Audace 5 D-plus - Lessuggesties - Module 2 - inkijk methode

Page 1

Préparons notre prochain voyage ! Lessuggesties

D-finaliteit specifiekevorming Module 2

Het lerarendossier bestaat uit verschillende onderdelen: de lessuggesties en het bijbehorende online lesmateriaal op POLPO.

In dit document vind je:

1. de inleiding op de module waarin de kern en het verloop van de module worden toegelicht;

2. het overzicht van de leerdoelen uit de module;

3. de lessuggesties bij de module;

4. het overzicht van het evaluatiemateriaal dat overkoepelend is voor de hele module.

De lessuggesties (3.) zijn opgedeeld per activiteit in het werkkatern en worden weergegeven in twee kolommen. De eerste kolom bevat de informatie die nodig is om de lessen te geven. De tweede kolom bevat een overzicht van het (extra) materiaal dat bij de verschillende activiteiten hoort. Dat kan bestaan uit de volgende onderdelen:

- een verwijzing naar de bijbehorende pagina in het werkkatern;

- extra benodigdheden om de les te kunnen geven;

- bijlagen;

• hulpbladen

Deze documenten zijn nodig om de lessen in het werkkatern te kunnen geven.

• uitgeschreven teksten

Bij alle luisteropdrachten in het werkkatern wordt een transcriptie voorzien.

• Départ

Onder ‘bijlagen’ sommen we ook de mogelijke varianten van de Départ op. Voor iedere Départ bieden we alternatieven aan, zodat er gedifferentieerd kan worden op niveau en op interesse.

• Expédition

Hierbij sommen we de mogelijke varianten van de Expédition op. Voor iedere Expédition bieden we alternatieven aan, zodat ook daar gedifferentieerd kan worden op niveau en op interesse.

- audiovisueel materiaal;

• links

• video

• audio: luisterfragmenten

• audio: ingesproken teksten

Alle leesteksten uit het werkkatern en uit de interessedifferentiatie worden ingesproken. Die kunnen ondersteunend werken wanneer lezen moeilijker gaat.

- oefeningen;

• Trousse de survie

Bij elke Trousse de survie in het werkkatern wordt een woordenlijst voorzien. De illustratie staat ook blanco op POLPO (zonder de Franse woorden), zodat de leerlingen de woorden zelf kunnen inoefenen.

• niveaudifferentiatie

Hier vind je de differentiatie op twee niveaus die aansluit bij de les. In de naamgeving van deze documenten verwijzen we dan ook naar REM (remediëring) en VER (verdieping).

• interessedifferentiatie

Hierbij staan er alternatieven voor een les(onderdeel) waarbij er gedifferentieerd kan worden op basis van interesse. Het kan gaan om een spel of om een extra lees- of luisteropdracht.

- evaluatiemateriaal.

• toetsen

Toetsen worden in Word-formaat op POLPO geplaatst. Zo zijn ze gemakkelijk aan te passen aan jouw klassen. Een korte handleiding over hoe je het best met die documenten werkt, vind je in het bestand A5 D SV handleiding toetsen op POLPO.

• kijkwijzers

Hier verwijzen we naar de kijkwijzers (grilles d’évaluation) die gebruikt kunnen worden tijdens de les om te observeren en te reflecteren. Er is een kijkwijzer voor de verschillende vaardigheden.

Bij het onderdeel evaluatiemateriaal (4.) hoort het evaluatiemateriaal dat overkoepelend is voor de module.

De bijlagen, het audiovisueel materiaal, de oefeningen en het evaluatiemateriaal, evenals de bijbehorende correctiesleutels, zijn terug te vinden op POLPO.

Bij elke module voorzien we ook een reeks online oefeningen op POLPO waarmee de leerlingen zelfstandig aan de slag kunnen gaan. Elk leerstofonderdeel wordt aangeboden op drie niveaus: remediëring, inoefening en verdieping.

Voor meer informatie omtrent POLPO of om te zien hoe je een bundel maakt, zie www.polpo.be/veelgestelde-vragen.

Ten slotte is het belangrijk op te merken dat deze methode de nieuwe Franse spelling (‘la nouvelle orthographe’) toepast.

A = Audace

M = module

DEP VAR = variant van de Départ

EXP VAR = variant van de Expédition

TDS = trousse de survie

INT = interessedifferentiatie

KW = kijkwijzer

REM = remediëring

VER = verdieping

= niet voor de tweepolige richtingen met moderne talen

= niet voor de richting taal en communicatiewetenschappen

2 Algemene info
Algemene info

1. Inleiding

Préparons notre prochain voyage !

In de tweede module staan informatieve teksten over reizen centraal. De leerlingen oefenen onder andere het gebruik van lidwoorden en voorzetsels bij geografische namen en vervoersmiddelen in, de voornaamwoorden EN en Y, de betrekkelijke voornaamwoorden en mise en relief. Daarnaast vatten ze een geschreven tekst samen, leren ze woorden analyseren (morfeem, samenstelling, afleiding, leenwoord, neologisme) en humor herkennen. In de Expédition presenteren de leerlingen hun ideale schoolreis.

2. Leerdoelen

Hieronder volgt een overzicht van de leerdoelen uit module 2. In de rechterkolom staat een paginaverwijzing naar het werkkatern.

De doelen aangegeven met zijn niet voor de tweepolige richtingen met moderne talen. De doelen aangegeven met zijn niet voor de richting taal en communicatiewetenschappen.

De leerlingen kunnen een informatieve tekst herkennen en een voorbeeld van de tekstsoort geven.

De leerlingen kunnen de verschillende delen van het communicatieschema toepassen op informatieve teksten.

De leerlingen kunnen de lidwoorden en voorzetels voor landen, continenten en steden gebruiken. (herhaling)

De leerlingen kunnen de voorzetsels bij vervoersmiddelen gebruiken. (herhaling)

De leerlingen kunnen de regels rond het hoofdlettergebruik bij nationaliteiten, landen en talen toepassen. (herhaling)

De leerlingen kunnen de pronoms personnels EN en Y gebruiken. (herhaling)

De leerlingen kunnen een geschreven tekst mondeling samenvatten.

