3 minute read

De nachtegalen

“Opa, wat is jouw lievelingsvogel?”

Mijn kleindochter Lot heeft de laatste tijd om de haverklap een lievelingskleur, -knuffel, -dier of -eten. Het is winter. Lot en ik zijn door de regen uit de tuin verjaagd, terwijl we daar 10 minuten geleden nog bolletjes plantten en verstoppertje speelden. En nu zitten we voor het raam naar een roodborstje te kijken, dat in onze achtergelaten sporen naar voedsel zoekt. Met donkere kraaloogjes in haar scheve kopje kijkt ze aandachtig naar de grond. Soms pikt ze naar een wormpje. Nu moet dus de vraag over de lievelingsvogel van opa beantwoord worden, en het liefst snel een beetje.

Advertisement

“De nachtegaal”, zeg ik, “of liever, twee nachtegalen.”

“Nachtegaal????” vraagt ze met een lange A en vier vraagtekens.

“Ja, de nachtegaal”, zeg ik. Eigenlijk heb ik geen favoriet onder de vogels, maar daarmee kan ik Lot niet blij maken. Ze kent al onze tuinvogels bij naam en ze had misschien verwacht dat ik de huismus, pimpelmees of de merel zou zeggen. Ik pak de vogelgids en laat haar het plaatje zien van een nachtegaal. De vogelgids is oud en de kaft is gescheurd, aangezien het boek aangeschaft werd toen ik veertien was. Maar het platje laat niets te raden over. Een onopvallend lichtbruin

Hans Timmerman

vogeltje staat tussen de roodborst en blauwborst. Lot schenkt niet veel aandacht aan het plaatje en is afgeleid door de kleurrijkere plaatgenoten. Ze heeft ook geen commentaar op mijn lievelingskeuze.

“Als het weer lente is, gaan we naar het park om de nachtegaal te horen zingen”, beloof ik haar.

“’s Nachts?” vraagt ze.

“Nee, ‘s morgens vroeg, slimmerik.”

Als het in onze tuin voorjaar is, zingt het heggenmusje zijn twinkelende liedje. Merel, kool- en pimpelmees en ja, nog steeds hetzelfde roodborstje, scharrelen dagelijks door en onder de struiken.

“Wanneer gaan we naar de nachtegalen?”, vraagt Lot. “De nachtegalen zijn nog niet in Nederland,” zeg ik. “Ze komen pas in april en mei, maar we gaan zeker”. Beloofd is beloofd en tenslotte is het nog steeds mijn lievelingsvogel.”

De nachtegalen moeten helemaal uit Afrika komen, waar ze overwinteren. Ook daar leven ze in bosjes en struiken waar ze naar insecten zoeken. Broeden doen ze daar niet. Het is al gauw 4500 kilometer vliegen om van Liberia naar Hoorn te komen. Waarom gedraagt de nachtegaal zich niet zoals het roodborstje?

Dat zou heel wat energie sparen.

Dan, op een vroege ochtend in mei, lopen we samen over de schelpenpaden van het natuurpark. Langs de Vriendschapslaan ligt een strook met bramen, wilgenstruiken en brandnetels. Daar zingen de nachtegalen. Lot is bang voor brandnetels en bij elk plant vraag ze of het een brandnetel is. Meestal wel, en de planten krijgen angstige aandacht. Ik wou dat ik een bankje meegenomen had, want het duurt lang voordat de vogels zich laten horen. Waarom is het toch zo dat de meeste natuurverschijnselen zich onverwachts vertonen, terwijl als je ervoor uit je bed komt, je er soms lang op moet wachten?

Gelukkig zien kleuters elk slakje en elke mier. Afleiding genoeg totdat het fluiten van de nachtegaal begint. Het zijn er twee, maar Lot is niet onder de indruk. Bovendien zijn er meer vogelgeluiden. De fitis, tjiftjaf, zanglijster, merel, winterkoninkjes, mezen en spechten laten zich allemaal horen. Nogal verwarrend, denk ik. We lopen verder richting Krijterslaan en kijken lang naar een grote bonte specht die een populier bewerkt en rap langs de stam omhoog klautert. Wat een geluk dat we dat van redelijk dichtbij kunnen waarnemen! Langs een omweg lopen we terug naar het stuk waar nog steeds de nachtegalen zingen. We horen ze nu luid en duidelijk omdat de andere geluiden zwakker zijn. Ik vertel haar dat de mannetjes nachtegalen met hun roepen en fluiten de vrouwtjes proberen te lokken. Ze maken met hun fluiten veel kabaal, maar ze verstoppen zich uitstekend. Niemand die ze ziet. Meer kan ik aan Lot niet kwijt, ze wil naar het Boezelbos.

Bij mij leven nog veel vragen over de nachtegaal. Zo vind ik het raadselachtig dat het vrouwtje later in het broedgebied arriveert. Gaat ze later uit Afrika weg? Vliegt ze langzamer dan de mannetjes? Of komt ze tegelijk met de mannetjes en wacht ze tot de mannetjes de goede plekken hebben gevonden?

In het natuurpark Blokweer zijn de nachtegalen pas gekomen toen de bramen en brandnetels echt dichte struwelen vormden. De wilgenstruiken worden om de drie jaar afgezaagd en de takken op ondoordringbare rillen gelegd. Ideaal, vindt meneer de nachtegaal, en hij begint te fluiten en te zingen dat het een lieve lust is. Soms komt er helemaal geen mevrouw nachtegaal op het gezang af en blijft hij hopeloos doorzingen tot half juni. Dan wordt hij alleen beluisterd door de grootvader die zijn bewondering voor zijn lievelingsvogel met zijn kleindochter wil delen.

This article is from: