Beginselen voor goede architectuur

Page 1

Donald E. van Ruiten Vooronderzoek masterproef

Beginselen voor goede architectuur



Beginselen voor goede architectuur


Beginselen voor goede architectuur Donald E. van Ruiten Vooronderzoek masterproef Academiejaar 2012 - 2013 Open studio Christian Kieckens Master in de architectuur Departement Ontwerpwetenschappen Artesis Hogeschool Antwerpen Copyright Š 2013 Donald E. van Ruiten Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieÍn, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de eigenaar van het auteursrecht.


Inhoud

Proloog

5

Fundament

7

Functie Constructie Vorm Ervaring

13 17 21 25

Synthese

29

Literatuurlijst Afbeeldingelijst

33 34

3


4


Proloog

In de opleiding architectuur word je als student constant geconfronteerd met de beoordeling van je werk. Hoe het eruit ziet, de achterliggende ideeën en concepten, het beargumenteren van je acties... worden allen beoordeeld door begeleiders en jury’s. We worden als studenten niet verteld wat we moeten doen maar enkel aangemoedigd om met helderheid te werk te gaan. Het is dan ook niet verwonderlijk dat ik me na verloop van tijd ging afvragen wat nu maakt dat iets goede architectuur is. Geen enkele architectuur is dezelfde en dit kan ook niet anders, maar zijn er bepaalde constante factoren of zekerheden die men kan achterhalen om een goede architectuur te kunnen creëren, of toch op zijn minst een basis ervoor? Het is belangrijk dat we leren te weten waarom we dingen wel of niet doen in architectuur en dat we niet willekeurig en impulsief zijn in onze ontwerpen. Maar vaak ontbreekt er een bewuste samenhangen tussen de verschillende ontwerpen, wat maakt dat we ons onbewust zijn van eventuele constante factoren in onze architectuur. De vraag stellen wat nu goede architectuur is geeft mij de kans na te denken over mijn acties en om constante factoren te achterhalen om zo een samenhangende mening te vormen. De uitgave van de Oase Journal nr. 90 ‘Wat is goede architectuur?’ lijkt aan te tonen dat niet alleen ik met deze vraag zit, maar meer dan alleen studenten zich hier het hoofd over blijven breken.

Afb. Cover van Oase Journal nr. 90 (www.oasejournal.nl/en/Issues/90)

5



Fundament

De periode doorgebracht in een opleiding architectuur is maar een kleine fase in het leren ervan. Het leren van architectuur is een voortdurend, zelfs levenslang, proces. Het is een proces dat bestaat uit een continue aanvulling en verfijning van de kennis. Naast het leren van techniek, is het in dit proces cruciaal een bepaalde houding of mening te ontwikkelen over architectuur die kan dienen als basis voor het ontwerpen. In de Oase Journal nr. 28 verwoordt Giorgio Grassi dit zeer helder: ‘‘Het belangrijkste dat een student moet leren te eisen van zichzelf is dat hij zich bewust is van datgene wat hij doet (hoe eerder, hoe beter, dat bespaart een hoop energie, tijd en ook desillusies). Formele exercities doen niemand goed, zeker niet degenen die ze uitvoeren. Een onhandig project, maar gemotiveerd van karakter is beter dan een mooi project zonder reden (dat is wat iedereen misschien zegt, maar wat moeilijk is om in praktijk te brengen). En omdat de samenhang tussen datgene wat men maakt in architectuur en datgene wat men daarover denkt essentieel is, is het juist van belang om met het tweede te beginnen: het vormen van een mening (vervolgens kan men zich ook vergissen, dat zal iedereen begrijpen, maar met de tijd zal het beter gaan).’’1 Volgens mij is het noodzakelijk dat we dit bewustzijn van hetgeen we doen constant nastreven, niet alleen op school maar ook in de praktijk. We moeten het ‘waarom’ weten van de dingen die we doen zodat we in ons werk geen willekeur of spontaniteit toelaten. Hoe vroeger men hiermee begint, hoe beter. Dit staat namelijk aan de basis van het vormen van een samenhangende opvatting over architectuur. Om een continu bewustzijn te garanderen, geloof ik dat het vastleggen van die mening daarvan een fundamenteel onderdeel is. Dit wordt desondanks vaak vergeten, of wordt pas laat mee begonnen. Want zonder dit te doen blijft

7


“... antwoorden met voorbeelden en met autoriteit is helemaal geen antwoord geven. Daarom is de kunst onderhevig aan voortdurende beweging en staat zij bloot aan voortdurende omwentelingen: door zich bij de beoefening van de kunst te laten leiden door autoriteit en voorbeelden, is men als de blinde die wordt geleid door blinden en hulpelozen, niet op de juiste weg, maar verloren op dwaalwegen. Wat men nodig heeft zijn ware en constante principes, afgeleid uit het wezen der dingen. Op grond van deze principes kan de Rede de juiste conclusies trekken over wat wel of niet te doen in de architectuur. Alleen dan zullen we over een betrouwbare en zekere gids beschikken om ons veilig naar ons doel te leiden.’’2 – Francesco Milizia, Principii d’architettura civile. (1781), 29.