De leerlingen kunnen de woordenschat rond reizen gebruiken.

De leerlingen kunnen een woord analyseren (morfeem, samenstelling, afleiding).

De leerlingen kunnen beleefd informeren.

De leerlingen kunnen de betrekkelijke voornaamwoorden qui, que, dont, où gebruiken. (herhaling)

De leerlingen kunnen de betrekkelijke voornaamwoorden ce qui, ce que, ce dont gebruiken.

De leerlingen kunnen leenwoorden en neologismen analyseren.

De leerlingen kunnen de letters van het alfabet benoemen en herkennen. (herhaling)

De leerlingen kunnen notities nemen bij een mondelinge tekst.

De leerlingen kunnen een tekst herformuleren in functie van het doel en het kanaal.

De leerlingen kunnen mise en relief gebruiken.

De leerlingen kunnen de woordenschat rond eerste hulp gebruiken.

De leerlingen kunnen de lidwoorden bij lichaamsdelen gebruiken. (herhaling)

De leerlingen kunnen een literaire tekst analyseren (humor).

De leerlingen kunnen hun ideale schoolreis voorstellen.

Inleiding / Leerdoelen

3
11, 35 9, 11, 45 5 7 12 14 18 22-23 28-29 32 37 38 40 43 45, 51 46-47 48 53 55 64 66-67
5,

3. Lessuggesties

Départ

Quel type de voyageur es-tu ?

Timing: 30 minuten

1 – 2

De leerlingen ontdekken op basis van de test welk type reiziger ze zijn. Ze beantwoorden de zeven vragen en kijken welk symbooltje het vaakst hun antwoord was. Ze vergelijken hun resultaat met dat van een klasgenoot en denken na of er nog andere reizigerstypes bestaan. Er zijn immers nog verschillende andere types, denk maar aan de shoppingreiziger,

de gastronomische reiziger, de Instagramreiziger, de ecologische reiziger… Daarna volgt een klasgesprek over de beste en slechtste reizen of uitstappen die de leerlingen al deden, over hun voorkeur voor een bestemming dichtbij of veraf en over hun volgende vakantieplannen.

Leg uit dat in deze module informatieve teksten over reizen aan bod zullen komen.

Op POLPO zijn twee varianten beschikbaar. In de eerste variant maken de leerlingen samen een woordwolk over het thema ‘reizen’. In de tweede variant bekijken de leerlingen een pagina uit een brochure van een reisorganisatie waarop informatie staat over een hotel.

Werkkatern p. 2-3

Bijlagen

- Départ

• A5 D SV M2 DEP VAR01 à quoi te fait penser le mot « voyager » ?

• A5 D SV M2 DEP VAR02 un séjour ensoleillé

Audiovisueel materiaal

- links

• A5 D SV M2 DEP VAR01 à quoi te fait penser le mot « voyager » ?

Lessuggesties
4

Parcours

Voyager au bon moment, au bon endroit

Timing: 4 x 50 minuten

1

Deze activiteit start met een klasgesprek over de favoriete vakantiebestemming van de leerlingen. Ze vertellen wat hun favoriet is en beargumenteren hun keuze.

2 – 3 – 4

De leerlingen lezen de tekst over het vinden van je ideale bestemming een eerste keer en beantwoorden de vragen over het communicatieschema. In opdracht 3 lezen ze de tekst een tweede keer en beantwoorden ze de inhoudelijke vragen. Daarna vertellen de leerlingen aan elkaar of ze een voorkeur hebben voor een zomer- of een wintervakantie.

5

In opdracht 5 herhalen de leerlingen voor de eerste keer het gebruik van de lidwoorden en voorzetsels voor geografische namen. De landen en continenten die in de tabel staan, komen uit de tekst. Op basis van de tekst en van wat de leerlingen zich herinneren uit Audace 3 en 4 vullen ze de tabel aan met de juiste lidwoorden en voorzetsels.

6 – 7 – 8

In opdracht 6 kleuren de leerlingen de landen in de juiste kleur, afhankelijk van hun geslacht. Opdracht 7 focust op het gebruik van de voorzetsels voor geografische namen, maar door middel van de tekstballon wordt de aandacht

ook nog eens gevestigd op het gebruik van voorzetsels bij vervoersmiddelen. In opdracht 8 moeten de leerlingen zelf beslissen of de zinnen moeten aangevuld worden met een lidwoord of met een voorzetsel.

9

Opdracht 9 is ten slotte een overkoepelende opdracht waarin de leerlingen de enige juiste weg moeten doorlopen om bij het favoriete reisseizoen van Damien uit te komen. De leerlingen moeten daarbij het juiste lidwoord of voorzetsel zoeken bij de geografische namen of vervoersmiddelen uit de zinnen.

10 – 11 – 12

De leerlingen lezen de tekst over de vijf redenen om op skivakantie te gaan en beantwoorden opnieuw eerst de vragen over het communicatieschema. Daarna lezen ze de tussentitels in opdracht 11 en noteren ze die op de juiste plaats in het artikel door goed te analyseren wat het onderwerp is van elke alinea. Vraag de leerlingen daarna welk argument hen zou kunnen overtuigen om te gaan skiën.

13

De leerlingen lezen de tekst over wintersportvakanties een tweede keer en duiden aan of de stellingen juist of fout zijn. Voor elke stelling markeren ze in de tekst een zin die hun antwoord staaft.

14

Niet iedereen reist graag naar de sneeuw. De leerlingen lezen de tekst met vier argumenten om de zon op te zoeken tijdens je wintervakantie. De leerlingen beantwoorden de vragen over het communicatieschema en denken na over de reden waarom de lezer wordt doorverwezen naar Expedia, een reiswebsite. Dat bedrijf sponsort namelijk het artikel en wil daarvoor in ruil vermeld worden, zodat lezers het bedrijf leren kennen.

