangrijk. We laten leerlingen een brief schrijven waarin ze hun motivatie

moeten toelichten. We kijken naar resultaten. Maar het belangrijkst zijn voor ons de gesprekken met de mentoren van studenten. Zij kunnen vaak het beste inschatten of een jongen geschikt is. Tijdens races draait het uiteindelijk om teamwerk. Je moet een echte teamplayer zijn om te kunnen functioneren in de autosportklas.’ Volgens Hundertmark is het ontwikkelen van dit traject voor excellente leerlingen niet de grootste uitdaging. De kunst is vooral om het vol te houden, in dit geval ook financieel. ‘Tot nu toe hebben we dat steeds weer geflikt, maar het is elk jaar spannend.’ Het rallyteam is afhankelijk van sponsoren. Ook Deltion College zelf steekt er geld in, omdat het rallyteam ook een visitekaartje voor de school is.

Het is onhandig dat het rallyseizoen één kalenderjaar loopt, waardoor het extra jaar rallyklas noodgedwongen is uitgesmeerd over twee schooljaren: het tweede en het derde jaar. Dat is de enige mogelijkheid, omdat leerlingen anders later in hun opleiding in de knel komen met stages. Dat betekent dat studenten na hun jaar rally-ervaring, weer inschuiven bij de reguliere autotechniek. Een andere lastigheid: de excellentietrajecten zijn bedoeld als extra traject binnen een reguliere opleiding. Maar als het aan Deltion ligt, wordt de autosportklas een op zichzelf staand traject, in plaats van een plusklas binnen de opleiding motorvoertuigentechniek. AnneHilde Feijth, Opleidingsmanager Sector Techniek & Vormgeving, wil onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de autosportklas niet te beperken tot één rallyseizoen, maar bijvoorbeeld uit te breiden naar drie seizoenen. ‘We krijgen deze vraag van zowel de studenten als de leerbedrijven.’ Ook wil Feijth

bezien in hoeverre de autosportklas zich ook op andere disciplines kan gaan richten. ‘Waarom zouden we bijvoorbeeld geen circuitwedstrijden gaan rijden? Het is de moeite waard hier eens goed naar te kijken.’ Internationalisering

Dit zelfstandige traject moet bij voorkeur tweetalig zijn. Pleizier: ‘Want de voertaal in de racewereld is Engels. En onze studenten kunnen dan doorstromen: de enige hboopleiding in Europa voor monteurs in de racewereld zit in Engeland.’ Op die internationalisering neemt de autosportklas nu al een voorschot. Elk jaar zijn er verschillende excursies. Naar de motorbeurs in Keulen of een trip naar Engeland om daar te bekijken hoe bekende merken als M-Sport, Prodrive Le Mans auto’s, WRC rally auto’s het doen. Maar dichter bij huis is natuurlijk ook genoeg te leren. ‘Zo zijn wij regelmatig te gast bij Proflex, de schokdemper leverancier van Dakar. Op hun beurt sturen bedrijven hun vakspecialisten naar Zwolle, om hier gastlessen te verzorgen. Zo houden we onze kennis van de motorsportbranche up to date en weten we wat de arbeidsmarkt van ons verwacht’, besluit Pleizier. Maar het meest leren de studenten in de praktijk, tijdens de races. Elk foutje wordt meteen afgestraft, dat is enorm leerzaam. Alleen wanneer iedereen optimaal presteert, kan het gemeenschappelijke doel worden bereikt: het winnen van de rally.

Enthousiasme

Stefan (17) en Hendrik (18) volgen de autosportopleiding nu. Hendrik zat aanvankelijk op ik niveau 3, ‘maar toen ik hoorde van de autosportklas, heb ik mijn best gedaan om toch niveau 4 te halen’. Het enthousiasme spat ervan af. Pleizier: ‘Leerlingen zijn hier soms om tien

Alle scholen dienen excellentieplan in Alle mbo-scholen hebben hun kwaliteitsplan ingediend voor de deadline van 1 mei. In de plannen is ook apart aandacht voor het thema excellentie.

In het kwaliteitsplan geven de scholen aan op welke manier zij de kwaliteit van hun onderwijs de

komende jaren willen verbeteren. Het kan daarbij gaan om thema’s als professionalisering, de kwaliteit van de stages en het bestrijden van schooluitval. Ieder plan bevat onder andere een beschrijving van de uitgangssituatie, de concrete doelen en de wijze waarop de resultaten bereikt gaan worden. Voor de realisatie van de kwaliteitsdoelen is de komende jaren veel extra geld beschikbaar.

Excellentie

Alle scholen hebben ervoor gekozen ook apart aandacht te besteden aan het thema excellentie. Dat kan via een apart excellentieplan of via een paragraaf in het kwaliteitsplan. De excellentieplannen van de scholen richten zich onder andere op de meester-gezelroute, de deelname aan vakwedstrijden en internationalisering. Ook is er in de plannen aandacht voor ondernemerschap,

vakinhoudelijke verdieping en vakoverstijgende modules. De plannen borduren soms voort op al langer bestaande trajecten, maar zijn soms ook helemaal nieuw. De plannen richten zich op meerdere mboniveaus en tal van branches. Beoordeling

MBO in Bedrijf beoordeelt de komende tijd de kwaliteits- en excellentieplannen. Begin juli 2015

krijgen alle scholen een reactie op hun excellentieplan. Scholen met een goedgekeurd plan voor excellentie komen in aanmerking voor de extra middelen voor excellentie. In de periode 2015-2018 is er jaarlijks ongeveer € 25 miljoen beschikbaar voor het stimuleren van excellentie in het mbo. De beoordeling van het kwaliteitsplan vindt plaats voor 1 september 2015.


4

Internationaal

de MBO·krant

Gastbijdrage Haye van der Werff

Mbo’ers in den vreemde ‘Het is een merkwaardige gewaarwording: je staat voor de receptie van een Spaans hotel op Gran Canaria en je wordt aangesproken in functioneel Spaans met een duidelijk herkenbaar Twents accent. Dat is schrikken!’ Zie daar de openingswoorden uit de gastbijdrage van Haye van der Werff. Mbo’ers houden onze wereld draaiende, zelfs in het buitenland…

Eerst maar even de situatie duiden: een flinke brand in ons huis heeft een half jaar herbouw, geregel en overleg gekost. Nu alles – ondermeer dankzij de inzet van vele vakbekwame mbo’ers – weer in oude en zelfs fraaiere staat is hersteld, hadden we behoefte aan een all inclusive vakantie onder de zon. Dus op naar Gloria Palace op Gran Canaria! Nog nooit gedaan, dus een geheel nieuwe ervaring. Dan is het aardig als je – daar aangekomen – wordt geholpen door een oer-Hollandse receptioniste die mbo-stagiaire blijkt te zijn. Buitenlandse stage

‘s Morgens in de ontbijtzaal had ik dezelfde ervaring met een hoogblonde Hollandse jongeman. Daarmee was de journalistieke interesse gewekt en kon de vakantie gecombineerd worden met een ‘klus’. Ik heb een aantal stagiaires ge-

sproken, had een onderhoud met Philippe Jonckheere, de Belgische stagecoördinator van het hotel en hield een kleine enquête onder de stagiaires zelf. Het betrof in alle gevallen studenten niveau 4 van onder andere de opleidingen Facilitair, Recreatie & Toerisme en Marketing & Communicatie, allen afkomstig van ROC van Amsterdam en ROC Twente. Zij lopen meestal vijf maanden stage in Gloria Palace. Ik was vooral benieuwd naar de reden om te kiezen voor een buitenlandse stage, de belangrijkste leer- en overige ervaringen en de signalering van de verschillen met stages in Nederland. Daarnaast heb ik met Philippe zijn ervaringen met stagiaires uit verschillende landen doorgesproken en stil gestaan bij mogelijke verbeterpunten. Wat de keuze voor een stage in het buitenland betreft hebben de

Suggesties

Waar het gaat om adviezen voor verbetering, betreffen deze deels inhoudelijke zaken rond het werk: inwerkprocedure bij de receptie en de opzet van het animatieprogramma . Daarnaast worden suggesties gedaan rond de stage zelf: graag een (kleine) vergoeding, minder stagiaires op één kamer en aandacht voor de Hollandse eetgewoonten. Mooie leerervaringen

meeste studenten een duidelijk doel: een andere cultuur leren kennen, persoonlijk ontwikkeling, meer (levens-)ervaring opdoen, de Spaanse taal leren. De argumenten ‘Een keer wat anders dan in Nederland’ of ‘Graag weg van huis en alles in Nederland!’ lijken daarentegen niet heel sterk, maar bij de meesten heeft de voorselectie goed gewerkt. Stageplan

Wat de belangrijkste leer- en werkervaringen aangaat, is opvallend dat geen van de stagiaires een rechtstreekse relatie legt met het eigen

stageplan. Hoewel dat bekend is bij het hotel moeten de leerlingen de voortgang daarvan zelf in de gaten houden (of in e-mailoverleg met de stagebegeleider van de school). Veelal wordt wel gewezen op de opgedane ervaring met zelfstandigheid, de vergroting van de talenkennis en de omgang met collega’s en gasten. In vergelijking met Nederlandse stages wordt als positief vermeld: de grotere zelfstandigheid, de intensieve contacten en de hechte band met collega’s (met zes man slapen op één kamer!) en het andere eten.

Na 8 dagen all inclusive luieren aan twee infinitive swimming pools met verzorging door studerende landgenoten is één ding duidelijk: buitenlandse stages zijn goed voor mbo-studenten. Maar zelf zouden ze nog iets beter en systematischer moeten kijken naar hun leerdoelen en de evaluatie van de voortgang. Verder zou het mooi zijn als ze iets minder noten op de zang over de condities hadden. Ook mag er veel meer waardering zijn voor mensen als Philippe Jonckheere en organisaties als Gloria Palace, die leerervaringen in den vreemde mogelijk maken! Op de achterzijde van deze krant meer zonnige foto’s van deze mbo’ers in den vreemde.

Lessen uit Canada Vanaf het moment dat Mbo-leraar van het Jaar Marloes van der Meer hoorde dat ze met de Nederlandse delegatie mee mocht op studiereis naar Canada, steeg haar hartslag. ‘Ik wist dat dit een onvergetelijke reis zou worden. En niets bleek minder waar.’ Speciaal voor de MBO-krant blikt Marloes terug.