8


een mening maar flarden van woorden, zinnen, gedachten en quotes en is er geen sprake van een continu bewustzijn. Het formuleren, neerschrijven van die mening kan een samenhangende ontwikkeling ervan in staat stellen. Het creĂŤert orde in geest en werk. Dit bewustzijn heeft tot een behoefte geleid om mijn persoonlijke mening te definiĂŤren, dit in de vorm van een aantal welomschreven regels, principes of parameters. Deze aanpak weerspiegelt het streven naar een logisch fundament voor het ontwerpen te vinden, maar ook de zoektocht naar zekere en constante - niet aan historische veranderingen onderhevige elementen die een bepaalde veralgemening en zekerheid scheppen in het ontwerpproces. De principes zijn vervolgens representatief voor de basiskeuzes bij het ontwerpen en om architectuur op rationele gronden te construeren. Op die manier ontstaat er een samenhang tussen hetgeen wat ik doe en wat ik denk over architectuur. De gebouwde werken om ons heen, afkomstig uit alle tijdperken, zijn de betekenisdragers van de architectuur. Hierin zijn de grondslagen namelijk voor altijd in vastgelegd, ze vormen de definitie van de architectuur. De principes dienen op die grondslagen te worden gefundeerd om vervolgens nieuw werk te kunnen beoordelen in overeenstemming met die grondslagen. Op die manier vormen de principes een beoordelingscriterium voor de architectuur en hebben ze tot doel een bepaalde zekerheid te bekomen en constante en algemene elementen te formuleren.3 De logische reeks van keuzes die voortkomt uit de principes maakt dat een werk een betekenis krijgt. Die betekenis is samenhangend met de voorwaarden van de hedendaagse architectuur en de traditie van het vak. Architectuur maken is dus gelegen in de relatie tussen heden en verleden.4 Ik voel de noodzaak principes te vormen die staan voor iets wat zeker en constant is in de architectuur en als basis kunnen dienen voor mijn werk. Door de architectuur tot haar primaire elementen te herleiden tracht ik constante en permanente principes van de architectuur te ontdekken. Wanneer men in de geschiedenis teruggaat naar de

9


grondslagen van de architectuur, komt men terecht bij ‘De architectura’ van Vitruvius en de voor hen drie fundamentele elementen die de ‘objectieve, rationele schoonheid’ van architectuur bepalen - ‘utilitas’ (functionaliteit), ‘firmitas’ (degelijkheid) en ‘venustas’ (schoonheid). In de vele traktaten door de eeuwen heen werden hiervoor verschillende termen, vertalingen en synoniemen gebruikt, maar door sommigen werd één van de drie beginselen vervangen. Bijvoorbeeld in het traktaat ‘De re aedificatoria’ van Alberti, werden de termen ‘commoditas’ (gebruiksgemak), ‘necessitas’ (noodzaak) en ‘voluptas’ (welbehagen) gebruikt. Hoewel de eerste twee nog goed overeenkomen met de eerste twee termen van Vitruvius, heeft de derde term toch een andere betekenis. Terwijl ‘venustas’ eerder duidt op de schoonheid van de vorm, heeft ‘voluptas’ meer betrekking op de zintuiglijke ervaring van de architectuur en zijn ruimtelijkheid. Wanneer ik de vier bovengenoemde beginselen zou reconstrueren in mijn eigen woorden, bekom ik de termen ‘functie’, ‘constructie’, ‘vorm’ en ‘ervaring’. Functie is datgene wat het gebruik en het nut van een gebouw bepaald, constructie hetgeen het doet rechtstaan, de vorm bepaald hoe een gebouw zich presenteert en ervaring de manier waarop een gebouw zintuiglijk wordt waargenomen. Het belang van alle vier de termen kan ook duidelijk gemaakt worden door ze tegenover de verschillende elementen van de presentatie van een ontwerp te zetten. Het grondplan dat zeer duidelijk de functie weergeeft, de doorsnede waarin de constructie kan worden afgelezen, het aanzicht dat de verschijningsvorm toont en de maquette of een driedimensionaal beeld dat de ervaring, uiteraard onvolledig, tracht te simuleren. Alle vier zijn belangrijke elementen in het uiteenzetten van een ontwerp en bijgevolg beschouw ik de vier termen als de fundamenten van de architectuur en beoog ik dus de befaamde triades los te laten om zo een basis te vormen voor mijn persoonlijke mening over architectuur. De volgorde van de beginselen die hierboven werd gehanteerd, namelijk functie, constructie, vorm en ervaring, zal bij de beschrijving van elk beginsel in dezelfde volgorde gebeuren.