15

In opdracht 15 zoeken de leerlingen de Franse vertaling van de Nederlandse woorden in de tekst.

16

De twee teksten over wintervakanties lijken qua onderwerp goed op elkaar, maar er zijn nog andere gelijkenissen te vinden. Beide teksten zijn namelijk persuasief (ze willen mensen overtuigen om te kiezen voor een bepaald type vakantie) en hebben dus hetzelfde doel. Toch zijn er ook verschillen. Dat doel wordt bijvoorbeeld op een andere manier behaald. De eerste tekst gaat uit van Moovinbus, dat hoopt dat de lezers rechtstreeks bij hen zullen boeken. In de tweede tekst word je als lezer doorgestuurd naar de site van een sponsor. Ook het doelpubliek is verschillend: de eerste tekst zal voornamelijk gelezen

Werkkatern p. 4-17

Audiovisueel materiaal

- links

• A5 D SV M2 quiz Kahoot ‘voyager’

- audio: ingesproken teksten

• A5 D SV M2 REM01 où et quand partir ?

• A5 D SV M2 REM02 nos 5 bonnes raisons de partir au ski

• A5 D SV M2 REM03 4 bonnes raisons de voyager au soleil en hiver

• A5 D SV M2 INT01 staycation

Oefeningen

- niveaudifferentiatie

• A5 D SV M2 REM04 les articles et les prépositions devant les pays, les continents et les villes

• A5 D SV M2 REM05 les nationalités, les pays et les langues

• A5 D SV M2 REM06 les pronoms personnels EN et Y

• A5 D SV M2 VER01 les articles et les prépositions devant les pays, les continents et les villes

• A5 D SV M2 VER02 les nationalités, les pays et les langues

• A5 D SV M2 VER03 les pronoms personnels EN et Y

- interessedifferentiatie

• A5 D SV M2 INT01 staycation

Evaluatiemateriaal

- toetsen

• A5 D SV M2 TOETS01 les articles et les prépositions devant les pays, les continents et les villes

• A5 D SV M2 TOETS02 les nationalités, les pays et les langues

• A5 D SV M2 TOETS03 les pronoms personnels EN et Y

• A5 D SV M2 TOETS04 compréhension écrite

Lessuggesties
5

worden door trouwe volgers van het bedrijf, terwijl de tweede tekst eerder toevallige klanten zal bereiken.

17

De leerlingen bedenken nog andere argumenten voor of tegen een vakantie naar de zon of naar de sneeuw. Ze noteren kernwoorden en bespreken het daarna met een klasgenoot.

18

In opdracht 18 lezen de leerlingen de zinnen uit de blogpost van Jenny over reizen naar de zon in de winter. Ze bekijken de vetgedrukte woorden en proberen zich te herinneren waarom het ene woord wel en het andere woord niet met een hoofdletter geschreven wordt.

19 – 20 – 21

De leerlingen oefenen het gebruik van de hoofdletters in. In opdracht 19 markeren de leerlingen de juiste schrijfwijze. In opdracht 20 verbinden de leerlingen de woordgroepen met het land, de nationaliteit of de taal. In opdracht 21 leiden de leerlingen aan de hand van de zin en de vlagjes af welk woord er ingevuld moet worden.

22 – 23

De leerlingen lezen de zinnen uit de teksten van deze activiteit. Bij elke zin analyseren ze het gebruik van de persoonlijke voornaamwoorden EN of Y. In het hokje noteren ze de letter van de regel die van toepassing is op die zin.

In opdracht 23 kruisen de leerlingen alle mogelijke woordgroepen aan die het persoonlijk voornaamwoord zouden kunnen vervangen.

24 – 25 – 26

In opdracht 24 herschrijven de leerlingen de zinnen en vervangen ze de onderstreepte delen door het juiste persoonlijk voornaamwoord. Opdracht 25 is gelijkaardig, maar daar moeten de leerlingen op een vraag antwoorden in plaats van de zin te herschrijven. Wijs de leerlingen er bij deze oefening op dat er ook andere persoonlijke voornaamwoorden dan EN of Y gebruikt moeten worden. In opdracht 26 vertalen de leerlingen de Nederlandse zinnen.

27

Opdracht 27 is een spreekopdracht waarbij de leerlingen hun reisvoorkeuren en -herinneringen kenbaar maken. Om hun mening te geven, spelen de leerlingen een Kahoot-quiz. Overloop na elke vraag

de antwoorden. Laat de leerlingen kleine groepjes vormen zodat ze het resultaat na elke vraag onderling kunnen bespreken. Wat hadden ze zelf geantwoord en waarom? Hadden ze het resultaat verwacht?

28

Dit is een schrijfopdracht waarbij de leerlingen beschrijven waar ze heel graag op reis zouden gaan. Ze schrijven ongeveer tien regels waarbij ze ook uitleggen hoe ze daar willen geraken, waarom ze voor die bestemming kiezen en wat ze daar graag zouden doen. Daarbij letten ze goed op het gebruik van lidwoorden en voorzetsels bij en de juiste spelling van landen, nationaliteiten en talen.

Bij deze activiteit hoort een interessedifferentiatie. De opdracht is niet bedoeld voor de tweepolige richtingen met moderne talen en is daarom aangeduid met . De leerlingen lezen een artikel over staycations en beantwoorden de bijbehorende vragen. Laat de leerlingen eerst de tekst lezen en er notities bij nemen. Daarna mogen ze de tekst niet meer gebruiken. Het is namelijk de bedoeling dat ze vanaf opdracht 3 de vragen enkel op basis van hun eigen notities beantwoorden.

Lessuggesties
6

Il ne reste qu’à réserver ton séjour et à préparer tes valises !

Timing: 4 x 50 minuten

1

De leerlingen starten deze activiteit met het lezen van de titel en de inleiding van de tekst op de volgende pagina. Ze proberen aan de hand van die info te achterhalen wat het onderwerp van de tekst zal zijn.

2

Verdeel de klas in twee groepen. Het ene deel van de klas zal de even alinea’s lezen, het andere deel de oneven alinea’s. De leerlingen lezen eerst de tussentitels en proberen de vraag te beantwoorden zonder de tekst te lezen. Ze discussiëren daarover in een groepje waarvan iedereen dezelfde alinea’s moet lezen. Daarna lezen ze de inhoud van de alinea en controleren ze hun antwoord. Dat doen ze met elke alinea.

3 – 4

De leerlingen vormen een duo met iemand die de andere alinea’s gelezen heeft. Ze lezen op voorhand de vragen in het werkkatern die gaan over het deel waarover hun duopartner zal vertellen. Ze vatten de inhoud van hun eigen alinea’s mondeling samen voor hun klasgenoot. De klasgenoot die luistert, noteert de antwoorden op de vragen in het werkkatern.

In opdracht 4 gaan de leerlingen individueel na of de stellingen kloppen. Dat doen ze door scannend te lezen om zo de relevante stukken tekst te vinden. Ze verbeteren de stelling als die fout is.

Overloop daarna klassikaal de Trousse de survie over reizen. Voor elke Trousse de survie geldt dat er een woordenlijst beschikbaar is op POLPO voor de leerlingen die daar nood aan hebben. Daarnaast is er ook een blanco illustratie voorzien (zonder de Franse woorden), zodat de leerlingen de woordenschat zelf kunnen inoefenen. Beide documenten zijn terug te vinden op POLPO.

5 – 6 – 7

In opdracht 5 schrijven de leerlingen de woorden onder het correcte beeld. In opdracht 6 verbinden ze de woorden van de Trousse de survie met de juiste definitie. In opdracht 7 lezen ze de zin en vullen ze die aan door het juiste woord aan te kruisen.

8 – 9 – 10 – 11

De leerlingen vullen de zinnen in opdracht 8 aan met de vertaling van het juiste woord uit het kader. In opdracht 9 vervangen de leerlingen de onderstreepte zinsdelen door een synoniem uit de Trousse de survie. In opdracht 10 vullen de leerlingen de zinnen op een logische manier aan. Opdracht 11 is de laatste woordenschatoefening in deze activiteit. De leerlingen lezen de zinnen en vullen die aan met het passende woord. Daarna vormen ze met het woord in de roze vakjes een zin waaruit duidelijk wordt dat ze de betekenis ervan begrijpen.

12 – 13

In opdracht 12 bekijken de leerlingen de vorming van enkele woorden van de Trousse de survie. Ze staan stil bij het feit dat sommige woorden uit meerdere delen zijn opgebouwd en proberen te achterhalen wat de betekenis is van de afzonderlijke delen.

Overloop daarna het theoriekader over morfemen. Leg het verschil uit tussen een vrij en gebonden morfeem en een prefix en suffix. De leerlingen gebruiken die info om opdracht 13 te maken. Daar verdelen ze de woorden in morfemen en maken ze door middel van kleurmarkeringen duidelijk of het vrije of gebonden morfemen zijn. Ten slotte onderstrepen de leerlingen de gebonden morfemen in de juiste kleur om aan te duiden of het prefixen of suffixen zijn.

Bekijk daarna het theoriekader over samenstellingen en afleidingen. Leg het verschil tussen beide concepten uit en besteed aandacht aan het Tu savais que-blaadje. Daarin wordt stilgestaan bij de betekenis van verschillende affixen. Wijs de leerlingen erop dat dat hen kan helpen bij het begrijpen van woorden die ze niet kennen.

14 – 15 – 16

In opdracht 14 oefenen de leerlingen de begrippen samenstelling en afleiding in. Daarbij hebben ze ook aandacht voor de betekenis van de woorden door de delen van de woorden te analyseren.

Werkkatern p. 18-44

Bijlagen

- hulpbladen

• A5 D SV M2 les noms – fiches

- uitgeschreven teksten

• A5 D SV M2 le communiqué – texte

• A5 D SV M2 la réservation – texte

Audiovisueel materiaal

- video

• A5 D SV M2 INT02 des stages contre la peur en avion

• A5 D SV M2 TOETS09 compréhension orale

- audio: luisterfragmenten

• A5 D SV M2 le communiqué

• A5 D SV M2 la réservation

• A5 D SV M2 la carte d’embarquement

• A5 D SV M2 les noms de villes (audio 1)

• A5 D SV M2 les noms de villes (audio 2)

• A5 D SV M2 REM14 l’alphabet

• A5 D SV M2 VER08 l’alphabet

- audio: ingesproken teksten

• A5 D SV M2 REM07 vacances : 6 astuces pour réserver au meilleur prix

• A5 D SV M2 REM08 demande d’information

• A5 D SV M2 REM09 les 8 applications indispensables à télécharger avant de partir en vacances

Oefeningen

- trousse de survie

• A5 D SV M2 TDS01 le voyage –woordenlijst

• A5 D SV M2 TDS01 le voyage – illustratie

- niveaudifferentiatie

• A5 D SV M2 REM10 le voyage

• A5 D SV M2 REM11 la formation des mots

• A5 D SV M2 REM12 se renseigner poliment

• A5 D SV M2 REM13 l’évolution du français

• A5 D SV M2 REM14 l’alphabet

• A5 D SV M2 VER04 le voyage

Lessuggesties
7

In opdracht 15 kleuren de leerlingen uit de eerste en tweede kolom telkens één vakje in dezelfde kleur om het affix met de juiste toegevoegde betekenis te verbinden. Vervolgens kleuren ze ook een woord in de derde kolom in die kleur om duidelijk te maken welke nieuwe woorden er gevormd kunnen worden. Ze schrijven ten slotte ook een zin met elk van de nieuwgevormde woorden.