De aanleiding voor mijn bezoek aan Canada was de jaarlijkse International Summit on the Teacher Profession (ISTP). Er waren afgevaardigden (ministers van onderwijs, vakbondsleiders en vertegenwoordigers van onderwijsorganisaties) van 16 landen aanwezig om drie thema’s te bespreken: Leadership (hoe promoot je persoonlijk leiderschap onder alle bij het onderwijs betrokken partijen en hoe versterk je de samenwerking tussen deze partijen?), Recognition & Efficacy (hoe kan landelijk beleid een positieve bijdrage leveren aan de status en de self-efficacy van leraren?) en Innovation Strategies (hoe zorg je voor een goed gefundeerd beleid ten aanzien van innovatie binnen het onderwijs?). Onderwijsvernieuwing

Marloes (tweede van links), samen met Jasper Rijpma, Joke Lorist-Klappe en Femke Cools, de drie andere Leraren van het Jaar die eveneens naar Canada reisden.

De verschillen in aanpak tussen de landen waren groot. Ik was persoonlijk erg onder de indruk van het prachtige voorbeeld uit Singapore over hoe men daar binnen het onderwijssysteem carrièrekansen heeft ontwikkeld voor docenten, waarbij verantwoordelijkheden steeds verder worden uitgebouwd. Ook viel mij op dat in een groot aantal landen docenten en het ministerie nauw samenwerken. De ISTP eindigde met een ‘closing session’ waarbij elk land drie zaken noemde die zij mee

zou nemen in de vormgeving van nieuw onderwijsbeleid. Bij Nederland was dat: • I nnovatie van onderaf beter borgen, waarbij onderzoek een integraal onderdeel van nieuwe initiatieven moeten worden en waarbij good practices meer gedeeld zullen worden. •H et introduceren van nieuwe en effectievere manieren om carrière te maken als docent. •H et verstevigen en verder ontwikkelen van de samenwerking tussen leraren door het verder uitbouwen van een solide en professionele docenten-organisatie en de invoering van het Lerarenregister. Micro Society

Daarna was er tweeënhalve dag de tijd voor een reeks schoolbezoeken waarin we de praktijk van de curriculumvernieuwing mochten aanschouwen. Helaas waren er geen bezoeken gepland bij scholen die vergelijkbaar zijn met onze mboinstellingen. Toch kon ik bij elk lesbezoek gemakkelijk de link leggen met de onderwijspraktijk van het mbo. Zo bezocht ik ondermeer Aspen Heights Elementary School, een zogeheten Micro Society school: elke week wordt er 3 uur gewerkt aan een mini-samenleving. In het begin van het schooljaar zijn er verkiezingen

voor een president en een vice-president. Daarna zijn er sollicitaties, waarbij kinderen kunnen reageren op functies die passen bij hun interesses en kwaliteiten. Elk kind krijgt op basis van deze sollicitaties een plek in de ‘minimaatschappij’. Werkelijkheid

De kinderen hebben een duidelijke taak en spreken elkaar aan op verantwoordelijkheden. Bovendien krijgen de kinderen ‘echt geld’ als beloning voor het goed uitvoeren van hun taken, dat zij vervolgens kunnen uitgeven aan door hun zelf ontworpen spullen, drankjes, eten enzovoort. Alle vakken staan in het teken van de mini-maatschappij: rekenen gaat over ‘het hebben van een zaak’, ‘social skills’ over samenwerken, goede doelen, et cetera. Mensen uit het bedrijfsleven verzorgen lessen op maat. En aan het eind van elk schooljaar is er een uitje naar de ‘werkelijkheid’, waarbij bijvoorbeeld de manager van het sportcentrum naar een fitnesscentrum gaat. De kinderen regelen alles zelf. Zelfs het vervoer: de kinderen gaan met een limousine naar het bedrijf toe; dit is namelijk goedkoper dan afzonderlijke taxi’s voor alle kinderen, zo hadden de leerlingen berekend… Lees verder op pagina 11


5

juni 2015

Netwerkschoolexperimenten beëindigd

Missie geslaagd? Beter middelbaar beroepsonderwijs tegen dezelfde of lagere kosten. Dat was het doel van het experiment Netwerkschool. Om de potentie van het model te onderzoeken, hebben wetenschappers het experiment ruim vier jaar gevolgd. Wat zijn de belangrijkste uitkomsten? Henk Sligte, senior onderzoeker bij het Kohnstamm Instituut van de Universiteit van Amsterdam, heeft samen met collegaonderzoekers de experimenten met de Netwerkschool sinds de start in 2010 nauwgezet gevolgd. Het onderzoek, dat het Kohnstamm Instituut samen met SEO Economisch Onderzoek uitvoerde, was aanvankelijk sterk kwantitatief opgezet. Door de Netwerkscholen op een aantal punten te vergelijken met ‘controlescholen’, zou het mogelijk zijn uitspraken te doen over de werking van het onderwijsmodel. Behalen de leerlingen van de Netwerkscholen betere onderwijsprestaties? Hebben ze een betere kans op de arbeidsmarkt? Is het onderwijs inderdaad efficiënter? Verklarende evaluatie

Al snel bleek de oorspronkelijke, sterk kwantitatieve opzet op praktische problemen te stuiten. Dat had onder andere te maken met de enorme diversiteit onder de deelnemende scholen. Sligte: ‘Ik herinner me nog dat we in het najaar van 2010 de eerste twee scholen bezochten. Bij SintLucas in Boxtel troffen we in een frisse omgeving hippe jongens en meisjes aan achter MacBooks, terwijl we even verderop, bij de technische opleiding in Eindhoven, in een klassiek-industriële omgeving terechtkwamen. Dat contrast gaf al gelijk aan dat het onderling vergelijken van scholen niet zo eenvoudig zou zijn.’ Daar kwam bij dat alle vijf Netwerkscholen bij de vernieuwing een eigen aanpak volgden: de ene school begon met een enkel element van het model, de andere school zette juist in op een integrale ontwikkeling van het concept ‘omdat alles met alles samenhangt’. Mede vanwege die grote diversiteit, besloten de onderzoekers halverwege de experimenteerperiode tot een andere aanpak. Sligte: ‘Er bleken te veel variabelen te zijn om echt harde uitspraken te kunnen gaan doen over het effect van het netwerkmodel. In goed overleg hebben we daarom besloten om onderzoek te gaan doen via de methodiek van ‘verklarende evaluatie’. Bij die aanpak is de centrale vraag: wat werkt voor wie in welke omstandigheden en vooral: waarom?’ Professionele leercultuur

Gedurende vier jaar verzamelden de onderzoekers een grote hoeveelheid kwalitatieve gegevens, via diepte-interviews met projectleiders, locatiemanagers, opleidingsmana-

gers, docenten, studenten en stagebedrijven. Dit alles leverde een schat aan waardevolle informatie op. Volgens Sligte is het een groot winstpunt dat er op de deelnemende scholen een professionele leercultuur is ontstaan. ‘Daarmee bedoel ik een klimaat waarin heel bewust wordt gewerkt aan vernieuwing. We hebben gezien dat alle betrokkenen met volle energie op ontdekkingstocht zijn gegaan. De ruimte om te vernieuwen is echt ten volle benut. Scholen hebben veel geleerd, dat is met recht een positieve uitkomst van het experiment.’ Kostenbewustzijn

De zes pijlers van De Netwerkschool – Flexibiliteit & maatwerk, Studentenondernemingen, Bedrijfsmatige Cultuur, Professionalisering, Maximale betrokkenheid regio & bedrijfsleven en Tijd & Geld – zijn tijdens het onderzoek allemaal apart onder de loep genomen. Niet alle elementen van het oorspronkelijke model bleken even goed uit de verf te komen. Het idee van een permanente openstelling van de school – 52 weken per jaar – bleek niet het ei van Columbus te zijn: leerlingen hadden er eenvoudig weinig behoefte aan. Opvallend was sowieso dat er in de experimenten meer aandacht was voor de onderwijskundige kanten van de vernieuwing dan voor de bedrijfsmatige aspecten: beter onderwijs tegen dezelfde kosten. De vraag of het Netwerkschoolonderwijs efficiënter is, bijvoorbeeld door een andere docent/student ratio of door meer functiedifferentiatie, is ook niet met harde financiële gegevens te beantwoorden. Hier is ook een duidelijke verklaring voor volgens Sligte: ‘Veel mbo-scholen hebben onvoldoende inzicht in de kosten en resultaten van het onderwijs. De efficiencywinst, die er in potentie zeker is, is dan moeilijk hard te maken. Belangrijk is wel dat er binnen de Netwerkscholen een veel sterker kostenbewustzijn is ontstaan. En dat is de eerste stap op weg naar meer efficiëntie.’ Succesfactoren

Uiteindelijk is in het onderzoek gekeken naar de plausibiliteit van mogelijke effecten van maatregelen en interventies. En dan blijkt de Netwerkschool zeker potentie te hebben: de onderwijsprestaties van leerlingen, en daarmee hun kansen op de arbeidsmarkt, kunnen erdoor verbeteren. Het is niet een model dat je op iedere school zomaar kunt introduceren. Het bevat wel elementen waarmee scholen aan de slag kunnen om hun onderwijs te verbeteren. En dat is volgens Sligte winst: ‘Het belang van onderwijs in onze samenleving zal de komende jaren alleen maar groter worden. Met onze snel flexibiliserende arbeidsmarkt is flexibel en wendbaar onderwijs nodig. Scholen moeten het vermogen hebben bewust te vernieuwen. Dat is ook het grote belang van een experiment als de Netwerkschool. Het onderwijs in Nederland kan beter en daar moeten we heel bewust aan blijven werken.’

En nu verder! De zoektocht naar beter onderwijs die vijf onderwijsinstellingen mochten ondernemen is officieel afgesloten. Maar het einde van het Netwerkschoolproject betekent voor veel scholen wellicht juist het begin van een eigen expeditie. De jaren van doelgericht experimenteren hebben immers veel opgebracht en krijgen op allerlei manieren een passend vervolg.