10


1 Giorgio Grassi, ‘‘Een mening over het onderwijs en de voorwaarden van ons vak,’’ Oase Journal 28 (1990): 56 2 Giorgio Grassi, De logische constructie van de architectuur. (Nijmegen: Uitgeverij SUN, 1997), 179 3 Ibid. 4 Ibid. 2, 7

11


12


Functie

De term ‘functie’ is afkomstig van de mathematica en beschrijft een correlatie, een verband tussen minimaal twee variabelen die afhankelijk zijn van elkaar. Ook in het domein van de architectuur duidt de term functie een relatie aan tussen twee of meerdere zaken. Wanneer we spreken over het vervullen van een functie, dan spreken we over het vervullen van een functie met geschikte middelen. De term heeft op geen enkele manier een beperkende betekenis en is dus overkoepelend voor de relatie van dingen met elkaar.5 Wanneer we in architectuur over functie spreken, dan heeft dit in eerste instantie voornamelijk betrekking op de relatie tussen de mens en architectuur. We kunnen in deze relatie verschillende vormen van functies onderscheiden. Zo zal architectuur een functie of programma bevatten dat bruikbaar moet zijn door de mens, dit is een eerste en erg belangrijke relatie tussen beide. De manier waarop architectuur wordt gebruikt kan verschillen, en dit is dan vaak ook zichtbaar in zijn vorm. Architectuur heeft dus ook een visuele aanwezigheid, waardoor de relatie tussen mens en architectuur ook een esthetische is. Deze relatie heeft architectuur echter ook ten opzichte van andere gebouwen en zijn omgeving. Een bepaald aspect van de vorm is dus ook een functie. Verder heeft architectuur ook nog andere functies waaraan het moet voldoen. Bijvoorbeeld zijn sociale functie, architectuur moet bruikbaar zijn voor verschillende soorten mensen. Maar ook een economische functie, de kostprijs en duurzaamheid van de architectuur. Tenslotte is er nog een groep van functies met betrekking op de relaties tussen de componenten - materialen, texturen, kleuren, productieprocessen... Ook binnen een programma bevinden zich verschillende functies. Deze groep van functies is direct afhankelijk van de eerste groep, de relatie tussen mens en architectuur. Hoe exacter de definitie van de functies, hoe duidelijker de eisen en hoe beter het resultaat.6

13


De verschillende functies staan doorgaans voor specifieke eisen die de ontwerper moet achterhalen en waaraan hij aan gebonden is. Ze geven feitelijk een beschrijving van ruimtelijke dimensies, ruimtelijke verhoudingen en andere, al dan niet fysieke, voorwaarden op waaraan voldaan moet worden. Deze voorwaarden zijn meestal minimale eisen en wanneer architectuur enkel aan deze eisen zou voldoen, is het slechts utilitaire architectuur. Het is belangrijk niet enkel te voldoen aan deze utilitaire eisen maar de functionaliteit te overstijgen door een kwalitatief ruimtegevoel te laten vergroeien met de functies. De architect heeft het vermogen om functies ruimte te laten worden, om de ruimte door functies te articuleren, vormen naar functies te richten.7 Hierbij zijn efficiëntie en nuchterheid van groot belang. Er moet pragmatische omgegaan worden met het vormen van ruimte in verband met een programma. Vandaag de dag is het bijvoorbeeld belangrijk rekening te houden met het feit dat architectuur een programma zou kunnen overleven. Dit kan als het ware ook gezien worden als een functie van de architect of architectuur ten opzichte van zijn gebruiker. Wanneer architectuur dus voldoet aan al zijn functies, ook het overleven ervan, dan bevat het tevens een kwalitatief ruimtegevoel.

Afb. Leeszaal van Jacob und Wilhelm Grimm Zentrum, Max Dudler, 2009, Berlin (Humboldt - Universität zu Berlin). 5 Brett Steele, Architecture Words 5: Form, Function, Beauty = Gestalt. (London: AA Publications, 2010), 107. 6 Ibid., 108 - 109.