De leerlingen passen de woorden in de eerste kolom van opdracht 16 aan met de info die ze krijgen in de tweede kolom. Ze voegen dus een betekenis toe aan het woord of veranderen de categorie ervan.

17

De leerlingen lezen de e-mail van Juliana waarin ze extra informatie vraagt over een reservering die ze eerder maakte. Ze beantwoorden onder andere enkele vragen rond het communicatieschema, over de zender, de ontvanger en het kanaal (een e-mail).

Sta vervolgens stil bij het Pour ainsi direkader over beleefd informeren. Overloop alle zinnen en hun betekenis.

18 – 19

In opdracht 18 lezen de leerlingen de situaties en reageren ze beleefd met een van de zinnen uit het Pour ainsi direkader. Daarna schrijven ze een e-mail om een reservatie aan te passen. Daarvoor gebruiken ze de woordenschat uit de Trousse de survie en de zinnen uit het Pour ainsi dire-kader.

20 – 21 – 22 – 23

De leerlingen lezen de tekst over acht apps die onmisbaar zijn als je op reis vertrekt. Ze beantwoorden eerst enkele vragen over het communicatieschema en markeren daarna in opdracht 21 de apps die je voor je reis kunt gebruiken in het roze en de apps die je tijdens en na je reis nodig hebt in het groen.

Vervolgens schrijven ze de naam van de apps onder het juiste logo door de logo’s goed te bekijken. De leerlingen vertellen ook of en welke logo’s ze geslaagd vinden en of ze vinden dat de logo’s goed weergeven wat het doel van de app is.

In opdracht 23 gaan de leerlingen in gesprek over de apps die zij gebruiken als ze op reis gaan en welke apps uit de tekst ze zouden downloaden.

24

De leerlingen herbekijken de tekst en letten op de eerste woorden in de onderstreepte zinsdelen. Dat zijn betrekkelijke voornaamwoorden. Als herhaling markeren de leerlingen de antecedenten in het oranje en leggen ze het verschil uit tussen ‘qui’ en ‘que’.

25 – 26

In opdracht 25 onderstrepen de leerlingen de betrekkelijke bijzin één keer, het betrekkelijk voornaamwoord twee keer en markeren ze het antecedent van het betrekkelijk voornaamwoord in het oranje. In opdracht 26 markeren de leerlingen het juiste betrekkelijk voornaamwoord.

27

De leerlingen lezen de twee zinnen uit de tekst over de reisapps en duiden aan waarnaar het woord ‘ce qui’ verwijst. Leg daarna uit dat ‘ce qui’, net zoals ‘qui’, ‘que’, ‘dont’ en ‘où’ een betrekkelijk voornaamwoord is en bekijk het theoriekader klassikaal.

28 – 29 – 30

In opdracht 28 verbinden de leerlingen telkens drie zinsdelen. Daarbij houden ze rekening met de inhoud van de zinnen en de gebruikte betrekkelijke voornaamwoorden. In opdracht 29 kruisen de leerlingen het juiste betrekkelijk voornaamwoord aan. Ten slotte vullen ze in opdracht 30 het juiste betrekkelijk voornaamwoord in. Daarbij hebben ze de keuze uit alle betrekkelijke voornaamwoorden die ze tot nu toe kennen.

De remediëring, verdieping en toets over het betrekkelijk voornaamwoord worden gebundeld met die over mise en relief. Omdat dat laatste onderwerp pas aan bod komt in de volgende activiteit, staan ook de remediëring, verdieping en toets in de rechterkolom van die activiteit vermeld.

31 – 32

Keer voor opdrachten 31 en 32 nog een laatste keer terug naar de tekst over de apps. In opdracht 31 kijken de leerlingen naar de grijs gemarkeerde woorden in de tekst. Dat zijn namelijk allemaal woorden die overgenomen zijn uit het Engels. Daarna analyseren de leerlingen de geel gemarkeerde woorden in de tekst. ‘Télécharger’ betekent ‘downloaden’

• A5 D SV M2 VER05 la formation des mots

• A5 D SV M2 VER06 se renseigner poliment

• A5 D SV M2 VER07 l’évolution du français

• A5 D SV M2 VER08 l’alphabet

- interessedifferentiatie

• A5 D SV M2 INT02 des stages contre la peur en avion

Evaluatiemateriaal

- toetsen

• A5 D SV M2 TOETS05 le voyage

• A5 D SV M2 TOETS06 la formation des mots

• A5 D SV M2 TOETS07 se renseigner poliment

• A5 D SV M2 TOETS08 l’évolution du français

• A5 D SV M2 TOETS09 compréhension orale

Lessuggesties
8

en ‘courriel’ betekent ‘e-mail’. Beide woorden zijn relatief recent in de Franse taal opgenomen omdat het ‘nieuwe’ technologieën betreft.

Maak de link met het theoriekader door te stellen dat de grijs gemarkeerde woorden leenwoorden zijn en de geel gemarkeerde woorden neologismen. Overloop vervolgens het theoriekader over deze concepten.

33

In opdracht 33 proberen de leerlingen te achterhalen welke woorden leenwoorden zijn en welke neologismen. Ze markeren de woorden in de juiste kleur en vullen vervolgens de tabel aan met het juiste leenwoord. Ze noteren daarna de neologismen naast de juiste definitie.

34 – 35

De leerlingen lezen de leenwoorden die opgelijst staan in opdracht 34. Ze bespreken onderling de betekenis van de woorden en proberen te raden uit welke taal die leenwoorden afkomstig zijn. Daarna zoeken de leerlingen de afkomst van die woorden (online) op. Dat kunnen ze onder andere doen aan de hand van Larousse (larousse.fr) of Trésor de la Langue Française informatisé (atilf.fr/tlfi).