De expeditie met de missie ‘Beter onderwijs’ heeft veel moois opgebracht. Parels, die ook voor andere onderwijsinstellingen glans kunnen brengen. De waardevolle opbrengsten zijn terug te vinden op www.netwerkschoolopbrengsten.nl. De parels – denk aan instrumenten, documenten en andere handige hulpmiddelen om binnen jouw school vernieuwende elementen van de Netwerkschool toe te passen – zijn verdeeld over de zes pijlers van de Netwerkschool (zie ook het artikel ‘Missie geslaagd?’ Verder krijg je per school inzicht welk veranderproces zij doorgemaakt hebben.

GET ON THE BUS!

MasterMind Clubs Innovatie heeft geen einddatum. De vernieuwingen die (mede) door de Netwerkschool zijn ingezet stoppen niet na het officiële slotakkoord. Om dit vervolg te stimuleren zijn er tien zogeheten MasterMind Clubs opgezet. Deze clubs gaan de ideeën en activiteiten met betrekking tot de Netwerkschool verder ontwikkelen. Dit gebeurt onder meer tijdens regionale MasterMind meetups en op social media. Daarnaast zijn er enkele landelijke events, waarbij alle MasterMind Clubs samenkomen. Aanmelden kan via www.netwerkschool.nl.

Doe mee!

MasterMind Clubs… denken, delen, doen! De innovatie-reis van de Netwerkschool is als een reis om de wereld die niet stopt... we moeten blijven vernieuwen.

Hoe? Door de opzet van 10 MasterMind Clubs waar ideeën en activiteiten met betrekking tot de Netwerkschool verder worden ontwikkeld. Als inspirator van de Netwerkschool neemt u deel aan MasterMind Meetups binnen uw eigen regio en heeft u via social media en landelijke events contact met andere MasterMind Clubs in het land. Wilt u de inspirerende reis samen met collega’s voortzetten? Voor meer info en aanmelden:

www.netwerkschool.nl

VB5_PASPOORT_PAGINA_MASTER_V4.indd 1

Get on the bus!

15-04-15 11:41

Kijkje in de keuken De vijf Netwerkscholen geven graag een kijkje in hun keuken. Dat gebeurt in een krant (bekijk de digitale editie op netwerkschool.nl) en tijdens open dagen. Zo kon je op 4 juni een

‘excursie’ maken op een Netwerkschool naar keuze. Het is niet uitgesloten dat er meer open dagen komen. Houd daarvoor de site van de Netwerkschool in de gaten.


6

Vakwedstrijden

de MBO·krant Jasper Luft, deelnemer onderdeel ‘Carpentry’:

‘Het kan altijd beter!’ ‘Ik zit in het eerste jaar van de BBL-niveau 3 opleiding Hout en Interieur van het ROC van Twente. Vier dagen in de week werk ik bij een bouwbedrijf, één dag ga naar school. Daarnaast maakt ik samen met een vriend in de avonduren en in de weekeindes steigerhouten meubels. En als lid van het Nederlands team voor de WorldSkills 2015 in Brazilië heb ik het afgelopen jaar de nodige vakwedstrijden gedaan: regionale voorrondes, Nederlandse kampioenschappen, EuroSkills. Tot aan de zomer heb ik tien trainingsweken gehad. Dat kwam neer op twee werken bij mijn baas en dan een week trainen. Gelukkig vindt mijn baas dat geen probleem. In die trainingsweken werkte ik aan oude opdrachten van voorgaande WorldSkills, onder begeleiding van

Willem Beverloo – oud Europees kampioenschap bouwtimmeren – en Frans Hulskotte van Bouwmensen Twente (een samenwerkingsverband van opleidingsbedrijven uit de regio Twente). De opdracht van de WordSkills is nu bekend – een ingewikkelde kapconstructie – dus ik kan gericht oefenen aan mijn vaardigheden. Het niveau ligt heel hoog, maar ik heb gelukkig nog even om te trainen. De tekeningen moeten kloppen, de uitwerking ook. Je moet nooit tevreden zijn, het kan altijd beter! Wat mijn kans is? Die is een op eenentwintig. Er doen immers eenentwintig deelnemers mee, en iedereen traint heel erg hard. Ik ben er vooral trots dat ik namens Nederland mag timmeren. Een hele eer!’

Kick-off Skills Heroes

Het beste uit jezelf halen 4 juni 2015. Eind van de middag. Hoewel de meeste lessen zijn afgelopen, is het op MBO Utrecht nog steeds een drukte van belang. De school vormt namelijk het decor voor de aftrap van Skills Heroes. Ook de WorldSkills-deelnemers presenteren zichzelf – en hun kunnen – tijdens deze inspirerende middag.

Terwijl buiten de zon schijnt en veel mensen op het terras genieten van een van de eerste mooie zomerdagen, is het binnen bij MBO Utrecht een drukte van belang. Docenten, PR- en communicatiemedewerkers en allerlei andere geïnteresseerden komen daar bijeen voor de kick-off van Skills Heroes, de nationale vakwedstrijden voor mbo’ers. Terwijl de mensen langzaam binnendruppelen, presenteren de deelnemers aan de WorldSkills – de wereldkampioenschappen die van 11 t/m 16 augustus plaatsvinden in São Paulo in Brazilië – hun kunnen. Er worden prachtige gebakjes en lekkere drankjes geserveerd, mensen kunnen hun haar en make-up laten bijwerken en er wordt zelfs een heuse robot getoond. Om 16.30 uur opent dagvoorzitter Larry Kendrick, docent Engels aan de Herman Brood Academie en de Event Academie, de kick-off. Na een welkomstwoord door Margeet Rookmaker, voorzitter College van Bestuur van MBO Utrecht, krijgt Jos de Goey, algemeen directeur Skills Netherlands, het woord. Hij stelt dat de vakwedstrijden een krachtig instrument zijn om vaktalent in

Nederland én in het buitenland op de kaart te zetten. ‘Het is fijn om te merken dat de Skills-beweging een enorme groei doormaakt. Deden er tien jaar geleden nog maar 650 leerlingen mee; dit jaar zijn er 1.250 deelnemers aan de wereldkampioenschappen in São Paulo. Nu is het zaak om door te pakken. Bijvoorbeeld door ervoor te zorgen dat ook in ons eigen land steeds meer studenten gaan meedoen met de vakwedstrijden.’ Daarna is het woord aan spraakwaterval, tv-kok, meester-patissier en oud-deelnemer aan de World Skills: Rudolph van Veen. In een persoonlijk verhaal geeft hij de aanwezigen

Nadine Klingen, deelnemer Visual Merchandising/ Window Dressing een kijkje in zijn leven. ‘Ik wist al jong dat ik kok wilde worden. Toen ik met mijn havo-advies naar het beroepsonderwijs wilde, werd mij dat door iedereen afgeraden. Maar ik wist wat ik wilde en daar heb ik aan vastgehouden. Ook al betekende dit dat ik als 12-jarig jochie elke dag van Tilburg naar Breda moest om naar school te gaan.’ Over zijn deelname aan de World Skills vertelt hij dat het een prachtige kans is: ‘Een kans om te testen waar je staat. En om te leren van anderen. Natuurlijk wil je winnen. Maar mocht dat niet lukken, neem dan over een paar maanden eens contact op met de winnaar. Vraag waarom hij of zij heeft gewonnen en neem dit mee. Daar wordt je alleen maar beter van.’ Uiteraard worden ook de aanwezige deelnemers aan de World Skills in het zonnetje gezet. Stuk voor stuk zijn het enthousiaste studenten die tot op het bot gemotiveerd zijn om in Brazilië hun beste beentje voor te zetten. ‘‘We willen het beste uit onszelf halen. Wij gaan voor goud’, zo stelt een van hen. En dat is precies waar het bij Skills om gaat, zo vindt ook Ewald van Vliet, voorzitter van het algemeen bestuur van Skills Netherlands. ‘Skills is een middel om jongeren verder te helpen, zodat ze de excellente vakmensen worden die Nederland nodig heeft.’ Op skillsheroes.nl staat een videoverslag van de kick-off en de nieuwe promotiecampagne.

‘We strijden niet tegen, maar met elkaar’ ‘Ik heb onlangs mijn opleiding Ruimtelijke Vormgeving afgerond, maar toch ben ik nog veel op school. Ik kom drie dagen in de week naar Nimeto om te oefenen en nog eens te oefenen. Straks in São Paulo is er niemand die even een decorstuk voor mij kan vasthouden. Ik moet de behendigheid zien te krijgen om in mijn uppie alles op te bouwen. Dat was het afgelopen jaar in Lille tijdens de EuroSkills wel anders. Toen was ik samen met mijn maatje Britt Wijnen in de weer op het podium. Helaas mocht er maar één van ons twee naar São Paulo, dat werd ik. Spannend en leuk tegelijk. Ik heb niemand met wie ik even tussendoor kan overleggen, ik doe alles alleen. Daar ben ik nog wel onzeker over. Ik moet leren op mijn eigen oordeel te vertrouwen. Ik ben ook heel breed opgeleid. De verschillende studierichtingen binnen de

opleiding Vormgeving & Styling hangen nauw met elkaar samen. Ik heb zowel vaardigheden op het gebied van ruimtelijke vormgeving, als bijvoorbeeld op het gebied van productpresentatie en communicatie. Voor WordSkills is het heel handig om een creatief vermogen te hebben. De opdracht is overigens al bekend: een etalage voor kinderkleding. Daarbij zorg ik zelf voor het ontwerp, voer het uit en presenteer het. De etalage moet passen in een bepaald thema. Wat dat thema is, krijg ik ter plekke pas te horen. Ik ben benieuwd. Het wordt een pittige wedstrijd, maar ik heb er vooral veel zin in! Er is ook een grote saamhorigheid onder de Nederlandse deelnemers. We strijden niet tegen, maar met elkaar. Heel bijzonder om te zien.’


LOB/Actueel

juni 2015

Stimuleringsproject LOB in 100 woorden In onze maatschappij moeten studenten al heel jong keuzes maken. Met grote gevolgen: valt de opleiding tegen, dan is de kans op uitval groot. Loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) en het daarvoor opgestarte Stimuleringsproject LOB in het mbo stellen onderwijsinstellingen in staat studenten beter en professioneler te helpen bij het maken van keuzes. Door hen dingen over zichzelf te laten ontdekken – wie ben ik, wat kan ik? – krijgen zij essentiële bouwstenen aangereikt voor hun talentontwikkeling en toekomstige loopbaan. Het Stimuleringsproject loopt tot en met 2015. Het doel: echte aandacht voor de student laten doordringen tot in de haarvaten van het mbo.

7

MBO Card laat mbo-studenten buiten de eigen kaders kijken

Netwerken zien als een kans Pieter Baay promoveerde onlangs aan de Universiteit van Utrecht op de doorstroom van mbo’ers naar de arbeidsmarkt. Een belangrijke succesfactor van deze instroom is netwerken, een van de vijf competenties bij loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB).

Onzichtbare hand

Ook zag Baay tijdens zijn onderzoek dat mbo’ers die zich goed voorbereiden op een netwerkbijeenkomst, succesvoller zijn in het vinden van een baan. ‘Jongeren die bijvoorbeeld van tevoren vragen formuleren die ze kunnen stellen en nadenken over welke mensen ze willen benaderen, halen het optimale uit zo’n bijeenkomst.’ Overigens is niet alleen het actieve netwerk van een mbo’er van belang, zo ontdekte Baay. ‘Ook het deel van het netwerk dat een mbo’er niet aanboort, doet ertoe. Iemand met wie je niet direct in contact staat, maar die wel in je netwerk zit, kan bijvoorbeeld als referentie dienen zonder dat je erom gevraagd hebt. Wij noemen dat ook wel “de onzichtbare hand”.’ LOB relevant

Baay voerde zijn onderzoek samen met twee mede-promovendi uit. Meer dan tweeduizend mbo’ers deden mee; een groot deel van hen werd drie jaar lang gevolgd in hun laatste periode aan het mbo en hun start op de arbeidsmarkt. Baay en zijn kompanen vroegen de mbo’ers onder andere of en waar ze na hun opleiding aan de slag waren gegaan, welk salaris ze verdienden en of ze tevreden waren met hun werk. ‘Daarnaast namen we allerlei aspecten mee in het onderzoek, zoals de persoonlijkheid van de mbo’er, zijn sociale omgeving en schoolfactoren zoals LOB en stage.’ Totaalplaatje

Uit Baays onderzoek bleek dat een succesvolle instroom op de arbeidsmarkt afhangt van verschillende factoren. ‘Mbo’ers die proactief zijn en weten om te gaan met kansen en obstakels, hebben grotere kans om succesvol de arbeidsmarkt te betreden. Maar ook de sociale omgeving is belangrijk. Jongeren met een groot netwerk komen sneller aan een baan en krijgen ook vaak een beter arbeidscontract.’ Nu zijn proactieve vaardigheden en de sociale omgeving wel zaken die met elkaar kunnen samenhangen, stelt Baay. ‘Iemand met proactieve vaardigheden neemt sneller initiatief om nieuwe contacten te leggen en ziet netwerken als een kans. Het is best mogelijk dat vaardigheden zoals proactieve zelfregulatie belangrijker worden in tijden van toenemende individualisering en flexibilisering. In vervolgonderzoek kijk ik daarom naar zogenaamde soft skills of 21ste-eeuwse vaardigheden.’

Baay – die een paar jaar geleden in de werkgroep Netwerken & Samenwerking Bedrijfsleven zat van het Stimuleringsproject LOB in het mbo – ziet de relevantie van LOB als het gaat om netwerken. ‘Het is belangrijk dat mboinstellingen flink op netwerken gaan inzetten, want uit het onderzoek bleek dat loopbaanbegeleiding grotendeels gericht is op het hier en nu. Daardoor is er weliswaar minder uitval onder studenten, maar de blik zou wel wat toekomstgerichter en proactiever mogen zijn. Dat geldt overigens ook voor de werkgever en de mbo’er zelf.’ Overigens vindt Pieter Baay het belangrijk dat netwerken niet louter gezien wordt als een wondermiddel. ‘De visie op netwerken is nu vaak eenzijdig: alleen de positieve kanten worden belicht, terwijl er ook wel degelijk negatieve kanten denkbaar zijn. Netwerken – met name als het gaat om de mensen die het dichtst bij een jongere staan – kunnen ook sociaal ondermijnend werken, bijvoorbeeld als de ouders een negatief toekomstperspectief schetsen. Dat ga ik de komende tijd bij het Expertisecentrum Beroepsonderwijs (ecbo) en de Universiteit Utrecht onderzoeken.’

Vanaf januari 2016 kunnen mbo-studenten met korting genieten van cultuur. Volgens minister Bussemaker (OCW) is het belangrijk dat cultuur ook voor jongeren die een beroepsopleiding volgen toegankelijk is. CJP-directeur Walter Groenen onderstreept dit. ‘Kunst en cultuur daagt je uit buiten je eigen kaders te kijken’.

De MBO Card is een initiatief van het CJP, in samenwerking met de Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB). De partijen stelden een plan op en klopten aan bij minister Bussemaker. Die reageerde enthousiast en stelt nu een miljoen euro per jaar beschikbaar. Volgens de bewindsvrouw is kunst en cultuur onmisbaar voor het vakonderwijs van de toekomst: ‘Juist onze vakmensen van morgen moeten naast goede vakkennis ook vernieuwend en creatief kunnen zijn, zeker in een tijd van technologische veranderingen. Niet iedereen krijgt dat met de paplepel ingegoten. Door de MBO Card kunnen straks duizenden jongeren deze kwaliteiten ontwikkelen. Op een ontspannen manier terwijl zij voorstellingen en concerten bezoeken, zelf een instrument bespelen of op de toneelvloer staan.’ Kwaliteit

Het JOB ziet de MBO Card als een goed middel om de medezeggenschap van studenten – en daarmee de kwaliteit van de opleidingen – te vergroten. ‘Als je 17 jaar bent en je zit op het vwo, zijn er geld en middelen voor kunst- en cultuuronderwijs beschikbaar. Ben je net zo oud, maar zit je op het mbo, is er niets. Terwijl kunst en cultuur een heel goede bijdrage kunnen leveren aan de kwaliteit van onze mbo-opleidingen. Met dit initiatief van de minister komt daar verandering in en daar zijn we erg blij mee’, aldus Michiel Steegers, oud-voorzitter van JOB . Zintuigelijk

Baay, P.E. (2015). How graduates make the school-to-work transition: a person-in-context approach. Proefschrift, Universiteit Utrecht. Meer weten over het vervolgonderzoek van Pieter Baay? Mail naar pieter.baay@ecbo.nl of p.e.baay@uu.nl.

Met de kortingspas wil minister Bussemaker ook stimuleren dat culturele instellingen hun deuren openzetten voor alle groepen jongeren. Verschillende musea en instellingen hebben al speciale programma’s en voorstellingen ontwikkeld die aansluiten op de belevingswereld van mbo’ers. ‘Mooi voorbeeld is het Amsterdamse Museum van Loon’, vertelt CJP-directeur Walter Groenen. ‘Daar komt

regelmatig een groep studenten van het Hout & Meubileringscollege om de permanente expositie te bezoeken. Zij krijgen allerlei meubels te zien uit een grijs verleden. Mensen van het museum geven uitleg, bijvoorbeeld over het materiaalgebruik. De studenten mogen zelfs onder de meubels gaan liggen, zodat ze kunnen zien wat voor verbindingen er in een bepaalde periode gebruikelijk waren. Al met al passie voedend en erg leerzaam, ook voor je gevoel van esthetiek. De studenten vergroten hun wereld, krijgen allerlei mogelijkheden aangereikt om hun vak nog tastbaarder, nog zintuiglijker te maken. Al die inzichten kunnen zij straks vertalen in hun opdrachten voor klanten.’ Culturele interesse

Vraag die wellicht bij criticasters rijst is of de mbo-student wel ‘iets met kunst en cultuur heeft’. Groenen ziet geen beren op de weg: ‘CJP heeft hier samen met Motivaction en Youngworks onderzoek naar gedaan. Daaruit blijkt ondermeer dat veel mbo’ers er een smalle, traditionele definitie van cultuur op na houden. Daarbinnen is bijvoorbeeld klassieke muziek wel kunst & cultuur , maar ‘urban’ of ‘hip hop’ niet. Een student kan dus zeggen dat hij geen interesse in cultuur heeft, terwijl hij allerlei concerten bezoekt. De groep mbo’ers die “iets met cultuur heeft” is dus eigenlijk zeer groot. Dit impliceert wel dat er nog aardig wat missiewerk te verrichten is: we moeten laten zien dat cultuur en kunst heel breed mogen worden opgevat. Er valt zoveel te ontdekken en te genieten, voor iedereen!’ Studenten kunnen de MBO Card krijgen via hun school. Scholen in het mbo kunnen zich hiervoor aanmelden op www.mbocard.nl. De MBO Card is geldig vanaf januari 2016; studenten kunnen dan een heel kalenderjaar van korting genieten.


8

de MBO·krant De fasen van de curriculumt

mbo academie

De fasen van de curriculum Van visie naar een De fijn plan fasen van de curriculumtoo De fasen van de curriculum De fasen van de curriculumtool: De leergang ‘Van KD naar onderwijsprogramma’ is niet nieuw. Effectief, en daardoor gewild, is het meerdaagse programma wel, zo blijkt na een rondgang langs (voormalige) deelnemers.

In vijf lesdagen stapsgewijs en in dialoog met collega’s en trainers met je eigen opleiding(en) een praktisch plan opstellen om, weer terug op je school, met je team een uitvoerbaar, betaalbaar en kwalitatief goed onderwijsprogramma te ontwerpen. Zie daar, in luttele regels de concrete opbrengst van de leergang Van KD naar onderwijsprogramma.

onder ikzelf ’, vertelt Jan Ferwerda, Coördinator Ondernemerschap. ‘We hebben gekozen voor de “open inschrijving”-variant. Dan zijn er ook andere mbo-instellingen aanwezig. Prettig, want je kunt immers veel van elkaar leren. Binnen onze organisatie zorgt een afdelingoverstijgend projectteam en per afdeling een ontwikkelteam voor de verdere uitrol. De verwachting dat de Curriculum Tool handvatten en een plan van aanpak zou bieden om de nieuwe kwalificatiestructuur in de eigen organisatie uit te rollen en te ontwerpen, is volledig uitgekomen. De ervaringen zijn zeer positief en ik wil het iedere mbo-instelling aanraden. We hebben nu een plan van aanpak en een kans om “vanuit de helikopter” kritisch naar ons onderwijs te kijken. Zodat we vanuit een heldere visie de kaders kunnen bepalen waaraan het hedendaagse beroepsonderwijs moet voldoen.’

De fasen van de curriculumtool:

Het is een leergang die de MBO Academie al enige tijd met succes aanbiedt, zowel ‘in company’ als op basis van ‘open inschrijving’. In de leergang staat de zogeheten ‘Curriculum Tool’ centraal, een stappenplan in verschillende fasen: het gaat van ‘Visie & kaders’, naar een ‘Fijn ontwerp. Elke fase kent eigen discussiepunten die het team moet bespreken om tot de juiste keuzes en beslissingen te komen. Aan het eind van elke fase neemt het team een bij die fase horende vragenkaart door, kijkt terug en vooruit. Voor de leergang geldt: hoe meer input de deelnemers leveren, hoe meer output zij vergaren. ‘We gaan gelijk de diepte in’, vertelt trainer Karin Geurts. ‘We bekijken per deelnemer wat er gedaan moet worden, welk onderwijsprogramma moet worden opgeleverd, aan welke eisen dat moet voldoen en wat de complexi-

teit is van de vraag. Elke deelnemer werkt vervolgens met eigen casuïstiek en vanuit de eigen visie en heeft aan het einde van de leergang behoorlijk wat bouwstenen om aan de slag te gaan.’ Inmiddels hebben al aardig wat mbo-professionals de leergang gevolgd. ‘Binnen de Handel & Dienstverlening van ROC Horizon College is een ontwikkelgroep voor de nieuwe kwalificatiestructuur samengesteld. In verband met hun specifieke taak en rol binnen de ontwikkelgroep hebben twee vertegenwoordigers per locatie zich aangemeld voor de leergang. Waar-

Ook Emma Dijkstra nam deel aan de leergang. Twee keer zelfs. ‘Ik ben uitvoerend projectleider Herontwerp bij het Regio College’, vertelt ze. ‘In overleg met de Stuurgroep van het Project Herontwerp hebben we ervoor gekozen om ook hier de leergang in te zetten als start van de pilot. Eerder dit jaar nam ik al deel namens ROC De Kop van NoordHolland, mijn andere opdrachtgever. Hierdoor wist ik hoe ik de leergang wilde inpassen bij Regio College. Verder had ik door deze eerdere ervaring geleerd dat je de onderwijsteams meer eigenaar moet maken van een dergelijk traject en een keuze moet maken in welke opdrachten je inzet en hoe je deze inzet. Samen met de trainer heb ik opdrachten gekozen die passen bij de cultuur van het Regio College en de ontwikkeling van de leden van de werkgroep. De werkgroepleden hebben onlangs hun presentaties gehouden: een grof ontwerp en de businesscase waarin ze aangeven wat nodig is voor fijn ontwerp en het herontwerp van de overige KD’s van hun afdeling. We zijn tevreden over het resultaat tot nu toe. De businesscase levert de benodigde informatie op voor het Implementatieplan. En de werkgroepleden uit de pilot geven hun opgedane kennis uit de leergang weer door aan de overige teams van de afdeling.’ Bij het Koning Willem I College (kortweg KW1C) mag ook gerust van een organisatiebrede aanpak gesproken worden. Van bijna alle afdelingen volgen docenten (veelal met hun directeur samen) de leergang. ‘Dat gebeurt in company,

waarbij we naast de trainers van de MBO Academie ook steeds twee eigen interne trainers (onderwijskundig en op gebied examinering) inzetten’, vertelt Lidy van Oers, Onderwijskundig medewerker bij KW1C, zelf deelnemer én een van de interne trainers. ‘Deze interne trainers ondersteunen de onderwijsteams ook buiten de leergang om. We krijgen zo de kans de flow die ontstaat bij de leergang vast te houden en na de lesdagen echt door te pakken. Ik vind het zelf erg mooi om te zien hoe geïnspireerd de teams raken door het simpele feit dat ze door de leergang beseffen dat de ’ opleidingsprogramma’s in 2016 niet anders moeten, maar mogen. We kunnen er zeker een eigen draai aangeven. We hebben dan ook gekozen voor deze vorm van coproductie, zodat we bij het nemen van de stappen in de leergang niet alleen kijken naar wat er landelijk bepaald is, maar ook ons eigen collegebeleid en wat hier zoal speelt meenemen. MBO Academie stond zeker open voor dergelijk maatwerk. Net als men het ook prima vindt om de vijf lesdagen in te korten en bij de ene sector wat korter op elkaar te laten volgen. Er wordt geluisterd naar onze wensen. Erg prettig!’ De leergang is mede tot stand gekomen door S. Bennit en A.J Hoeve van Deltion College en de trainersgroep die zich verbonden heeft aan uitvoering en ontwikkeling van de leergang. Op www.mboacademie.nl staat meer informatie over deze leergang. Deelnemers ontvangen na afloop een certificaat. De leergang is opgenomen in het Lerarenregister.

In de schoolbanken De MBO Academie biedt een scholingsaanbod voor iedereen die in het MBO werkzaam is. Gericht op de actuele onderwijspraktijk. Het aanbod is zowel via open inschrijving als in company te volgen.

mbo academie

van professionals voor professionals

Agenda 17 september Startbijeenkomst Leergang ‘Focus op examineren’ Het uitgangspunt bij deze leergang is uw eigen kwalificatiedossier. U maakt een plan zodat u met uw team een uitvoerbaar, betaalbaar en kwalitatief goed onderwijsprogramma kunt ontwerpen. 29 september Startbijeenkomst Leergang ‘Van kwalificatiedossier naar onderwijsprogramma’ Leer hoe je als team de professionele ruimte kunt benutten en inhoud geeft aan effectieve en slimme manieren van kwaliteitszorg. 6 oktober

Onderwijslogistiek, meer dan roosteren alleen!

Het onderwijs logistieke raamwerk waarop men kan sturen vormt de rode draad. De deelnemers gaan hiermee aan de slag voor hun eigen situatie aan de hand van voorbeelden en opdrachten. 6 oktober

Krachtig docentschap!

Maak werk van krachtig docentschap. Aan bod komt op welke manier studenten actief blijven meedoen in de klas en hoe je hen gemotiveerd houdt. Alle bijeenkomsten worden gehouden op de trainingslocatie van de MBO Academie (Horaplantsoen 20 te Ede).

Op de website www.mboacademie.nl. vindt u meer informatie over programma’s en tarieven. Inschrijven kan via de website. Of neem contact met ons op via: 0318 648 560 / info@mboacademie.nl. Alle leergangen zijn gevalideerd voor het lerarenregister.


Binnenland

juni 2015

9

‘Blijven investeren in goed rekenonderwijs’ Mbo-instellingen moeten blijven investeren in goed rekenonderwijs. Dat is een van de belangrijkste aanbevelingen van een onderzoek dat de Jongeren Organisatie Beroepsonderwijs (JOB) heeft uitgevoerd tijdens de JOB-rekentour.

De rekentour leidde JOB langs zes mbo--instellingen en leverde uiteindelijk input op van maar liefst 412 mbo-studenten. De belangrijkste aanbeveling op basis van het onderzoek luidt dat mbo-instellingen moeten blijven investeren in goed rekenonderwijs. Volgens JOB is het hierbij heel belangrijk dat rekendocenten goed worden toegerust op hun taken. Uit het onderzoek komt namelijk naar voren dat docenten de grootste succesfactor zijn voor het rekenonderwijs in het mbo. Studenten vinden het bijvoorbeeld belangrijk dat rekendocenten beschikken over veel inhoudelijke kennis en didactische vaardigheden. Ook moeten ze aandacht hebben voor vragen. Daarnaast hechten studenten tijdens de rekenles veel waarde aan rust in de klas. Valkuilen

Het onderzoek laat ook zien dat studenten vooral behoefte hebben aan klassikale rekenlessen, al dan niet in combinatie met het maken van oefeningen aan de hand van een computerprogramma. Klassikale les biedt studenten houvast. Tijdens de les horen ze bijvoorbeeld hoe medestudenten problemen hebben opgelost. Ook leren studenten wat algemene valkuilen zijn. Uit het onderzoek blijkt ook dat studenten die alleen maar zelfstandig oefenen – met een boek of op de computer – het vaakst ontevreden zijn over het rekenonderwijs. Deze groep geeft aan niet het gevoel

te hebben les te krijgen. Ook geven studenten die alleen met een computerprogramma werken aan dat ze zich slecht kunnen concentreren en dat ze te weinig uitleg krijgen als ze iets verkeerd doen. Studenten die twee uur rekenles per week krijgen, zijn het vaakst tevreden over het rekenonderwijs (55 procent), zo blijkt uit het onderzoek. Ook studenten die drie uur of meer rekenles krijgen per week, zijn tevreden (54 procent). Het minst tevreden zijn studenten die maar één uur per week les krijgen in rekenen (27 procent). Uit het onderzoek komt naar voren dat het grootste deel van de respondenten twee uur rekenles per week krijgt. JOB stelt dan ook dat dit suggereert dat het grootste deel van de ROC’s die hebben deelgenomen aan de rekentour hierin de juiste keuze hebben gemaakt. Overigens geeft een aanzienlijk deel van de studenten aan dat ze meer rekenlessen zouden willen. Het gaat dan met name om studenten uit de sector zorg & welzijn, die nog flinke stappen moeten zetten voor ze het 3F-niveau halen. Dyscalculie

Volgens JOB zijn studenten vaak niet op de hoogte van extra ondersteuning en/of aangepaste examens voor studenten met dyscalculie. De mogelijkheden voor ondersteuning zijn vaak erg afhankelijk van de school of zelfs afdeling, zo komt uit het onderzoek naar voren. Hierbij gaat het zowel om studenten met dyscalculie als om studenten die bijles nodig hebben in het algemeen. JOB stelt dat voldoende mogelijkheden voor bijles en extra ondersteuning zowel een succesfactor voor goed rekenonderwijs als een verbeterpunt zijn.

Rekenen op ROC Nijmegen

Studenten boven zichzelf laten uitstijgen Alle studenten geslaagd voor rekenen op niveau-4. Dirk Megens, rekendocent aan de opleiding Horeca, Brood & Banket aan ROC Nijmegen, kreeg het voor elkaar. Wat is zijn geheim?

1. Een goede basis Studenten over rekenonderwijs ‘Ik vind het wel handig als ik ga winkelen. Dat ik weet hoeveel ik kan uitgeven, wat eraf gaat bij korting, dat soort dingen.’

‘Voor ons is het al te laat, wij hebben te lang geen rekenen gehad.’ (student uiterlijke verzorging)

(student bouwkunde)

‘Je kan het of je kan het niet.”

‘De docent legt goed uit. Ze blijft echt doorgaan totdat je het begrijpt.’

(student management support)

(student management support)

‘Mevrouw, ik kap ermee. Het lukt niet. Ik haat rekenen.’

Uit: JOB-Rekentoer. Studenten over succesfactoren en verbeterpunten in hun reken­ onderwijs

(student juridische dienstverlening)

‘Hoewel ik ben opgeleid als docent Economie, geef ik op ROC Nijmegen vrijwel alleen maar rekenlessen. Om het lesgeven in rekenen goed onder de knie te krijgen, heb ik diverse cursussen gevolgd aan het Freudenthal Instituut. Wat ook belangrijk is, is dat ROC Nijmegen de afgelopen jaren veel heeft geïnvesteerd in rekenen. Zo worden er vier à vijf keer per jaar kenniskringen georganiseerd, waar alle rekendocenten van het ROC bij elkaar komen voor kennisdeling. Verder zijn er rekencoaches aangesteld, die het rekenbewustzijn binnen de teams hebben aangewakkerd. Want ook de praktijkdocenten moeten zich bewust zijn van het belang van rekenen en dit in de praktijk laten zien.’

2. Oefenen, oefenen, oefenen

Kort nieuws van het Steunpunt Handreiking taalexaminering dove en slechthorende mbo-studenten

Hoe toets je bij dove en (ernstig) slechthorende leerlingen de luister-, spreek- en gespreksvaardigheid zonder dat dit het niveau van het examen en de betrouwbaarheid en validiteit van de toetsing aantast? In opdracht van het ministerie van OCW heeft CINOP hiervoor – in samenwerking met Siméa en SLO – een handreiking ontwikkeld voor het

mbo (Nederlands en mvt). De handreiking bevat aanbevelingen voor aanpassingen binnen de kaders van wet- en regelgeving. Ook heeft CINOP een aantal beoordelingsformulieren aangepast. De Handreiking mondelinge taalexamens voor auditief beperkte leerlingen in het mbo en de aangepaste beoordelingsformulieren zijn te downloaden via de website van het Steunpunt: www.steunpunttaalenrekenenmbo.nl.

‘Ik probeer studenten boven zichzelf uit te laten stijgen. Oefenen met rekenen is dan ook erg belangrijk. Ik praat dus niet het hele lesuur vol, maar zorg dat studenten na een korte instructie zelf aan de slag gaan. Daarbij probeer ik te differentiëren. Leerlingen die goed kunnen rekenen, laat ik zelfstandig werken. Studenten die er niet zo goed in zijn, krijgen extra instructies of andere oefeningen. Ook bied ik de lesstof op verschillende manieren aan. De ene student moet het voor zich zien, terwijl de ander dingen voor zichzelf moet opschrijven. Daar moet je dus zeker rekening mee houden tijdens de les.’

3. Enthousiasme ‘Ik wil studenten enthousiast krijgen voor het vak rekenen. Dat gaat al een stuk beter dan een aantal jaar geleden. Studenten weten dat het een vak is dat erbij hoort. En het heeft een plek gekregen binnen de opleiding. Dat is heel mooi, maar we zijn er nog niet. Ik vind namelijk dat rekenen geen verplicht nummertje moet zijn. Daarom probeer ik mijn studenten ervan te doordringen dat goed kunnen rekenen heel belangrijk is als ze straks een baan hebben. Binnen de opleiding Horeca, Brood & Banket kun je dat heel gemakkelijk laten zien. Studenten moeten een recept voor 125 koekjes bijvoorbeeld ook kunnen omrekenen naar een recept voor 350 koekjes of 1.700 koekjes. Wat ook werkt: een mooie bonus in het vooruitzicht stellen. Als studenten een 10 halen voor hun examen, krijgen ze van mij een taart.’

De drie tips van Dirk Megens 1 Zet rekendocenten fulltime in. ‘Beschouw rekenen niet als een opvuluurtje voor je docenten. Zorg dat je iemand in dienst hebt die twintig uur rekenles geeft en belast niet vijf mensen een paar uur in de week.’ 2 Zorg dat studenten de tafels kennen. ‘Studenten die de tafels onder de knie hebben, zijn betere rekenaars. De tafels zijn de basis van het rekenen.’ 3 Bied de lesstof ook aan via het internet. ‘Via mijn eigen YouTube-kanaal (www. youtube.com/MeneerMegens) bied ik studenten de mogelijkheid om na schooltijd, als ze hun huiswerk maken, de lesstof nog eens te bekijken. Het is een laagdrempelige manier om hun kennis op te frissen als ze het allemaal niet meer zo goed weten.’


10

Innovatie

de MBO·krant

De Haagse Sporttuin Schilderswijk De Haagse Sporttuin is een multifunctioneel sportcomplex van 2000m2 dat Teamplayers: goed voor wijk, kinderen uit de Schilderswijk de kans biedt om laagdrempelig deel te nemen aan school en sportvereniging georganiseerde sportactiviteiten. Het sportcomplex heeft vier multifunctionele sportvelden waarop vrijwel iedere sport gespeeld kan worden. Het uiteindelijke Werken aan realistische praktijkopdrachten trend in doel is kinderen (met een sport-­‐achterstandssituatie) vanuit is een georganiseerd het beroepsonderwijs. Hoe authentieker de opdrachten, schoolsport aanbod, door te laten stromen naar sportverenigingen. hoe meer studenten leren en hoe meer er van hen gevraagd wordt. Dit hebben ze goed begrepen in Den Haag waar ROC Mondriaan en de Haagse Hogeschool in de Schilderswijk het succesvolle innovatiearrangement Teamplayers hebben Je werkt met een team aan de volgende uitdagingen: opgezet. − Het organiseren van evenementen (bijv. sportmiddagen) voor scholen die bij de Sporttuin zijn aangesloten, maar ook daarbuiten. Teamplayers is een succesformule Bij Teamplayers organiseren teams samenwerking tussen mbo, met mbo-studenten Sport en − Onderzoek doen naar partners in de buurt die mee kunnen werken aan het sportaanbod. voor hbo, wijk en sportvereniging. Tom Bewegen en hbo-studenten van de Roovers, manager van HALO, sociaal − In kaart brengen van de sportbehoefte voor jongeren tussen 13 en 20 sportmanagement jaar, zowel en jongens als meisjes en hethSportier d.m.v. Bureau (een samenwerkingsveren cultureel werk allerlei activiteiten samenwerkingspartners en sportverenigingen een structureel sportaanbod vdeoor opzetten. band tussen ROC Mondriaan en voor kinderen uit buurt. Dit gede Haagse Hogeschool waarvan beurt in opdracht van verschillende Teamplayers een van de pijlers is) organisaties uit de wijk. Studenten Contactpersoon: Sebastiaan Nederhoed: sebastiaan@sporttuin.nl zelf een aanbod om ziet dat de Teamplayers aanpak extra bedenken motiveert: ‘Studenten maken altijd opdrachtgevers tevreden te stellen. Website: www.sporttuinschilderswijk.nl veel meer van de opdrachten dan er ‘Op school vertellen we onze stuLocatie: Den Haag gevraagd wordt’. denten meestal wat ze moeten doen. Hier moeten ze helemaal zelf aan de bak en zelf het wiel uitvinden’, Kijktip aldus René Kooter, docent aan ROC Bekijk de video op www.hpbo.nl. Mondriaan. HC Cartouche Hockeyvereniging Cartouche is opgericht in 1949 door een groep Met innovatiearrangement STRONG (Studie Route Net Geboven de 85%. In de cross-over hockey-­‐ van Wilhelmus, programma’s werken studentenis van zondheid) heeftenthousiastelingen ROC Mondriaan en partners de voetbalvereniging aanpak van zeer diverse opleidingen samen. het succesvolle project Lerendeinmiddels Wijkcentra doorvertaald VMHC Cartouche uitgegroeid hettot de grootste Aan eind van de opleiding hebben naar Zorg & Welzijn. ze een breder gevuld portfolio. buitensportvereniging van Leidschendam-­‐ Voorburg, met bijna Hierdoor hebben de studenten een 1800 leden. Naast het reguliere hockey biedt Cartouche op ook betere concurrentiepositie de arbeidsmarkt. en partners in de regio Haaglanden. STRONG startte in aan 2011. Directe hockey voor kinderen met een beperking (LG-­‐hockey), aanleiding voor dit arrangement was Daarnaast speelde het project een fithockey en studentenhockey aan. belangrijke rol in de modernisering Onderwijscafé de noodzaak voor meer handen aan van het onderwijs in de zorg. In Ook docenten zijn meegenomen in het bed. Dit doel werd in de looptijd 2014 zijn 7 innovatieve programde actuele veranderingen in Zorg van het project ingehaald door beJe werkt in eToch en bleek team ma’s aan e project volgende uitdagingen: vandhet in het mbo& Welzijn. In het onderwijscafé zuinigingen in de sector. curriculum van de opleidingen Heldelen trendwatchers en deskundigen STRONG het juiste initiatief op het Verbetering kwaliteit van de jonge onervaren trainers door pende Zorg & Welzijn, Verzorgende vanuit de praktijk hun blik op de juiste moment: de praktijk van zorg en mbo-Verpleegkundige ingevoerd. wereld. Veel onderwijs wordt nu in en welzijn veranderde middel immers van sterk. beoordelingen en instructiemiddagen Daarnaast stromen vmbo-leerlingen de praktijk gegeven; lessen worden STRONG is erin geslaagd de studen- ROCAnalyse stand zaken (LG-­‐, en studentenhockey). Kijken wat er nodig is om aanbod en in een versneld‘speciaal traject door vanaanbod’ verbonden aanfit-­‐ de actualiteit van de ten van Mondriaan (de aan het van Professionalisering in Innovisier+ niveau 2 (Helpende Zorg & Welzijn) wijk. Het merendeel van de docenarrangementdeelname deelnemende onderte versterken op deze vlakken naar niveau 3 (Verzorgende IG). ten heeft een docentstage gelopen. wijsinstelling) beter voor te bereiden - nieuwe Toename aantal dHet eelnemers fithockey, en saan tudentenhockey programma sluit aan bij de inte- LG-­‐hockey Zij hebben hierdoor den lijve op deze beroepspraktijk. professionaliseringsbeleid in het Op www.hpbo.nl vind je de nieuwresses van de nieuwe generatie. Dat ondervonden dat de wereld in rap onderwijs inbedden en docenten ste editie van Innovisier+ met Ondersteuning v ereniging o p d iverse t aken o .a. o pzet/uitbouw s tudentenhockey. blijkt ondermeer uit het feit dat het tempo verandert en wat dit betekent extra motiveren, lees dan hoe ze op daarin de actuele stand van zaken Innovatieve programma’s gros van de studenten het programvoor het onderwijs. het Koning Willem I College profesrond professionalisering in het In de driejarige looptijd van het ma geheel doorloopt. Verder ligt sionalisering hebben geïntegreerd beroepsonderwijs. Een paar krenten innovatiearrangement, heeft ROC Contactpersoon: het aantal Lonneke Schijvens: ls@schijvenssportontwikkeling.nl gediplomeerde studenten met het HR-beleid. En Frans Meijers uit de pap: Wilfred Rubens vertelt Mondriaan een sterk netwerk Katalysator van de verschillende opleidingen geeft zijn ervaringen weer met het wat er bij komt kijken om docenopgebouwd met diverse opleidingen Website: www.hc-­‐cartouche.nl Door samenwerking is het gelukt opleiden van docenten voor studieten voor te bereiden op structureel om het onderwijs over een andere Locatie: Voorburg loopbaanbegeleiding. gebruik van ICT in de les. Wil je je boeg te gooien. Opleidingen – van vmbo tot hbo – zijn met elkaar