14

7 Theodor Adorno, ‘‘Functionalisme vandaag,’’ in ‘Dat is architectuur’: sleutelteksten uit de twintigste eeuw, geëdit door Hilde Heynen et al. (Rotterdam: Uitgeverij 010, 2009), 369. 8 Kenneth Frampton, Modern architecture: a critical history. (London: Thames and Hudson, 1985), 64.


“In architecture, there are two necessary ways of being true. It must be true according to the programme and true according to the methods of construction. To be true according to the programme is to fulfil exactly and simply the conditions imposed by need; to be true according to the methods of construction, is to employ the materials according to their qualities and properties ... purely artistic questions of symmetry and apparent form are only secondary conditions in de presence of our dominating principles.’’8 – Viollet-le-Duc, Entretiens sur l’architecture. (1863 - 72).

15


16


Constructie

Traditioneel wordt architectuur gezien als de kunst van het bouwen. De kunst bestaat er echter in niet op artistieke wijze om te gaan met architectuur en het louter vorm te geven, maar bestaat er in een harmonie te bereiken door middel van goede proporties en composities.9 Paul Valéry schrijft in de tekst ‘Eupalinos ou l’architecte’: ‘‘Zeg eens (omdat je zo gevoelig bent voor de werking van architectuur), heb je bij je wandelingen door deze stad niet gemerkt dat sommige van de gebouwen die haar bevolken stom zijn; dat andere spreken; en dat nog andere, en die zijn uiterst zeldzaam, zingen? Het is niet hun bestemming en ook niet hun algemene aanzicht waardoor ze zijn bezield, of juist tot stomheid gedoemd, maar het talent van de bouwer, of beter de gunst van de Muzen.’’10 In die opvatting is architectuur meer een superieure vorm van het bouwen, omdat ze op beredeneerde en logische wijze een harmonische samensmelting bewerkstelligt tussen functie, constructie, vorm en ervaring. Ze verenigt op unieke wijze de vereisten van nut, schoonheid en duurzaamheid. Architectuur is meer dan alleen een constructie, architectuur weet er boven uit te stijgen doordat het zich begeeft op het terrein van de symboliek, het concept en het idee. ‘’Geslaagde architectuur is een mathematisch spel van symbolische vormen en die hoogte kan de ingenieur nooit bereiken’’, zoals Hans Poelzig zou zeggen.11 De beginselen van de architectonische constructie hebben te maken met de waarheid.12 De waarheid van architectuur berust op de wijze waarop ze beantwoordt aan verschillende factoren. Eerst en vooral moet het beantwoorden aan het doel waarvoor een gebouw gebruikt wordt. De constructie van de architectuur organiseert en structureert

17


een functie en is de basis voor de vorm van een gebouw. De keuze van een bepaalde constructie heeft impact op zowel de organisatie van een functie als de vorm. Maar ook omgekeerd kunnen de functie en de vorm de soort constructie bepalen. Een programma kan vertaalt worden in een organigram van ruimtelijke dimensies, verhoudingen en andere (fysieke) voorwaarden. De vorm, die bepaald wordt aan de hand van context, functie, historiek, regels…, kan doorslaggevend zijn voor de methode van constructie. De methode van constructie moet helderheid, duidelijkheid en orde voortbrengen, genereus zijn en streven naar eenheid en evenwicht door toepassing van logica en rationaliteit. De keuzes worden gefundeerd op de typologische constanten, materialiteit, conformiteit… om de architectuur zo te legitimeren.13 Het tektonische karakter van de constructie dient tot uiting te worden gebracht. Mogelijk kan een atektonisch evenwicht binnen dit tektonische karakter plaatsvinden, zoals bijvoorbeeld een uitkraging, zolang het geheel geen atektonisch karakter krijgt. Er dient zo een zo zuiver en eenvoudig mogelijke geometrie toegepast te worden aan de hand van een raster. Een geometrisch raster betreft het werken met de rede, schept eenheid en genereert een duurzaamheid. De logica van de constructie is doorslaggevend als kwaliteitskenmerk van de duurzaamheid van een gebouw.14 Een constructie kan zijn functie overleven, en zelfs de vorm. Het is belangrijk dit in acht te nemen als tevens een voorwaarde voor goede architectuur. In de verschijningsvorm van de constructie dient er een onderscheid te zijn tussen dragende elementen en ruimtescheidende elementen. Er is dan ook een onderscheid te maken tussen de constructie en de huid. Deze hebben een subtiele relatie met elkaar. Het is een spel van verhullen en onthullen. Zodoende moet de constructie in de huid of bekleding worden gerepresenteerd terwijl er een onderscheid tussen de twee wordt behouden. Adolf Loos stelde de ‘wet van de bekleding’ op: ‘’In elk geval moet de mogelijkheid worden uitgesloten dat het omklede materiaal kan worden verward met de bekleding.’’ De huid heeft als doel te herinneren aan de constructie, niet het zichtbaar maken ervan. Ook Kollhoff ziet de