In opdracht 35 wordt dieper ingegaan op neologismen. De leerlingen bespreken in welke sectoren het vaak nodig is om nieuwe woorden te creëren. Dat is zeker het geval in de informatica, in de politiek en in de wetenschap- en technologiesectoren. Daar evolueert alles snel en is er dus ook dikwijls nood aan nieuwe woorden. De

leerlingen bespreken hun mening met elkaar en gaan op zoek naar woorden die hun hypotheses bevestigen.

36 – 37

Opdracht 36 bestaat uit meerdere delen. Allereerst verbinden de leerlingen de woorden met de juiste beschrijving. Daarna staan de leerlingen stil bij de taal waaruit die woorden afkomstig zijn. Vervolgens proberen de leerlingen (met behulp van het internet) te achterhalen welke neologismen de Fransen verzonnen hebben om die Engelse woorden aan te duiden. Er zijn namelijk verschillende organisaties die willen vermijden dat er te veel anglicismen gebruikt worden in het Frans, zoals La Comission d’enrichissement de la langue française en l’Académie française.

Om dit onderwerp af te sluiten verzinnen de leerlingen zelf nieuwe woorden voor de drie concepten die beschreven staan.

38 – 39

De leerlingen luisteren naar een audiofragment van de luchthaven waarbij passagiers worden opgeroepen om zich naar de gate te begeven. Ze kruisen aan waar ze dit fragment zouden kunnen horen en noteren om welke tekstsoort het gaat. In opdracht 39 luisteren ze een tweede keer naar het fragment en noteren ze alle gegevens.

40 – 41

Ook opdracht 40 is een luisteropdracht, deze keer over een reservering voor een hotel. De leerlingen luisteren aandachtig naar de (plaats)namen die gespeld worden

en kruisen de juiste optie aan in het werkkatern.

In opdracht 41 noteren de leerlingen zelf de gegevens van de passagier en de vlucht op het vliegticket op basis van wat ze horen in het fragment.

42

Sommige Franse steden hebben een moeilijke naam of een naam die op verschillende manieren uitgesproken kan worden. In deze opdracht krijgen de leerlingen de namen van vijf steden te horen. Ze noteren eerst de naam van de stad zoals ze denken dat die geschreven wordt. Daarna laat je hen het tweede audiofragment beluisteren, waarin de namen van de steden gespeld worden. Ze controleren zo of hun gok juist was.

43

Als laatste opdracht van deze activiteit werken de leerlingen in duo’s. Ze krijgen elk drie fiches met dezelfde beelden als in het werkkatern, maar op de fiche staat ook de naam van de persoon. De leerlingen lezen de zin voor en spellen de naam voor hun klasgenoot, die de naam op zijn beurt noteert in het werkkatern.

Bij A5 D SV M2 VER08 l’alphabet is het niet de bedoeling dat de tweede bladzijde voor elke leerling geprint wordt. Het is immers een bijlage die gedeeld wordt door twee leerlingen.

Bij deze activiteit hoort een interessedifferentiatie. De leerlingen bekijken een video over een cursus om van vliegangst af te komen.

Lessuggesties
9

Que voir, que faire ?

Timing: 5 x 50 minuten

1 – 2

Als inleidende opdracht vertellen de leerlingen wat ze absoluut zouden willen zien of bezoeken als ze morgen de kans zouden krijgen om naar New York te gaan.

Daarna bekijken de leerlingen de video over de bezienswaardigheden in New York een eerste keer. Ze beantwoorden de vragen over het communicatieschema.

3 – 4

Deze twee opdrachten zijn niet bedoeld voor de tweepolige richtingen moderne talen en zijn daarom aangeduid met . Die doelen komen namelijk niet voor in het leerplan. De leerlingen bekijken de video een tweede keer en nemen notities bij elke bezienswaardigheid. Wijs hen erop dat ze symbolen en afkortingen kunnen gebruiken om sneller en compacter te noteren.

In opdracht 4 schrijven de leerlingen voor elke plaats uit de video een kort overtuigend tekstje op basis van hun eigen notities. Ze herformuleren dus de tekst in functie van het nieuwe doel.

5 – 6

Vraag de leerlingen of ze zelf ooit al beroep gedaan hebben op een lokale gids tijdens een uitstap of een reis. De leerlingen lezen daarna het tekstje over partir.com, een bedrijf dat samenwerkt met lokale gidsen en zo unieke gidsbeurten aanbiedt.

De leerlingen beantwoorden de inhoudelijke vragen en staan stil bij een specifieke zin uit het tekstje. Ze duiden de betrekkelijke bijzin, het betrekkelijk voornaamwoord en het antecedent aan in de zin. Daarna bespreken ze welke deel van de zin extra benadrukt wordt in deze constructie. Overloop vervolgens het theoriekader over de mise en relief.

7 – 8 – 9

In opdrachten 7, 8 en 9 oefenen de leerlingen de mise en relief in door in elke opdracht een ander zinsdeel te benadrukken. Als tussenstap kunnen de leerlingen eerst het onderwerp, het lijdend voorwerp of de bijwoordelijke bepaling van plaats of tijd onderstrepen in de gegeven zinnen.

10 – 11

Opdracht 10 is een mondelinge opdracht waarbij de leerlingen de mise en relief toepassen op elk onderstreept zinsdeel.

In opdracht 11 vullen de leerlingen de zinnen aan met het juiste betrekkelijk voornaamwoord. Daarna passen ze mondeling de zinnen met een onderstreept zinsdeel aan naar zinnen met mise en relief, waarin de nadruk ligt op het onderstreepte deel.

12 – 13

Pols bij de leerlingen of ze ooit al gehoord hebben van de Kleine Antillen en eventueel een van de eilanden kennen of al bezocht hebben.

Bekijk daarna de video over het eiland Martinique, een Frans overzees departement. De leerlingen beantwoorden de inhoudelijke vragen. Met de zin ‘Elle a décidé de rester la tête dans les nuages’ wordt bedoeld dat de mist niet is weggetrokken. Het cultureel erfgoed waarnaar gevraagd wordt is rum.