STRONG: praktische onderwijsvernieuwing in de zorg

STRONG in zeven feiten: 3 jaar zijn 430 studenten opgeleid in Lerende 1 In de afgelopen

Wijkcentra of Wijkscholen. 2 STRONG heeft een leerlijn opgeleverd voor de studenten verzorgende en mbo-verpleegkundige rond het thema ‘bewegen’. Bovendien zijn ongeveer 100 studenten Lifestyle van Sport en Bewegen ingezet in welzijns- en zorginstellingen. 3 Vorig jaar hebben 55 studenten deelgenomen aan het programma ‘Ondernemen(d) in de zorg’. Deze training wordt dit jaar herhaald. 4 Voor alle 700 eerstejaars van de opleidingen verzorgende en mboverpleegkundige en doktersassistent is een leerlijn technologie in de zorg gemaakt. Hierbij gaat het om de inzet van domotica, het elektronisch patiëntendossier, e-health en zorg op afstand. 5 De module hospitality laat studenten kennismaken met gast­ vrijheid in de zorg. 6 Succesvolle leerlingen in het vmbo ronden niveau 2 en 3 een jaar sneller af. 7 Met masterclasses rond innovatieve thema’s is de kennisdeling gestimuleerd.

verbonden. Concurrerende zorginstellingen werken nu samen voor een betere zorg en stagebegeleiding. Er wordt gekeken naar wat men voor elkaar kan betekenen. STRONG is met andere woorden echt een katalysator geweest in de samenwerking tussen de betrokken partijen. Onderwijs en werkgevers uit de zorg- en welzijnssector zitten nu met elkaar rond de tafel en denken mee over het onderwijs. De instroom van leerlingen is toegenomen in de opleidingen Verzorgende en Verpleegkundige.

Over HPBO Ruim 180 Innovatiearrangementen in tien jaar tijd betekent veel enthousiasme voor innovatief beroepsonderwijs. Dat is Het Platform Beroepsonderwijs (HPBO) wel toevertrouwd.

Project Teamplayers 2015 – 2016 Kijktip

Bekijk de video op www.hpbo.nl. Verder heeft STRONG een eigen website: www.studieroutenetgezondheid.nl.

Met de subsidieregeling stimuleert HPBO onderwijsvernieuwing en de samenwerking binnen de beroepskolom en met het bedrijfsleven. Daarnaast heeft Het Platform veel kennis om op vernieuwende manieren in diverse media te delen. Voorbeelden hiervan zijn:

• hpbo.nl voor innovatienieuws en een projectenbank met gedetailleerde documentatie over alle innovatiearrangementen; • Masterclasses om de innovatiekracht van scholen en docenten te versterken; • De twee-maandelijkse nieuwsbrief Innovisier; • Het digitale themamagazine Innovisier-+: met o.a. edities over Co-makership, en Hybride leren in de praktijk (zie artikel hierboven) • De innovatiebattle Beroepsonderwijs; • YouTubekanaal Het Platform Beroepsonderwijs.

10


Optiek & Opinie 11

juni 2015

Vervolg van pagina 4

column

Lessen uit Canada Voor het mbo is het vanzelfsprekend belangrijk om de wereld de klas in te brengen. Als dit op een basisschool al op zo’n inspirerende manier gedaan kan worden, dan moet dit het mbo toch helemaal gaan lukken? Daarnaast was het geweldig om te zien dat kinderen zo in hun kracht stonden, omdat er uitgegaan werd van hun interesses en mogelijkheden. En ten slotte – misschien wel het belangrijkste – werden de kinderen serieus genomen; ze waren volwaardige gesprekspartners.

de kans die ze hebben gekregen. Wat mij raakte in dit project was dat het initiatief was gekomen vanuit leerlingen en leraren en dat het management en de directie vanaf het eerste moment faciliteerden: ‘Wij denk hier in termen van “Ja”!’, aldus een bestuurder. Het enthousiasme vanuit leraren en studenten was hier zo voelbaar. De bereidheid om vaststaande concepten los te laten, om echt iets anders te doen en om succes te boeken, inspireerde me. Constante dialoog

Bouwplaats

Op George McDougal High School zag ik nog een prachtig voorbeeld van hoe je de echte wereld de school in kunt halen. Deze school had een eigen ‘lokaal’ op een bouwplaats (Building Futures Site). Twee nabijgelegen huizen waren volledig door leerlingen gebouwd. De lessen krijgen ze vooral naar aanleiding van de huizenbouw: bij rekenen gaat het om budgetbepaling, bij taal om het schrijven van een verkooprapport, bij science om het aanleggen van de bedrading, et cetera. Het programma duurt één jaar, daarna wacht weer het reguliere onderwijs. Op de vraag of de leerlingen dit niet heel jammer vinden, geven ze aan dat dit absoluut zo is. Maar ze zijn blij met

Naast deelname aan het ISTP en de prachtige schoolbezoeken, verdient ook de ‘vrije’ tijd een korte passage: de momenten van informeel samen zijn. Dat waren de momenten waarop verhitte discussies ontstonden, waarop er met passie over onderwijs en visie gesproken werd. Juist deze uren vormen de grote meerwaarde van deze reis. Voor mij was het een mooie constatering: met name buiten de eigenlijke werkzaamheden om werd er gewerkt aan de essentie en visievorming. Zou dat in de ‘normale’ wereld van het onderwijs ook zo werken? Dat de echte gesprekken over onderwijs, over visie en passie, plaatsvinden buiten het schoolgebouw? Is dat niet het onderzoeken en investeren waard?

Beroepsgroep?

Geleerde lessen

Canada heeft mijn ogen geopend. Het kan dus echt: een onderwijscultuur waarin ‘ja’-zeggen een standaard onderdeel is van beleid en praktijk. Ook Nederland moet maar eens lef tonen, durven experimenteren, durven falen en durven leren. Ik pleit voor onderwijs waarin de samenwerking tussen studenten, docenten, management, bestuur, beleid, ouders en bedrijfsleven een vanzelfsprekendheid is en bottomup denken het uitgangspunt is. Het leek altijd een sprookje, maar ik heb nu gezien dat het kan en ben daarom meer dan ooit gemotiveerd om onderwijs te creëren waarop ik oprecht trots ben. Wie doet er mee? Kijktip

https://leraar24.nl/video/6021#tab=0

Gek genoeg spelen al die workshops, peer-to-peer sessies, studiereizen, virtuele verbonden en PopUp bijeenkomsten zich altijd af buiten het klaslokaal, soms zelfs in den vreemde. Sterker nog – ik maak het regelmatig mee met mijn kleinkinderen – voor professionaliseringsdagen wordt van tijd tot tijd de school platgelegd en draaien de grootouders – wij dus! – op voor de opvang van het kroost! Nooit of slechts zelden zie je suggesties om scholing, professionalisering of gedragsverbetering tot stand te brengen op de werkplek van de docent zelve. We hebben voor de deelnemers de mond vol over de grote voordelen van

Zou dit dan betekenen dat wij, als docenten in het mbo, ons zouden moeten scharen onder de beroepsgroep ‘onderwijs’, ongeacht de onderwijsvorm? Geeft dat binding? Mij vooralsnog niet. En toch is dat wat er gevraagd wordt van ons, in het onderwijs, als het gaat om de berichtgeving rond ‘de beroepsgroep’. Hetzelfde geldt voor officiële stukken over bijvoorbeeld het Lerarenregister. Dus, als je in het onderwijs leraar (of docent) bent, en de beroepsgroep is verantwoordelijk (voor bijvoorbeeld herregistratie-eisen, zoals bij het Lerarenregister), dan mag je ervan uitgaan dat ermee bedoeld wordt dat leraren (of docenten) die verantwoordelijkheid dragen. Nog steeds gaat er bij mij geen belletje rinkelen als het gaat om die verantwoordelijkheid voor bijvoorbeeld leraren in het basisonderwijs (toch een vergelijkbaar beroep). Moet ik nu de herregistratie-eisen voor iemand op een basisschool gaan vaststellen? Hoe gaat dat werken? Weet ik wat die persoon moet doen om bij te blijven in zijn of haar vakgebied? Weet ik welke gedragingen iemand moet vertonen (of niet)? Nee. Ik geloof dat ik dat niet kan. Maar voel ik me dan wel vertegenwoordigd als het gaat om belangrijke ontwikkelingen, voor ons: leraren of docenten? Ja, als het gaat om cao-technische aspecten. Maar niet als het gaat om de inhoud, om ons beroep. Hoe kun je dan, als beroepsgroep, zorgen dat je vertegenwoordigd wordt? Hoe zorg je ervoor dat je het gevoel hebt dat je gezamenlijk optreedt als het gaat om de inhoud van je werk? Simpel: door je als beroepsgroep te verenigen. Niet als publiekrechtelijke beroepsorganisatie, maar van binnenuit. Door je te verenigen met gelijkgestemden met hetzelfde beroep. Dat zijn niet de mensen die vanachter een bureau en vanuit de ‘ivoren toren’ bepalen wat goed voor ons is en bedenken hoe het eruit moet gaan zien.