18


huid als een noodzakelijk gegeven. Een constructie is onderhevig aan koude, warmte, vocht… Daarom wordt er omhuld, verpakt en afgedekt.15 Belangrijk is het verschil in materialiteit van de bekleding met de constructie, dat tevens over waarheid en eerlijkheid gaat. Niemand kan het beter stellen dan Loos: ‘‘Wie zich uitgeeft voor iets hoger dan hij is, is een oplichter en valt aan algemene minachting ten prooi, ook als niemand er schade aan ondervindt.’’16 Algemeen dient er op rationele gronden, op logische wijze omgegaan te worden en analytische te werk te gaan met de constructie op vlak van vorm en materialiteit. Dit leidt tot eenvoud en helderheid, dat zowel de functie, de vorm als de ervaring te goede zal doen.

Afb. Hut van Laugier.

14 Ibid. 9, 677 -678.

9 Hilde Heynen, ‘‘Architectuur en bouwen,’’ in ‘Dat is architectuur’: sleutelteksten uit de twintigste eeuw, geëdit door Hilde Heynen et al. (Rotterdam: Uitgeverij 010, 2009), 673.

15 Hans Kollhoff,’’De mythe van de constructie en het architectonische,’’ in ‘Dat is architectuur’: sleutelteksten uit de twintigste eeuw, geëdit door Hilde Heynen et al. (Rotterdam: Uitgeverij 010, 2009), 636.

10 Ibid. 11 Ibid., 674.

16 Adolf Loos, ‘‘De Potemkinstad,’’ in ‘Dat is architectuur’: sleutelteksten uit de twintigste eeuw, geëdit door Hilde Heynen et al. (Rotterdam: Uitgeverij 010, 2009), 27.

12 Hilde heynen et al., ‘‘Rationaliteit, rationalisering, rationalisme,’’ in ‘Dat is architectuur’: sleutelteksten uit de twintigste eeuw, geëdit door Hilde Heynen et al. (Rotterdam: Uitgeverij 010, 2009), 775. 13 Ibid.

19


20


Vorm

De taak van de architect is niet om vormen uit te vinden. In de architectuur moeten bouwproblemen opgelost worden en geen vormproblemen, het moet onttrokken zijn van de willekeur van vormgeving. Het overheersende formalisme dat in de hedendaagse architectuur aanwezig is richt zich voornamelijk op die vormproblemen en niet op de inhoud of op het onderwerp van het werk.17 Het is juist de taak van de architect om met ‘feiten’ een waarheid te achterhalen om zo een vorm te bekomen die aan die waarheid voldoet. Ook Ludwig Mies van der Rohe wist dat het vormgeven van de architectuur te maken had met de waarheid: ‘‘It then became clear to me that it was not the task of architecture to invent form. I tried to understand what the task was. I asked Peter Behrens, but he could not give me an answer. He did not ask that question. The others said, ‘What we build is architecture’, but we weren’t satisfied with that answer ... since we knew that it was a question of truth, we tried to find out what truth really was. We were very delighted to find a definition of truth by St. Thomas Aquinas: ‘Adequatio intellectus et rei’, or as a modern philosopher expresses it in the language of today: ‘Truth is the significance of fact’.’’18 Met deze feiten worden de voorwaarden, regels bedoeld die zijn vastgelegd door programma, context, stad, historiek, waarden en normen... feiten die vaststaan. De architectuur kan niet zonder normen en regels, het is haar bestaansgrond. Deze normen en regels scheppen een orde, een conventie, en zodoende is men in staat om ordenend vorm te geven. Hoewel deze feiten onveranderlijk zijn, zijn ze beschouwbaar en interpreteerbaar. Hierin ligt de eigenlijke vrijheid van de architectuur. Een vrijheid die voortkomt uit gebondenheid.19 Giorgio Grassi stelt:

21


‘‘Berlage was a man of great seriousness who would not accept anything that was fake and it was he who had said that nothing should be built that is not clearly constructed. And Berlage did exactly that. And he did it to such an extent that his famous building in Amsterdam, The Beurs, has a medieval character without being medieval. He used brick in the way the medieval people did. The idea of a clear construction came to me there, as one of the fundamentals we should accept. We can talk about that easily but to do it is not easy. It is very difficult to stick to the fundamental construction, and then to elevate it to a structure. I must make it clear that in the English language you call everything structure. In Europe we don’t. We call a shack a shack and not a structure. By structure we have a philosophical idea. The structure is the whole from top to bottom, to the last detail - with the same ideas. That is what we call structure.’’20 Mies van der Rohe (quoted by Peter Carter in Architectural Design, March 1961).