14

Deze opdracht is niet bedoeld voor de tweepolige richtingen moderne talen en is daarom aangeduid met . In opdracht 14 bekijken de leerlingen de video een tweede keer. Ze nemen notities op een kladblad en schrijven daarna op basis van die notities een korte blogpost. In deze opdracht moeten de leerlingen dus een tekst herformuleren in functie van het kanaal.

15 – 16 – 17

Vraag de leerlingen of ze zelf ooit al een verbanddoos nodig gehad hebben op reis en indien ja, in welke omstandigheden dat was. De leerlingen bekijken de video over de benodigdheden in een verbanddoos. Ze beantwoorden de inhoudelijke vragen. De video is bedoeld voor iedereen die een verbanddoos (voor op reis) zou willen samenstellen.

Werkkatern p. 45-57

Bijlagen

- uitgeschreven teksten

• A5 D SV M2 New York – texte

• A5 D SV M2 la Martinique – texte

• A5 D SV M2 la trousse de secours – texte

Audiovisueel materiaal

- video

• A5 D SV M2 New York

• A5 D SV M2 la Martinique

• A5 D SV M2 la trousse de secours

- audio: ingesproken teksten

• A5 D SV M2 REM15 accéder à des expériences (vraiment) authentiques

Oefeningen

- trousse de survie

• A5 D SV M2 TDS02 les premiers soins –woordenlijst

• A5 D SV M2 TDS02 les premiers soins –illustratie

- niveaudifferentiatie

• A5 D SV M2 REM16 le pronom relatif et la mise en relief

• A5 D SV M2 REM17 les premiers soins et les articles devant les noms des parties du corps

• A5 D SV M2 VER09 le pronom relatif et la mise en relief

• A5 D SV M2 VER10 les premiers soins et les articles devant les noms des parties du corps

- interessedifferentiatie

• A5 D SV M2 INT03 jeu de vacances : vocabulaire et grammaire module 2

Lessuggesties
10

De leerlingen bekijken de video een tweede keer en kruisen alle elementen aan die vermeld worden. Daarna markeren ze in het geel alles wat ze zelf zouden meenemen in hun verbanddoos als ze op reis vertrekken. Ten slotte markeren ze in het groen waar ze niet aan gedacht hadden voor het bekijken van de video, maar wat ze nu toch zouden toevoegen.

Overloop daarna de Trousse de survie over de eerste hulp.

18 – 19 – 20

In opdracht 18 tekenen de leerlingen de drie voorwerpen op het kladblaadje in het werkkatern. Daarna bekijken ze de beelden in opdracht 19 en vullen ze de zin op een logische manier aan met een woord van de Trousse de survie. In opdracht 20 lezen ze de reeks woorden en duiden ze het woord aan dat niet thuishoort in het rijtje. Ze leggen mondeling uit waarom ze voor dat woord gekozen hebben.

21 – 22

In opdracht 21 vullen de leerlingen de zinnen aan met de vertaling van de juiste woorden uit het kader. Tot slot verzinnen de leerlingen voor elk van de woorden in opdracht 22 een zin van minstens zeven woorden waaruit blijkt dat ze de betekenis van het woord begrijpen.

23 – 24

De leerlingen kijken terug naar de laatste zin van opdracht 21. Daar analyseren ze hoe je in het Frans zegt dat iemand ergens pijn heeft.

In opdracht 24 vullen de leerlingen de zinnen correct aan. Daarvoor kijken ze naar de afgebeelde lichaamsdelen. Dat vullen ze indien nodig aan met het juiste lidwoord.

25 – 26

Opdracht 25 is een mondelinge opdracht waarbij de leerlingen in duo’s afwisselend antwoorden op de vraag waar Camille pijn heeft. Dat wordt aangeduid door de rode bollen op de afbeeldingen.

De laatste opdracht bij deze activiteit is een vertaalopdracht waarin de leerlingen meerdere onderwerpen uit deze module moeten integreren. Er zit onder andere nieuwe woordenschat in, maar ook mise en relief, lidwoorden en voorzetsels voor geografische namen en lidwoorden voor lichaamsdelen.

Bij deze activiteit hoort een interessedifferentiatie. In deze overkoepelende opdracht spelen de leerlingen een spel waarin de grammatica en de woordenschat uit module 2 geïntegreerd is.

Evaluatiemateriaal

- toetsen

• A5 D SV M2 TOETS10 le pronom relatif et la mise en relief

• A5 D SV M2 TOETS11 les premiers soins et les articles devant les noms des parties du corps

Lessuggesties
11

Balade littéraire

Timing: 2 x 50 minuten

1

De leerlingen lezen de korte inhoud van de strip ‘Touriste’ en beantwoorden de bijbehorende vragen. Ze zoeken in de tekst wat het verschil is tussen een ontdekkingsreiziger en een toerist. Een ontdekkingsreiziger is avontuurlijker en zoekt meer de grenzen op (de hoogste bergen beklimmen of woestijnen trotseren). Een toerist gaat meer ontspannen door het leven, niet alles hoeft een doel te hebben. De leerlingen geven na het lezen van de korte inhoud aan of ze de strip zouden willen lezen en beargumenteren hun antwoord.

2 – 3

In opdracht 2 lezen de leerlingen een eerste fragment uit de strip. Ze beantwoorden de inhoudelijke vraag en vertellen of ze zich ooit al in een gelijkaardige situatie hebben bevonden. De vraag in de tekstballon over herhaling en rijm is niet bedoeld voor de richting taal en communicatiewetenschappen en is daarom aangeduid met

Het tweede fragment speelt zich af in een Tunesisch all-in-hotel. Die info kunnen de leerlingen vinden in de naam van het hoofdstuk die vermeld is bij instructie 3 in het werkkatern, de inhoud van de persconferentie in het verhaal en aan de

naam van het hotel. De paradox van de toerist houdt in dat er anderen bestaan zoals hij en dat die aanwezig zijn in dezelfde context. Die aanwezigheid zorgt voor ongemak. Toerist zijn is dus niet zo uniek als dat hij gehoopt had. Vervolgens duiden de leerlingen aan welke letters hoofdletters en kleine zouden moeten zijn als de tekst niet in drukletters geschreven zou zijn. Ten slotte vertellen de leerlingen of ze iemand kennen die voor een Allemandenshort kan doorgaan.

