3 minute read
dijken
Dijken horen van nature niet in het waddenlandschap, toch vervullen ze voor sommige dieren een belangrijke rol. Zo gebruikt de zilvermeeuw het verdedigingswerk als schelpenkraker en voor de ruige dwergvleermuis vormt de dijk een snelweg tijdens de trek.
TEKST: MARCUS WERNER
Veldmuis
Dijk Als Droog Onderkomen
Veldmuizen zijn belangrijke prooidieren voor veel roofvogels, denk aan torenvalken die zwevend boven dijken jagen op deze 10 centimeter - minus staartlange zoogdieren. Behorend tot de familie van de woelmuizen, zien veldmuizen er niet uit als ‘ware muizen’ maar eerder als een kleine behaarde kroket. Die lichaamsvorm is goed geschikt voor een leven in de holen en gangenstelsels die zij graven.
Hun ondergrondse onderkomens liggen bij voorkeur in open terrein met kort gras en met een relatief droge bodem. Dijken zijn daarom in trek. Onooglijke en mogelijk voor de sterkte daarvan nadelige gaten in dijken worden vaak aan veldmuizen toegeschreven. Meestal zijn dit oorspronkelijke veldmuizengangen die door honden, die de muizen onder de grond ruiken of horen, verder zijn uitgegraven.
KORSTMOSSEN dijk als zeldzame groeiplaats
Zo’n vijfenzeventig soorten korstmossen, een bijzondere samenlevingsvorm tussen algen en schimmels, komen uitsluitend voor op de stenige taluds van vooral oude dijken. Elders in Europa tref je korstmossen aan langs rotskusten. In Nederland bieden de dijken een zeldzame groeiplaats. Omdat de zwerfstenen en basaltblokken die worden gebruikt voor de dijken relatief zuur zijn, bestaat de korstmossenbegroeiing uit vaak zeldzame soorten die tegen zure omstandigheden bestand zijn. Net als aan natuurlijke rotskusten zijn banden van verschillende soorten korstmossen zichtbaar op dijken, veroorzaakt door de mate waarin die soorten tegen zout water en onderdompeling kunnen. Van boven naar beneden zijn dat een grijze band met onder meer kusttakmos, een gelige band met vooral citroenkorst en een zwarte band - waar het zeewater al overheen klotst - met bijvoorbeeld zeepokkorst.
RUIGE DWERGVLEERMUIS dijk als snelweg
Ruige dwergvleermuizen, die net als vogels trekken tussen broed- en overwinteringsgebieden, zijn onder de vleermuissoorten de absolute langeafstandskampioenen. Van de overwinteringsplekken in Nederland en zuidelijker in Europa is het soms ruim tweeduizend kilometer vliegen naar de broedgebieden in Zweden, de Baltische staten en Rusland. Volwassen vrouwtjes, die nog geen 7,5 gram wegen, trekken in het voorjaar naar de dan zeer insectenrijke gebieden in het Hoge Noorden. In augustus en september vliegen zij met een nieuwe lichting jongen terug. Uit onderzoek is bekend dat vleermuizen bij voorkeur langs lijnvormige elementen in het landschap vliegen. Dwergvleermuizen zijn geen uitzondering en blijken tijdens de trek dijken te volgen. Zo vormt de Noord-Nederlandse kust voor de ruige dwergvleermuis een essentiële trekroute, waarbij de Afsluitdijk een ware ‘snelweg’ is. Vleermuisonderzoekers denken dat het volgen van de dijken vooral te maken heeft met het feit dat het minder waait in de luwte van de dijk. Ook is er voldoende voedsel te vinden (dansmuggen bijvoorbeeld) dat de vleermuizen voortdurend nodig hebben om niet te verhongeren.
ZILVERMEEUW dijk als schelpenkraker
Fietsers die langs de buitenkant van de Waddenzeedijk rijden, ergeren zich weleens aan de knisperende scherven van mosselen en andere schelpdieren, die in het ergste geval een lekke band veroorzaken. De schelpdierfragmenten zijn het resultaat van een bijzonder gedrag van zilvermeeuwen waarvoor dijkbekleding van steen of asfalt een noodzakelijke voorwaarde is. Mosselen van 3 centimeter schelplengte of meer zijn voor zilvermeeuwen vanwege het flinke vleesgewicht in de mossel lonende prooien. Ze zijn echter te groot om in te slikken zoals met kleinere mosselen gebeurt. Zilvermeeuwen vliegen daarom met van het wad opgepikte grotere mosselen naar de dijk en laten die van flinke hoogte op het harde asfalt of steen vallen om ze open te laten barsten. Dat sinds kort zilvermeeuwen ook grote en zware Japanse oesters op de dijk stuk laten vallen en dat oudere vogels steeds beter worden in het vinden van de juiste hoogte voor het ‘dijkdroppen’, wijst erop dat het gedrag is aangeleerd.
TORENVALK dijk als zweefhulp
Torenvalken zijn vaak zwevend boven een dijk te zien. De vogels maken gebruik van de ‘hellingstijgwind’ die ontstaat wanneer obstakels in het landschap de wind omhoog buigen. Ook dijken veroorzaken hellingstijgwind. De ideale hellingwind voor torenvalken is een vrij krachtige wind - rond windkracht 5 - die haaks op de dijk staat. Dit blijkt uit een onderzoek. uitgevoerd in de buurt van Lauwersoog.
Torenvalken zweefden dan op een hoogte van vijf á acht meter boven de schuine kant van de dijk en hielden de vleugels 90% van de tijd stil. De roofvogels lukt dit omdat zij relatief lange en tegelijk smalle vleugels hebben. Zulke vleugels wekken, wanneer er lucht overheen stroomt, veel opwaartse kracht op. Dit heet lift in wetenschappelijk jargon. Wanneer de torenvalken hun vleugels stilhouden bij die grote lift, verliezen ze per tien meter die ze afleggen in voorwaartse richting slechts een meter hoogte. Daarmee hebben zij een zogeheten zweefgetal van 10. Dat is genoeg, leerde het onderzoek, om bij de genoemde windsnelheid op één plek boven de dijk te blijven zweven, waarbij de omhoog blazende hellingstijgwind zorgt dat zij geen hoogte verliezen.