22


‘‘De vrijheid blijft namelijk altijd verbonden met datgene wat wij al zijn, dat wil zeggen met datgene wat wij al kunnen zeggen. Ze blijft altijd verbonden met datgene waarvan wij het meeste houden, dat wil zeggen met datgene waarvan we ons al eens hebben bediend.’’21 De schoonheid van gebouwen komt voort uit de compositie, proporties en verhoudingen, niet uit kunstgrepen. De vorm moet een synthese zijn van het tijdloze en het hedendaagse. Architectuur moet gefundeerd worden op het geheugen, de traditie en constante elementen, maar ook naar de nieuwe hedendaagse behoeftes. Het dient normen en idealen voort te zetten of te citeren, niet blindweg vormen over te nemen.22 Dat is wat betekenis en identiteit geeft aan de architectuur. Het moet zich afzetten van stijlen door het constante na te streven. Alleen zo krijgt architectuur een goede vorm en bekomt men ‘gestalt’.23 Door op rationele gronden de aanwezige feiten te ordenen en vorm te geven kan architectuur een vorm bekomen die aan de waarheid voldoet, die eerlijk is over zijn wezen en inhoud. ‘‘De som van alle functies in een harmonische eenheid’’, zou Max Bill zeggen.24 Architectuur moet eenvoudig zijn, niet simpel maar eenvoudig, het moet de essentie van de traditie bevatten maar steeds een eigen identiteit hebben.25 Afb. Tekening van Leon Krier uit Architektur: Freiheit oder Fatalismus (Prestel)

21 Ibid. 8, 161

18 Ibid. 8, 161

22 Lieven De Cauter, ‘‘Modernisme als (anti) classicisme,’’ in ‘Dat is architectuur’: sleutelteksten uit de twintigste eeuw, geëdit door Hilde heynen et al. (Rotterdam: Uitgeverij 010, 2009), 696 - 697.

19 Ibid. 2, 211

23 Ibid. 5, 129

20 Ibid.

24 Ibid., 122

Afb. De Beurs, Hedrik Petrus Berlage, 1903, Amsterdam (NAi Rotterdam).

25 Bob Van Reeth, ‘‘Goede Architectuur?,’’ Oase Journal 90 (2013): 119.

17 Ibid. 2, 210

23


24


Ervaring

Tussen architectuur en het menselijk lichaam bestaat er een elementair verband. De lijfelijke ervaring van een ruimte is essentieel om een volledig oordeel te kunnen vellen over architectuur en behoort tot de kern van de ruimtelijke thematiek.26 Ook volgens Kollhoff is de ervaring van architectuur opgebouwd vanuit de ervaring van het eigen lichaam. Hij stelt: ‘‘Het is voor ons dus van belang hoe het gebouw is geplaatst: hoe zijn de verhoudingen, staat het of ligt het, staat het stevig op de bodem of lijkt het uit de grond omhoog te rijzen, of erboven te zweven, heeft het duidelijke contouren of lijkt het in de lucht op te lossen, is het hermetisch afgesloten of ademt het. Het gaat ons dus om de eigenschappen die we kunnen relateren aan ons eigen lichaam en die bij ons gevoelens van genoegen of onbehagen kunnen opwekken.’’27 Wanneer programma, constructie en vorm samenkomen ontstaan er een veelzijdigheid aan te ervaren fenomenen. De uiteindelijke zintuiglijke ervaring is de belangrijkste maatstaf voor het slagen van de architectuur. Er moet dus simpelweg gebouwd worden om goede architectuur tot stand te laten komen. Een beeld of een maquette kunnen enkel maar een ideaal beeld tonen en begeven zich op het vlak van de utopie. Ze hebben echter niet de kwaliteit van echte architectuur en kunnen enkel de professional in bepaalde mate aanspreken. Ook een foto kan niet teweegbrengen wat de lijfelijke ervaring van een ruimte teweegbrengt. De echte beleving van ruimte, materiaal, licht en geluid is voorbehouden aan de gebouwde architectuur. Alleen gematerialiseerd en op locatie kan architectuur de zintuigen prikkelen van zowel de vakman als de leek. Met andere woorden: de verbeelding wordt slechts dan werkelijkheid als de ideeën in materiaal vorm krijgen en tastbaar worden.28