4 – 5

De leerlingen lezen voor opdracht 4 de laatste twee fragmenten uit de strip, over Colombia en China. Wijs de leerlingen naar aanleiding van deze fragmenten op het bestaan van vooroordelen en stereotypen. Laat hen vertellen welke voorbeelden van stereotypen ze nog kennen en ga het gesprek aan over de eventuele negatieve kanten ervan. Vraag de leerlingen daarna of zij denken dat er landen bestaan waar je beter niet naartoe reist en waarop ze hun mening baseren.

In opdracht 5 vertellen de leerlingen in kleine groepjes hoe ze zich voelen na het lezen van de fragmenten, of ze de gebruikte humor konden appreciëren en welk fragment ze het grappigst vonden.

6 – 7

Het theoriekader over humor en de opdrachten 6 en 7 zijn niet bedoeld voor de richting taal en communicatiewetenschappen en zijn daarom aangeduid met . Overloop het theoriekader over humor.

In opdracht 6 herlezen de leerlingen het eerste fragment uit de strip, over de aapjes. Ze zeggen welk type humor in dat fragment terug te vinden is. Het gaat om situatiehumor: de aapjes die de toerist achtervolgen en de man die zich ongepast gedraagt zorgen voor een grappige situatie. De leerlingen zoeken daarna ook de twee hyperbolen.

In opdracht 7 zoeken de leerlingen een voorbeeld van elk type humor. Ze leggen uit waarom het om dat type humor gaat.

8

De afsluitende opdracht van deze Balade littéraire is opnieuw bedoeld voor alle leerlingen. Ze maken duidelijk of ze, na het lezen van de fragmenten, de hele strip zouden willen lezen. Ze noteren enkele kernwoorden om hun argumenten te kunnen formuleren aan een klasgenoot.

Werkkatern p. 58-65

Audiovisueel materiaal

- audio: ingesproken teksten

• A5 D SV M2 REM18 Touriste – résumé

• A5 D SV M2 REM19 Touriste – p. 48-49

• A5 D SV M2 REM20 Touriste – p. 66-69

• A5 D SV M2 REM21 Touriste – p. 22

• A5 D SV M2 REM22 Touriste – p. 121

Oefeningen

- niveaudifferentiatie

• A5 D SV M2 REM23 l’humour

• A5 D SV M2 VER11 l’humour

Evaluatiemateriaal

- toetsen

• A5 D SV M2 TOETS12 l’humour

Lessuggesties
12

Expédition

Votre voyage scolaire idéal

Timing: 3 x 50 minuten

In deze Expédition maken de leerlingen een voorstel voor een meerdaagse schoolreis.

De leerlingen vormen een duo met een klasgenoot die in de Départ als zelfde type reiziger uit de test kwam. Ze kiezen samen een bestemming en een type reis. Daarna houden ze een brainstorm over verschillende deelonderwerpen zoals vervoer, logement, eten en activiteiten. Voor ze concrete voorstellen doen aan elkaar, zoeken ze online voldoende informatie op. In stap 3 hakken ze knopen door en maken ze een schema of een visuele voorstelling van hun beslissingen.

Daarna maken ze een presentatie waarin ze hun ideale schoolreis toelichten. De leerlingen mogen kernwoorden en foto’s op de slides plaatsen. Ze lezen alles goed na en integreren de gevraagde elementen. Vervolgens bereiden ze zich voor door de presentatie samen in te oefenen.

Nadat ze hun ideale schoolreis voorgesteld hebben aan de klas, vullen de leerlingen individueel het evaluatierooster in over hun gezamenlijke resultaat. Overloop op voorhand even de kijkwijzer spreken, zodat de leerlingen zichzelf kunnen beoordelen.

Op POLPO voorzien we drie varianten voor de Expédition uit het werkkatern. In de eerste variant schrijven de leerlingen uit hoe hun persoonlijke droomreis eruit zou zien. In de tweede variant maken de leerlingen per twee een video om een Belgische stad en haar bezienswaardigheden te promoten. In de derde variant maken ze een aantrekkelijke folder voor een toegewezen reis.

Werkkatern p. 66-67

Bijlagen

- Expédition

• A5 D SV M2 EXP VAR01 le voyage de tes rêves

• A5 D SV M2 EXP VAR02 une belle ville belge

• A5 D SV M2 EXP VAR03 un dépliant de voyage attrayant

Evaluatiemateriaal

- kijkwijzer

• A5-6 D SV KW spreken

Er zijn drie overkoepelende toetsen bij module 2. Toets 13 bevraagt alle woordenschat en grammatica uit de module.

4. Evaluatiemateriaal

Toets 14 is een schrijftoets waarin de leerlingen een postkaartje ontwerpen voor een bepaalde vakantiebestemming.

Toets 15 is een spreektoets waarbij de leerlingen een presentatie geven over een van de vier onderwerpen die met reizen te maken hebben.

Evaluatiemateriaal

- toetsen

• A5 D SV M2 TOETS13 vocabulaire et grammaire module 2

• A5 D SV M2 TOETS14 expression écrite, le voyage, les articles et les prépositions devant les pays, les continents et les villes, les nationalités, les pays et les langues, le pronom relatif et la mise en relief

• A5 D SV M2 TOETS15 expression orale, le voyage, les pronoms personnels EN et Y, les pronoms relatifs et la mise en relief

Lessuggesties / Evaluatiemateriaal
13

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.