Vloeken in de Kerk! Natuurlijk: vloeken mag niet. Maar zo aan het einde van het schooljaar en aan de vooravond van de vakantie moet het een keer kunnen. De aandrang wordt ingegeven door al het leeswerk van het afgelopen jaar. Om een en ander bij te houden volg ik beroepshalve een flink aantal onderwijsbladen, websites, Facebookpagina’s en twitteraars. Dat levert een tsunami aan goedbedoelde adviezen op. De laatste jaren gaan al die raadgevingen in toenemende mate over de ‘empowering’ van de individuele docent en het team. Veelal gelardeerd met Angelsaksische terminologie, worden talloze suggesties gedaan om het onderwijs te verbeteren, de docent in ‘the lead’ te krijgen en hem of haar als professional te laten uitblinken.

In berichten van bijvoorbeeld het ministerie, de Onderwijscoöperatie of de MBO Raad wordt regelmatig gesproken van ‘de beroepsgroep’. Een vaak gebruikt en veel omvattend begrip. Bij mij riep het de associatie op met andere beroepen, beroepen waarin men overeenkomsten (en verschillen) heeft. Tijd om eens te onderzoeken wat de literatuur daarover zegt. Ik googlede ‘beroepsgroep’. En zag het volgende bij een online encyclopedie: ‘beroepsgroep: zelfstandig naamwoord’: groep mensen met dezelfde of vergelijkbare beroepen (1) Voorbeelden: ‘beroepsgroep onderwijs’.

Natuurlijk: er worden ook veel goede dingen opgeschreven over ons beroep. Zo staan er in de voorstellen voor het Lerarenregister ook kwaliteitsaspecten die daadwerkelijk ons beroep aangaan. Dat neemt niet weg dat het organiseren van ‘de beroepsgroep’ niet bestaat uit het op een hoop gooien van iedereen die onderwijs verzorgt. Ik, mbo-docent, voel me net zo verwant aan een leraar in het basisonderwijs (waar het gaat om het dragen van de verantwoordelijkheid voor diens beroepskwaliteit en herregistratie in een lerarenregister) als een koe zich verwant zou kunnen voelen aan een varken. Beiden belanden uiteindelijk – na een reeks van keurmerken door mensen die geen boer of slager zijn – op een plastic schaaltje met folie in het koelvak. En ja, het is allemaal vlees. Maar niet hetzelfde. leren op de werkplek, maar de eigen praktijk is totaal anders. In mijn verwondering daarover sta ik gelukkig niet alleen. Een medestander vond ik in A.L. Snijders, één van de meest begenadigde schrijvers in Nederland en graag geziene gast bij De Wereld Draait Door. En dat niet alleen. Een deel van zijn leven was hij docent Nederlands op de Politieacademie. Ongeveer de laatste plek waar je hem zou verwachten! Ondermeer daarover schreef hij columns voor Het Parool. Later gebundeld in ‘Voordeel Schutter’ (ISBN 9789060059876). Vloeken in de kerk kan ik niet beter doen dan door hem te citeren: ‘Bovendien ben ik van mening dat de kern van het onderwijs brandt in het reactorvat van de klas, achter geslo-

ten deuren. Vergaderingen, recepties, onderwijskundige hoogstandjes, educatieve poeha, leermiddelen, vakgroepen, moduulontwikkeling, allemaal larie in vergelijking met de leraar & zijn klas.’ Goed: dit is eruit! Mijn hart gelucht. Na de zomer en de welverdiende vakantie heb ik het weer over ernstige zaken: het ROC Leiden, het lerarenregister en de nieuwe kwalificatiestructuur. Maar dit moest gezegd worden. Met dank aan A.L. Snijders!

Rob Schrijver, Docent mbo / bestuurslid BVMBO

Colofon De MBO•krant is een uitgave van de Stichting Media Beroepsonderwijs. Deze uitgave is bedoeld voor docenten en andere onderwijsprofessionals in het mbo.

Rest nu de vakantie! Ik wens u een heel plezierige tijd en een behouden terugkeer in het klaslokaal, de kernreactor waar het moet gebeuren!

CONCEPT: Ravestein & Zwart VORMGEVING: Lauwers-C TEKST: Sara Albone, Coleta van Duuren, Bram Logger, Marloes van der Meer, Ravestein & Zwart, Rob Schrijver, Haye van der Werff, Parcival Weijnen en Rutger Zwart.

Coleta van Buuren (heerwerf@gmail.com)

REDACTIE: Rutger Zwart (hoofd­ redacteur), Olaf van Tilburg (R&Z) en Twan Stemkens (TSt Communicatie).

BEELD: We danken de MBO Raad, Deltion College, Haye van der Werff , Marloes van der Meer, Skills Netherlands, HPBO en CJP voor het beeld­ materiaal en Cabaret in het Onderwijs voor de cartoon (12). DRUK: BDU, Barneveld OPLAGE: 26.000

www.dembokrant.nl/www.mbo-today.nl info@dembokrant.nl


12

de MBO·krant

Vijf maanden Spaanse zon Reisverhalen inspireren. Maar het zijn vaak de foto’s die het meest tot de verbeelding spreken. Daarom vroegen we Haye van der Werff, onze gastauteur die op pagina 4 van deze krant verslag doet van zijn va­ kantie op Gran Canaria, om ook veel foto’s te maken. En zo geschiedde… Plaats van handeling is Gloria Palace Amadores Thalasso & Hotel. Gebouwd op een klif en geïntegreerd in het landschap, biedt het hotel vanuit alle delen een spectaculair uitzicht over de oceaan. De elegante omgeving, de topklasse

en de vriendelijke service maken dit tot één van de mooiste hotels van Gran Canaria. Het fraaie daarbij is dat ‘onze’ mbo’ers daar een belangrijke bijdrage aanleveren. Studenten van onder meer de opleidingen Facilitair, Recreatie & Toerisme en Marketing & Communicatie, allen afkomstig van ROC van Amsterdam en ROC Twente, lopen hier gemiddeld vijf maanden stage. In de keuken, achter de receptie, in de bediening, maar ook bij de uitgebreide thalasso-faciliteit van het hotel. Zowel overdag als ‘s avonds zijn er sportieve en andere animatie-activiteiten, veelal begeleid en/of uitgevoerd door stagiaires…

column Efficiëntie of flexibiliteit? Ik ben deze maand meerdere malen geconfronteerd met een student die graag verder wil studeren, maar door omstandigheden geremd wordt. Recentelijk las ik in de Onderwijsgids dat ons onderwijs efficiënter, maar minder flexibel wordt. Er zijn minder zittenblijvers en meer gediplomeerden. Niemand kan tegen meer efficiëntie zijn, maar flexibiliteit is wat mij betreft onmisbaar. Een voorbeeld. Ik was vorige week in gesprek geraakt met een student die binnenkort zijn tweede mbo niveau 4-diploma afrondt. Hij is tussen de mbo-opleidingen ooit begonnen aan een hboopleiding. Die viel hem tegen; al in het eerste jaar is hij gestopt. Deze student heeft veel in zijn mars. Hij wil toch graag weer naar het hbo. Of liever nog naar de universiteit. Ik adviseerde hem te overwegen om terug te gaan naar de middelbare school om zijn vwo-diploma te halen. Hij had dit al onderzocht, maar het bleek onbetaalbaar te zijn. Hij noemde bedragen van 15.000 euro. Ik geloofde hem niet en samen surften wij verder. Het lijkt toch te kloppen: dit is niet haalbaar, hij kan dat onmogelijk betalen. Toch maar geen universiteit dan? Deze maand heb ik een vergelijkbare situatie zelf meegemaakt. Ik wil graag met ingang van september een onderwijs-master gaan volgen. Tot zo ver niet moeilijk. Wij hebben tenslotte in Nederland toegang tot een prachtige lerarenbeurs. Ik heb al een master in diergeneeskunde, dus het moet gemakkelijk kunnen. Maar dan begint het. Mijn eerste master heb ik in Engeland gehaald. Die moet dus eerst gewaardeerd worden (eerst vertalen) door het Nuffic. Maar ik heb ook in Engeland mijn middelbare school afgerond; Engelstalige diploma’s, die gelijkwaardig gesteld moeten worden. Ik heb echter geen Nederlands eindexamen gedaan (ik ontsnapte net aan de verplichte inburgering). Even dacht ik dat ik ook een 21+ toelatingstest moest doen om mijn niveau van Engels te bewijzen, maar dat hoefde niet. Ik moet zeggen: de procedure is superefficiënt verlopen. Maar flexibel? Kan het dan ook anders? Moet efficiëntie altijd ten koste gaan van flexibiliteit? Wat mij betreft niet. Ik wil nogmaals pleiten voor een verandering in onze onderwijsstructuur. Minder snel selecteren zou wat mij betreft de flexibiliteit van het onderwijs van onze jeugd (en volwassenen) verhogen. Maar dat hoeft niet ten koste te gaan van onze geliefde efficiëntie. Kijk naar het recente voorstel van de MBO Raad om mbo- en havo-leerlingen gedeeltelijk samen te voegen en een breed vakkenpakket aan te bieden. Je bepaalt dan veel later welk niveau ze hebben en of ze het beste naar mbo of hbo kunnen doorstromen. Dit verhoogt de flexibiliteit van de leerlingen en kan ook de efficiëntie van het onderwijs verhogen. Leerlingen maken dan ongetwijfeld een betere keuze op latere leeftijd over welke opleiding het beste bij hen past. Met minder vroegtijdige schoolverlaters en sneller afstuderen op het gewenste niveau als gevolg. Ik voel een idee voor een masterthesis aan komen. In het Engels voor de flexibiliteit of in het Nederlands voor de efficiëntie? Sara Albone, dierenarts en docent Groenhorst Barneveld Ex-Mbo-leraar van het Jaar


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.