25


Architectuur is dus het verlengde van onze perceptie en is rechtstreeks verbonden met de zintuiglijke ervaring. In het boek Atmospheres verwoordde Peter Zumthor het heel simpel: ‘‘I enter a building, see a room, and - in a fraction of a second - have a feeling about it.’’29 Van alle kunstvormen is enkel architectuur in staat alle zintuigen gelijktijdig te prikkelen. De ervaring van een gebouw bestaat dan ook uit een geheel van verschillende zintuiglijke ervaringen. Deze deelervaringen zijn, hoewel zonder woorden, gearticuleerd en specifiek. Wat we ervaren is licht, geur, geluid, kleur, materialen, texturen, vormen... maar ook de schaal en proporties van een ruimte in relatie tot het lichaam. We zijn staat onmiddellijk iets te appreciëren, spontaan emotioneel te reageren, in een oogwenk dingen te af te keuren...30 Beweging door het lichaam en de tijd maken dat er constante veranderingen plaatsvinden in een ruimte. Architectuur wordt dus ervaren door een aaneenschakeling van constant prikkelingen van al onze zintuigen. Het is dan ook van belang dat de architect bewust omgaat met materialen, vormen en ruimtelijke sequenties om een welbepaalde sfeer te creëren. Er zijn verschillende aspecten van de architectuur waarmee een ontwerper rekening kan houden. De materiële aanwezigheid en de compatibiliteit van de verschillende delen in architectuur. De structuur, de bekledingen, de kleuren... hoe ze bewerkt zijn, samengaan of juist contrasteren. De belichting in een ruimte, de klank en de temperatuur. De objecten die zich er bevinden. De beweging van mensen die wordt uitgelokt, het gevoel dat men heeft in een ruimte. Al deze aspecten kunnen door een architect als ware worden ontworpen.31 Afhankelijk van de bedoelingen van de architect lokt goede architectuur een welbepaalde ervaring uit. Architectuur kan puur functioneel, comfortabel, rustgevend of ongemakkelijk, monumentaal, mooi of lelijk... ervaren worden. Een ontwerp moet aanzetten om zowel de innerlijke intellectuele als de uiterlijke zintuiglijke perceptie te stimuleren. Het moet zich in de zintuiglijke waarneming verdiepen en tegelijk een betekenis overbrengen.32 Het achterliggende idee en de vorm moeten als het ware een raamwerk vormen voor de ervaring die nog steeds genoeg vrijheid geeft aan de waarnemer om te kunnen interpreteren maar voldoende houvast biedt en overtuiging geeft in alles wat zichtbaar is. Architectuur is pas succesvol als het ons raakt en ons leidt naar de plekken waar we volgens de architect heen moeten gaan.33

26


Afb. Student Housing, Clausiusstrasse, Hans Baumgartner, 1936, Zürich (Sammlung Hans Baumgartner). 26 Steven Holl, ‘‘Spreken door de stilte van zintuiglijke verschijningsvormen,’’ Oase Journal 90 (2013): 98 - 99. 27 Lieven De Cauter et al., ‘‘Het lichaam van de architectuur: van antropoformisme tot ergonomie,’’ in ‘Dat is architectuur’: sleutelteksten uit de twintigste eeuw, geëdit door Hilde heynen et al. (Rotterdam: Uitgeverij 010, 2009), 745. 28 Elsbeth Ronner, ‘‘Ronddwalen,’’ Oase Journal 90 (2013): 123. 29 Peter Zumthor, Atmospheres. (Basel: Birkhäusen, 2006), 13. 30 Ibid. 31 Ibid. 26, 98. 32 Ibid. 28, 21 - 41. 33 Ibid. 26, 100.

27



Synthese

Architectuur is telkens een reconstructie van bestaand architectonisch materiaal. Zo is de vorming van mijn mening ook een verzameling van bestaande meningen die ik interpreteer en beschouw. Nietzsche stelt dat werkelijke originaliteit niet wordt gekenmerkt door de ontdekking van het nieuwe, dat slechts het resultaat is van toeval en geesteloze fantasie, maar door een veranderende blik op het oude en het bekende, dat daardoor als nieuw kan worden gezien.34 Het opstellen van beginselen aan de hand van de reconstructie van fundamentele elementen van de architectuur kan in elke fase van het leren van architectuur gebeuren en dient als een basis voor het ontwerpen en vormen van een mening. De reden ervoor is om bepaalde constante en algemene waarden te achterhalen om zo een zekerheid te genereren. Hoewel de vier principes op de volgende bladzijden reeds gevormd kunnen worden, zijn ze nooit helemaal volledig. Ze zullen dan ook doorheen mijn loopbaan door verder onderzoek en opgebouwde kennis aangescherpt, aangepast en vervolledigd moeten worden. Het leren van architectuur is een levenslang proces en daarom zal mijn mening over architectuur ook altijd onderhevig zijn aan veranderingen. Dit werk dient als een onderlegger om bewust bezig te kunnen zijn met architectuur.

