2 minute read

De koekoek in de Krimpenerwaard

Next Article
politiek

politiek

Rudi Terlouw

In april konden we de koekoek weer verwelkomen. Meestal zo tussen 20 en 30 april. Een tot de verbeelding sprekende vogel, maar moeilijk om zicht te krijgen op zijn levenswijze en populatieomvang. In het verre verleden heb ik een aantal jaren achtereen veel aandacht besteed aan de koekoek in de Krimpenerwaard. Het was in de periode 1973-1978 waarin werd geïnventariseerd voor de eerste landelijke broedvogelatlas (SOVON, 1979) en parallel werd voor de Avifauna van West Nederland geteld (Werkgroep Avifauna West-Nederland, 1981). Ook de Krimpenerwaard werd geteld en uit een analyse van de waarnemingen voor de Avifauna van West-Nederland konden destijds circa 30 broedpaar voor de Krimpenerwaard worden geschat (Terlouw R., november 1981 - analyse Randstad en Broedvogels voor de Krimpenerwaard). Of dit aantal niet te hoog was, kwam pas later ter discussie na een artikel in de rubriek ‘Inventarisatie perikelen’ van SOVON-nieuws over de territoriumgrootte van de koekoek en het mogelijk onderschatte effect van het gedrag van mannetjes. Vrouwtjes i.c.m. de beschikbare broedparen van waardvogels zouden een betere indicatie geven (Hellebrekers L., 2002). Ook uit langjarig onderzoek in Engeland werd duidelijk dat het aantal territoria van de koekoek beter kon worden bepaald op basis van het aantal vrouwtjes in de populatie en in relatie tot de aantallen broedparen van de waardvogels (Davies N., 2016). Een koekoekvrouwtje laat zich echter veel minder vaak horen dan het mannetje en ook haar gedag is veel meer verborgen. Duidelijk werd ook uit het onderzoek van Davies dat een koekoekvrouwtje maar liefst 8 tot 12 eieren produceert, allen in een ander gastnestje.D

Advertisement

Jaren zeventig vorige eeuw Onbewust van bovenstaande specifieke informatie, die pas veel later beschikbaar kwam, doorkruiste ik met wat vrienden vanaf eind jaren zestig vorige eeuw de Krimpenerwaard. Nesten zoeken was in die tijd een geliefde bezigheid en ja dan is de koekoek natuurlijk spannend. Nadat we bij toeval een koekoeksjong hadden aangetroffen in een graspiepernestje hadden we al snel door dat je voor het vinden van een koekoek niets kon met die luid roepende mannen. We vonden nog menig nestje met een koekoeksei of een jonge koekoek in de opvolgende jaren, maar van een gestandaardiseerde registratie kwam het toen helaas nog niet. Toen in de jaren 1973-1978 de Krimpenerwaard werd doorkruist voor inventarisaties van zowel de eerste broedvogelatlas voor Nederland (SOVON, 1979) als voor de Avifauna van West Nederland (Vogelwerkgroep Avifauna west-Nederland, 1981) kwam er meer systeem in ons waarnemen. We werden aangemoedigd en wat het inventariseren betreft van tips voorzien door ervaren vogelaars als Jan van Straaten, Arend van Dijk en Johan Bekhuis en informatie opzuigend tijdens NVWK-excursies van oud gedienden als Fontijne, Lagerwaard, van der Waal en Brand. Naast veel verzamelde gegevens voor de beide genoemde atlassen werden in die periode van 5 jaar 40 nesten met een koekoeksei of jong door mij geregistreerd in de Krimpenerwaard. De belangrijkste waardvogel in ons werkgebied bleek toen de graspieper (Gp)

Illustratie: Pepijn Hof

This article is from: