5 minute read
Rust op de kwelder
- Getijdenwijzer helpt bezoekers van Westhoek -
Voor wadvogels zijn de kwelders over de dijk van levensbelang. Ecoloog
Meinte Engelmoer weet hoe belangrijk het is ze daar hun rust te gunnen.
Een bezoekje aan de kwelder bij Westhoek, waar een getijdenwijzer is geplaatst die aangeeft wanneer bezoekers de kwelder in kunnen lopen en wanneer niet, om de vogels rust te gunnen.
TEKST: ANNEMARIE BERGFELD
FOTO'S: MARCEL VAN KAMMEN
Honderd meter? Honderdvijftig misschien? Breder dan dat is de kwelder bij Westhoek, boven Franeker, niet. En naar de uiteinden toe wordt hij alleen maar smaller. Eigenlijk is het een hoekje van niks. Maar wát een plek! De dijk is als een tribune voor een van de mooiste schouwspelen van de wereld, waar tegelijk de halve wereld voorbijtrekt.
Meinte Engelmoer, ecoloog, gepassioneerd vogelaar en gepensioneerd beleidsadviseur natuur bij de provincie Fryslân, kwam hier meer dan vijftig jaar geleden al. ‘Vanaf mijn jongste jeugd was ik gefascineerd door vogels. Ik wilde biologie studeren. Maar ik kreeg de hbs niet cadeau. Als ik uitgeput was van het leren, fietste ik vanuit Leeuwarden naar Westhoek: naar de overtijende vogels kijken.’
In de maanden augustus en september verzamelen duizenden kluten en bergeenden zich over de dijk bij Westhoek.
Bontbekplevieren met de opvallende tekening op kop en borst en de veelvoorkomende bonte strandlopers met zwarte buikvlek foerageren op het wad.
Vanaf de oprichting in 1972 is Engelmoer betrokken bij de Wadvogelwerkgroep van de Fryske Feriening foar Fjildbiology. Met de groep telt hij maandelijks de vogels langs de kust. In die jaren zag hij veel veranderingen in de vogelpopulaties. ‘Een verhaal van glorie en verdriet’ noemt hij het. Vogelsoorten verdwenen en verschenen, aantallen namen af, aantallen namen toe. ‘Zwarte ruiter, kluut en kokmeeuw zijn teruggelopen. Na een flinke dip in de jaren tachtig gaat het weer stukken beter met bijvoorbeeld tureluur en bonte strandloper. De brandgans was ook zwaar bedreigd. Rond 1970 was de wereldpopulatie gedaald tot 30.000 exemplaren, nu zitten we op ruim 1,2 miljoen. Ik ben ontzettend blij dat zo’n soort heeft mogen blijven voortbestaan.’
Rustige junimaand
Op deze stille junidag zit er zelfs geen beweging in de lange rietpluimen. Aan de horizon drijft Terschelling als een grijs silhouet. Een wandelaar op de dijk loopt in gezwinde pas de ochtendzon tegemoet. Rondom is het stil. Zelfs vogelgeluiden zijn er niet. Hoewel, uit het riet klinkt een snel zri-zri-zrüt van twee blauwborsten. ‘Juni’, zegt Meinte, ‘is de enige rustige maand hier. Er zitten nu alleen wat broedvogels als scholekster, blauwborst en kleine karekiet. Eind mei vertrokken grote groepen zilverplevieren, rosse grutto’s, bonte strandlopers en kanoetstrandlopers naar Siberië. Dat gaat echt om tienduizenden vogels. Het is elk jaar een fenomenaal gezicht. Het rood van die rosse grutto’s... ze zijn dan op hun paasbest.’
Na dat spektakel volgt de rustige junimaand, maar in juli is er weer volop beweging. Dan verzamelen de zwarte ruiters en grutto’s zich, en de tureluurs die in het binnenland hebben gebroed, om van hieruit naar Afrika te vertrekken. Maar eerst vooral nog goed eten. ‘De geulen en zandplaten boven Westhoek liggen vol slijkgarnalen, wadpieren, nonnetjes en kokkels. Recreatievaart komt er amper. Hier vinden de vogels precies wat ze nodig hebben voor hun lange tochten naar het noorden of zuiden: rust en voedsel.’