34 Ibid. 1, 207 - 208

29


Goede architectuur: 1. is functioneel in al zijn aspecten Een functie beschrijft een relatie en heeft dus geen beperkende betekenis. Architectuur staat op verschillende manieren in relatie tot de mens. Daarnaast staat het ook in relatie tot andere architecturen en tot zijn omgeving. Verschillende relaties zijn er in architectuur te vinden. Architectuur moet voldoen aan al deze relaties maar ook het functionele overstijgen om een kwalitatief ruimtegevoel te creĂŤren. 2. heeft een logische constructie De methode van constructie moet helderheid, duidelijkheid en orde voortbrengen, genereus zijn en streven naar eenheid en evenwicht. Op vlak van vorm en materialiteit dient er tussen constructie en huid een onderscheid te zijn. Door toepassing van logica en rationaliteit wordt er een harmonische samensmelting bereikt van de verschillende elementen van de architectuur.

30


3. heeft een eerlijke en esthetische vorm De taak van de architect is om met feiten een waarheid te achterhalen en zo een vorm te bekomen die aan die waarheid voldoet. De schoonheid van architectuur komt voort uit de compositie en is een synthese van vorm en inhoud. Architectuur moet eenvoudig zijn, het constante na te streven, het dient de essentie van de traditie te bevatten maar steeds een eigen identiteit te behouden. 4. roept een betekenisvolle ervaring op De uiteindelijke zintuiglijke ervaring is de belangrijkste maatstaf voor het slagen van de architectuur. Dit gebeurd wanneer programma, constructie en vorm samenkomen in een gebouwde architectuur. Het moet zich in de zintuiglijke waarneming verdiepen en tegelijk een betekenis overbrengen. Architectuur moet ons raken en leiden naar de plekken waarnaar we volgens de architect moeten gaan.

31



Literatuurlijst

Boeken Frampton, Kenneth. Modern architecture: a critical history. London: Thames and Hudson, 1985. Grassi, Giorgio. De logische constructie van de architectuur. Nijmegen: Uitgeverij SUN, 1997. Heynen, Hilde, André Loeckx, Lieven De Cauter, Karina Van Herck. ‘Dat is architectuur’: sleutelteksten uit de twintigste eeuw. Rotterdam: Uitgeverij 010, 2009. Steele, Brett. Architecture Words 5: Form, Function, Beauty = Gestalt. London: AA Publications, 2010. Zumthor, Peter. Atmospheres. Basel: Birkhäusen, 2006. Artikels Grassi, Giorgio. ‘‘Een mening over het onderwijs en de voorwaarden van ons vak.’’ Oase Journal 28 (1990): 52 - 63. Holl, Steven. ‘‘Spreken door de stilte van zintuiglijke verschijningsvormen.’’ Oase Journal 90 (2013): 98 - 100. Ronner, Elsbeth. ‘‘Ronddwalen.’’ Oase Journal 90 (2013): 120 - 124. Van Reeth, Bob. ‘‘Goede architectuur?.’’ Oase Journal 90 (2013): 118 - 120.

33


Afbeeldingenlijst

4 Oase Journal 90 (2013), www.oasejournal.nl/ en/Issues/90. 12 Humboldt - Universität zu Berlin, “Führungen im Jacob-und-Wilhelm-Grimm-Zentrum,” HU-Berlin, http://www.hu-berlin.de/studium/ compass/fuehrungen/ub. 16 Artribune, “Marc Antoine Laugier, Frontespizio di Essai sur l’architecture, 1755,” Artribune, http://www.artribune.com/2013/06/ architettura-nuda-1-un-invito-sulla-nudita/1marc-antoine-laugier-frontespizio-di-essaisur-larchitecture-1755/. 20 Laaroca, “Tallas de Leon Krier,” Flickr, https:// www.flickr.com/photos/aroca/4113903804/. 22 Beurs van Berlage,“1903: De Beurs van Berlage,” Beurs van Berlage, http://www. beursvanberlage.nl/overig/historie/#. U4XEkhbKPUk. 24 Maija Viksne, “iedvesma : inspirations #22,” Blogspot, http://www.maijaviksne. com/2011/11/iedvesma-inspirations-22.html.

34






Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.