Aan het werk
‘Vijftig jaar geleden wisten we niet waar die enorme aantallen vogels die twee keer per jaar de Waddenzee aandoen, vandaan kwamen of naartoe gingen’, vertelt Engelmoer. ‘Nu weten we pas hoe bijzonder het
Vier weken dobberen
De bontgekleurde bergeend komt in juli in grote aantallen vanuit heel West-Europa naar Westhoek om te ruien. Tijdens de verenwisseling kunnen de vogels een week of vier niet vliegen. In die kwetsbare periode zoeken ze een veilige plek op het wad. In juli en augustus kunnen er zomaar 30.000 stuks voor de kust dobberen. Ze vinden er rust en hun favoriete voedsel: slijkgarnalen. Vanaf de hoge dijk zijn overal op het wad groepen bergeenden te zien. Pas in september komen ze weer aan land. Ook vrijwel alle kluten van de internationale Waddenzee weten in deze tijd hun weg naar dit deel van de kust te vinden om er te ruien: er zitten er dan vele duizenden. is dat ze hier komen. In de winter zitten ze in wadachtige gebieden verspreid langs de kust van West-Afrika, ‘s zomers broeden ze van Canada en Groenland tot Noordoost-Siberië. Ze kunnen die afstanden alleen overbruggen door een tussenstop in de Waddenzee te maken, dat piepkleine plekje op de wereld - zie het maar als het midden van een enorme zandloper.’ De soms maar enkele weken dat een vogel in het waddengebied verblijft, is hij óók hard aan het werk. ‘Hij moet eten, eten, eten om nieuwe energie op te doen voor het tweede deel van zijn lange vlucht.’ Net zo belangrijk als voedsel is rust. ‘Elke keer dat een vogel verstoord wordt en opvliegt, verliest hij energie. En dat is juist wat hij zo hard nodig heeft.’
Manshoge muren van riet
Om (onbedoelde) verstoring door (vogel)recreanten en wandelaars tegen te gaan, is bij Westhoek een getijdenwijzer geplaatst: een ingenieuze nieuwe vinding in de vorm van een zuil die aangeeft wanneer bezoekers de kwelder in kunnen lopen en wanneer ze deze beter vermijden om de vogels hun rust te geven. ‘Bij laagwater is het geen probleem om de kwelder op te lopen’, zegt Engelmoer, terwijl hij de daad bij het woord voegt. ‘Dan zitten de vogels op het wad te eten. Tijdens hoogwater kunnen ze niet bij hun voedsel en rusten ze op de kwelder.’
Tussen meer dan manshoge muren van riet lopen we in de richting van het wad achter de kwelder. Een bruine kiekendief scheert over het riet. Waar het slikkige kwelderpad overgaat in het drooggevallen wad openbaart zich weer een weids zicht: grote groepen bergeenden, kokmeeuwen en scholeksters zitten op het wad. Eenmaal terug op de hoge dijk zijn de vogels opnieuw goed te zien. Kenner Engelmoer zegt dan ook: ‘Om de vogels te zien hoef je de dijk helemaal niet af, eigenlijk sta je daar het mooiste. Kom bij opgaand water, dan komen ze vanzelf naar je toe.’
Betere geleiding
Onderzoek van Hogeschool NHL Stenden uit Leeuwarden heeft uitgewezen dat niet alle bezoekers van Westhoek de aanbevelingen van de Getijdenwijzer opvolgen. Mogelijk
Wat is wanneer in Westhoek te zien?
De eerste groepen bergeenden komen in JUNI vanuit hun broedgebieden terug naar Westhoek. Ook kokmeeuwen en scholeksters zijn er weer om aan te sterken en zich voor te bereiden op de koude maanden die gaan komen. In JULI worden hun aantallen groter en komen ook kluut , wulp en tureluur erbij. Regelmatig vliegt dan een lepelaar of bruine kiekendief voorbij.
Tegen AUGUSTUS komen de hoger noordelijk broedende vogels naar hun vaste pleisterplaats: honderden kanoeten , bontbekplevieren en zilverplevieren , duizenden krombekstrandlopers , kluten , wulpen en tureluurs en tienduizenden bonte strandlopers voegen zich bij de vogels die er al zijn. Allemaal hebben ze hetzelfde doel met hun verblijf over de dijk bij Westhoek: rusten, ruien en op krachten komen.
springt de zuil nog te weinig in het oog. De onderzoekers adviseren dan ook de bezoekers beter te geleiden zodat ze niet om de informatie op de Getijdenwijzer heen kunnen.
Krombekstrandlopers - herkenbaar aan hun naar beneden gebogen snavel - en een kanoet - met korte rechte snavel - op weg naar een hoogwatervluchtplaats.